IMPRESSIE HOORZITTING VERKOOP AANDELEN URENCO – 5 DECEMBER 2013 Op donderdagochtend 5 december 2013 hield de Vaste Commissie Financiën van de Tweede Kamer een hoorzitting over de juridische en maatschappelijke aspecten en de financiële en economische gevolgen van de voorgenomen verkoop van het Nederlandse aandeel in Urenco. Van de zijde van de Kamer waren Paulus Jansen (SP), Aukje de Vries (VVD), Mei Li Vos (PvdA) en Tonny van Dijk (PVV) de hele hoorzitting aanwezig; Wouter Koolmees (D66) en initiatiefnemer Eddy van Hijum (CDA) feitelijk alleen de tweede ronde (vanwege een ander Kamerdebat over financiën dat gelijktijdig gepland stond) en met name Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) schitterde door afwezigheid. Onduidelijk is of er een fractiemedewerker van GroenLinks aanwezig was. De eerste ronde werd geopend door de heer Van Marle, wethouder financiën en economische zaken en locoburgemeester van Almelo. Hij benadrukte het belang van Urenco voor Almelo en Twente, met name sinds het verdwijnen van de textielindustrie door de regio is overgeschakeld naar innovatieve maakindustrie. Urenco zorgt voor 10% van de industriële werkgelegenheid in Almelo en de gemeente vreest dat verkoop van het bedrijf aan een buitenlandse partner op de langere termijn leidt tot negatieve ontwikkelingen zoals we die eerder bij Thales hebben gezien. Hij onderstreept ook het aandeel van Urenco spin off Aeronamics in de productie van onderdelen voor de Joint Strike Fighter. [Twee militaire voorbeelden, derhalve – JS] Hoewel hij slechts wethouder financiën is en geen minister meent Van Marle dat het financieel voordeel van de staat bij verkoop beperkt is en hij pleit ervoor het aandeel in overheidshanden te houden en het aandeel desnoods te vergroten. Roel Kuiper was voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie privatisering / verzelfstandiging overheidsdiensten van de Eerste Kamer. De aanleiding van dat onderzoek waren de vele negatieve ervaringen met privatiseringen van overheidsdiensten. De onderzoekscommissie heeft een stappenplan ontwikkeld dat Kuiper op Urenco afloopt en constateert dan: 1. de leidinggevenden bij Urenco hebben grote reserves bij de privatisering; dat is beslist iets om rekening mee te houden; 2. de commissie pleit voor een “maatschappelijke impacttoets”, maar deze heeft nog niet plaatsgevonden [Kuiper heeft het dan vooral over werkgelegenheid en in navolging van Van Marle over de economische positie van de regio rond Almelo, maar je zou het ook over de impact voor kernenergie en kernwapens kunnen hebben – JS]; 3. past het bij het generieke beleid van de overheid? Kuiper wijst erop dat de nota van Dijsselbloem over staatsdeelnemingen in het algemeen juist het belang onderstreept om deze te houden in relevante economische sectoren, dus de eventuele verkoop van Urenco is daarmee in tegenspraak tot het algemeen beleid; 4. ten aanzien van het publieke belang meent Kuiper dat dit duidelijker gedefinieerd moet worden en ook moet worden afgezet tegenover het maatschappelijk belang en het werknemersbelang. Zijn oordeel is dat de motivatie om te verkopen zeer beperkt is en hij wijst erop dat ook een minderheidsbelang van 33% aandeelhouderszeggenschap met zich meebrengt (in tegenstelling tot wat Dijsselbloem daarover in zijn brief beweert). Verder is het eigendom de sterkste vorm van sturing; sterker dan wetgeving en toezicht. Hij haalt daarbij een recent proefschrift van een zeker J. Nijland aan de Universiteit Leiden aan. Tot slot vraagt hij zich af dat als de rijksoverheid geen geld heeft om extra aandelen te kopen, waarom de provincie of een groep gemeentes niet bij zou kunnen springen en een stuk eigendom zou kunnen verwerven. Ronald Prins is mede-eigenaar van het bedrijf Fox-IT dat zeer gevoelige informatietechnologie voor de Nederlandse overheid vervaardigd en daarom onder verscherpt staatstoezicht staat en feitelijk met dezelfde bepalingen te maken heeft die minister Dijsselbloem voorstelt om de publieke belangen bij een privatisering van Urenco te waarborgen. Fox-IT is echter, zelfs niet ten dele, in overheidshanden. Hij benadrukt dat je voor een streng toezichtregiem als overheid wel de benodigde kennis nodig hebt en dat de missie van het bedrijf in overeenstemming met dat van de overheid moet zijn (in dit geval: de bevordering van de staatsveiligheid). Het feit dat het bedrijf onder zwaar overheidstoezicht staat drukt volgens hem zonder meer op de (verkoop)waarde van het bedrijf. Maarten Veraart heeft vanuit Andersson Elffers Felix de privatisering van de Nederlandse elektriciteitsinfrastructuur begeleid. Net als Kuiper benadrukt hij dat het begrip ‘publiek belang’ nauwkeuriger omschreven moet worden; het fungeert nu te veel als containerbegrip. Hij onderscheidt naast het publiek belang, het bedrijfsbelang (waaronder volgens hem het werknemersbelang zou vallen) en het aandeelhouders belang (dat dus in de plaats komt van Kuipers maatschappelijk belang). Verder meent hij dat je de discussie over
privatisering alleen goed kunt voeren zodra je concreter kunt zijn over een nieuwe eigenaar. In tegenstelling tot Kuiper meent hij dat je als overheid maar weinig aan eigendom hebt als het om het sturingsinstrument gaat. Eigendom is echter wel een effectief beschermingsinstrument. In zijn optiek zijn de borgingsvoorwaarden van Dijsselbloem wel heel erg zwaar. Hij betreurt het dat het zgn. “Gouden Aandeel” is afgeschaft. Ira Helsloot corrigeert eerst de titel waaronder hij is uitgenodigd. Hij is geen hoogleraar nucleaire veiligheid maar hoogleraar sturing van veiligheid. In zijn optiek is het bezit van 33% van de aandelen vergelijkbaar met “een beetje zwanger zijn” als het om de uitoefening van eigendomsrechten gaat. Belangrijker dan het eigendom is echter dat effectief toezicht kennis van zaken vereist en die is met de afslanking van de Kernfysische Dienst vrijwel verdwenen bij de overheid. Zijn advies is: of je laat het bedrijf helemaal los, of jje verwerft een meerderheidsaandeel. Hij benadrukt dat bedrijfsgeheimen (de grootste zorg als het om proliferatie gaat) bij commerciële bedrijven in goede handen zijn omdat het weglekken daarvan de marktpositie van het bedrijf schaadt. Het weglekken van Urenco’s nucleair kennis naar Pakistan speelde dan ook toen Urenco een staatsbedrijf was [en is – JS]. Wim Turkenburg, emiritus hoogleraar natuurwetenschap en samenleving, was de laatste spreker in dit blokje. Net als Dirk Bannink tijdens de aanvullende hoorzitting afgelopen maandag benadrukte hij de relatie tussen de marktwaarde van Urenco en de ontwikkelingen in de mondiale kernenergiesector. In de scenario’s over die kernenergiesector zijn erg veel onzekerheden. Er komen ongetwijfeld nog wel kerncentrales bij die met verrijkt uranium “gestookt” zullen worden, maar plutonium en MOX spelen ook een rol als brandstof. Verder is er sprake van een forse overcapaciteit aan verrijkt uranium en moet rekening gehouden worden met het feit dat de groei van kernenergie vooral in het Verre Oosten plaatsvindt [Dirk had het echter over een stagnatie van die groei – JS] en dat niet ondenkbaar is dat men daar zelf verrijkingsfabrieken wil bouwen in plaats van afhankelijk te blijven van verrijkingsfabrieken in Europa en Amerika. Tot slot speelt ook de opkomst van laserverrijkingstechnologie een rol. De proliferatie van kernwapentechnologie moet vooral voorkomen worden door een 100% naleving van de verdragen daarover, waaronder het Verdrag van Almelo. De vrees dat private eigenaren van Urenco eerder geneigd zijn om daarmee te marchanderen is volgens Turkenburg reëel en de door Dijsselbloem voorgestelde waarborgen zijn niet in staat om dat marchanderen tegen te gaan. De kracht van het Verdrag van Almelo is volgens Turkenburg bovendien dat er sprake is van drie toezichthouders die samen toezicht moeten houden en dus ook in zekere zin toezicht houden op elkaar invulling van dat toezichterschap. Paulus Jansen (SP) vroeg Veraart nog eens naar de risico’s en Turkenburg naar de wetenschappelijke kennis die door Urenco geproduceerd wordt (“of produceren ze daar alleen maar machines en verrijkt uranium?”). Aukje de Vries (VVD) wilde van Prins weten waar het strenge toezicht bij Fox IT uit bestaat en van Veraart en Helsloot welke bevoegdheden zeker door de overheid gewaarborgd moeten worden. Mei Li Vos (PvdA) stelde Helsloot en Kuiper de vraag of zij konden inschatten of de te stellen randvoorwaarden teruggeschroefd kunnen worden als de mondiale vraag naar verrijkt uranium zal dalen en vroeg Prins wat er zou gebeuren als zich bij Fox IT een Chinese koper zou aandienen. Tonny van Dijk (PVV) wilden van Turkenburg de werkelijke marktwaarde van Urenco weten; van Veraart en Turkenburg of de publieke belangen alleen met staatseigendom geborgd konden worden en van alle sprekers wat zij zouden doen (verkopen; 33% houden of bijkopen). Van Marlo meende dat het ook financieel aantrekkelijk kon zijn om aandelen bij te kopen. Als het bedrijf door de beperkende maatregelen minder waard wordt zou zo’n extra aandeel immers ook goedkoper zijn. Kuiper benadrukte dat de druk van de aandeelhouders om zoveel mogelijk gewin uit het bedrijf te halen groter zou zijn wanneer dit private partijen zouden zijn. Hij benadrukte ook nog eens dat er zo langzamerhand een kentering was te bespeuren in de drang naar deregulering in de economie en dat er steeds meer energie werd gestoken in sterke instituties om toezicht te houden. Daarnaast wees hij op de Duitse situatie waar met name de deelstaten weinig terughoudend zijn om zich via allerlei deelnemingen met de industriële infrastructuur bezig te houden en dat Nederland met Petten-Almelo een interessante nucleaire industrie in handen had. Prins benadrukte dat de overheid ongeveer evenveel geld uitgaf aan de controle van de producten van Fox IT als het bedrijf aan de ontwikkeling ervan uitgaf. De toezichthouder (in dit geval de AIVD) heeft voldoende kennis in huis om dat ook te doen. Verder gelden er zware exportbeperkingen (wat Prins betreft mocht dat na de NSA-onthullingen ook wel t.a.v. de VS gaan gelden) en zou overname door een Chinees bedrijf uitgesloten zijn. Veraart vond het een heel vreemde situatie dat Dijsselbloem leveringszekerheid als publiek belang opvoerde terwijl Nederland zelf nauwelijks afhankelijk is van de geleverde uranium (met slechts één kerncentrale). Ook Duitsland zal in de nabije toekomst steeds minder belang hebben bij de leveringszekerheid. Dat belang speelt vooral in het Verre Oosten en hij verwacht dat geïnteresseerde financiële partijen vooral uit het Verre Oosten zullen komen. Hetchfondsen e.d. zullen niet geïnteresseerd zijn vanwege alle waarborgen die door de overheid
gesteld worden. De derde, ook door Dijsselbloem genoemde, optie is een beursgang. Dat maakt de toekomst echter helemaal onzeker omdat je dan bijna geen afspraken met aandeelhouders kunt maken over doorverkoop aan een volgende eigenaar. Een koper in het Verre Oosten is dus het meest waarschijnlijk en die zal op termijn de verrijkingsfabrieken liever in het Verre Oosten willen hebben dan dat hij zal blijven investeren in de uitbouw van bestaande fabrieken in onder andere Almelo. Helsloot benadrukt dat het proliferatierisico bij een verkoop minder groot is dan gedacht wordt. Voor de kernenergiekant benadrukt hij dat Nederland nauwelijks kernenergie produceert en het dus heel vreemd is wel een verrijkingsfabriek in dit land te hebben en te handhaven. Volgens hem raakt het voortbestaan van een nucleaire industrie in Nederland niet aan de vitale belangen van ons land. Turkenburg stelt dat Urenco zelf geen interessante economische spin off heeft. Die zit vooral in de dochter ETC: daar zit de kennis en daar wordt aan innovatie gedaan. Urenco laat de door ETC vervaardigde ultracentrifuges alleen maar draaien. Dat doen ze overigens goed, want Urenco heeft 26% van de wereldwijde verrijkingscapaciteit en 30% van de markt in handen; dus ze hebben veel minder last van de wereldwijde overcapaciteit dan hun concurrenten. Hij heeft een lichte voorkeur om niet te verkopen en wijst erop dat er [door Duitsland en Groot-Brittannië, neem ik aan – JS] druk op Nederland wordt uitgeoefend om minder strenge voorwaarden te stellen aan de verkoop van de aandelen. Na een korte pauze wordt de tweede ronde geopend door Huub Rakhorst, directeur van de Urenco-vestiging in Almelo. Hij benadrukt nog even dat Urenco niet alleen voor kerncentrales produceert maar samen met Petten ook voor de medische sector. Het is een belangrijke industrie voor Almelo, voor Twente en ook voor Nederland. Wereldwijd is het kernenergie-aandeel in de elektriciteitsproductie 12% en omdat de elektriciteitsproductie de komende jaren zal verdubbelen mag verwacht worden dat de kernenergiesector ook nog wel blijft groeien. Als directeur van de Nederlandse vestiging gaat Rakhorst niet over de Nederlandse aandelen, maar hij benadrukt het belang van een stabiele aandeelhouder voor het vertrouwen dat klanten in het bedrijf stellen en voor de kostbare investeringen die gedaan moeten worden om de marktpositie te behouden. De afgelopen jaren is de capaciteit in Almelo verdrievoudigd [??! – JS] en onlangs is nog voor 1 miljard euro in het Almelose bedrijf geïnvesteerd. Ook is Urenco Almelo dit jaar uitgeroepen tot beste werkgever van Nederland. Het bedrijf is gebaat bij stabiliteit aan de eigendomskant. George Verberg is lid van het bestuur van de Urenco Group. Ook dit internationale bestuur, dat in GrootBrittannië zetelt, heeft niets te zeggen over de aandelen, maar heeft wel zo z’n wensen ten aanzien van mogelijk nieuwe aandeelhouders. Het waarborgen van non-proliferatie staat bij hem voorop. Daarnaast moet een (nieuwe) aandeelhouder het belang van lange-termijn-contracten erkennen. De klanten (kerncentrales) verwachten leveringszekerheid die voor meerdere jaren (soms meerdere decennia) wordt vastgelegd. Hij bestrijdt de koppeling die in het eerste blok gelegd werd tussen de productie van verrijkt uranium en het gebruik daarvan door één hetzelfde land. Laten we blij zijn dat niet elk land dat kerncentrales heeft ook over verrijkingsfabrieken beschikt. Voorts benadrukt hij dat het bedrijf door een eventuele verkoop onder de voorgestelde voorwaarden beslist minder waard zal worden. Bart le Blanc was niet alleen interim CFO van Urenco tijdens de ziekenhuisopname van Friso van Oranje, maar ook diens voorganger als CFO. Toen hij als zodanig aantrad in 2004 wilde Nederland zijn aandelen in Urenco verkopen; een jaar later wilde ze dat juist niet. Le Blanc benadrukt dat voortdurende discussie over het aandeelhouderschap (houden of afstoten) slecht is voor een onderneming. Het grootste belang van Urenco is dat de rust op dit front zo snel mogelijk terugkeert en dat er iets geregeld wordt over het in- en uittreden van aandeelhouders. Urenco moet voldoende vlees op de botten hebben om noodzakelijke investeringen te doen. Noodzakelijk vanuit het bedrijfsbelang maar ook om aan (nieuwe) wettelijke voorschriften te kunnen voldoen. Bij staatsaandeelhouders is dat beter geregeld dan bij private aandeelhouders. In het slechtste geval zou in het geval private aandeelhouders de financiële reserves van het bedrijf volledig afgeroomd hebben, de overheid zich verplicht kunnen voelen om met geld van de belastingbetalers de door haar noodzakelijk geachte (veiligheids)maatregelen in het bedrijf te financieren. Een beslissing om te verkopen kun je pas nemen zodra je alles over de nieuwe koper en de randvoorwaarden duidelijk is. Tot slot merkt hij nog op dat alle verrijkingsfabrieken wereldwijd direct of indirect in handen zijn van de respectievelijke overheden. Er is slechts één uitzondering: USEC, en daar gaat het uitgesproken slecht mee. Het enig bestaande voorbeeld van privatisering van een uraniumverrijker verdient dus geen navolging. Paul Wilke van Clingendael begint zijn inleiding eigenlijk al met de conclusie: beter niet verkopen en misschien zelfs beter om tot 50% bij te kopen. In financiële zin levert Urenco volgens hem nooit meer op dan wat we er nu aan dividend uit krijgen. Zeker als je daar ook de winstbelasting bij betrekt die bij verkoop aan een andere eigenaar mogelijk naar een ander land kan weglekken. In het geval Areva het bedrijf zou kopen, dan is ETC volledig in handen van Areva en daarmee ook de gevoelige technologie die thans nog in een soort
black-box constructie zit. Daarmee geeft Nederland dus een stuk proliferatie-toezicht uit handen. Verder moet Nederland er rekening mee houden dat de waarborgconstructies die Dijsselbloem voorstelt ook toezichtkosten met zich meebrengen. Tot slot waarschuwt Wilke voor de tegenstelling die kan ontstaan tussen de belangen van de toezichthouder en de belangen van de private eigenaar. Michiel Bijlsma van het Centraal Planbureau was de laatste spreker in dit tweede blok. Van zijn hele betoog heb ik vier dingen genoteerd: de waarde van het bedrijf zal netto niet toe- of afnemen door de privatisering. Van de drie publieke belangen die Dijsselbloem noemt zijn veiligheid en nonproliferatie inderdaad publieke belangen, maar leveringszekerheid niet. Het waarborgen van deze publieke belangen vergt een “hands on”, dus een vrij directe bemoeienis van de overheid bij het bedrijf. En tot slot moet ook volgens hem het hele raamwerk helder zijn vóór de verkoop. Paulus Jansen (SP) vraagt Rakhorst naar het belang van ETC en Urenco Gronau voor de regionale economie en Wilke naar de stand van zaken van de discussie over de verkoop van Urenco in Duitsland en GrootBrittannië. Aukje de Vries (VVD) vraagt Verberg welke sturing Nederland feitelijk uitoefent als aandeelhouder en vraagt hem en Le Blanc wat de gevolgen zullen zijn als Duitsland en Groot-Brittannië wel verkopen. Mei Li Vos (PvdA) vraagt Verberg waarom Groot-Brittannië wil verkopen (Duitsland snapt ze) en Wilke en Rakhorst waarom proliferatie in het geding is als Rusland of China de aandelen zouden kopen; dat zijn immers al kernwapenstaten. Tonny van Dijk (PVV) vraagt Rakhorst waarom het uitgekeerde dividend dit jaar de helft was van het jaar ervoor, Le Blanc waarom toekomstige eigenaren een greep in de kas zouden willen doen en Wilke wat het bijkomen van de 16,7% aandelen ons gaat kosten. Wouter Koolmees (D66) vraagt Verberg en Le Blanc of zij denken dat de publieke belangen geborgd kunnen worden zonder aandeelhouderschap. Volgens Eddy van Hijum is dat de kernvraag van het debat. Zelf vraagt hij Rakhorst nog naar het strategisch belang van de technologische kennis die Urenco / ETC beheert en Verburg naar de redenen waarom GrootBrittannië wil verkopen en of dat nog teruggedraaid kan worden. Rakhorst wijst op het belang van de samenwerking op kennisgebied met de Universiteit Twente en de TU Delft en ook met de NRG Petten en nogmaals op Aeronamics als spin off van Urenco. Rusland en China hebben inderdaad de kennis en productiecapaciteit voor het maken van hoogverrijkt uranium, maar deze is niet zo geavanceerd als wat Urenco in huis heeft. Hij meent dat het belang om de aandelen te houden vooral een Nederlands belang is: we hebben niet veel hoogwaardig technologische bedrijven, dus wat we hebben kunnen we maar beter houden. In tegenstelling tot wat eerder genoemd werd, meent hij dat juist ETC gemakkelijker naar een ander land verplaatst kan worden dan de verrijkingsfabrieken van Urenco zelf. In ieder geval op de korte termijn. Urenco Gronau is volgens hem ook een spin off van Urenco Almelo en de “Urencoregio” is dus zelfs nog iets groter dan Twente. Verberg draait in mijn ogen de aan hem gestelde vraag om en noemt twee voorbeelden hoe het bedrijf haar (Nederlandse) aandeelhouder bijstuurt. Hij benadrukt de gemakkelijke toegang die Urenco tot relevante ambtenaren binnen de ministeries heeft als het bijvoorbeeld over exportvergunningen gaat. Het tweede voorbeeld is tevens een antwoord op de vraag naar het dividend: die viel dit jaar lager uit omdat het bedrijf moest investeren. Naast de 1 miljard in Almelo ook nog 3 miljard in Amerika. De overheidsaandeelhouder geeft daar dan ook ruimte voor. Hij maakte overigens ook duidelijk dat de investering in Amerika op verzoek was van de afnemers in de VS en Japan en dat het hier om een marktgedreven vraag ging [dus zelfs met overheidsaandeelhouders is verplaatsing van de productiecapaciteit naar derde landen niet uitgesloten, omdat de afnemers dan kunnen eisen. Daar gaat het argument van de gemeente Almelo! – JS]. Maar het voorbeeld laat ook weer zien hoe belangrijk het hebben van aandeelhouders met een langetermijn-agenda is voor een bedrijf als Urenco. Wat Nederland met haar 33% aan zeggenschap heeft is nauwkeurig omschreven in de bedrijfsstatuten, maar bij nieuwe aandeelhouders zullen die statuten sowieso veranderd worden dus daar is niets over te zeggen. Volgens hem zijn de drie verdragspartijen bij het Verdrag van Almelo intensief bezig met de nieuwe governance structuren [al eerder merkte, ik meen Turkenburg, op dat eerder was toegezegd dat die structuren na de zomer of in november al wereldkundig gemaakt zouden zijn; dat is ook wat ik begrepen had – JS]. De reden waarom Groot-Brittannië haar aandelen wil verkopen heeft te maken met de politiekideologische wind die daar waait. De nieuw aangetreden conservatieve regering wil van de staatsbedrijven af die Tatcher nog niet had verkocht. Hij wijst daarbij ook op de verkoop van de Royal Mail. Dat is inderdaad een ander belang dan E.on en RWE die vooral geld nodig hebben voor hun investeringen in de kernenergie vervangende energieproductie. Le Blanc benadrukte dat onder de gestelde voorwaarden een nieuwe aandeelhouder uitsluitend financieel aandeelhouder is en verder eigenlijk niets te zeggen heeft over de bedrijfsvoering. Het aantal geïnteresseerde
kopers zal daardoor een stuk minder worden en tot de hierdoor minder geïnteresseerde kopers behoren gelukkig ook de hetchfondsen. Wilke herhaalde het betoog van Verberg over de redenen waarom Groot-Brittannie respectievelijk de Duitse energiebedrijven hun aandelen willen verkopen. Het Nederlandse belang om de aandelen te houden of ervoor te zorgen dat Urenco in Nederland blijft is dat dankzij Urenco Nederland een plak heeft binnen de AIEA; de andere twee aandeelhouders hebben die al op basis van hun omvang als politiek-economische macht, maar Nederland dankt deze uitsluitend aan haar deelname in Urenco. Hij beaamt de opmerking van Vos dat Rusland en China de Urenco-kennis niet nodig hebben om kernwapens te kunnen maken, maar stelt dat de productie van hoogverrijkt uranium wel een stuk sneller gaat met Urenco-technologie. Het bijkopen van 16,7% aan aandelen kost volgens hem 1,5 tot 2 miljard euro. Verder stelt hij dat als de verkoop van de aandelen in Urenco volgens Dijsselbloem geen gevolgen heeft voor het Nederlandse EMU-saldo [het staatstekort dat onder de EU-norm van 3% moet blijven – JS] datzelfde logischerwijs ook zou moeten gelden voor de koop van extra aandelen in Urenco. Bijlsma stelde vast dat aan hem geen nadere vragen waren gesteld en daarmee was een einde gekomen aan deze hoorzitting. Jan Schaake 5 december 2013