Enkele kanttekeningen bij de voorgenomen verkoop van URENCO Bijdrage aan het rondetafelgesprek van vaste commissies uit de Tweede Kamer, 5 december 2013 Door: Prof. Dr Wim C. Turkenburg
In deze korte notitie wil ik over twee aspecten enkele opmerkingen maken: 1. De waarde van URENCO in relatie tot de toekomst van kernenergie; 2. De verkoop van URENCO en het tegengaan van misbruik van nucleaire kennis, technologie, apparatuur en materialen.
1. De waarde van URENCO in relatie tot de toekomst van kernenergie In de media worden bedragen genoemd die de verkoop van URENCO zou kunnen opleveren. Vaak lees ik bedragen die oplopen tot zo’n 12 miljard Euro, maar sommigen zien als bovengrens een bedrag van ca. 9 miljard Euro terwijl ik anderzijds ook een keer 16 miljard Euro heb gelezen. Van dit bedrag zou dan 1/3 deel naar de Staat der Nederlanden gaan. Daarnaast lees ik beschouwingen over de inkomsten die URENCO jaarlijks voor de Staat der Nederlanden zou genereren wanneer niet tot verkoop van URENCO wordt besloten. Veelal wordt dan uitgegaan van de winst die URENCO in 2012 heeft gemaakt, te weten ca. 400 miljoen Euro, waarna vervolgens wordt aangenomen dat deze winst nog vele jaren zal worden gerealiseerd.1 Het moge duidelijk zijn dat de hoogte van deze getallen in hoge mate wordt beïnvloed door onder meer: - de wereldwijde ontwikkeling van kernenergie, het type reactor dat wordt gebruikt, - het type splijtstof dat wordt gebruikt, - de behoefte aan capaciteit om uraan te verrijken, - de ontwikkeling van de mondiale capaciteit om uraan te verrijken, en - de techniek die bij uraanverrijking wordt gebruikt. Hierover een paar opmerkingen: a. Het mondiaal opgestelde vermogen van kernenergiecentrales is thans ca. 370 GW. Nu al een aantal jaren is dit getal tamelijk stabiel. De bijdrage van kernenergie aan onze elektriciteitsvoorziening is mondiaal momenteel ca. 12% en aan het dekken van de primaire energievraag ca. 5%. De ontwikkeling van kernenergie blijft nu al een aantal jaren achter bij de groeiende vraag naar energie. De bijdrage die kerncentrales leveren is daardoor procentueel gezien de laatste tien jaar is verminderd. b. De gemiddelde leeftijd van de 437 kernreactoren die wereldwijd worden ingezet is thans bijna 28 jaar In totaal 5% van de reactoren heeft een leeftijd ouder dan 40 jaar. De circa 140 kernreactoren die 1
Door dit bedrag – als een vuistregel - met 20 te vermenigvuldigen, zou de verkoopwaarde van URENCO op ca. 8 miljard Euro kunnen worden geschat.
1
wereldwijd uit bedrijf zijn genomen hadden een gemiddelde leeftijd van ongeveer 23 jaar. Te verwachten valt dat het opgesteld kernenergievermogen de komende 15 jaar belangrijk kleiner wordt tenzij massaal tot levensduurverlenging zou worden besloten (zoals in Nederland bij de kerncentrale Borssele is gebeurd) en/of sterk in nieuwbouw van kernvermogen wordt geïnvesteerd. Uiteraard is de vraag naar verrijkt uraan mede van ontwikkelingen op dit gebied afhankelijk. c. Thans zijn ca. 67 nieuwe kernreactoren in aanbouw, waarvan iets minder dan dertig in China. Daarnaast wordt gebouwd in vooral India, de Russische Federatie en Zuid-Korea. In Europa is en NoordAmerika is hiervan maar heel beperkt sprake. De regionale vraag naar verrijkt uranium zal dus verschuiven. Hieraan gekoppeld is zeer wel denkbaar dat nieuwe fabrieken om uraan te verrijken vooral in het verre Oosten worden gebouwd d. Het is niet duidelijk hoe de toepassingen van kernenergie zich de komende decaden zal gaan ontwikkelen. Scenario’s voor het jaar 2030 die hierover de afgelopen jaren zijn gepubliceerd door respectievelijk de World Nuclear Association, de IAEA en de IEA, laten getallen zien die variëren tussen ruwweg 300 en 750 GW, dus tussen enerzijds zon 20% afname en anderzijds een verdubbeling van het thans opgestelde vermogen. Gezien de vele jaren die doorgaans nodig zijn om van planontwikkeling tot realisatie en in bedrijf name van een kerncentrale te komen, lijkt een verdubbeling van het opgesteld vermogen in de komende 17 jaar niet heel realistisch. Hoe de ontwikkeling zal zijn weten we niet. Ze zal mede afhangen van de ontwikkeling van energiebesparing, de toepassing van andere energiebronnen en energietechnieken (hernieuwbare energie; fossiel met CCS), de concurrentiepositie van kernenergie t.o.v. andere energiebronnen, en de vraag of zich opnieuw grote ongevallen zoals in Harrisburg, Tsjernobyl en Fukushima zullen voordoen. e. De vraag doet zich ook voor of we kernenergie nodig hebben om bijvoorbeeld het klimaatvraagstuk, het vraagstuk van de toegang tot energiebronnen, en het vraagstuk van de importafhankelijkheid van energiedragers willen adresseren. De Global Energy Assessment die in 2012 is gepubliceerd laat zien dat kernenergie kan bijdragen bij het oplossen van deze vraagstukken, maar dat het ook mogelijk is deze vraagstukken op andere wijzen aan te pakken, dus gecombineerd kan worden met een sterke vermindering c.q. afbouw van het gebruik van kernenergie en daarmee van uraanverrijkingscapaciteit. f. Een andere vraag is, of naast het gebruik van (verrijkt) uranium in kerncentrales niet ook – en in toenemende mate – andere splijtstof ingezet kan worden. Twee opties trekken daarbij aandacht: Thorium en Plutonium. Van Thorium verwacht ik de komende 25 jaar een grotere maar niet een grote bijdrage. Door onder meer India wordt aan het gebruik van Thorium gewerkt en ook door Canada en China. Plutonium wordt thans in de vorm van MOx (mixed oxide fuel) wereldwijd in 30 LWR’s (lichtwaterreactoren) gebruikt. Denkbaar is dat dit aantal de komende decaden aanzienlijk zal toenemen (zie het beleid bij de kerncentrale Borssele om naast verrijkt uraan ook MOx te gaan gebruiken), mede afhankelijk van besluiten die landen nemen om het gebruikt splijtstof uit kernreactoren wel of niet op te werken. De meeste landen hebben hierover nog geen definitief standpunt ingenomen. Een sterkte
2
toename van het gebruik van MOx (mede om van plutonium af te komen) zou de toekomstige behoefte aan uraanverrijking belangrijk kunnen verminderen. [NB: In 2012 was de totale opwerkingscapaciteit wereldwijd 4800 t HM (heavy metal) per jaar. Opwerkingsfabrieken staan in hoofdzaak in Frankrijk, India, de Russische Federatie en de UK. De productie van MOx is thans ca. 250 t HM per jaar.] g. De totale verrijkingscapaciteit is thans wereldwijd 65 miljoen SWU (Separative Work Units) per jaar2, tegenover een vraag van 45 miljoen SWU per jaar (bron: IAEA, 2013). De capaciteit van URENCO (in NL, D, UK en USA) was eind 2012 ca. 17 miljoen SWU per jaar. URENCO had in 2012 circa 26% van de mondiale capaciteit om uraan te verrijken en voorzag in ca. 31% van de wereld markt. URENCO presteert dus relatief goed. Tegelijk is er ook bij URENCO een overcapaciteit aan verrijking. h. Op commerciële schaal draaiende verrijkingsfabrieken staan in China, Frankrijk de Russische Federatie, de USA (deels via URENCO), en –.via URENCO - Duitsland, Nederland, en de UK. Daarnaast zijn er kleine verrijkingsinstallaties in Argentinië, Brazilië, India, Iran, Japan, Pakistan en Zuid-Afrika. Zoals eerder opgemerkt, mag worden verwacht dat met name in het verre Oosten de komende decennia nieuwe capaciteit gebouwd zal worden i. Ondertussen neemt de capaciteit om uraan te verrijken mondiaal al toe. In Amerika (USA) zijn twee commerciële verrijkingsfabrieken op basis van de ultracentrifugetechniek in aanbouw: de AREVA Eagle Rock Facility en de American Centrifuge Plant. De capaciteit van de centrifugeverrijkingsfabriek Georges Bess II in Frankrijk is momenteel 1,5 miljoen SWU per jaar, maar dit wordt verhoogd naar 7,5 miljoen SWU in 2016. In Japan was in 2012 het plan om de bestaande verrijkingsinstallatie op te schalen van 150 duizend SWU naar 1,5 miljoen SWU per jaar. Daarnaast is er een plan om samen met Rosatom (Russische Federatie) een nieuwe verrijkingsfabriek te bouwen, maar dit plan staat thans ter discussie. j. Een verrijkingstechniek in opkomst is verrijking m.b.v. lasers. In de USA (North-Carolina) door GEHitachi gewerkt aan de bouw van een laserverrijkingsfabriek (door de dochteronderneming ‘Global Laser Enrichment’). Deze fabriek krijgt een capaciteit van 6 miljoen SWU per jaar en kan uraan tot 8% U-235 verrijken. Uiteraard is een vraag hoe deze techniek zich verder zal ontwikkelen en of laserverrijking een geduchte concurrent voor verrijking m.b.v. ultracentrifuges zal worden. k. URENCO heeft nu 50 klanten in 17 landen; er werken 1400 mensen; de jaarlijkse omzet is 1,6 miljard Euro, de jaarlijkse winst ca. 400 miljoen Euro; de orderportefeuille bevat werk voor 18 miljard Euro, dus werk voor 10 jaar. De conclusie van bovenstaande beschouwing moet zijn dat moeilijk valt te voorspelling hoe de toekomst van kernenergie en van URENCO er tussen 2025 en 2050 uit zal zien en hoe profijtelijk URENCO ook in
2
If for instance, one kilogram of 3% enriched uranium is needed, and the tails assay is to be 0.2%, then an input of 5.479 kg of natural uranium and 4.306 SWU's are required. This leaves 4.479 kg uranium (tails) depleted to 0.2% uranium-235.
3
deze jaren zowel mondiaal als in Nederland (Almelo) kan opereren. De onzekerheden zijn aanzienlijk, en dit zal drukkend werken op de prijs die voor URENCO bij verkoop kan worden verkregen.
2. Non-proliferatie a. Ik ben leerling van prof. Jaap Kistemaker en prof. Joop Los, de uitvinders van de ultracentrifugetechnologie zoals die URENCO commercieel is toegepast. Het mogelijk misbruik van de ultracentrifugetechnologie voor het maken van kernwapens door niet-kernwapenmogendheden was hun een grote zorg. De affaire Kahn had derhalve nimmer plaats mogen vinden en moet als een belangrijke les worden gezien. Ook ik vind dit een groot zorgpunt. Een eventuele verkoop van URENCO mag niet leiden tot misbruik van kennis, apparatuur en materialen en dus tot een aantasting van de mondiale veiligheid en nonproliferatie. De aangebrachte scheiding tussen URENCO en ETC (dat in Almelo is gehuisvest) is daarvoor in mijn ogen niet een voldoende garantie. b. De tien punten die in de brief van minister Dijsselbloem van 23 mei 2013 worden genoemd vormen een sterk uitgangspunt voor het voorkomen van misbruik en het tegengaan van proliferatie van kernwapens. De hamvraag is natuurlijk hoe deze punten in de onderhandelingen met alle betrokken partijen bij een eventuele verkoop worden uitgewerkt. c. Aan een eventuele verkoop van URENCO moeten strenge eisen worden gesteld om misbruik van kennis, technologie, apparatuur en materialen van URENCO te voorkomen. Tegelijk kan dit ertoe leiden dat het aantal kopers op de markt wordt ingeperkt of dat de verkoop minder geld oplevert dat mogelijk is zonder strenge randvoorwaarden. Mijn vrees is dat daarom die randvoorwaarden worden afgezwakt. Daarom ben ik benieuwd wat de onderhandelingen hierover tussen net name Duitsland, Engeland en Nederland oplevert. De verwachting was dat hierover na de zomer, uiterlijk in november van dit jaar, meer bekend zou worden. We moeten constateren dat hiervan thans nog geen sprake is. d. Het sterke van de huidige constructie waarbinnen URENCO functioneert is, dat drie landen (NL, D en UK) erop toezien dat de belangen op het gebied van veiligheid, non-proliferatie en het verantwoord functioneren van de onderneming worden gewaarborgd (waarbij het bi j het afgesplitste ETC inmiddels gaat het om 4 landen, incl. Frankrijk). Het zou doodzonde zijn wanneer door de verkoop deze driepartijen constructie om zeep zou worden gebracht – niet alleen wat betreft toezicht maar ook wat betreft eigendom. Ik vind het daarom verontrustend dat vanuit de UK onder meet het geluid wordt gehoord dat men het liefst aan een ‘single buyer with deep pockets’ zou verkopen. e. Bij verkoop zouden alle bepalingen uit de drie verdragen die rondom URENCO zijn gesloten moeten worden nageleefd . Hierbij gaat het om: (1) het verdrag van Almelo uit 1970 (The treaty contains provisions regarding nonproliferation, nuclear safeguards, information protection, withdrawal from and termination of the treaty, and a defined decisionmaking process. Significantly, the treaty established a supervisory Joint Committee comprised of 4
representatives from the three governments that must make all its decisions—including on any sale of shares—by consensus.), (2) het verdrag van Cardiff uit 2005 (t.b.v. de vorming van ETC; bij dit verdrag is ook Frankrijk aangesloten; ETC is voor 50% eigendom van URENCO en 50% van AREVA en maag alleen aan URENCI en AREVA centrifuges leveren), en (3) het verdrag van Washington uit 1992 (om de vestiging van een URENCO fabriek in New Mexico mogelijk te maken). f. Verkoop zou nooit mogen plaatsvinden aan een staat of een bedrijf in een staat dat het nonproliferatieverdrag niet heeft ondertekend, dus bijvoorbeeld niet aan (een bedrijf uit) India. g. De Staat der Nederlanden zou ook toestemming moeten blijven geven voor ieder levering van verrijkt uranium uit URENCO, en tenminste uit de fabriek die in Almelo staat.
Wim Turkenburg Amsterdam, 5 december 2013
Prof. dr. Wim C. Turkenburg - Copernicus Instituut van Duurzame Ontwikkeling, Universiteit Utrecht (
[email protected]) - Wim Turkenburg Energy and Environmental Consultancy, Amsterdam (
[email protected])
5