4
Enkele kanttekeningen bij het voornemen van de minister Cyclische werkloosheid en WW-uitkeringen Uit gegevens van het UWV blijkt dat hoewel cyclische arbeid (en daarmee cyclische werkloosheid) eigenlijk niet tot beroep op een WW-uitkering zou mogen leiden, er in de jaren 1999-2002 toch WW-uitkeringen zijn verstrekt bij cyclische arbeid. Tabel 2 geeft een overzicht van de aantallen werkloosheidsuitkeringen. Daarbij wordt opgemerkt dat de cijfers voor 2002 een zekere voorlopigheid hebben omdat de WW-uitkeringen die in 2002 zijn begonnen tot in 2004 als mogelijk cyclisch van aard te beoordelen zijn. Er wordt hier nadrukkelijk op gewezen dat tabel 2 slechts een beperkt inzicht geeft in de omvang van cyclische arbeid en werkloosheid. Voor een volledig beeld van de cyclische werkloosheid zijn naast gegevens over de toegekende WW-uitkeringen ook gegevens nodig over de aantallen verzoeken om een uitkering die zijn afgewezen in verband met cyclische arbeid en het aantal aanvragen voor een uitkering dat niet is ingediend vanwege de verwachte afwijzing in verband met cyclische arbeid. De cyclische werkloosheid, voor zover deze tot een WW-uitkering leidt, blijkt geconcentreerd in een beperkt aantal sectoren.
tabel 4.1
Cyclische WW-uitkeringen per sector naar aanvangsjaar (in volgorde van grootte) 1999
2000
2001
2002
1999-2002
% t.o.v. totaal cyclische rechten
aantal personen
bouwbedrijf
3.029
3.262
3.745
2.888
12.924
24,8
schildersbedrijf
2.470
2.923
3.160
2.388
10.941
21.0
4.571
agrarisch bedrijf
2.458
1.893
2.124
1.762
8.237
15,8
3.537
horeca algemeen
1.463
1.351
1.004
447
4.265
8,2
1.871
culturele instell.
1.119
1.218
938
547
3.822
7,3
1.748
overige sectoren
3.645
3.485
2.852
1.861
11.843
22,8
5.323
14.184
14.132
13.823
9.893
52.032
100,0
22.053
totaal
5.003
Bron: UWV (2003) Cyclisch beroep op de Werkloosheidswet 1999 t/m 2002, Amsterdam, UWV.. Het onderzoek is exclusief de uitzendbedrijven en de overheid.
Uit het UWV-onderzoek blijkt verder dat de cyclische WW-uitkeringen ontstaan bij een relatief kleine groep werkgevers. In 2002 hadden 3.521 bedrijven cyclische werkloosheid, oftewel minder dan één procent van alle werkgevers. Drie kwart van deze bedrijven (2637 op een totaal van 73.000 werkgevers in deze sectoren) behoort tot de vijf sectoren Agrarisch bedrijf, Bouwbedrijf, Horeca algemeen, Culturele instellingen en Schildersbedrijf. Van alle cyclische WW-uitkeringen in de betrokken sectoren is de helft terug te voeren op slechts 414 werkgevers. De 79 werkgevers met de meeste cyclische ontslagen zorgden voor 25 procent van alle toekenningen in 2002.
. .
15
ENKELE KANTTEKENINGEN BIJ HET VOORNEMEN VAN DE MINISTER
Daarbij is sprake van een onderscheid tussen grote en kleine bedrijven. Kleine bedrijven kennen minder cyclische ontslagen dan grote. Bij de grote bedrijven komt het vooral voor in het agrarisch bedrijf ( bij 14 procent van de grote bedrijven), de bouw (10 procent), de culturele sector (14 procent) en de schilders (55 procent). Bij de schilders kennen ook de kleine bedrijven een hoog percentage cyclische ontslagen, namelijk 15 procent, terwijl het bij kleine bedrijven in de andere sectoren maximaal drie procent bedraagt1. De gegevens van het UWV laten zien dat de gemiddelde duur van een cyclische WW-uitkering in deze jaren 15 à 16 weken bedraagt. In het agrarisch, bouw- en schildersbedrijf is de gemiddelde duur 13 à 14 weken, in de horeca algemeen en bij de culturele instellingen bedraagt de gemiddelde duur respectievelijk 20 en 22 weken. De gemiddelde duur laat in de periode 1999-2002 enige daling zien2. De cyclische WW-uitkeringen in de vijf sectoren betreffen een klein deel van het totale aantal WW-uitkeringen. Het totale aantal lopende uitkeringen in de jaren 1999 tot en met 2002 bedroeg respectievelijk 221.000, 194.000, 166.000 en 205.000. Vergeleken met de cijfers uit tabel 4.1 blijken de cyclische uitkeringen daarvan maar een klein deel te betreffen. Dit gaat des te meer op, als bedacht wordt dat de gemiddelde cyclische uitkering relatief kort is met een duur van 15 à 16 weken, terwijl de gemiddelde duur van een in die periode beëindigde WW-uitkering ongeveer 50 weken bedroeg3. Verschil kortdurend en cyclisch In het voorstel van de minister, bedoeld om cyclische arbeid (en daarmee cyclische werkloosheid) tegen te gaan, wordt de WW-wachtgeldpremie afhankelijk van de duur van de afgesloten arbeidscontracten. Bij een duur korter dan een jaar hoort een hoge premie, bij een duur langer dan een jaar hoort een lage premie. Kortdurende arbeid is echter niet per definitie hetzelfde als cyclische arbeid leidend tot cyclische werkloosheid. Dit betekent dat het voorstel van de minister consequenties heeft voor een grotere en andere groep dan alleen de ‘cyclische arbeid’. Vakantiewerkers In de sectoren waar de minister premiegroepen wil invoeren wordt ook gebruik gemaakt van arbeid door vakantiewerkers, scholieren en deelnemers aan leer-werktrajecten. Deze werknemers hebben uit de aard der zaak een kortdurende arbeidsovereenkomst maar kennen veelal niet een cyclisch arbeidspatroon. Deze groepen zijn een duidelijke illustratie van het hiervoor aangegeven onderscheid tussen kortdurende en cyclische arbeid. Verondersteld wordt dat het niet de bedoeling is van de minister vakantiewerkers, leerlingen enzovoorts onder de hoge premie te laten vallen.
1 2 3
UWV (2003) Cyclisch beroep op de Werkloosheidswet 1999 t/m 2002, pp. 24, 25. UWV (2003) p. 15. UWV (2004) Kroniek van de sociale verzekeringen 2004, Amsterdam, 2004, pp. 128-157.
16
ENKELE KANTTEKENINGEN BIJ HET VOORNEMEN VAN DE MINISTER
Verschil in behandeling ’kortdurende’ contracten In het voorstel van de minister is bij een arbeidsovereenkomst van een jaar of langer de lage wachtgeldpremie van toepassing. In alle andere gevallen geldt de hoge premie. De hoge premie is alsnog van toepassing indien een arbeidsovereenkomst van een jaar of langer toch binnen een jaar wordt beëindigd én deze beëindiging tot instroom in de WW leidt4. Dit betekent dat in het voorstel van de minister een arbeidscontract van korter dan één jaar altijd tot een hoge premie zal leiden, los van de vraag of de betrokken werknemer na het contract wel of niet beroep doet (kan doen) op een WW-uitkering. Bij een ‘lang’ contract dat eerder wordt beëindigd, speelt dit laatste wel een rol, waarmee er sprake lijkt te zijn van een ongelijke beoordeling. Dit kan tot een zekere ‘inflatie’ van het arbeidscontract leiden: er wordt weliswaar een arbeidscontract van een jaar afgesloten maar het is niet de bedoeling dat dit ook wordt vol gemaakt. Als dit zich zou voordoen neemt ook de uitvoerbaarheid van het voorstel af, omdat steeds bezien zal moeten worden of het ontslag tot een WW-uitkering heeft geleid. Is dat het geval, dan moet alsnog een hogere premie in rekening moet worden gebracht. Spreiding van opdrachten Voor schildersbedrijven en de grond-, water- en wegenbouwsector zijn overheden belangrijke opdrachtgevers. De centrale overheid, gemeenten en provincies kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan de vermindering van cyclische werkloosheid door een spreiding van opdrachten over het gehele jaar. Dit is een van de aspecten van het door de minister gewenste driesporenbeleid. De minister heeft in dat kader zijn collega’s, gemeenten en provincies opgeroepen bijzondere aandacht te schenken aan de spreiding van opdrachten. De indruk bestaat echter dat deze oproep nog niet het gewenste gevolg heeft gehad. De eerdere erkenning van de minister dat veranderingen in het aanbestedingspatroon een breuk betekenen met lang bestaande gewoonten en dat dit niet op korte termijn gerealiseerd kan worden, kan daarvoor een verklaring zijn5. Dit zou betekenen dat terugdringen van cyclische werkloosheid via een betere spreiding van opdrachten weliswaar wenselijk is, maar tegelijkertijd moeilijk realiseerbaar. Voor een betere spreiding van arbeid over het jaar blijkt een deel van de bedrijven in belangrijke mate afhankelijk van derden. Spreiding van werkzaamheden Spreiding van werkzaamheden is een van de sporen die de minister heeft genoemd om cyclische arbeid terug te dringen. In een aantal gevallen wordt een spreiding van werkzaamheden echter verhinderd door regelgeving van overheden. Een illustratie hiervan is afkomstig uit de branche van strandpaviljoenexploitanten. Deze branche valt in de sector
4 5
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 26448 (SUWI), nr. 179, p. 2. Brief van de Minister van SZW aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 3 februari 2004, op.cit., p. 2.
17
ENKELE KANTTEKENINGEN BIJ HET VOORNEMEN VAN DE MINISTER
‘Horeca algemeen’. Met de plannen van de minister zullen deze ondernemers een hoge WW-premie moeten betalen bij het aangaan van arbeidscontracten korter dan een jaar. Veel gemeenten verstrekken echter slechts vergunningen voor een half jaar aan strandpaviljoenexploitanten. In dergelijke gevallen worden de mogelijkheden van bedrijven om werkzaamheden over het jaar te spreiden erg sterk beperkt, zo niet onmogelijk gemaakt. Personenkring: VAR en WW De invoering van de nieuwe Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) kan ertoe leiden dat meer musici en artiesten kiezen voor een positie als zelfstandig ondernemer. Dat heeft tot gevolg dat er dan minder musici en artiesten onder de werknemersverzekeringen vallen, waardoor in de sector van de culturele instellingen het cyclische beroep op de WW afneemt. Over de nieuwe VAR sprak de raad zich in juni 2004 uit in zijn advies Personenkring Werknemersverzekeringen6. In zijn advies over de WW heeft de raad aangekondigd het voornemen te hebben in zijn advies over het sociaal-economische beleid op middellange termijn nader in te gaan op de kring van verzekerden op grond van de werknemersverzekeringen in relatie tot de toekomst van de sociale zekerheid7. Uitzendarbeid Door premiedifferentiatie op basis van contractduur wordt kortdurende arbeid duurder en neemt het prijsverschil af met kortdurende arbeid die via uitzendbureaus ingehuurd kan worden. Een praktijk van forse wachtgeldpremies in samenhang met eventuele extra administratieve belasting kan tot gevolg hebben dat kortdurende arbeid van eigen personeel wordt vervangen door kortdurende uitzendarbeid. Als deze substitutie zich daadwerkelijk zou voordoen dan wordt de doelstelling van de beoogde regeling, het terugdringen van cyclische arbeid, juist niet bereikt. SER-advies over WW, de kabinetsreactie en het beroep op WW In zijn advies Toekomstbestendigheid Werkloosheidswet adviseert de raad onder meer tot invoering van uniforme referte-eisen. Dit voorstel is hier van bijzonder belang omdat het de opheffing van het Besluit verlaagde wekeneis Werkloosheidswet impliceert. Op grond van dit besluit geldt voor bepaalde groepen werknemers – die arbeid verrichten die naar zijn aard slechts beschikbaar is gedurende één of meer jaarlijks terugkerende perioden – een verlaagde wekeneis van 13, 16 of 20 weken8. Wel heeft de raad, aansluitend bij de kabinetsplannen, een uitzonderingspositie bepleit voor musici en artiesten9.
6
7 8 9
SER-advies (2004) Personenkring Werknemersverzekeringen, publicatienr. 04//09, Den Haag. De kabinetsreactie van 5 april 2005 op dit advies maakt melding van onderzoek naar een tweetal varianten van een andere inrichting van de personenkring werknemersverzekeringen. Verder overweegt het kabinet het instellen van ondergrenzen voor verzekerde arbeidsrelaties. SER-advies Toekomstbestendigheid Werkloosheidwet (2005) publicatienr. 05/05, Den Haag, p. 149. SER-advies Aanpassing toetredingsvoorwaarden WW (2004) publicatienr. 04/01, Den Haag, bijlage 3; KB van 10 december 1987, Staatsblad 1987- 633. SER-advies (2005) Toekomstbestendige Werkloosheidswet, publicatienr. 05/05, Den Haag, pp. 62 e.v.
18
ENKELE KANTTEKENINGEN BIJ HET VOORNEMEN VAN DE MINISTER
Het kabinet heeft in zijn reactie aangegeven dat het de voorstellen van de raad om te komen tot een uniforme referte-eis van 26 uit 36-weken en het afschaffen van de verlaagde wekeneis positief waardeert. Het voorstel om voor musici en artiesten voorlopig de huidige verlaagde wekeneis van 16 uit 39 weken te handhaven neemt het kabinet over10. Als deze voorstellen worden ingevoerd betekent dit dat in de toekomst, als gevolg van de uniforme referte-eis, minder snel dan nu bij seizoenmatige werkloosheid een beroep gedaan kan worden op een WW-uitkering. De voorstellen hebben ook gevolgen voor het extra beroep op de WW als gevolg van de intrekking van het Besluit interpretatie seizoensmatige arbeid. Als cyclisch werklozen in aanmerking kunnen komen voor een WW-uitkering betekent de invoering van de uniforme wekeneis dat zij zich minder snel zullen kwalificeren voor een uitkering dan bij de huidige diverse en lagere wekeneisen.
10
Kabinetsstandpunt Met de WW en het ontslagrecht aan het werk voor een flexibele arbeidsmarkt. Zie ook: Brief van de minister van SZW aan de voorzitter van de Tweede Kamer over het kabinetsstandpunt WW en ontslagrecht, d.d. 29 april 2005.
19