Ik woon niet waar ik ben geboren Een onderzoek naar pendelen door oudere migranten, het beste van twee werelden….. Yvonne Witter
EuMaG Vrije Universiteit Amsterdam Yvonne Witter Dr. Anita Böcker Universitair Hoofddocent, Instituut voor Rechtssociologie / Centrum voor Migratierecht Universiteit van Nijmegen Dr. Marja Aartsen, Vrije Universiteit te Amsterdam programma directeur EuMaG/universitair docent bij de Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit Sociale Wetenschappen September 2011
Mi na bus’doksi: mi né teki gwenti na oso (Een boseend zwerft het liefste rond in het bos. Dus: oost west, thuis best)
Bülbülü altın kafese koymuşlar, "ah vatanım" demiş. Atasözünün Anlamı. Bülbülü altın kafese koymuşlar, "ah vatanım" demiş (Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens)
VOOR MIJN OUDERS
Foto op pagina 68: Yvonne Witter. Alle andere foto’s: Claudia Kamergorodski, Almere. NB. De foto’s bij de portretten zijn geen afbeeldingen van de geportretteerde personen.
Voorwoord
‘Ik woon niet waar ik ben geboren’, zingen Stef Bos en Fernando Lameirinhas in hun lied ‘Hier.’ Het mooie nummer sluit goed aan bij deze thesis. Beide zangers hebben een sterke binding met twee landen. Net als vele oudere migranten. Zij hebben jaren geleden hun vertrouwde omgeving verlaten en zijn een nieuw leven begonnen. De oude dag zou nog lang op zich laten wachten. Jaren van hard werken, met een lach en een traan, volgden. Met af en toe een korte of lange vakantie naar het land van herkomst. Uiteindelijk zijn de meesten gebleven, zij voelen zich vertrouwd in Nederland en hebben hier familie en vrienden wonen. Zij pendelen heen en weer, hebben zo het beste van twee werelden. Het pendelen, het ouder worden, de gewenste voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn: het boeit me al jaren. De fascinatie voor het pendelen is begonnen in het inloophuis Casa migrante in Amsterdam waar ik een tijd als vrijwilligster Nederlandse les gaf aan Spaanstalige ouderen. Zij vertelden me over het eeuwige verlangen, maar ook over het pendelen en over hun sterke binding met Nederland. Ik droomde ervan ooit iets met het onderwerp te doen.
En dat is gebeurd! Ik besloot om mijn thesis rond dit thema te doen. Ik had alle modules van de studie ‘European masters of Social Gerontology’ (EuMaG) met plezier afgerond en was van plan het daarbij te laten, omdat ik in 1996 al afgestudeerd ben als sociaal gerontoloog aan de VU en 1995 als socioloog aan de UVA. Het ging mij bij EuMaG namelijk vooral om de modules: iedere keer in een andere Europese stad (Dublin, Heidelberg, Keele, Parijs, Amsterdam), telkens met een nieuwe groep internationale studenten van alle leeftijden, verschillende landen en andere beroepen bezig zijn met gerontologie. Wat een feest! Toch besloot ik om ‘even’ een thesis te schrijven met name om zo bezig te kunnen blijven met mijn geliefde onderwerp en ook om de opleiding helemaal te voltooien. Dat ‘even’ duurde lang. Iedere keer kwam er wat anders tussendoor ofwel drukte op het werk ofwel een andere klus met een echte deadline. De thesis wachtte wel. Maar toch wilde ik verder, het was zo interessant! Langzamerhand kreeg het vorm, beetje bij beetje. Een paar uurtjes op de vrije dagen, af en toe ’s avonds als de kinderen sliepen. Ja, hoor, weer een stapje verder.
De boeiende interviews met Turkse en Surinaamse ouderen maakten veel goed. Wat een mooie verhalen en wat een gastvrije ontvangst. Ik herinner me nog de Surinaamse vrouw uit Den Bosch die na afloop van het interview fotoboeken liet zien. Een hele geschiedenis in beeld. Prachtig! En dan de Turkse meneer in de Amsterdamse woongroep die zelf lekkernijen
had gemaakt en alleen wilde praten als ik het helemaal had opgegeten. En dan de ontmoeting met een Hindoestaanse vrouw die net haar moeder had verloren. Jarenlang pendelde zij tussen Nederland en Suriname om voor haar te zorgen. Trieste verhalen, mooie verhalen, grappige anekdotes, wat bijzonder om het te mogen horen. Ieder heeft zijn of haar eigen verhaal. Wat ik al wist, werd me door de gesprekken nóg duidelijker: de levensgeschiedenis is van grote invloed op de wensen bij het ouder worden. De gesprekken met aanbieders van wonen, zorg en welzijn lieten me zien dat er veel bevlogen bestuurders en professionals zich inzetten om passende en goede zorg voor ouderen te verlenen. Omwille van de ouderen omzeilen zij soms regels en gaan creatief met belemmeringen om. Dat is stimulerend en motiverend!
Naast die mooie interviews was de samenwerking met en hulp van anderen een prettige ervaring! Anita Böcker van de Universiteit van Nijmegen en Marja Aartsen van de Vrije Universiteit te Amsterdam hebben mij begeleid. Anita, wat fijn dat ik jou ben tegengekomen. Ik vond de overleggen in Nijmegen of Utrecht buitengewoon prettig, gezellig en zinvol. Even een mailtje tussendoor, een bruikbare link of literatuurtip En ook op het laatst veel steun en suggesties. Super! En Marja, de ‘moeder’ van EuMaG, heerlijk dat je de tweede begeleidster wilde zijn en me in het begin op het juiste spoor hebt gezet. Later heb je zelfs vanuit Finland stukken gelezen!
Ik heb veel steun gehad van andere professionals, zoals Tineke Fokkema (NIDI) en Freddy May (NOOM). Veel dank ook aan Wendela Gronthoud (CABO Amsterdam), Rohina Raghoebier (Rohina Raghoebier Consultancy), Anne-Rose Abendanon (Cordaan), Jan Booij (Jan Booij Advies), Deniz Özkanli (Şefkat), Ine Bertens (Thebe thuiszorg), Harry Mertens (Movisie), Tinie Kardol (VU Brussel/Zorggroep Elde) en andere leden van het ENIECnetwerk (European Network on Intercultural Elderly care) voor het vinden van respondenten en het meedenken. Zo hebben ook Susan Keunen (Osiragroep), Tamarinde Weekers (Laurens), Willeke Drevijn (Stadgenoot), Suna Bozkurt (gemeente Zaanstad) me geholpen met het vinden van respondenten. Dat ging dankzij jullie heel goed! Van Claudia Kamergorodski mocht ik haar prachtige foto’s gebruiken. Obrigada!
Papa en mama, ik heb van jullie geleerd dingen af te maken, maar ook te relativeren. Dat is allebei nodig, zeker bij het schrijven van een thesis! Eric, dank voor je geduld, de vele lekkere kopjes koffies en glaasjes wijn bij het schrijven. Monique, bedankt voor de bemoedigende woorden. Bernard, wat waren jouw talloze aanmoedigingsmails welkom. Lilian, bedankt voor
de hulp bij de layout. En Marisa, jij vroeg wel eens: “Waarom doe je dat nu, dat gedoe met het onderzoek?”. Nou, je zusje Chiara gaf een treffend antwoord: “Omdat ze het best wel leuk vindt”. Klopt!
Ik hoop dat alle ouderen die ‘niet wonen waar zij zijn geboren’ de juiste voorzieningen rond wonen, zorg en welzijn ontvangen op de plek waar zij het nodig hebben. Hier. Of elders. Ik wil me hier graag voor inspannen en neem daarbij de gesprekken die ik met de oudere migranten heb gevoerd in mijn hoofd en hart mee.
Yvonne Witter September 2011
Inhoudsopgave
Summary
1
Hier
7
1. Achtergrond en onderzoeksvragen
8
1. 1. Inleiding
8
1.2. De probleemstelling van het onderzoek
9
1.3. Achtergrond en relevantie
10
1.4. Positie van oudere migranten
12
1.5. Pendelen
17
1.6. Pendelen en aanbieders van wonen, zorg en welzijn
21
1.7. Theorievorming over pendelen
22
1.8. Relevantie voor de gerontologie
24
2. Onderzoeksopzet
26
2.1. Aard van het onderzoek
26
2.2. Keuze voor de onderzoeksgroep: Turkse en Surinaamse ouderen
27
2.3. Kenmerken onderzoeksgroep
30
2.4. Werving respondenten
31
2.5. Dataverzameling
31
2.6. Data analyse
32
2.7. Operationalisering
33
Portret 1: Pendelen om te kunnen zorgen
35
Portret 2: Pendelen om op te laden
37
Portret 3: Pendelen als bewuste keuze
39
Portret 4: Pendelen om naar vroeger terug te keren
41
3. Pendelen, een welbewuste keuze
43
3.1. Achtergrondkenmerken respondenten
43
3.2. Motieven om te pendelen
44
3.3. Hinder bij het pendelen
46
3.4. Pendelen en het welbevinden van Turkse en Surinaamse ouderen
48
3.5. Hoe denkt men over het pendelen in de toekomst?
50
3.6. Verwachtingen rond (in)formele hulp
52
3.7. Wensen van ouderen rond wonen, zorg en welzijn
54
3.7.1 Voorzieningen in Nederland
55
3.7.2. Voorzieningen in het land van herkomst
56
4. Over de grenzen heen…
58
4.1. Motieven om over de grens te opereren
58
4.2. Activiteiten over de grens
61
4.3. Rol van organisaties over de grens
63
4.4. Figuurlijke, fysieke en organisatorische drempels
64
4.5. Pendelende ouderen
66
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
68
5.1. Aanbevelingen voor aanbieders van wonen, zorg en welzijn en migrantenorganisaties
74
5.2. Aanbevelingen voor de landelijke overheid
76
5.3. Aanbevelingen voor de wetenschap, voor de gerontologie
77
5.4. Aanbeveling voor de oudere migrant
78
Literatuurlijst
79
Afkortingen
83
Bijlage 1: Topiclijst pendelende ouderen
84
Bijlage 2: Overzicht en topiclijst gesprekken met aanbieders van wonen, zorg en welzijn en overige organisaties
86
Bijlage 3: Gegevens over respondenten
88
Ik woon niet waar ik ben geboren 1 / 90 Summary This research ‘I do not live where I was born’ has been done within the framework of a final master thesis of the European Masters of Social Gerontology of the Free University of Amsterdam. The research is about older migrants who live a part of the year in their country of origin and in the country where they normally live, the Netherlands. Older migrants choose this ‘circular migration’ because they like to have the both of best worlds. They stay three tosix months in the country where they were born. They enjoy the benefits of living in the Netherlands, close to their (grand) children and other relatives. But they also enjoy the benefits of the country where they were born: the culture, native language, warm climate and other relatives and friends. The aim of this research is to get insight in this type of migration. With the results of this research the providers of home and care facilities could develop services that meet the needs of these older migrants. This research is a qualitative research. Twenty two retired migrants of 55 years or older have been questioned. Two of the largest migrants groups have been questioned; Turkish and Surinam people. Those two groups form the largest migrant groups and they are the most active circular migrants. The sub questions The sub questions of this research are the following: What are the main factors that complicate circular migration? What kind of influence has circular migration in relation to the wishes of services of care, welfare and housing? Is there a difference between male and female circular migrants? What kind of differences are visible between Turkish and Surinam older migrants in relation to circular migration? Does circular migration make a contribution to the wellbeing of older migrants?
Ik woon niet waar ik ben geboren 2 / 90 What are the thoughts of older migrations about their future? When will they quit going to their homes of origin? What are there expectations of (in)formal caretakers? Are providers of housing and care confronted with circular migrants? Do they face any problems with circular migration? Do they offer special services for this group? What are the main factors that complicate circular migration? There are not many complications. Some financial resources and a good health are needed. Especially Surinam older women have little financial resources. Their children often pay their tickets. Is there a difference between male and female circular migrants? What kind of differences is visible between Turkish and Surinam older migrants in relation to circular migration? Men and women, Turkish and Surinam older migrants choose for circular migration. More women than men choose to return for a couple of months for reasons of care. Men like to remigrate more than women but find a good compromise in circular migration. Men like to continue circular migration if their spouse is not able to do that anymore. Women, especially Turkish, will stop if their husband is not able to travel any longer. Does circular migration make a contribution to the wellbeing of older migrants? Circular migration is very important for the older migrants. It has a positive influence on their wellbeing. They can rest and enjoy themselves. Some become more active in their home country. Most people think that 3 to 6 months are long enough. Turkish people often have their own homes. Surinam people do not have their own house and need to stay with family. What kind of influence has circular migration in relation to the wishes of services of care, welfare and housing? Older migrants have no specific needs in their country of origin. Some like to get assistance with domestic care or some simple medical care. Or they need a place where they can meet, ,nd some help with transport. They do not need any residential services. What are the thoughts of older migrations about their future? When will they quit going to their homes of origin? What are there expectations of (in)formal caretakers? Older migrants like to continue circular migration as long as they are physically able to do it. They do not expect extra help, just help from their children and additional professional help when it is really needed.
Ik woon niet waar ik ben geboren 3 / 90 Are providers of housing and care confronted with circular migrants? Do they face any problems with circular migration? Do they offer special services to this group? Providers of housing and care do not notice much from circular migrants. Housing providers sometimes are confronted with a home that is abandoned for months. But as long as the people pay their rent and do not neglect the home, it is okay for them. Some care organizations have to deal with the fact that people lose their dwelling in a residential home when they are away for more than 14 days. Some organizations find some creative solutions. The main questions The main questions of this research are the following: What are the main reasons for older migrants for circular migration? What are the expectations of older migrants around (in)formal care? What kind of role do the providers of housing and care services play? What are the main reasons for older migrants for circular migration? Older migrants make their own choices based on their unique biography. Some like to return for a short time to their home country to relax, to get new energy . Others return temporarily to take care for a family member in their home of origin. But some people go back because they get homesick and want to be surrounded by their own culture. What are the expectations of older migrants for (in)formal care? Almost all older migrants that have been interviewed for this research, receive help of the children or grand children. Mostly it is practical help, like shopping, dealing with administrative work and help with mobility (bringing the older migrants to doctors or meetings). The older migrants do not want to be a burden to their children. They understand that their children live their own lives, that they are busy with their own family and job. Some children do not live close to their parents. This ‘dilemma’ plays a big role in the lives of the older migrants but also in the lives of the children. The children want to help their parents but live their own busy lives.
Ik woon niet waar ik ben geboren 4 / 90 The Turkish and Surinam older migrants who do not have a lot of relatives are more willing to accept formal care than the migrants who have a lot of family. Surinam older migrants are more willing to accept professional care than Turkish older migrants. None of the older migrants like to move to a residential home or nursing home. The older migrants who have been confronted with these institutions (because of visiting daycare or meetings) are more positive about the institutions than older people who never have been there. Especially Turkish older migrants are negative about professional domestic care. They prefer to arrange this kind of help by themselves, through their own network or through Islamic professional care organizations. Most older people do not talk about aging with their children. But some of them do think about their own aging and move for preventive reasons to an adapted house or to dwellings that are suitable for seniors, ‘senior friendly’ homes. A lot of older migrants are not familiar with alternative possibilities of housing, like cohousing projects. What kind of role do the providers of housing and care services play? The housing and care providers have their own reasons to be active abroad, outside the Netherlands. Some organizations support projects outside the Netherlands because of charity reasons. But others like to meet the needs of their multicultural clients, customers. The staff working in some organizations is multicultural. The staff appreciates it a lot when their organizations operate in countries where they come from. Another reason is the personal drive of staff members or chief executives. The providers of housing and care are confronted by some obstacles if they want to operate internationally. The Dutch legislation is severe and strict. Furthermore it is difficult to get things arranged in countries like Surinam or Turkey. It costs a lot of time and a lot of patience. In the literature there is some discussion about circular migration. Some scientists consider circular migrations as postponing a final migration, whereas for example Engelhard as a full form of migration. According to Engelhard, circular migration is a well-considered decision (2006). In this research, Surinam and Turkish older migrants also decided to live partly in the Netherlands and partly in the country where they were born. The results of this research make clear that the respondents choose to travel between two countries. Taking care of a family
Ik woon niet waar ik ben geboren 5 / 90 member is a reason that is underestimated in most researches. Especially Surinam women take care of a family member. From a gerontological point of view, Torres (2008) did some interesting research about older migrants. She emphasizes the importance of paying attention at transnationalism in the theory of social gerontology. In the nearby future the amount of people who operate internationally will increase. These people have strong relations with at least two countries. Older migrants do not have a continue biography and they bring their own cultural insights. They are ‘inbetween-cultures’ and have according to Torres, access to greater variability in respect to attitudes and values in general as well as understandings of ageing and old age in particular’. Some concluding remarks Providers of housing and care like to provide tailor-made care for their clients. These clients have their own stories, their own history that influences their needs and wishes. Providers should be aware of this and listen carefully to their stories. More and more clients have an ethnic background. Some of them like to receive care outside the Netherlands. If providers really want to provide care that meets the needs of clients they should be open to provide care outside our country. Legislation should be more flexible and accessible for international activities. If they operate international, they should be careful where they offer services, because older migrants do not live in the same village. Besides, if an organization is internationally active, it should not rest on the shoulders of one person with passion. That would threaten the continuity of projects. Older migrants are not always well-informed about the services that are available. It is important that professional organisations in collaboration with migrant organisations give clear information about all possibilities. Older migrants have a relatively negative image of residential care and of nursing homes. It will be useful if care organisations open the doors for older migrants to organize informal meetings and to continue daycare projects as much as possible. Older migrants have a lot to offer and like to contribute to society, it is important to use their talents. Circular migration has an extremely good influence on the well-being of older migrants. If they have to stop travelling because of physical problems, it may have a
Ik woon niet waar ik ben geboren 6 / 90 negative effect on them. Their country will always stay on their mind and in their hearts. Let us support them as much as possible in their choice to travel between their countries.
Ik woon niet waar ik ben geboren 7 / 90 Hier Ik woon niet waar ik ben geboren Leef altijd tussen wal en schip Tussen het zuiden en het noorden Zoek altijd naar een evenwicht Ik woon niet waar ik ben geboren Er schuilt een vreemdeling in mij Die ergens thuis zou willen horen En soms zichzelf buitensluit Maar hier is mijn huis Hier in jouw armen Hier vind ik wat ik heb verloren Want ik woon niet Waar ik ben geboren Ik woon niet waar ik ben geboren Mijn leven is een reisverhaal Hier en daar mijn hart verloren Gestruikeld in een vreemde taal Ik kijk van buitenaf naar binnen Zie hoe het warme licht daar schijnt Ik woon niet waar ik ben geboren Ik zal altijd een vreemde zijn Hier is mijn huis Hier in jouw armen Hier is mijn haven Tot het einde Tot het einde van mijn dagen Hier is mijn huis Hier in jouw armen Hier vind ik wat ik heb verloren Want ik woon niet Waar ik ben geboren Lied van Stef Bos en Fernando Lameirinhas
Ik woon niet waar ik ben geboren 8 / 90 1. Achtergrond en onderzoeksvragen
1. 1. Inleiding ‘Should I stay or should I go’? Met deze vraag worstelen veel oudere migranten. Ze staan met één been in het land waar zij geboren zijn en met het andere been in Nederland waar zij al jaren wonen. Zij dromen van terugkeer naar hun roots, maar velen keren niet terug. Een flink aantal van hen heeft een middenweg gekozen via het zogenoemde ‘pendelen’. Pendelen betekent het afwisselend verblijven in land van herkomst en het immigratieland, Nederland.
Volgens het SCP (Schellingerhout, 2004) zou binnen de meeste migrantengroepen in Nederland ongeveer een derde van de ouderen boven de 55 jaar willen pendelen. Bij de Turken is dit aandeel veel hoger (ongeveer twee derde). Veel oudere migranten willen het liefst in Nederland blijven. Bij de Marokkanen, Surinamers en de Molukkers is dit meer dan de helft, bij de Antillianen bijna de helft en bij de Turken bijna een derde. De belangrijkste reden om niet definitief terug te keren maar te pendelen is familie. In het land van herkomst en in Nederland wonen familieleden die zij regelmatig willen zien (Schellingerhout, SCP, 2004).
Ik woon niet waar ik ben geboren 9 / 90 Aanbieders van wonen, zorg en welzijn zijn in toenemende mate geïnteresseerd om woonzorgarrangementen in landen van herkomst aan te bieden. Zorgorganisaties Aafje, Transvaal, Humanitas en WZH Haaglanden, maar ook corporaties als Wooncompas, Woonbron, Vestia en Woonzorg Nederland zijn aanbieders die concrete plannen hebben gemaakt. Naar het aanbieden van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn is weinig tot geen onderzoek gedaan, op onder andere een niet-gepubliceerde quickscan van ActiZ (2008) na en enkele oriënterende gesprekken die de onderzoeker heeft gevoerd met vertegenwoordigers van aanbieders van wonen en zorg over hun activiteiten over de grens. Deze aanbieders schatten in dat er markt is voor terugkerende oudere migranten en voor ouderen die woonachtig zijn in het betreffende land. Aanbieders hebben met pendelende ouderen te maken en kunnen nadenken over speciale voorzieningen voor deze groep ouderen.
De laatste tijd zijn er signalen dat het pendelen aan het toenemen is. Dit geluid komt van migrantenorganisaties, zoals het NOOM en CABO (2009) maar ook van zorgorganisaties en woningcorporaties en zorgverzekeraars. Voorzichtig spreken zij uit dat zij het gevoel hebben dat het pendelen aan het toenemen is. De één noemt de economische groei van landen als Turkije en de verbeterde gezondheidszorg in bijvoorbeeld Turkije, maar ook in Marokko en Suriname, als redenen waarom het pendelen toeneemt. De ander geeft aan dat een toenemend aantal oudere migranten zich stoort aan het verharde leefklimaat in Nederland. Dit is echter nog niet onderzocht.
1.2. De probleemstelling van het onderzoek Het doel van dit voorliggende onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het pendelgedrag van ouderen. Met de resultaten van het onderzoek kunnen aanbieders van wonen, zorg en welzijn zicht krijgen op overwegingen van ouderen om te pendelen en de eventuele hinder die zij hierbij tegenkomen. Verder kunnen aanbieders met de resultaten een beeld krijgen van wensen en verwachtingen rond (in)formele zorg van oudere migranten en hier hun aanbod op afstemmen.
De hoofdvragen van dit onderzoek luiden: Welke overwegingen spelen een rol bij het pendelen van oudere migranten? Wat zijn de verwachtingen van pendelende ouderen rond (in)formele zorg? Welke rol spelen aanbieders van wonen, zorg en welzijn bij het pendelen?
Ik woon niet waar ik ben geboren 10 / 90 Subvragen: Wat zijn redenen om te pendelen? Ondervinden zij hinder bij het pendelen? Wat is de subjectieve beleving van pendelende ouderen in relatie tot het welbevinden? Welke invloed heeft het pendelen op wensen van oudere migranten op de terreinen van wonen, zorg en welzijn? Is er een verschil in het pendelgedrag tussen mannen en vrouwen? Welke verschillen bestaan er tussen Turkse ouderen en Surinaamse ouderen met betrekking tot het pendelen? Hoe denkt men over het pendelen in de toekomst? Wanneer en waarom denken de ouderen dat zij zullen stoppen met pendelen? Wat verwachten zij dan van het (in)formele zorgcircuit? Wat merken aanbieders van wonen, zorg en welzijn van het pendelen? Levert het hen problemen op? In hoeverre hebben zij aanbod ontwikkeld voor de pendelende ouderen (projecten, plannen)? Hebben zij beleid ontwikkeld om het pendelen te faciliteren?
1.3. Achtergrond en relevantie In 2003 waren er ruim 115.000 niet-westerse oudere migranten in Nederland. Zij vormden bij elkaar bijna 3% van alle 55-plussers in Nederland. In 2020 zullen er bijna 350.000 oudere migranten zijn, die samen ruim 6% van de ouderen uitmaken’ (Schellingerhout, 2004). Het CBS verwacht een groei van het aantal oudere migranten (zie tabel 1). Marokkanen
Antillianen
Surinamers
Turken
2010
32.399
12.982
51.362
35.043
2020
55.618
24.474
93.285
63.637
2030
93.747
36.407
131.725
111.438
2040
134.693
47.779
156.641
151.543
2050
172.862
60.751
176.250
187.944
Tabel 1. CBS , Statline, 2010 Duidelijk is dat het aantal oudere migranten groeit. Aanbieders van wonen, zorg en welzijn hebben interculturalisatie steeds hoger op de agenda staan, omdat de samenleving steeds diverser van samenstelling wordt (ActiZ, 2008). Bovendien werken aanbieders steeds meer vraaggestuurd om zo goed mogelijk aan te sluiten bij wensen en vragen van de meer en meer kleurrijke ouderen (ActiZ, 2008). Kennis omtrent wensen op het vlak van wonen, zorg en
Ik woon niet waar ik ben geboren 11 / 90 welzijn en visies van ouderen zelf zijn belangrijk om tot een op maat gesneden aanbod te komen. Er wonen momenteel weinig oudere migranten in verpleeg- of verzorgingshuizen (Schellingerhout, 2004).Voor een deel is dit te verklaren doordat de groep relatief jong is, vaak samenwoont of een beroep op de kinderen doet. Ook heerst er binnen migrantengroepen een negatief beeld over verzorgings- en verpleeghuizen. Dit beeld is wel aan het verschuiven. Zorgorganisaties weten oudere migranten beter te vinden, stemmen hun aanbod meer af op de doelgroep, organiseren met migranten- en/of welzijnsorganisaties voorlichtingsbijeenkomsten (ActiZ, 2008). Oudere migranten weten de zorgorganisaties zelf ook beter te vinden. Mondtot-mond reclame helpt hierbij. Wat ook helpt is dat sommige familieleden of kennissen in een zorgorganisatie werkzaam zijn en hen informeren over de mogelijkheden. Enerzijds krijgt het bewonersbestand een internationaler karakter, anderzijds is er een trend van toenemende internationale mobiliteit. Dit leidt ertoe dat er meer zorggebruik voorkomt in het buitenland. Uit onderzoek naar gezondheid en etnische diversiteit blijkt dat er behoefte is aan afstemming op internationaal niveau tussen professionele zorgaanbieders (Dahhan, 2007). Het CBS voorspelt dat met de toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie het personenverkeer binnen de Unie zal toenemen (CBS, 2008). Vooral het arbeidsmigratieverkeer zal toenemen. De Europese Raad van Lissabon heeft zich in 2000 tot doel gesteld om nationale markten toegankelijk te maken voor alle EU-burgers. Hiermee wil de EU een dynamische kenniseconomie worden. Ook voorziet het CBS dat recent gearriveerde immigranten minder geneigd zijn zich permanent in Nederland te vestigen in vergelijking tot de klassieke arbeidsmigranten uit de jaren zestig. Het CBS ziet een verschuiving van ‘blijvende’ naar pendelende migranten. Maar ook de klassieke arbeidsmigranten pendelen gestaag, hetzij minder dan de toekomstige oudere arbeidsmigranten! De ervaring die nú wordt opgedaan met pendelende oudere migranten of terugkerende oudere migranten kan goed gebruikt worden voor de nieuwe immigranten die in de toekomst ook ouder worden alhoewel de migratiegeschiedenis anders is. Het aantal oudere migranten neemt volgens het European Network on Intercultural Elderly Care (www.eniec.eu) niet alleen in Nederland maar in heel Europa toe zoals Duitsland, Engeland en de Scandinavische landen,. Grensoverschrijdende zorg voor oudere migranten vindt al plaats. Zo gaan Somalische ouderen die in Finland wonen voor hun gezondheidsproblemen naar Duitsland toe, omdat de opvatting heerst dat daar de zorg beter is
Ik woon niet waar ik ben geboren 12 / 90 (speech Minister van Europese Zaken mevrouw Thors op de conferentie ENIEC in Helsinki, maart 2010, zie Witter, 2010). Dit onderzoek concentreert zich op in Nederland wonende ouderen die pendelen tussen land van herkomst en Nederland en gaat niet in op ouderen in andere Europese landen.
1.4. Positie van oudere migranten Oudere migranten bevinden zich over het algemeen genomen in een kwetsbare positie, vooral in vergelijking tot autochtone ouderen (Forum, 2004; Schellingerhout, 2004; Dagevos, 2003.). Zij hebben een slechtere gezondheid, lagere opleiding en wonen in de minst aantrekkelijk woningen. Hieronder komen deze aspecten aan bod.
Sociaal-economische positie De sociaal-economische positie van oudere migranten is in vergelijking tot autochtone ouderen laag (Dagevos, 2003). Van de Turkse 55-plussers heeft 67% een laag inkomen, van de Marokkaanse 86%, van de Surinaamse 31% en van de Antilliaanse 55-plussers 42%. Van de autochtone ouderen is dat 11%. Deze relatief ongunstige financiële situatie heeft te maken met een aantal factoren. Oudere migranten hebben vaak een laag opleidingsniveau en een laag beroepsniveau. Verder hebben zij meestal een onvolledige AOW-opbouw en vaak een laag of zelfs geen aanvullend pensioen. Ook is er doorgaans slechts één inkomen in een huishouden (Forum, 2005). Bij de Turkse en Marokkaanse gezinnen is er geringe arbeidsparticipatie van vrouwen. Bij de Surinaamse en Antilliaanse gezinnen ontbreekt vaak een partner. Sommige migranten zijn niet op de hoogte van mogelijkheden om het inkomen aan te vullen, zoals bijzondere bijstand. De taalbarrière is vaak de oorzaak van de onbekendheid met regels en voorzieningen (Schellingerhout, 2004). Het opleidingsniveau van Turkse ouderen is laag (Schellingerhout, 2004). Voor de Surinaamse ouderen geldt dat zij een hoger opleidingsniveau hebben dan de Turkse ouderen. Zij hadden al een opleiding gehad voordat zij naar Nederland kwamen en een deel heeft hier aanvullende opleidingen gevolgd.
Huisvesting en woonwens Oudere migranten wonen doorgaans in ‘standaard’ woningen, zoals rijtjeswoningen, hoekwoningen, benedenwoningen en appartementen (Gruijter, M. e.a., 2008). Zij wonen minder vaak in een eengezinswoning dan autochtone ouderen. Zij wonen vaak in een flat zonder lift (41% van de Turken en Marokkanen en 32% van de Surinamers en Antillianen). Autochtone ouderen hebben vaker een koopwoning dan oudere migranten. Eén op de tien
Ik woon niet waar ik ben geboren 13 / 90 Turkse ouderen is eigenaar van een huis: bij autochtone ouderen heeft de helft een eigen koophuis.
Nog geen 3% van de oudere migranten va 55 jaar of ouder woont in een woonvorm die speciaal voor ouderen is bedoeld. Bijna 12% van de autochtone ouderen woont in een woonvorm voor ouderen. Een groot deel van de oudere migranten zijn niet de op de hoogte van (woon)voorzieningen en mogelijkheden. Of de woningen zijn niet in de buurt waar zij wonen en wensen te blijven wonen. Veel ouderenwoningen zijn niet geschikt voor grote families (Nitsche en Suijker, 2003).
De meeste ouderen willen in hun huidige woning blijven wonen (Schellingerhout, 2004). De oudere migranten hebben wel vaker een verhuiswens dan autochtone ouderen. Binnen de categorie van oudere migranten hebben Turkse ouderen vaker een verhuiswens. Uit een expertmeeting die met oudere migranten is gehouden als onderdeel van een onderzoek naar toekomstige woonbehoeften van oudere migranten in Eindhoven bleek dat het verhuizen emotioneel beladen is (Gruijter, M. e.a., 2008). De oudere migranten gaven aan dat zij zich bij het verhuizen realiseren dat zij niet meer zullen terugkeren naar het land van herkomst, terwijl velen dat diep in hun hart nog steeds willen. Bovendien hebben zij al eens in hun leven een grote stap gezet toen zij naar Nederland kwamen. Zij zien enorm op tegen weer zo’n grote stap en formuleren dientengevolge hun woonwens niet. Volgens de ouderen die aan de expertmeeting deelnamen is de wens om zo lang mogelijk in hun huidige huis te blijven vooral bij Turkse en Marokkaanse ouderen enorm sterk. Zij wonen liever in een portiekwoning met trappen, ook al kunnen zij die niet meer zelfstandig betreden, dan dat zij gaan verhuizen. De deelnemers wijzen er op dat ook autochtone ouderen het moeilijk vinden hun woonwens te formuleren en dit vaak voor zich uit schuiven.
Uit de genoemde expertmeeting in Eindhoven kwam naar voren dat ook het pendelen gevolgen heeft voor de woonbehoeften. Deelnemers menen dat het pendelen ertoe leidt dat ouderen niet nadenken over de toekomst omdat ze met één been hier en één been in het land van herkomst staan. Het pendelen heeft ook gevolgen voor de kinderen en overige familie. Zij zorgen voor de post, sturen medicijnen op en regelen de reis. Volgens de deelnemers kan het pendelen ertoe leiden dat de ouderen niet op zoek gaan naar een passende woning en/of formele hulp. Het pendelen neemt wel af naarmate de fysieke klachten toenemen (Gruijter, M. e.a. 2008). In de volgende paragraaf (1.5) komt het pendelen verder aan de orde.
Ik woon niet waar ik ben geboren 14 / 90
Gezinssamenstelling Onder de groep Surinamers en Antillianen is het percentage alleenstaanden relatief hoog. Meer dan de helft van de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen is alleenstaand. Marokkanen hebben de grootste huishoudens (gemiddeld vier personen per huishouden). De Turkse ouderen nemen een tussenpositie in. Volgens Schellingerhout (2004) is het leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen –in vergelijking tot autochtone ouderen en andere groepen oudere migranten- groot. In 70% van de gevallen is het leeftijdsverschil minstens zes jaar. De mannen zijn ouder dan de vrouwen. Dit geldt met name voor de Marokkaanse gemeenschap. Het komt regelmatig voor dat de Marokkaanse man meer dan tien jaar ouder is dan zijn echtgenote. El Hardouz en Schrijen (2001) constateren dat Turkse en Marokkaanse ouderen grote zorgen hebben om het alleen achter blijven van vrouwen. Ook uit andere studies blijkt dat Turkse en Marokkaanse vrouwen bang zijn voor eenzaamheid in de toekomst als hun man overleden is; zij zijn het niet gewend om zelfredzaam te zijn.
Gezondheid Oudere migranten ervaren hun gezondheid beduidend slechter dan autochtonen (Poort, 2001; Schellingerhout, 2004). Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen zijn minder positief over de eigen gezondheid dan autochtone ouderen en Antilliaanse ouderen. 20% van de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen ervaart de eigen gezondheid als ‘slecht’. Voor de autochtone ouderen is dit 8% en voor de Antilliaanse ouderen is dit 6%.
Oudere migranten hebben vaker te kampen met chronische ziekten dan autochtone ouderen (Schellingerhout, 2004). Turkse ouderen hebben in vergelijking tot de andere groepen meer last van astma en hartaandoeningen. Turkse en Marokkaanse ouderen hebben vaker last van migraine, darmstoornissen, rugklachten en gewrichtsproblemen. Surinamers en Antilliaanse ouderen geven aan last te hebben van gewrichtsproblemen (SCP, 2004). Maar deze uitkomsten zijn gebaseerd op zelfrapportage en niet op een objectieve meting van de gezondheid.
Uit onderzoek van Van Buren (2002) naar visies van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse ouderen in Rotterdam op de toekomst en zorg komt naar voren dat het meest genoemde knelpunt het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is. Ook de verwachtingen van de huisartsenzorg vormen een knelpunt. Veel oudere migranten zijn gewend medicijnen te
Ik woon niet waar ik ben geboren 15 / 90 krijgen en dat gebeurt niet automatisch bij Nederlandse huisartsen. Daarnaast noemen zij het huisartsentekort en de communicatie (met name door de taalbarrière) als een belemmering. Zij hebben het idee dat er minder aandacht aan hen besteed wordt door tijdsgebrek. Toch gaan zij voor lichamelijke klachten gemakkelijk naar de huisarts. Voor psychische klachten of psychosociale problemen echter niet. Zij proberen deze zaken in familiekring of via het informele circuit op te lossen. Onbekendheid, taboe en angst voor roddels zijn de drijfveren hiertoe (Hoffer 2005).
Informele en formele zorg Dijkstra en Fokkema (2007) omschrijven Turkije als een collectivistische samenleving met sterke familiebanden en een patriarchale familiestructuur. De Surinaamse samenleving kenmerkt zich eveneens door een collectivistische oriëntatie maar kent een matrifocale structuur. Uit hun onderzoek blijkt dat migrantengroepen sterkere zorgnormen hebben dan autochtone Nederlanders. Dit geldt vooral voor eerste-generatiemigranten. Tweedegeneratiemigranten lijken wat betreft hun gevoelens voor zorgplicht op autochtonen. Binnen de Turkse samenleving zijn er zorgtradities. Yerden (2000) onderscheidt in zijn onderzoek naar zorg in de Turkse gemeenschap de begrippen ‘bakim’ en ‘yardim’. ‘Bakim’ kan alleen door familie gegeven worden en verwijst naar de totale verzorging van ouderen. Het begrip ‘yardim’ duidt op hulp bij praktische zaken, zoals boodschappen dopen, financiële zaken regelen of vervoer. Van der Gauw (2000) heeft onderzoek gedaan naar mantelzorg bij Turken en Marokkanen. Het begrip mantelzorg is bij de onderzochten veelal onbekend, maar de inhoud is wel bekend. Uit dit onderzoek blijkt dat mantelzorgers van oudere migranten veelal tussen de 25 en 45 jaar zijn. En dat het meestal zorg aan (schoon)ouders betreft. De (schoon)dochter verricht vooral verzorgende taken en de zoon doet administratieve en regelklussen. De schoonzoon doet boodschappen of regelt het vervoer, maar verder is zijn rol beperkt.
In 2003 ontvangt 30% van de Turkse 55-plussers informele hulp en 21% van de Surinaamse 55plus ouderen (Schellingerhout, 2004). Meestal geven de thuiswonende partner en de kinderen deze hulp. Het gaat dan vooral om huishoudelijke hulp. 17% van de Surinaamse mensen van 55 jaar en ouder maakt gebruikt van thuiszorg (in 2003) en 7% van de Turkse mensen van 55 jaar en ouder (Schellingerhout, 20004).
Ik woon niet waar ik ben geboren 16 / 90 Uit het onderzoek van Van Buren (2002, p.40) blijkt dat oudere migranten niet afhankelijk willen zijn van hun kinderen en daarom wel een beroep zullen doen op professionele hulp. Maar dat er situaties zijn dat ze toch rekenen op hulp van hun kinderen zoals bij lichamelijke beperkingen of psychische ziekten als dementie. Zij noemen dan als voorbeelden van hulp: het verzorgen van warme maaltijden en het dienen als intermediair bij bijvoorbeeld de huisarts. Dit sluit aan bij het onderzoek van Von Meijenfeldt en Moerbeek (2001) onder Surinaamse ouderen en hun zorgverwachtingen. Surinaamse ouderen benadrukten dat hun kinderen een eigen leven hebben en eigen verantwoordelijkheden en dat zij vooral waardering en liefde van hun kinderen verwachten.
Zij ondervroegen ook Turkse ouderen. De Turkse ouderen geven aan dat zij niet precies weten wat ze kunnen verwachten. De Turkse vrouwen nemen een praktische houding aan: zij zien liever dat hun kinderen zich toeleggen op scholing, carrière en hun eigen gezin. Turkse mannen leggen in de gesprekken die zij voerden over verwachtingen rond zorg het accent op én én: aandacht en liefde van de kinderen maar aanvullende hulp van zorgverlenende instanties. De Turkse vrouwen voegen eraan toe dat zij weten dat de zorg voor ouderen een zware last is, omdat zij zelf voor (schoon)ouders hebben moeten zorgen. Zij zeggen dat ze naar een verzorgingshuis zullen gaan als de kinderen kiezen niet voor hen te zorgen. Zij vinden dit echter niet ideaal. Volgens Yerden is de Turkse zorgtraditie aan het veranderen. Turkse jongeren die hier opgegroeid zijn hebben een andere levensstijl dan hun ouders. (Schoon)dochters hebben vaak werk, een eigen huis en zijn minder afhankelijk van hun familie dan de vorige generatie. Yerden meent dat Turkse ouderen niet altijd open zijn over hun verwachtingen en over de teleurstelling die zij voelen als ze merken dat hun kinderen daar niet aan voldoen. Wat ook speelt is dat sommige oudere migranten zich schuldig voelen omdat zij zelf niet hebben gezorgd voor hun ouders zoals de Turkse traditie dat voorschreef. Omdat ze naar Nederland verhuisden en hun ouders achterbleven, konden zij zelf niet aan de zorgplicht voldoen. Daar hebben sommige ouderen last van maar ze praten daar niet of nauwelijks over met hun eigen kinderen. Dit komt ook naar voren in het onderzoek van Baldassar (2007), waarbij zij drie cohorten van Italiaanse migranten in Australië volgde. De Italiaanse ouderen konden destijds niet voor hun eigen ouders zorgen door de grote afstand, maar zouden het liefste wel door de eigen kinderen verzorgd worden.
Ik woon niet waar ik ben geboren 17 / 90 Enerzijds realiseren ouderen zich dat kinderen en andere familieleden weinig gelegenheid hebben om zorg te geven aan hen door werk, opleiding, gezin en het feit dat kinderen in een andere, verder weggelegen woonplaats wonen. Zij willen ook hun kinderen en familie niet teveel belasten (Kloosterboer, 2004) Anderzijds ontvangen zij het liefste zorg van kinderen en verwachten dit ook. Driekwart van de Marokkaanse ouderen meent dat kinderen voor hen moeten zorgen. Turkse ouderen vinden dit ook, maar minder sterk dan de Marokkaanse ouderen. Nederlandse ouderen verwachten wel enige hulp, maar hebben verder weinig verwachtingen van hun kinderen. Surinaamse, Antilliaanse en Molukse ouderen nemen een tussenpositie in (Schellingerhout, 2004). Dit wordt het zorgplichtdilemma genoemd: de twijfels die bij oudere migranten bestaan rond het ontvangen van informele zorg. Jongeren ervaren ook een zorgplichtdilemma. Zij ervaren vaak een ‘zorgplicht’ en ze zouden wel voor hun ouders willen zorgen, maar de mogelijkheden zijn beperkt. Dit thema komt terug in voorliggend onderzoek. Op basis van voorafgaande informatie is in dit onderzoek gevraagd naar de verwachtingen van pendelende ouderen rond het ontvangen van informele zorg. Welke hulp ontvangen zij nu van formele en informele hulpverleners? Komt dit overeen met hun verwachtingen? Welke hulp verwachten zij als zij stoppen met pendelen en van wie?
1.5. Pendelen Volgens het SCP (Schellingerhout, 2004) wil tweederde van de Turkse 55-plussers pendelen. Voor de andere migrantengroepen waaronder Surinamers ligt dit percentage lager: ongeveer een derde zou willen pendelen.Uit onderzoek van de GG en GD Amsterdam (2001) blijkt dat 50% van de Turkse en 36% van de Marokkaanse 55-plussers willen pendelen en daartoe ook mogelijkheden zien. Uit onderzoek van Schellingerhout (2004) blijkt dat een groot deel van de Turkse ouderen graag wil pendelen (tabel 2). Dit geldt in iets mindere mate voor Surinaamse ouderen. Van hen blijft het merendeel het liefste in Nederland wonen.
Ik woon niet waar ik ben geboren 18 / 90 Tabel 2: Terugkeergeneigdheid naar land van herkomst (lvh) bij 55-plussers naar geslacht en
0 keer
1 keer
2 keer
3 keer of meer
N
In 2002 langer dan 3 maanden in land van herkomst geweest
Wil voorgoed in Nederland blijven
Deels in land van herkomst, deels in Nederland
Wil voorgoed terug naar land van herkomst
etnische groep, gebaseerd op Schellingerhout, 2004, p. 95.
6
62
31
20
74
9
7
10
298
6
66
29
17
79
10
5
7
213
8
54
38
28
63
6
14
17
85
Turken Totaal 55-64 jaar 65 plus
Surinamers Totaal 55-64 jaar 65 plus
14
31
55
9
79
13
5
3
298
14
35
51
3
84
10
4
2
176
14
24
61
17
72
16
7
5
121
Vrijwel geen enkele Turkse vrouw wil in het onderzoek van Schellingerhout (2004, p.95) terug naar het land van herkomst hetgeen te verklaren is door dat zij daar minder vrijheid (in sociaal opzicht) hebben dan in Nederland.
Het merendeel van de oudere migranten blijft in Nederland. Er is onderzoek gedaan naar belangstelling voor de Remigratiewet. Daar kwam uit dat de meeste ouderen niet voorgoed willen remigreren. Een minderheid wil remigreren: 11% van de Turkse ouderen, 13% van de Marokkaanse ouderen, 16% van de Surinaamse, 24% van de Antiliaanse en 35% van de Molukse ouderen (Schellingerhout, 2004).
Veel oudere migranten stellen zich de vraag of zij in Nederland moeten blijven of dat zij beter terug kunnen keren naar hun land van herkomst (Hoffer, 2005). Dit wordt het ‘terugkeerdilemma’ genoemd. Beide landen (land van herkomst en het land waar zij wonen, dus Nederland) zijn een onderdeel van de oudere migrant geworden. Vaak stellen ouderen de definitieve keuze (remigreren, blijven) uit. In de literatuur wordt dit aangeduid als de ‘eeuwige tijdelijkheid’ (o.a. Von Meijenfeldt en Moerbeek, 2001). Dit uitstellen heeft er bij een flink aantal toe geleid dat zij zich niet voorbereid hebben op een toekomst in Nederland.
Ik woon niet waar ik ben geboren 19 / 90 Zij denken niet na over hun oude dag hoewel dit langzaam maar zeker aan het verschuiven is. Dit terugkeerdilemma veroorzaakt samen met het zorgplichtdilemma zoals genoemd in paragraaf 1.4., gevoelens van onzekerheid en teleurstelling bij sommige oudere migranten (Van der Meeren, 1994). De meeste ouderen blijven uiteindelijk toch in Nederland wonen.
Von Meijenfeldt en Moerbeek (2001) beschrijven zeven factoren die de definitieve keuze voor remigratie bemoeilijken: 1.
slechte financiële situatie
2.
minder goede gezondheidszorg in land van herkomst
3.
in Nederland wonende kinderen (en kleinkinderen)
4.
angst om verstoten te worden door de man na remigratie (Turkse en Marokkaanse vrouwen)
5.
politieke omstandigheden in land van herkomst
6.
ontbreken van een sociaal netwerk
7.
eenmalige terugkeeroptie (in de Remigratiewet is de mogelijkheid opgenomen om binnen een jaar terug te komen op het besluit tot definitieve terugkeer. Daarna is hun keuze definitief. Daar hebben ouderen moeite mee. Ook omdat zij aan de toekomst denken van wat er gaat gebeuren als zij ouder worden en zorg behoeven.)
Bovengenoemde factoren zijn terug te zien in het kwalitatieve onderzoek van Van Buren (2002) naar visies van oudere migranten op wonen, zorg en welzijn in de toekomst. Er zijn in dit onderzoek gespreksgroepen geweest en er zijn 1250 contactmomenten met oudere migranten geweest. Het exacte aantal ouderen dat ondervraagd is, is onduidelijk. In dit onderzoek kwam naar voren dat binnen de groep Turkse ouderen het vooral de mannen zijn die willen terugkeren (Van Buren, 2002). Dit levert de nodige spanning op binnen hun huwelijksrelaties. De Turkse ouderen noemen als redenen om niet terug te willen keren: de kleinkinderen die hier wonen, gezondheidszorg, de angst voor verlies van uitkering en de angst om eenzaam te worden in het land van herkomst. Vrouwen noemen hierbij de angst om het gevoel te krijgen een buitenlander te zijn in het land van herkomst. Redenen om wel terug te gaan is dat zij verwachten dat de kinderen in Nederland niet de zorg kunnen of willen leveren die zij verwachten, het klimaat en de wens om te sterven in hun geboorteland.
Surinaamse ouderen noemen de temperatuur in Suriname, de familie, het buitenleven en het verse fruit en de groenten van eigen (Surinaamse) bodem factoren in Suriname die het
Ik woon niet waar ik ben geboren 20 / 90 aantrekkelijk maken om te remigreren of te gaan pendelen (Van Buren, 2002). Maar de medische zorg in Nederland, de hoge reiskosten, de kinderen en kleinkinderen, het niet bezitten van een huis in Suriname, het behoud van AOW en uitkeringen, hoge medische kosten als zij in Suriname ziek worden, de activiteiten waar zij zich in Nederland voor inzetten en cultuur-specifieke zorg (zoals dagopvang voor Surinaamse ouderen) zijn ‘pullfactoren’ in Nederland, dus redenen om in Nederland te blijven. Volgens van Buren (2002) willen de Surinaamse ouderen graag woonprojecten in Suriname in een rustige, veilige buurt met goede (para-)medische voorzieningen. Het pendelen noemen zij ‘overwinteren’ of ’lang op vakantie gaan’. De grootste belemmeringen voor pendelen in de wet- en regelgeving zijn inmiddels weg (LIZE, 2004). Voorheen hadden pendelaars last van de vreemdelingenwet en/of de bijstandswet. Dat is opgelost: volgens Gonnie Kaptein, beleidsmedewerker bij het Landelijk Instituut voor Zuid-Europeanen die geïnterviewd is voor dit onderzoek mogen oudere migranten één keer negen maanden naar het land van herkomst teruggaan. Daarna mogen zij per jaar telkens maximaal zes maanden weg. Mensen boven de 65 jaar met een kleine AOW of met een onvolledige AOW (in combinatie met een klein aanvullend pensioen) kunnen 26 weken weg zonder verlies van hun aanvullende bijstand. Hoewel dit nog wel een probleem kan zijn als de partner nog geen 65 jaar is.
Nu gelden vooral de praktische belemmeringen, volgens Kaptein. ‘Pendelen is leuk zolang de mensen daartoe fysiek in staat zijn.’ Verder geeft zij in het gesprek aan dat er weinig kennis is over de behoefte aan collectieve voorzieningen voor pendelaars. Ook is er nauwelijks kennis over pendelaars die hulp en zorg nodig hebben. Hoe zit het met grensoverschrijdende zorg? Kunnen pendelaars daar gebruik van maken? Doen zij dit ook? Op deze vragen is nog geen antwoord gegeven. Een andere praktische belemmering komt naar voren in het onderzoek ‘Kwaliteit van leven bij migranten in de ouderenzorg’ van het Nivel (2010). Zij concludeert dat het voor ouderen in een woonzorgcentrum of verpleeghuis lastig is om tijdelijk naar het land van herkomst te gaan voor verblijf of vakantie. Het is niet alleen moeilijk om goede zorg te regelen maar ook is het lastig omdat de kamer in het verpleeghuis niet zo lang leeg mag staan. Het NOOM, Netwerk van organisaties van Oudere Migranten signaleerde dit knelpunt ook.
Ik woon niet waar ik ben geboren 21 / 90 1.6. Pendelen en aanbieders van wonen, zorg en welzijn Aanbieders van wonen, zorg en welzijn hebben soms activiteiten over de grens. Vele denken na over hun strategie (Actiz, 2010). Zij komen in toenemende mate in aanraking met oudere migranten, ook met pendelaars. Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar wensen van pendelaars en visies van aanbieders.
De stichting Bureau Maatschappelijke Participatie (BMP) is in 1999 het project Teruggaan en blijven gestart. Von Meijenfeldt en Moerbeek hebben in 2001 denkbeelden van oudere migranten in kaart gebracht rondom het pendelen. Zij hebben interviews gehouden met 18 oudere migranten (Surinamers, Turken en Marokkanen) en met enkele jongeren en betrokken organisaties. Uit het project is naar voren gekomen dat oudere migranten graag initiatieven nemen om de positie van ouderen in hun landen van herkomst te verbeteren, dat zij graag aan de Nederlandse samenleving willen deelnemen en daar voorwaarden geschapen voor moeten worden, dat zij graag in gesprek gaan met jongere migranten én dat zij meer mogelijkheden willen om te kunnen pendelen. Een andere conclusie was dat zorgverzekeraars, zorgaanbieders, corporaties en migrantenorganisaties enthousiast waren te investeren in projecten in de landen van herkomst voor pendelaars en voor andere ouderen.
Op basis van de uitkomsten van het project raadt de Stichting BMP de zorgaanbieders, woningcorporaties, gemeenten en zorgverzekeraars aan om de zorgvraag van oudere migranten boven tafel krijgen. Een ander advies was dat zij coalities met elkaar zouden moeten vormen en met investeerders en overheden in de landen van herkomst. Dit zou het pendelen vergemakkelijken en helpen om projecten in herkomstlanden uit te voeren. Na dit project is het stil gebleven rond het pendelen. Het idee dat uit het project naar voren is gekomen om te starten met ‘pendelhuizen’ in Nederland en over de grens is een stille dood gestorven. De ‘pendelhuizen’ zouden huizen zijn voor tijdelijk verblijf. Zo zouden ouderen een deel van het jaar in de pendelhuizen in Nederland kunnen verblijven en een deel van het jaar in de pendelhuizen in het land van herkomst. Dit idee is niet tot uitvoering gebracht. Ook in het kwalitatieve onderzoek naar oud worden in Harderwijk (2003), waarbij ruim 70 jongeren en ouderen via focusgroepen zijn ondervraagd, zijn de pendelwoningen genoemd. Een klein gedeelte van de onderzochte Turkse ouderen geeft aan te willen wonen in een pendelwoning. In de optiek van de onderzoekers is zo’n pendelwoning vergelijkbaar met een kangoeroewoning, dus een woning met verbinding naar een andere woning. Als de ouderen pendelen, kunnen de kinderen op de woning in Nederland van hun (schoon)ouders passen en
Ik woon niet waar ik ben geboren 22 / 90 deze eventueel gebruiken. Ook de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) is op dit moment bezig met het onderzoeken naar de behoefte aan tijdelijke woningen in het land van herkomst, de‘short stay’ appartementen. De SEV heeft tijdens een expertmeeting met onder andere woningcorporaties en onderzoekers geconcludeerd dat er mogelijk behoefte bestaat aan dergelijke appartementen en zet op dit moment onderzoek uit.
Een wens die inmiddels wel tot uitvoering is gebracht in de afgelopen jaren, is het opzetten van een steunpunt. De Surinaamse ouderen uit het onderzoek door Van Buren (2002) pleitten voor een ‘pendelverzekering’, dus dat zij medische kosten die zij tijdens het pendelen maken kunnen declareren bij de ziektekostenverzekering. Daar lopen ook andere oudere migranten tegenaan. Inmiddels heeft Agis een steunpunt in Paramaribo opgezet, maar ook in Casablanca in Marokko en Istanbul in Turkije.
1.7. Theorievorming over pendelen In de literatuur zijn de meningen over het thema pendelen verdeeld. Waar een aantal onderzoekers het pendelen beschouwen als het uitstellen of ontwijken van een definitieve keuze (o.a. Hoffer, 2005 en Von Meijenfeldt en Moerbeek, 2001), pleit David Engelhard in zijn onderzoek ervoor om pendelen te beschouwen als volwaardige vorm van migratie. Engelhard meent dat het een welbewuste keuze is van mensen die zich thuis en gezond voelen op meerdere locaties (2006). Engelhard onderscheidt meerdere vormen van pendelen: seizoensmigratie van seizoensarbeiders, overwinteren aan warme kusten van de Middellandse zee door rijke Noord-Europeanen, periodieke reizen tussen thuis en verafgelegen werk. Pendelen vergt reizen, kost geld en vereist een redelijke gezondheid, aldus Engelhard (p.93): ‘Pendelen is een volwaardige migratievorm omdat ze voldoet aan de wensen van migranten: genieten van de voordelen van het leven op twee of meerdere locaties. Je ziet én je kinderen in het immigratieland én je familieleden in het land van herkomst; je kunt genieten van het ‘zijn’ in het land van herkomst, zonder helemaal te hoeven herintegreren als gelijke tussen de achterblijvers en je kunt blijven beschikken over de voordelen van een hoogwaardige gezondheidszorg in het immigratieland.’
Ook Bolzman (2006) concludeert in zijn onderzoek naar Italiaanse en Spaanse gastarbeiders in Zwitserland dat er naast remigratie of blijven in het land waar zij nu wonen, een derde optie bestaat: het pendelen. Bolzman ondervroeg 274 Italianen en 168 Spanjaarden tussen de 55 en 64 jaar naar hun toekomstplannen. Ongeveer een derde gaf aan te willen pendelen.
Ik woon niet waar ik ben geboren 23 / 90 ‘A circulation model is the emerging pattern: it allows migrants to preserve their origins and to keep in touch with both realities that are significant for them. No wonder it appears to be the most preference among elderly immigrants, and is invariably actualised when social and economic resources permit.’(2006, p. 1373).
‘The dual-residence opportunity and solution is the outcome of a way of life with cultural, symbolic, concrete and affective dimensions, based on contacts in two countries.’(Bolzman, 2006, p.1372)
David Engelhard plaatst kanttekeningen bij de meeste theorieën over terugkeer. Volgens hem gaan de meeste theorieën over een bepaald aspect zoals financiële winst of sociale verbanden, maar gaan hierbij voorbij aan de complexiteit van het geheel. Engelhard meent dat redenen voor terugkeer complex zijn en dat het moeilijk is om één doorslaggevende reden te benoemen. Daarnaast vindt Engelhard dat veel theorieën uitgaan van rationele overwegingen. Hij merkt op dat er te weinig onderscheid wordt gemaakt naar doelgroep, leeftijd en gender.
Voor terugkeermigratie is een seksespecifieke benadering nodig, aldus Engelhard. Terugkeer kan een andere uitwerking hebben bij mannen en vrouwen. Zo kan het voorkomen dat vrouwen vrijheid en rechten moeten inleveren als zij terugkeren naar een samenleving die conservatiever is. Ook geven zij sociale contacten op. Voor mannen zijn de contacten minder belangrijk. Hoewel het ook voorkomt dat vrouwen zich eenzaam en geïsoleerd voelen in het nieuwe land en juist baat hebben bij terugkeer.
Er is nog weinig theorievorming over pendelen. Wel over permanente terugkeer of juist het blijven, zoals onderzoek van Warnes (2006) naar arbeidsmigranten. De derde optie, het pendelen, lijkt populairder te worden. Pendelen wordt vaak gezien als een voorbereiding op terugkeer of als uitdrukking van gefrustreerde besluitvorming. ‘De voorzichtige conceptuele verkenningen rond pendelen impliceren dat migranten door te pendelen op twee plaatsen thuis kunnen blijven, het normaal vinden om op twee locaties te wonen en terugkeer zelfs kunnen beschouwen als de mogelijkheid om te pendelen. Daar is het ouderen om te doen en het wordt langzaam erkend in migratietheorieën. De vraag is of het ook een uitweg biedt uit de dilemma’s rond gezondheid en afhankelijkheid van gezondheidszorg’, schrijft Engelhard (2006,p.22).
Ik woon niet waar ik ben geboren 24 / 90 Het pendelen door Noord-Europeanen is vaker onderwerp van een onderzoek dan pendelende arbeidsmigranten. De Noord-Europanen, zoals Britten en Duisters pendelen dan tussen hun land en landen als Italië, Spanje en Frankrijk, maar soms ook buiten Europa (Warnes, 2004). Warnes (2006) wijst op de ‘transnationale leefstijl’ die toeneemt. ‘The ease and low cost of international travel now mean that many older people can exploit, maintain and continue to develop residential opportunities, social networks and welfare entitlements in more than one country. In short, the elaboration of transnational lifestyles is proceeding faster than our information about their forms.’(p.1265).
In dit onderzoek wordt onderzocht of pendelen een bewuste keuze is en of de motieven van respondenten aansluiten bij de veronderstelling van Engelhard. Oudere migranten hebben een band met het land van herkomst en een band met Nederland. Zij voelen zich in beide landen thuis en hebben hun leven in beide landen opgebouwd. In dit onderzoek wordt het pendelen als uiting van een transnationale levenswijze gezien, waarbij men sterke banden met/in twee landen heeft.
1.8. Relevantie voor de gerontologie Torres geeft aan dat er binnen de gerontologie weinig aandacht is voor de diversiteit van ouderen (2008). Ook geeft ze aan dat wanneer er wel aandacht is voor oudere migranten, vaak wordt gekeken naar de westerse ouderen die na hun pensionering naar zuidelijke landen trekken. Ook is er relatief veel onderzoek gedaan naar arbeidsmigranten. Er is weinig onderzoek naar oudere migranten die op latere leeftijd zijn geëmigreerd (om bijvoorbeeld bij familie te wonen) en naar niet-Europese migranten (2008). Er is het nodige onderzoek gedaan naar transnationalisme, maar de focus ligt hierbij vooral op de oudere migranten zelf. Er is weinig onderzoek naar het perspectief van de aanbieders, hun rol en visie. Torres (2008) benadrukt het belang om binnen de sociale gerontologie het transnationalisme mee te nemen. Zij is verbaasd dat weinig sociaal gerontologen in hun onderzoeken aandacht besteden aan het effect van internationale migratie. Ze refereert aan Castles (2000b) die antwoord geeft op de vraag waarom sociale wetenschappers zich bewust zouden moeten zijn van de consequenties van internationale migratie.; ‘Migration plays a key part in most contemporary social transformations. Migration is both a result of global change and a powerful source for further change in migrant-sending and receiving societies. Its immediate impacts are felt on the economic level, but it also affects social relations, culture, national politics and international relations. Migration inevitably leads to greater ethnocultural diversity within Nation-States, transforming identities and blurring traditional boundaries’(Castles, 2000b, p.124). De groep oudere migranten is zeer divers. Zij komen uit verschillende landen, hadden verschillende motieven om te migreren en hebben andere achtergronden. Warnes (2006) meent: ‘Over the next decades, if we are to understand the material, social and welfare circumstances of older people, it will increasingly be necessary to have knowledge of their
Ik woon niet waar ik ben geboren 25 / 90 biographies or individual life courses, for neither their country of residence nor their birth dates or last occupation will be as reliable predictors of their social and experiential positions as they were in recent past (p.217). De levensverhalen van oudere migranten verschillen. Torres is van mening dat het daarom niet zo belangrijk is waar oudere migranten vandaan komen, maar vooral dat zij een levensloop hebben die gekenmerkt wordt door discontinuïteit. De meeste gerontologische theorieën en modellen gaan juist uit van een continue levensloop (Philipson, 2002). Volgens Torres zijn oudere migranten interessant voor sociaal-gerontologen. ‘The fact that older migrants are often in-between cultures also means that they have access to greater variability in respect to attitudes and values in general as well as understandings of ageing and old age in particular’ (Torres, 2004, p.87). Nederveen-Pieterse (1994) noemt dit ‘the hybridity of migrant experience’. Migranten staan bloot aan meervoudige, soms tegenstrijdige, culturele waarden, houdingen en begrippen. Zij worden gedwongen met deze factoren om te gaan en hun eigen visie, mening en houding te bepalen. Veel sociaalgerontologische theorieën zijn nogal cultuur-specifiek van aard. De theorieën gaan uit van een lineaire ontwikkeling. Bovendien worden termen als ‘actief ouder worden’ en ‘disengagement, oftewel het zich terugtrekken’ per cultuur anders gedefinieerd en geïnterpreteerd. Oudere migranten zijn daarom een bron van informatie over hoe het ouder worden wordt beleefd, aangezien hun levensloop niet lineair is verlopen. Dat geldt helemaal voor oudere migranten die op latere leeftijd (boven de 55) nog eens zijn gaan migreren (Torres, 2004). Migratie heeft niet alleen effect op de mensen die migreren maar ook op de mensen die achterblijven (Torres, 2008). Het is niet puur een individuele actie van iemand die besluit te vertrekken om zijn of haar kansen te vergroten en binnen de kortste keren geassimileerd is. Migratie is een collectieve actie met effecten op de samenlevingen waar mensen naartoe gaan en de samenlevingen waar mensen vandaan vertrekken.
Ik woon niet waar ik ben geboren 26 / 90 2. Onderzoeksopzet
2.1. Aard van het onderzoek Voor dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve benadering. Het onderzoek is exploratief van karakter. Er is nog weinig bekend (zowel cijfermatig als inhoudelijk) over het pendelen van oudere migranten. Interviews met oudere migranten en medewerkers van diverse organisaties leveren informatie op waarmee de onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden. Ragin (1994) stelt dat het bij kwalitatief onderzoek gaat om onderzoek dat zich op kleine schaal afspeelt. Het is sociaal onderzoek ‘that usually involves in-depth examination of a relatively small number of cases which are examined intensively with techniques designed to facilitate the clarification of theoretical concepts and empirical categories’ (Ragin, 1994: 190). Volgens Maso (1987) is kwalitatief onderzoek geschikt als het erom gaat de aard van sociale verschijnselen te onderzoeken. Dat sluit aan bij mijn onderzoeksvraag.
Er is gewerkt met een open topiclijst om de respondenten de gelegenheid te geven hun eigen verhaal te vertellen (zie bijlage 1). Op deze manier wordt meer kennis verkregen over het onderwerp ‘pendelen’. De narratieve benadering geeft oudere migranten de gelegenheid op eigen wijze vorm te geven aan hun verhaal (Kohler Riesman, 1998).
Ik woon niet waar ik ben geboren 27 / 90 De onderzoeksgroep bestaat uit in totaal 22 pendelende oudere migranten (waaronder twee echtparen) met een Turkse of Surinaamse achtergrond. Daarnaast bestaat de onderzochte groep uit medewerkers (directies/bestuurders) van zorgorganisaties, corporaties, een welzijnsorganisatie en twee migrantenorganisaties (zie bijlage 2).
2.2. Keuze voor de onderzoeksgroep: Turkse en Surinaamse ouderen Er is gekozen voor de twee grootste migrantengroepen, omdat ouderen uit deze groepen het meeste pendelen en de grootste etnische groepen vormen. De vergelijking tussen de twee groepen is interessant omdat ze in een aantal opzichten verschillen: migratiegeschiedenis, banden met en oriëntatie op Nederland enerzijds en hun herkomstland anderzijds, familiestructuren, afstand tot en reiskosten naar herkomstland. Aanbieders van wonen, zorg en welzijn oriënteren zich in toenemende mate op het verlenen van wonen en zorg over de grens heen, met name in de landen van herkomst van de vier grootste groepen. Het blijft echter wel zeer belangrijk om aandacht te schenken aan kleinere migrantengroepen. Ook zij verdienen goede kwaliteit zorg en aandacht.Verder is het belangrijk te benadrukken dat er grote verschillen bestaan binnen de groep oudere migranten en ook binnen dezelfde etnische groep. Binnen de Turkse bevolkingsgroep zijn bijvoorbeeld Christenen en Koerden te onderscheiden met een andere culturele achtergrond, politieke opvattingen en een andere oriëntatie op het herkomstland. Binnen de Surinaamse gemeenschap zijn er culturele verschillen tussen Creoolse, Hindoestaanse en Javaanse Surinamers (Von Meijenfeldt en Moerbeek, 2001).
In 2010 wonen 51.321 Surinaamse 55-plussers in Nederland, waaronder 19.711 65-plussers (zie tabel 2a). Er wonen 35014 Turkse 55-plussers in Nederland, waaronder 16.553 65plussers. (zie tabel 2b).
Tabel 2.a. Aantal Surinaamse ouderen in Nederland, januari 2010 (Bron: CBS, Statline) Leeftijd
mannen en vrouwen
mannen
vrouwen
55 jaar en ouder
51.321
23.015
28.306
65 jaar en ouder
19.711
8.139
11.572
Ik woon niet waar ik ben geboren 28 / 90 Tabel 2.b. Aantal Turkse ouderen in Nederland, januari 2010 (Bron: CBS, Statline) Leeftijd
mannen en vrouwen
mannen
vrouwen
55 jaar en ouder
35.014
17.622
17.392
65 jaar en ouder
16.553
9.176
7.355
Forum, instituut voor multiculturele ontwikkeling, onderscheidt (2004) op grond van de migratiegeschiedenis vier groepen oudere migranten in Nederland. De twee grootste zijn arbeidsmigranten uit het Middellandse-Zeegebied en migranten uit de voormalige koloniën.
Arbeidsmigranten Turkse ouderen kwamen in de jaren zestig en zeventig als arbeidsmigranten, naar Nederland, soms spontaan, soms na actieve werving vanuit Nederland. Zij verrichtten, net als andere arbeidsmigranten uit Zuid-Europese landen laaggekwalificeerd werk. De meeste waren laagopgeleid en afkomstig uit arme plattelandsgebieden. Tussen 1960 en 1970 sloot Nederland wervingsovereenkomsten af met Spanje, Italië, Griekenland, Portugal, Turkije, Marokko, Tunesië en voormalig Joegoslavië. De meesten kwamen hier met de gedachte na een paar jaar terug te keren. Uiteindelijk bleven de meesten hier, omdat het moeilijk bleek in een paar jaar tijd genoeg geld te verdienen om er in het land van herkomst iets mee te kunnen beginnen. Eind jaren zestig en begin jaren zeventig vond een hausse aan gezinshereniging plaats.
Migranten uit Suriname, de Antillen en Aruba Migranten uit Suriname, de Antillen en Aruba waren vooral studiemigranten. Zij kwamen met name naar Nederland voor aanvullende opleidingen. Een groot deel is afkomstig uit de hogere en middenklasse, relatief hoog opgeleid en met een sterke oriëntatie op Nederland. Maar ook politieke motieven lagen bij sommigen ten grondslag voor hun komst naar Nederland, zoals de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Of werk: vooral Antilliaanse mannen kwamen voor werk naar Nederland. Naast genoemde groepen zijn er de Molukkers die in 1951 naar Nederland kwamen. En er wonen naar schatting 22.000 vluchtelingen van 55 jaar en ouder in Nederland (Pharos, 2009).
In dit onderzoek gaat het om Turkse en Surinaamse migranten. Beide groepen hebben hun specifieke geschiedenis. De eerste Surinamers kwamen al in de achttiende eeuw naar Nederland (Niekerk, 1994). In de negentiende eeuw stuurde de Surinaamse elite de kinderen
Ik woon niet waar ik ben geboren 29 / 90 naar Nederland voor studie. De jaren daarna vormde studie het belangrijkste migratiemotief. Tot na de Tweede Wereldoorlog kwam vooral de elite van Suriname hier. Vanaf de jaren zestig kwamen ook andere Surinamers naar Nederland, veelal uit de Creoolse bevolkingsgroep. Arbeid vormde de belangrijkste reden hoewel studie nog steeds een motief bleef. In de jaren zeventig nam de stroom migranten naar Nederland toe door de slechte economische situatie in Suriname. Een grote migratiepiek was in 1975 toen Suriname onafhankelijk werd. Maar ook in 1980 toen de visumplicht werd ingevoerd. Een flink aantal Surinamers anticipeert hierop en vertrekt nog voor de visumplicht naar Nederland. Ook daarna blijven Surinamers migreren veelal in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming.
De samenstelling van de Surinaamse bevolkingsgroep is divers: er zijn Creoolse Surinamers, Hindoestaanse, Javaanse en Chinese Surinamers. De meeste Surinamers hebben de Nederlandse nationaliteit (Niekerk, 1994). Bijna driekwart van de Surinamers woont in de provincies Noord- en Zuid-Holland en met name in de drie steden Rotterdam en Amsterdam (Creolen) en Den Haag (Hindoestanen). Surinamers hebben minder taalproblemen dan Turkse ouderen. De eerste migranten uit Suriname waren relatief hoogopgeleid. Het vinden van werk was eenvoudig, alleen huisvesting was een probleem. Pas in de jaren tachtig nam de werkeloosheid toe. De huisvesting verbeterde wel. De Surinamers begonnen tot de gevestigden te horen. Er kwamen belangenorganisaties, niet meer gericht op remigratie maar op positieverbetering. De arbeidsparticipatie van Surinaamse vrouwen is hoog, zeker in vergelijking tot Turkse vrouwen. Met name Creoolse vrouwen zijn actief op de arbeidsmarkt. Zij zijn van oudsher gewend te moeten werken. Eenoudergezinnen komen vaak voor, met name door echtscheidingen.
De eerste Turkse migranten kwamen in 1960 naar Nederland. Het vermoeden is dat zij via België en Duitsland naar Nederland kwamen aangezien in beide landen de werving van Turkse arbeiders al was begonnen. In Nederland is in 1964 voor het eerst een wervingsovereenkomst met Turkije gesloten. In 1974 werd de werving beëindigd. Toch nam de immigratie niet af omdat Turkse arbeiders hun gezinnen lieten overkomen. Deze zogenoemde volgmigratie bereikte in 1980 het hoogtepunt. Nadat in 1980 in Turkije een militaire staatsgreep had plaatsgevonden, kwamen er asielzoekers naar Nederland waaronder Koerden.
Ik woon niet waar ik ben geboren 30 / 90 De voornaamste reden voor migratie was het vinden van werk, het willen sparen en economisch vooruit willen komen. Veel migranten waren al gehuwd voordat ze naar Nederland kwamen. De arbeidsmigranten dachten terug te keren maar in de jaren zeventig bleek dat zij toch bleven. Rond 1970 kwam de Turkse gezinshereniging op gang. Wat niet automatisch inhield dat zij voorgoed in Nederland wilden blijven. Nog altijd dacht een groot deel uiteindelijk terug te kunnen keren. Vrouwen pendelden nog wel eens op en neer uit heimwee of om voor achtergebleven familieleden te zorgen. Soms werden kinderen teruggestuurd, omdat hun grootouders hulp in huis nodig hadden. De band met Turkije bleef sterk, er werd veel geld overgemaakt naar het land van herkomst en partners kwamen veelal uit het land van herkomst.
De meeste Turken zijn terecht gekomen in de drie grote steden, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam, en in Twente, Noord-Brabant en Gelderland doordat daar de bedrijfstakken gevestigd waren die arbeidskrachten nodig hadden. Ze vestigden zich voornamelijk in vooroorlogse wijken.
In de tweede helft van de jaren zeventig nam de werkeloosheid toe. Veel Turkse mensen verrichtten ongeschoolde arbeid. Ook in de jaren tachtig bleef de werkeloosheid stijgen. Het opleidingsniveau was laag waardoor de kansen op de arbeidsmarkt klein waren. Vrouwen namen nauwelijks deel aan de arbeidsmarkt.
2.3. Kenmerken onderzoeksgroep Voor het onderzoek zijn oudere migranten geworven van 55 jaar en ouder die niet meer werken. Oudere migranten zijn en voelen zich eerder ‘oud’ dan Nederlandse ouderen (Von Meijenfeldt en Moerbeek, 2001; Schellingerhout, 2004). Een aantal factoren heeft hieraan bijgedragen: het arbeidsverleden (vooral de oudere Turkse mannen hebben zware arbeid verricht), de invloed van hun migratiegeschiedenis, de kwetsbare positie, de relatief slechte gezondheid. Zij krijgen eerder gezondheidsklachten dan autochtone ouderen. Daarom worden voor dit onderzoek ouderen vanaf 55 jaar geïnterviewd en niet vanaf 65 jaar. In de leeftijdsgroep 55-65 jarigen werken bijna de helft van de Surinaamse migranten en de meeste Turkse migranten niet meer.
Ik woon niet waar ik ben geboren 31 / 90
2.4. Werving respondenten De werving van respondenten is verlopen via het netwerk rond interculturalisatie van de onderzoeker, zoals via het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM), via ActiZ (organisatie van zorgondernemers), de Amsterdamse zorgorganisaties Cordaan en Osiragroep, de Amsterdamse corporatie Stadgenoot, het Landelijk Instituut Zuid-Europeanen, het Inspraak Orgaan Turken, en vooral via leden van het internationale netwerk van oudere migranten, ENIEC, en het Centrum voor Advies, Beleid en Ondersteuning voor oudere migranten (CABO) in Amsterdam. Dankzij de rol van sleutelfiguren werkzaam bij deze organisaties is het gelukt om de respondenten te vinden. Niemand weigerde om mee te werken, iedereen gaf onmiddellijk toestemming. Toch is het niet gemakkelijk gebleken om afspraken te maken. In de zomermaanden waren de Turkse ouderen voor lange tijd (vaak zes maanden) aan het pendelen, in de wintermaanden de Surinaamse ouderen (vaak drie maanden). Ook gingen gemaakte afspraken soms niet door in verband met onverwachte omstandigheden, zoals opname in een ziekenhuis of het plotseling overlijden van een medebewoner van een Turkse woongroep.
Bij de werving van respondenten is gestreefd naar variatie, dus naar het vinden van mensen met een verschillend opleidingsniveau, geslacht, woonplaats, arbeidsverleden en etniciteit (zoals Creolen en Hindoestanen onder de Surinaamse ouderen). De respondenten komen uit verschillende woonplaatsen, met de nadruk op grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Tilburg, Nijmegen, Utrecht). De sleutelfiguren gaven vaak namen door van kennissen of familieleden waardoor de groep divers is samengesteld en zeker niet alleen de actieve oudere migranten zijn bevraagd (de zogenaamde ‘knuffelallochtonen’).
2.5. Dataverzameling De dataverzameling bestond uit interviews en literatuurstudie. Om de problematiek te verkennen en de onderzoeksvraag te formuleren zijn eerst gesprekken gevoerd met aanbieders van wonen, zorg en welzijn en andere organisaties (zie bijlage 2). Daarna is literatuurstudie verricht. De volgende stap was het houden van 20 interviews met oudere migranten en nogmaals met enkele aanbieders.
De interviews vonden op diverse plekken plaats. Soms vonden zij op de woonplek van de oudere zelf plaats (vier keer). Eén keer heeft het gesprek plaatsgevonden bij de dagopvang
Ik woon niet waar ik ben geboren 32 / 90 voor Turkse oudere mannen van de Drie Hoven in Amsterdam, een paar keer bij ontmoetingscentrum Lalla Rookh in Rotterdam voor Hindoestaanse ouderen, één keer bij de thuiszorgorganisatie MOB in Rotterdam, één keer bij Humanitas Bergweg in Rotterdam en eveneens één keer bij een inloopcentrum voor Turkse vrouwen in Amsterdam. De onderzoeker bracht altijd een doosje Weespermoppen mee en dat werd enorm op prijs gesteld. De ontvangst was altijd zeer gastvrij. Dat was hartverwarmend en prettig.
Bij de Turkse ouderen was meestal een tolk aanwezig, een professional of familielid. Dat was eenvoudig te regelen. Toch waren de gesprekken zonder tolk de meest open en uitgebreide gesprekken. Bij gesprekken waar een tolk bij was vonden nog wel eens lange discussies plaats tussen de tolk en de respondent in het Turks.
De gesprekken duurden minimaal één uur en maximaal 2,5 uur. Gesprekken waar de onderzoeker alleen was met de respondent(en) duurden langer dan gesprekken waar een tolk bij was. Vooral na afloop van het interview kwamen de verhalen los en de fotoboeken op tafel. De onderzoeker bewaart hele goede herinneringen aan de gesprekken en de indrukwekkende, soms ontroerende en altijd boeiende verhalen van de mensen.
Nagenoeg alle gesprekken zijn opgenomen op een digitale recorder. Tijdens het gesprek maakte de onderzoeker wel al veel aantekeningen en thuis draaide de onderzoeker de opgenomen gesprekken af om de aantekeningen aan te vullen. Voor de meeste mensen vormde de recorder geen probleem, hoewel duidelijk te merken was dat de gesprekken pas echt loskwamen als het apparaat uit ging. Eén Turkse respondent werd een stuk meer open toen hij begreep dat zijn naam niet vermeld werd. Hij had naar eigen zeggen nogal moderne opvattingen. De onderzoeker bleef daarom aantekeningen maken en dat werd niet als hinderlijk ervaren. Bij een gepland interview met Turkse oudere mannen op de dagopvang bleek de gehele groep aanwezig. Er is spontaan een groepsgesprek ontstaan. Dat was niet eenvoudig maar wel de moeite waard. In de uitwerking van dit groepsgesprek heeft de onderzoeker zich geconcentreerd op de twee heren die de meeste antwoorden gaven.
2.6. Data analyse Na de uitwerking is er een thematische analyse verricht aan de hand van de vragen die gesteld zijn. Daarbij voorziet de onderzoeker de kwalitatieve gegevens van een omschrijving en een
Ik woon niet waar ik ben geboren 33 / 90 code voorzien van tekstfragmenten (Baarda, 2009). In dit onderzoek zijn labels (klimaat, uitrusten, familiezorg, formele zorg, reis, voorzieningen in land van herkomst, voorzieningen in Nederland, gezondheidszorg, heimwee, toekomstverwachtingen, financiën) gevormd, gebaseerd op de interviews. Bij de labels zijn de bijbehorende tekstfragmenten gezocht, met nummers van de respondenten erbij. Dit maakte de analyse overzichtelijker.
Om de (interne) validiteit te verhogen is gebruik gemaakt van ‘triangulatie’(het gebruiken van verschillende bronnen, zoals literatuur en interviews). De externe validiteit heeft te maken met het afbakenen van het domein waar het onderzoek over gaat en in hoeverre de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd mogen worden, hetgeen bij kwalitatief onderzoek niet mogelijk is.
De informatie is gecheckt door verschillende betrokkenen, zoals de begeleidsters van de thesis, professionals en enkele oudere migranten om de validiteit te bevorderen. Hun opmerkingen brachten de analyse verder.
2.7. Operationalisering
Oudere Een oudere is in dit onderzoek een persoon van 55 jaar en ouder. Dit sluit aan bij de leeftijdsgrens die doorgaans gehanteerd wordt in onderzoek en beleid (Schellingerhout 2004: 208).
Migrant Een migrant is iemand die geëmigreerd is naar een ander land dan waar hij of zij geboren is (Wolffers, 2004). Torres (2008) sluit aan bij de definitie van de Verenigde Naties: ‘The term migrants is used to denote those who live temporarily or permanently in a country where they were not born and who have acquired some significant social ties to this country’(p.72). In dit onderzoek wordt aangesloten bij deze definitie.
Pendelen Pendelen is het (jaarlijks) afwisselend voor langere periode in herkomstland en Nederland verblijven met behoud van het hoofdverblijf in Nederland (volgens Forum, 2004). Oudere Turkse migranten die vaak niet de Nederlandse nationaliteit hebben, behouden zo hun
Ik woon niet waar ik ben geboren 34 / 90 verblijfsrecht in Nederland. Niet-Nederlanders kunnen hun verblijfsrecht verliezen als ze per jaar langer dan een half jaar in het buitenland verblijven.
Ik woon niet waar ik ben geboren 35 / 90 Portret 1: Pendelen om te kunnen zorgen Mevrouw O, 67 jaar, Suriname
“Ieder jaar ga ik drie tot zes maanden naar Suriname. Tot voor kort verbleef ik dan in het huis van mijn moeder. Zij is 89 jaar geworden. Mijn zus woont ook nog daar. Zij heeft Parkinson, dus ik zorg dan ook voor haar. Iets buiten Paramaribo wonen drie zussen en één broer. Zolang ik kan vliegen, ga ik door met pendelen. Ik doe het al zolang ik in Nederland woon. Als het met mijn gezondheid niet meer gaat, dan houd ik ermee op. Ik pendel tussen Suriname en Nederland om te zorgen voor mijn hulpbehoevende zus. Eerst zorgde ik dan voor mijn moeder en mijn zus maar nu alleen voor mijn zus. Dan kan ik de kinderen van mijn zus een handje helpen en ontlasten. Natuurlijk kom ik ook voor het lekkere weer en om oude bekenden te ontmoeten. Maar de hoofdreden is de zorg voor mijn familie. Ik ben blij dat ik een handje kan helpen. En weet je, in Suriname is iedereen lief voor me. Ik voel me beter in Suriname, door de contacten. Hier in Nederland voel ik me vaak alleen. De buren helpen elkaar in Suriname ook meer dan hier. Daar komt iedereen koken en helpen als er wat is. Toen mijn moeder de afgelopen maanden terminaal was, kwamen de buren steeds eten en drinken brengen voor ons. Dat gebeurt in Nederland niet.
Ik ga niet voorgoed terug naar Suriname omdat ik bij mijn kinderen wil zijn. Bovendien heb ik zelf geen huis in Suriname, ik verbleef altijd bij mijn moeder en vanaf nu bij mijn zus. ’ Ik heb namelijk vijf kinderen hier, één broer en drie zussen. Ik ben nu 67 jaar en ben 27 jaar geleden hier naartoe gekomen, in 1983. Mijn man was toen al overleden, in 1972 al. Ik ben hierheen gekomen voor mijn kinderen, om hen te laten studeren. Hier heb ik elf jaar als schoonmaakster op een school gewerkt. In Suriname deed ik vergelijkbaar werk, maar niet toen mijn man nog leefde. Ik ben altijd alleen gebleven, want er is geen man die een vrouw met vijf kinderen wil.’
Nu woon ik in een sloopwoning, in een benedenwoning met drie slaapkamers. De buurt is prettig maar ik heb veel overlast van jongeren. Ze maken dingen kapot en maken veel lawaai. Ik voel me niet altijd veilig. Ik hoop dat ik een driekamerwoning krijg toegewezen, zodat mijn kleindochter kan komen logeren. Graag zou ik thuis willen blijven wonen en ik bid dagelijks dat dit lukt. Net als mijn moeder. Zo lang mogelijk alles zelf doen. Alleen God weet hoe het loopt. We wilden onze moeder ook niet naar een verzorgingshuis sturen. Ik hoop dat ik ook niet hoef te verhuizen. Ik kom vaak naar de ontmoetingsplek voor Surinaamse ouderen. Dat is
Ik woon niet waar ik ben geboren 36 / 90 gezellig. Daar leef ik van op. Ik heb last van mijn rug, knie en schouders. Daarom heb ik thuiszorg aangevraagd.
Ik heb alleen AOW en dat is geen vetpot. Ik moet hard sparen voor mijn ticket naar Suriname. Ik draag daarom alleen goedkope kleren van de markt. Ik schaam me daar wel voor. Ik koop vaak stof hier op de markt en ik laat er in Suriname kleren van maken. Ik heb het altijd arm gehad. Met vijf kinderen in je eentje is het armoede, hoor. Toen mijn man overleed moest ik de lening van het huis afbetalen. Ik heb zijn brommer verkocht en nog wat spullen. Ik hoop nog lang te kunnen blijven pendelen en mijn zus tot het einde toe mee te kunnen helpen verzorgen. ”
Ik woon niet waar ik ben geboren 37 / 90 Portret 2: Pendelen om op te laden De heer P, 67 jaar, Turkije
“Wat kijk ik er weer naar uit: ieder jaar ga ik 3 tot 4 maanden naar Turkije. Dan ga ik eerst naar het oosten van Turkije, dan naar Istanbul en tot slot verblijf ik enkele weken in de badplaats Marmaris. Ik verblijf telkens bij familie, zoals bij mijn oude moeder van in de negentig, bij neven en nichten en ooms en tantes. Alleen in Marmaris verblijf ik in een hotel. Mijn kinderen gaan bijna nooit naar Turkije toe.
De eenzaamheid vind ik momenteel het ergste. Vijf jaar geleden ben ik gescheiden. Sindsdien ben ik erg eenzaam. Mijn zoon en dochter komen af en toe op bezoek, maar dit contact is beperkt. Mijn zoon staat op het punt naar het buitenland te gaan. Mijn dochter heeft een gezin en een eigen winkel en is erg druk. Soms pas ik op mijn kleinkind . Ik heb niet het geluk dat mijn kinderen veel naar me omkijken, zoals bij vele andere Turkse ouderen wel het geval is. Ik maak me daarom ook grote zorgen voor de toekomst. Hoe moet het dan? Wie zorgt er voor mij?
Ik ben in 1969 hier gekomen. Ik heb al die jaren gewerkt in de metaalindustrie. Uiteindelijk heb ik gebruik gemaakt van een VUT regeling. Vanaf het eerste begin heb ik mij druk gemaakt om de Nederlandse taal en heb er alles aan gedaan om het zo goed mogelijk te spreken. Mijn vader was schoenpoetser en ik heb een zware, arme jeugd gehad. Mijn drijfveer om hier in Nederland iets op te bouwen was groot.
In Turkije heb ik veel meer aanspraak, veel meer te doen. Wandelen, zwemmen, naar het open luchttheehuis gaan, mensen ontmoeten en mijn familie helpen met alledaagse dingen. Ik heb wel te maken met een onvolledige AOW en ik heb een klein pensioen. Ik kan er wel goed van leven en spaar veel om het in Turkije uit te geven.
De vluchten naar Turkije zijn goedkoop. Wel mag je weinig bagage meenemen als je met een hele goedkope vliegmaatschappij gaat en dat is lastig want ik wil veel meebrengen voor mijn familie in Turkije. Ik houd nooit op met pendelen, dat is niet haalbaar voor mij. Ik kan niet zonder. Ik kijk er echt helemaal naar uit. Maar na vier maanden in Turkije geweest te zijn mis ik Nederland en vooral de vrijheid van meningsuiting. Maar na een paar maanden Nederland
Ik woon niet waar ik ben geboren 38 / 90 verlang ik naar Turkije, naar de contacten, naar mijn land en geschiedenis. Ik voel me echt tussen wal en schip.”
Ik woon niet waar ik ben geboren 39 / 90 Portret 3: Pendelen als bewuste keuze De heer O, 68 jaar, Turkije
“Het staat me nog zo duidelijk voor de geest. Het gevoel van spanning en nieuwsgierigheid toen ik in 1964 naar Nederland kwam. Eerst kwam ik in Apeldoorn terecht bij de spoorwegen. Daarna ben ik in Amsterdam gaan werken. Ik heb fijn werk gehad en het altijd met plezier gedaan. Ieder jaar gingen we vier weken met vakantie naar Turkije. Nu ga ik met mijn vrouw samen zes maanden per jaar naar Turkije, tussen mei en november meestal. Ik heb al jaren een eigen huis (bijna 40 jaar) in Turkij, dat ik vrijwel meteen gekocht heb toen ik naar Nederland ging.
In 1993 heb ik een hartinfarct gehad. Mijn vrouw heeft suikerziekte. Maar ik ben erg tevreden over de zorg in Nederland. Ook over de zorg in Turkije, hoor. Als ik naar het ziekenhuis moet in Turkije, bel ik Agis in Turkije en die regelen toestemming. Zo makkelijk. Voortreffelijk. In Turkije doe ik niks. Gewoon genieten. En ik bezoek broers en zussen, andere familie en vrienden. Ik geniet van de natuur en van het buiten zijn en gewoon van mijn land.
Ik wil niet permanent terug, want ik moet hier controle houden, he? Medisch gezien. En ik heb hier kinderen en kleinkinderen, daar passen we ook op als we hier zijn. Dus teruggaan willen we niet maar wel graag pendelen. Dat hebben we nodig om gezond te blijven. Beetje hier, beetje daar.
Mijn dochter woont in Nederland, heeft een eigen bedrijfje en heeft het heel druk. Ik verwacht geen hulp van haar als we ouder worden. We zullen dan gebruik moeten maken van professionele zorg. Liever regelen we dat zelf. We hebben namelijk thuiszorg gehad maar daar waren we niet tevreden over. Veel kletsen en maar een beetje poetsen. Ramen lappen kan ik zelf wel, dacht ik. We hebben toen zelf hulp geregeld, particulier. Die doet het prima. Ook in Turkije hebben we zelf hulp geregeld. Die kwam al bij onze buren en toen zeiden we: kom ook bij ons.
Als het echt moet wil ik wel naar een verzorgingshuis verhuizen. Het maakt dan niet uit of het een huis is met alleen Nederlanders of alleen Turkse ouderen. Ik vind een mix van bewoners van verschillende culturen wel het fijnste. Maar zo lang het kan woon ik graag hier in de woongroep. Ik ben er drie jaar geleden komen wonen. De corporatie bood mij die kans omdat
Ik woon niet waar ik ben geboren 40 / 90 mijn oude huis gesloopt werd. Het leek me fijn te wonen met anderen maar toch zelfstandig te zijn. Ik heb hier een lift en gezelligheid. Ik zet koffie, thee en kook voor de groep. Er is altijd aanloop en iedereen is de hele dag welkom. Er komen ook buurtbewoners, Nederlanders langs. Ook die mevrouw die net kwam, die komt na het boodschappen doen altijd even langs. Het is hier altijd gezellig. Soms komen er logees, familieleden of vrienden. Daar is een kamer voor geregeld.
De meeste ouderen van de woongroep pendelen waardoor het een half jaar heel stil is. Dan wonen er alleen nog een paar die niet kunnen reizen. De schaarse achterblijvers verzorgen de post en de planten. Dat is voor de achterblijvers wel moeilijk Die zijn dan best eenzaam hier. Ik voel me hier thuis. Maar ik zou niet zonder Turkije kunnen. ”
Ik woon niet waar ik ben geboren 41 / 90 Portret 4: Pendelen om naar vroeger terug te keren De heer A, 71 jaar, Suriname
“Meestal blijf ik van januari tot en met maart in Suriname in het ouderlijk huis waar nu mijn broer woont. Niet ieder jaar want dat is te duur. Als ik daar ben, voel ik me thuis. Mijn broer woont vlakbij Paramaribo en dat is goed te bereiken. Ik ben in 1974 naar Nederland gekomen. Ik heb in een aluminiumfabriek gewerkt. Daarna heb ik 25 jaar gewerkt bij de gemeente. In totaal heb ik 41 jaar gewerkt. De voornaamste reden om naar Nederland te komen was vanwege de ziekte van mijn dochter. Zij heeft een hartafwijking. Door gebrekkige medische zorg in Suriname wilden wij naar Nederland. Het was toen een rotzootje in Suriname op vele terreinen.
Na mijn pensionering dachten we nog even om naar de zon terug te keren. Maar we hebben zeven kleinkinderen en vier kinderen. Ik wilde nog wel gaan, maar mijn vrouw absoluut niet. Als het moet verhuizen we naar een verzorgingshuis. Mijn vrouw voelt zich niet altijd gezond. We hopen dat het niet zover komt maar we staan al ingeschreven. Verder denken we er niet zo veel over na. We zijn al bewust verhuisd naar een seniorenwoning, ook met het oog op de toekomst. De kinderen zullen hier niet voor ons zorgen; die moeten ook gewoon werken. Dat begrijpen we heel goed. Ik weet zelf hoe belangrijk het is te werken en geld te verdienen. Dus gun ik mijn kinderen dat ook. Ze hebben hun eigen levens en dat is goed. Ze doen het prima en zijn fijne kinderen, maar als we zorg nodig hebben, dan willen we die van professionals. De kleine dingen blijven ze wel doen zolang ze dat willen.
Ik kom uit een enorm groot gezin. Mijn vader heeft niet stil gezeten. Ik heb nog wat broers en zussen in Nederland en in Suriname. Als het pendelen fysiek gezien niet meer lukt, dan houdt het op. Er komt een dag dat alles ophoudt. In Suriname zijn er weinig voorzieningen. Daar heb je die dingen niet. Als er voorzieningen waren, zou ik er gebruik van maken. Zoals wat huishoudelijke hulp voor mijn broer en mij. Nu helpen familieleden nog wel, hoor, maar misschien lukt dat op een dag niet meer. En iets van een zusterpost ofzo. Dat je even snel langs kan gaan met problemen of vragen of spuiten. Nu er zoveel ouderen wegvallen is een ontmoetingsruimte ook wel fijn hoewel je op straat genoeg mensen ziet en tegenkomt. In Suriname blijf je buiten: hier hebben de kinderen geen tijd. Daar is veel meer tijd. Ik doe er helemaal niks. Lekker zitten. Mensen komen langs. Ik maak praatjes in Suriname en ga naar de markt op woensdag en zaterdag. Ik denk veel aan vroeger als ik daar ben. Het was een
Ik woon niet waar ik ben geboren 42 / 90 arme maar fijne tijd. Ik voel me veel fijner als ik in Suriname ben. Ik denk als ik daar ben veel aan vroeger. Dat zal ik nooit kunnen vergeten.
Mijn opa kwam uit India en heeft maanden gevaren op zee. Hij zong daar verhalen over. Mijn opa was 22 jaar toen hij naar Suriname ging. Als je eenmaal op die boot zat, was er geen terugweg te vinden. Hij verlangde zo om terug te gaan. Ik heb hem zo vaak zien huilen van verlangen. Maar geld was er niet. Wat heeft hij geleden! Maar hij heeft toen mijn oma ontmoet en kreeg kinderen en kleinkinderen. Dus had hij hetzelfde probleem, he, als ik nu.”
Ik woon niet waar ik ben geboren 43 / 90 3. Pendelen, een welbewuste keuze
In dit hoofdstuk komen de resultaten terug uit de gesprekken die gevoerd zijn met Turkse en Surinaamse ouderen over het pendelen, over de wensen en verwachtingen op het gebied van wonen en zorg in Nederland en het land van herkomst. Ook is informatie uit gesprekken met sleutelfiguren van migrantenorganisaties gebruikt (zie bijlage 2). Pendelen betekent het afwisselend verblijven in het land van herkomst en in Nederland. Alle geïnterviewde ouderen pendelen. Jaarlijks verblijven ze variërend van minimaal drie tot maximaal zes maanden in Suriname of Turkije.
3.1. Achtergrondkenmerken respondenten Voor dit onderzoek zijn 22 interviews met oudere migranten gehouden, waaronder twee met echtparen (zie tabel 5). De jongste van de respondenten is 62 jaar en de oudste is 88 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is: 71,14 jaar. De gemiddelde leeftijd van de Turkse respondenten is bijna 70 jaar en de gemiddelde leeftijd van de Surinaamse ouderen is 73 jaar. Er zijn dertien Turkse ouderen (zeven mannen en zes vrouwen) en negen Surinaamse ouderen (waarvan drie mannen en zes vrouwen) ondervraagd.
Ik woon niet waar ik ben geboren 44 / 90 Turkse ouderen zijn vaker nog samen. Surinaamse ouderen leven vaker alleen, met name de vrouwen zijn vaker alleenstaand. Bij diverse Turkse ouderen bestaat er een leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn doorgaans een stuk jonger. Veel vrouwen zullen hun man verzorgen omdat zij langer leven dan de mannen. (Kloosterboer, 2004). Dit bovenstaande geldt ook voor de respondenten van dit onderzoek. Turkse ouderen gingen tijdens hun arbeidzame leven al iedere zomer naar Turkije op vakantie, voor familiebezoek en om zaken te regelen met betrekking tot hun eigen woning in Turkije. Zij hebben vrijwel allemaal een woning in Turkije. Surinaamse ouderen gingen tijdens hun werkzame leven hier niet of nauwelijks terug naar hun geboorteland. Deels doordat de reis naar Suriname duurder is, de reis aanzienlijk langer is en zij meestal geen eigen woning bezitten in het land van herkomst.
Alle respondenten wonen in een huurwoning, waarvan drie in een speciale 55-pluswoning, twee in een aanleunwoning, drie in een woongroep, twee in een sloopwoning, zeven in een gewone (portiek)woning en drie in een appartement in een flat. De helft van de respondenten is gehuwd (tien), zeven vrouwen (vier Surinaamse en drie Turkse vrouwen) zijn weduwe en één Surinaamse man is weduwnaar. Eén Surinaamse vrouw is gescheiden en één Turkse man. Geen respondent heeft nog thuiswonende kinderen. Acht respondenten (vijf Surinaamse en drie Turkse vrouwen) ontvangen alleen een (onvolledig) AOW-pensioen waarvan drie met aanvullende bijstand. De rest ontvangt ook pensioen. Twee Turkse mannen geven aan een onvolledige AOW te hebben met aanvullende bijstand. Acht respondenten omschrijven hun gezondheid als matig (overwegend de vrouwen) en 14 noemen de eigen gezondheid goed (waarvan 5 vrouwelijke respondenten).
3.2. Motieven om te pendelen Een aantal respondenten geeft aan dat hun verblijf in hun geboorteland erg prettig is voor hun mentaal welbevinden.
De voor dit onderzoek onderzochte ouderen geven aan te kiezen voor pendelen omdat zij dan ‘het beste van twee werelden’ hebben. Een voorbeeld is de Turkse heer O (zie het derde portret). In het land van herkomst genieten ze van de rust, ruimte, het klimaat en de vertrouwde omgeving. In Nederland hebben ze de meeste familie wonen en hebben ze goede medische zorg en andere zorgvoorzieningen nabij. Met name de vrouwelijke respondenten, zowel de Turkse als de Surinaamse, missen hun kinderen en kleinkinderen wel als ze aan het
Ik woon niet waar ik ben geboren 45 / 90 pendelen zijn. Maar omdat het tijdelijk is, vinden ze het toch de moeite waard. Ze willen niet te lang weg zijn. Sommige vinden drie maanden echt genoeg, anderen kunnen ook leven met vier, vijf of zes maanden. Een beperkt aantal mannelijke respondenten geeft aan Nederland te missen als ze te lang in het land van herkomst verblijven. Ze missen dan met name de vrijheid. Eén Turkse respondent mist de vrijheid van meningsuiting.
Sommige respondenten pendelen omdat zij zorgen voor familieleden in het land van herkomst, zoals de Surinaamse mevrouw O (zie het eerste portret). Zij heeft hier bewust voor gekozen. Het gaat dan om (zeer) oude ouders of zorgbehoevende broers en zussen. In dit onderzoek blijkt dat vooral voor te komen onder de Surinaamse ouderen en dan met name de vrouwen, meer dan onder de Turkse ouderen. In de literatuur is weinig aandacht voor deze reden om te pendelen.
Mevrouw M.O (respondente 3) geeft aan te pendelen in verband met haar hulpbehoevende zus. Ze kan, als ze in Suriname is, degenen die voor haar zus zorgen (met name de kinderen) wat ondersteunen in de zorg.
Voor sommige is de goede kwaliteit van zorg in Nederland een reden om niet voorgoed te remigreren. Een ondervraagde Surinaamse respondent is destijds naar Nederland gekomen vanwege de ziekte van zijn dochter en de hoogwaardige zorg in Nederland. Nu gaat hij voor zijn eigen hartcontroles liever in Nederland naar het ziekenhuis en wil geen check in Suriname laten doen, ook al kan dat daar ook volgens zijn verzekeraar Agis. (respondent 7, Surinaams).
De oudere migranten in het onderzoek kiezen bewust voor het pendelen. Zij hebben de voordelen van wonen in Nederland, dus de kinderen in de buurt, goede zorg binnen bereik, maar genieten tegelijkertijd van de voordelen van het land van herkomst, dus de vertouwde omgeving, de familie en kennissen die er nog wonen en het weer even in de oorspronkelijke cultuur zijn, het genieten van het klimaat en de natuur. Soms is de voornaamste reden om te pendelen het zorgen voor familie in het land van herkomst. Ook dit is een welbewuste keuze, die vooral voor vrouwen geldt. Mannen zouden liever permanent terugkeren maar zien in het pendelen een goed compromis. De Turkse respondent (portret 2) mist Nederland wanneer hij een paar maanden in Turkije is en andersom. Dit geldt voor nog meer respondenten.
Ik woon niet waar ik ben geboren 46 / 90 ‘Na een paar maanden wil ik terug. Je merkt dan toch dat je wat vervreemdt bent van je familie in Suriname. Zij zijn toch stil blijven staan en dat merk je. Ik ben toch ook hier gehecht geraakt.’(Surinaamse respondente 9).
De respondenten zijn bij uitstek te beschouwen als transnationale migranten; zij hebben sterke bindingen met twee landen. Zij voelen zich thuis op twee plekken. Soms hebben zij ook banden met een derde land. Dat geldt dan met name voor Surinaamse ouderen die kinderen of familie in andere landen hebben, zoals de Antillen, Brazilië of de Verenigde Staten. Bovenstaande bevindingen sluiten aan bij de opvatting van Torres (2004) dat transnationaal wonen een actueel thema is dat ook op ouderen van toepassing is. En dat pendelen gezien kan worden als een volwaardige vorm van migratie. Wel is het pendelen vooral aantrekkelijk en mogelijk voor ouderen die in staat zijn om te pendelen, zowel in fysiek opzicht als in financieel opzicht, zoals Engelhard (2006) ook aangeeft. Het ‘terugkeerdilemma’(zie hoofdstuk 1) speelt niet sterk voor de ouderen die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd. Zij hebben gekozen voor het pendelen en hebben zo het beste van twee werelden en zijn er tevreden mee. Zoals aangegeven in het eerste hoofdstuk wordt pendelen in de literatuur vaak gezien als een voorbereiding op terugkeer als uitdrukking van gefrustreerde besluitvorming. Engelhard heeft een andere visie, namelijk dat pendelen een welbewuste keuze is en als volwaardige vorm van migratie gezien moet worden. De bevindingen uit voorliggend onderzoek sluiten aan bij de visie van Engelhard. Ook deze respondenten hebben een weloverwogen beslissing genomen om te pendelen.
3.3. Hinder bij het pendelen Ondervinden oudere migranten hinder bij het pendelen? De respondenten ervaren weinig belemmeringen bij het pendelen. De wet- en regelgeving is sinds een aantal jaren versoepeld zodat ouderen maximaal zes maanden buiten Nederland mogen verblijven. Respondenten geven aan dat zij blij zijn dat ze vanaf hun 65e levensjaar een half jaar in het buitenland mogen verblijven zonder hun bijstand kwijt te raken1. Voor sommige ondervraagde ouderen 1
In 2008 is de Wet Werk en Bijstand gewijzigd. De volgende regels gelden sinds 1 juli 2008: Bijstandsgerechtigden ouder dan 65 jaar mogen 26 weken per jaar in het buitenland doorbrengen zonder op hun uitkering te worden gekort. Bijstandsgerechtigden jónger dan 65 jaar die zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht en geen re-integratieprogramma behoeven te volgen, mogen maximaal 13 weken per jaar in het buitenland verblijven. Daarvóór gold een vrijstelling van 13 weken voor bijstandsgerechtigden zonder sollicitatieplicht ouder dan 57,5. Die leeftijdsgrens van 57,5 jaar is geschrapt, zodat ook jongere bijstandsgerechtigden die geen sollicitatieplicht hebben en geen re-integratieporogramma hoeven te volgen, 13 weken in het buitenland kunnen verblijven zonder korting op hun uitkering. Tegelijkertijd is voor bijstandsgerechtigden ouder dan 65 jaar de maximale periode verlengd van 13 tot 26 weken. Bron: www.ikregeer.nl
Ik woon niet waar ik ben geboren 47 / 90 zijn de financiën wel een probleem, ondanks dat vliegtickets de laatste jaren een stuk goedkoper zijn geworden. Een deel van de ouderen krijgt het vliegticket cadeau van familieleden, met name van de kinderen. Het gaat dan vooral om Surinaamse ouderen. Het vliegticket naar Suriname is aanzienlijk duurder dan een vliegticket naar Turkije. Ook geldt dat Surinaamse vrouwen meestal alleenstaand zijn en minder inkomen genieten dan de mannen.
‘Ik heb alleen AOW en dat is geen vetpot. Ik moet hard sparen voor mijn ticket naar Suriname. Ik draag daarom alleen goedkope kleren van de markt. Ik schaam me daar wel voor.’ (mevrouw M.O, respondente 3, Surinaamse).
‘Ik red het wel. God zorgt voor mij.’Mensen vragen weleens hoe ik rondkom, maar ik rook en drink niet. Ik zorg ervoor dat ik nooit rood sta. Mijn kinderen betalen mijn tickets.’ (mevrouw K, respondente 10, Surinaamse).
Verder noemen de respondenten weinig andere ‘hindernissen’. Een Turkse respondente geeft aan dat zij wel opziet tegen de voorbereidingen van de reis (respondente 1). Dan is ze extra druk met het netjes achterlaten van het huis. Een aantal noemt de reis lang, maar alle geïnterviewden kunnen dit nog opbrengen. Eén Surinaamse respondent (88 jaar, respondent 7) geeft wel aan dat hij niet meer verschillende landen bezoekt tijdens het pendelen. Reisde hij voorheen ook nog even naar de Antillen vanuit Suriname, nu bezoekt hij alleen Suriname of alleen de Antillen. De combinatie is hem nu te zwaar geworden.
De coördinator van het Netwerk van organisaties van Oudere Migranten (NOOM), merkt op dat Turken en Marokkanen die via AGIS een beroep doen op AWBZ voorzieningen in de landen van herkomst, klagen dat ze "gedwongen" worden van een vooraf bepaalde maatschappij gebruik te moeten maken en daarvoor vaak ver moeten reizen. ‘Als ze langer in hun herkomst land verblijven doen ze vaker een beroep op de medisch voorzieningen aldaar, maar ze vertellen niet volledig welke medicatie ze hebben. Bij suikerpatiënten kan dit tot een ernstige ontregeling van hun medicijn gebruik leiden.’Volgens het NOOM treedt de familie vaak op als begeleider van vader of moeder en verblijven ze bij een familielid. Als ouderen niet goed op de hoogte zijn van de regels die gelden voor de aanvullende bijstand (aanvulling
Ik woon niet waar ik ben geboren 48 / 90 op hun verkorte AOW) denken ze dat ze aan een vermogenstoets worden onderworpen, en vragen geen aanvulling aan, aldus Freddy May, coördinator van het NOOM. ‘Ze weten echter niet dat de vermogenstoets geldt voor een huis boven de € 48.000. Ze doen zichzelf dus tekort om geen aanvullende bijstand te vragen.’
Een ander knelpunt dat het NOOM signaleert is dat ouderen die in een verpleeghuis verblijven maximaal twee weken mogen wegblijven. Indien een oudere langer wegblijft dan is de eigen vertrouwde kamer weg en moet je genoegen nemen met een ander bed. De Surinaamse heer D. (respondent 8) geeft dit ook aan in zijn interview. Hij heeft het geluk dat hij bij zorgorganisatie Humanitas verblijft die wat flexibeler met dit aspect omgaat. In antwoord op Kamervragen gaf de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in februari 2011 aan dat er overleg mogelijk is en de cliëntenraad aanvullende afspraken kan maken met het bestuur van een zorgorganisatie (Handelingen Tweede Kamer 2011-2011, Aanhangsel 1471 en 1576). May vreest dat het pendelen in de toekomst misschien moeilijker gemaakt gaat worden door mogelijke veranderingen in de AWBZ en de regelgeving rond het ontvangen van zorg in het buitenland.
Een aantal respondenten geeft aan familie in het land van herkomst niet tot last te willen zijn. Daarom vinden sommigen drie maanden verblijf daar lang genoeg. Dat geldt vooral voor de Surinaamse ouderen, omdat zij meestal geen eigen huis hebben in Suriname en bij familie verblijven. Turkse ouderen hebben doorgaans een eigen woning in Turkije. ‘Ik zou graag permanent teruggaan naar Suriname, maar dat kan ik niet doen, omdat de meeste familie hier woont. Bovendien ben ik ook wat vervreemd van mijn familie in Suriname. Vier maanden bij hen blijven is dan genoeg. Ik zou me eenzaam, gaan voelen als ik daar permanent zou wonen. Met de familie in Nederland ben ik destijds verder gegaan en heb ik samen dingen meegemaakt, waardoor je wat ‘closer’ bent geworden dan met de kinderen die terug zijn gegaan naar Suriname. Dan vervreemd je toch een beetje van elkaar. Voor een paar maanden is het niet erg, maar voor langere tijd wel.’ Mevrouw D (respondente 9, Surinaamse)
3.4. Pendelen en het welbevinden van Turkse en Surinaamse ouderen Wat is de subjectieve beleving van pendelende ouderen in relatie tot het welbevinden? Volgens Meyboom (1999) verlicht bij Turkse ouderen het pendelen de stress. Zij kampen met het gevoel te worden afgedankt (‘yipratmak’ in het Turks); zij hebben het gevoel oud en ziek
Ik woon niet waar ik ben geboren 49 / 90 te worden gemaakt door taalproblemen, de teleurstelling dat kinderen niet de traditionele zorg op zich nemen en wantrouwen jegens Nederlandse instellingen. Het verblijf in het land van herkomst doet hen goed. Dat geldt voor een aantal respondenten van dit onderzoek, zowel voor de mannen als voor de vrouwen, zowel voor de Turkse als Surinaamse ouderen. Ieder heeft zijn of haar eigen reden. De heer P uit Turkije (tweede portret) is representatief voor deze respondenten. Hij pendelt om ‘op te laden.’
Eén respondent verwoordt het als volgt: ‘Pendelen betekent veel voor ons. Het is goed voor onze geest. Je ziet je familie en je land. Dat is zo’n heerlijk gevoel. Er is niets wat ons weerhoudt om te pendelen en we gaan er lekker mee door. Mijn vrouw heeft meer zin in dingen in Turkije.’ (de heer O, Turkse respondent).
Ook een aantal kinderen van de ondervraagde respondenten geeft na afloop van het gesprek aan dat zij echt merken dat een verblijf in het land van herkomst hun ouders goed doet. Dit blijkt ook uit de literatuur, zoals in het onderzoek ‘Oud worden in Harderwijk’ (Yerden, 2003; Meyboom, 1999).
‘In Turkije bloeien zij op. Dan gaan ze wel uit eten en naar de film. Dat doen ze hier echt niet, maar daar wel. Het is echt heel goed voor hun welzijn als ze naar Turkije gaan. Ik gun het ze van harte. Vooral moeder is niet in orde hier en daar voelt ze zich goed. Ze hebben hier hard gewerkt en ik wil graag dat ze genieten.’ (zoon vanTurks echtpaar, respondent 1)
‘Ze voelt zich daar veel beter. Ze knapt daar erg op. Hier is ze toch veel eenzaam al komt ze vaak hier bij de inloop en al doet ze veel vrijwilligerswerk. In Turkije rust ze lekker uit en ziet ze haar familie en kennissen.’ (dochter van Turkse respondente 19)
Het valt op dat sommige respondenten in Nederland beperkte contacten hebben en ogenschijnlijk meer contacten hebben in het land van herkomst. Ook lijken zij wat actiever in het land van herkomst. Voor Turkse ouderen geldt dit nog meer dan voor Surinaamse ouderen. Van Os (2010) merkt in de gesprekken met Turkse ouderen die zij voor haar onderzoek hield op dat de Turkse ouderen liever in Turkije zijn. 'Daar waar alles beter is willen ze zijn, ze voelen zich beter, hebben minder zorgen en kwalen’ (p.37).
Ik woon niet waar ik ben geboren 50 / 90 Hoewel een deel van de respondenten ook aangeeft dat ze juist tot rust komen in het land van herkomst.
Mevrouw JC (respondente 2, Surinaamse) vertelt dat ze pendelt omdat ze het heerlijk vindt om even weg te zijn en met name om de rust op te zoeken. In Nederland is ze altijd bezig, maar in Suriname komt ze tot rust. Hier doet ze drie keer per week vrijwilligerswerk en daar hoeft ze niet te doen.
De mannelijke respondenten, vooral de Turkse maar ook de Surinaamse ouderen, genieten in het land van herkomst erg van de natuur. ´Ik ga naar Turkije voor familie, de bergen, de natuur, de zee en om te wandelen´ (respondent 6). ´In Suriname zit ik de hele dag in de tuin, in de aarde te wroeten.´ ( respondent 8). Al hoewel de mannen ook genieten van de contacten, lijken de vrouwen wat meer gericht op de contacten, op de familiebezoeken dan op de natuur. De mannen, zowel Surinaamse als Turkse, lijken wat meer te mijmeren, te verlangen naar vroeger als ze in het land van herkomst zijn, zoals verwoord in het vierde portret van de Surinaamse heer A.
3.5. Hoe denkt men over het pendelen in de toekomst? De ondervraagde respondenten denken niet of nauwelijks na over de toekomst. Dat wuiven ze weg of maken er een grapje over. Een aantal van hen zegt letterlijk te leven in het nu. Het is moeilijk om goed antwoord te krijgen op de vraag hoe zij denken over het ouder worden.
‘We leven in het nu. Dit is de toekomst.’ (de Turkse heer en mevrouw G, respondenten 6).
‘Niemand weet het he. Vandaag mooi rapport schrijven en morgen hier komen zeggen gecondoleerd. Niemand weet het. Leven hier goed, leven hier mooi. Alles goed. Very, very good.’ (mijnheer O, Turks groepsgesprek, respondenten 11)
Mevrouw K (Surinaamse, respondente 10) wil niet naar een verzorgingshuis. Ze verwacht dat haar kinderen wel voor haar blijven zorgen, ook als er meer zorg nodig is. Ze heeft dit nog nooit met hen besproken, omdat het nog niet zover is.
Ik woon niet waar ik ben geboren 51 / 90 Dit liever niet nadenken over de toekomst is niet specifiek voor allochtone ouderen, ook bij autochtone ouderen komt dit veel voor (Schellekens, 2010). Uit het kwalitatieve onderzoek naar de kwaliteit van leven bij migranten in de ouderenzorg van het Nivel in opdracht van ActiZ (2010) blijkt eveneens dat oudere migranten niet met de toekomst bezig zijn.
Op de vraag wanneer en waarom zij zullen stoppen met pendelen, antwoorden vrijwel alle voor dit onderzoek geïnterviewde ouderen: nooit! De repondenten geven aan zo lang mogelijk door te gaan met pendelen. Toch nuanceren zij het antwoord: wanneer het fysiek niet meer gaat, stoppen ze met pendelen. Bovendien geven sommigen aan te stoppen als ze geen familie meer hebben in het land van herkomst. Dat geldt overigens niet voor iedereen.
‘Wanneer ik slechter ter been word, stop ik met pendelen. Anders word ik een blok aan het been. Dan hebben ze niets aan mij, alleen maar last. ’ Mevrouw D (respondente 9).
De heer en mevrouw G. willen voor altijd pendelen, maar alleen zo lang ze samen kunnen gaan. Hoewel, mevrouw aangeeft te stoppen met pendelen als mijnheer overlijdt. Mijnheer geeft aan door te gaan met pendelen als mevrouw mocht overlijden. Mijnheer is in staat alleen te reizen, mevrouw zegt dat ze niet alleen kan en wil reizen. Dat vindt ze te zwaar. (de Turkse heer en mevrouw G, respondenten 6).
Mannen geven vaker aan dan vrouwen dat zij door willen gaan met pendelen ook als zij alleen moeten gaan, terwijl vrouwen stoppen met pendelen wanneer zij dit niet meer samen kunnen doen. Dit geldt overigens alleen voor Turkse ouderen. Surinaamse vrouwen geven dit niet aan. Zij zijn meer gewend om alleen te reizen omdat zij vaker (en langer) alleenstaand zijn.
Nagenoeg alle respondenten geven aan dat zij in Nederland blijven wanneer zij stoppen met pendelen. Zij willen in Nederland zijn als zij meer zorg nodig gaan hebben. Dan zijn zij in de buurt van hun (klein)kinderen en zijn zij verzekerd van goede professionele zorg. Eén echtpaar wil toch terug naar het land van herkomst als zij niet meer kunnen pendelen (respondent 18, Surinaams). Zij gaan dan voorgoed terug naar Suriname. Ook geeft een aantal van de respondenten aan begraven te willen worden in het land van herkomst. Dit geldt met name voor de Turkse ouderen. Binnen de Turkse groep uiten vooral de mannen deze wens.
Ik woon niet waar ik ben geboren 52 / 90
3.6. Verwachtingen rond (in)formele hulp Wat verwachten de respondenten van het informele en het formele zorgcircuit in Nederland? En welke hulp ontvangen zij? Nagenoeg alle geïnterviewde ouderen uit dit voorliggende onderzoek ontvangen enige hulp van familie, met name van (klein)kinderen. Het gaat dan vooral om alledaagse, praktische hulp, zoals boodschappen doen, administratieve klussen en regelwerk en het begeleiden naar dokters. Surinaamse ouderen geven aan dat ze niet te afhankelijk willen zijn van zorg door hun kinderen, hoewel er toch bij een aantal respondenten wel verwachtingen zijn dat de kinderen zorg leveren. Met name de Surinaamse vrouwen menen dat hun kinderen het druk hebben en dat ze vooral hun eigen leven moeten leiden. Mevrouw C (respondente 2, Surinaamse) ontvangt liever thuiszorg dan hulp van kaar kinderen, omdat ze ziet dat haar kinderen te druk zijn en ze hen niet wil belasten. Ook als ze meer hulp nodig heeft, dan zou ze professionele hulp willen ontvangen. Ze bespreekt het ouder worden nooit met haar kinderen omdat het volgens haar nog niet aan de orde is.
Mevrouw K (respondente 10, Surinaamse) verwacht dat haar kinderen wel voor haar blijven zorgen als er meer zorg nodig is. Ook zij heeft dit nog niet met haar kinderen besproken omdat het niet aan de orde is. Surinaamse mannen rekenen iets meer op de hulp van kinderen, met name van dochters. ‘Mijn kinderen helpen me met boodschappen enzo. Ja, vooral die ene dochter die niet zo ver van me woont, helpt me. Je ziet dat de meisjes de taak van mijn overleden vrouw hebben overgenomen.’(respondent 8, Surinaams)
In dit onderzoek zijn de opvattingen van Turkse ouderen over familiezorg en verwachtingen divers. Vaak geven ze aan wel enige vorm van hulp te verwachten, maar dat zij wel zien dat kinderen druk zijn met het eigen leven en niet altijd dichtbij wonen. Het eerder besproken ‘zorgplichtdilemma’(zie hoofdstuk 1.4) geldt voor deze respondenten. Zij verwachten dus hulp, maar zien ook de andere kant. Zo verwacht de heer O (respondent 16) wel hulp van zijn kinderen als er zorg nodig is, maar vooral met boodschappen, koken en kleine dingen. Meer wil hij niet, want zijn kinderen hebben een eigen zaak en hij heeft zelf vroeger ervaren hoe druk dat was. ‘Mijn kinderen hebben een eigen kledingzaak. In Zaandam, he, dus dat is niet om de hoek. Met een eigen zaak kun je niet weg, weet ik ook toen ik zelf restaurants had. Dat is druk.' Ook geldt voor sommige Turkse respondenten dat zij moeite hebben met het feit dat zij niet voor hun eigen ouders hebben kunnen zorgen terwijl zij nu wel enige hulp van hun kinderen verwachten.
Ik woon niet waar ik ben geboren 53 / 90
Eén Turks echtpaar denkt dat zij professionele hulp zal inschakelen als zij meer zorg nodig heeft (respondent 1), maar ziet dat hun kinderen bijspringen met boodschappen en regelwerk. Een ander Turks echtpaar (respondent 6) geeft duidelijk aan dat zij het liefste zien dat hun kinderen voor hen zorgen. ´We willen allebei niet in een verzorgingshuis wonen, niet in Turkije en niet in Nederland. Als je moet, tja dan moet je. Maar de kinderen doen veel. Het heeft onze voorkeur, dat onze kinderen voor ons zorgen. En we weten dat ze dat doen.´
Eén Turkse respondent (respondent 15) maakt zich erg veel zorgen over de hulp die hij zal ontvangen. Hij is gescheiden en heeft weinig contact met zijn kinderen. ‘Ik heb niet het geluk dat mijn kinderen veel naar me omkijken, zoals bij vele andere Turkse ouderen wel het geval is. Ik maak me daarom grote zorgen voor de toekomst. Hoe moet het dan? Wie zorgt er voor mij? ’Ik heb geen voorzieningen nodig, alleen een goeie familie. Maar die heb ik niet in Nederland. Dus hier zou ik misschien gebruik maken van thuiszorg.’
Turkse en Surinaamse respondenten met weinig familieleden staan er meer voor open om professionele zorg te aanvaarden dan ouderen met veel familie (en dan vooral de kinderen) in de buurt. Zij zijn eerder geneigd te verhuizen naar een verzorgingshuis. Mannen lijken meer open te staan voor het ontvangen van hulp dan vrouwen. Dit is opvallend omdat juist vrouwen meer het formele zorgcircuit nodig zullen hebben omdat zij doorgaans langer leven dan mannen. Surinaamse ouderen lijken wat makkelijker professionele zorg te aanvaarden dan Turkse ouderen.
‘Zolang ik kan, wil ik zelfstandig wonen. Als het niet meer gaat, ga ik naar een verzorgingshuis. Mijn zoon woont ver weg en bovendien wil ik hen niet belasten met zorg voor mij. Dan liever naar een verzorgingshuis hier. Ik kom hier twee keer per week toch in het centrum en zie dat het in een verzorgingshuis fijn is. De mensen hebben het goed hier, dus waarom niet? Het scheelt dat ik hier al geregeld kom. Ik merk aan kennissen die hier nooit komen, dat ze dan denken dat het afschuwelijk is. Maar ik kom al zo lang hier, dat ik wel weet wat het is en hoe het er uitziet.’ Mevrouw G.(respondente 4, Surinaamse).
Ouderen die kennis hebben gemaakt met voorzieningen zoals dagopvang, inloopcentra, ontmoetingcentra staan meer open voor het ontvangen van professionele zorg en zijn eerder
Ik woon niet waar ik ben geboren 54 / 90 geneigd te verhuizen naar een verzorgingshuis dan ouderen die er niet of nauwelijks mee in aanraking zijn gekomen. Dit blijkt uit de literatuur, zoals Von Meijenfeldt en Moerbeek (2001) en uit de gesprekken die voor dit onderzoek zijn gehouden.
‘Zolang het nog lukt, blijf ik thuis, maar je weet maar nooit, he? Anders ga ik gewoon hier wonen. Ik ken het nu hier. Ik voel me thuis. Veel Surinaams mensen dus veel praten. Goede verzorging zie ik hier en hoor ik ook. Kennissen zitten er al hier dus iedere dag zie ik hen. (respondente 5 , Surinaamse, geïnterviewd bij ontmoetingscentrum lalla Rookh voor Hindoestaanse ouderen in Rotterdam).
In Nederland wil de Turkse mevrouw I (respondente 12) ook wel naar een verzorgingshuis als dat nodig is. Of in een woongroep wonen met andere vrouwen. Daar heeft ze over gehoord op de inloop en ze hoort positieve geluiden daarover. Maar eerst maar naar een seniorenwoning toe en dat vindt ze al een stap. Maar wel een stap waar ze aan toe is.
Mevrouw Y. wil wel naar een verzorgingshuis verhuizen als het thuis niet meer gaat. Ze is weleens in ontmoetingscentrum De Hudsonhof geweest en daar vond ze het prachtig. (respondente 14, Turkse).
Op vallend is dat er wel, met name bij Turkse ouderen, ontevredenheid bestaat over de thuiszorg. Zij regelen vaak zelf een particuliere hulp die ze via via op het spoor komen. ‘We hebben namelijk thuiszorg gehad maar daar waren we niet tevreden over. Veel kletsen en maar een klein beetje poetsen. Ramen lappen kan ik zelf wel, dacht ik. We hebben toen zelf hulp geregeld, particulier. Die doet het prima. Ook in Turkije hebben we zelf hulp geregeld. Die kwam al bij onze buren en toen zeiden we: kom ook maar bij ons.’ (respondent 16).
Een Turks echtpaar (respondenten 19 en 20) heeft na slechte ervaringen met thuiszorg een islamitische thuiszorgorganisatie geregeld en is daar wel tevreden over. Er werkt personeel met een islamitische achtergrond en dat vinden ze prettig. Ook kan er hulp ingeschakeld worden bij de begeleiding naar het ziekenhuis.
3.7. Wensen van ouderen rond wonen, zorg en welzijn Welke invloed heeft het pendelen op wensen van oudere migranten op de terreinen van wonen, zorg en welzijn?
Ik woon niet waar ik ben geboren 55 / 90
3.7.1 Voorzieningen in Nederland Uit onderzoek, gebaseerd op literatuurstudie en expertmeetings, naar toekomstige woonbehoeften van migranten van 45 jaar en ouder in Eindhoven (Gruijter, et al, 2008) blijkt dat het pendelen verstrekkende gevolgen heeft voor de woonbehoeften. Omdat de pendelaars met één been in Nederland en het andere been in het land van herkomst staan, denken ze verder nergens over na. ‘Pendelen werkt op deze manier als een factor die mogelijke woonen zorgbehoeften verhult, aldus de onderzoekers.’(p. 36). Het pendelen weerhoudt ouderen ervan professionele zorg te zoeken en te kijken naar een beter passende woning. Uit voorliggend onderzoek komt naar voren dat de respondenten over het algemeen tevreden zijn met hun woning. Sommige zijn bewust naar een seniorenwoning, aanleunwoning of woongroep verhuisd. Anderen geven aan weinig zin te hebben in een verhuizing, omdat ze al een verhuizing hebben meegemaakt en niet ‘weer opnieuw willen beginnen’(zoals de Surinaamse respondente 9 aangaf).
Het pendelen kan leiden tot een verzwaring van de zorglasten voor de kinderen, schrijft Gruijter (2008), omdat kinderen de zaken van de ouders waarnemen tijdens het pendelen en het pendelen ondersteunen door bijvoorbeeld medicijnen op te sturen, het lege huis te onderhouden en de reis te regelen.
Ook in het voorliggende onderzoek gaven kinderen van oudere migranten aan dat zij zaken van de ouders waarnemen. Toch ervaren zij dit niet als hele grote last. Sommige gaven aan dat zij dit juist graag voor hun ouders doen, dat zij het fijn vinden als de ouders genieten in het land van herkomst. Zoals de zoon van het Turkse echtpaar (respondent 1). Ook omdat de ouders gedurende de periode dat zij in Nederland zijn diverse zorgtaken vervullen, zoals het oppassen op kleinkinderen.
De dochter van een Turkse oudere (respondente19) erkent wel dat de zorg voor haar moeder zwaar is en dat zij zich zorgen maakt over de beschikbare zorg in Turkije als haar moeder daar verblijft. In Nederland nemen de kinderen veel zorg op zich, in Turkije is die familiezorg beperkter aanwezig.
Ook draagt het pendelen eraan bij dat professionele zorg stop wordt gezet. Doordat zij lange tijd weg zijn, zetten zij thuiszorg stop. Soms blijven rekeningen dan toch komen. Dit wekt bij
Ik woon niet waar ik ben geboren 56 / 90 enkele respondenten, met name de Turkse ouderen, dusdanige irritatie op dat zij helemaal van de professionele thuiszorg afzien en zelf iets regelen. Ze kiezen dan voor een particuliere hulp, soms vanuit een islamitische organisatie, die meer begrip lijkt te hebben voor het pendelen.
De meeste ouderen zijn wat betreft voorzieningen blij dat ze in Nederland zijn, blijkt uit het kwalitatieve onderzoek van Van Os (2010). Zij vroeg vijftien Turkse ouderen naar het gebruik van professionele zorg in Nederland. ’Sommige ouderen vragen zich af hoe het zou zijn om oud te worden in Turkije’ (p.400). Ook uit voorliggend onderzoek blijkt dat oudere migranten tevreden zijn over de medische zorg in Nederland.
3.7.2 Voorzieningen in het land van herkomst Er lijkt wisselend behoefte aan voorzieningen (thuiszorg, verzorgingshuiszorg) in het land van herkomst. In Nederland maken ze ook weinig gebruik van voorzieningen. Sommigen geven aan er gebruik van te willen maken (respondent 8, Surinaams en respondente 12, Turkse).
‘Als er een verzorgingshuis zou zijn in Suriname, bijvoorbeeld van Agis, dan zou ik daar wel willen verblijven. Het is familie, maar je wilt ze niet tot last zijn, he? Mijn tweede dochter heeft ook al kleinkinderen. Dus het is een beetje druk daar. Ik heb al achterkleinkinderen. Afgelopen zaterdag is er nog een achterkleinkind geboren. Kijk, mijn ene dochter heeft stagiaires in huis dus daar is het een beetje druk nu. Mijn jongere zus in Suriname krijgt zelf veel familie over de vloer en dan is er geen plek ( respondent 8, Surinaamse)
Het Turkse echtpaar G zou het wel handig vinden als er in Turkije een zorgaanbieder een punt opent waar je terecht kunt voor verpleegkundige hulp, zoals hulp bij suikerziekte, wondverzorging en medicijnen. Nu schakelen zij neven en nichten in die in de zorg werkzaam zijn in Turkije (de één is gynaecoloog en de ander schoonmaker enzovoort). (de heer en mevrouw G, respondenten 6, Turks). ‘Als het gezondheidsniveau in Suriname hoger is, dan zou ik daar wel oud willen worden.’ Mevrouw D (respondente 9 , Surinaamse )
‘Ik wil ook gaan pendelen. Ik kan niet wachten tot het zover is. Dan ga ik een zorghotel starten, want ik denk dat daar behoefte aan is (dochter van de Turkse dhr en mevr. G).
Ik woon niet waar ik ben geboren 57 / 90 De heer O. geeft aan dat hij het wel een goede oplossing zou vinden als er in Turkije verzorgingshuizen waren zoals hier. Dan zouden sommige Turkse ouderen daar kunnen blijven. Hij zelf zou ook wel willen maar dan zit hij met het probleem dat zijn kinderen en kleinkinderen hier wonen. Tijdelijk zou hij het wel willen, dus doorgaan met pendelen vanuit een tijdelijke plaats in het verzorgingshuis (respondent 16, Turks).
Maar als je in een verzorgingshuis zit in Nederland, ben je volgens sommige respondenten niet in staat om te pendelen. Bovendien wil men niet permanent terug en ook niet permanent in een verzorgingshuis.
Eén echtpaar overweegt terug te keren naar Suriname omdat zij ziet dat de zorg steeds beter wordt en er meer goede voorzieningen bij komen. Vooral sinds er een zorghotel (zie hoofdstuk 4) is geopend waar mensen kunnen verblijven voor revalidatie en hulp, is het minder moeilijk terug te gaan. ´Sinds het zorghotel in Suriname open is, is het voor ons gemakkelijker om te pendelen. Dan is alle zorg bij de hand die we nodig hebben. Eerst was het toch een heel geregel. Mijn vrouw kon dan wel naar de dagopvang in Suriname, maar dat moesten we dan particulier regelen. Het zorghotel wordt vergoed door Agis. Het zorghotel is pas open, maar we zijn er heel blij mee. Dat is precies wat we nodig hebben.´ (respondent 18, Surinaams).
Ik woon niet waar ik ben geboren 58 / 90 4. Over de grenzen heen…
In dit hoofdstuk komt naar voren wat corporaties en zorgorganisaties over de grens aan activiteiten ontplooien op dit moment en wat hun toekomstplannen zijn op internationaal vlak. Daarnaast komt aan de orde wat aanbieders van wonen en zorg merken van het pendelen van ouderen, of zij specifiek beleid hebben rond het faciliteren van pendelende ouderen en of zij plannen hebben hiertoe.
4.1. Motieven om over de grens te opereren De geïnterviewde aanbieders van wonen en zorg hebben verschillende motieven om over de grens te opereren. Er zijn vier motieven te onderscheiden op basis van de gesprekken die voor dit onderzoek gevoerd zijn met medewerkers en bestuursleden van corporaties en zorgorganisaties. Ten eerste komt het voor dat aanbieders over de grens opereren om‘charitatieve’ redenen. Ten tweede willen de medewerkers van de organisaties aansluiten bij de wensen van de kleurrijke bewoners. Ten derde willen zij tegemoet komen aan wensen van hun kleurrijke personeel om in de landen van herkomst van het personeel actief te zijn. Ten vierde hebben de medewerkers zelf een persoonlijke drive om over de grens aan de slag te gaan. De motieven komen bij alle respondenten in wisselende mate naar voren.
Ik woon niet waar ik ben geboren 59 / 90
Liefdadigheid De directeur Research and Development van zorgorganisatie Laurens voelt zelf een morele plicht om kennis en kunde naar Suriname te brengen. ‘De Nederlanders hebben er eigenlijk geen goede infrastructuur achtergelaten in de koloniale periode. We zouden nu op zijn minst onze expertise kunnen delen.’ Ook voor de Rotterdamse woningcorporatie Wooncompas is liefdadigheid één van de redenen om zich in te zetten voor voorzieningen in Suriname. Zorgorganisatie Aafje was actief in landen in Oost-Europa, vooral in Roemenië, omdat Rotterdam diverse zustersteden en partnersteden in Oost-Europa heeft. De projecten van Aafje in Roemenië zijn inmiddels afgerond en waren charitatief van aard. ‘Ons stoppen met de Oost-Europa projecten viel samen met toetreding van die landen tot de EU en het feit dat de gemeente Rotterdam het zusterstedenbeleid herformuleerde: van havensteden naar thuislanden kortweg gezegd. Wij zijn daar in mee gaan bewegen en zijn zo in West-Afrika terecht gekomen: de Kaapverdische Eilanden’, aldus Constant van Schelven, voorzitter raad van bestuur van Aafje. Het komt bij de respondenten regelmatig voor dat een relatie met een land in het begin vooral charitatief van aard is. In een later stadium ontplooien zij meer en andere activiteiten dan louter het beschikbaar stellen van materiaal en financiën. Zoals het brengen van kennis, het starten van uitwisseling en reizen. Het patroon is dat het allemaal wat toevallig begint als je gevoelig voor bent en je een connectie op doet. Op dat moment moet je je afvragen of je het wel doet.
Je ziet als het ware een tweedeling dan ontstaan: enerzijds organisaties die een doelstelling hebben in hun exploitatie, ze denken daar iets goeds te doen en over te kunnen houden en gaan daar al dan niet risicovol investeren. En anderzijds organisaties die het uit andere, soms meer ideële, soms meer inhoudelijke, soms relationele motieven doen.
Persoonlijke betrokkenheid medewerkers Woningcorporatie Woonzorg Nederland heeft een speciale band met Suriname doordat stafmedewerker Pieter Divendal jarenlange goedlopende projecten in de binnenlanden begeleidt. Ook Hans Stravers van zorgorganisatie Laurens zet zich in voor het land Suriname omdat hij daar een persoonlijke band mee heeft gekregen. Bij nagenoeg alle respondenten is persoonlijke betrokkenheid evenzeer aan de orde. Voordeel is dat hierdoor projecten echt van de grond komen, nadeel is dat de continuïteit niet gewaarborgd is. De borging in de organisatie ontbreekt of is zwak.
Ik woon niet waar ik ben geboren 60 / 90
Aansluiten bij wensen van bewoners en klanten Reden voor zorgorganisatie Cordaan om zich te oriënteren op zorg over de grens is de groeiende diversiteit van hun cliënten. ‘Om in te spelen op de toenemende diversiteit onder de cliënten en hun wensen, is het belangrijk te kijken naar hun wensen. Cordaan wil tegemoet komen aan wensen van cliënten voor goede zorg in hun geboorteland. ‘Als je echt vraaggericht en vraaggestuurd wil werken in zo’n grote stad, dan moet je jezelf blijven uitdagen aan te sluiten. Het zijn per slot van rekening je (toekomstige) klanten. Het gaat om het aanbieden van tijdelijke zorg. Mensen komen steeds terug naar Nederland. Qua zorg loopt Suriname achter, alhoewel het land een grote inhaalslag aan het maken is. Er ontstaan volgens Ánne Rose Abendanon, programmamanager interculturalisatie steeds meer particuliere initiatieven. ‘Sommige zijn alleen uit op euros, groot geld verdienen dus. Anderen hebben echt een groot erf en een groot hart. Mensen met een grote tuin en kippen en groenten en dat doet veel ouderen denken aan hun jeugd. Dat is een vertrouwd beeld en mensen voelen zich er prettig. Maar zolang onze cliënten aangeven dat zij zorg willen vanuit Nederland in Suriname, dan kijken wij of we dat kunnen regelen.’
De Rotterdamse woningcorporatie Wooncompas wil zich ook inzetten voor het creëren van woonvoorzieningen om tegemoet te komen aan wensen van ouderen. Wooncompas wil laten zien dat je als corporatie ook openstaat voor internationale invloeden en culturele elementen, aansluitend bij de verschillende afkomst van de huurders. ‘We willen graag met de mensen meedenken. Als onze huurders beter af zijn door enkele maanden per jaar in Suriname te wonen en je kunt het kosten neutraal doen, dan ben je goed bezig.’ aldus Tim van Schijndel, directeur van Wooncompas. De respondenten zien dat hun bewoners, hun huurders en toekomstige klanten steeds diverser zijn qua etnische achtergrond en qua wensen, leefstijl. Doordat aanbieders steeds vraaggerichter gaan werken, zullen zij meer en meer rekening houden met wensen van de mensen en hun activiteiten daarop afstemmen.
Aansluiten bij wensen van het personeel Zorgorganisatie Aafje heeft een nauwe band met Kaapverdië, doordat een groot aantal van de medewerkers van deze zorgorganisatie afkomstig is uit en/of familie heeft in Kaapverdië . Ook wonen er in de buurt van het verzorgingshuis relatief veel Kaapverdianen. ‘Mensen waarderen het enorm als ze zien wat wij doen voor het land waar zij geboren zijn. Dat vindt het personeel heel fijn, zij nemen ook zelf initiatieven hiertoe. Maar het heeft ook
Ik woon niet waar ik ben geboren 61 / 90 een positieve uitstraling op de buurtbewoners die vaak ook binding hebben met het land. Dat zijn toch ook je toekomstige klanten en personeel, ’aldus Van Schelven.
Zorgorganisatie Cordaan heeft ook een band met Suriname doordat een groot deel van het personeel afkomstig is uit Suriname. Het personeel waardeert het dat Cordaan activiteiten ontplooit in Suriname. Een aantal geïnterviewde aanbieders vindt het belangrijk om het personeel een plezier te doen en te binden door internationale activiteiten. Het is niet eenvoudig om aan personeel te komen. Daarom spannen aanbieders zich op allerlei manieren in om mensen te werven en te behouden.
4.2. Activiteiten over de grens De ondervraagde organisaties hebben over het algemeen geen grote ambities om in het buitenland actief te zijn. Ook hebben zij geen beleid voor pendelaars, al zijn er wel wat ideeën die ook de pendelaars betreffen. Sommige geven aan zich eigenlijk ook niet teveel buiten hun gebied bezig te willen houden. Met name zorgorganisaties zijn druk bezig met de veranderingen rond de AWBZ en hebben daar hun handen vol aan. ‘Als we benaderd worden door een partij om over de grens actief te worden, dan kijken we per keer of wij daarop ingaan’, aldus Cor van Oort van zorgorganisatie Humanitas.
’La Ciguena’, het Nederlandse zorgpark in Zuid-Spanje is failliet gegaan door diverse omstandigheden, zoals veranderingen in de AWBZ, door wanbeleid en de Spaanse economische malaise. Zorgorganisatie Meavita heeft het park moeten afstoten waardoor de bewoners ernstig gedupeerd zijn. Organisaties zijn mede door de berichtgeving hierover voorzichtig in hun internationale beleid.
‘Als je in Turkije aan de slag wilt, moet je goed kijken met wie je in zee wilt gaan’, meent een medewerker van een zorgorganisatie. ‘Ik denk dat de kredietcrisis ook heel wat teweeg zal brengen rond dit soort initiatieven en dan in negatief opzicht. Men wil minder investeren en de nek uitsteken, risico’s nemen.’
Enkele respondenten zien wel een duidelijke toename in de belangstelling van verzekeraars voor internationalisering van de zorg. Achmea, Agis, Menzis bieden meer mogelijkheden dan een aantal jaren geleden. Maar ook respondenten zelf zijn actief bezig.
Ik woon niet waar ik ben geboren 62 / 90 De Amsterdamse zorgorganisatie Cordaan is bezig met het ontwikkelen van een zorgarrangement voor Surinaamse cliënten om hen een aantal maanden per jaar in Suriname te laten verblijven. Anne Rose Abendanon, programmamanager bij Cordaan merkt dat er veel belangstelling bestaat bij Surinamers om te overwinteren. Zij wordt regelmatig gebeld met vragen voor mogelijkheden om tijdelijk in Suriname te zijn en dan (thuis)zorg te ontvangen. ‘Veel ouderen willen naar Suriname maar hebben vooroordelen over de kwaliteit van zorg in hun land van herkomst. Zij zijn bang dat zij geen goede zorg krijgen en daarom gaan ze niet. Terwijl ze wel willen gaan en er ook van opknappen.’, aldus Anne-Rose Abendanon.
Cordaan heeft ook contacten met ‘handimaroc’, een organisatie van ouders met kinderen met een beperking. Bij die ouders bestaat er een behoefte aan begeleiding als zij in de zomer naar Marokko gaan. Ouders reizen nu vaak niet meer doordat hun kinderen met beperking teveel zorg vragen, terwijl zij graag naar Marokko op vakantie willen gaan. Cordaan denkt met partners na over mogelijkheden voor opvang in de zomer voor de kinderen in Marokko.
Zorgorganisatie Wzh Haaglanden organiseert vakanties voor Surinamers. Zij gaan verder niets qua zorg ondernemen maar richten zich op vakanties. Ook zorgorganisatie Laurens overweegt om reizen te gaan organiseren.
Hans Stravers, directeur research and development van deze Rotterdamse zorgorganisatie zou graag bij het Uitbureau van Laurens reizen organiseren naar Suriname. ‘Mensen die zorg nodig hebben kunnen dan met begeleiding en ondersteuning naar Suriname. Ze moeten natuurlijk wel in staat zijn om urenlang in een vliegtuig te zitten.’ Volgens Stravers is er behoefte aan dergelijke reizen, zeker bij pendelende ouderen. Dit geldt zeker als de gezondheid in kwaliteit afneemt, mensen toch willen blijven pendelen en dit kunnen doen als er begeleiding is. Hij geeft aan dat de voorwaarden voor zo’n onbezorgde reis in Suriname aanwezig zijn. De taal is bijvoorbeeld geen probleem. Er werken Nederlandse fysiotherapeuten, specialisten, huisartsen. Maar de kwaliteit van de gezondheidszorg is nog wel een punt van zorg. ‘Veel mensen houden hun Nederlandse paspoort ook al gaan ze voor langere tijd naar Suriname. Ze ontvangen liever zorg in Nederland indien zij dit nodig hebben.’
Zorgorganisatie Aafje heeft concrete activiteiten op Curaçao . ‘We zijn daar tot een uitwisseling van vooral kennis gekomen. Er vindt uitwisseling van personeel plaats: zij komen
Ik woon niet waar ik ben geboren 63 / 90 hierheen en wij gaan daar heen. Al werkende leren we van elkaar. Zorg en Cultuur staan daarbij centraal. Er is daar een symposium georganiseerd waar wij een inhoudelijke bijdrage hebben geleverd en waar een klein kenniscentrum uit voortkomt: via de mail vragen aan elkaar stellen. We hebben ook flink wat aan materiële ondersteunenting gedaan en er zijn behoorlijk wat containers met goederen heen gegaan. Medicatie, meubilair, kinderschoenen etcetera’, aldus Van Schelven van zorgorganisatie Aafje.
4.3. Rol van organisaties over de grens De meeste organisaties willen geen of beperkt financiële middelen in projecten stoppen maar stellen graag kennis beschikbaar (kennis rond AWBZ, wet- regelgeving en financiën, maar ook rond concepten, zoals die van levensloopbestendig wonen van Humanitas). Ook zien met name zorgorganisaties een rol voor zichzelf weggelegd in het meedenken over de invulling van projecten en het scholen en opleiden van het personeel. Uitwisseling van personeel middels stages is een voorbeeld hiervan. Dit gebeurt al, onder andere door Cordaan. Deze Amsterdamse zorgorganisatie heeft samen met de COFAB, beroepsvereniging verpleegkundigen in Suriname een samenwerkingsverband gesloten met het recent geopende zorghotel in Paramaribo. In het zorghotel kunnen mensen uit Nederland en uit Suriname herstellen van een operatie, maar ook verpleeghuiszorg krijgen.. het samenwerkingsverband houdt in dat er uitwisseling is van studenten en docenten. Cordaan heeft een (interne) academie hiertoe. In Suriname leren de studenten uit Nederland de cultuur kennen, de rust en kalmte. Zij leren interculturele competenties. Suriname is een smeltkroes van culturen waar de inwoners andere culturen normaler vinden dan in Nederland, volgens Anna-Rose Abendanon. Dat hoort zij terug van de studenten. Ook leren de studenten dat het belangrijk is om familie te betrekken bij de zorg. ‘Dat gebeurt in Suriname veel meer en op een veel natuurlijkere wijze dan in Nederland. Dat is echt de sleutel tot goede zorg aan Surinaamse ouderen.’
Hans Stravers van zorgorganisatie Laurens meent dat Suriname niet zit te wachten op een blanke man die wel even vertelt hoe het moet, maar dat het land wel graag wil leren van onze ervaringen en kennis.’Er is behoefte aan concrete kennis, aan antwoorden op elementaire vragen. Zo vroeg een specialist hem wat er precies met een patiënt gebeurt als de patiënt na het ziekenhuis naar het zorghotel gaat. Er is nog onvoldoende kennis over zorgpaden en het transparant maken van handelingen.’
Ik woon niet waar ik ben geboren 64 / 90
4.4. Figuurlijke, fysieke en organisatorische drempels De aanbieders komen wel wat obstakels tegen in hun internationale activiteiten. ‘Zowel fysiek als organisatorisch. Fysiek, daarmee bedoel ik het drukke verkeer, de hoge drempels en ontoegankelijke voorzieningen. In organisatorisch opzicht is het vooral de vergaande belangenverstrengeling, het verkrijgen van grond, de lange wachttijden (rond vergunningen) , bureaucratische rompslomp en onduidelijkheid van processen’, aldus Van Oort, Humanitas. Zo is in een land geprobeerd om aan de kust een resort te bouwen met levensloopbestendige woningen. Maar hoe meer mensen zich ermee gingen bemoeien, des te duurder werd de grond.
Het inkomen van verzorgenden is heel laag in Suriname. Het is er moeilijk om aan personeel te komen. Het komt voor dat in zorgorganisaties het personeel tijden lang niet uitbetaald wordt. En dan loopt het personeel weg. De overheid in Suriname voorziet nauwelijks in ouderenzorg. De ziekenhuiszorg is redelijk goed geregeld, maar bij de ouderenzorg voldoet de overheid niet aan haar betalingsverplichtingen. Dus kunnen de organisaties de salarissen niet betalen en zijn ze afhankelijk van fondsen. ‘Er is dringend behoefte aan huisvesting in Suriname: vooral is er een tekort aan voor ouderen geschikte woningen. Maar het gaat erg traag allemaal. Alleen al om elektriciteit geregeld te krijgen bij een gereed huis’, zegt van Oort.
Onlangs is één van de geïnterviewde zorgorganisaties door een particulier van Turkse afkomst benaderd om levensloopbestendige woningen te ontwikkelen in een appartementencomplex in Bodrum in Turkije. De woningen zijn bedoeld voor pendelende migranten. Bij het complex komen een zwembad, winkel en health center. De medewerkers van de zorgorganisatie zijn naar Turkije geweest om de plannen te bespreken, de plek te bekijken en om met andere betrokken partijen kennis te maken. De medewerkers zijn de gegevens van de overige betrokken partijen (zoals investeerders en beleggingsmaatschappijen) gaan natrekken via de kamer van koophandel maar kregen hierdoor geen goede en betrouwbare indruk van hun partners. De organisatie heeft toen besloten om zich terug te trekken. Dit komt vaker voor.
Momenteel is er weinig belangstelling bij aanbieders om internationaal actief te zijn. Er geldt striktere wet- en regelgeving om over de grens activiteiten te ontplooien. ’Er mag bijna niks meer’, zegt Hans Bas Val, voorzitter raad van commissarissen van corporatie Wooncompas
Ik woon niet waar ik ben geboren 65 / 90 en vicevoorzitter raad van toezicht van zorgorganisatie Laurens. ‘Twee jaar geleden mocht er op internationaal gebied veel meer. Nu kunnen corporaties bijna niet meer buiten Nederland actief zijn.’ Hij vindt dat te betreuren. Er moet zoveel verantwoord worden, dat bij wijze van spreken simpelweg iets schenken niet meer of beperkt kan.
Dit blijkt uit de circulaire rond het besluit beheer sociale huursector (19 oktober 2010, behorend bij MG 2001-04). Uit artikel 70, eerste lid van de Woningwet blijkt dat een toegelaten instelling, de corporatie uitsluitend werkzaam mag zijn in het belang van de volkshuisvesting. Hiermee is bedoeld de volkshuisvesting ten behoeve van de Nederlandse woningmarkt, zijnde het belang van de volkshuisvesting van Nederland.
Naast deze wettelijke beperkingen zijn er organisatorische drempels. In Suriname zelf is het niet gemakkelijk gebleken om voorzieningen van de grond te krijgen. De Surinaamse overheid werkt niet zo maar mee. Het is lastig om een stuk grond te bemachtigen. Er zijn veel plannen, maar de meeste worden vooralsnog niet concreet. ‘Ons initiatief behelst het renoveren en uitbreiden van seniorenwoningen in een soort hofje achter de Lutherse kerk. Zowel de regelgeving als verschil in aanpak spelen ons parten.’ De randvoorwaarden zijn volgens Van Schijndel en Val zeker aanwezig. Er komt goed water uit de kraan, er is geen taalbarrière, er is voldoende personeel en er zijn stagiaires te over. De financiering blijft lastig.
Dat is ook de ervaring van Woonzorg Nederland. Zij hebben goede contacten en succesvolle projecten in Suriname. Maar Pieter Divendal van deze corporatie vraagt zich af hoe je ervoor kunt zorgen dat nieuwe projecten blijven bestaan in het buitenland. De projecten van Woonzorg Nederland zijn vooral gericht op de ouderen die permanent in Suriname wonen. Zij zetten projecten op in samenwerking met de inwoners zelf. Dat geeft de meeste garantie op continuïteit.
Van Schijndel en Bas Val van Wooncompas zijn vier jaar geleden naar Suriname geweest om te kijken wat er speelt, wat de zorgvragen zijn en welke behoefte er is aan voorzieningen. Ze hebben onder andere contact gehad met verzorgingshuis Asiana in Paramaribo. Ze hebben voor een initiatief gelieerd aan een plaatselijke kerk fondsen geworven, financieel ondersteund, en meegedacht in het opzetten van een zorgplan en bijhorende businessplan.
Ik woon niet waar ik ben geboren 66 / 90 ‘We zijn er in 2007 geweest. Toen zag de wereld er anders uit. Ik zag het echt voor me toen; kleinschalige voorzieningen in Suriname creëren. Ik dacht dat het toekomst had, met name voor senioren die enkele maanden per jaar in Suriname zouden willen verblijven. De praktijk bleek weerbarstig. De regelgeving werd aangescherpt en de cultuurverschillen bleken groter dan gedacht, communicatie loopt anders en vanuit Nederland is het lastig om de netwerken te kennen en doorgronden, ’aldus van Schijndel.
Bij zorgorganisaties is de blik momenteel behoorlijk naar binnen gericht. ‘Zij moeten de balans op orde houden’, zegt Val. Ook andere geïnterviewde medewerkers zeggen dat de bezuinigingen die de AWBZ gaan treffen de zorgorganisaties behoorlijk bezighouden, waardoor de primaire aandacht ligt bij het draaiende houden van de organisatie. Internationale activiteiten worden door hen als ‘extra’ gezien en hebben weinig prioriteit. ‘We zitten teveel in een boekhouderstijdperk’, meent Val. ‘Het is voor zorgorganisaties een groot afbreukrisico om over de grens te opereren’, aldus van Schijndel.
4.5. Pendelende ouderen De geïnterviewde aanbieders merken niet veel van pendelende ouderen. Welzijnsorganisatie Cabo merkt wel dat er minder mensen komen naar bijeenkomsten en dat activiteiten minder druk bezocht zijn in de bekende pendelmaanden, dus de zomermaanden voor Turkse ouderen en de wintermaanden voor Surinaamse ouderen. De corporaties noemen leegstand wel als een probleem omdat het leeg staan van een woning een negatieve uitstraling kan hebben. Zo staan de woningen van een woongroep voor Turkse ouderen in Tilburg maandenlang nagenoeg leeg doordat nagenoeg alle bewoners tegelijkertijd in Turkije verblijven. Maar de voor dit onderzoek geïnterviewde medewerkers van corporaties geven aan dat hun organisatie er weinig last van heeft omdat de huur wel gewoon op tijd betaald wordt.
De heer Van Oort vraagt zich af wie daadwerkelijk terugkeert en als ze dit doen of zij dan blijven? Van Oort denkt dat er meer belangstelling bestaat voor pendelen dan voor permanente vestiging. Hij wil graag nadenken of Humanitas woningen beschikbaar kan stellen die voor pendelende ouderen uitkomst kunnen bieden bij het pendelen. Het probleem is echter dat zij wel het hele jaar door verhuurd moeten worden met het oog op de financiën. Humanitas kan zich geen leegstand permitteren. ‘Een half jaar zouden zij dan hier wonen, in de zomermaanden. Je zit met de seizoenen’. Uit onderzoek van Von Meijenfelt en Moerbeek (2001) bleek dat ouderen aangaven behoefte te hebben aan pendelwoningen. Daarna is lange
Ik woon niet waar ik ben geboren 67 / 90 tijd niets meer vernomen van deze woningen. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) onderzoekt momenteel de behoefte aan deze woningen omdat uit een expertmeeting bleek dat enkele corporaties kansen zagen. De respondenten uit dit onderzoek hebben er geen behoefte aan omdat zij een eigen woning hebben of bij familie verblijven.
Anne-Rose Abendanon van zorgorganisatie Cordaan merkt dat er groeiende vraag is naar tijdelijke appartementen in Suriname voor pendelaars. ‘Mensen willen niet teveel op de lip van familieleden zitten. In Nederland hebben zij zich ontwikkeld en ervaren hierdoor een kloof met de familieleden in Suriname. Even op bezoek vinden zij prima maar langer verblijven doen ze dan liever op een eigen plek.’
Voor de toekomst verwachten Van Schindel en Bas Val van Wooncompas dat relatief veel Surinamers een tweede huis in Suriname zullen aanschaffen, omdat dit redelijk makkelijk kan. ‘Voor 50.000 euro heb je een mooi huis met bewaking erbij.’ zegt Val. De Surinaamse gezondheidszorg zal geen vlucht nemen. ‘Een gelijke tred met de Nederlandse gezondheidszorg is niet snel voor elkaar te krijgen, mede door de kleinere schaal’, aldus van Schijndel. Permanent senioren met een Nederlands budget intramuraal huisvesten in Suriname zal naar verwachting niet op grotere schaal plaatsvinden omdat dan aan alle Nederlandse kwaliteitseisen voldaan moet worden. In de extramurale sfeer kunnen de heren zich voorstellen dat er een soort lokale thuiszorgpoot onder de Nederlandse paraplu kan komen. Zij wijzen er op dat binnen het Surinaamse gezondheidszorgbeleid weinig nadruk ligt op het welzijn. Ze vragen zich af wie er zal profiteren van nieuwe voorzieningen. Welk gedeelte van de bevolking wordt er beter van? Een nieuw zorghotel is waarschijnlijk te duur voor de minder bedeelde Surinamers, die wij zouden willen helpen.
Ook is de verwachting dat het toerisme meer zal toenemen, vooral vanuit Brazilië. Suriname is steeds meer gericht op Brazilië. Ze verwachten dat de tweede generatie Surinamers ook nog sterk verbonden zullen zijn met Suriname. Er is heel veel persoonlijk contact tussen Suriname en Nederland.
Ik woon niet waar ik ben geboren 68 / 90 5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk is een samenvatting gegeven van het onderzoek, de conclusies op basis van het onderzoek en enkele aanbevelingen voor de toekomst.
Oudere migranten staan vaak met één been in het land waar zij geboren zijn en met het andere been in Nederland waar zij al jaren wonen. Zij dromen van terugkeer naar hun roots, maar velen keren niet terug. Een flink aantal van hen heeft de middenweg gekozen via het zogenoemde ‘pendelen’. Pendelen betekent het afwisselend verblijven in land van herkomst en het land waar oudere migranten woonachtig zijn: Nederland. Zij keren niet definitief terug omdat zij in Nederland hun (klein)kinderen hebben wonen en goede zorg in de buurt hebben.
Voor het onderzoek zijn 22 oudere migranten geworven van 55 jaar en ouder die niet meer werken. Er is gekozen voor het interviewen van Surinaamse en Turkse ouderen, de twee grootste migrantengroepen, omdat ouderen uit deze groepen het meeste pendelen en de grootste etnische groepen vormen.
Ik woon niet waar ik ben geboren 69 / 90 Het doel van dit voorliggende onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het pendelgedrag van ouderen. Met de resultaten van het onderzoek kunnen aanbieders van wonen, zorg en welzijn zicht krijgen op overwegingen van ouderen om te pendelen en de eventuele hinder die zij hierbij tegenkomen. Verder kunnen aanbieders met de resultaten een beeld krijgen van wensen en verwachtingen van oudere migranten die pendelen en hier hun voorzieningenaanbod op afstemmen.
De subvragen van dit onderzoek zijn: Wat zijn redenen om te pendelen? Ondervinden zij hinder bij het pendelen? Wat is de subjectieve beleving van pendelende ouderen in relatie tot het welbevinden? Welke invloed heeft het pendelen op wensen van oudere migranten op de terreinen van wonen, zorg en welzijn? Is er een verschil in het pendelgedrag tussen mannen en vrouwen? Welke verschillen bestaan er tussen Turkse ouderen en Surinaamse ouderen met betrekking tot het pendelen? Hoe denkt men over het pendelen in de toekomst? Wanneer en waarom denken de ouderen dat zij zullen stoppen met pendelen? Wat verwachten zij dan van het (in)formele zorgcircuit? Wat merken aanbieders van wonen, zorg en welzijn van het pendelen? Levert het hen problemen op? In hoeverre hebben zij aanbod ontwikkeld voor de pendelende ouderen (projecten, plannen)? Hebben zij beleid ontwikkeld om het pendelen te faciliteren? De antwoorden op de vragen komen hieronder aan de orde. Wat zijn redenen om te pendelen? De oudere migranten in het onderzoek kiezen bewust voor het pendelen. Zij hebben het beste van twee werelden door te pendelen. Zij ervaren de voordelen van wonen in Nederland (de kinderen in de buurt, goede zorg binnen bereik) maar genieten tegelijkertijd van de voordelen van het land van herkomst (de vertouwde omgeving, de familie en kennissen die er nog wonen en het weer even in de oorspronkelijke cultuur zijn, het genieten van het klimaat en de natuur). Het zorgen voor familie in het land van herkomst is voor sommige een belangrijk motief om te pendelen. Ook dit is een welbewuste keuze, wat vooral voor (Surinaamse) vrouwen geldt. Ondervinden zij hinder bij het pendelen? Voor oudere migranten zijn er weinig drempels om te pendelen. Een redelijke gezondheid en financiële middelen zijn wel een vereiste. Met name voor Surinaamse vrouwen kunnen de financiën een probleem zijn. Zij krijgen vaak een
Ik woon niet waar ik ben geboren 70 / 90 vliegticket van de kinderen cadeau. Turkse ouderen hebben minder last van hoge reiskosten omdat Turkije dichterbij is en de tickets goedkoper zijn. Is er een verschil in het pendelgedrag tussen mannen en vrouwen?Welke verschillen bestaan er tussen Turkse ouderen en Surinaamse ouderen met betrekking tot het pendelen? Zowel mannen als vrouwen en zowel Turkse als Surinaamse ouderen kiezen welbewuste voor pendelen. Het geven van zorg als een motief om te pendelen komt vaker bij vrouwen voor. Mannen zouden liever permanent terugkeren maar zien in het pendelen een goed compromis. Turkse vrouwen stoppen met pendelen als hun partners niet meer pendelen. De Turkse mannen gaan wel door als hun vrouwen niet meer in staat zijn te pendelen. Voor Surinaamse ouderen geldt dit niet, omdat de meeste Surinaamse vrouwen alleenstaand zijn. Voor zowel de Surinaamse als Turkse vrouwen geldt dat zij heimwee krijgen naar de (klein)kinderen als zij te lang uit Nederland zijn. Dit geldt voor mannen in mindere mate. Mannen lijken meer te genieten van de natuur in het land van herkomst en vrouwen van de sociale contacten. Wat is de subjectieve beleving van pendelende ouderen in relatie tot het welbevinden? Voor de meeste respondenten heeft het pendelen een goede uitwerking op hun welzijn. Zij laden tijdens hun verblijf in het land van herkomst even de batterij op en kunnen er daarna weer tegen. Sommige ouderen zijn actiever in het land van herkomst dan in Nederland en minder eenzaam. Anderen komen juist echt tot rust omdat ze niets hoeven. Het pendelen doet alle ondervraagde ouderen goed. Ze vinden over het algemeen drie tot zes maanden lang genoeg. Ook omdat zij de familie niet te lang tot last willen zijn. Dat laatste geldt vooral voort de Surinaamse ouderen omdat zij meestal geen huis hebben en bij familie verblijven tijdens de periode dat zij in hun geboorteland verblijven. Turkse ouderen hebben meestal wel een eigen huis. Welke invloed heeft het pendelen op wensen van oudere migranten op de terreinen van wonen, zorg en welzijn? De behoefte aan voorzieningen in het land van herkomst lijkt minimaal. Zij ontvangen in het land van herkomst hulp van familie, buren of vrienden. Wel is het voor sommigen fijn als er voorzieningen zijn rond ontmoeten, ondersteunen (zoals hulp bij het huishouden), vervoer en een steunpunt met verpleegkundige hulp. Er is beperkt behoefte aan een verzorgingshuis of een verpleeghuis . Een enkeling denkt hier gebruik van te zullen maken. Anderen menen dat ze dan liever in een Nederlands verzorgings- of verpleeghuis zitten omdat ze dichterbij hun kinderen zijn en de kwaliteit beter vinden.
Ik woon niet waar ik ben geboren 71 / 90 Hoe denkt men over het pendelen in de toekomst? Wanneer en waarom denken de ouderen dat zij zullen stoppen met pendelen? Wat verwachten zij dan van het (in)formele zorgcircuit? Alle ouderen met wie voor dit onderzoek gesproken is geven aan door te willen gaan met pendelen totdat zij het fysiek niet meer aan kunnen. De mannelijke respondenten gaan ook verder als hun vrouw niet meer mee kan. De vrouwen en dan vooral de Turkse vrouwen stoppen met pendelen wanneer hun man niet meer kan gaan. Surinaamse vrouwen zijn meestal alleenstaand en zijn gewend alleen te reizen. Zij verwachten enige vorm van hulp van hun kinderen, zoals het doen van boodschappen, helpen bij regelwerk en administratieve klussen of halen en brengen. Als er meer hulp nodig is, schakelen zij professionele zorg in.
Wat merken aanbieders van wonen, zorg en welzijn van het pendelen? Levert het hen problemen op? In hoeverre hebben zij aanbod ontwikkeld voor de pendelende ouderen (projecten, plannen)? Hebben zij beleid ontwikkeld om het pendelen te faciliteren? Aanbieders ondervinden weinig hinder van het pendelen van ouderen. Corporaties ervaren soms leegstand, maar zolang huurders betalen en het huis niet verloedert is het geen probleem. Zorgaanbieders worstelen soms met de regel dat ouderen hun kamer in een zorginstelling kunnen verliezen als zij langer dan twee weken weg zijn. Sommige organisaties gaan hier soepel en creatief mee om. Aanbieders hebben geen specifiek beleid voor pendelaars, al zijn er wel wat ideeën die ook de pendelaars betreffen.
De hoofdvragen van dit onderzoek luiden: Welke overwegingen spelen een rol bij het pendelen van oudere migranten? Wat zijn de verwachtingen van pendelende ouderen rond (in)formele zorg? Welke rol spelen aanbieders van wonen, zorg en welzijn bij het pendelen? Welke overwegingen spelen een rol bij het pendelen van oudere migranten? Oudere migranten maken een keuze gebaseerd op hun eigen verhaal, hun eigen biografie. Voor de één is het pendelen voornamelijk gericht op het ‘opladen’, om er weer even tegen te kunnen. Voor de ander is het verlenen van zorg een drijfveer om te pendelen. Voor weer een ander is het pendelen weer even toegeven aan het verlangen in de vertrouwde cultuur te zijn. Het is een keuze, het beste van twee werelden. Als de oudere migranten terug zijn in hun land van herkomst genieten zij van de cultuur, de vertrouwde omgeving, het klimaat en de natuur. Zij bezoeken familie en vrienden. Ze komen tot rust maar ondernemen ook activiteiten. In
Ik woon niet waar ik ben geboren 72 / 90 Nederland genieten zij van hun (klein)kinderen, hun familie, hun huis en buurt en de kwalitatief goede zorg.
In de literatuur is wat discussie merkbaar rond het thema pendelen. Waar een aantal onderzoekers het pendelen beschouwen als het uitstellen van een definitieve keuze (o.a. Hoffer, 2005 en Von Meijenfeldt en Moerbeek, 2001), pleit David Engelhard in zijn onderzoek om pendelen te beschouwen als volwaardige vorm van migratie. Engelhard meent dat het een welbewuste keuze is van mensen die zich thuis en gezond voelen op meerdere locaties (2006). Torres (2008) benadrukt het belang om binnen de sociale gerontologie het transnationalisme mee te nemen. In dit onderzoek wordt pendelen als uiting van een transnationale levenswijze gezien waarbij men sterke banden met/in twee landen heeft. Uit voorliggend onderzoek komt naar voren dat oudere migranten een transnationale levenswijze hebben. Zij voelen zich zowel in Nederland als in het eigen land thuis. Ze bewegen zich relatief makkelijk in twee (of meer) landen. Ze halen het beste uit beide werelden. Het pendelen is een welbewuste keuze en komt niet voort uit uitstelgedrag. Sommige ouderen pendelen om zorg te kunnen leveren. Dit motief, dat vaker bij vrouwen en met name bij Surinaamse vrouwen voorkomt wordt nog onderschat. Andere motieven om bewust te pendelen is het ‘opladen van de batterij’ en om toe te geven aan het verlangen. De mannen zouden het liefste permanent teruggaan maar zijn tevreden met het pendelen. Ook omdat zij met het ouder worden het fijn vinden dat zij in Nederland zorg kunnen krijgen. De zorg in Nederland achten zij van hogere kwaliteit dan in het geboorteland. Voor vrouwen is het definitief teruggaan geen optie zolang de kinderen en kleinkinderen in Nederland zijn. Zij krijgen heimwee als ze te lang weg zijn. Ook vrouwen waarderen de goede kwaliteit van zorg in Nederland. Voor de respondenten geldt dat zij naarmate zij ouder worden zich realiseren dat zij in de toekomst zorg nodig zullen hebben. Deze zorg ontvangen zij liever in Nederland, waar familie woont en waar de zorg goed is. Wat zijn de verwachtingen van pendelende ouderen rond (in)formele zorg? Bijna alle geïnterviewde ouderen krijgen hulp van hun (klein)kinderen. Het gaat dan om alledaagse, praktische hulp zoals boodschappen doen, administratieve klussen en regelwerk. De oudere migranten zien dat hun kinderen druk zijn met het eigen leven en willen niet teveel een beroep op hen doen. Dit wordt het ‘zorgplichtdilemma’ genoemd. Daar lopen vrijwel alle respondenten tegen aan.
Ik woon niet waar ik ben geboren 73 / 90 Turkse en Surinaamse ouderen met weinig familieleden staan meer open voor het ontvangen van professionele zorg dan ouderen die veel familie om zich heen hebben. Surinaamse ouderen staan meer open voor het ontvangen van professionele hulp dan Turkse ouderen. De meesten geven wel aan dat zij niet te veel beroep willen doen op hun kinderen, als zij meer zorg nodig hebben. Dan ontvangen ze liever professionele zorg omdat zij zien dat hun kinderen een eigen leven hebben, niet altijd in de buurt wonen en het druk hebben. Maar nagenoeg niemand wil naar een verzorgings- of verpleeghuis verhuizen. Al staan de ouderen die al eens in contact zijn geweest met deze zorgvoorziening, door bezoek aan een dagopvang of ontmoetingsproject positiever tegenover een verhuizing dan de ouderen die er niet mee in aanraking zijn geweest. Opvallend is dat Turkse ouderen niet positief zijn over reguliere thuiszorg en liever zelf thuiszorg regelen via het eigen netwerk. Ouderen praten weinig over het ouder worden met hun kinderen. Toch denken sommige respondenten wel na over het ouder worden. De één meer dan de ander. Een aantal van de respondenten zijn al uit voorzorg verhuisd naar een seniorenwoning of woongroep. Anderen doen uitspraken als: we zien het wel, we leven met de dag of ‘Alleen Allah weet hoe het verder gaat.’ Opvallend is dat weinig op de hoogte zijn van de verschillende woonvormen die er zijn en andere voorzieningen voor ouderen.
Welke rol spelen aanbieders van wonen, zorg en welzijn bij het pendelen? De geïnterviewde aanbieders van wonen en zorg hebben verschillende motieven om over de grens te opereren. Een aantal aanbieders heeft activiteiten over de grens uit liefdadigheid. Een volgende reden is dat de medewerkers van de organisaties willen aansluiten bij de wensen van de kleurrijke bewoners. Tevens willen zij tegemoet komen aan wensen van hun kleurrijke personeel om in de landen van herkomst van het personeel actief te zijn. Tot slot hebben de medewerkers vaak een persoonlijke drive om internationaal te werken. De huidige wet- en regelgeving bemoeilijkt activiteiten buiten Nederland. Verder ervaren zij organisatorische drempels in de landen buiten Nederland. Zij ontplooien in beperkte mate activiteiten in het buitenland zoals het organiseren van reizen voor oudere migranten. De pendelende ouderen behoren tot deze doelgroep. Eén zorgorganisatie is bezig met het ontwikkelen van een zorgarrangement voor Surinaamse cliënten om hen een aantal maanden per jaar in Suriname te laten verblijven. Andere organisaties hebben een uitwisseling rond scholing en opleidingen in met name Suriname.
Ik woon niet waar ik ben geboren 74 / 90
5.1. Aanbevelingen voor aanbieders van wonen, zorg en welzijn en migrantenorganisaties
Indien aanbieders internationaal actief zijn, vragen een aantal factoren aandacht. Ten eerste is het zaak om goed te onderzoeken waar zij hun voorzieningen het beste zouden kunnen aanbieden. Oudere migranten gaan bij het pendelen terug naar de plek waar zij zijn opgegroeid en waar hun familie woont en dat is niet voor iedereen dezelfde plek. Er zijn wel plekken met een relatief hoge concentratie van pendelaars, waar aanbieders een groot aantal migranten kunnen bereiken. Zo verblijven de meeste Surinamers in Paramaribo. Maar dat geldt niet voor alle Surinaamse pendelaars. In Turkije wonen de pendelaars veel meer verspreid over het land.
Ten tweede blijkt dat de internationale ambities van een organisatie vooral samenvallen met passies van de betrokken medewerkers. Zonder die passie zouden de internationale activiteiten nog meer beperkt zijn. Het maakt ook dat projecten afhankelijk worden van een bevlogen medewerker en daardoor kwetsnaar zijn. Want als de medewerker vertrekt dan komt het project in gevaar als er onvoldoende borging binnen de organisatie is. Het is daarom van belang internationale projecten te borgen binnen de organisatie zodat continuïteit gegarandeerd is.
Ten derde is het de vraag welke voorzieningen zij precies kunnen aanbieden. Oudere migranten hebben vooral behoefte aan ondersteunende voorzieningen, dus aan voorzieningen gericht op hulp in het huishouden, hulp bij vervoer en faciliteiten op het vlak van ontmoeting. Op basis van de interviews lijkt er weinig belangstelling te bestaan voor voorzieningen in het land van herkomst zoals een verzorgings- of verpleeghuis. Deze vorm van zorg ontvangen zij liever in Nederland. Doordat zij dan dichter bij de kinderen zijn die ook gemakkelijker op bezoek kunnen komen en omdat zij meer vertrouwen hebben in de Nederlandse zorg en in de kwaliteit. Wat betreft woonvormen, lijkt de behoefte beperkt. Turkse ouderen hebben doorgaans een eigen huis. Waarschijnlijk willen ze niet verhuizen, ook niet naar een andere stad. Zoals ze ook in Nederland honkvast zijn. Bij Surinamers is de behoefte wellicht iets groter. Surinaamse ouderen verblijven meestal bij familie. Sommige Surinaamse pendelaars geven aan dat zij een eigen plek wel kunnen waarderen, omdat zij familie niet lang tot last willen zijn. De toekomstige generatie, dus de tweede generatie migranten, zou wat meer
Ik woon niet waar ik ben geboren 75 / 90 behoefte kunnen hebben aan een tijdelijke woning alhoewel zij waarschijnlijk minder pendelen dan hun ouders. Het is interessant deze groep hierop te bevragen in nauw overleg met migrantenorganisaties.
Opvallend in dit onderzoek is het feit dat oudere migranten slecht op de hoogte zijn van bestaande voorzieningen in Nederland. Zij hebben vooroordelen jegens verzorgings- en verpleeghuizen. Ook hebben zij, met name Turkse ouderen, weinig positieve ervaringen met thuiszorg. Toch zijn de ouderen die al een zorgorganisatie bezoeken doordat zij naar een dagopvang of ontmoetingsproject gaan, positiever over een verzorgings- of verpleeghuis dan zij die nooit in aanraking zijn gekomen met deze voorzieningen. Inloop en dagopvangprojecten zijn een daadwerkelijke goede toegangspoort voor oudere migranten om kennis te maken met het Nederlandse zorgstelsel en voorzieningen. Migrantenorganisaties kunnen een ondersteunende rol spelen. Maar ook maken de aanbieders van wonen, zorg en welzijn kennis met de wensen en behoeften van de oudere migrant. Helaas bezuinigen momenteel veel zorgorganisaties op dagopvangprojecten, omdat de indicatie uit de AWBZ is gehaald. Sommige organisaties geven hier een creatieve draai aan doordat zij de inloop en dagopvang zien als een investering in de toekomstige klant. Dat is aan te raden gezien het groeiende aantal oudere migranten en gezien hun kwetsbare positie.
Ook kennen veel oudere migranten weinig alternatieve woonvormen, zoals het groepswonen. Toch is het positief en hoopgevend dat een aantal wel bewust bezig is met het ouder worden. Wuiven zij in gesprekken het ouder worden vaak met een grapje weg en geven zij aan er weinig met kinderen of elkaar over te praten, toch is een aantal respondenten bewust verhuisd naar een seniorenwoning of naar een woongroep. Voorlichting over woonvormen en andere voorzieningen door aanbieders van wonen, zorg, welzijn, migrantenorganisaties en gemeenten blijft noodzakelijk. Hen kennis laten maken met bestaande voorzieningen door middel van informatieve en informele bijeenkomsten op locatie, excursies en werkbezoeken zijn aan te bevelen.
De individuele biografie van mensen is allesbepalend voor de wensen op het vlak van wonen, zorg en welzijn. Dit geldt voor alle ouderen, voor alle mensen. Oudere migranten hebben, anders dan autochtone ouderen, geen ‘continue’ levensloop maar hebben tijdens hun leven een enorme verandering meegemaakt. Hierdoor kunnen zij het ouder worden op een andere
Ik woon niet waar ik ben geboren 76 / 90 manier ervaren. Dat maakt het moeilijk te voorspellen waar oudere migranten behoefte aan hebben. Aanbieders van wonen, zorg en welzijn doen er goed aan flexibel in te spelen op de vragen, constant te toetsen of het aanbod past bij de vraag en rekening te houden met individuele wensen. Ook dienen zij rekening te houden met het feit dat ouderen willen zorgen voor hun familieleden (over de grens). Dat is een onderschat thema.
De activiteiten die buiten de scope van hun normale pakket passen, liggen moeizaam en gevoelig. Van de andere kant zouden internationale activiteiten niet als zodanig beschouwd hoeven worden als aanbieders van wonen,zorg en welzijn daadwerkelijk vraaggericht werken. Als hun klanten behoefte hebben aan voorzieningen in het land van herkomst is dat een volwaardige reden om dit aan te bieden.
5.2. Aanbevelingen voor de landelijke overheid Momenteel werkt het politieke klimaat in Nederland niet mee om over de grens te opereren. Zorgaanbieders en corporaties worden door wet- en regelgeving aan banden gelegd. Zij kunnen niet gemakkelijk over de grens opereren. Terwijl de wet- en regelgeving voor de ouderen zelf juist is versoepeld de afgelopen jaren: zij kunnen gemakkelijker over de grens zorg krijgen en kunnen gemakkelijker pendelen. Ook is de verwachting dat (toekomstige) ouderen transnationaal opereren. Zij hebben in toenemende mate bindingen met twee of meerdere landen. Daardoor kan er een discrepantie ontstaan tussen wensen van ouderen op het gebied van wonen, zorg en welzijn en het aanbod van aanbieders. Het is belangrijk dat de landelijke overheid hier weet van heeft en wet- en regelgeving rond internationale activiteiten zoveel mogelijk aanpast op wensen van ouderen, zodat aanbieders de mogelijkheid krijgen om aan deze wensen te voldoen.
De corporaties en zorgorganisaties proberen steeds meer vraaggericht te werken. Dat lukt steeds beter voor vraagstukken die in Nederland op te lossen zijn, maar grensoverschrijdende activiteiten krijgen geen prioriteit en/of worden bemoeilijkt door restricties. Dat deze activiteiten niet hoog op de agenda staan is te verklaren uit het feit dat corporaties en zorgorganisaties te kampen hebben met de gevolgen van de economische crisis. Zij zijn druk bezig met het maken van rekensommetjes, zoals een geïnterviewde bestuurder al aangaf. Ook staan de taken die zij moeten verrichten onder vuur. Met name over de reikwijdte van de taken van corporaties vindt veel discussie plaats en zij worden nauwlettend in de gaten gehouden, ook door negatieve berichtgeving in de kranten van fraude bij en vermeende
Ik woon niet waar ik ben geboren 77 / 90 misstappen door corporaties. Duidelijkheid rond taken van aanbieders en mogelijkheden is nodig alsmede ondersteuning om hun rol adequaat te kunnen vervullen.
In de toekomst zullen meer oudere mensen zich tussen meerdere landen bewegen. Dat geeft Torres (2004) ook aan. Er zijn grote verschillen tussen deze ouderen. Dit betreft de NoordEuropeanen die na de pensionering overwinteren in Zuid-Europa in eigen huizen of in hotels. Maar het betreft ook ouderen uit het middellandse zeegebied die in de jaren zestig naar Noord-Europa zijn gekomen om te werken en na de pensionering een gedeelte van het jaar in het land van herkomst verblijven. De toekomstige groep die zich internationaal bewegen, waaronder ook ouderen, zijn voor een groot deel hoogopgeleide professionals die deels door hun carrière zich internationaal oriënteren en bewegen. Aan de ander er kant zal er een grote groep bestaan die over de wereld trekt, al dan niet illegaal, laag opgeleid is en weinig rechten heeft rond werk en inkomen. Zij zullen als zij ouder worden minder gemakkelijk aanspraak kunnen maken op allerlei voorzieningen (Warnes, 2006). Aandacht voor deze groep vanuit de landelijke overheid en vanuit Europa is geen overbodige luxe.
5.3. Aanbevelingen voor de wetenschap, voor de gerontologie Torres pleit voor de ontwikkeling van sociale gerontologie voor de ‘in-betweens’, de ouderen die zich in meerdere landen bewegen, een ander vertrekpunt hebben en een ‘discontinue’ levensloop. Zij kijken anders aan tegen gerontologische begrippen als ‘succesful ageing’. De ouderen uit voorliggend onderzoek vinden rust, genieten van natuur en van bekenden. Zij hebben zo een prettige manier van ouder worden. Zij willen actief zijn in de maatschappij, maar ook tot rust komen, hetgeen zij vinden als zij in het land van herkomst zijn. Het is interessant en belangrijk om binnen het sociaal-wetenschappelijk (met name sociologisch en gerontologisch) onderzoek en theorievorming hun gezichtspunt mee te nemen. Dit is nodig, zeker als de toekomst verlangt om naar de biografie van mensen te kijken. Want door naar de biografie te kijken komen aanbieders tot een op maat gesneden aanbod van voorzieningen.
Er is het nodige onderzoek gedaan naar transnationalisme, maar de focus ligt hierbij vooral op de oudere migranten zelf. Er is weinig onderzoek naar het perspectief van de aanbieders, hun rol en visie. Verder is het thema zorg bieden voor familieleden die niet dichtbij wonen, maar in een ander land onderbelicht in de wetenschap. Het komt regelmatig voor dat mensen op
Ik woon niet waar ik ben geboren 78 / 90 afstand voor elkaar zorgen. Onderzoek naar de visie van aanbieders geeft een meerwaarde. Dit geldt ook voor zorgrelaties op afstand.
Pendelen lijkt voorbehouden aan oudere migranten die er financieel toe in staat zijn en dit fysiek kunnen opbrengen. Uit de interviews met de Surinaamse en Turkse ouderen blijkt dat zij zullen stoppen met pendelen en voorgoed in Nederland blijven, zodra het fysiek niet meer gaat. Zij blijven het herkomstland in het hoofd en vooral in het hart houden. Wat dit betekent voor het welzijn van oudere migranten is voor ieder verschillend. Wel zal het moeten stoppen met pendelen voor een groot aantal ouderen van invloed zijn op het welzijn. Vooral voor degenen voor wie het pendelen echt een ‘oplaadmoment’ is. Hoe groot deze invloed is, behoeft nader onderzoek.
5.4. Aanbeveling voor de oudere migrant Laat uw stem horen! Ze klinkt prachtig! Gebruik al uw talenten en sluit u aan bij een migrantenorganisatie. Zij zijn vaak goed op de hoogte van voorzieningen en geven voorlichting en advies. Zij kunnen ook assisteren bij het formuleren van uw hulpvraag.
Tot slot De ervaring die nú wordt opgedaan met pendelende oudere migranten kan goed gebruikt worden voor de nieuwe immigranten die in de toekomst ook ouder worden. Zodat ouderen op de plek die zij willen hun oude dag kunnen doorbrengen met zorg (indien nodig) nabij.
Ik woon niet waar ik ben geboren 79 / 90
Literatuurlijst •
ActiZ, 2008. ActiZ geeft kleur aan de zorg. Utrecht: Projectplan.
•
Baarda, D.B, en M.P.M de Goede, J. Teunissen. 2009. Basisboek Kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
•
Baldassar, L. 2007. Transnational Families and Aged Care: The Mobility of Care and the Migrancy of Ageing. In: Journal of Ethnic and Migration Studies, Vol. 33, No. 2. pp. 275-297.
•
Bolzman C, Fibbi R, Vial M. 2006. What to do after retirement? Elderly migrants and the question of return. In: Journal of Ethnic and Migration Studies 32: 1359-75.
•
Buren, van L.P. 2002. Visies van oudere migranten op de toekomst en zorg. Onderzoek onder Surinaamse, Turkse en Marokkaanse ouderen in Rotterdam. Rotterdam: GGD.
•
CABO, 2009. Intern verslag bijeenkomst over woonwensen van oudere migranten. Amsterdam’.
•
Castles, S., 20000b. Ethnicity and Globalization: from migrant worker to transnational citizen. London, Thousand Oaks, New Dehli, Sage.
•
CBS, 2008. Bevolkingstrends, 1e kwartaal, 2008. Den Haag.
•
Coffey, A., en P. Atkinson (1996). Making sense of qualitiative data: complementary research and stragies. Thousand Oaks: Sage Publications.
•
Dagevos, J. 2003. ‘Niet-westerse allochtonen en armoede’. In: C. Vrooman et al (red.), Armoedemonitor 2003 (pp. 59-80). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek.
•
Dahhan, N. 2007. Gezondheidszorg en etnische diversiteit in Nederland; naar een betere zorg voor iedereen. Amsterdam: Pacemaker in Global Health.
•
Dykstra, P.A. & T. Fokkema (2007), Persoonlijke zorgnormen: bereidheid te geven én te ontvangen. In: A. de Boer (ed.), Toekomstverkenning informele zorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 122-142.
•
El Hardouz, A., H. Schrijen. 2001. Kiezen voor een toekomst? De wensen van allochtone ouderen in de deelgemeente Noord. Rotterdam: Stichting Onderneming Opbouwwerk Rotterdam (SONOR).
Ik woon niet waar ik ben geboren 80 / 90 •
Engelhard, D. 2006. Pendelen op je oude dag. In: Tijdschrift Cultuur Migratie Gezondheid, 3, (pp. 14-25).
•
Forum, 2004. Factsheet Allochtone ouderen, inkomen en sociale zekerheid. Utrecht.
•
Gruijter, M. e.a. 2008.Toekomstige woonbehoeften van oudere migranten in Eindhoven. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
•
Hall, C.M. and Williams, A.M. (eds), (2002). Tourism and migration: New relationships between production and Consumption. Dordrecht: Kluwer.
•
Helman, C.G. (1995). Culture, health and Illness, Butterworth Heinemann.
•
Hoffer, C. (2005). Allochtone ouderen; de onverwachte oude dag in Nederland. In: Onzichtbaar-onmisbaar: ouderen in Rotterdam-Essays, Cahier 04,( pp.7-30). Rotterdam: Stedelijk Adviescommissie Ouderenbeleid.
•
Kloosterboer, D. (2004). Wij komen eraan….wensen, behoeften en ambities van oudere migranten. Utrecht: LOM.
•
Kohler Riesman, C. (1998). Narrative analysis. Newbury Park: Sage Publications.
•
Meeren, P. van der. (1994). Anderzijds katern: Oud worden ver van huis. Anderzijds 2. Gent: Provinciaal centrum voor Culturele Vorming.
•
Meyboom, J.K. & W. van Eekelen (1999).1 ‘Yipratmak: uitputten, verslijten, kapot maken. Ouderdomsbeleving van oudere Turken in Nederland.’ In: Medische Antropologie 11(2):377-393. Amsterdam: Antropologisch-sociologisch centrum.
•
Niekerk, M. van. Zorg en hoop. (1994). Surinamers in Nederland nu. In: R.Penninx (ed). Het Democratisch ongeduld, de emancipatie en integratie van zes doelgroepen van het minderhedenbeleid. (pp.45-79). Het Spinhuis Amsterdam, 1994.
•
Nitsche, B., F. Suijker, F. (2003). Factsheet Allochtone ouderen en wonen. Utrecht: NIZW/Forum.
•
Os, van. C. (2010).Zorgen wij of zorgen zij. Een onderzoek naar het gebruik van professionele zorg door Turkse ouderen in Nederland, afstudeerscriptie Master medische antropologie en sociologie. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
•
Poort E.C., Spijker J., Dijkshoorn H., & Verhoeff A.P. (2001). Turkse en Marokkaanse
•
Ouderen in Amsterdam 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam; 2001.
•
Philipson, C. 2002. Transnational communities, migration and changing identities in later life”, study presented at the 34th EBSSRS Symposium on ageing and diversity. August 2931, Bergen, Norway.
Ik woon niet waar ik ben geboren 81 / 90 •
Ragin, Charles C. & Larry Griffin. 1994. Formal Methods of Qualitative Analysis. Special Issue of Sociological Methods and Research 23, 1.
•
Schellingerhout, R.(red.) 2004. Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
•
Schellingerhout, R. (2004). Cijferrapport Allochtone ouderen. Werkdocument 105. Den Haag: SCP.
•
Schellekens, E., F. Klomp.(2006). Wat beweegt ouderen op de woningmarkt? Kwalitatief onderzoek naar woonwensen van ouderen in Gelderland. Bemmel: SBOG.
•
Torres, S. (2004). “Making sense of the construct of succesful ageing: the migrant experience”. In Daatland S-O., Biggs (dir.)., Aging and Diversity: Multiple Pathways and Cultural Migrations, Bristol, Policy Press, p.125-139.
•
Torres, S. (2008). The Age of migration. In: Retraite et société. Caisse Nationale dÁssurance Vieillesse. (pp.67-90). Paris: Scimago Lab.
•
Van der Gauw, J. (2000). Verslag van een onderzoek naar mantelzorg onder Marokkanen, Turken en Arabisch sprekenden. Den Haag: Stichting Multi Culturele Instelling ‘het kruispunt’(MCI).
•
Von Meijenfeldt, I., S. Moerbeek (2001). Teruggaan en blijven. Amsterdam: Stichting BMP.
•
Warnes, A, Friedrich, K; Kellaher, L; Torres, S (2004). The diversity and welfare of older migrants in Europe. In: Ageing and society, (pp307-326) Vol 24 (3), May. Cambridge: Cambridge University Press.
•
Warnes, A. (2006). The Future Life Course, Migration and the Old Age. In: Vincent, J.A, Philipson, C.R., Downs M. (eds.). The Futures of Old Age, Sage.
•
Warnes, A, A. Williams (2006). Older Migrants in Europe: a new focus for migration studies. In: Journal of Ethnic and Migration Studies, 32: (pp. 1257-1281). Sussex: Routledge, Taylor & Francis.
•
Witter, Y (2010). Spring in Helsinki. Impression of the fourth annual meeting of ENIEC, European network on Intercultural Elderly Care. Utreccht: KCWZ.
•
Wolffers, I., A. van der Kwaak, (2004). Gezondheidszorg en cultuur. Amsterdam: Vrije Universiteit.
•
Yerden I. (2000). Zorgen over zorg. Traditie, verwantschapsrelaties, migratie en verzorging van Turkse ouderen in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Ik woon niet waar ik ben geboren 82 / 90 •
Yerden I. (2003). Oud worden in Harderwijk. Woonsituatie, welzijn, professionele zorg en mantelzorg van Turkse ouderen in Harderwijk. Harderwijk: Bureau AOM, Advies Onderzoek en Migrantenvraagstukken/Stichting Welzijn Ouderen Harderwijk.
Ik woon niet waar ik ben geboren 83 / 90 Afkortingen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AOW
Algemene Ouderdomswet
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
GG & GD
Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst
WAO
Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Ik woon niet waar ik ben geboren 84 / 90 Bijlage 1: Topiclijst pendelende ouderen
Algemene gegevens 1. Naam, leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, economische positie, geboorteplaats, samenstelling van het gezin (aantal kinderen), opleiding (hoogst genoten opleiding) paspoort, sociale leven (kunt u iets vertellen over uw sociale leven? Historie 2. Wanneer bent u naar Nederland gekomen? 3. Wat was de reden? 4. Wat voor werk heeft u gedaan?
Woonsituatie 5. Heeft u een (tweede) woning in land van herkomst? 6. Zo ja, waar bevindt deze woning zich (nabij vliegveld/familie/bereikbaarheid)? Hoe vindt u deze woning? 7. Zo nee, waar verblijft u doorgaans als u in uw geboorteland bent? Hoe ervaart u dat? 8. Woonsituatie in Nederland (type woning, samenstelling huishouden) 9. Wat vindt u van uw buurt? Voelt u zich thuis? Heeft u kennissen in de buurt?
Zorg 10. Kunt u uw gezondheid omschrijven? 11. Hoe voelt u zich? 12. Heeft u lichamelijke klachten? 13. Ontvangt u thuiszorg? 14. Heeft u hulp van familie (zo ja, wie en wat? Zo nee, zou u dat wel willen? Waarom heeft u dat niet?) 15. Hoe bent u verzekerd tegen ziektekosten? 16. Wat zijn uw ervaringen met de gezondheidszorg in Nederland? 17. En in het land van herkomst?
Pendelen 18. Hoeveel maanden per jaar brengt u in land van herkomst door? 19. Waarom pendelt u? 20. Waarom kiest u niet voor permanent terugkeren?
Ik woon niet waar ik ben geboren 85 / 90 21. Wat vindt u prettig aan pendelen? 22. Wat vindt u minder fijn aan pendelen? 23. Levert het problemen met instanties hier op dat u een deel van het jaar in het buitenland verblijft? 24. Hoe vinden uw kinderen en andere familieleden dat u pendelt? 25. Kunt u aangeven wat pendelen voor u betekent? 26. Hoe lang denkt u door te gaan met pendelen? Wanneer denkt u te stoppen? In welk land blijft u dan wonen? 27. Wat zal volgens u de reden zijn om te stoppen? (in vervolg op deze vraag een aantal situaties voorleggen en vragen wat ze in die situatie verwachten te doen: ernstige ziekte, niet meer het eigen huishouden kunnen doen, overlijden echtgeno(o)t(e), …) 28. Wat verwacht u van uw omgeving als u stopt met pendelen (qua hulp). Stel dat u zorg of hulp bij uw dagelijkse bezigheden nodig krijgt, van wie hoopt u die dan te krijgen? 29. Zou u gebruik willen maken van voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn en wonen in uw geboorteland? 30. Denkt u gebruik te maken van deze voorzieningen in Nederland? 31. Wat mist u in uw geboorteland op dit vlak? 32. En in Nederland? 28. Heeft u nog opmerkingen of vragen of dingen die u kwijt wilt?
Ik woon niet waar ik ben geboren 86 / 90 Bijlage 2: Overzicht en topiclijst gesprekken met aanbieders van wonen, zorg en welzijn en overige organisaties
Migrantenorganisaties: Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM), Freddy May, coördinator Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuideuropese gemeenschappen, Lucia Lameiro Garcia, directeur en Gonnie Kaptein, beleidsmedewerker sociale zekerheid
Corporaties: Cordaan, Anne Rose Abendanon, programma manager Wooncompas, Tim van Schijndel, directeur en Hans Bas Val, voorzitter raad van commissarissen en vicevoorzitter raad van toezicht Laurens Woonzorg Nederland, Pieter Divendal, stafmedewerker
Zorgorganisaties: Aafje (voorheen De Stromen Opmaat), Constant van Schelven, voorzitter, raad van bestuur Cordaan, Anne-Rose Abendanon, programma-manager Interculturalisatie Humanitas, Cor van Oort, directeur Laurens, Hans Stravers, directeur Research en Development.
Welzijnsorganisatie: CABO, voor oudere migranten, Wendela Gronthoud, directeur
Onderzoeksinstituten: Universiteit van Amsterdam, Ibrahim Yerden, onderzoeker Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI), Tineke Fokkema, senior onderzoeker
Overige organisaties: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), Radboud Engbersen Ministerie van Justitie, Gody Frederiks, stafmedewerker Jan Booij Advies, Jan Booij, directeur Marieke Lenferink, oud-vrijwilligster in verzorgingshuis in Suriname
Ik woon niet waar ik ben geboren 87 / 90 In de oriëntatiefase van het onderzoek (in 2008/9) is gesproken met Peter Boerenfijn van corporatie Habion, Harry Moeskops van zorgorganisatie Osiragroep, Lucy Arnink van het Ministerie van VWS, Harry Mertens van Movisie, Ank Loog van Vilans (is niet meer werkzaam bij Vilans), Parvathi den Herder van De Schildershoek (niet meer werkzaam daar).
Topiclijst: 1. Welke activiteiten verricht u over de grens? 2. Waarom bent u daarmee begonnen? Wat zijn de redenen? 3. Wat komt u tegen bij deze activiteiten aan knelpunten? 4. Wat zijn succesfactoren? 5. Wat zijn uw toekomstige plannen in die richting? 6. Wat merkt u van het pendelen van ouderen? 7. Doet u specifiek iets voor deze groep? Waarom wel/niet?
Ik woon niet waar ik ben geboren 88 / 90
Bijlage 3: Gegevens over respondenten
Geslacht, nationaliteit, woonplaats, gezinssituatie/samenstelling, woonsituatie, financiële positie en gezondheid nr
geslacht
nationaliteit
woonplaats
leeftijd
gezins-
woon-
financiële
samen-
situatie
situatie
pensioen
gezondheid
stelling 1
M
Turks
Den Bosch
F
2
F
Surinaams
Rotterdam
75
Gehuwd, 2
portiekhu
62
kinderen,
urwoning
70
M: goed F:
zelfstandig
matig:hartklachte
wonend
n, depressief
Gehuwd, 6
Geruime
kinderen
huurwoni
allen,
ng
pensioen
Goed, prima
zelfstandig wonend 3
4
F
F
Surinaams
Surinaams
Rotterdam
Rotterdam
76
67
Weduwe, 5
Sloopwon
Alleen
Matig, rug, knie,
Kinderen,
ing,
AOW
schouderklachten,
zelfstandig
benedenw
wonend
oning
Weduwe,
Sloopwon
Alleen
Goed, alleen hoge
woont
ing
AOW
bloeddruk
Weduwe
55pluswo
Alleen
Matig,
woont
ning
AOW
slechtziend,
suikerziekte
alleen, geen levende kind meer, wel 2 kleinkinder en zelfstandig wonend 5
F
Surinaams
Rotterdam
67
alleen,
mobiliteitsproble
Kind in
men
Suriname
Ik woon niet waar ik ben geboren 89 / 90
nr
geslacht
nationaliteit
woonplaats
leeftijd
gezins-
woon-
financiële
samen-
situatie
situatie
gezondheid
stelling 6
M
Turks
Tilburg
F
71
Gehuwd,
huurwoni
Onvolledige
M: Goed
65
vier
ng
AOW en
F: Goed, wat
kinderen
klein
rugpijn
zelfstandig
pensioen
wonen 7
8
M
M
Surinaams
Surinaams
Rotterdam
Rotterdam
71
88
zelfstandig
55pluswo
Pensioen
M; Goed
wonen
ning
Weduwnaar
Aanleunw
Pensioen
M: matig,
, woont
oning
(ruim)
mobiliteitsproble
F: Matig
alleen, 8
men,
kinderen,
vergeetachtig
zelfstandig wonen 9
F
Surinaams
Den Bosch
76
Gescheiden,
Appartem
AOW,
Matig:
woont
ent in flat
aanvullende
vergeetachtig, in
bijstand
de war
alleen, 8 kinderen, geen inwonende kinderen 10
F
Surinaams
Den Bosch
81
Weduwe,
55pluswo
AOW,
Matig: slecht ter
woont
ning
aanvullende
been als gevolg
bijstand
van beroerte
Pensioen
Goed
Goed
alleen, 9 kinderen, zelfstandig wonend 11
M
Turks
Amsterdam
68
Gehuwd,
Portiekwo
woont
ning
alleen, 2 kinderen de deur uit 12
F
Turks
Amsterdam
64
Weduwe,
Portiekwo
AOW,
4 kinderen,
ning
aanvullende
zelfstandig wonend
bijstand
Ik woon niet waar ik ben geboren 90 / 90
nr
geslacht
nationaliteit
woonplaats
leeftijd
gezins-
woon-
financiële
samen-
situatie
situatie
Weduwe, 5
woongroe
AOW
kinderen,
p
gezondheid
stelling 13
F
Turks
Amsterdam
77
Goed, wat knieproblemen
zelfstandig wonend 14
F
Turks
Amsterdam
68
Weduwe, 3
Benedenw
kinderen,
oning
AOW
Matig: hart en maagklachten
zelfstandig wonend 15
M
Turks
Utrecht
67
Gescheiden,
Benedenw
Onvolledige
Fysiek prima,
2 kinderen
oning
AOW,
maar geestelijk
pensioen
minder: depressief
zelfstandig
en erg eenzaam
wonend 16
M
Turks
Amsterdam
68
Gehuwd,
Woongroe
2 kinderen
p
Pensioen
Goed, wel hartinfarct gehad
zelfstandig wonend 17
M
Turks
Amsterdam
73
Gehuwd,
Woongroe
2 kinderen
p
Pensioen
Goed
Pensioen
Goed, is
zelfstandig wonend 18
M
Surinaams
Amsterdam
64
Gehuwd,
Aanleunw
3 kinderen,
oning
mantelzorger
zelfstandig wonend 19
F
Turks
Zaandam
75
Gehuwd,
Appartem
4 kinderen
ent in flat
Pensioen
Matig: geopereerd aan hart,
zelfstandig
suikerziekte,
wonend
rugklachten en vocht in benen
20
M
Turks
Zaandam
72
Gehuwd, 4
Appartem
kinderen
ent in flat
zelfstandig wonend
Pensioen
Goed, lichte suikerziekte