Artist Interview
M arcel Do orduin
‘Ik vind een eigen stijl net zoiets als jezelf te lang horen praten’.
Marcel doorduin (1969 Den Haag) is een zeer inspirerende Nederlandse kunstschilder wonend en werkend in Velp bij Arnhem. Zijn werk is regelmatig te zien op tentoonstellingen bij galerieën en kunstinstellingen in Nederland en Duitsland. Naast zijn praktijk als autonoom kunstenaar is hij tevens werkzaam als coördinator en docent op de Kunstacademie ArtEZ in Arnhem en was hij verleden jaar nog gastcurator bij CircaDit. Marcel ontvangt me voor dit interview in zijn atelier en praat openhartig over zijn visie, manier van werken en de nieuwe serie die hij onder handen heeft.
Interview & Foto Lennaert Koorman Beeld Marcel Doorduin
Wanneer maakte jij je eerste schilderij? Toen ik 11 was. Ik schilderde een foto na van de poort van Kampen. Dat schilderen had voor mij met maquettes en landschap te maken. Ik had een maquette op mijn kamer maar wilde er nog veel meer. Tien maquettes in je kamer gaat niet, dat past niet. De snelste manier was gewoon om ze te schilderen. Schilderen is bij mij altijd een middel geweest en geen doel. Het bleek gewoon de handigste manier om dingen te realiseren.
’Vorm, daar begint alles mee’. Wanneer wist je dat je kunstenaar wilde worden? Toen ik 15 was. Ik zocht altijd al een ultieme zelfstandigheid. Ik zat toen in een hele drukke klas Nederlands. Tijdens een bepaald moment waarin niemand in de klas nog oplette, begon de leraar opeens een papiertje te vouwen. Ik zag dat en begon met hem samen een toren te bouwen van wit papier. En plotseling verschoof de aandacht naar hoe mooi dat bouwwerk was. Een van maagdelijk witte A4-tjes gebouwde Kathedraal. Ik dacht: ‘Wouw, dit kan je dus gewoon met gevouwen papiertjes A4 maken’. Dat was het moment waarop ik om ging. Waarop ik echt zoiets had van: ‘Dit wil ik heel mijn leven doen’. En ik maak nu eigenlijk nog steeds maquettes, als voorbereiding op mijn schilderijen. Werd het van thuis uit ook gestimuleerd dat je kunstenaar wilde worden? Nou, ik kon altijd mijn gang gaan met tekenen en schilderen thuis, maar mijn ouders vonden het in eerste instantie niet leuk dat ik naar de kunstacademie ging. Zij zijn nog van een generatie dat je echt op moest letten hoe je je geld verdient. Ik had eerst Atheneum gedaan en ze vonden echt dat ik mijn toekomst weggooide als ik daarna naar de kunstacademie zou gaan.
Wie waren toen jouw grote voorbeelden in de kunst? Morandi en Hopper. Maar nog voor mijn vijftiende was ik helemaal weg van Rothko. Het begon voor mij met de abstracte schilders. Daar werd ik echt door aangetrokken. Inmiddels is er veel meer familie bijgekomen, maar die eerste voorbeelden blijven nog altijd heel hoog in het pakket. Je bent eerst naar Arnhem gegaan om vrije kunst te studeren, hoe was dat? Een enorme bevrijding! Ik kon opeens dag en nacht met schilderen bezig zijn. En dat deed ik ook, tachtig uur in de week. Ik at en ik sliep en de rest was werken. Wat is het belangrijkste dat je daar geleerd hebt? Nieuwe betekenis geven aan iets. Voorbij alle clichés die horen bij dat kunstenaarschap, het gedrag en al die termen en hypes. Gewoon gaan zitten en ergens naar kijken, het eigenlijk opnieuw uitvinden. En ook het tempo wat daarbij hoort. Want wat ik doe is niet flashy, het is niet snel. Soms urenlang ergens aan werken of er naar zitten kijken. Dat ben ik heel erg gaan waarderen en ook wat er dan gebeurt met je; dat je uitkomsten krijgt die je in eerste instantie niet verwacht. Je verrast jezelf. En dat betekent ook dat je het moet leren accepteren, én moet leren daar achter te staan, dus ja, het is in die zin heel vormend geweest. Na die vier jaar studeren in Arnhem besloot je dat je naar de Rijksakademie in Amsterdam moest om door te studeren. Waar was je naar op zoek in Amsterdam? Ik was op zoek naar schildertechniek, dat is één. Dat ging heel goed op de Rijks. En ten tweede: mijn manier van werken en denken in de echte wereld uitproberen. Voor mijn gevoel was ik nog niet klaar met de academie.
Lost Horizon v.l.n.r.: -Mountain -September -1969
Ik had het al wel bedacht en uitgevonden, maar ik had het nog niet onder de mensen gebracht. In mijn hoofd was het fantastisch wat ik deed, maar ja je moet het wel relateren met een ander. En dat is tijdens die studie ook wel weer veranderd hoor. Aan het einde van de academie in Arnhem toen schilderde ik bijna abstracte, basale beelden. In Amsterdam is dat spel tussen figuratie en abstractie er weer ingekomen en heeft het zich verfijnd.
’Je studeert eerst een schilderij in, als een partituur en dan ga je ‘m schilderen’. Moest je ook weer dingen afleren toen je van de Rijksakademie afkwam?
vortex tempera op linnen 140 x 90 cm 2012
Ja! Het marktgerichte moest ik van mezelf afleren want ik werd er niet gelukkig van. Dat je, zodra je iets gevonden hebt, het continue moet uitbuiten en herhalen. Dat lag mij niet.
Hoe moeilijk was het om een eigen stijl te vinden? Ik vind een eigen stijl net zoiets als jezelf te lang horen praten. Dat gaat vervelen. Ik wil mezelf dus altijd weer veranderen op de één of andere manier. Als iemand een kunstenaar bewondert precies om die stijl, omdat die daar heel goed in is, is dat iets heel moois. Zelf lukt dat me niet. Bij anderen stoort het me niet. Hoewel, een bepaald beeld kan me echt mijlenver de keel uit hangen. Kun je daar een voorbeeld van noemen? Ehh... nee daar wil ik geen... (begint te lachen) een algemeen voorbeeld dan: ik houd niet van muziek van André Hazes. Omdat het echt altijd hetzelfde liedje is. Sorry, anderen houden daar wel van, prima. Maar voor mij is het altijd ‘Oh God, gaat ‘ie weer’ bij de eerste drie tonen van zo’n deun, dan heb ik het al helemaal gehad. Dat kun je met beeldende kunst ook hebben. Ik zag bijvoorbeeld op de Biënnale van Venetië beelden van Marc Quinn. Dat werk is zo perfect gemaakt, dat het gaat vervelen omdat het te knap is. De boodschap komt wel over hoor, en het zijn indringende beelden met een goed idee erachter... alleen.... Hij laat dat werk allemaal uitvoeren door een beeldhouweratelier ergens in Italië. Kant en klaar. Hoewel ik die gedachte dus wel fascinerend vind. Ik zou zelf ook het liefst mijn werk door een ander laten maken, maar als je daardoor dan zo’n gelikt beeld krijgt met altijd zo’n constante kwaliteit wordt het toch misschien wat saai.
Gaat dat dan niet voorbij aan de essentie van het zoeken en het jezelf verassen? Nee, ik denk het niet, want zo’n tentoonstelling is ook weer een beeld, een werk op zich. Je wordt als kunstenaar een soort van directeur van alle processen bij elkaar. Kijk, bij sommige kunstenaars vind ik dat heel goed werken. Anish Kapoor bijvoorbeeld had twee jaar geleden een tentoonstelling in Londen. Dat was eigenlijk zo’n werk. Het was een heel fascinerende tentoonstelling die veel liet zien van het atelierwerk terwijl het toch op de een of andere manier een beeld gaf van gemechaniseerd en uitbesteed werk. Maar het verraste nog steeds. Wat is voor jou het verschil tussen ambacht en kunst? Bij kunst is de vraag veel interessanter dan het antwoord. En dat kan een ambachtsman enorm
hinderen. Kunst is gewoon vragen, continu vragen. Altijd op zoek naar gebieden die niet een pasklaar antwoord hebben, of iets wat schuurt. Kunst is altijd een plek waar nog niemand geweest is, en dat vind ik het mooie eraan.
‘Kunst is altijd een plek waar nog niemand geweest is, en dat vind ik het mooie eraan’. Hoe zet jij een schilderij op?
Wil je spiegelen met je werk of zit er een boodschap in? Misschien niet met het ding zelf maar wel het proces van het kijken ernaar. Ik wil wel dat je dat overneemt, dat je geduld krijgt om toch te leren zien dat het iedere keer weer net even wat anders is, iedere keer weer nieuw. En ja, dat is misschien dan wel mijn boodschap. Als je ziet hoe verveeld mensen nu zijn, hoe snel ze alweer op zoek zijn naar een nieuwe kick. Of hoe snel ze oordelen over mensen of dingen die ze niet gewend zijn. Terwijl, als je net even een seconde langer kijkt, of op een andere manier waardoor je weer andere dingen ziet. Dat is wel belangrijk vind ik. Waarom kies je juist verf als middel? Dat is voor mij ooit de kortste weg gebleken om te visualiseren wat ik wil. En ik heb een hele rare tic: op het moment dat ik iets geschilderd heb, dan bezit ik dat ook echt. Dat is een fantastisch ding, dat op het moment dat je met verf een Maserati schildert, dan heb je ‘m. Dan hoef ik die Maserati ook niet meer. Vorm, daar begint alles mee. Er is niet één specifieke soort verf waar jij het liefst mee werkt, klopt dat? Dat klopt, ik schilder altijd weer met andere soorten verf. Het moet me altijd weer uit mijn gemakzone halen. Anders wordt het te routineus.
Daar heb ik zo’n drie of vier methodes voor. De eerste is alla prima, gewoon beginnen met schilderen en dan groeit het vanzelf. Er is een tweede, waarbij ik bijna als in een kleurenhoutsnede beeld in lagen opbouw. Dus dat is echt volgens een plan. Een derde manier is beginnen met een tekening die ik projecteer met een episcoop. Die schilder ik dan eerst als een kleurplaat in, daarna begint pas het echte schilder proces. Zoals bij die ‘twee achten’ in wording die ik je net liet zien. (zie afb. Figure of Eight) Maar je kunt ook vanuit de verf zelf beginnen. Als je een spons met een aantal kleuren tegen de muur gooit, dan ga je er vanzelf wat in zien. Dat is de vierde manier waarop ik een schilderij begin. Sommige verf is lastiger dan andere, Tempera bijvoorbeeld dat is zo’n korte verf die je heel snel moet verwerken. Je studeert eerst een schilderij in, als een partituur ,daarna ga je ‘m schilderen. Dan moet het beeld in één keer goed staan, je kunt niet gaan modderen. Corrigeren kun je met olieverf en met acrylverf gemakkelijker. Met gouache weer niet, dat is ook van dat korte spul. Bij mij is een schilderij nooit een definitief en uniek ding, het is altijd gewoon een uitvoering net als een uitvoering van een muziekstuk. Ik vind dat ook wel een fascinerende gedachte. Ik hoop dat ik ooit mensen kan inhuren die weten hoe ik werk en die samen met mij in het atelier kunnen werken. Als uitvoerende muzikanten die jouw partituren spelen? Ja, maar dan moet je wel een aantal mensen hebben die dezelfde klik hebben met waar het vandaan komt, de bron. Als dat lukt is het volgens mij te doen. Eén van de dingen waar ik van houd bij schilderijen is dat je er iedere keer voor kunt kiezen of je erin gelooft of niet. Dus je stapt er even in en je stapt er weer uit. Net als wanneer je een
figure of eight 80 x 100 cm gouache op papier 2013
horrorfilm gaat zitten kijken en even kiest om erin te geloven, maar daarna gaat de tv weer uit. Er is een soort wisselwerking tussen jouw wereld en de wereld van het schilderij. Schilderen is toch een soort liegen. Zeker als je ruimte suggereert, want het is een plat vlak. Ik vind het leuk om binnen een schilderij die verwarring te zaaien. Zoals je in “Lost Horizons” ook deed? Ja, op zo’n manier krijgt het ook weer een nieuwe betekenis. Mijn schilderijen zijn altijd combinaties van dingen die ik om me heen aantref. Af en toe dan moet het, die figuratie, want daar hang je dan je verhaal aan op. Het werkt heel vrij op het moment dat ik niet meer aan die conventies gebonden ben zoals dat de lucht boven is en de aarde beneden. Dat is waarschijnlijk ook het belangrijkste van de Lost Horizon serie: ik ben eindelijk van die horizon verlost. Want die zat behoorlijk in de weg. Je suggereert daarmee te snel een landschap. Je wilt ergens verwarring zaaien en tegelijk zie ik ook wel een soort verstilling in je werk. Bijt dat elkaar niet? Ik zie dat dus niet, die verstilling. Misschien is het wel een blinde vlek want ik krijg het vaak te horen. Het is misschien eerder een bijproduct van het schilderij dan dat ik daar nou echt naar zoek. Die verstilling is er kennelijk, maar hoe zou je dat nou kunnen veranderen? Wat zou er bij moeten zodat het niet meer zo genoemd wordt? Daar zit ik altijd over na te denken... Een mens ergens in een schilderij plaatsen maakt meteen dat alles in zijn proportie valt. Nou ben ik wel heel erg van het spelen met de menselijke maat, anders krijg je op een gegeven moment iets dat volkomen los is van de realiteit. Alleen die clou weggeven hoeft dan weer net niet. Je moet het schilderij kunnen betreden zonder dat je last hebt van al die context. Want een mensfiguur ga je meteen weer lezen; is het een man of een vrouw, kind of volwassene, zijn het er twee, wat hebben die dan met elkaar? Ik vind het veel interessanter om voor iemand een specifiek speelbord klaar te leggen en alle stukken erbij, en dan te kijken wat de toeschouwer ermee gaat doen. Ik ben tegelijkertijd een serie aan het voorbereiden die alleen maar over mensen gaat, over helden. Eigenlijk is een held ook een soort abstract beeld van een mens. Op zich had ik nooit zo veel met mensen schilderen. Dat was in mijn ogen net alsof je iemand een verhaal probeert te vertellen, waarin je één woord
zonder titel gouache op papier 60 x 80 cm 2013
‘Eén van de dingen waar ik van hou bij schilderijen is dat je iedere keer weer kunt kiezen of je erin gelooft of niet’. verkeerd zegt, en de toeschouwer gaat dan precies daar op in. Terwijl je eigenlijk iets anders wilt vertellen. Het doet er niet toe wie het is, of dat iemand boos of blij kijkt, het gaat veel meer om de positie van zo’n poppetje in een landschap. Dan zie je dat het eigenlijk niet heel erg verschilt van mijn andere schilderijen. Bezoek je veel tentoonstellingen? Ja. Ik kan gelukkig nog echt als consument naar kunst kijken. Voor mij is een tentoonstelling een feestje. Ik koop er een kaartje voor en ik laat me vermaken. Het hoeft niet aangenaam te zijn. Door iets wat me eerst heel erg irriteert kan ik me ontzettend laten verrassen. Heb je nog een goed advies voor een beginnend kunstenaar? Ja, probeer heel erg open te blijven. Laat je niet te snel ergens op vastleggen. Volg geen conventies, ook geen kunstenaarsclichés. Op het moment dat je te snel conclusies trekt of denkt, “dat is het!”, dan mis je zo’n hoop.
waldring 60 x 80 gouache op papier 2013