Ieder Kind Wint Zorg voor de toekomst
Rotterdams Programma 2011-2014
Inhouds opgave
Woord vooraf
3
1. Ieder kind wint 1.1 Wat we tot nu toe hebben bereikt 1.2 Visie: ouders eerst, professionals dichtbij 1.3 Uitgangspunten 1.4 Onze aanpak: drie actielijnen 1.5 Sturen en samenwerken: het resultaat telt 2. Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin 2.1 In elke wijk een passend aanbod 2.2 Aansluiting zorg en onderwijs: van voorschool tot en met mbo 2.3 Centrum voor Jeugd en Gezin: spin in het web 3. Professionals aan zet: versterken van de uitvoering 3.1 Eenduidigheid in werken 3.2 Zorgcoördinatie: één gezin, één plan, één regisseur 3.3 Verbeteren van de (digitale) informatie-uitwisseling 3.4 Samenwerking met opleidingen en kennisinstituten: leren van elkaar
4 4 4 5 5 6
10 10 10 11 11
4.
Sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat 4.1 Bezinning op (nieuwe) verantwoordelijkheden 4.2 Sturen: gezamenlijk verantwoordelijk voor het resultaat 4.3 Voorloperspositie Rotterdam
12 12 12 13
5.
Programmaorganisatie en financiën 5.1 Organisatie 5.2 Financiën 5.3 Monitoring en onderzoek 5.4 Communicatie
14 14 14 14 14
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7
Afkortingen Eerste ontwerp programmamonitor Ieder Kind Wint Landelijke kaders en financiering jeugdzorg Sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat Samenwerking tussen de ketens Overzicht van de jeugdzorgketen 10 Opvoedregels
16 17 18 20 22 23 24
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
7 7 7 8
2
Woord vooraf
Voor u ligt het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. Het programma geeft aan hoe wij de komende jaren invulling geven aan een verdere verbetering van de zorg voor de jeugd in Rotterdam. Alle kinderen in Rotterdam verdienen het om in een kansrijke en veilige thuissituatie op te groeien tot zelfstandige mensen die hun talenten optimaal kunnen ontwikkelen. Het grootste deel van de gezinnen en jongeren in onze stad is in staat om dit op eigen kracht te doen. Met een omgeving die hen daarbij helpt. Een deel van de gezinnen heeft echter aanvullende ondersteuning nodig bij de opvoeding. Daarnaast verdienen meer kinderen in Rotterdam een goede start. Met het programma Ieder Kind Wint deel I is door een groot aantal partijen de afgelopen jaren een belangrijke basis gelegd voor een betere zorg voor de jeugd. Het heeft niet alleen gezorgd voor een betere samenwerking binnen de jeugdketen. Ook is een aantal belangrijke vernieuwingen in gang gezet waarmee kinderen en gezinnen beter kunnen worden geholpen. Een goed voorbeeld zijn de Centra voor Jeugd en Gezin waarover elke deelgemeente in de stad inmiddels beschikt. Toch zijn we er nog niet. De afgelopen maanden is veel gesproken met mensen die werken in de Rotterdamse jeugdketen. Over zaken die anders moeten en beter kunnen. Met mensen die dag in dag uit het verschil maken in het leven en de ontwikkeling van kinderen en gezinnen. Belangrijke conclusie tijdens deze gesprekken was dat er de afgelopen jaren een groot aantal stappen is gezet, maar dat er nog veel te doen is. Niet alleen moet het zorgaanbod sneller en met meer resultaat. Maar we moeten vooral afmaken waar we aan begonnen zijn, namelijk een verdere kwaliteitsslag van de zorg aan Rotterdamse jongeren en gezinnen. Dat doen we langs drie lijnen. De eerste lijn richt zich op het versterken van de basis. Ouders en verzorgers zijn als eerste verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Dat vraagt om een omgeving die hen daarin, waar nodig, ondersteunt. Wanneer het ouders niet lukt om deze verantwoordelijkheid te willen of te kunnen waarmaken, past het ons om pal te staan voor de toekomst van deze jongeren. Door ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid of hen te ondersteunen als het op eigen kracht niet lukt. En door in te grijpen als het misgaat. Komende jaren versterken
we de basisvoorzieningen voor ouders, opvoeders en jongeren. De Centra voor Jeugd en Gezin spelen daarin een sleutelrol, als hét loket voor alle vragen rondom opgroeien en opvoeden, als coördinatiepunt voor professionals en als belangrijke verbinding naar de jeugdzorg. Gezinnen zijn niet alleen gebaat bij goede en toegankelijke voorzieningen, maar vooral ook bij efficiënte samenwerking tussen professionals en hulp die past bij hun vraag. De tweede actielijn is dan ook het verbeteren van de uitvoeringspraktijk: minder papier, meer tijd en aandacht voor kinderen, gezinnen en een professionele samen werking. Het principe van één gezin, één plan, één regisseur is daarbij leidend. We zetten komende jaren alles op alles om professionals zo goed mogelijk hun werk te kunnen laten doen. Zodat zij het verschil kunnen maken. Dat kan alleen als zij gaan werken vanuit een eenduidige Rotterdamse visie op opvoeden. De derde actielijn richt zich op de sturing op verantwoordelijkheden en resultaten. Een dergelijk ambitieus programma, gedragen door ambitieuze partners, vraagt om goede onderlinge afspraken over ieders inzet, verantwoordelijkheid en beoogde resultaten. Doel van het programma is jongeren een kansrijke omgeving te bieden om zich te ontwikkelen, met een nadruk op het preventief jeugdbeleid. Door jongeren en gezinnen te helpen problemen eerst zelf aan te pakken. Op die manier willen we een rem zetten op de stijgende vraag naar jeugdzorg. De decentralisatie van de jeugdzorg ondersteunt ons in deze ambitie. Een sterke vereen voudiging van de structuur in de zorgverlening aan jeugd en gezin is niet alleen noodzakelijk, maar biedt vooral mogelijkheden om zorg en ondersteuning aan kinderen en gezinnen sneller en effectiever te organiseren. Onze jeugd is de toekomst van onze stad. Kinderen verdienen alle kansen om hun talenten goed te kunnen ontwikkelen. Daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Rotterdam zet de komende jaren dan ook alles op alles om kinderen in deze stad een veilig en kansrijk thuis te bieden.
Hugo de Jonge Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
3
1. Ieder kind wint
Ambitie Meer kinderen in Rotterdam groeien op in een kansrijk en veilig thuis.
1.1 Wat we tot nu toe hebben bereikt
Ieder Kind Wint I heeft de basis gelegd voor goede zorg voor de jeugd. In 2007-2010 hebben we met het Rotterdamse actieprogramma Risicojeugd - als onderdeel van het stadsregionale programma Ieder Kind Wint I - goede resultaten behaald. We hebben vernieuwingen doorgevoerd om hulp aan kinderen en gezinnen te verbeteren, zoals een gezamenlijk signaleringssysteem en afspraken over samenwerking in de jeugdketen. We hebben het zorg- en ondersteuningsaanbod in beeld gebracht. In alle deelgemeenten is een Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd. Bovendien is met veel partners in het jeugd(gezondheidszorg)veld gezamenlijke ambities (‘een gezamenlijke agenda’) opgesteld en uitgewerkt. Dat heeft de samenwerking over sectoren heen sterk bevorderd. Maar we zijn er nog niet. De praktijk leert dat we méér winst kunnen halen uit onze aanpak. De evaluatie van Ieder Kind Wint I heeft laten zien dat veranderingen op de werkvloer nodig zijn om de zorg voor de jeugd echt toekomstbestendig te maken. De gemaakte afspraken werken pas echt als alle professionals er ook naar handelen. De individuele werker bepaalt de sterkte van de zorgketen. Pas als alle professionals anders handelen, merken kinderen en ouders het verschil. De implementatie is nog niet afgerond. We gaan daarom verder op de ingeslagen weg en maken af waar we aan begonnen zijn. Maar met een scherpere focus: versterken van de verantwoordelijkheid van ouders en verbeteren van de uitvoering, meer tijd voor kinderen en voor samenwerking tussen professionals. Een gedeelde visie op en bereidheid tot samenwerken zijn daarvoor onmisbaar. Met ouders en professionals moeten we zorgen dat meer kinderen een gezonde start maken, veilig opgroeien en alle kansen krijgen om zich goed te ontwikkelen. Landelijke schattingen wijzen uit dat 80-85% van de kinderen opgroeit zonder grote problemen1. Van de 15-20% met opvoed- of opgroeiproblemen is een groot deel geholpen met lichte vormen van hulp. Een klein percentage daarvan (5%) heeft gespecialiseerde zorg nodig. Rotterdam heeft een grotere zorgvraag dan de 1
SCP, De jeugd een zorg, Den Haag, 2009.
gemiddelde landelijke vraag. Zo zijn er meer kinderen en gezinnen die gespecialiseerde hulp nodig hebben dan de landelijke schattingen (eerder onderzoek wijst uit 5-7%). Dat komt met name door de samenstelling van de stad. Vergeleken met andere regio’s heeft Rotterdam meer kinderen in de risicogroep, omdat Rotterdam relatief meer eenoudergezinnen heeft, meer gezinnen met een laag inkomen en meer gezinnen met een laag opleidingsniveau. De stadsregio voert in 2011 een onderzoek uit hoe de zorgvraag zich de komende jaren ontwikkelt. De uitkomst daarvan geeft inzicht in de aansluiting van vraag en aanbod.
5% complexe opvoedof opgroeiproblemen 15% opvoed- of opgroeiproblemen 80% reguliere opvoedof opgroeivragen
figuur 1: landelijke inschatting van de zorgvraag
1.2 Visie: ouders eerst, professionals dichtbij
Ouders zijn eerstverantwoordelijk voor de opvoeding. De meeste ouders slagen er in om met steun van de omgeving hun kinderen groot te brengen tot zelfstandige volwassenen. Als zij hulp nodig hebben, moet deze gemakkelijk te vinden zijn en snel gegeven worden. Wij zijn verantwoordelijk voor een effectieve en efficiënte organisatie van deze hulp. Er zijn ook situaties waarin de ontwikkeling minder goed verloopt en kinderen en ouders extra ondersteuning nodig hebben. Die moet zo vroeg mogelijk worden geboden. Problemen worden dan eerder opgelost en verergering van de situatie kan worden voorkomen. In zorgwekkende situaties is snel handelen geboden volgens het principe: één gezin, één plan, één regisseur. Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst 4
Familie, vrienden, buren kunnen ouders helpen bij de opvoeding. Er zijn ook betrokken professionals nodig die ouders kunnen ondersteunen. Op iedere opvoedvraag moet een antwoord zijn. Kinderen en ouders met vragen of zorgen hebben iemand in de buurt nodig die vertrouwen geeft, de thuissituatie én het lokale netwerk van ondersteuning kent. Deze professional biedt zelf ondersteuning, roept deskundigheid in en treedt snel op als dat nodig is. Soms door tijdelijk hulp te regelen in een gespecialiseerde voorziening buiten de omgeving van kind en gezin. Wij willen dat professionele hulpverleners zo werken. Dit past ook in ons beeld van een goed functionerend en toekomstbestendig Centrum voor Jeugd en Gezin. Elke wijk heeft een aanbod dat aansluit op de vraag en uitgaat van de verantwoordelijkheid en kracht van ouders en hun mogelijkheden in de directe omgeving. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is dé plaats voor een antwoord op alle opvoedvragen. Schematisch ziet dat er zo uit:
sociale context (gezin, school, buurt) kind/gezin
1.3 Uitgangspunten
Het programma is gebaseerd op vijf uitgangspunten: • Ouders eerstverantwoordelijk Ouders zijn verantwoordelijk voor opvoeding en welzijn van hun kind. Zij kunnen daarbij gebruik maken van steun dichtbij om problemen eerst zelf aan te pakken. • O ndersteuning binnen handbereik Hulp en ondersteuning worden zoveel mogelijk ingezet in de directe omgeving van kind en gezin. Zo kan de hulp goed aansluiten bij hun situatie. • Meer tijd voor kind en gezin Kinderen, ouders en professionals zijn gebaat bij eenvoud van systemen, meer tijd voor kind en gezin en minder verantwoordingslast. • Eén gezin, één plan, één regisseur Kinderen, ouders en professionals zijn gebaat bij overzicht en samenhang in het aanbod. Bij een combinatie van problemen is er één plan en één regisseur. • Professionals aan zet Professionals maken het verschil. Zij herkennen problemen in een vroeg stadium, schatten samen met ouders in wat nodig is en bieden snel de beste ondersteuning. Zij laten kinderen pas los als iemand anders de verantwoordelijkheid heeft overgenomen en handelen direct als de veiligheid van een kind of het gezin in het geding is.
laagdrempelige, intensievere hulp (binnen sociale context) gespecialiseerde (vrijwillig/gedwongen) hulp, (tijdelijk) buiten sociale context
figuur 2: ouders eerst, professionals dichtbij, toegankelijke en snel beschikbare gespecialiseerde hulp
Samen met bestuurders en professionals van instellingen hebben wij de verantwoordelijkheid om dit programma te realiseren. Iedereen die met jongeren werkt moet daarom zo goed mogelijk toegerust en ondersteund worden. Zij nemen hun verantwoordelijkheid voor kwaliteit en resultaat, wij investeren in een professionele manier van werken.
Ieder Kind Wint: vijf uitgangspunten 1. Ouders eerstverantwoordelijk 2. Ondersteuning binnen handbereik 3. Meer tijd voor kind en gezin 4. Eén gezin, één plan, één regisseur 5. Professionals aan zet 1.4 Onze aanpak: drie actielijnen
Dit programma beschrijft wat we gaan doen om meer Rotterdamse kinderen een kansrijk en veilig thuis te bieden. We hebben onze uitgangspunten vertaald in drie actielijnen: 1. Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin 2. Professionals aan zet: versterken van de uitvoering 3. Sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat
Ieder Kind Wint: drie actielijnen 1. Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin 2. Professionals aan zet: versterken van de uitvoering 3. Sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
5
1.5 Sturen en samenwerken: het resultaat telt
Rotterdam heeft gepleit voor vereenvoudiging van het bestaande stelsel en meer samenhang in de zorg voor de jeugd. Met de decentralisatie van de jeugdzorg wordt de gemeente verantwoordelijk voor alle vormen van zorg voor de jeugd die nu onder het rijk, de stadsregio, de (deel)gemeente, de zorgkantoren en de zorgverzekeraars vallen (zie bijlage 3). Hiervoor komt een nieuw wettelijk kader. De nieuwe situatie maakt snellere en betere hulp aan gezinnen mogelijk en vergroot naar verwachting de deskundigheid van hulpverleners in hun directe omgeving. De decentralisatie van de jeugdzorg bevordert de kwaliteitsslag die we met dit programma willen maken. Wij lopen hierin voorop en bereiden ons met proeftuinen voor op het nieuwe stelsel. We willen de doelstellingen van dit programma in het licht van deze ontwikkeling realiseren.
Jeugd
Wij willen samen met bestuurders en professionals de zorg volgens deze actielijnen verbeteren. We zorgen voor heldere kaders en verantwoordelijkheden; realistische doelstellingen; een verantwoorde inzet van geld en duidelijke resultaatafspraken. Ligt de uitvoering van het programma niet meer op koers dan sturen wij bij. Een programmamonitor met indicatoren per actielijn (zie bijlage 2) helpt hierbij. Deze monitor wordt verder verfijnd en geeft informatie over de vraag, het zorgaanbod, de zorgresultaten en de voortgang van dit programma.
gezinnen verantwoordelijkheid
ondersteuning
kind
plan
afspraken
jeugdzorg
samenwerking
Kind
werken
aanbod
zorg ouders Ieder gezin professionals programma Rotterdam kinderen jeugd Centrum hulp Gezin Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
6
2. Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin Doel
In 2014 is er voor alle kinderen en hun ouders een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van opvoed- en opgroeisteun: een passend aanbod in elke wijk, aansluiting tussen zorg en onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin als spin in het web.
Wat gaan we doen om dat te bereiken? 2.1 In elke wijk een passend aanbod Ouders hebben bij de opvoeding allerlei vragen. Vaak kennen zij familie, vrienden of professionals die zij vertrouwen, die hun vragen kunnen beantwoorden of kunnen helpen. Eigen verantwoordelijkheid is het uitgangspunt. Het inzetten van eigen kracht van ouders en hun omgeving is effectief en vergroot de zelfredzaamheid. Ouders ervaren wat werkt en komen met familie en vrienden tot oplossingen. In zogenaamde Eigen Krachtconferenties stellen familie en bekenden een plan op voor het oplossen van problemen. Deze benadering kan voorkomen dat kinderen of gezinnen (te) snel worden doorverwezen naar hulpverlenende instanties.
beste hulp is. Gezins- en jongerencoaches helpen gezinnen met complexe problemen bij de aanpak daarvan. We gaan deze aanpak verder verbeteren. Daarvoor gebruiken we de evaluatie uit 2009 naar de praktijk van de gezinscoaching in Rotterdam. Uit die evaluatie blijkt dat gemiddeld goede resultaten worden behaald met gezinscoaching, maar ook dat de volledige problematiek in een gezin vaak niet geheel kan worden opgelost. Resultaten (doelrealisatie en effectiviteit) van de interventies moeten duidelijker worden omdat we keuzes willen maken in het aanbod. Daardoor moet meer samenhang ontstaan in het palet aan voorzieningen: ‘van lappendeken naar quilt’. Onderdeel daarvan is om interventies die minder effectief zijn om de problemen op te lossen, te schrappen ten gunste van beter scorende. In 2010 is gestart met ‘Ieder kind een gezond gezin’ (IKGG). Daarmee gaan we door. We willen meer gezinnen bereiken, de samenwerking met zwaardere gezinscoaches versterken en onderlinge uitwisseling stimuleren. Sociale teams ondersteunen potentiële multiprobleemgezinnen om zwaardere problemen te voorkomen. Daarnaast versterkt de pilot de samenwerking van basiscoaches en gezinscoaches met gemeentelijke diensten, waardoor de verbinding met de kredietbank, gemeentelijke voorzieningen, bijzondere bijstand en woningcorporaties vergemakkelijkt wordt.
Soms hebben kinderen en ouders baat bij extra ondersteuning. Daarvoor is een goed en laagdrempelig aanbod van opvoed- en opgroeisteun nodig. Kennis over en inzicht in het gebruik is nodig om de zorg effectiever en efficiënter te organiseren. Rotterdam heeft veel verschillende organisaties die opvoed- en opgroeisteun kunnen uitvoeren. Ook vrijwilligers zijn hierin waardevolle krachten. Zo worden in Rotterdam elk jaar meer dan 500 ouders door andere ouders voorgelicht over allerlei opvoedthema’s binnen Opvoeders in actie. Deze vormen van ondersteuning hebben inhoudelijk nog onvoldoende verbinding. Daarom zetten we in op een betere samenwerking en betere voorlichting. Het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat ervoor zorgen dat het aanbod van opvoed- en opgroeisteun in de deelgemeenten beter aansluit bij het stedelijk aanbod. Dat gebeurt via de Wijkprogrammering Opvoed- en Opgroeisteun.
Sterke basis: in elke wijk een passend aanbod • In 2011 is een verbeterplan voor gezinscoaching en jongerentrajecten gereed. • In 2011 wordt een nulmeting uitgevoerd naar het gebruik van het lokale zorgaanbod. • In 2012 heeft iedere deelgemeente een laagdrempelig aanbod van opvoedsteun dat afgestemd is met het Centrum voor Jeugd en Gezin via de Wijkprogrammering Opvoed- en opgroeisteun. • In 2012 werken de Opvoeders in Actie, de ouderconsulenten en het Centrum voor Jeugd en Gezin structureel samen in het bereiken en voorlichten van ouders.
Als kinderen of ouders niet zelf om hulp willen of kunnen vragen of niet goed weten wat te doen, is een betrokken omgeving nog belangrijker. Dan moet er iemand zijn die signalen opvangt, bespreekt en kan beoordelen wat de
2.2 Aansluiting tussen zorg en onderwijs: van voorschool tot en met mbo Kinderen zijn het grootste deel van de dag thuis. Maar zij
2
Onderzoek gezinscoaching Rotterdam, Stichting Intraval, september 2009
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
7
zijn ook een groot deel van de dag op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen. Daar is een veilig en stimulerend pedagogisch klimaat nodig. Als het niet goed gaat, kunnen medewerkers en leerkrachten dat vaak al vroeg signaleren. Door goed samen te werken met hulpverleners zoals (school)maatschappelijk werk en de jeugdgezondheidszorg kunnen zij kinderen eerder helpen en een (te) snelle doorverwijzing naar specialistische zorg voorkomen. Tegelijk helpt professionele ondersteuning van leerkrachten mee aan het verhogen van leerprestaties. Goede samenwerking tussen peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, scholen en het Centrum voor Jeugd en Gezin is daarom belangrijk. De komende jaren moeten er sluitende afspraken over de relatie zorg - onderwijs gemaakt worden. Ontwikkelingen rond de decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs maken het extra belangrijk dat in beide sectoren gezamenlijk wordt opgetrokken en dat duidelijk is welke zorg waarvoor wordt ingezet (zie ook hoofdstuk 4). De samenwerking bestaat al, maar kan op onderdelen beter. Er is inmiddels veel ervaring met een zorgstructuur in het onderwijs. Iedere Rotterdamse basisschool heeft een zorgadviesteam (ZAT): intern begeleider, schoolmaatschappelijk werker, jeugdverpleegkundige (Centrum voor Jeugd en Gezin) en orthopedagoog. In het voortgezet onderwijs nemen ook anderen deel aan het zorgoverleg op de school, zoals de leerplichtambtenaar en politie. Het mbo heeft zorgadviesteams waaraan ook verpleegkundigen van het Centrum voor Jeugd en Gezin deelnemen. Inzicht in het functioneren van de ZAT’s is nodig om de samenwerking te verbeteren. Ook de samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen, scholen en het Centrum voor Jeugd en Gezin kan met goede afspraken verder verbeteren. Het Centrum voor Jeugd en Gezin schakelt tussen hulp in de school en kinderopvang en hulp van buiten wanneer dat nodig is. Ouders worden altijd nauw betrokken als het zorg adviesteam hun kind bespreekt, dat is een voorwaarde voor goede hulp. Wanneer de school of het Centrum voor Jeugd en Gezin een kind niet goed kan helpen, wordt samen met deskundigen tijdig een plan gemaakt voor verdere ondersteuning. Gelet op de problematiek krijgt de groep met een licht verstandelijke beperking de komende jaren bijzondere aandacht. Van de voorschoolse voorzieningen (kinderdagverblijven) heeft nog maar een deel een zorgoverleg. Een zorgoverleg is nodig om tijdig signalen te bespreken en te kunnen handelen als er misschien iets aan de hand is. Wij vinden dat alle voorschoolse voorzieningen een (gezamenlijk) voorschools zorgoverleg (v-ZAT) moeten hebben. Het Centrum voor Jeugd en Gezin neemt al deel aan de bestaande v-ZAT’s, denkt mee, helpt en betrekt zo nodig specialistische hulp. In alle toekomstige v-ZAT’s zullen de CJG’s ook deelnemen. Kinderen kunnen vanuit het CJG ook worden verwezen naar een voorschoolse voorziening, bijvoorbeeld als er sprake is van een taalachterstand.
Als sociaal-medische problematiek de ontwikkeling van een kind bedreigt en ouders geen vergoeding kunnen krijgen voor kinderopvang, is een tijdelijke noodmaatregel - de kinderopvang op sociaal-medische indicatie mogelijk. Deze opvang moet beter gaan aansluiten op het lokale zorgaanbod. Dat geldt ook voor de opvang van kinderen met een zorgbehoefte, de Plusopvang. Sterke basis: aansluiting tussen zorg en onderwijs • In 2011 is de rol van het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de ZAT’s geprofessionaliseerd: alle CJG-medewerkers werken planmatig en volgens de gemaakte (zorgcoördinatie)afspraken. • In 2011 zijn alle kinderen die gebruikmaken van kinderopvang op sociaal-medische indicatie bekend bij het Centrum voor Jeugd en Gezin en opgenomen in SISA. De overgang van kinderopvang naar basisscholen is verder verbeterd. • In 2012 is in het basisonderwijs een pilot gestart voor de signalering en diagnose van licht verstandelijke beperkingen en verbetering van het aanbod voor kinderen met deze beperkingen. • In 2012 wordt met een audit onderzocht hoe de zorgstructuren op de scholen functioneren. In 2013 is de toegang tot de zorg aangesloten op de zorgstructuren van alle scholen via de CJG’s. • In 2013 neemt het Centrum voor Jeugd en Gezin deel aan alle voorschoolse ZAT’s. 2.3 Centrum voor Jeugd en Gezin: spin in het web De jeugdgezondheidszorg is de basis van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Er is aandacht voor een gezonde ontwikkeling van kinderen, opvoedingsvragen en problemen. Voor ouders is het Centrum voor Jeugd en Gezin dé plaats waar zij op iedere opvoedvraag een antwoord krijgen. Deze rol van het Centrum voor Jeugd en Gezin moet meer bekendheid krijgen. Hiervoor organiseert het Centrum voor Jeugd en Gezin in 2011 een publiekscampagne die aansluit bij vragen van opvoeders over opvoeden en gezondheid. Medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin richten zich op het signaleren en beoordelen van risico’s en oplossen van problemen. Dat doen zij door kinderen en ouders zelf te zien en door samen te werken met instellingen en professionals die regelmatig met ouders en kinderen te maken hebben, zoals huisartsen, verloskundigen en andere professionals uit de lokale preventieve zorg, zoals diëtisten, logopedisten en fysiotherapeuten. Deze samenwerking kan en moet verbeteren, zodat het Centrum voor Jeugd en Gezin de spin in het web van zorg en ondersteuning wordt. Professionals die het eerste contact hebben met kinderen en ouders moeten goed afwegen welke hulp past bij de vraag. Schatten zij in dat er sprake is van ingewikkelde problemen dan bespreken zij dit met het CJG. Ook kan via het CJG snel contact gelegd worden met andere betrokken professionals. Op dit moment wordt door het Centrum voor Jeugd en Gezin al wel volop doorverwezen naar huisartsen. Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
8
Structurele uitwisseling van informatie over en weer is er echter nog maar in een aantal gevallen en zal daarom de komende jaren uitgebouwd gaan worden. Er dienen structurele afspraken te komen tussen huisartsen en CJG over afstemming rondom aandachtskinderen en verwijzingen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is actief in de prenatale zorg en werkt mee aan het programma Klaar voor een Kind van het Erasmus MC en de GGD. Doel van dit programma is om in tien jaar tijd de perinatale sterfte in Rotterdam terug te brengen naar het landelijk gemiddelde en de perinatale gezondheid van baby’s in Rotterdam te verbeteren. Een goede start bij de geboorte zorgt er voor dat een kind minder kans heeft op het krijgen van gezondheidsproblemen, gedragsproblemen en leerachterstanden. Als er voor of tijdens de zwangerschap risico’s zijn, worden prenatale zorgprogramma’s of zorgcoördinatie ingezet. Dit gebeurt nu nog niet structureel. Het Centrum voor Jeugd en Gezin verwijst incidenteel ouders met een wens voor een volgend kind naar een verloskundige, huisarts of gynaecoloog voor begeleiding en advies. Dit wordt interconceptiezorg genoemd. Deze zorg staat nog in de kinderschoenen en verdient verdere ontwikkeling. In 2010 hebben de Centra voor Jeugd en Gezin een verbeterproces gestart: KIEN (Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ). Doel is het garanderen van basiszorg voor alle kinderen en meer tijd voor kinderen die dat nodig hebben. Een nieuw in te voeren instrument voor de taxatie van risico’s en problemen onderscheidt vijf niveaus van aandacht. Met kinderen in niveau 1 gaat het goed, kinderen met aandachtsstatus 2 worden door het CJG beschouwd als aandachtskinderen en kinderen met aandachtsstatus 3, 4, en 5 worden - oplopend - beschouwd als risicokinderen. Risico’s komen hiermee eerder in beeld en de zorg kan worden ingezet waar deze het meest urgent is.
In 2011 start het Centrum voor Jeugd en Gezin met een aantal pilots; in 2012 wordt KIEN verbreed naar alle locaties. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is verantwoordelijk voor een goede aansluiting tussen lichte ondersteuning en intensievere vormen van zorg. Gedwongen hulpverlening (waaronder jeugdbescherming en jeugdreclassering) verschilt van de hulp van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De samenwerking tussen professionals die vrijwillige hulp bieden en professionals die hulp bieden in het kader van dwang wordt - in de voorbereiding op de decentralisatie - samen met Bureau Jeugdzorg, DOSA en het Veiligheidshuis uitgewerkt. Een ander aandachtspunt is de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Hiervoor wordt een apart programma opgesteld. De implementatie van de Regionale Aanpak Kindermishandeling (RAAK) is daarvan een belangrijk onderdeel. Dit programma wordt inhoudelijk nauw verbonden met de ambities van Ieder Kind Wint. Sterke basis: Centrum voor Jeugd en Gezin • In 2012 is KIEN ingevoerd op alle locaties van het Centrum voor Jeugd en Gezin. • In 2012 is de overdracht van kinderen en informatie tussen verloskundigen en professionals uit de lokale preventieve zorg geregeld en worden signalen van risicovolle opvoedsituaties geregistreerd. • In 2012 is het contact tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin en de professionals uit de lokale preventieve zorg geïntensiveerd en is er structureel afstemmingsoverleg tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin en de huisartsen. • In 2012 is samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin een werkwijze rond interconceptiezorg ontwikkeld en is de overdracht van risicokinderen van verloskundigen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin geïmplementeerd.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
9
3. Professionals aan zet: versterken van de uitvoering
Doel In 2014 werken alle professionals in Rotterdam vanuit een gedeelde visie op zorg voor de jeugd. Zij worden hiervoor toegerust en ondersteund. Met bestuurders en professionals werken we volgens de Rotterdamse afspraken over informatie-uitwisseling, zorgcoördinatie en op- en afschalen. Met opleidingen werken we intensief samen.
Wat gaan we doen om dat te bereiken? 3.1 Eenduidigheid in werken Zorg is mensenwerk. Iedereen die beroepsmatig met jongeren werkt, moet daarvoor worden toegerust en ondersteund. De ervaringen van professionals zijn onmisbaar voor verbetering van de uitvoering. Daarom hebben we gesproken met professionals, bestuurders en partners en in november 2010 een conferentie georganiseerd. Ongeveer 200 Rotterdamse professionals hebben besproken waar de komende jaren op ingezet moet worden. In een professionele cultuur wordt samengewerkt vanuit een gedeelde visie. Rotterdam werkt aan een gezamenlijke visie op opvoeden. Deze visie is een vervolg op de opvoeddebatten, die geresulteerd hebben in tien opvoedafspraken (zie bijlage 7). Deze gedeelde opvoedvisie moet als uitgangspunt gelden voor het handelen van professionals en bestuurders. Daarom werken we deze visie gezamenlijk verder uit, mede op basis van de door een aantal organisaties zelf opgestelde pedagogische visies. Naast een gedeelde visie zijn ook praktijkgericht onderzoek, reflectie en evaluatie belangrijke kenmerken van professioneel handelen. Zo werken is alleen mogelijk met vertrouwen in elkaars deskundigheid, tijd voor de opbouw van een goede relatie met gezinnen en zónder belemmeringen voor samenwerking. Met bestuurders van instellingen maken we het professionals makkelijker om snel en effectief te handelen. Dat doen we door het werk (deels) te standaardiseren, planmatig werken te bevorderen, collegiale steun en uitwisseling te organiseren en door afspraken te maken over de borging van de veiligheid van het kind en de kwaliteit van de hulp. De Staal+ afspraken die in 2009 zijn vastgesteld, regelen wie verantwoordelijk is voor de
zorg, welke interventies worden ingezet en wanneer moet worden opgeschaald (zie bijlage 5). Zo zijn er afspraken over signalering, toewijzing, zorgcoördinatie, af- en opschaling en afspraken over de aanpak van kinder mishandeling. Deze afspraken geven duidelijkheid aan iedereen, maar werken in de praktijk nog niet in alle gevallen. Daarom zetten we ons in om alle professionals bekend en vertrouwd te maken met de afspraken en te zorgen dat ze er mee gaan werken. We doen dat door samen met de partners uit het jeugdzorgveld een campagne te starten onder de (werk)titel ‘Zorg voor de jeugd in Rotterdam, dat doen we zo…’. De GGD ondersteunt professionals en bevordert kennisdeling. Professionals aan zet: eenduidigheid in werken • In 2011 is de Rotterdamse opvoedvisie gereed. • In 2011 is de campagne ‘Zorg voor de jeugd Rotterdam, dat doen we zo…’ gestart. Deze campagne maakt professionals vertrouwd met de opvoedvisie en de Staal+ afspraken over zorg coördinatie, opschaling, over het melden in SISA en het melden van kindermishandeling. • Vanaf 2011 werken instellingen samen aan deskundigheidsbevordering en kennisuitwisseling 3.2 Zorgcoördinatie: één gezin, één plan, één regisseur Als problemen te ingewikkeld zijn voor één hulpverlener of om een combinatie van interventies vragen, is samenwerking met anderen nodig. Leidend principe is één gezin, één plan, één regisseur. Verschillen in taakopvatting of verantwoordelijkheden mogen snelle, goede hulp aan kinderen en gezinnen niet belemmeren. Zowel ouders als kinderen worden doelgroepgericht en planmatig benaderd vanuit verschillende netwerken (LZN, CJG, LTHG en DOSA). In bovengenoemde, complexe gevallen volstaat een aanpak vanuit één bepaald netwerk echter meestal niet. Vooral als er nog geen indicatie is voor gedwongen hulpverlening. Deelnemers van verschillende netwerken moeten dan om de tafel om sluitende afspraken te maken op gezinsniveau: er is dan sprake van een brede gezinsaanpak. Om deze gezinsaanpak succesvol te laten zijn, zijn afspraken over zorgcoördinatie en opschaling (tot aan de Jeugdc onsul) gemaakt (zie bijlage 5, de Staal+ afspraIeder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
10
ken). De invoering van deze afspraken, die eind 2009 per deelgemeente is ingezet, is een kwestie van lange adem. Het vergt bereidheid van de betrokken professionals om open te staan voor een meer afgestemde aanpak en een cultuur van ‘over de muur heen kijken’. Dit programma zet dan ook nadrukkelijk in op versterking van die cultuur en de daarbij behorende afspraken. Tegelijkertijd is het doel de komende jaren de netwerkstructuur te vereenvoudigen en één zorgcoördinator per deelgemeente in te zetten. Op korte termijn streven we naar een betere aansluiting en afstemming tussen de netwerken. Op lange termijn werken we toe naar een vereenvoudiging (een ‘herontwerp’) van het geheel van coördinatie structuren. Naast genoemde vereenvoudiging, versterkt dit programma de samenwerking tussen de bestaande netwerken stadsbreed en op deelgemeentelijk niveau. Het beoogde resultaat wordt beoordeeld via een audit. Professionals aan zet: zorgcoördinatie • In 2011 hebben alle ketenpartners betrokken bij casusoverleggen zich verbonden aan de Staal+ afspraken over zorgcoördinatie. • In 2011 wordt gestart met een audit om de samenwerking tussen de netwerken te beoordelen op het principe één gezin, één plan, één regisseur. • In 2011 hebben alle deelgemeenten een zorgcoördinatieoverleg. • In 2012 is de structuur voor zorgcoördinatie vereenvoudigd. 3.3 Verbeteren van (digitale) informatie-uitwisseling Professionals kunnen hun zorg alleen afstemmen als zij op een verantwoorde manier informatie uitwisselen. Dat draagt bij aan de kwaliteit van de relatie tussen hulpverlener en ouder/kind en vergroot daarmee de effectiviteit van de hulpverlening. Daarnaast vermindert een meer systematische aanpak de kans op onnodige bureaucratie, waardoor hulpverleners meer tijd kunnen besteden aan kind en gezin. De komende jaren zetten we daarop in. In Rotterdam hebben we verschillende informatiesystemen voor instellingen die met kinderen werken: Kidos (medisch dossier voor de jeugdgezondheidszorg) en SISA (stadsregionale verwijsindex). Het zorgcoördinatiedossier ondersteunt de zorgcoördinatie door het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het systeem registreert acties die belangrijk zijn in het kader van één gezin, één plan, één regisseur. De CJG-regisseur beheert dit dossier.
• In 2012 wordt een audit uitgevoerd om te onderzoeken hoe de meldcode en SISA zijn geborgd in de uitvoeringsprocessen van de gesubsidieerde organisaties. • In 2012 wijst onderzoek uit of en in hoeverre signalen en matches in SISA hebben geleid tot betere hulpverlening en of het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’ werkt. 3.4 Samenwerking met opleidingen en kennisinstituten: leren van elkaar De opleidingsinstituten (mbo, hbo en wo) leiden professionals op voor een baan in de zorg voor de jeugd en de jeugdhulpverlening. Daarnaast doen zij onderzoek. We betrekken hen bij de uitvoering van ons programma: ondersteuning op de werkvloer en praktijkonderzoek. Belangrijk is dat de Staal+ afspraken en de Rotterdamse opvoedvisie een vaste plaats krijgen in het curriculum van de initiële opleidingen, zodat studenten en leerlingen hier vroeg vertrouwd mee raken. Voor Ieder Kind Wint worden onderzoeksvragen geformuleerd, die aansluiten bij de uitgangspunten van dit programma. Versterking van professionele samenwerking staat voorop. We kiezen voor een netwerkbenadering, omdat verschillende partners bijdragen aan de kennisopbouw. Regie, inbreng uit de praktijk en samenwerking met universiteiten, hogescholen en kennisinstituten zijn hiervoor nodig. Een brede kennisagenda voor Ieder Kind Wint werkt de kennisopbouw uit, voor IKGG is hier al mee gestart. Alle relevante partijen worden betrokken. De kennisagenda wordt jaarlijks aangescherpt in overleg met de programmaraad Jeugd die wordt opgericht. Professionals aan zet: samenwerking met opleidingen en kennisinstituten • In 2011 worden afspraken gemaakt met zorginstellingen over een integraal nascholingsaanbod voor medewerkers van alle Rotterdamse ketenpartners en een inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers. • In 2012 worden afspraken gemaakt met onderwijsinstellingen over het afstemmen van opleidingen in de stad en het stagebeleid. • In 2011 wordt gestart met een gezamenlijk kennisprogramma en een programmaraad Jeugd.
Professionals aan zet: verbeteren van de (digitale) informatie-uitwisseling • In 2011 hebben ketenpartners betrokken bij casusoverleggen zich verbonden aan één (verbeterd) privacyreglement. • In 2012 werken in aansluiting op de lopende pilot alle Centra voor Jeugd en Gezin - bij daarvoor in aanmerking komende gevallen - met het zorgcoördinatiedossier.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
11
4. Sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat Doel In 2014 zijn partnerschap en resultaatgerichtheid de kenmerken van de Rotterdamse samenwerking rond zorg voor de jeugd. We sturen op heldere verantwoordelijk heden en resultaten. Vanuit onze voorloperspositie is Rotterdam in 2012 een proeftuin voor de decentralisatie.
Wat gaan we doen om dat te bereiken? 4.1 Bezinning op (nieuwe) verantwoordelijkheden In de afgelopen jaren zijn de structuren en de organisatie van de zorg voor jeugd veranderd. Ieder Kind Wint I heeft deze veranderingen in gang gezet. We maken af waaraan we begonnen zijn en bouwen nu verder aan een toekomstbestendige inrichting van de zorg voor de jeugd. We moeten ons daarbij ook bezinnen op de gemeentelijke verantwoordelijkheden. Rollen en verantwoordelijkheden waren niet altijd even duidelijk. Ook de aansturing van (niet-)gemeentelijke organisaties en de verantwoordingswijze vragen om meer helderheid en eenduidigheid. De evaluatie van de Wet op de jeugdzorg bevestigt dat bezinning op de inrichting van de jeugdzorg nodig is. De rijksoverheid is er onvoldoende in geslaagd samenhangende zorg te realiseren. Een vereenvoudigd stelsel en een nieuwe manier van werken moeten dat verbeteren. Het regeerakkoord legt vast dat gemeenten financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk worden voor alle jeugdzorg die nu onder Rijk, provincies, stadsregio’s, gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars valt. De herbezinning op (nieuwe) verantwoordelijkheden betreft de gemeente, deelgemeenten, stadsregio Rotterdam en de partners in het veld. Samen beantwoorden we in 2011 de vraag welke sturingsvisie bij de ambities op lokaal en stadsregionaal niveau past. Onderdeel daarvan vormt het gezamenlijk onderschrijven van de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden uit de sturingsvisie. Daarmee wordt de visie leidraad voor het handelen van alle samenwerkingspartners als opmaat naar de decentralisatie van de jeugdzorg. Bij het opstellen van de sturingsvisie gebruiken we ook de aanbevelingen van de Jeugdconsul over het functioneren en versterken van de jeugdketen. De decentralisatie van de jeugdzorg verbreedt de
gemeentelijke verantwoordelijkheid en maakt daarmee een andere manier van werken en sturen mogelijk. We willen ons hierop goed voorbereiden. Daarom gaan we ons in onze sturingsvisie ook richten op de toeleiding naar zorg en op een betere afstemming van vraag en aanbod. Daarnaast leert de praktijk dat een ‘herontwerp’ van coördinatiestructuren nodig is. Ook dat is een onderwerp voor de sturingsvisie. De gemeente kan vanuit haar nieuwe verantwoordelijkheid samen met partners in het veld zorgen voor meer samenhang in de zorg voor de jeugd. Daarom moet de voorbereiding op de decentralisatie ook nauw worden aangesloten op de invoering van passend onderwijs. Inzicht in de vraag naar en het aanbod van zorg is nodig om tot een betere en meer integrale inkoop van zorg te komen. Het vraagontwikkelingsonderzoek van de stadsregio in 2011 moet bijdragen aan dit inzicht op stadsregionaal niveau. Aanvullend onderzoeken we in 2011 en 2012 de ontwikkeling van vraag en aanbod op stedelijk en deelgemeentelijk niveau. Sturen op zorg voor jeugd: bezinning op (nieuwe) verantwoordelijkheden • In 2011 stelt de gemeente Rotterdam een visie ‘sturen op zorg voor de jeugd’ op die aansluit bij de stadsregionale beleidsagenda. De (niet-)gemeentelijk gefinancierde instellingen en deelgemeenten onderschrijven deze visie. 4.2 Sturen: gezamenlijk verantwoordelijk voor het resultaat Sturen betekent voor ons: sturen op verantwoordelijk heden en resultaten. Uitgangspunt is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goede uitvoering van de zorg voor de jeugd. De gemeente zorgt ervoor dat ieder zijn rol in de zorg rond jeugd kan spelen. De gemeente activeert en bevordert afstemming en inhoudelijke samenhang. De gemeente kan als verantwoordelijke voor het algehele resultaat én als subsidieverlener haar partners aanspreken op de bijdrage die zij leveren aan dat resultaat. Partners kunnen de gemeente aanspreken op haar verantwoordelijkheid voor het proces. Goede afspraken over ieders inzet en beoogde resultaten zijn daarvoor een voorwaarde. Sturen betekent ook hecht partnerschap. Partners moeten elkaar op bestuurlijk en uitvoerend niveau blindelings vinden. Vertrouwen, Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
12
transparantie en rekenschap zijn hiervoor vereist. Iedere partner legt rekenschap af aan de andere partijen en aan de gemeente in het bijzonder, over de voortgang op deelresultaten. De gemeente doet dit over het geheel. Kaders, een duidelijke boodschap (de sturingsvisie en dit programma) en geld (heldere subsidierelaties) zijn belangrijke sturingsinstrumenten. Vanuit de herbezinning op verantwoordelijkheden herzien we ook de subsidierelatie tussen gemeente en instellingen die werken met jeugd en ouders. We willen de verantwoordingswijze vóór de subsidiebeschikkingen van 2012 verbeteren. Nu al is het melden via de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het signaleren aan SISA een verplichtende subsidievoorwaarde voor gemeentelijk gefinancierde instellingen die werken met jeugd en ouders. De Staal+ afspraken gelden nu nog als aanvullende subsidievoorwaarde. Sturen op zorg voor de jeugd: bezinning op (nieuwe) verantwoordelijkheden • In 2011 stelt de gemeente Rotterdam een visie ‘sturen op zorg voor de jeugd’ op die aansluit bij de stadsregionale beleidsagenda. De (niet-)gemeentelijk gefinancierde instellingen en deelgemeenten onderschrijven deze visie. • In de subsidiebeschikkingen voor 2012 van gemeentelijk gefinancierde instellingen die werken met jeugd en ouders wordt naast de verplichting te werken met de meldcode, SISA en Staal+afspraken, de medeverantwoordelijkheid voor het bereiken van de gemeentelijke beleidsdoelen benadrukt. • Voor de subsidiebeschikkingen van 2012 is een eenduidig verantwoordingssysteem ingericht. • In 2011 en 2012 onderzoeken we de ontwikkeling van vraag en aanbod in de stadsregio, de stad en de deelgemeenten en doen afhankelijk van de uitkomst voorstellen tot aanpassing van het (zorg)aanbod. 4.3 Voorloperspositie Rotterdam Rotterdam neemt een voorloperspositie in. Wij willen niet wachten tot de decentralisatie een feit is en lopen vooruit op de transitie: Rotterdam wil in stadsregionaal verband een aantal gebiedsgerichte proeftuinen inrichten met een
sterke opvoedcontext, snelle inzet van gespecialiseerde zorg en efficiënte inkoop van zorg. Naar verwachting komt de kabinetsbrief over de planning van de stelselwijziging jeugdzorg in juni 2011. De komende tijd bereiden wij ons met de gemeenten van de stadsregio voor op de transitieperiode en de nieuwe verantwoordelijkheids verdeling. De sturingsvisie is hiervoor de opmaat. In een transitieplan, dat na de zomer gereed is, wordt duidelijk welke voorbereidingen we verder treffen. Om samenhang te realiseren tussen de verschillende vormen van zorg is samenwerking nodig tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin, de samenwerkingsverbanden Passend onderwijs en instanties die indicaties afgeven. De ontwikkelingen rond Passend onderwijs en de decentralisatie van de zorg voor de jeugd moeten op elkaar worden afgestemd. We starten daarom met een pilot voor versterking van de aansluiting tussen zorgadviesteams en het Centrum voor Jeugd en Gezin en voor de ontwikkeling van een werkwijze voor integrale zorgtoewijzing. De ervaringen uit de pilot worden gebruikt bij de uitwerking van de stadsregionale proeftuinen. Sturen op zorg voor de jeugd: voorloperspositie • In 2011 stelt Rotterdam in stadsregionaal verband een transitieplan op met proeftuinen voor de periode 2011-2014. • In 2011 start een pilot voor versterking van de aansluiting tussen de zorgadviesteams en het Centrum voor Jeugd en Gezin en de ontwikkeling van een werkwijze voor integrale zorgtoewijzing. De ervaringen uit deze pilot worden gebruikt bij de stadsregionale proeftuinen. • In 2012 is er inzicht in de voorwaarden voor gezamenlijke diagnostiek en zorgtoewijzing in het casuïstiekoverleg van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met de nieuwe samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. • In 2012 is in twee Centra voor Jeugd en Gezin in Rotterdam het casuïstiekoverleg zo ingericht dat zorg integraal kan worden toegewezen. • In 2012 zijn er proeftuinen in twee Centra voor Jeugd en Gezin als voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
13
5. Programmaorganisatie en financiën
5.1 Organisatie De wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin (OJG) stuurt namens het College van B&W op de uitvoering van het programma. De GGD Rotterdam-Rijnmond trekt de uitvoering en werkt hierin samen met andere gemeentelijke diensten. Het directeurenoverleg van GGD, JOS, SoZaWe en Directie Veiligheid volgt de voortgang. De gemeenteraad wordt op reguliere wijze geïnformeerd over het behalen van de verschillende doelstellingen. Jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van het totale programma en de noodzaak tot eventuele bijsturing. Omdat het programma een samenwerking is van de gemeente en van instellingen in de zorg voor de jeugd, voert de wethouder OJG ook overleg met de Expert groep. Leden zijn bestuurlijke vertegenwoordigers van onder andere Bureau Jeugdzorg, CJG Rijnmond, Flexus-Jeugdplein, BOOR, Yulius, Horizon, Raad voor de Kinderbescherming, politie, MEE Rotterdam en de Jeugdconsul. Deze groep volgt de voortgang van het programma. Als afspraken niet worden nagekomen, spreken de leden elkaar daarop aan. Dit programma is een uitwerking van het College werkprogramma en heeft raakvlakken met verschillende andere Rotterdamse en stadsregionale programma’s. Doel is dat deze programma’s elkaar versterken. Daarom vindt regelmatig afstemming plaats met het Rotterdams Onderwijs Beleid, programma Drugs en Alcohol, het Jeugdveiligheidsactieprogramma en het plan van aanpak Kwetsbare Personen. De programma’s Ieder Kind een Gezond Gezin (IKGG) en Klaar voor een Kind, de borging van RAAK (Regionale Aanpak Kindermishandeling) en het onderdeel Kindermishandeling van het programma Huiselijk Geweld vallen onder de aansturing van dit programma. 5.2 Financiën Dit programma moet binnen de bestaande budgetten worden gerealiseerd. Ieder Kind Wint heeft een beperkt werkbudget waarmee de ondersteuning wordt gefinancierd. In 2011 wordt dit budget vooral besteed aan professionalisering van de uitvoering en het uitdragen van de Rotterdamse visie en werkwijze (communicatie). In de jaarlijkse voortgangsrapportage wordt aangegeven hoe het werkbudget in het daaropvolgende jaar wordt besteed. Een terugloop in de beschikbare (rijks)middelen
is onvermijdelijk, met name door de bezuiniging op de zogenaamde Montfransgelden. Dat betekent niet dat we onze ambities gaan verlagen, wél dat we scherpe keuzes moeten maken en investeren waar dat het hardste nodig is. Door efficiënter te werken, beter te sturen op vraag en aanbod en de samenhang in onze aanpak te vergroten, kunnen we samen met de stadsregio en de deelgemeenten ook met de beschikbare middelen de winst boeken die we voor ogen hebben. 5.3 Monitoring en Onderzoek Een programma heeft monitoring en systematisch onderzoek nodig. Een programmamonitor is belangrijk voor het volgen van de voortgang en het zichtbaar maken van opbrengsten. Onderzoek is belangrijk om kennis te verzamelen en kennis te delen over thema’s als: effectieve inrichting van een Centrum voor Jeugd en Gezin, signalering en toeleiding, interventies, samen werking en de afstemming tussen vraag en aanbod. Per thema worden onderzoeksvragen uitgewerkt en belegd. We willen een brede kennisagenda voor Ieder Kind Wint (zie ook 3.4). Daarnaast gebruiken we Jeugd Rijnmond in Beeld. Dit instrument onderzoekt per vier jaar op collectief niveau de leef- en gezondheidssituatie van de Rotterdamse jeugd (op wijk- en deelgemeentelijk niveau). De eerste monitor voor 4-12 jarigen is onlangs gestart. De uitkomsten komen begin 2012 beschikbaar. Het onderzoek naar 12-17 jarigen wordt in 2012 uitgevoerd. 5.4 Communicatie Uitgangspunt binnen het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is ouders, als eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen, beter te ondersteunen. Daarnaast zetten we komende jaren alles op alles om professionals zo goed mogelijk hun werk te laten doen. Er komt een communicatieplan met daarin de communicatieactiviteiten die bijdragen aan de doelstellingen per actielijn. We richten ons daarbij op ouders en professionals. Voor ouders moet het Centrum voor Jeugd en Gezin hét loket voor alle opvoedvragen zijn. Het Centrum voor Jeugd en Gezin start een campagne voor ouders om de naamsbekendheid van het CJG te vergroten en ouders nadrukkelijker te informeren over de mogelijkheden die het Centrum hen te bieden heeft. Daarnaast richt de communicatie zich op de professionals in het jeugdveld. Doel is het uitdragen van de Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
14
Rotterdamse visie en werkwijze en het realiseren van een andere manier van werken. Samen met het veld zoeken we daarvoor naar passende instrumenten. We organiseren op stedelijk en op deelgemeentelijk niveau verschillende expertmeetings om best practices uit te wisselen en zo te leren van elkaar. Daarnaast starten we een campagne om professionals breed bekend te maken met de Rotterdamse afspraken over zorg coördinatie, opschaling, SISA en het melden van kindermishandeling. Stages zien we als een belangrijk middel om wetenschappelijke inzichten te toetsen aan de praktijk en die te verbeteren.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
15
Bijlage 1 Afkortingen
BJZ CJG DOSA GGZ IKGG IKW KIEN LTHG LVB LZN PGO ROB SEGV SISA ZAT ZAT + ZCD
Bureau Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak Geestelijke gezondheidszorg Ieder Kind een Gezond Gezin Ieder Kind Wint Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ Lokaal Team Huiselijk Geweld Licht Verstandelijk Beperkten Lokaal Zorg Netwerk Preventief Gezondheidsonderzoek Rotterdams Onderwijsbeleid Sociaal-economische Gezondheidsverschillen Signaleren en Samenwerken Zorgadviesteam Bovenschools Zorgadviesteam op ROC Zorgcoördinatiedossier
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
16
Bijlage 2 Eerste ontwerp programmamonitor Ieder Kind Wint Doel Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst In 2014 groeien meer Rotterdamse kinderen op in een kansrijk, gezond en veilig thuis. Actielijn
Doel
Deelresultaat
Indicator (proces/outcome)
1. sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin
In 2014 is er voor alle kinderen en hun ouders een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van opvoed- en opgroeisteun: passend aanbod in elke wijk, aansluiting tussen zorg en onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin als spin in het web.
In 2014 krijgen kind en gezin eerder de juiste informatie en zorg.
procesindicatoren - kinderen in beeld bij de jeugdgezondheidszorg - ondersteuningsaanbod voor opvoeden en opgroeien op deelgemeentelijk niveau - bereik van het Centrum voor Jeugd en Gezin - aantal doorverwijzingen door het Centrum voor Jeugd en Gezin - instroom in de geïndiceerde zorg - doorlooptijd per casus - gebruik van zorg via Centrum voor Jeugd en Gezin, Bureau Jeugdzorg en Algemeen Meldpunt Kindermishandeling - aantal OTS (BJZ jaarverslag) outcome-indicatoren - ervaren gezondheid onder jongeren (JMR VO en JRB) - emotionele en gedragsproblemen onder jongeren (SDQ-score, JRB, JMR VO) - ingrijpende gebeurtenissen in beeld (JRB; JMR peuters/ VO) - zorgwekkend verzuim en delicten onder leerplichtige jongeren (Bureau Halt, leerplicht) - zorgbehoefte van ouders (JRB, JMR peuters) - aantal jongeren met onvoldoende steun bij problemen (JMR VO)
2. professionals aan zet: versterken van de uitvoering
In 2014 werken alle professionals in Rotterdam vanuit een gedeelde visie op zorg voor de jeugd. Zij worden hiervoor toegerust en ondersteund. Met bestuurders en professionals werken we volgens de Rotterdamse afspraken over informatieuitwisseling, zorgcoördinatie en op- en afschalen. Met opleidingen werken we intensief samen.
In 2014 is de Rotterdamse visie het kader voor professioneel handelen.
procesindicatoren - de Rotterdamse opvoedvisie en de Rotterdamse werkwijze zijn opgenomen in de initiële opleidingen in Rotterdam - alle professionals kennen de Rotterdamse werkwijze en beschikken over of worden getraind op competenties om hiernaar te handelen - ieder gezin heeft bij meervoudige hulpverlening één regisseur - ouders stellen één keer hun hulpvraag (geen onnodige herhaling) outcome-indicator - de zorg aan kind en gezin scoort een voldoende op een klanttevredenheidsonderzoek onder ouders en onder professionals
In 2014 zijn partnerschap en resultaatgerichtheid de kenmerken van de Rotterdamse samenwerking rond zorg voor de jeugd. We sturen op heldere verantwoordelijkheden en resultaten. Vanuit onze voorloperspositie is Rotterdam in 2012 een proeftuin voor de decentralisatie.
In 2014 zijn de bestuurlijke organisatie en managementcyclus ingericht op de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling voor de zorg voor de jeugd.
3. sturen op zorg voor de jeugd: partnerschap, verantwoordelijkheid, resultaat
In 2014 is de organisatie van de zorg vereenvoudigd voor kind, gezin en professionals.
procesindicator - er is een transitieplan voor de periode 2011-2014 - jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang op de actielijnen en ieders bijdrage aan het realiseren van de ambities van dit programma. - kennis uit praktijk en onderzoek en managementinformatie op het niveau van instellingen en gemeente worden gedeeld en gebruikt om (bij) te sturen op resultaten.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
17
Bijlage 3 Landelijke kaders en financiering jeugdzorg3
Bestaande inrichting In 2005 is de Wet op de jeugdzorg ingevoerd. Hiermee wordt de verdeling in gemeentelijke en provinciale jeugdzorgtaken duidelijk omschreven. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het signaleren van opvoedings- en gezinsproblemen, geven advies en ondersteuning en zorgen voor lichte hulpverlening. Deze verantwoordelijkheid is sinds 2007 vastgelegd in de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn gemeenten op grond van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) verantwoordelijk voor de preventieve jeugdgezondheidszorg: de consultatiebureaus en de GGD. Onder de provinciaal gefinancierde jeugdzorg vallen ambulante hulpverlening, dagbehandeling, residentiële zorg en pleegzorg. De toegang tot deze zorg verloopt via Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg stelt een diagnose en bepaalt welke hulp daarbij hoort (indicatie). Het gaat hier om vrijwillige hulp. De onvrijwillige hulp is ook ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg. Het gaat om het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK), de jeugdbescherming (voogdij) en de jeugdreclassering. Daarnaast is er de Raad voor de Kinderbescherming dat onder het ministerie van Veiligheid & Justitie valt, Met hen wordt steeds meer aansluiting gerealiseerd met het zorgaanbod van de provincies en grootstedelijke regio’s. Gemeenten krijgen via het Gemeentefonds middelen voor de uitvoering van het preventief jeugdbeleid, ontvangen extra geld uit specifieke uitkeringen en besteden eigen middelen aan de doelgroep jeugd. Middelen voor jeugdgezondheidszorg, prenatale voorlichting (WPG) en opvoedondersteuning (WMO) zijn gebundeld in een Brede Doeluitkering CJG 2008-2011.
3
Provincies ontvangen een doeluitkering voor Bureau Jeugdzorg (diagnostiek, indicatiestelling, indicatiebesluit) en voor het provinciaal geïndiceerde hulpaanbod (ambulant, dagbehandeling, residentieel, pleegzorg). Deze doeluitkeringen worden verdeeld over provincies en grootstedelijke regio’s. Tot de inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg werden de provincies gefinancierd op basis van het aanwezige zorgaanbod in de provincie. Daarna is de omslag gemaakt dat een jeugdige aanspraak heeft op zorg door de provincie waarin hij woonachtig is. De objectieve maat voor verdeling is een bedrag per gewogen jeugdige. Binnen de doel uitkering BJZ wordt onderscheid gemaakt tussen Justitie (pxq financiering) en VWS (financiering op basis van vast budget). De Bureaus Jeugdzorg krijgen een uitkering voor het AMK, voogdij en reclassering. Via de AWBZ/Zvw wordt het zorgaanbod voor jeugd-GGZ en jeugd-LVG gefinancierd. Zorgkantoren contracteren zorgaanbod voor geïndiceerde jeugdigen. Het rijk financiert rechtstreeks de Raad voor de Kinder bescherming en de justitiële jeugdinrichtingen. De Raad voor de Kinderbescherming wordt op basis van pxq bekostigd. Bij de justitiële jeugdinrichtingen is de vastgestelde capaciteit leidend. Decentralisatie van de jeugdzorg Met de decentralisatie van de jeugdzorg worden gemeenten financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het Rijk, de provincies, de gemeenten, de zorgverzekeraars en de zorgkantoren valt. Dit overzicht geeft de bestaande en nieuwe situatie weer.
Ontleend aan: Van Klein naar Groot, advies Commissie Zorg om jeugd, in opdracht van de VNG, juni 2009. Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
18
Bestaande situatie vormen van zorg
verantwoordelijkheid (instelling)
wettelijk kader
jeugdgezondheidszorg
gemeente (CJG)
WPG
preventieve ondersteuning jeugd (signalering, advies en lichte opvoedondersteuning)
(deel)gemeente
WMO
lokale zorg (hulp aan multiprobleemgezinnen)
gemeente
WMO/BDU-CJG/BDU-SIV
geïndiceerde jeugdzorg
stadsregio (BJZ)
Wet op de jeugdzorg
uitvoering jeugdbescherming/ jeugdreclassering
stadsregio(BJZ)
Wet op de jeugdzorg
gesloten jeugdzorg
Rijk
jeugd-lvg
zorgkantoren (CIZ)
AWBZ
jeugd-ggz (langdurig)
zorgkantoren (CIZ)
AWBZ
jeugd-ggz (geneeskundig)
zorgverzekeraars
Zorgverzekeringswet
vormen van zorg
verantwoordelijkheid
wettelijk kader
alle vormen van jeugdzorg
gemeente
Eén nieuw wettelijk kader
Nieuwe situatie (na decentralisatie)
Ontleend aan: Van Klein naar Groot, advies Commissie Zorg om jeugd, in opdracht van de VNG, juni 2009.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
19
Bijlage 4 Stadsregionaal kader en Uitvoerigsprogramma Jeugdzorg Dit programma is de Rotterdamse uitwerking van de stadsregionale beleidsagenda Ieder Kind Wint 20102014. Met dit programma legt Rotterdam haar eigen ambitie en doelen vast. De gemeenten uit de stadsregio hebben met elkaar afgesproken op welke onderdelen in stadsregionaal verband wordt opgetrokken en waar gemeenten zich lokaal of in subregionaal verband voor inzetten. Iedere gemeente is zelf verantwoordelijk voor de niet-geïndiceerde zorg voor hun kinderen en gezinnen. De geïndiceerde jeugdzorg is op dit moment een verantwoordelijkheid van de stadsregio. In de stadsregionale beleidsagenda worden drie kernthema’s uitgewerkt die gemeenten van de stadsregio en partners in het jeugdveld de komende jaren gaan invullen: • doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin; • aansluiting tussen onderwijs en zorg; • verbinding lokale zorg en geïndiceerde jeugdzorg (inclusief de stadsregionale uitwerking van de stelselwijziging). Binnen deze kernthema’s staan ketensamenwerking, informatiedeling en professionaliteit centraal. Jaarlijks wordt op basis van de stadsregionale beleids agenda een Uitvoeringsprogramma voor de geïndiceerde jeugdzorg opgesteld. Centraal staat hierin: een betere afstemming tussen vraag en aanbod van jeugdzorg, een betere organisatie van de jeugdbescherming, een efficiënte en effectieve uitvoering van de jeugdzorg en een betere samenwerking met de ketenpartners. Deze ambities zijn vervolgens uitgewerkt in twaalf speerpunten:
1. Van aanbodgericht naar vraaggericht werken; 2. Een andere wijze van sturing en investeren; 3. Bestrijding van de wachtlijsten; 4. De landelijke verbetertrajecten voor gezinsvoogdij en voogdij; 5. De regionale aanpak van de OTS (onder toezichtstelling, gezinsvoogdij); 6. Verbetering indicatiestelling bureau jeugdzorg; 7. Verbetering doorlooptijden bureau jeugdzorg en zorgaanbieders; 8. Een beter inzicht in resultaten; 9. Klantvriendelijker; 10. Een betere samenwerking met de lokale partners; 11. Een betere samenwerking met de jeugd GGZ (geestelijke gezondheidszorg) en jeugd LVG (licht verstandelijk gehandicapten); 12. Afspraken over het vervolg IKW (programma Ieder Kind Wint in de stadsregio Rotterdam); Bovenstaande speerpunten en verbetertrajecten zijn er op gericht dat kinderen en gezinnen effectieve zorg krijgen en niet hoeven wachten op hulp. Naar aanleiding van het rapport van de Inspectie werken we aan een verbeterplan, waarin veel aandacht is voor de rol van de gemeente als regisseur van het totale jeugdzorgveld.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
20
Onderstaand schema geeft de werkorganisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin per deelgemeente op dit moment weer:
Manager CJG
Baliemedewerker Administratief medewerker
CJG-regisseur
Doktersassistent
Consultatiebureauassistent
Jeugdverpleegkundige
Wijkverpleegkundige
Pedagoog
Jeugdarts
Consultatiebureauarts
Gezinscoach
Signalerend team
Interventieverpleegkundige
Interveniërend team
figuur 3: werkorganisatie Centrum voor Jeugd en Gezin (in ontwikkeling)
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
21
Bijlage 5 Samenwerking tussen de ketens
Samenwerking tussen de ketens. Eén kind, één gezin, één regisseur
Jeugdconsul (JC)
Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aapak (DOSA) 0-23
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
Afstemmingsoverleg: DOSA- regisseur Voorpostfunctionaris BJZ Jeugdcoördinator Politie CJG-coördinator Leerplichtambtenaar Medewerker jongerenloket
Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) <19
School
- - - -
Zorg Advies Team (ZAT): (ortho) pedagoog SMW IB’er Schoolverpleegkundige
Lokaal Zorg Netwerk (LZN) / Lokaal Team Huiselijk Geweld (LTHG)
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
22
Bijlage 6 Overzicht jeugdzorgketen
Preventie
Signalering
Laagdrempelige hulp
Geïndiceerde hulp
Centrum voor Jeugd en Gezin
Centrum voor Jeugd en Gezin
Centrum voor Jeugd en Gezin
Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders
Welzijnswerk
Verloskundigen Huisartsen
Gezonde School
Kinderopvang Onderwijs
(School) maat schappelijk werk Welzijnswerk Jongerenwerk
Verenigingen Welzijnswerk Jongerenwerk
Verenigingen Welzijnswerk Jongerenwerk
Gezins & jongeren trajecten
Dwang
AMK
Jeugdbescherming Jeugd LVG Jeugd GGZ
Halt Jeugddetentie Jeugdreclassering
Politie
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
23
Bijlage 7 10 Opvoedregels
In 2008 en 2009 zijn in Rotterdam opvoeddebatten gehouden. De 10 ZAKEN die Rotterdammers vanzelfsprekend vinden bij de opvoeding van hun kinderen die hieruit zijn voortgekomen: 1.
DE ZORG VOOR KINDEREN Ik bied mijn kind een warm en veilig thuis, waar het altijd welkom is. Ieder kind verdient een thuis waar het zich geborgen voelt en waar het aandacht en liefde krijgt. Als ouders werken zorgen ze voor goede kinderopvang. 2. Ik verzorg mijn kind goed: zo kleed ik hem naar de weersomstandigheden en geef hem thuis een gezond ontbijt. Ouders zorgen ervoor dat hun kinderen driemaal per dag gezonde voeding krijgen en voldoende bewegen. Kleding moet passen bij de tijd van het jaar en de situatie. Zo heeft een aantal scholen kledingvoorschriften waar leerlingen zich aan moeten houden. 3. Ik bereid mijn kind goed voor op de risico’s die er in de omgeving zijn: op straat, in de buurt, op de televisie en internet. De omgeving waarin kinderen opgroeien moet veilig zijn, zowel op straat als thuis. Alle kinderen krijgen tijdig verkeersles en zwemles. De omgeving moet vrij zijn van alcohol en drugs. Televisie en internet bieden veel informatie, maar hebben ook gevaren in zich die ouders moeten kennen. 4.
DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN Ik zorg ervoor dat mijn kind goed voorbereid naar school gaat. Dat betekent bijvoorbeeld dat het voldoende Nederlands spreekt voor het naar de basisschool gaat. Ouders die zelf de Nederlandse taal onvoldoende beheersen kunnen door hun kind naar de vroeg- en voorschoolse educatie te laten gaan ervoor zorgen dat hun kind toch voldoende Nederlands spreekt. Zo begint het kind niet met een achterstand. 5. Ik bespreek regelmatig met de school hoe het met mijn kind gaat.
Ouders en school maken afspraken over wederzijdse verwachtingen en inspanningen. Regelmatig wordt de ontwikkeling van het kind besproken. Ouders en school werken aan de optimale ontplooiing van het kind, waarbij zijn talenten het uitgangspunt zijn. 6.
RESPECT VOOR ANDEREN Ik geef mijn kind het goede voorbeeld door zelf respectvol om te gaan met anderen. Voorbeeldgedrag van ouders en andere volwassenen is van groot belang. Kinderen vertrouwd maken met de omgang met mensen en andere culturen, geloof en geaardheid hoort hierbij. 7. Ik zorg ervoor dat mijn kind voor zijn 12e seksueel is voorgelicht. Ik leer hem om te gaan met zijn eigen grenzen en met de grenzen van anderen. Ouders zijn verantwoordelijk voor dat zij hun kind voor het 12e jaar seksuele voorlichting geven. Ook school heeft hier een taak in. Kinderen moeten leren om te gaan met grenzen stellen in de omgang met anderen en leren de grenzen van anderen te respecteren. 8.
OPVOEDEN DOEN WE SAMEN Ik kan uitleggen welke keuzes ik maak in de opvoeding. Ik ben aanspreekbaar op hoe ik met mijn kind omga. Ouders hebben hun eigen stijl van opvoeden. Zij moeten in staat zijn uit te leggen als afgeweken wordt van wat normaal is. Ouders zijn aanspreekbaar op hun omgang met hun kind en op het gedrag van hun kind. 9. Ik bespreek wat ik van anderen verwacht bij de opvoeding van mijn kind. Ouders moeten weten wie bij de opvoeding van hun kinderen betrokken zijn. Met deze betrokkenen worden afspraken gemaakt over verwachtingen en inzet. 10. Ik vraag hulp als ik moeite heb met de opvoeding van mijn kind. Alle ouders hebben wel eens vragen. Hulp hierbij vragen is volstrekt normaal, zowel in het informele netwerk als het formele circuit.
Ieder Kind Wint - Zorg voor de toekomst
24
Colofon Tekst: Vormgeving: Druk: Oplage:
GGD Rotterdam-Rijnmond Front-taal Printproducties 200 Mei 2011
GGD Rotterdam-Rijnmond Postbus 70032 3000 LP Rotterdam www.ggd.rotterdam.nl Telefoon: (010) 433 99 66
www.ggd.rotterdam.nl