IAB-Info Nummer 7 31 maart – 13 april 2003
15e jaargang
Inhoud Fiscaliteit Aangifte Personenbelasting - Aanslagjaar 2003 De publicatie in het Staatsblad van het model 2003 van de aangifte in de PB (KB van 9 maart 2003, BS, 19 maart 2003), doet er ons aan denken dat het stilaan tijd wordt om onze aangifteplicht te vervullen. Op dat moment herinneren we ons gewoonlijk ook «ergens» de verschillende coëfficiënten, tarieven en bedragen die we daarbij kunnen gebruiken, gezien, gelezen of gehoord te hebben, ... maar waar ook alweer ? Wij hebben ze voor u verzameld in een handig overzicht.
Vennootschappenrecht Certificering : Opheffing van de in de tijd beperkte niet Op 21 februari 2003 verscheen in het Belgisch Staatsblad de Wet van 28 januari 2003 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen met betrekking tot de opheffing van de verplichting de niet-omwisselbaarheid van certificaten te beperken tot een bepaalde tijd. Deze wet voert een ingrijpende wijziging door op het vlak van de certificering van effecten. Een korte toelichting.
Algemene ledenvergadering van het IAB – Zaterdag 26 april 2003 De Algemene Vergadering van het Instituut die plaats vindt op zaterdag 26 april 2003, zal, zoals aangekondigd in IAB-Info nr. 2/2003, overgaan tot de verkiezing van twee commissarissen-titularissen (één Nederlandstalige en één Franstalige) en twee plaatsvervangende commissarissen (één Nederlandstalige en één Franstalige). U vindt hierna de kandidaturen die wij in dat verband hebben ontvangen : Nederlandstalige kandidaten : DOOMS Hugo (kandidaat-titularis) VAN KEERBERGHEN Emile (kandidaat-plaatsvervanger) Franstalige kandidaten : BECKO Thierry (kandidaat-titularis) DE HANDSCHUTTER Pascal (kandidaat-titularis) VERANNEMAN Denise (kandidaat-plaatsvervanger) Zoals u kon lezen in IAB-Info nr. 4/2003, zal dezelfde vergadering voor de Nederlandstalige Kamer van de Commissie van Beroep van het Instituut, overgaan tot de verkiezing van één effectief lid met de dubbele hoedanigheid van accountant en belastingconsulent en één plaatsvervangend lid met de hoedanigheid van belastingconsulent. In dat kader hebben wij de volgende kandidaturen ontvangen : STESSENS Leo (effectief lid) VAN DE MOORTEL Luc (plaatsvervangend lid)
Fiscaliteit Aangifte Personenbelasting - Aanslagjaar 2003 R. LASSAUX De publicatie in het Staatsblad van het model 2003 van de aangifte in de PB (KB 9 maart 2003, BS 19 maart 2003), doet er ons aan denken dat het stilaan tijd wordt om onze aangifteplicht te vervullen. Op dat moment herinneren we ons gewoonlijk ook «ergens» de verschillende coëfficiënten, tarieven en bedragen die we daarbij kunnen gebruiken, gezien, gelezen of gehoord te hebben, ... maar waar ook alweer ? Wij hebben ze voor u verzameld in een handig overzicht. BEDRIJFSVOERTUIG Na aftrek van de persoonlijke tussenkomst van de begunstigde wordt het gebruik van een voertuig voor persoonlijke doeleinden door een werknemer of een bedrijfsleider dat hem kosteloos ter beschikking wordt gesteld door zijn werkgever of door de vennootschap waarin hij dit mandaat uitoefent, als een belastbaar voordeel van alle aard beschouwd. Hoe moet dit voordeel worden berekend ? Door het aantal afgelegde kilometers voor privé-doeleinden te vermenigvuldigen met een forfaitair bedrag (cf. bijlage I, afdeling III van het KB/WIB 1992) dat afhangt van het fiscaal vermogen van het voertuig. Dit kilometeraantal mag evenwel in regel niet minder dan 5 000 per jaar bedragen (art. 18, § 3, 9 K.B. tot uitvoering van het WIB). De kosteloze terbeschikkingstelling van een voertuig (bedrijfswagen) leidt tot de taxatie van een voordeel van alle aard wanneer de begunstigde het ook voor privé-doeleinden gebruikt. Vermogen in PK
Voordeel per km in 2002
Voordeel per km vanaf 1 januari 2003
4 5 6
0,1494 0,1753 0,1937
0,1524 0,1789 0,1976
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 en meer
0,2143 0,2338 0,2544 0,2814 0,3085 0,3269 0,3475 0,3604 0,3756 0,3864 0,3940 0,4037 0,4113
0,2186 0,2385 0,2595 0,2871 0,3147 0,3334 0,3544 0,3677 0,3831 0,3942 0,4019 0,4118 0,4196
BEROEPSVERPLAATSINGEN Hiermee worden alle andere verplaatsingen bedoeld dan die welke vertrekken van of toekomen in de woonplaats. In dat kader moet het beroepsgedeelte van de autokosten (doorgaans 75 % van hun werkelijke kost) worden berekend volgens de verhouding tussen het aantal kilometers dat jaarlijks wordt afgelegd voor beroepsdoeleinden en dat bewezen moet worden (onderhoudsfactuur van het voertuig, ¼) en het totaal aantal afgelegde kilometers. De brandstofkosten voor deze kilometers zijn evenwel voor 100 % aftrekbaar en kunnen worden geraamd op basis van de gemiddelde brandstofprijzen :
Type brandstof
Gemidde lde prijs per liter
Normale loodvrije benzine Loodvrije benzine 95 Loodvrije benzine 98 Diesel LPG
H H H H H
1,0088 1,0090 1,0682 0,7654 0,3483
Wie wil weten of deze aftrek interessant is, moet het totale bedrag van de werkelijk ingebrachte beroepskosten (code 258-308) vergelijken met het bedrag dat wordt bekomen door toepassing van het forfaitair aftrekpercentage waarop de werknemers (en de beoefenaars van vrije beroepen) per inkomensschijf recht hebben in toepassing van artikel 51, 2e lid, 1° en 4° WIB 1992. Voor aanslagjaar 2002 moet deze forfaitaire aftrek nog respectievelijk worden verhoogd met de navolgende bedragen als de woonplaats op minstens 75 km van de werkplaats is gelegen : 75-100 km : 75 EUR; 101-125 km : 125 EUR; + dan 125 km : 175 EUR (forfait voor verre verplaatsingen, code 256-306). Het komt wel meer voor dat een werknemer zijn eigen voertuig gebruikt voor de beroepsverplaatsingen van zijn werkgever en dan wordt terugbetaald middels een kilometervergoeding. Wat voorafgaat geldt ook voor de bedrijfsleiders die hun voertuig voor rekening van hun vennootschap gebruiken. Dergelijke vergoedingen zullen evenwel niet worden geacht werkelijke kosten te dekken en dus ook niet worden vrijgesteld tenzij hun bedrag werd berekend op basis van ernstige normen, dat wil zeggen overeenkomstig «bepaalde normen die het resultaat zijn van herhaalde proefnemingen en vaststellingen». Dat zal zonder enige betwisting het geval zijn indien hun bedrag, berekend in functie van het werkelijk afgelegde aantal kilometers, niet hoger uitvalt dan de kilometervergoedingen die de overheid betaalt aan de ambtenaren die hun eigen wagen gebruiken voor dienstverplaatsingen. Concreet betekent dit dat de werkgevers geen problemen met de fiscus hoeven te vrezen als deze vergoedingen 0,26 EUR/km, voor de periode van 1 januari 2002 tot 30 juli 2002, en 0,2677 EUR/km, voor de rest van het jaar 2002, niet overschrijden, ongeacht het fiscaal vermogen van het gebruikte voertuig. De Administratie voegt er wel nog aan toe : «voor zover het aantal afgelegde kilometers niet abnormaal hoog ligt». Want boven een jaargrens van 24 000 km zullen de controleurs niet aarzelen om de bedragen die als forfaitaire vergoedingen werden uitbetaald als verkapte bezoldigingen te kwalificeren. In die context wijzen wij nog op het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dat deze redenering heeft verworpen vanuit de redenering dat deze grens geen wettelijk bestaan had en op zich geen taxatie kon rechtvaardigen (Antwerpen, 2 januari 2002). Wie deze grens overschrijdt, doet er niettemin goed aan om duidelijke documenten en afdoende bewijsstukken te verzamelen, zodat het werkelijk aantal afgelegde kilometers volledig kan worden verantwoord.
FICHES EN OPGAVEN Voor de volledige versie van het Bericht aan de werkgevers en andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten verwijzen we naar de site van de federale belastingadministraties : http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Werkgevers/Fiches opgaven2002/fichesopgaven.htm Daar vinden we ook het Advies aan de schuldenaars van commissielonen, makelaarslonen, restorno’s, vacatiegelden, erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard (http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Werkgevers/Commissielonen2002/commissielonen.htm), alsook modellen van de betrokken fiches en opgaven : (http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Werkgevers/Fichesopgaven2002/fichesopgaven.htm). GIFTEN De giften in geld zijn fiscaal aftrekbaar indien er een ontvangstbewijs werd uitgereikt door de begunstigde en ze minstens 30 EUR bedragen. De giften die met een bestendige betaalopdracht worden verricht en die op jaarbasis slechts 29,76 EUR bedragen, komen evenwel ook in aanmerking. De lijst van de instellingen die fiscaal aftrekbare giften mogen ontvangen, is beschikbaar op de site van de federale belastingadministraties : (http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Giften/Instellingen/inleiding.htm). INDEXATIECOEFFICIENT Deze coëfficiënt vormt het voorwerp van artikel 518 WIB 92 en bedraagt 1,3175 voor aanslagjaar 2003 (1,3391 voor de inkomsten van 2003). Dat betekent dat de aftrek voor een woonhuis (code 100101), bedoeld in artikel 16, § 1 WIB 92, 3 953 EUR bedraagt voor het aanslagjaar 2003, vermeerderd met 329 EUR per kind ten laste. Het maximumbedrag van de totale netto-inkomsten voor de toepassing van de bijkomende interestaftrek (zie Com. IB 104/224 e.v.), is thans vastgesteld op 27 060 EUR. INVESTERINGSAFTREK (Bericht verschenen in het B.S. van 9 maart 2002, 9670-9671, dat tevens verwijst naar de diensten die de vereiste attesten uitreiken voor energiebesparende investeringen en milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling – http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Investeringsaftrek/inleiding.htm). De investeringen die beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden en verricht werden tijdens het belastbaar tijdperk dat verband houdt met aanslagjaar 2003, geven recht op een investeringsaftrek die als volgt wordt berekend : • octrooien, energiebesparende investeringen en milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling : 13,5 % • andere investeringen : a) natuurlijke personen : 3,5 % b) vennootschappen : 1° investeringen ter bevordering van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten : 3 % 2° andere investeringen : – Belgische K.M.O. (art. 201, eerste lid, 1° WIB 1992) : 3 % (slechts van toepassing op de eerste schijf van 6 690 000 EUR investeringen) –andere vennootschappen : 0 % Deze percentages worden toegepast op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de in aanmerking komende investeringen. De belastingplichtigen (zowel natuurlijke personen als vennootschappen) kunnen, indien zij dit wensen, de investeringsaftrek met betrekking tot milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling spreiden; die aftrek is dan, wat de milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling betreft die gedaan zijn tijdens het in het eerste lid bedoelde belastbare tijdperk, gelijk aan 20,5 % van de jaarlijkse afschrijvingen op die investeringen en dit ongeacht het aantal tewerkgestelde werknemers. Ook met betrekking tot de andere investeringen kan gekozen worden voor een gespreide aftrek, doch enkel door belastingplichtigen (zowel natuurlijke personen als vennootschappen) die op de eerste dag
van het belastbare tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers tewerkstellen; voor deze investeringen die tijdens het in het eerste lid bedoelde belastbare tijdperk werden verricht, bedraagt de aftrek, in dit geval, 10,5 % van de afschrijvingen op die activa. KINDEREN TEN LASTE Om deze hoedanigheid te bezitten, mag het kind geen netto bestaansmiddelen hebben die meer dan 4 238 EUR of 3 013 EUR bedragen naargelang het al dan niet een kind ten laste van een alleenstaande betreft (art. 141 WIB 92). Deze bedragen belopen 5 525 EUR of 3 013 EUR als het kind gehandicapt is. Om dat bedrag te berekenen worden de regelmatig toegekende onderhoudsuitkeringen aan de kinderen van gescheiden ouders voor een bedrag van 2 410 EUR niet in acht genomen bij de ouder die het hoederecht heeft (art. 143, 6° WIB 92, vak II. B). Deze laatste vrijstelling geldt voor alle kinderen, ongeacht of ze ten laste zijn van gehuwde personen dan wel van afzonderlijk belaste belastingplichtigen. KOSTEN BUITENLANDS VERBLIJF (Zie inzonderheid het KB van 21 oktober 2002, B.S., 1 november 2002) De Administratie aanvaardt zonder enig probleem dat de bestedingen die kleine uitgaven dekken, zoals maaltijden, dranken, plaatselijk vervoer (met uitsluiting dus van de hotelkosten en de reiskosten die met de nodige bewijsstukken moeten worden aangetoond) worden terugbetaald aan de hand van forfaitaire vergoedingen wanneer de aldus toegekende bedragen overeenstemmen met die welke het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor zijn eigen ambtenaren hanteert. De lijst van deze vergoedingen wordt regelmatig bijgewerkt (en verschilt van land tot land en zelfs van stad tot stad in eenzelfde land) en kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres : http://www.hrconsulting.be/ias/topics/lsa.html. In voorkomend geval zal de werkgever het bewijs moeten leveren dat de vergoeding bedoeld is om kosten te dekken die hem eigen zijn en dat ze effectief aan die kosten werd besteed. RENTELOZE LENINGEN OF LENINGEN TEGEN VERMINDERDE RENTEVOETEN Het voordeel dat een ontlener geniet wanneer hij een lening tegen een voordelig tarief of een renteloze lening heeft kunnen aangaan, stemt overeen met het verschil tussen de werkelijk toegepaste rentevoet en de volgende tarieven, zoals die zijn verschenen in het Staatsblad van 6 maart 2003. – hypothecaire lening : • gewaarborgd door een gemengde levensverzekering: 5,75 % (5,6% in 2001) • voor de overige hypothecaire leningen: 5,60 % (6.1% in 2001) – niet-hypothecaire lening met vaste looptijd : • autolening : maandelijks lastenpercentage: 0,26% (idem in 2001) • andere lening : maandelijks lastenpercentage : 0,33% (0,32 in 2001) – niet-hypothecaire lening zonder vaste looptijd:
8% (8.6% in 2001).
Onder niet-hypothecaire lening zonder vaste looptijd verstaat men in feite de voorschotten op rekening-courant die de bedrijfsleiders in hun vennootschap hebben, doorgaans ook fictieve interesten genoemd. REVALORISATIECOEFFICIENT (KB 23 januari 2003, B.S. 6 februari 2003, 2e ed.). Voor aanslagjaar 2003 bedraagt hij 3,35 (3,26 voor de inkomsten van 2001). De belastingplichtige heeft hem nodig voor de volgende twee rubrieken van de aangifte :
Art. 13 WIB 92 – Onroerende inkomsten – Kostenforfait Deze coëfficiënt dient voor de berekening van het kostenforfait (40 % begrensd tot 2/3 van het gerevaloriseerde K.I. en 10 % als het een ongebouwd onroerend goed betreft) dat wordt afgetrokken van de brutohuur (huur + huurlasten) die wordt geïnd wanneer een gebouwd onroerend goed wordt verhuurd door een natuurlijke persoon aan een andere natuurlijke persoon die het volledig of gedeeltelijk gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid of voor een vennootschap (cf. art. 7, § 1er, 2°, c en 13 W.I.B. 92). Dat forfait mag dus niet meer bedragen dan het K.I. x 2/3 x revalorisatiecoëfficiënt. Daaruit volgt dat de beperking geldt zodra de brutohuurprijs meer bedraagt dan 5,58333 K.I. (niet geïndexeerd) (2/3 ´ 3,35 ´ 100/40). Art. 32, 2e lid, 3 WIB 92 – Beroepsinkomsten van bedrijfsleiders : herkwalificatie van overdreven huur De revalorisatiecoëfficiënt moet ook worden gebruikt om de grens te bepalen waarboven het huurinkomen (huur en huurvoordelen - cf. art. 7, § 1er, 2, c en 13 WIB 92) van sommige bedrijfsleiders als beroepsinkomen moet worden geherkwalificeerd. Dat zal het geval zijn zodra het huurinkomen voor het aanslagjaar 2003 (3,35 ´ 5/3) 5,25 K.I. (niet geïndexeerd) overschrijdt. Opgelet : deze herkwalificatie kan enkel als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : – Het gaat om een bedrijfsleider van de eerste subcategorie, met name een bestuurder, een zaakvoerder (al dan niet vennoot), een vereffenaar of een persoon die gelijksoortige functies uitoefent. Het heeft geen belang of hij al dan niet bezoldigd is en al dan niet instaat voor het dagelijks bestuur, maar het moet wel gaan om een natuurlijke persoon. Zijn dus uitgesloten : de vennootschappen en bedrijfsleiders van de tweede categorie, met name de «zelfstandige commerciële, financiële of technische directeuren». – De transactie moet betrekking hebben op een gebouwd onroerend goed (of een deel ervan) dat in België gelegen is en wordt verhuurd aan de vennootschap (met rechtspersoonlijkheid en met winstgevend oogmerk - cf. art. 181 WIB 92) waarin hij één van de beoogde mandaten uitoefent. Er kan dus geen herkwalificatie worden doorgevoerd als het gaat om het toekennen van een recht van opstal of erfpacht, verkoop van het vruchtgebruik, al of niet gebruik van de woning of om inkomsten uit onderverhuring. Op het geherkwalificeerde gedeelte is er niet alleen bedrijfsvoorheffing verschuldigd indien de schuldenaar in België gevestigd is (cf. Circ. Ci.RH. nr. 244/454.149 van 24 december 1993, Bull. Bel. n° 735), maar ook sociale bijdragen. Bovendien mag er geen interest worden afgetrokken van dat inkomen dat, zoals u weet, in aanmerking komt voor de toepassing van de één miljoen-regel voor het verkrijgen van de verlaagde KMO-tarieven (thans regel van de 24 500 EUR). VAKANTIEGELD De bedragen die in de balansen, opgemaakt op 31 december 2002, geboekt zijn met het oog op de betaling in 2003 van het vakantiegeld van de personeelsleden, zullen als beroepskosten kunnen worden aangemerkt in de mate dat ze niet meer bedragen dan : – 18,8 % van de vaste en variabele bezoldigingen (voor de berekeningsbasis wordt uitgegaan van die welke aanleiding geeft tot de betaling van de gewone socialezekerheidsbijdragen) toegekend in 2002 aan het tewerkgestelde personeel dat het voordeel van de wetgeving op de jaarlijkse vakantie van de loontrekkenden geniet. – 10, 27 % van de 108/100 van de lonen toegekend in 2002 aan de arbeiders en leerlingen die eveneens het voordeel van diezelfde wetgeving genieten (bron : Circulaire AOIF Ci.RH. 243/349.099 van 15 januari 2003).
VRIJSTELLINGEN «BIJKOMEND PERSONEEL» – Vrijstelling voor bijkomend personeel (wetenschappelijk onderzoek, uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, diensthoofd voor de uitvoer, diensthoofd integrale kwaliteitszorg (code 609-634) : 11 800,00 EUR. Het nieuwe formulier is beschikbaar op het volgende internetadres : http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Vrijstelling _art46_KBWIB/inleiding.htm – Verhoogde vrijstelling voor een hooggekwalifceerde onderzoeker (code 609-634) : 23 590,00 EUR. – Vrijstelling voor ander bijkomend personeel (promoten van het zelfstandig ondernemerschap) (codes 613-638) : 4 390,00 EUR). De brutobezoldiging mag niet meer dan 10,51 EUR per uur of 79,82 EUR per dag bedragen. WOON - WERKVERKEER Hiermee wordt bedoeld : alle heen- en terugverplaatsingen die de belastingplichtige verricht om zich van zijn woonplaats naar zijn vaste plaats van tewerkstelling te begeven. Dit hoeft niet noodzakelijk het kortste traject te zijn, maar wel het meest normale, rekening houdend met de afstand, de verkeersdrukte en de toestand van de wegen. A) Aftrek
Type van gebruikt voertuig
Aftrek
Wagen, wagen voor dubbel gebruik, minibus personeel
0,15 EUR per km, zonder beperking in kilometeraantal, verhoogd met de eventuele werkelijke kosten die bijvoorbeeld betrekking hebben op de financiering van de wagen en de installatie van een autotelefoon
Andere vervoerswijzen (fietsers, voetgangers, skaters, gemeenschappelijk openbaar vervoer)
0,15 EUR per km, begrensd tot een traject van 100 km heen en terug
Carpooling
0,15 EUR per km, begrensd tot een traject van 100 km heen en terug ongeacht de vergoeding die de passagier aan de bestuurder betaalt. In dat geval zal de bestuurder, voor zover hij een voertuig bestuurt dat ofwel zijn eigendom is, ofwel op zijn naam ingeschreven staat (cf. art. 66, §5 W.I.B. 1992) 0,15 EUR per werkelijk afgelegde kilometer mogen aftrekken, ongeacht het aantal, terwijl de aftrek voor de carpoolers op basis van deze 0,15 EUR (ook al bedraagt de bijdrage die zij aan de eigenaar van het voertuig betalen minder) beperkt blijft tot 25 km per enkel traject, behalve wanneer ze kunnen bewijzen dat hun werkelijke kosten meer bedragen dan het forfait
B) Vrijstelling van de tussenkomst of bijdrage van de werkgever in de vervoerkosten (zie Circulaire Ci.RH. 241/550.526 van 18 juli 2002) B1. Principe. Sedert vorig aanslagjaar is de vrijstelling voorbehouden aan de werknemers (geen bedrijfsleiders) van wie de beroepskosten forfaitair vastgesteld zijn op basis van artikel 51 WIB 92. De tussenkomst van de werkgever (die varieert in functie van de afstand) in de prijs van een abonnement bij een maatschappij voor gemeenschappelijk openbaar vervoer (NMBS, MIVB, TEC, DE LIJN) is volledig vrijgesteld in hoofde van de werknemer die een beroep doet op het wettelijk forfait.
Hierbij moeten twee punten worden aangestipt. Indien het traject wordt afgelegd door middel van gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen is het niet vereist dat dit vervoermiddel voor het volledige traject tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling wordt gebruikt noch dat het regelmatig wordt gebruikt. Wanneer de verplaatsing bestaat uit een treinreis, kan de werknemer zowel voor het traject woonplaats-station als voor het traject station-werk een vergoeding ontvangen. In geval van carpooling wordt de verplaatsing die niet behoort tot het normale traject omdat er een omweg moet worden gemaakt om de passagier(s) op te pikken, in hoofde van de bestuurder gelijkgesteld met een dienstverplaatsing voor rekening van zijn werkgever. Indien deze bestuurder een bedrijfswagen heeft, wordt het voordeel van alle aard vrijgesteld (zie p. 2, bedrijfsvoertuig) in de mate dat deze voor het carpoolen wordt gebruikt. We merken tevens op dat de ondernemingen die zelf of samen met andere werkgevers het collectief vervoer van hun personeelsleden organiseren, 120 % mogen aftrekken, hetzij van de kosten voor het gebruik van de minibussen, autobussen of autocars, hetzij van de uitgaven die zij aan de externe maatschappijen betalen wanneer zij dit vervoer aan hen toevertrouwen. Het gaat hier concreet om : de investeringen in minibussen, autobussen en autocars die voor het collectief vervoer van de werknemers worden gebruikt, de kosten die rechtstreeks verband houden met deze voertuigen (onderhoud, herstellingen, verkeersbelasting, verzekeringen, brandstof, doch met uitsluiting van het loon van de bestuurder). B2. Samenvattende tabel. Zoals u ziet, hangt het vrijstellingspercentage af van het vervoermiddel dat wordt gebruikt door de werknemer die niet zijn werkelijke kosten aftrekt. De diverse vrijstellingen in de bovenstaande tabel mogen evenwel worden gecumuleerd, met dien verstande dat de werknemer deze vrijstelling enkel en alleen zal kunnen verkrijgen als hij niet zijn werkelijke kosten in mindering brengt. Daarentegen wordt blijkbaar niet langer vereist dat de belastingplichtige een attest van de openbare vervoersmaatschappij voorlegt. Wijze van vervoer
Vrijstelling van de werkgeversbijdrage
Gemeenschappelijk openbaar vervoer (trein, tram, bus)
Integraal, ook al gaat het om een volledige terugbetaling.
Collectief vervoer georganiseerd door de werkgever of door een groep werkgevers
Prijs van een treinabonnement 1e klas (het tarief voor 2002 vindt u in bijlage van de circulaire) voor een afstand die gelijk is aan de afstand die de werknemer zou moeten afleggen met een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel
Ander vervoermiddel
125 EUR vóór indexering per jaar
Volledigheidshalve herinneren wij er nog aan dat de vergoeding die de werkgevers toekennen aan hun personeelsleden die met de fiets naar het werk komen, vrijgesteld is van inkomstenbelasting ten belope van 0,15 EUR per kilometer, ook al brengt de betrokken werknemer zijn werkelijke kosten in. Dat is de enige uitzondering op het algemene principe dat de aftrek van de werkelijke kosten elke vrijstellingsmogelijkheid uitsluit. Het supplementair bedrag wordt als een loon beschouwd.
Vennootschappenrecht Certificering : Opheffing van de in de tijd beperkte niet-omwisselbaarheid van certificaten R. VAN BOVEN Op 21 februari 2003 verscheen in het Belgisch Staatsblad de Wet van 28 januari 2003 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen met betrekking tot de opheffing van de verplichting de nietomwisselbaarheid van certificaten te beperken tot een bepaalde tijd. Deze wet voert een ingrijpende wijziging door op het vlak van de certificering van effecten. Een korte toelichting. Certificering is een techniek waarbij een splitsing wordt teweeg gebracht tussen de economische (vermogensrechten) en de juridische (lidmaatschapsrechten) eigendom van effecten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een «certificeringsvehikel» dat certificaten, al dan niet in ruil voor de effecten waarop deze certificaten betrekking hebben, uitgeeft. Certificering wordt vaak aangewend als opvolgingstechniek in familiale ondernemingen of als beschermingsconstructie tegen een vijandig overnamebod. Een dergelijke operatie lijkt ook uiterst geschikt om nieuw kapitaal aan te trekken, zonder tegelijkertijd te raken aan de zeggenschap in de vennootschap. Zeker met de gewijzigde VZW-wet – nl. de wettelijke creatie van de private stichting - lijkt het ideale kader te zijn geschapen voor certificeringsoperaties. Een belangrijk probleem bij de certificering van vennootschapseffecten naar Belgisch recht was dat de wetgever tot vóór de hier besproken wetswijziging beperkingen had gesteld op het nietconverteerbaar karakter van deze certificaten. Zo moesten bedingen betreffende de nietomwisselbaarheid in effecten steeds beperkt zijn tot een bepaalde tijd. Het spreekt voor zich dat deze begrenzing belemmerend werkte voor tal van ondernemers die zo de mogelijkheden van certificering aanzienlijk beperkt zagen. De wetgever heeft dit nadeel thans verholpen door te bepalen dat de bedingen betreffende de niet-omwisselbaarheid kunnen – en dus niet langer moeten - beperkt zijn tot een bepaalde tijd1. In voorkomend geval is de niet-omwisselbaarheid evenwel geenszins absoluut. Zo zullen de certificaathouders op ieder ogenblik de omzetting kunnen verkrijgen als het certificeringsvehikel zijn verplichtingen jegens hen niet nakomt of hun belangen op ernstige wijze worden verwaarloosd2. Bovendien worden de certificaten van rechtswege omgewisseld bij faillissement van de emittent van certificaten of in enig ander geval van samenloop. In voorkomend geval oefenen de certificaathouders gezamenlijk hun recht tot terugvordering uit op de algemeenheid van de gecertificeerde effecten (van dezelfde categorie3) uitgegeven door dezelfde vennootschap, die zich in het bezit van de betrokken emittent bevinden. Indien die algemeenheid ontoereikend is om de volledige teruggave van de aandelen te waarborgen, wordt zij onder de houders van certificaten verdeeld naar verhouding van hun rechten.4 Noten: 1.
Wet van 28 januari 2003 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de opheffing van de verplichting de niet-omwisselbaarheid van certificaten te beperken tot een bepaalde tijd, B.S. 21 februari 2003.
2.
Art. 242, § 1, laatste lid W. Venn. (BVBA); art. 503, § 1, laatste lid W. Venn. (NV).
3.
Ingeval het een naamloze vennootschap betreft.
4.
Art. 242, § 2 W. Venn. (BVBA); art. 503, § 2 W. Venn. (NV).
(501/NB I.A.B.)
© 2003 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.