Hogeschool INHOLLAND, Haarlem Opleiding: Business Engineering; hbo-bachelor Croho: 39233 Varianten: voltijd Visitatiedatum: 7 oktober 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, december 2008
2/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
3/62
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 26 31 35 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
4/62
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
41 42 47 51 52 55
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
5/62
Deel A:
6/62
Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
7/62
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Business Engineering van Hogeschool INHOLLAND heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 7 oktober 2008. Het panel bestond uit: De heer prof. dr. C.J.P.M. de Bont (voorzitter en domeindeskundige); De heer ing. H.G. van Loon (domeindeskundige); De heer drs. ing. T.A.H. Vroemen (student panellid); Mevrouw drs. M.E. Voorhuis (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding maakt onderdeel uit van de Hogeschool INH In 2007 studeren er 33.000 studenten aan de hogeschool en werken er 2.700 werknemers. Er zijn 16 Schools verspreid over de verschillende locaties van de hogeschool.
8/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
De opleiding Business Engineering (BE) bestaat sinds 2002 en is een samenvoeging van Werktuigbouwkunde en Elektrotechniek, gecombineerd met marketing elementen. Deze keuze is gebaseerd op een onderzoek, dat is uitgevoerd in het werkveld. Hier bleek behoefte aan breed opgeleide professionals met zowel kennis van de techniek als van marketing. De opleiding wordt aangeboden in Haarlem en heeft alleen een voltijdvariant. Volgend jaar (2008-2009) zal de opleiding verhuizen naar Alkmaar. De opleiding heeft in 2006-2007 121 studenten en 38 instromers. Het totaal aantal fte bedraagt 7,7. De docent student ratio is 1:18,8. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. Generieke audit In het kader van de visitatie van de te accrediteren opleidingen van de School of Technology van Hogeschool INHOLLAND heeft op 20 mei 2008 een zogenoemde generieke Schoolaudit plaats gehad. De audit richtte zich op de onderwerpen: onderwijsvisie, kaderstelling onderwijs- en examenregeling, voorzieningen en kwaliteitszorg voor zover die op Schoolniveau gestalte krijgen. De audit, die plaatsvond op de locatie Haarlem, had als uitgangspunt een Zelfevaluatierapport met bijlagen en bestond uit een materiaalbestudering en een aantal gesprekken. Gesprek met Schooldirectie: Deelnemers vanuit INHolland: De heer S. Vellenga; De heer B.J. Kollmer. Gesprek met Opleidingsmanagers en beleidsmedewerker: Deelnemers vanuit INHolland: De heer H. Nelissen, opleidingsmanager; De heer H. Pannekeet, opleidingsmanager; De heer J. Rodenburg, opleidingsmanager; Mevrouw A. Ranzijn, beleidsmedewerker. Auditoren NQA: De heer drs. J. Boerke (senior-auditor NQA) Mevr. Drs N.Göbel (senior-auditor NQA); De heer R. Koopmans (junior-auditor NQA).
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
9/62
Opleidingsvisitatie De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus en september 2008 inhoudelijk voor op het bezoek 17 september 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.
10/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk ook in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
11/62
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel Totaaloordeel opleiding
12/62
Opl. Business Engineering
Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Positief
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Doelstellingen opleiding Alle facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1 is derhalve positief. Programma De facetten 2.2, 2.4, 2.5, 2.7 en 2.8 zijn met ‘goed’ beoordeeld. De facetten 2.1 en 2.3 zijn met voldoende beoordeeld en aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel over onderwerp 2 is derhalve positief. Inzet van personeel Facetten 3.1 en 3.2 zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. Het facet 3.3 is met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 3 is derhalve positief. Voorzieningen Beide facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 4 is derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Facet 5.3 is met ‘goed ‘ beoordeeld. De facetten 5.1 en 5.2 zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5 is derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 en 6.2 zijn met ‘voldoende” beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Business Engineering positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
13/62
Deel B:
14/62
Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
15/62
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Business Engineering (BE) bestaat sinds 2002. Business Engineering komt voort uit een samenvoeging van de opleidingen Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde, met daaraan toegevoegd een aantal business en marketingelementen. • In 2003 heeft de opleiding in samenwerking met het werkveld in het clusteroverleg ETW (Elektrotechniek, Technische Natuurkunde en Werktuigbouwkunde) van de HBO-raad een set van achttien competenties geformuleerd. Eén van de achttien competenties is door het cluster ETW uitgesplitst in zes competenties, zodat het totale aantal landelijk vastgestelde competenties 24 is. • De opleidingen die behoren tot de major Technical Engineering van INHOLLAND (Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek en Scheepsbouwkunde en Luchtvaarttechnologie) hebben vervolgens in 2004 op basis van de landelijke competenties twaalf “eigen” competenties beschreven. Business Engineering heeft deze competenties overgenomen en met het oog op het businesselement een dertiende competentie toegevoegd, namelijk ‘Organiseren’ (management van resources). • In een matrix in het zelfevaluatierapport worden de 24 landelijk vastgestelde competenties, de 13 opleidingsspecifieke competenties aan elkaar gerelateerd. Tevens wordt van elke competentie een beschrijving gegeven. • In 2005 is een begin gemaakt met het beschrijven van competenties voor het hbobachelordomein Engineering, die vervolgens in 2006 zijn gepubliceerd in het Profiel van de Bachelor Engineering. De opleiding sluit zich hierbij aan en zal in het najaar van 2008 de herordening van haar competenties in het kader van het nieuwe profiel hebben afgerond. • Twee keer per jaar heeft de opleiding een overleg met de beroepenveldcommissie (BVC). Actuele ontwikkelingen in het beroep en de mogelijke consequenties hiervan voor de opleiding worden besproken. De commissie is samengesteld uit vijf functionarissen van grote, middelgrote en kleine bedrijven, zo blijkt uit het Overzicht leden BVC Business Engineering. De huidige competentieset, die door de opleiding wordt gebruikt, is door de BVC geaccordeerd. Tijdens het bezoek heeft het panel verslagen van de bijeenkomsten van de commissie gezien en vastgesteld dat de commissie regelmatig bij elkaar komt en de genoemde onderwerpen bespreekt.
16/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
De Hogeschool Utrecht heeft een soortgelijke opleiding genaamd Technische Bedrijfskunde met de Engelse naam Business Engineering. Volgens het management van INHOLLAND zijn er raakvlakken met deze opleidingen maar is de opleiding Business Engineering (van INHOLLAND) nog steeds de enige in zijn soort en meer gericht is op het product en het ontwerp. De opleiding profileert zich door een brug te slaan tussen technische vakken en verkoopvakken. Buiten Nederland, bijvoorbeeld in Duitsland en België, zijn opleidingen die elementen van Werktuigbouwkunde en Business Engineering in zich hebben, maar deze opleidingen zijn vooral geworteld in de mechatronica. Het panel is van mening dat de combinatie van technische en businesscompetenties, die respectievelijk 70% en 30% van het curriculum beslaan een duidelijke meerwaarde heeft voor het werkveld boven een puur technische opleiding. Het panel vraagt wel aandacht voor een goede balans tussen werktuigbouwkundige en elektrotechnische competenties. Het panel vindt dat de diepgang van beide technische gebieden voldoende geborgd moet zijn, bijvoorbeeld voor de competenties 5 (“het maken van een detail ontwerp) en 7 (“het optimaliseren van een product”). Daarnaast vindt het panel dat de ‘businesspoot’ verder moet worden uitgewerkt, zodat het profiel van de opleiding verder kan worden aangescherpt.
Facet 1.2
Niveau bachelor
goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals al beschreven bij facet 1.1 zijn de dertien eindkwalificaties van de opleiding afgeleid van de 24 landelijke eindkwalificaties, geformuleerd door het cluster ETW. Vanaf het najaar 2008 wordt gewerkt met competenties op basis van een in 2006 gepubliceerde beschrijving van de eindkwalificaties van het Profiel van de Bachelor Engineering. •
• •
De opleiding heeft haar competenties gedefinieerd op drie niveaus: het beginnerniveau, het juniorniveau en het bachelorniveau, dat studenten tijdens de afstudeerfase moeten bereiken. De niveaus staan beschreven in het document Opleidingsprofiel Business Engineering 2007. In dit document en ook in de blokboeken is een competentiematrix opgenomen waarin inzichtelijk wordt waar in het curriculum de competenties aan bod komen. In een matrix in het zelfevaluatierapport worden de 13 eigen competenties gerelateerd aan de Dublin Descriptoren en de generieke hbo-kwalificaties. Onder de Dublin Descriptor “Kennis en inzicht” en de hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificatie “Brede professionalisering: multidisciplinaire integratie” vallen onder andere de BE competenties “Opstellen van een technische specificatie”, “Maken van
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
17/62
een detailontwerp”, en “Beheren en onderhouden van een product”’. Onder De Dublin Descriptor “Toepassen van kennis en inzicht” en de hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificatie “Probleemgericht werken” vallen alle bij “Kennis en inzicht” genoemde BE-competenties, aangevuld met de BE-competenties “Opstellen van een projectplan” en “Management van resources”. Onder de Dublin Descriptor “Oordeelsvorming” en de hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificatie “Methodisch en reflectief denken en handelen” vallen alle bij “Kennis en inzicht” genoemde BE-competenties, aangevuld met de BE-competentie “Commercieel denken/handelen en relatiebeheer”. Onder de Dublin Descriptor “Leervaardigheden ” en de hieraan gerelateerde hbo-kwalificatie “Transfer en brede inzetbaarheid, brede professionalisering” vallen alle BE-competenties die zijn opgenomen bij “Oordeelsvorming”, aangevuld met de BE-competentie “Leidinggeven/managen”. En bij de Dublin Descriptor “Communicatie” en de hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificatie “Sociaalcommunicatieve bekwaamheid, basiskwalificering voor managementfuncties” vallen alle bij “Oordeelsvorming” genoemde BE-competenties, aangevuld met de BE-competentie “Zelfsturing”.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals beschreven bij facet 1.1 zijn de 13 eindkwalificaties van de opleiding geformuleerd in samenspraak met en gevalideerd door het werkveld. De opleiding heeft haar competenties zeer inzichtelijk afgeleid van de generieke hbo-kwalificaties en de Dublin Descriptoren (zie facet 1.2). • De opleiding wil studenten opleiden, die enerzijds technisch breed onderlegd en georiënteerd zijn en anderzijds door hun bedrijfsgerichte en commerciële kennis en competenties kunnen bijdragen aan gewenste bedrijfsdoelen. De afgestudeerde Business Engineer is op technische gebied een allrounder in tal van technische sectoren, zoals productietechniek, werktuigbouw, elektrotechniek, mechatronica, installatietechniek, energietechniek en vliegtuigbouw. Afgestudeerden komen terecht in ingenieursbureaus, aannemersbedrijven (installatiebedrijven), of in een zelfstandige onderneming. Functies die zij hierin kunnen bekleden zijn die van consultant, projectleider, ontwerper en tekenaar of constructeur. Uit de Alumni-enquête BE 2007 blijkt dat dit voor de eerste lichting afgestudeerden ook daadwerkelijk het geval is. • Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat er vanuit het werkveld daadwerkelijk behoefte is aan afgestudeerden met een BE-profiel. Naast kennis van techniek, wordt
18/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
kennis van business en marketing door het werkveld als een absolute meerwaarde beschouwd boven het alleen beschikken over technische kennis. De werkveldcommissie heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het huidige profiel, zo heeft het panel vastgesteld.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
19/62
•
Afgestudeerde BE’ers hebben de mogelijkheid om door te stromen naar een Technische Universiteit of de Nyenrode Business University. De opleiding heeft op 18 april 2008 een convenant gesloten met de TU Delft en de Vrije Universiteit om via de hogeschoolbrede bèta ateliers door te kunnen stromen. In de praktijk is van deze doorstroommogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De projectopdrachten, die direct vanaf het begin van de opleiding rechtstreeks uit de beroepspraktijk afkomstig zijn, vormen en belangrijke schakel naar de beroepspraktijk, en zijn ook voorbeelden van actuele ontwikkelingen uit de beroepspraktijk. In deze projecten verwerven studenten kennis van onderwerpen zoals wetgeving, kwaliteit en andere aan de branche gerelateerde zaken. De projectonderwerpen worden geformuleerd in samenspraak met de beroepspraktijk. Voorbeelden van projecten in de propedeuse zijn de “Energiemakelaar”, “De Bollensorteermachine”en “de Lift”. • Andere manieren waarop de opleiding de relatie met de beroepspraktijk vorm geeft, zijn door de stages en het afstuderen (Lijst stage- en afstudeerbedrijven BE 2007-2008), beroepenveldoriëntaties, excursies en praktijkopdrachten. Er zijn drie stages: in het tweede jaar de oriënterende stage (15 EC), in het derde jaar de ingenieursstage (30 EC), en in het vierde jaar de afstudeerstage (30 EC). • Op Schoolniveau wordt er een onderscheid gemaakt in drie typen samenwerking met bedrijven, namelijk op incidentele basis, op continue basis, waarbij een leerbedrijf jaarlijks leerplaatsen aanbiedt en waarbij er gezamenlijke onderwijsontwikkeling plaats vindt, en tenslotte de strategische allianties waarbij de samenwerking berust op een meerjarenplan van wederzijdse dienstverlening. Door deze samenwerking komen actuele ontwikkelingen in het onderwijs terecht. • De helft van de docenten heeft relevante werkervaring in het bedrijfsleven. Daarnaast heeft één docent een eigen adviesbureau. Iedere docent is betrokken bij de begeleiding van het buitenschoolse curriculum. Zij bezoeken bedrijven waar studenten
20/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
hun stage doen of afstudeeropdrachten uitvoeren. De opleiding zet ook gastsprekers in om de inbreng uit de praktijk in het programma te vergroten (N.B. lijst gastsprekers Business Engineering). Verder wordt de sollicitatietraining voor studenten in het derde en vierde jaar volledig door het bedrijfsleven verzorgd. Actuele vakliteratuur vormt in relatie met andere kennisbronnen de basis voor kennisoverdracht aan studenten. De opleiding hanteert bij de keuze hiervan kwaliteitscriteria conform de Memo richtlijnen gebruik vakliteratuur School of Technology 2007. De literatuurlijst bevat voornamelijk vakliteratuur op het gebied van de Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde en bevat relatief weinig businessliteratuur. De opleiding heeft het panel verteld dat de businessdocent in de lessen gebruikt maakt van recent verschenen literatuur. Een deel van de boekenlijst wordt digitaal aangeboden via Blackboard, zodat de opleiding snel kan inspelen op het inpassen van de meest actuele literatuur. De lijst wordt jaarlijks besproken in de opleidingsvergadering en onder verantwoordelijkheid van de curriculumcoördinator vastgesteld. Het panel beoordeelt de literatuurlijst op het terrein van de Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde als goed en actueel. De lijst bevat een aantal standaardwerken, ook in het Engels. Het panel heeft tijdens het bezoek van zowel de docenten als de studenten vernomen dat veel boeken als naslagwerk bij de projecten moeten worden gebruikt. Tijdens de lessen doceren docenten gedeeltes uit de boeken met behulp PowerPoint presentaties. Echter, om een project succesvol te kunnen uitvoeren, is de bestudering van de boeken onontbeerlijk, zo hebben studenten het panel tijdens het bezoek laten weten. Studenten worden tijdens de projecten aangemoedigd om de literatuur te bestuderen en te gebruiken, zo heeft het panel vastgesteld. Uit het STO 2008 blijkt dat eerstejaars tevreden zijn over de vakliteratuur en de aansluiting op de projecten. In de hogere jaren scoort dit onderdeel lager. Een verklaring hiervoor is volgens het management dat bij de tweedejaars een aantal boeken te weinig structureel door de docent wordt gebruikt en bij de derdejaars is er ten aanzien van het onderdeel managementvaardigheden geen relevante literatuur aanwezig. Het panel beoordeelt de literatuur als goed en actueel, maar is van mening dat docenten meer structureel gebruik zouden moeten maken van de voorhanden zijnde literatuur, om zo een waarborg in te bouwen dat de literatuur door alle studenten wordt bestudeerd. Daarnaast vindt het panel dat de hoeveelheid businessliteratuur niet tot verhouding staat met het aandeel technische literatuur. In het curriculum wordt aandacht besteed aan beroepsvaardigheden in de studieloopbaancoaching en in de projecten, waarin studenten beroepsgerelateerde opdrachten uitvoeren. De vaardigheden om planmatig en gestructureerd te werken krijgen veel aandacht in de projecten, de stages en het afstudeerproject. In het studieprogramma wordt ook aandacht besteed aan vaardigheden om onderzoek te kunnen doen. Het betreft vooral praktijkgericht onderzoek. In het curriculum gedefinieerd als marktonderzoek (eerste jaar) en literatuuronderzoek (tweede jaar). In het eerste jaar wordt in de projecten aandacht besteed aan het onderzoeken en analyseren van bestaande producten en markten. In de projecten in het tweede jaar
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
21/62
•
•
•
•
vindt met name praktijkgericht onderzoek plaats. In de stage of in de minor wordt ook aandacht besteed aan onderzoek, dat wordt uitgevoerd voor externe opdrachtgevers. Dit is ook het geval in het afstudeerproject in het vierde jaar. Hier spelen onderzoeksvaardigheden een belangrijke rol bij het maken van een plan van aanpak, de onderbouwing van de ondernomen activiteiten en het realiseren van het product. Sinds 2003 zijn er lectoren benoemd en kenniskringen op het niveau van de School samengesteld. Het komende studiejaar zal de opleiding investeren in samenwerking met het nieuwe lectoraat “Duurzaam inrichten van de bebouwde omgeving”. De School streeft ernaar om vanaf 2008-2009 studenten te laten participeren in onderzoeksprojecten, die vanuit de kenniskring worden uitgevoerd. Vooralsnog merken studenten hier weinig van, zo bleek uit de gesprekken met hen. In het STO 2008 geven studenten een voldoende voor de onderdelen ‘docenten zijn op de hoogte van de huidige beroepspraktijk’, ‘de opleiding is voldoende praktijkgericht’, ‘de opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk’. Matig tevreden zijn de studenten over het item: ‘ik heb door het onderwijs een duidelijker beeld gekregen van het beroep waarvoor ik word opgeleid’ (score 2.8). In de periode-evaluatie (periode 1, 2007-2008) wordt dit laatste item met 3,3 beoordeeld. Aan een verbetering hiervan is gewerkt door hier in SLB hier meer aandacht aan te besteden. In Beleid Internationalisering School of Technology 2007-2008 staat het internationale beleid voor de opleiding beschreven. De internationale oriëntatie wordt voornamelijk gerealiseerd in de differentiatieminor “World Wide Engineering”, door een cursus Engels in het tweede jaar en de facultatieve mogelijkheid om een cursus Spaans te volgen. Uit het STO 2008 blijkt dat de studenten de aandacht die wordt besteed aan internationale ontwikkelingen, mager vinden (score 2,6). Alhoewel zij wel gestimuleerd worden om ervaring op te doen in het buitenland (score 3,1). Het panel kan deze constatering onderschrijven en is van mening dat de opleiding zich aansluit op de internationale activiteiten op hogeschoolniveau, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om een stage in het buitenland te volgen in China, Suriname, Australië, India, Spanje of Duitsland. Het panel is van mening dat de internationalisering van de opleiding nog in de kinderschoenen staat en verder moet worden ontwikkeld. Het panel komt met name op basis van bovenstaand argument en vanwege de constatering dat het daadwerkelijk bestuderen van de literatuur niet voldoende wordt geborgd, en de samenwerking van het lectoraat nog van de grond moet komen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.
22/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
-
De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
23/62
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Conform het beleid van INHOLLAND (Backbone 1, 2003) zijn de competenties uit het opleidingsprofiel van de opleiding Business Engineering sturend voor de inrichting en ontwikkeling van het onderwijs. Per competentie zijn beheersingsindicatoren op drie niveaus geformuleerd op basis waarvan beoordeeld wordt in welke mate de student de competenties beheerst. In de Competentiematrix en in de Tabel Beheersingsindicatoren wordt expliciet gemaakt dat alle competenties en indicatoren in het studieprogramma zijn gedekt. e e e • Het vierjarige curriculum is ingedeeld in vier blokken per jaar. 120 EC (in het 1 , 2 en 3 jaar) vallen binnen de Major of Technical Engineering. Een aanzienlijk deel van de inhoud overlapt met die van de opleidingen Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde. In de major staan de algemene competenties, de vaardigheden en de funderende vakken een belangrijke plaats, evenals de projecten, de studieloopbaanbegeleiding, wiskunde e e e en elektrotechniek. 60 EC is gereserveerd voor specialisatieminors (in het 1 , 2 en 3 jaar). Het didactisch concept van de opleiding is gebaseerd op een vijftal leerlijnen: de integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardighedenleerlijn, de ervaringsleerlijn, de reflectieleerlijn en de studieloopbaanbegeleiding. In de minors ligt het accent op de verdieping van de kennis en vaardigheden die een Business Engineer nodig heeft. Ontwerpvaardigheden krijgen extra aandacht. De business vakken en het vak Logistiek zijn ondergebracht in de specialisatieminors. Daarnaast is er nog 60 EC gereserveerd e e e e voor de differentiatieminors in het 2 , 3 en 4 studiejaar. In het 2 jaar is dit de minor e ‘beveiliging en sturing’. In het 3 jaar de differentiatieminor ‘worldwide engineering’. En e in het 4 jaar de differentiatieminor ‘constructie en kwaliteit’. • Voor elke onderwijseenheid worden de doelstellingen beschreven in de vorm van te bereiken beheersingsindicatoren. Deze zijn opgenomen in de blokboeken. De toetsen zijn gebaseerd op het beheersen van de indicatoren. • Uit het STO 2008 blijkt ook dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van inhoud bij leerdoelen en dat het onderwijs in de periode bijdroeg aan de ontwikkeling van competenties.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma kent zowel een verticale als een horizontale samenhang. De verticale samenhang wordt gerealiseerd, doordat de competenties in het curriculum regelmatig terug komen en daarbij steeds complexer van aard worden. De horizontale samenhang wordt gerealiseerd door in een bepaalde onderwijsperiode een aantal competenties centraal te stellen, die richtinggevend zijn voor de opdrachten en de studietaken binnen
24/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
de onderscheiden leerlijnen. Het onderwijs is in elke periode gegroepeerd rond een beroepsauthentieke opdracht met een aantal ondersteunende vakken. Samenhang wordt ook gerealiseerd door de integratie van het binnenschools en buitenschools curriculum, en door vanaf het tweede jaar zoveel mogelijk te werken met authentieke beroepssituaties uit de praktijk. Ten slotte is er een samenhang tussen de theorie en de praktijk. De theorie is afwisselend voorbereidend voor andere programmaonderdelen of voor projecten of de theorie loopt naast een project. In een aantal gevallen komt de theorie terug in projecten. Uit het STO 2008 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang (scores rond de 3). Dit resultaat wordt bevestigd door de studenten met wie het panel heeft gesproken. Echter, de opleiding vindt dat met name de horizontale samenhang verder versterkt zou kunnen worden door een selectie van projectthema’s gericht op de onderliggende leerlijnen. Het panel is het met deze constatering eens en is van mening dat de samenhang meer en beter geëxpliciteerd zou moeten worden. Het panel komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.4
Studielast
goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studielast voor de hele opleiding bedraagt in totaal 1680 SBU’s. Uitgegaan wordt van een gemiddelde studielast van 40 klokuren per week. De verdeling van de uren is beschreven in de OER. • In de propedeuse is het aantal contacturen 20 uur per week, voor overige jaren betreft het minimaal aantal 12 (in het 2e jaar), 7 (in het 3e jaar) en 7 (in het 4e jaar). Daarnaast is in deze jaren een aantal uren geprogrammeerd voor de stage, de praktijkopdrachten en individuele of groepsgewijze studieopdrachten. Tijdens het bezoek vertelden de studenten aan het panel dat zij rond de 30 uur per week met de studie bezig zijn. • De studielast wordt besproken tijdens de SLB. De SLB-docent stimuleert studenten om te reflecteren op de studievoortgang door het schrijven van reflectieverslagen en eigen leerdoelen (in elke periode). Ook moeten studenten zich elke week bij hun tutor verantwoorden over het werk dat zij in die week hebben uitgevoerd. • De opleiding hanteert een BSA-procedure (bindend studie advies) in het eerste jaar met een kwantitatieve grens van minimaal 40 EC. Daarnaast dient de student ook de SLB met een voldoende te hebben afgesloten. Er worden ook eisen gesteld aan het mogen starten met de stage en het afstudeeronderzoek. Selectiecriteria en de BSA-procedure zijn beschreven in de OER.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
25/62
•
•
•
•
Voor elke periode is een blokboek beschikbaar, waarin het streefniveau wordt weergegeven. Ook wordt vermeld hoeveel studiebelasting de taken gemiddeld omvat en welke eisen er worden gesteld aan de toetsing. Om problemen met de studiebelasting in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren wordt gebruik gemaakt verschillende evaluaties, Ook wordt de studielast en studievoortgang besproken tijdens de SLB-bijeenkomsten. Wiskunde wordt met name door havisten als een struikelvak ervaren. Om studenten hierbij beter te begeleiden is het aantal contacturen voor wiskunde uitgebreid en is er voor het vak thans een ander (meer toegankelijk) boek geïntroduceerd. Ook is er een bijscholingscursus wiskunde. Uit het STO 2008 blijken dat studenten ruim tevreden zijn over de haalbaarheid van zowel propedeuse als hoofdfase. Ook zijn zij zijn tevreden over de spreiding van studielast over het jaar.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hogeschoolbreed geeft een projectgroep sturing aan de instroomactiviteiten voor alle locaties van hogeschool INHOLLAND. Belangrijke aandachtspunten voor de projectgroep zijn het leggen en onderhouden van contacten met toeleverende scholen, het inhoudelijk ondersteunen van de opleidingen bij voorlichtingsbijeenkomsten, het coördineren van vooropleidingonderzoeken en de monitoring van de studieresultaten van leerlingen/studenten, waarna teruggekoppeld wordt naar de toeleverende scholen. Elke School heeft een instroomcoördinator. • Havisten met de profielen Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek zijn zonder voorwaarden toelaatbaar tot de opleiding, evenals studenten met een mbo-diploma niveau 4 van een technische opleiding. Deze mbo-studenten krijgen een vrijstelling voor het eerste semester en de oriënterende stage, conform de landelijke afspraken over de toelaatbaarheid en de collectieve regeling voor mbo-studenten van de technische opleidingen. De examencommissie oordeelt hierover. De opleiding heeft tevens een EVC-procedure. • De tevredenheid van propedeusestudenten over de aansluiting wordt elk jaar gemeten met behulp van een vragenlijst. De resultaten ervan worden beschreven in de Rapportage Aansluitonderzoek en zijn, wanneer nodig, aanleiding om de propedeuse aan te passen. • In de propedeuse leren studenten direct in de eerste periode om te werken in voor de opleiding kenmerkende werkvormen, zoals het project. In de SLB leren studenten om
26/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
• •
•
met een portfolio te werken. Om de inhoudelijke aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen is er bijvoorbeeld een bijspijkercursus wiskunde. Ook wordt in de tutorgroepen wekelijks aandacht besteed aan de inhoudelijke aansluiting. Om als niet EU-student te worden toegelaten heeft de opleiding de hogeschool, c.q. de opleiding de Code of Conduct ondertekend. De opleiding houdt ook met het bijhouden van exitinterviews bij of de instroom verbeterd kan worden. Uit de Tussentijdse exitinterviews, november 2007 blijkt dat het zelfstandig studeren in 3,6% van de gevallen als reden voor het voortijdig beëindigen van de studie genoemd wordt. Uit het STO 2008 blijkt dat studenten de aansluiting met de vooropleiding met een 3,2 (van 5) waarderen.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding omvat 240 EC, verdeeld over vier jaren van elk 60 EC. In de studiegids van de opleiding is een overzicht opgenomen van studiepunten per studieonderdeel.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactische concept van de opleiding is beschreven in het Opleidingsprofiel Business Engineering 2007 en is gebaseerd op de sociaal-constructivistische visie, waarbij actief leren, samenwerkend leren, reflecterend leren, authentiek leren, en construerend leren centraal staan. • In elke periode worden kennis en methodische concepten aangeboden (conceptuele leerlijn), trainingen gegeven (vaardighedenlijn) en werken studenten aan integrale opdrachten waaronder projecten (integrale leerlijn). In de ervarings- en reflectieleerlijn wordt aandacht besteed aan praktijkervaringen en in de SLB aan stage- een loopbaanbegeleiding en intervisie. • In de Integrale leerlijn werkt de student aan opdrachten en projecten die zo realistisch mogelijk zijn. De hierbij behorende werkvormen zijn het projectonderwijs, de projectcoaching en ondersteunende hoorcolleges, werkcolleges, workshops en
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
27/62
•
•
trainingen. In de conceptuele leerlijn staat de theoretische kennis centraal. De werkvormen zijn hoor- en werkcolleges. In de vaardighedenleerlijn leren studenten om complexe vaardigheden te verwerven. Een onderscheid wordt gemaakt in werkmodellen en beroepsspecifieke vaardigheden. De vaardighedenlijn hangt samen met de projecten. Werkvormen zijn instructielessen en practica in het technisch centrum. In de ervarings- en reflectieleerlijn leert de student om te reflecteren op zijn praktijkervaringen met het doel om zijn functioneren in de praktijk te verbeteren. De belangrijkste werkvormen zijn de stage en de intervisiebijeenkomsten. Tot slot wordt in de SLB de student geleerd om inzicht te krijgen in zijn persoonlijke effectiviteit. Hier zijn de belangrijkste werkvormen individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten. Van al deze werkvormen is de beroepsauthentieke opdracht het sturende element in het onderwijs. Studenten voeren projectopdrachten uit, geven een presentatie over de resultaten, oplossingen en adviezen en beschrijven deze. Andere werkvormen zijn colleges, vaardigheidstrainingen en groepsbesprekingen, die voornamelijk gericht zijn op de voortgang van de projecten. Al tijdens de propedeuse moet de student opdrachten in het beroepenveld uitvoeren. Tijdens de stage wordt de student begeleid bij het verwerven en ontwikkelen van beroepsvaardigheden, persoonlijke kwaliteiten en attitude. Uit het STO 2008 blijkt dat studenten tevreden zijn over de werkvormen (score 3,3). Deze worden als voldoende afwisselend ervaren (score 3,7) Uit de evaluatie komt naar voren dat de opleiding studenten in voldoende mate stimuleert om zelfstandig te werken (score 3,3).
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid van de opleiding is beschreven in Strategisch Toetsbeleid School of Technology 2007-2008. De opleiding gebruikt zowel summatieve als formatieve toetsen. • Studenten worden in hoofdzaak getoetst op het beheersen van competenties. Per competentieniveau zijn beheersingsindicatoren opgesteld, zodat beoordeeld kan worden of een student een bepaald niveau heeft bereikt. • De gebruikte toetsvormen zijn in de integrale leerlijn: projectrapportage, de projectpresentatie en de projecttoets. In de conceptuele leerlijn zijn de belangrijkste toetsvormen tentamens, meerkeuzetoetsen en essays. In de vaardighedenleerlijn zijn dit verslagen, tekeningen, producten en meetrapporten. In de ervaringsleerlijnen worden als toetsvormen gehanteerd: reflectieverslagen, stageverslagen en bedrijfsbeoordelingen. En in de SLB moeten studenten reflectieverslagen maken.
28/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
De opleiding investeert in de borging van de toetskwaliteit door toetsmatrijzen op te stellen (Implementatieplan Toetsbeleid School of Technology 2007) en door de toetscommissie aan de hand van de toetsmatrijzen de toetsen te laten beoordelen. De toetscommissie is in het jaar 2007-2008 in werking getreden. Indien een toets nog niet door de commissie is gescreend, moet deze door minimaal twee docenten beoordeeld worden. Praktijkopdrachten worden zo veel mogelijk getoetst in samenwerking met het werkveld. De rol van de examencommissie is in facet 6.1 beschreven. • Het panel is van mening dat het toetsbeleid, zoals dat is beschreven er goed uitziet. Het wordt echter niet altijd toegepast zoals beschreven. Dit geldt bijvoorbeeld voor de beheersingsindicatoren en het toepassen van de beoordelingscriteria bij het afstuderen. Ook vindt het panel de projecttoetsen nog niet voldoende uitgewerkt. Het panel vindt het goed dat studenten in de projecten ook individueel door elkaar beoordeeld worden (‘peer cijfers’). Deze peerbeoordelingen tellen voor 5% mee bij het vaststellen van het eindcijfer. • Het panel heeft tijdens het bezoek een aantal verschillende toetsen (verslagen, kennistoetsen, portfolio’s) bestudeerd en vindt de kwaliteit ervan in orde. Met name de vraagstelling, het niveau en de balans tussen MC- en openvragen vindt het panel goed. • In de blokboeken is informatie opgenomen betreffende de competenties en de beheersingsindicatoren en zijn vanaf 2007-2008 de beoordelingscriteria omschreven, evenals de bijbehorende weging. • Blijkens het STO vinden studenten dat de toetsen aansluiten op de stof (2008: score 3.7) Ook zijn zij tevreden over de nabespreking van de toetsen (2008: score 3.2). De resultaten van de Periode-evaluaties zijn iets minder positief. Eerstejaars studenten beoordelen de aansluiting op de stof volgens deze evaluatie met een 3,5. Minder tevreden zijn de studenten over de mate waarin zij voorafgaand aan de toetsen duidelijk weten waarop zij worden beoordeeld (Eerstejaars studenten scoren in 20072008 3.0 en derdejaars studenten scoren in deze periode 2.2 (n=5). • Studenten hebben de mogelijkheid hun toetsen na te bespreken door een afspraak te maken met de betreffende docent, zo heeft het panel ook tijdens het bezoek vastgesteld.
•
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
voldoende
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
29/62
• •
•
•
•
•
•
• •
Om de INHOLLAND-doelstelling te kunnen realiseren is het strategisch beleid door de dienst HRM beschreven in het document Personeelsbeleidsplan 2007-2010. In het Jaarplan School of Technology 2007-2008 is de vertaalslag gemaakt van het Instellingsplan INHOLLAND naar schoolniveau. Het Jaarplan 2007-2008, Personeelsplan School of Technology 2007-2010 en het Scholingsplan 2006-2010 laten de integratie zien van de doelen, het personeelsbeleid en de scholing van medewerkers. Sinds het studiejaar 2005-2006 werken alle opleidingen van de School of Technology op basis van het Taaktoedelingsbeleid School of Technology 2005. Eén van de uitgangspunten is dat docenten ingezet worden in de rollen waar hun kwaliteiten liggen. De School of Technology hecht veel waarde aan de praktijkgerichtheid en het opleidingsniveau van haar docenten. Het opleidingsmanagement heeft de competenties die in het team aanwezig zijn in beeld gebracht door middel van een Kwalitatieve Schouw. Ook de benodigde competenties om het onderwijs te kunnen uitvoeren zijn in kaart gebracht. De afstand die bestaat tussen ideale en reële situatie worden zo klein mogelijk gehouden door trainingen en scholing van de huidige docenten en een gericht wervingsbeleid bij vacatures. Vanuit het Personeelsplan School of Technology 2006-2010 wordt per jaar een uitvoeringsplan gemaakt. Dit plan bevat concrete acties voor het betreffende studiejaar. Voor het studiejaar 2007-2008 zijn onder andere de volgende speerpunten geformuleerd: o Iedere docent loopt één keer in de vijf jaar een docentenstage; o Iedere opleiding verzorgt bedrijfsbezoeken voor docenten; o Iedere opleiding werft bij vacatures docenten die deels werkzaam zijn in de praktijk of recent in het bedrijfsleven hebben gewerkt. o Afstemming aanwezig personeel en vraag vanuit de opleidingen (kwalitatief en kwantitatief); o Deskundigheidsbevordering via scholing; o “van grijs naar groen”: adequate vervanging van uitstromend FPU personeel. Alle docenten van de opleiding zijn betrokken bij de begeleiding van studenten in het buitenschoolse curriculum. Zij leggen bedrijfsbezoeken af in het kader van de stages of afstudeerprojecten. Ook heeft één docent een docentstage gelopen in het werkveld. Het panel vindt dit een goed initiatief. Het merendeel van de docenten is afkomstig uit de praktijk en een enkeling is gedeeltelijk werkzaam in de praktijk. Daarnaast werken de opleidingen met gastdocenten die op basis van specifieke expertise worden ingehuurd voor het verzorgen van workshops, of voor het verzorgen van onderwijsdelen. Enkele docenten hebben naast hun functie ook een eigen bedrijf. Uit het STO blijkt dat de BE-studenten tevreden zijn over de mate waarin de docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk (2008: score 3,5). De businessvakken worden gegeven door een docent, die van een andere INHOLLAND opleiding wordt ingehuurd. Deze docent neemt deel aan de onderwijsontwikkeling en
30/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
participeert in alle relevante opleidingsorganen. De opleiding streeft er naar om in het eigen personeelsbestand een of meer docenten voor deze vakken op te nemen. Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de docenten van de opleiding voldoende praktijkervaring hebben en op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in de praktijk. Het panel vindt de docentstage een goed middel om docenten hun kennis up-to-date te laten houden. De ruimte voor docentstages is echter beperkt, zo oordeelt het panel naar aanleiding van de gesprekken met docenten, en de praktijkervaring van veel docenten vindt het panel enigszins gedateerd. Er is tot op heden één docent op stage geweest. Het panel heeft opgemerkt dat er aan verbeteringen gewerkt wordt, maar heeft het resultaat hiervan nog niet geconstateerd.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
31/62
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Hogeschool INHOLLAND hanteert voor opleidingen met een G-profiel een medewerkerstudentratio van 1:21,3 zoals beschreven in de Kaderbrief 2007-2008. Uit het gezamenlijke Taaktoedelingsbeleid School of Technology 2005 zijn de uitgangspunten voor het verdelen van de middelen benoemd: o 5% professionalisering (scholing, deskundigheidsbevordering van medewerkers); o 5% innovatie (ontwikkeling en implementatie van nieuw onderwijs); o 20% ondersteuning (management, beleidsmedewerkers en administratief); o 70% onderwijs. • Vanuit normen en kaders uit de ratio’s en het Taaktoedelingsbeleid werkt iedere opleidingsmanager toe naar een invulling van de jaartaak van individuele docenten. De opleiding drukt een evenredig werkbelasting voor docenten uit in een individueel jaartaakoverzicht, waarbij zij streeft naar een gelijke verdeling van de taken in elk van de vier perioden die een cursusjaar telt. • Ten einde voldoende flexibiliteit in de personeelsformatie te realiseren, geldt binnen de School als doelstelling binnen vijf jaar te komen tot een verhouding vast-tijdelijk personeel van 80%-20%. Flexibele formatie geeft de mogelijkheid adequaat in spelen op de schommelingen in de behoefte aan gekwalificeerd personeel. • Uit het IMO (voorheen MTO) valt af te lezen dat de werkdruk hoog gevonden wordt. Een verklaring hiervoor, volgens het Schoolmanagement, is dat door de geringe omvang van de opleidingen er sprake is van een klein aantal mensen onder wie de vele taken verdeeld moeten worden. Deze versnippering van werkzaamheden voert de werkdruk op. Daarnaast vertellen cijfers in het IMO dat docenten weinig tevreden zijn over de aandacht van persoonlijke ontwikkeling, opleidingsmogelijkheden binnen de hogeschool, het bijhouden van de ontwikkelingen op het vakgebied en de doorgroeimogelijkheden (alle onderdelen scoren tussen 2,4 – 2,9 op schaal van 5 over de jaren 2004, 2005 en 2007, waarbij de norm 3,0 is gesteld.). Uit gesprekken met het Schoolmanagement blijkt dat het management de hoge werkdruk erkent en haar best doet hier verandering in te brengen. Een van de voorbeelden is om als School meer samen te werken en van elkaars expertise gebruik te maken, zodat er minder dubbele werkzaamheden uitgevoerd worden. • Desalniettemin zijn docenten BE tevreden over hun werk, zo hebben zij het panel tijdens het bezoek laten weten (kwantitatieve evaluatieresultaten uit het Medewerkers Tevredenheids Onderzoek zijn er alleen op Schoolniveau). • De medewerker student ratio bij de opleiding BE bedraagt 1:18,5. Het aantal fte is 7,65.
32/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
•
•
•
•
Op basis van Taaktoedelingsbeleid werkt de opleidingsmanager toe naar een invulling van de jaartaak van individuele docenten. De opleiding drukt een evenredige werkbelasting voor docenten uit in een individueel jaartaakoverzicht, waarbij zij streeft naar een gelijke verdeling van de taken in elk van de vier perioden van een cursusjaar. De afdeling HRM is belast met het ziekteverzuim en de integratie bij langdurig ziekteverzuim. Het personeelssysteem en de ziekmeldingsprocedure is input voor de monitoring van het verzuim. Bij kortstondig verzuim worden onderwijstaken overgenomen door collega-docenten. Bij langdurig verzuim neemt de opleidingsmanager maatregelen voor vervanging op tijdelijke basis. Er is formatie aangewezen voor ziektevervanging. Het ziekteverzuim van de School of Technology is 5,4% (31 december 2007) het streefcijfer van het CvB is voor 2007-2008 5%. In Memo Terugdingen verzuim, maart 2007 staat beschreven hoe het verzuim wordt teruggedrongen naar 5% In het STO 2008 geven de studenten de docenten de score 3,6 voor de persoonlijke aandacht en een 3,3 voor hun bereikbaarheid. Uit de Periode-evaluatie 2007-2008 blijkt dat studenten matig tevreden zijn over de bereikbaarheid van docenten (score 2,8). De School beseft dat door de geringe omvang van de opleidingen, en dus een klein aantal mensen, de taken erg versnipperd zijn. Het MTO (2004) is aanleiding geweest om de werkdruk aan te pakken. Dit heeft goed uitgepakt in 2005, want de score is in 2007 omhoog gegaan. Er is een Commissie Werkdruk (twee MT-leden, de docentleden van SMR, een docentlid van iedere bacheloropleiding en de HRM beleidsadviseur) ingesteld. De commissie heeft onderzoek gedaan naar de werkdruk en tevens een verbetertraject opgesteld. Gezien het feit dat het verzuim boven de norm komt, de constatering dat de werkdruk bij medewerkers hoog ervaren wordt en de kritiek die door docenten gegeven wordt beoordeeld het panel dit facet met een voldoende.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Scholingsplan van de School of Technology 2006-2010 is prioriteit gegeven aan de scholing op de volgende thema’s: o Borging kwaliteit; o Wetenschappelijke oriëntatie en kennisintensivering; o Internationalisering; o De beroepskolom vmbo-mbo-hbo.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
33/62
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Het scholingsplan maakt onderscheid tussen collectieve scholing en individuele scholing. De collectieve scholing is onderverdeeld in: o Beroepsgerichte scholing gericht op de verschillende docentrollen. o Vakinhoudelijke scholing gericht op de beroeps-, en praktijkgerichtheid. o Niet-vakinhoudelijke scholing gericht op verbeteren van logistieke-, organisatorische- ambassadeurs- en ICT-vaardigheden. In het studiejaar 2007-2008 hebben de volgende collectieve scholingen plaatsgevonden: o Studieloopbaanbegeleiding o Cursus digitaal portfolio o Ontwikkelen van toetsen en functioneren in de toetscommissie o Training Veiligheids Checklist Aannemers (VCA) o Lezingen en workshops wetenschappelijke oriëntatie o Bezoeken van de INHOLLAND show and share dagen. Het auditpanel is enthousiast over het scholingsplan. Naast de CAO-scholingsuren kunnen extra uren worden toegekend wanneer daarover afspraken zijn gedaan die worden vastgelegd in het IPOP. De verantwoording vindt plaats in het functionering- en het beoordelingsgesprek. De IPOP-, functionerings- en beoordelingsgeprekken zijn deels samengevoegd en bestaan nu uit twee gesprekken per jaar. In juni vindt een beoordelingsgesprek/IPOP gesprek plaats. In het eerste kwartaal van het jaar vindt een voortgangs-/functionerings gesprek plaats. Voor elke medewerkers wordt een Competentiematrix gemaakt waarin zijn al aanwezige competenties en zijn kwaliteiten zichtbaar gemaakt worden. Alle matrices bij elkaar maken inzichtelijk welke competenties niet of onvoldoende aanwezig zijn. Op basis hiervan wordt individuele scholing ingezet. In het Overzicht recent gevolgde scholing is zichtbaar gemaakt welke collectieve en individuele scholing gevolgd is door medewerkers van de opleidingen. Het panel heeft deze documenten ingezien en is positief over deze stukken waarin helder uiteengezet is wie welke scholing wanneer heeft gevolgd. Zoals bij 3.1 reeds is genoemd ontbreken docentenstages in dit document. Ter bevordering van de deskundigheid bezoeken docenten landelijke vaksymposia en congressen. Er vindt een terugkoppeling plaats naar collega-docenten. Ook worden bedrijfsbezoeken georganiseerd om de praktijkgerichtheid te verbeteren. INHOLLAND stimuleert haar medewerkers tot deelname aan de kenniskringen van de lectoraten en stelt de medewerkers, met minimaal een masterniveau, in staat een promotietraject of promotieonderzoek te doen. In het studiejaar 2007 is het Research & Innovation Centre (RIC) Business & Technology gestart. Er zijn afspraken gemaakt met de lectoren uit dit RIC over samenwerking met de opleidingen van de School of Technology, het creëren van promotiemoglijkheden voor docenten en de deskundigheidsbevordering van docenten op het gebied van onderzoek. In 2007-2008 zijn twee docenten een promotietraject gestart en zijn zij voor 0,4 fte vrijgesteld van opleidingstaken. Er zijn gesprekken gaande
34/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
•
•
•
om meer docenten in de kenniskring te laten deelnemen. Eén docent van de opleiding is gepromoveerd. Binnen de School of Technology is er sprake van vergrijzing, en over een aantal jaar uitstroom. Om expertise binnen de School te behouden hebben ervaren docenten die binnen een jaar zullen uittreden, zitting genomen in de curriculumcommissie. Daarnaast gaat de School via het aanbieden van ontwikkelingsmogelijkheden en aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden jonge medewerkers werven. Het panel is positief over het feit dat het management rekening houdt met de problemen die zouden kunnen spelen bij de uitstroom van het vergrijzend personeel en het aantrekken van nieuwe medewerkers. Een van deze problemen is bijvoorbeeld dat technologisch geschoolde mensen elders betere arbeidsvoorwaarden kunnen krijgen (buiten het onderwijs). Deze problemen spelen vooralsnog geen rol. Alle medewerkers van de opleiding BE met een aanstelling van 0,2 fte of meer, hebben een IPOP-gesprek gehad. Vanaf 2006-2007 hebben op basis van deze IPOP’s functionering- en beoordelinggesprekken plaatsgevonden. Voor de andere docenten (met minder dan 0,2 fte) worden studentevaluaties als monitor gebruikt. Na afsluiting van een onderwijsperiode evalueren de docenten elkaar. Bij ontevredenheid wordt de hulp ingeschakeld van de onderwijsmanager inclusief formele terugkoppeling naar de betreffende docent. In Uitvoeringsplan personeelsbeleid en scholing 2007-2008 is zichtbaar gemaakt welke collectieve en individuele scholing gevolgd is door medewerkers van de opleidingen. Basis hiervoor zijn de IPOP-gesprekken. Vanuit de hogeschool en de School zijn verplichte scholingsuren ingevuld met interne studiedagen (Verslagen studiedagen 2007-2008). In 2007-2008 zijn de volgende scholingen aangeboden: studieloopbaancoaching, cursus digitaal portfolio, ontwikkelen van toetsen en functioneren in de toetscommissie, lezingen en workshops wetenschappelijke oriëntatie, bezoeken van de INHOLLAND Show & Share dagen. Uit de resultaten van het STO 2008 (n=25) blijkt dat de studenten de docenten een 3,0 geven voor de didactische kennis en een 3,2 voor de organisatie van het onderwijs. In periode-evaluaties worden de stellingen “docenten deze periode voldoende praktijkgericht” en “docenten van deze periode inhoudelijk deskundig” tussen de 3,4 en de 3,7 beoordeeld.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
35/62
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding BE is gevestigd in een nieuw gebouw in Haarlem. De locatie oogt ruim en licht en beschikt onder andere over collegezalen, projectruimtes, presentatieruimtes en een kantine. De locatie heeft een servicedesk, waar studenten terecht kunnen met vragen over het gebruik van ICT en audiovisuele middelen, lokalen en dergelijke • Alle INHOLLAND-gebouwen zijn 51 weken per jaar geopend en zijn buiten de vakantieperioden ook open in de avonduren. Daarnaast zijn de computerfaciliteiten zowel op school als vanuit het woonadres te gebruiken. Elke locatie beschikt over een facilitaire service desk waar studenten en docenten terecht kunnen voor informatie en audiovisuele middelen. Elke vestiging heeft een bibliotheek met op de opleiding toegesneden collecties van boeken, audiovisuele materialen en tijdschriften. Binnen de bibliotheek zijn studieruimtes aanwezig. Het panel heeft tijdens de rondleiding vastgesteld dat er in de bibliotheek goede literatuur voorhanden is. • De docenten met een aanstelling van 0,2 fte of minder, en studenten maken gebruik van flexwerkplekken. Docenten met een aanstelling van meer dan 0,2 fte hebben een vaste werkplek. Het panel heeft tijdens de rondleiding geconstateerd dat de kamers voor de docenten aan de krappe kant zijn. • Uit het STO 2008 valt af te lezen dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de voorzieningen. Opvallende scores zijn de ‘geschikte tentamenruimten’ (score 2,8), ‘beschikbaarheid computers” tussen 11:00 – 13:00 (score 2,2) en tussen 13:00 en 15:00 score 2,3. Uit de periode-evaluatie blijken ICT gerelateerde zaken (beschikbaarheid, gebruikte software en computerlokalen) ook onder de norm van 3,0 te scoren. Als verbeteracties heeft INHOLLAND ervoor gezorgd dat er in project- en werkruimtes met laptops gewerkt en ingelogd kan worden. Daarnaast wordt de aanschaf van laptops gesubsidieerd. Bij enkele opleidingen zijn ook de kopieerapparaten vernieuwd. De studenten waren ontevreden over de kwaliteit van de apparaten. • De opleiding BE maakt gebruik van het Technisch Centrum in Haarlem voor het aanleren van vaardigheden in de vaardighedenleerlijn (bijvoorbeeld voor het practicum materialenkennis en voor het bouwen van prototypen). Tijdens de rondleiding door het Technisch Centrum heeft het panel geconstateerd dat er geen veiligheidsschoenen werden gedragen en dat geen gehoorbescherming bij slijpwerkzaamheden werden gebruikt. Het panel komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criterium: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
36/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
• •
•
•
•
De studiebegeleiding wordt op de volgende manier aangeboden: o Studieloopbaanbegeleiding; o Begeleiding bij de beroepspraktijkvorming; o Begeleiding in de afstudeerfase; o Begeleiding bij organisatorische zaken; o Begeleiding in specifieke zaken (tweede lijn). De uitgangspunten van de SLB staan beschreven in INHOLLAND Backbone 1. De School beoogt met SLB een aantal hoofddoelen: o Begeleiden bij het ontwikkelen van (beroeps)competenties; o Begeleiden bij het leren leren/studievoortgang; o Begeleiden bij (studie)loopbaankeuzes en beroepsontwikkeling. o De opleiding heeft gekozen voor een praktische en beroepsgerichte aanpak voor de begeleiding, zodat deze goed/beter aansluit bij de technische studenten. o SLB en de stage- en afstudeerbegeleiding haken in elkaar. In grote lijnen ziet de SLB er voor de vier jaar van de opleiding zo uit: Jaar 1: oriëntatie studie en beroepenveld. Jaar 2: oriëntatie stage- en keuzemogelijkheden. Student kan interesses en mogelijkheden benoemen in relatie tot de competentieontwikkeling. Jaar 3: ontwikkeld, mede door de stage, een brede kijk op het beroepenveld en de eigen mogelijkheden. In overleg met de begeleider wordt het POP uitgevoerd, geëvalueerd en gereflecteerd. Tevens wordt het afstuderen behandeld. Jaar 4: de student kan nu zelfstandig werken aan de cirkel van persoonlijke competentieontwikkeling, over de muren van het eigen vakgebied heen kijken en zich als een startbekwame professional presenteren, inclusief het opbouwen van netwerken. De Hogeschool heeft een decanaat aan waar de studenten specifieke begeleiding kunnen krijgen. Ook is er een vertrouwenspersoon aanwezig. Naar aanleiding van het STO 2006 en 2007 is SLB een speerpunt geworden voor het jaar 2007-2008. Er is Schoolbreed een nota Studieloopbaanbegeleiding ontwikkeld en daarvan is op opleidingsniveau een handleiding ontworpen. Tevens zijn SLB-docenten getraind in hun rol, en worden ze ondersteund. Vanaf september 2007 werken de opleidingen in alle studiejaren volgens de nieuwe vorm. De nieuwe vorm van SLB kenmerkt zich in de meer beroepsgerichte insteek. De groepsactiviteiten worden direct gekoppeld aan projecten in de integrale lijn, aan opdrachten, voorbereiding op de stages en reflectie op ervaringen in de stages, aan beroepsrollen en beroepsauthentieke situaties. Het management voegt hier aan toe dat veel SLB-activiteiten onder een andere noemer uitgevoerd werden. In het nieuwe plan is dit helder uitgewerkt en de School ervaart minder negatieve feedback. Het management erkent dat er nog meer werk te doen is om SLB goed te implementeren. Er worden ook SLB-werkveldoriëntaties en -bedrijfsbezoeken georganiseerd en worden gastsprekers uit bedrijven uitgenodigd die komen vertellen wat zij verwachten van de professional. De student wordt tijdens zijn stages en praktijkleerperiodes begeleid door de stagedocent, waarbij de stagedocent de rol van SLB-docent vervult. De systematiek van
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
37/62
stagebegeleiding en de taken en verantwoordelijkheden van de diverse begeleiders zijn beschreven in de Handleiding Stage VT.
38/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
•
•
•
•
•
Tijdens de afstudeerfase worden studenten begeleid door hun afstudeerbegeleider. Informatie en verantwoordelijkheden over de begeleiding zijn opgenomen in de afstudeerhandleidingen van de opleidingen. Er zijn diverse go/no-go momenten ingebouwd om de student beter te begeleiden bij hun afstudeerstage. Het nut van SLB is bij de meeste studenten niet echt duidelijk: zij vinden SLB geen zinvol onderdeel van de studie. Een verklaring die het management hiervoor geeft, is dat de studenten de SLB niet als begeleiding ervaren. De School heeft naar aanleiding hiervan besloten om een pilot te starten in 2008, waar de coaching in de integrale lijn gekoppeld wordt aan de studieloopbaanbegeleiding. Het monitoren van studievoortgang vormt een apart onderdeel van de studiebegeleiding. Uit evaluaties valt op te maken dat SLB nieuwe stijl een grotere tevredenheid over de SLB-docent bij de studenten genereert. EDUsite is de belangrijkste informatiebron voor studenten van de School. Naast roosters en tussentijdse wijzigingen worden ook de studiegids en andere algemene informatie en procedures gepubliceerd. Via Blackboard kunnen studenten studiewijzers en aanvullende informatie over het te volgens onderwijs downloaden en via INsite kan de student zijn resultaten inzien. Ook bezit de student een e-mail adres van de hogeschool en hangen er monitoren in de gebouwen voor het informeren over lokaalwijzigingen of ziekmeldingen. Tijdens de introductie worden studenten geïnstrueerd waar ze bepaalde informatie kunnen vinden. Daarnaast ontvangen ze aan het begin van het studiejaar een studiegids in folio. Uit het STO valt af te lezen dat studenten matig tevreden zijn over de informatievoorziening. Uit gesprekken gaat het dan vooral om de invoering van de inschrijving voor differentiatieminoren en technische problemen om de studiegids digitaal te bereiken. De School heeft actie ondernomen om de ‘kleine kwaliteit’ te verbeteren. EDUsite en de ICT-ondersteuning en coördinatie zijn opnieuw ingericht, en tenslotte heeft een extern adviesbureau op aanvraag van de School een grondige analyse gemaakt van de situatie. Op basis daarvan is besloten ondersteunende processen samen te bundelen in een bedrijfsbureau. Uit het STO blijkt verder dat in 2006 en 2007 weinig studenten tevreden waren over studieloopbaanbegeleiding/begeleider. Resultaten schommelen tussen 2,1 en 2,6 op een schaal van 5. Over de didactische kwaliteiten en de tevredenheid in het algemeen scoren de docenten volgens studenten rond de 3,4. Bij de opleiding is dit gemiddeld ruim een halve punt lager (2,9 op 5). Uit de periode-evaluaties 2007-2008 zijn studenten per opleiding, per jaar iets meer tevreden over hun SLB-docent, cijfers tussen 3,0 en 4,0 op een schaal van 5. Studenten geven in dezelfde evaluatie, over de zin van SLB cijfers tussen de 1,8 en 3,9 op een schaal van vijf. Het panel vindt de scores ten aanzien van de informatievoorzieningen aan de lage kant. Ook de SLB verloopt thans nog niet naar de tevredenheid van de studenten. Het panel heeft er begrip voor dat de genomen verbeterpunten nog niet allemaal zichtbaar (kunnen) zijn, maar komt desondanks op basis van beide genoemde argumenten tot het
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
39/62
oordeel voldoende. Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
voldoende
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De School of Technology baseert haar kwaliteitszorgsysteem op de volgende kaders: het NVAO-accreditatiekader, de INHOLLAND kaders, zoals vastgelegd in de notitie Kwaliteitszorg INHOLLAND, 2004 en de kaders betreffende de differentiatieminoren zoals vastgelegd in het Reglement INVO-CVB300606. •
Het kwaliteitszorgsysteem is voorts uitgewerkt in het Kwaliteitshandboek School of Technology Alkmaar/Haarlem, 2007.
•
De instrumenten die de School of Technology hanteert zijn: o Voor medewerkers: het INHOLLAND-medewerkers onderzoek (IMO, voorheen het MTO) (tweejaarlijks) o Voor studenten: het studenttevredenheidsonderzoek (STO) (jaarlijks), de barometer (per kwartaal), de periode-evaluatie (elk blok), evaluatie stage (na iedere stage), afstuderen (jaarlijks) en vooropleiding (tweejaarlijks, in blok 1). o Voor alumni: het HBO-Monitor alumnionderzoek (tweejaarlijks). o Voor werkveld: het werkveldonderzoek (tweejaarlijks, in blok 3 of 4) o Op management niveau: accreditatiescan (tweemaal in de zes jaar), triaalrapportages (driemaal per jaar), een meta-evaluatie (jaarlijks in januari/februari), INVO scan (elke drie jaar) en de INK-positiebepaling (elke twee jaar). De School of Technology hanteert streefdoelen voor de evaluatie-instrumenten, die in het zelfevaluatierapport in een tabel zijn opgenomen. Voor de IMO en het STO geldt een streefdoel van een gemiddelde score van 3 (op een schaal van vijf) of een 6 (op een schaal van 10). In 2010 worden deze streefdoelen aangescherpt naar 3,2 respectievelijk 6,4 en zijn dan gelijk getrokken met de standaard van INHOLLAND. Het panel vindt de streefdoelen weinig ambitieus, maar wel realistisch. Voor het studiejaar 2007-2008 heeft het management van de School of Technology focuspunten geformuleerd voor de evaluatie van kwaliteitszorgactiviteiten waarop extra aandacht gevestigd wordt: het functioneren van de beroepenveldcommissies, het functioneren van examen- en toetscommissies, de afname periode-evaluaties met behulp van Evasys en het uitvoeren van meta-evaluatie kwaliteit. De opleiding stelt jaarlijks een opleidingsspecifieke kwaliteitskalender op, die is afgeleid van de kalender van de School. Hierop staan de te evalueren kwaliteitsaspecten.
•
•
•
40/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
•
•
•
De afgelopen jaren is in het onderwijs geëvalueerd met verschillende instrumenten, zoals de HBO-spiegel en de periode-evaluaties. In studiejaar 2007-2008 is gewerkt met een hogeschoolbreed instrument van periode-evaluaties voor de opleiding, namelijk Evasys. Voor de Barometer (kleine kwaliteit) geldt dat binnen 15 dagen de tentamen resultaten bekend moeten zijn, collegeroosters moeten 14 dagen vooraf bekend zijn, maximaal 5% van colleges mag uitvallen en klachten worden binnen zes weken afgehandeld. Het panel heeft geconstateerd dat de kwaliteitszorg er op papier goed uitziet. Over de uitvoering ervan is het panel minder tevreden. Echter, het panel heeft vastgesteld dat er binnen de opleiding het bewustzijn is, dat de kwaliteitszorg beter moet worden uitgevoerd. Om hier een betere controle op te kunnen uitvoeren is onlangs op Schoolniveau besloten om de kwaliteitszorg onder te brengen bij de centrale afdeling kwaliteitszorg in plaats van bij de opleidingen. Het panel komt op basis van de constatering over de huidige uitvoering van de kwaliteitszorg tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
voldoende
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen de planning- en controlecyclus voert de Schooldirecteur ieder triaal een evaluatiegesprek met het College van Bestuur over de vorderingen rondom de managementkalender en vindt er na afloop van het studiejaar een eindevaluatie plaats. De verantwoording van behaalde resultaten wordt vastgelegd in jaarverslagen, triaalrapportages en evaluatie- en beoordelingsgesprekken, welke het auditpanel heeft gezien. • In de kwaliteitskalender is aangegeven wie verantwoordelijk zijn om evaluatiegegevens te analyseren, te bespreken en voorstellen ter verbetering te doen. • Om de uitkomsten van de diverse evaluaties met elkaar in relatie te brengen en gezamenlijk te analyseren, wordt een keer per jaar een meta-evaluatie uitgevoerd. In deze meta-evaluatie zijn alle (afzonderlijke) kwaliteitsmetingen uit een jaar opgenomen en wordt beschreven in hoeverre de kwaliteitsdoelstellingen zijn behaald. Op basis van de meta-evaluatie worden verbeterpunten in een verbetermatrix opgenomen. De verbeterpunten worden uitgewerkt in de managementkalender waardoor de PDCAcyclus op Schoolniveau wordt rondgemaakt. • De resultaten die de instrumenten opleveren, worden geanalyseerd en het verslag wordt besproken binnen de managementteamvergaderingen, de teambijeenkomsten en de opleidingscommissie.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
41/62
•
•
•
•
•
•
• •
De afzonderlijke kwaliteitsmetingen zijn besproken met de afzonderlijke doelgroepen van kwaliteitszorg. Dit betekent dat de medewerkers dit onderwerp bespraken binnen het teamoverleg, studenten binnen de opleidingscommissie, werkveld en alumni binnen de beroepenveldcommissie en de alumni bijeenkomsten. De opleiding geeft een aantal voorbeelden van verbeteringen aan voor studenten in het zelfevaluatierapport, te weten de ‘kleine kwaliteit’, het systeem van studiebegeleiding, het inroosteren van lokalen om de drukte bij de computers tussen 11:00 en 15:00 het hoofd te bieden en het aanpassen van het lesonderdeel Elektrotechniek en het vergroten van het aantal wiskundelessen in het eerste studiejaar. Op basis van evaluatieresultaten zijn de volgende acties ingezet voor docenten: o Gericht scholingsbeleid ingezet; o Interne communicatie verbeterd (personeel betrekken bij beleidsvoorbereiding); o Personele nieuwsbrief geïntroduceerd; o Met docenten met 0,2 fte of meer zijn IPOP-, functionerings- en beoordelingsgesprekken ingevoerd. Voor docenten met minder dan 0,2 fte is het management aangewezen op de evaluatie resultaten van enquêtes. Tijdens het gesprek met de opleidingsmanagers wordt wel duidelijk dat het aantal medewerkers met een kleine aanstelling laag is en veelal wel in aanmerking komt voor een dergelijk gesprek (op informele basis). De resultaten van de kwaliteitsonderzoeken worden besproken met de afzonderlijke doelgroepen. Ook worden de gegevens verzameld bij de afdeling kwaliteitszorg. Hier worden verbeterpunten benoemd tenzij de kritiekpunten aanleiding geven tot snel ingrijpen (‘quick wins’). De resultaten van evaluatie vormen voor de opleidingsmanager het uitgangspunt voor bij functionerings- en beoordelingsgesprekken. In de Kwaliteitskalender (ontwikkeld in 2007-2008 en opgenomen in het Kwaliteitshandboek) staat wanneer welke evaluaties worden besproken en wie er verantwoordelijk is voor de analyse en wie voor het voorstellen van verbeterpunten. De opleiding hanteert een Werkdocument Kwaliteitszorg als checklist bij de kwaliteitskalender. Het beschrijft welke overlegorganen binnen de opleiding zijn betrokken bij kwaliteitszorg en de speerpunten op basis waarvan de opleiding haar eigen kwaliteitskalender opstelt. Tenslotte worden alle verbeterpunten en -activiteiten teruggekoppeld aan de medewerker kwaliteitszorg. Op schoolniveau worden deze in MT vergaderingen besproken. Eenmaal per jaar wordt er op Schoolniveau een meta-evaluatie uitgevoerd. Hiermee wordt de PDCA-cyclus op papier gesloten. Het panel heeft echter geconstateerd dat verbeteracties nog teveel ad-hoc worden ingezet. Het panel mist een structurele uitvoering van beleid in deze. De opleiding wordt voor de eerste maal gevisiteerd, zodat zij nog geen verbeteracties naar aanleiding van een vorige visitatie heeft kunnen nemen. Het panel komt op basis van de constatering dat verbetermaatregelen nog te veel adhoc worden genomen tot het oordeel voldoende op dit facet.
42/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij facet 5.1 zijn bij de instrumenten de te raadplegen doelgroepen al vermeld, de volgende argumenten zijn een aanvulling hierop. • Studenten worden betrokken bij kwaliteitszorg door hen de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan de School medezeggenschapsraad, de hogeschool medezeggenschapsraad, de opleidingscommissie, het studententevredenheidsonderzoek (STO) en de periodeevaluaties. De gegevens uit de periode-evaluaties en de barometer worden onder alle medewerkers en studenten verspreid door publicatie op de INsite. In de opleidingscommissie worden de evaluatie-uitslagen van een onderwijsperiode en het STO besproken. De curriculumcommissie doet voorstellen ter verbetering welke worden voorgelegd aan de opleidingscommissie. Ook vindt er terugkoppeling van genomen verbeteracties naar de opleidingscommissie en docenten plaats. • Medewerkers zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan het locatiebrede teamoverleg, de hogeschool Medezeggenschapsraad, de School Medezeggenschapsraad, de opleidingscommissie, de examencommissie, de toetscommissie en het INHOLLAND Medewerkers Onderzoek (IMO, voorheen MTO). • Het werkveld wordt betrokken bij kwaliteitszorg door het organiseren van onder andere bijeenkomsten van de beroepenveldcommissie, het werkveldonderzoek en de evaluatie van het leerbedrijf. • Alumni zijn betrokken door deelname aan het alumnionderzoek. In de beroepenveldcommissie worden de resultaten uit het alumnionderzoek, afstudeer- en stageonderzoek en uit de HBO-Monitor besproken. • Het panel heeft tijdens de bezoekdag geconstateerd dat de studenten, docenten en de vertegenwoordigers uit het werkveld en de alumni een grote mate van betrokkenheid bij de opleiding toonden. De wijze waarop dit wordt gerealiseerd gebeurt niet alleen via enquêtes, maar ook door informele contacten binnen de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
43/62
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De examencommissie bewaakt de kwaliteit van het eindniveau van de studenten. In de Onderwijs- en Examenregeling is een aantal kwantitatieve en kwalitatieve eisen voor de toelaatbaarheid tot de afstudeerfase vastgelegd. Kwantitatief geldt de eis van 210 EC en kwalitatief de eis om alle voorgaande onderdelen te hebben afgerond. • De examencommissie is tevens verantwoordelijk voor de coördinatie en de monitoring van het afstudeertraject • In het Afstudeerbeleid SoT 2007-2008 zijn de eisen geformuleerd die de School stelt aan de inhoud, de vormgeving en het niveau van het afstudeerproject. Criteria zijn: o De externe begeleiders worden bij de beoordeling betrokken; o Er een externe deskundige bij de examens betrokken; o Er zijn altijd twee beoordelaars; o De beoordelingscriteria zijn gebaseerd zijn op de generieke hbo-kenmerken en de Dublin descriptoren; o Achteraf wordt met behulp van vragenlijsten in het werkveld getoetst of de afgestudeerde studenten de eindkwalificaties hebben behaald. • De procedures en beoordelingscriteria voor de BE-studenten zijn beschreven in de Afstudeerhandleiding BE. Starteisen zijn dat een aantal ontwerpeisen aan het project worden verbonden en het werkveld moet op adviesbasis betrokken zijn bij de beoordeling van het product en het functioneren van de student. Het panel is echter van mening dat er bij de acceptatie van afstudeerwerken nog het een en ander kan worden verbeterd om afstudeerders er voor te behoeden om te grote opdrachten aan te nemen. • De opleiding verzamelt informatie over de gerealiseerde kwalificaties van afgestudeerden door bijeenkomsten van de beroepenveldcommissie, alumnionderzoeken en de HBO-Monitor, via gesprekken van afstudeerbegeleiders met het werkveld, tijdens gesprekken van de afstudeerbegeleiders met de opdrachtgevers waar vierdejaarsstudenten bezig zijn met hun afstudeerproject. Na afloop van de examens nemen de begeleiders uit de opleiding en enkele externe deskundigen deel aan een gesprek over het gerealiseerde niveau en kwalificaties van de student. • Uit het Alumni-onderzoek 2007 blijkt tevredenheid over de mate waarin de opleiding heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een aantal competenties. Alle scores liggen tussen de 3 en 4. De hoogste score betreft het opstellen van een projectplan (4,0). • Het panel heeft voor het bezoek tien afstudeerproducten bestudeerd en vindt dat de kwaliteit wisselt. De probleemstelling en de vraagstellingen zijn in de meeste producten relevant voor het werkveld. In enkele producten neemt de student teveel hooi op zijn vork en blijkt de combinatie van de vakken elektrotechniek, werktuigbouwkunde en business wat lastig te combineren. Het generalistische karakter van de opleiding komt in de producten (nog) niet goed uit de verf. Ook vindt het panel de literatuurverwijzingen in enkele producten mager. De opleiding is zich hier van bewust en zal verbeteringen doorvoeren. Het panel kan hier nu nog geen conclusies aan verbinden. De door de opleiding toegekende cijfers komen in grote lijnen overeen met de cijfers die het panel aan de producten geeft.
44/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
•
• •
De vertegenwoordigers uit het werkveld en de alumni met wie het panel heeft gesproken zijn tevreden over het gerealiseerde niveau. De werkveldvertegenwoordigers toonden zich ingenomen met de combinatie van techniek en business. Zij zijn van oordeel dat de afgestudeerden door de combinatie van kennis van techniek en marketing een meerwaarde hebben boven afgestudeerden met alleen technische kennis. Afgestudeerden hebben volgens hen het juiste profiel om een eigen (technisch) bedrijf te starten. De werkveldvertegenwoordigers hebben het panel in het gesprek kunnen overtuigen van de meerwaarde van deze combinatie. De alumni vertelden het panel dat zij voldoende toegerust zijn afgestudeerd. Het panel heeft hen, evenals de studenten als ambitieus ervaren. Ondanks het enthousiasme van de werkveldvertegenwoordiger en de alumni over het gerealiseerde niveau, komt het panel op basis van bovenstaande opmerkingen over de afstudeerproducten tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Instroomplan Haarlem/Alkmaar 2007-2008 zijn op Schoolniveau streefcijfers voor de instroom geformuleerd. Deze zijn gebaseerd op en identiek aan de landelijk gerealiseerde cijfers. De opleiding BE hanteert deze streefcijfers. o Uitval na 1 jaar: 35%; o Uitval na 3 jaar: 45%; o Diploma behaald na 5 jaar: 50%; o Studieduur studiestakers: 1,6 jaar; o Studieduur afstudeerders: 4,25 jaar. • De opleiding had bij de start in 2003 een instroom van 82 studenten (inclusief omzwaaiers). In 2004 waren dat er 38, in 2005 36 en in 2007 38. • De uitval van de opleiding is (na 1 jaar) van cohort 2003 30,6%, van cohort 2004 36,1%, van cohort 2005 44,1% en cohort 2006 heeft een percentage van 37,8%. Uitgezonderd de uitval van cohort 2003 voldoet de opleiding niet aan de streefnorm voor uitval na 1 jaar van 35%. De uitval na 3 jaar is van cohort 2003 38,9% en voldoet aldus aan de streefnorm voor uitval na 3 jaar van 45%. • De afname van de uitval na 1 jaar in 2006 is volgens het management terug te voeren op een aantal verbeteracties: studenten worden aangespoord om zich bij ziekte af te melden, de persoonlijke begeleiding na het behalen van onvoldoendes en/of bij veel verzuim is geïntensiveerd en het aantal contacturen bij wiskunde is vergroot.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
45/62
• • •
De opleiding beschikt nog niet over (betrouwbare) cijfers over het diplomarendement en de studieduur van afgestudeerden). Het propedeuse rendement na 2 jaar is voor cohort 2003 58,8%, voor cohort 2004 62,9%, voor cohort 2005 47% en voor cohort 2006 57,6% Het panel vindt de door de School gehanteerde streefcijfers niet erg ambitieus. Daarbij voldoet de opleiding niet aan de norm van 35% voor de uitval in het eerste jaar. Het panel komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende op dit facet.
46/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Deel C:
Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
47/62
Bijlage 1:
48/62
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
49/62
50/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
51/62
52/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Panellid: De heer prof. dr. C.J.P.M. de Bont
Panellid: De heer ing. H.G. van Loon
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. M. Voorthuis
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer drs.ing. T.A.H. Vroemen
Bijlage 2:
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer prof. dr. C.J.P.M. de Bont De heer De Bont is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid in het domein bedrijfskunde en techniek. Hij heeft ervaring in het onderwijs als promevendus (4 jaar), als universitair docent (2 jaar) en als deeltijd hoogleraar (3 jaar). De heer De Bont is daarbij verantwoordelijk geweest voor het verzorgen van vakken en het begeleiden van afstudeerprojecten. Daarnaast heeft hij veelvuldig opgetreden als gastdocent op HBO’s en universiteiten. De heer De Bont is voor deze visitatie aanvullend geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1982 – 1987
Psychologie (economische psychologie) aan de universiteit van Tilburg.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
53/62
Werkervaring: 1987 – 1991 Promovendus bij afdeling Bedrijfskunde van de productontwikkeling van de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft 1992 Militaire Dienst aan KMA 1993 – 1994 Universitair Docent Economische Psychologie aan Universiteit van Tilburg 1995 – 1997 Manager Human Behaviour Research Centre van Philips Design 1997 – 2005 Hoofd Marktonderzoek en Strategie van Philips Domestic Appliances 2002 – 2005 Hoogleraar Marketing VU 2005 – heden Decaan faculteit Industrieel Ontwerpen TU Delft
De heer ing. H.G. van Loon De heer Van Loon heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek en heeft cursussen gevolgd bij Lloyds. Hij heeft ervaring als NQA-auditor. De heer Van Loon heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis binnen de sector techniek. Voor deze visitatie is de heer Van Loon aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1981 – 1985 1985 – 1989 1989 – 1990
MTS Werktuigbouwkunde, MBO College Gouda HTS Operationele Techniek, Hogeschool Utrecht Commerciële opleiding, Mount Everest Rotterdam
Cursussen: Sept.1991 april 1992 mei 1992
Eéndagsopleiding Lekzoektechniek Leybold, Woerden Marketing 2 Open Universiteit, Amsterdam Communicatietrainingen op basis van NLP JAB Rotterdam
Werkervaring: De heer Van Loon is zelfstandig ondernemer. Hij is eigenaar van Uptime!, een landelijk operend adviesbureau gespecialiseerd in het leveren van expertise en services voor trouble shooting en condition monitoring van productiemachines. De heer Van Loon heeft ervaring in techniek en onderhoud van (productie-)machines. Hij heeft onder andere gewerkt bij Carl Schenk BV te Rotterdam en bij Data Analysis Product te Leuven (België), waarna hij in 1996 zijn eigen onderneming Uptime! is gestart.
Panellid student de heer drs. ing. T.A.H. Vroemen De heer Vroemen is ingezet als student panellid. Hij is in 2006 afgestudeerd aan de opleiding werktuigbouwkunde aan de Hogeschool Zuyd en in 2008 aan de opleiding International Business aan de Universiteit Maastricht. Gedurende zijn studieperiode was hij voorzitter van de OC (Opleidingscommissie), de SOC (een hogeschoolbreed overlegorgaan) en oprichter van de Limburgse Studenten Unie en een tweetal studentenpartijen. Daarnaast was hij lid van de Klankbordgroep Grensverleggend Onderwijs. De heer Vroemen heeft deelgenomen aan de NQA auditortraining hoger onderwijs en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1997 – 2002 2002 – 2006
54/62
HAVO: Graaf Huyn College te Geleen Werktuigbouwkunde, Hogeschool Zuyd te Heerlen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
2006 – 2008 International Business, Universiteit Maastricht Werkervaring: 2008 – heden Koninklijke Bataafsche Aanneming Maatschappij (BAM) Groep N.V. (holding), Management Trainee 2008 – heden BAM Infraconsult B.V., Projectleider Infra (Business Development) Overig: 2002 – heden Opleidingscommissie Werktuigbouwkunde 2002 – 2006 Opleidingscommissie werktuigbouwkunde (OC/W), Voorzitter 2003 – heden CWO gecertificeerd Trainer voor watersportinstructeurs 2004 – 2006 Samenwerkingsverband opleidingscommissies van de Hogeschool Zuyd (SOC), Voorzitter dagelijks bestuur 2005 – 2006 Limburgse Studenten Unie (LSU): Voorzitter oprichtingsbestuur 2005 – 2007 LSVb (Landelijke Studenten Vakbond), Trainer 2005 – 2007 Klankbordgroep grensverleggend onderwijs Hogeschool Zuyd, Ingezetene 2005 – heden Netherlands Quality Agency: Visiterende en Beoordelende Instantie, Panellid 2006 – heden LHUMP (landelijk hogeschool en universitair milieuplatform), voorzitter raad van advies 2006 – 2007 Eerste Limburgse Studenten Unie (eLSU): Voorzitter 1e bestuur 2006 Zuyd Eenheid Studenten (ZES): studentenpartij aan de Centrale Medezeggenschapsraad van de hogeschool Zuyd, Oprichter 2006 – 2007 Nieuwe Studenten Eenheid Maastricht (NSEM), Voorzitter 2006 – 2008 “HO!” Blad voor studenten in het hoger onderwijs, columnist 2006 SOM (Studenten Overleg Medezeggenschap), Interim bestuurslid 2008 – heden Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Lid stuurgroep bouw van het innovatieberaad mobiliteit en water. (Club van Maarssen) (Op voordracht van “de Nieuwbouw”.) 2008 – heden De Nieuwbouw: Netwerkorganisatie voor vernieuwing in de bouw, Projectleider
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 Diploma Pedagogische Academie 1985 Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde 1989 Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum 1992 Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ 1995 Training Krauthammer International 2000 Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
55/62
56/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Werkervaring: 1973 – 1977 1985 – 2002 2002 – 2004 2004 – heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
57/62
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
visitatie Business Engineering op 7 oktober 2008 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/stagebegeleiding), varianten etc.
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.45 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
58/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
1. Beleidsdocumenten - Beleidsdocument School of Technology - Zelfevaluatierapport 2. Blokboeken Blokboeken 2007-2008: - Blokboek 11, Blokboek 12, Blokboek 13, Blokboek 14 - Blokboek 21, Blokboek 23, Blokboek 24 - Blokboek 33 en 34 - Blokboek 41, Blokboek 42 Blokboeken 2008-2009: - Blokboek 11, Blokboek 21, Blokboek 41 - Stage handleiding (blokboek 22, 31 en 32) zie 9 - Afstudeerhandleiding (blokboek 4.3 en 4.4) zie 6 3. Prototypen Zie onder andere de tentoongestelde prototype de APN bus Werkzaamheden in het Technisch Centrum 1e jaar studenten bouwen aan de lier voor het project 1.1 4. Studiemateriaal (ook op Blackboard) - "Constructie en Energie 1" - "Alternatieve Energie - behorend bij Constructie en Energie 1" - "Constructie en Energie 2" - "Koel- en Installatietechniek - onderdeel Koeltechniek" - "Koel- en Installatietechniek - onderdeel Installatietechniek" - "Luchtbehandeling en Warmteterugwinning" - "Leidingsystemen" - "Meet en regeltechniek" - "Instructie schetsen" - "Laboratorium industriële automatisering" - "Brugschakeling 1 gelijkspanning" - "Brugschakeling 2 wisselspanning" - "Elektrotechniek 4" 5. Studieboeken - Boekenlijst 2008-2009 - Zie ook tentoongestelde studieboeken
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
59/62
6. Afstudeerverslagen + Afstudeerhandleiding + Lijst Afstudeer/stagebedrijven - Lijst Afstudeerbedrijven - Afstudeerhandleiding - Afstudeerverslagen plus beoordelingen - Verbetertraject afstudeerhandleiding 7. Laptop (2x) met toegang tot Blackboard/Digoport - Laptop voor inzage Blackboard (Hugo Bol) - Laptop voor inzage Digoport (Floor Bijlard) 8. SLB Portfolio's - SLB Portfolio's eerstejaars 2007-2008 - SLB Portfolio's tweedejaars 2007-2008 9. Stage -
Stagehandleiding 2008-2009 2e jaar blokboek 22 Stagehandleiding 2008-2009 3e jaar blokboek 31 en 32 Verslagen tweedejaarsstage studenten met beoordeling Verslagen derdejaarsstage studenten met beoordeling Lijst stagebedrijven zie 6
10. Stagecontracten - Stagecontracten, waarbij enkele buitenlandse stagecontracten. 11. Tentamens + opdrachten - Beoordeelde tentamens - Beoordeelde opdrachten zie rode ordner 1x, groene ordner 2x 12. Vakliteratuur - Enkele tijdschriften - Op afdeling J2 is voor studenten een literatuurkast met tijdschriften. 13. Brochures/voorlichtingsmateriaal
14. Diversen - Het Zelfevaluatierapport - Notulen van teamoverlegvergaderingen. - Het Opleidingsprofiel - Internationalisering - Agenda's en Notulen van de Opleidingscommissie - Medewerkers Tevredenheids Onderzoek MTO - STO 2007 en STO 2008 - HBO-Monitor
60/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
15. Blauwe ordner - Alumni onderzoek - Verbeteracties STO 2008 - periode-evaluaties blok 1 - periode-evaluaties blok 2 - periode-evaluaties blok 3 - Kwalitatieve Schouw - Curriculum Vitae en Netwerkrelaties medewerkers - Sets geanonimiseerde IPOP/functionerings-/beoordelingsgesprekken - Competentiekaarten medewerkers - Personeelsbeleid/SOT/Scholingsplan 16. Studiegids - Hoofdstuk 4 Studiegids 17. Overzichtslijst + schriftelijk materiaal Excursies studenten - Overzichtslijst + schriftelijk materiaal Excursies studenten 18. Notulen Beroepenveldcommissie BVC - Notulen BVC. 19. Jaarschema 2008-2009 (Kwaliteitskalender) - Jaarschema 2008-2009 (Kwaliteitskalender). 20. Verslagen 21. Posters Afstuderen - Tentoongesteld aan de muur
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)
61/62
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
62/62
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND: hbo-bacheloropleiding Business Engeneering (vt)