FRIENDS IN SHAPE “Onderzoek
naar
de
effectieve
en
werkbare
richtlijnen
van
een
activiteitenprogramma voor het project Friends in Shape, gericht op het verbeteren van de leefstijl van kinderen tussen de zes en twaalf jaar met overgewicht en obesitas, in Amsterdam-Noord”.
N.M. Ronda Afstudeeronderzoek HBO Sport & Bewegen Hogeschool InHolland, Haarlem
Friends in shape
“Onderzoek naar de effectieve en werkbare richtlijnen van een activiteitenprogramma voor het project Friends in Shape, gericht op het verbeteren van de leefstijl van kinderen tussen de zes en twaalf jaar met overgewicht en obesitas, in Amsterdam-Noord”.
Naam N.M. Ronda Studentnummer 498685 Instelling Hogeschool Inholland, Haarlem Bijdorplaan 15 2015 CE, Haarlem Opleiding
Sport en Bewegen (Leefstijl & Gezondheid)
Opdrachtgever Stichting Only Friends Beemsterstraat 652 1027 ED, Amsterdam Afstudeerbegeleider Bedrijfsmentor SLB-er
G. Jansen K. Clerx R. van der Valk
Haarlem, 18 augustus 2014
Copyright © 2014, Hogeschool Inholland, Haarlem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Samenvatting Alleen al in Amsterdam lijden meer dan 30.000 kinderen en jongeren tussen de nul en negentien jaar aan overgewicht en/of obesitas (Gemeente Amsterdam, 2013). Stichting Only Friends speelt hier graag op in en wil tevens haar aanbod op het Ronald McDonald Centre vergroten. Het uiteindelijk doel van dit onderzoek is dan ook om met behulp van literatuur- en kwalitatief onderzoek te achterhalen welke richtlijnen effectief en werkbaar zijn binnen het activiteitenprogramma Friends in Shape. Om het doel van dit onderzoek te behalen is de volgende hoofdvraag geformuleerd: “Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor het programma Friends is Shape, gericht op het verbeteren van de leefstijl van kinderen met overgewicht en/of obesitas tussen de zes en twaalf jaar in Amsterdam, voldoen”? Om een antwoord op de hoofdvraag te kunnen formuleren is er zowel een literatuur- als een veldonderzoek gedaan. Het veldonderzoek was kwalitatief van aard en stond in het teken van halfgestructureerde interviews met ervaringsdeskundigen wat betreft overgewicht en obesitas onder kinderen. Het onderzoek is uitgevoerd in Amsterdam. Het doel van deze interviews was om te achterhalen welke componenten effectief en werkzaam zijn. Hierdoor de verkregen informatie vooral gebaseerd is op ervaringen. Het onderzoek heeft uitgewezen, dat er voor zowel kinderen met overgewicht als obesitas te weinig laagdrempelig en toegankelijk aanbod in de nulde- en eerstelijn is. Hierdoor is de terugval na een programma heel erg groot en is het risico op het ontwikkelen van (morbide) obesitas nog groter. Een combinatie van bewegen, voeding en opvoeding lijkt in veel programma’s en onderzoeken effectief, net als het gematigd betrekken van ouders/opvoeders. De ondervraagde ervaringsdeskundigen benadrukken het belang van kennisoverdag op het gebied en voeding en opvoeding. Daarnaast staat in huidige beweegprogramma’s de BOFT-boodschap centraal, wat ook door veel ervaringsdeskundigen genoemd wordt. Diëtistes, fysiotherapeuten en pedagogen lijken in veel bestaande programma’s en ziekenhuizen dan ook belangrijk te zijn. Toch streven veel ervaringsdeskundigen naar een situatie waarin semi-zorgprofessionals met kennis van beweging, voeding en opvoeding de dienst uit gaan maken. Dit is kostentechnisch een stuk aantrekkelijker, maar blijkt ook beter aan te sluiten op de belevingswereld van ouders en kinderen. In het Engelse programma MEND blijkt dit al een bewezen effectieve component te zijn. Er is minder eenduidigheid wat betreft de duur, die varieert tussen de twaalf weken en één jaar. Daarin moeten de kinderen volgens de meeste ervaringsdeskundigen twee keer in de week actief sporten en bewegen. Dit sluit aan bij de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), welke door zowel de Zorgstandaard Obesitas als Care for Obesity gestimuleerd wordt. Geconcludeerd kan worden, dat het activiteitenprogramma Friends in Shape het beste een gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) kan aanbieden. Voeding, opvoeding en bewegen moeten hier alle drie in verwerkt zitten om het grootste effect te behalen. De BOFT-elementen en plezier moeten tijdens het programma leidend zijn. Door de grote associatie tussen de gewoontes van kinderen en opvoedstijlen moeten ouders/opvoeders betrokken worden in het programma. Een laagdrempelig en toegankelijk programma in de nuldelijn heeft de voorkeur, omdat het beter aansluit op de belevingswereld en wensen van ouders en kinderen. Semi-zorgprofessionals met kennis van voeding, opvoeding en bewegen kunnen deze programma’s het beste aanbieden en begeleiden. Deze kinderen kunnen het beste twee keer in de week actief zijn voor minimaal twaalf weken en maximaal één jaar. Verder onderzoek wat betreft de financiering en implementatie van het activiteitenprogramma Friends in Shape is gewenst.
5
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Verklarende woordenlijst
Richtlijn Een richtlijn is een advies dat het ‘wat, wanneer en waarom’ beschrijft. Richtlijnen zijn geen dwingende voorschriften. Deze bevatten expliciete, zo veel mogelijk op bewijs gebaseerde aanbevelingen en inzichten, waaraan zorgverleners behoren te voldoen om kwalitatief optimale zorg te verlenen. Zorgstandaard Obesitas De Zorgstandaard Obesitas beschrijft de norm waaraan multidisciplinaire zorg voor mensen met obesitas moet voldoen. Deze beperkt zich niet tot de inhoud van de zorg (inclusief de rol van de patiënt), maar richt zich ook op de organisatiestructuur van het zorgproces (de ketenorganisatie) en de bijbehorende kwaliteitsindicatoren. Geïndiceerde preventie Deze vorm van preventie richt zich op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen. Geïndiceerde preventie heeft tot doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door een behandeling. Van geïndiceerde preventie is sprake bij een licht verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico. Zorggerelateerde preventie Deze vorm van preventie richt zich op individuen met een ziekte en heeft tot doel hen te ondersteunen bij zelfredzaamheid, de ziektelast te reduceren en ‘erger’ te voorkomen. Individuen met een matig, sterk en extreem verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico vallen binnen de zorggerelateerde preventie. Nuldelijnszorg (context care for obesity) Toegankelijke preventieve interventies voor kinderen met overgewicht en obesitas. Dit aanbod kan voorkomen, dat kinderen met overgewicht op den duur obesitas krijgen en doorstromen naar duurdere vormen van zorg. Ook moet het aanbod toegankelijk en lokaal zijn voor terugvalpreventie; indien nodig moet er langdurige begeleiding zijn, waar kinderen na het voltooien van een interventie voor overgewicht of obesitas naar terugverwezen kunnen worden. Deze zorg wordt grotendeels verzorgd door niet-medische professionals. Eerstelijnszorg Door middel van direct toegankelijke algemene zorg de klachten verhelpen. Het gaat onder meer om huisartsenzorg, eerstelijn psychologische zorg, fysiotherapie, mondzorg en verloskundige zorg. Als de zorg in de eerstelijn ontoereikend is en meer specialistische zorg noodzakelijk is, verwijzen zorgverleners door naar de tweedelijn. Zelfmanagement Zelfmanagement is het omgaan met symptomen, behandeling en lichamelijke en sociale consequenties van een chronische aandoening en de bijbehorende aanpassing in leefstijl. Zelfmanagement stelt de patiënt in staat om de gevolgen van de ziekte te beheersen, de ziekte in te passen in het leven en daarmee de ervaren kwaliteit van leven te verhogen. Zelfmanagement vraagt om een gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking van patiënt en zorgverlener. Zelfmanagement is effectief, wanneer mensen zelf hun gezondheidstoestand monitoren en de cognitieve, gedragsmatige en emotionele reacties vertonen die bijdragen aan een bevredigende kwaliteit van leven. De patiënt doet alleen dat wat hij aankan en waarbij hij zich veilig voelt. Dat betekent, dat er in de praktijk verschillende niveaus van zelfmanagement zullen zijn.
6
Gecombineerde Leefstijlinterventie De eerste keus bij de behandeling van kinderen en volwassenen met obesitas is een behandeling bestaande uit verschillende interventies. Deze ‘gecombineerde leefstijlinterventie’ bestaat uit het verminderen van de energie-inname, het verhogen van de lichamelijke activiteit en eventuele toevoeging op maat van psychologische interventies ter ondersteuning van gedragsverandering. Ketenzorg Ketenzorg is een onderling op onderdelen afgestemd geheel van processen en activiteiten, elkaar opvolgend in de tijd, met omschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden van betrokken disciplines bij een bepaalde aandoening. Doel van de ketenzorg is optimale zorg te leveren aan de patiënt. Deze vorm van zorg wordt verleend op basis van afspraken over samenwerking, afstemming en regie tussen alle zorgverleners, gedurende het hele traject van preventie, diagnose, behandeling en begeleiding. Stepped care Zorgmethode volgens het principe van getrapte zorg. Stappenplan van steeds intensievere vormen van zorg, waarbij het niet de bedoeling is om alle stappen af te lopen, maar juist om met zo weinig mogelijk stappen resultaat te boeken: het opheffen van de verschijnselen. Semi-zorgprofessionals Kennis op het gebied van voeding, opvoeding en bewegen; de semi-zorgprofessionals hebben niet per definitie een opleiding in het werkgebied genoten.
7
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Inhoudsopgave Samenvatting 5 Verklarende woordenlijst
6
1. Inleiding 1.1 Leeswijzer
9 10
2. Methode 2.1 Literatuuronderzoek 2.2 Veldonderzoek
11 11 11
3. Theoretisch kader 3.1 Richtlijnen en voorspellers van overgewicht of obesitas 3.2 Richtlijnen Zorgstandaard Obesitas en Care for Obesity 3.2.1 Ketenorganisatie 3.2.2 Geïndiceerde preventie 3.2.3 Zorggerelateerde preventie 3.3 Effectieve componenten van preventieve leefstijlinterventies 3.4 Theoretisch onderbouwde leefstijlinterventies
13 13 14 14 15 16 16 18
4. Veldonderzoek 4.1 Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas volgens ervaringsdeskundigen voldoen? 4.1.1 Zorgstandaard obesitas 4.1.2 Huidig aanbod behandelde instellingen/organisaties 4.1.3 Locatie 4.1.4 Duur en frequentie van het activiteitenprogramma Friends in Shape 4.1.5 Aanbod 4.1.6 Expertise 4.1.7 Rol van de ouders
20
5. Discussie
25
6. Conclusie
26
7. Aanbevelingen
27
Bibliografie
28
20 20 21 22 22 23 23 24
Bijlagen A. Organisaties B. Opzet half gestructureerde interview C. Codeboom interviews D. Richtlijnen Goede Voeding E. Interview Mark Vlaar F. Interview Karen den Hertog G. Interview Mieke Langkemper H. Interview Ines von Rosenstiel I. Interview Stephanie Moes J. Interview Marianne van der Velde K. Interview Marion Raymakers
33 34 35 38 40 51 69 83 100 110 126
8
1. Inleiding
Overgewicht en obesitas onder kinderen en jongeren is wereldwijd nog steeds een groot probleem, maar is in de laatste twee jaar in Nederland wel gestabiliseerd (CBS, 2012; Wilde, Verkerk, & Middelkoop, 2013). De percentages tussen 2010 en 2012 laten zien, dat in totaal vijftien procent van de jeugd (twee tot 25 jarigen) overgewicht had, waarvan 2,5 procent obesitas (CBS, 2012). In 2012 had 12,4 procent van de vier- tot zestienjarigen overgewicht, tegenover 15,4 procent van de zestien tot twintig jarigen. Boven de twintig jaar stijgt het percentage mensen met overgewicht erg snel (CBS, 2013). Alleen al in Amsterdam lijden meer dan 30.000 kinderen en jongeren tussen de nul en negentien jaar aan overgewicht en/of obesitas (Gemeente Amsterdam, 2013). Dit houdt in dat 23,1 procent van de vijf- tot negentienjarigen in Amsterdam te zwaar is, waarvan 25 procent in Amsterdam-Noord (Gemeente Amsterdam, 2013). Deze percentages liggen ver boven het landelijk gemiddelde van ongeveer vijftien procent. Het zijn vooral Turkse en Marokkaanse kinderen waarbij dit probleem het grootst is: respectievelijk 39 procent en 33 procent heeft overgewicht of obesitas. Daarnaast wonen de kinderen met overgewicht en obesitas vaak bij elkaar in de wijk en zitten op dezelfde scholen, waardoor er veel focuswijken in Amsterdam zijn die extra aandacht vragen (Gemeente Amsterdam, 2013). Overgewicht en obesitas hebben ernstige gevolgen voor de gezondheid op korte en lange termijn, zowel lichamelijk als psychosociaal (Gemeente Amsterdam, 2013). Overgewicht en obesitas op jonge leeftijd zijn namelijk grote risicofactoren voor ziekten op latere leeftijd. Diabetes mellitus type 2, harten vaatziekten, aderverkalking, astma, heupfractuur en jicht zijn de meest voorkomende ziekten, waarvan enkele uiteindelijk kunnen lijden tot de dood (Maffeis & Tatò, 2001; NSW Government, 2009; Kipping, Jago, & Lawlor, 2008). Ook blijkt het psychosociale probleem volgens Europese literatuur groot te zijn. De invloed van omgevingsfactoren blijkt voor tien tot 40 procent bij te dragen aan de ontwikkeling van BMI (Grube, et al., 2013). Veel kinderen en tieners met overgewicht of obesitas worden geconfronteerd met sociale uitsluiting, negatieve stereotypering en discriminatie. Als gevolg daarvan hebben deze kinderen een verstoord lichaamsbeeld en geen of weinig eigenwaarden (Wardle & Cooke, 2005; Kipping, Jago, & Lawlor, 2008; Wijnen, Boluijt, Hoeven-Mulder, Bemelmans, & WendelVos, 2010). Deze problemen doen zich ook voor in Amsterdam-Noord. Naar aanleiding van bovenstaande feiten en cijfers is er in de laatste jaren veel aandacht besteed aan het gezonder krijgen van de Nederlandse jeugd door middel van interventie projecten. Ook de gemeente Amsterdam gaat de strijd aan met obesitas en overgewicht, met als motto; ‘GA! Voor een gezond gewicht’ (Gemeente Amsterdam, 2013). De gemeente wil graag naar een stepped careprincipe toe. Dit is een multidisciplinair aanbod voor kinderen met alle niveaus van overgewicht en obesitas. Voor stepped care is een volledig ketenaanbod nodig, maar in Nederland ontbreken vooral laagdrempelige programma’s als eerste stap in de keten. Deze laagdrempelige programma’s voorzien ook in een vervolg op intensievere behandelingen en begeleiding op lange termijn (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013). Het ontbreken van deze nuldelijns zorg heeft tot gevolg dat kinderen met overgewicht en obesitas een groter risico hebben op het ontwikkelen van (morbide) obesitas. Hierdoor ligt het uitvalpercentage relatief hoog (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013). Veel behandelingen vinden plaats in de tweede lijn en in het geval van ernstige obesitas in de derde lijn. Zorg in ziekenhuizen is echter vrij kostbaar en vaak minder toegankelijk (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013). De gemeente heeft daarom als harde ambitie gesteld om alle Amsterdamse kinderen op gezond gewicht te hebben in 2033, waarbij men samen wil werken met andere partijen. (Gemeente Amsterdam, 2013). Door de uitgebreide faciliteiten van het Ronald McDonald Centre en de expertise van Only Friends op het gebied van sport en bewegen ziet de gemeente kans om daar een succesvol programma, in de nulde of eerste lijn, op te zetten. De stichting Only Friends gaat deze uitdaging graag aan en wilt tevens haar aanbod en inkomsten op het Ronald McDonald Centre vergroten. Daarom is het project Friends in Shape in het leven geroepen, wat vooral in het teken moet komen te staan van het verbeteren van de leefstijl.
9
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om vorm te geven aan de richtlijnen van een werkbaar en effectief activiteitenprogramma, speciaal voor kinderen met overgewicht of obesitas tussen de zes en twaalf jaar in Amsterdam-Noord. Deze richtlijnen hebben betrekking op de expertise, de rol van ouders, programmaduur, intensiteit, aanbod, fase van zorg en welke specifieke gewichtsgroep aangesproken moet worden. Om werkbaar te zijn moet het programma voldoen aan de eisen van de gemeente, vermeld in de Zorgstandaard Obesitas en het Partnerschap Overgewicht Nederland (POM). Anders komt het niet in aanmerking voor eventuele subsidie of vergoeding door de zorgverzekering. Tevens moet het programma uitvoerbaar zijn op het Ronald McDonald Centre. Naar aanleiding van het doel van dit onderzoek is de volgende hoofdvraag geformuleerd: “Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor Friends is Shape, gericht op het verbeteren van de leefstijl van kinderen met overgewicht en/of obesitas tussen de zes en twaalf jaar in Amsterdam, voldoen”? Om hier een antwoord op te kunnen geven is het rapport opgesplitst in een literatuur- en veldonderzoek. Het literatuuronderzoek bevat de volgende subvragen: - Welke risicofactoren en voorspellers van overgewicht of obesitas onder kinderen tussen de zes en twaalf jaar kunnen daadwerkelijk leiden tot overgewicht of obesitas? - Welke richtlijnen staan er benoemd in de Zorgstandaard Obesitas en Care for Obesity? - Wat zijn effectieve componenten van preventieve leefstijlinterventies op het verminderen van overgewicht en obesitas onder kinderen tussen de zes en twaalf jaar? - Welke theoretisch onderbouwde programma’s zijn er al in Nederland, en hoe zien deze eruit? Het veldonderzoek bevat de volgende subvraag: - Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas volgens ervaringsdeskundigen voldoen?
1.1 Leeswijzer
Dit onderzoeksrapport is opgedeeld in een aantal hoofdstukken. Na de inleiding volgt de methode in hoofdstuk twee. In hoofdstuk drie wordt het literatuuronderzoek weergegeven en daarop aansluitend het veldonderzoek in hoofdstuk vier. In hoofdstuk vijf wordt de discussie gevoerd, gevolgd door de conclusie in hoofdstuk zes. Het rapport wordt afgesloten met de aanbevelingen in hoofdstuk zeven.
10
2. Methode
In dit hoofdstuk wordt de methode beschreven, die gebruikt is om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. Er wordt onderscheid gemaakt in literatuur- en veldonderzoek.
2.1 Literatuuronderzoek
In de eerste fase van het onderzoek is door middel van literatuuronderzoek een beeld geschetst van de risicofactoren en de voorspellers van overgewicht en obesitas onder kinderen. Tevens zijn de componenten benoemd die ten grondslag liggen aan een werkbaar en effectieve leefstijlinterventie, waarbij theoretisch onderbouwde leefstijlinterventies aan bod komen. Deze interventies zijn gevonden met behulp van het Loket Gezond Leven (Loketgezondleven, 2014) en zijn gekozen op basis van geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Universele preventie op bijvoorbeeld scholen is uitgesloten in dit onderzoek. Er is gezocht naar relevante en betrouwbare literatuur via de wetenschappelijke zoekmachines Pupmed en Lybrin. Ook is er veelvuldig gebruik gemaakt van boeken. Het literatuuronderzoek heeft zich door verschuivingen van opvattingen en inzichten beperkt tot artikelen verschenen tussen 2009 en 2014. Zoektermen waren: childhood obesity prevention programs, lifestyle intervention programs childhood obesity, lifestyle intervention programs, determinant of obesity among children, childhood obesity prevention, training program obese children. Deze zoektermen leverden 457 hits op. Uiteindelijk zijn er 154 hits overgebleven, nadat er gefilterd was op volledige tekst online. Omdat de titels van de artikelen leidend waren, zijn nog 126 hits geschrapt. Uiteindelijk zijn van 28 artikelen de ‘abstracts’ gelezen, waarvan er uiteindelijk achttien relevant bleken. Deze zijn helemaal gelezen.
2.2 Veldonderzoek
Het veldonderzoek is kwalitatief van karakter en staat in het teken van cross-sectioneel onderzoek. Door middel van halfgestructureerde interviews met organisaties en experts, die actief en werkzaam zijn op het gebied van de behandeling van kinderen met overgewicht en obesitas, is getracht om te achterhalen welke inhoudelijke componenten van belang zijn bij de invulling van een effectief en werkbaar activiteitenprogramma. Het doel hiervan is om de leefstijl van kinderen tussen de zes en twaalf jaar met overgewicht en obesitas te verbeteren. Populatie en steekproef Op advies van afstudeerbegeleider en docent G. Jansen van de Hogeschool Inholland is vooraf besloten om ongeveer acht interviews af te nemen. Hierbij gold het principe, dat op het moment dat er geen nieuwe informatie meer werd gevonden, er voldoende interviews afgenomen waren (Boeije, 2005). De organisaties en deskundigen die in aanmerking kwamen voor het onderzoek zijn samen met de opdrachtgever gekozen, namelijk: de gemeente Amsterdam, stadsdeel Amsterdam-Noord, DMO Amsterdam, GGD Amsterdam, interventieontwikkelaars met goed onderbouwde programma’s, kenniscentra en ziekenhuizen in Amsterdam. Uiteindelijk hebben zeven deskundigen meegewerkt aan het onderzoek; de kenniscentra en interventieontwikkelaars waren niet bereid om mee te werken (Bijlage A). Er zijn gedurende het onderzoek geen interviews afgenomen bij kinderen met overgewicht of obesitas en hun ouders. Gemeenten, ziekenhuizen en andere maatschappelijke organisaties buiten Amsterdam zijn ook niet betrokken in het onderzoek. Interventieontwikkelaars die in andere gemeenten een goed beschreven programma op de markt hebben gebracht, zijn wel benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Procedure De organisaties en deskundigen die hebben meegewerkt aan het onderzoek, zijn allen telefonisch benaderd, waarin het doel van het onderzoek uitgebreid aan bod is gekomen. Hierbij is geprobeerd om zoveel mogelijke verschillende deskundigen te benaderen, die ieder op een andere manier een bijdrage leveren aan het terugdringen van het grootschalige probleem. De organisaties en deskundigen hadden zelf de keuze om wel of niet mee te werken aan het eenmalige onderzoek, waardoor uiteindelijk vier ziekenhuizen, de gemeente Amsterdam, stadsdeel Amsterdam-Noord en de GGD meegewerkt hebben.
11
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
De interviews zijn in overleg met de organisaties gepland tussen twaalf maart en twaalf mei 2014 en zijn afgenomen op de werkplek van de ondervraagde, in een rustige ruimte. Deze interviews hebben tussen de 30 en 70 minuten geduurd, waarbij alle ondervraagden toestemming hebben gegeven voor het maken van geluidsopnames en het niet anoniem verwerken van de resultaten. Om in te kunnen spelen op de specifieke eisen die gesteld worden door de gemeente vanuit het project Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht, is eerst gesproken met de gemeente Amsterdam en stadsdeel Noord. Meetinstrumenten Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van het meetinstrument halfgestructureerde interviews. Door middel van het stellen van vragen is uiteindelijk gemeten welke inhoudelijke componenten belangrijk zijn bij de behandeling van deze doelgroep; tevens is gemeten waar de invulling van een activiteitenprogramma voor de doelgroep aan moet voldoen, wil het werkbaar en effectief zijn op het Ronald McDonald Centre. De vragen die gesteld zijn tijdens de interviews, stonden van te voren niet vast; alleen het hoofonderwerp en de verschillende subonderwerpen stonden vast. Doordat er geen vragenlijsten beschikbaar zijn voor deze doelgroep en dit probleem, zijn de subonderwerpen geformuleerd aan de hand van het literatuuronderzoek en overleg met bedrijfsmentor K. Clerxs. Door deze methode te gebruiken kon de onderzoeker inspelen op de antwoorden van de ondervraagde en eventueel doorvragen als dat nodig was. Er zijn dan ook voornamelijk open vragen gesteld, zodat de geïnterviewde veel informatie kon geven. De checklist met hoofdonderwerp en subonderwerpen is te vinden in bijlage B. De bevraagde onderwerpen zijn met name gericht op de inhoudelijke componenten van een activiteitenprogramma en de manier waarop de ondervraagde deskundigen het probleem aanpakken. Onderwerpen zijn: duur, expertise, activiteiten en de rol van ouders. Voor een goede spreiding zijn de interviews gehouden met verschillende organisaties en deskundigen, verspreid over Amsterdam. Om de kwaliteit van de interviews te kunnen waarborgen zijn de interviews allemaal opgenomen, zodat het met de kleinste kans op fouten kon worden verwerkt en gecodeerd (Wouters, 2010; Boeije, 2005). Tevens is getracht om tijdens de interviews veelvuldig samen te vatten, zodat foutieve interpretaties direct omgezet konden worden in de juiste informatie. Data-analyse Voor het verwerken van de halfgestructureerde interviews, waarmee is gemeten waaraan de invulling van een activiteitenprogramma ter verbetering van de leefstijl voor kinderen met overgewicht en obesitas moet voldoen, is gebruik gemaakt van coderen. De interviews zijn door middel van een tablet met geluidsopname apparatuur opgenomen. Eerst zijn deze interviews letterlijk uitgeschreven, vermeld in bijlagen E tot en met K. Daarna zijn deze interviews in stap twee open gecodeerd, waarbij de fragmenten die belangrijk waren voor het beantwoorden van de deelvraag en hoofdvraag, zijn gemarkeerd en voorzien van een kernwoord. Deze kernwoorden hebben uiteindelijk geleid tot een codeboom, waarbij nog niet is geselecteerd op relevantie. In stap drie zijn de verschillende kernwoorden ondergebracht in bepaalde thema’s, ook wel axiaal coderen genoemd. Vervolgens zijn de belangrijkste thema’s aangegeven door middel van selectief coderen (Boeije, 2005). Alleen de gegeven antwoorden zijn gecodeerd, niet de gestelde vragen. De interviews zijn op een interpretatieve manier benaderd en geanalyseerd, waarbij de onderzoeker het onderzoeksinstrument was. Daarbij is gekeken naar de variatie tussen de verschillende geanalyseerde interviews en is er gezocht naar patronen (Boeije, 2005; Wouters, 2010). Alle resultaten zijn gelezen door een derde persoon, ook wel peer-review genoemd. Uit de member-check bleek, dat geen enkele ondervraagde informatie aan heeft hoeven passen, waardoor eigen interpretatie is geminimaliseerd en de betrouwbaarheid hoog is (Boeije, 2005).
12
3. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk staan de resultaten van het literatuuronderzoek beschreven. Er wordt antwoord gegeven op de volgende deelvragen:
1. Welke risicofactoren en voorspellers van overgewicht of obesitas onder kinderen tussen de zes en twaalf jaar kunnen daadwerkelijk leiden tot overgewicht of obesitas? 2. Welke richtlijnen staan er benoemd in de Zorgstandaard Obesitas en Care for Obesity? 3. Wat zijn effectieve componenten van preventieve leefstijlinterventies op het verminderen van overgewicht en obesitas onder kinderen tussen de zes en twaalf jaar? 4. Welke theoretisch onderbouwde programma’s zijn er al in Nederland, en wat is het effect daarvan?
3.1 Risicofactoren en voorspellers van overgewicht of obesitas onder kinderen
Cijfers wereldwijd laten zien, dat er in de ontwikkelende landen een plateau bereikt is wat betreft overgewicht en obesitas onder kinderen (Wabitsch, Moss, & Kromeyer-Hauschild, 2014). Het zijn vooral de landen in ontwikkeling die extra aandacht vragen vanwege de sterke toename in zwaarlijvigheid onder kinderen (Wabitsch, Moss, & Kromeyer-Hauschild, 2014). Maatschappelijke aanpassing is waarschijnlijk één van de grootste factoren die gezorgd heeft voor dit plateau. Door de vele gezondheidsprogramma’s die er in de afgelopen jaren ontwikkeld zijn, zijn kinderen meer gaan bewegen en gezonder gaan eten (Wabitsch, Moss, & Kromeyer-Hauschild, 2014). Toch is het probleem in Nederland, ondanks de zekere stabilisatie, nog erg groot. De prevalentiecijfers van overgewicht en obesitas onder kinderen ligt een stuk hoger dan 30 jaar geleden en het aantal gevallen met extreme obesitas blijft stijgen (Wabitsch, Moss, & Kromeyer-Hauschild, 2014). Overgewicht en obesitas worden in de eerste plaats veroorzaakt door een positieve energiebalans. Dit houdt in dat er meer energie wordt ingenomen dan verbruikt. Overtollige energie wordt opgeslagen in het lichaam, wat zorgt voor een gewichtstoename (Kipping, Jago, & Lawlor, 2008; American Institute for Cancer Research, 2007). Uit Europees onderzoek blijkt, dat de risicofactoren benoemd in tabel 1 een vermeende associatie hebben met overgewicht en obesitas onder kinderen (Kipping, Jago, & Lawlor, 2008). Risicofactoren Genetische variatie
Niveau van sedentaire activiteit
Etniciteit
Niveau van lichamelijke activiteit
Vetophoping ouders
Dieet - Consumptie van energierijke voeding
Geboortegewicht
Dieet - Beperkingen ouderlijke voeding
Rijpingsproces
Dieet - Overslaan van ontbijt
Sociaaleconomische status
Dieet - Portie grootte Tabel 1: Risicofactoren overgewicht of obesitas kinderen
Onderzoek uit Nederland laat zien, dat bepaalde groepen een verhoogd risico hebben op het krijgen van overgewicht of obesitas op jonge leeftijd (Kist-van Holthe, et al., 2012). Ouders met overgewicht of obesitas, opgroeien in een gezin met een lage sociaaleconomische status, van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn, en een laag of hoog geboortegewicht hebben zijn de voornaamste risicogroepen (Kistvan Holthe, et al., 2012). Veel Turkse (33% jongens en 32% meisjes) en Marokkaanse (25% jongens en 29% meisjes) kinderen hebben overgewicht, mede door de lagere niveaus van fysieke activiteit (Kist-van Holthe, et al., 2012). Naast bovenstaande risicofactoren zijn er meer voorspellers van overgewicht of obesitas onder kinderen. Europese studies laten zien, dat het niet veilig voelen door veel ouders en kinderen benoemd wordt als reden om niet te sporten en bewegen. In 47% van de gevallen blijkt zwaarlijvigheid op de kleuterschool
13
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
een goede voorspeller van overgewicht of obesitas als het kind in groep acht zit (NSW Government, 2009). Deze kinderen hebben tevens 25-50% kans op overgewicht of obesitas op volwassen leeftijd (NSW Government, 2009). Daarnaast is het sport- en beweeggedrag van ouders zeer bepalend voor het sport- en beweeggedrag van de kinderen. Jonge kinderen van actieve moeders hebben twee keer zoveel kans om actief te zijn dan kinderen van inactieve moeders (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008). Het verschil is nog groter bij kinderen waarvan beide ouders actief zijn, deze hebben 5,7 keer zoveel kans om actief te zijn dan kinderen waarvan beide ouders niet actief zijn (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008).
3.2
Richtlijnen Zorgstandaard Obesitas en Care for Obesity
De Zorgstandaard Obesitas en Care For Obesity zijn ontwikkeld door het Partnerschap Overgewicht Nederland (POM) en worden ondersteund door het College voor Zorgverzekeringen. Doel van de zorgstandaard is om een ketenaanpak te bewerkstelligen, waarbij preventie en zorg voor deze doelgroep op elkaar aansluiten. In de zorgstandaard staan de normen vermeld waar de multidisciplinaire zorg voor deze chronische zieken aan moet voldoen. Niet alleen de inhoud van de zorg is hierin belangrijk, ook de ketenorganisatie en de kwaliteitsindicatoren worden vermeld (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010). 3.2.1 Ketenorganisatie De gemeente Amsterdam wil graag naar een stepped care-principe toe. Dit is een multidisciplinair aanbod voor kinderen met alle niveaus van overgewicht en obesitas. De behandeling moet altijd beginnen met de minst ingrijpende- en minst kostbare vorm van zorg (gegeven de ernst van de aandoening). Als de eerste behandeling geen effect heeft, moet er gekozen worden voor een ingrijpendere of intensievere vorm (figuur 1). Het principe werkt twee kanten op, waardoor laagdrempelige programma’s ook voorzien in begeleiding op lange termijn en een vervolg op intensievere behandelingen uit de tweede of derde lijn (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013).
Huidige situatie: schakel ontbreekt en te dure zorg
Gewenste situatie: ketenzorg voor elk niveau obv stepped care mogelijk
Ernstige obesitas met comorbiditeit
3e lijnszorg
0e, 1e, 2e en 3e lijnszorg
Obesitas met comorbiditeit
2e lijnszorg
0e, 1e en 2e lijnszorg
Obesitas zonder en overgewicht met comorbiditeit
2e lijnszorg
0e, 1e en 2e lijnszorg
Overgewicht zonder comorbiditeit
?
0e en 1e lijnszorg
Geen overgewicht
JOGG
JOGG
Figuur 1: Stepped care-principe
14
Voor stepped care is dus een volledig ketenaanbod nodig. In Nederland ontbreken echter vooral laagdrempelige programma’s als eerste stap in de keten. Het ontbreken van deze nulde- en eerstelijns zorg heeft tot gevolg, dat kinderen met overgewicht en obesitas een groter risico hebben op het ontwikkelen van (morbide) obesitas. Hierdoor ligt het uitvalpercentage per interventie relatief hoog (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013). In landen als Engeland, de Verenigde Staten, Canada en Australië is de zorg voor kinderen met overgewicht en obesitas al succesvol opgezet volgens dit stepped care-principe. Een voorbeeld van zo’n laagdrempelig programma is MEND (Mind, Exercise, Nutrition…. Do it!). Dit is een leefstijlprogramma in de nulde lijn voor kinderen met overgewicht en obesitas, en hun ouders. Het programma helpt families om de eet- en beweeggewoontes te veranderen (Mind), om voldoende te bewegen (Exercise), om te leren wat gezonde voeding is (Nutrition), en om actie te ondernemen zodat een gezonde leefstijl behouden wordt (Do it!). MEND wordt twee keer in de week twee uur aangeboden door lokale partijen en semi-zorgprofessionals. Hierdoor is het programma een stuk minder kostbaar en blijkt het beter aan te sluiten op de belevingswereld en mogelijkheden van kinderen en hun ouders (Seidell, Noordam, Niemer, & Halberstadt, 2013). Een soortgelijke aanpak moet in Amsterdam ook vorm krijgen, middels de naam LEF (Figuur 2). Centrale zorgvelener binnen centrum voor jeugd en gezin LEF - nulde lijn Gecombineerde Leefstijl Interventie eerste lijn Gespecialiseerde zorg in ziekenhuis Opname
Figuur 2: Ketenaanpak overgewicht en obesitas in Amsterdam
3.2.2 Geïndiceerde preventie In de laatste jaren stonden er vijf universele gezondheidsbevorderende BOFT-elementen centraal binnen de preventie van overgewicht en obesitas onder kinderen. Deze elementen zijn vastgesteld in het overbruggingsplan (Kist-van Holthe, et al., 2012; Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010). 1. Stimuleren van Borstvoeding. 2. Stimuleren van Bewegen en Buiten spelen. 3. Stimuleren van regelmatig en goed Ontbijten 4. Verminderen van het gebruik van (gezoete) Frisdranken, Fastfood en Tussendoortjes 5. Minder Televisie kijken en computeren. Binnen de geïndiceerde preventie staan vooral individuele adviezen op het gebied van leefstijl centraal. Adviezen voor energie-inname en lichamelijke activiteit zijn gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding (bijlage D) en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. De NNGB houdt in dat kinderen minimaal één uur matig intensief moeten bewegen door te voetballen, skateboarden, dansen en hardlopen. Twee keer per week moeten de activiteiten gericht zijn op het verbeteren van de lichamelijke conditie (kracht, lenigheid, coördinatie) (Kist-van Holthe, et al., 2012; NISB, 2014). Deze adviezen stimuleren zelfmanagement en kunnen ook gebruikt worden in de zorggerelateerde preventie. Een individueel zorgplan en behandeling is noodzakelijk als de individuele adviezen geen effect hebben (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010).
15
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
3.2.3 Zorggerelateerde preventie
Volgens de Zorgstandaard Obesitas is een multidisciplinaire aanpak noodzakelijk, zowel voor kinderen met een licht verhoogd- als met een sterk verhoogd risico. Een multidisciplinaire leefstijl aanpak bestaat uit het verminderen van de energie-inname, het verhogen van de lichamelijke activiteiten en aandacht voor gedragsverandering. Deze drie componenten moeten in samenhang met elkaar worden aangeboden. Adviezen voor energie-inname en lichamelijke activiteit zijn gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding (bijlage D) en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Deze adviezen stimuleren zelfmanagement, waar de hele behandeling van obesitas op ingericht is (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010). Gezinsaanpak In het geval van kinderen met een matig verhoogd risico tot en met een sterk verhoog risico moet er een individueel behandelplan opgesteld worden, waarin de gezinsaanpak beschreven staat. De centrale zorgverlener draagt zorg voor het behandelplan. Ouders zijn medeverantwoordelijk voor de gedragsverandering en moeten actief betrokken worden in het gehele proces. Opvoedondersteuning en individuele adviezen moeten onderdeel zijn van de gezinsaanpak. Ook de zorg voor kinderen met een licht verhoogd risico moet zich voornamelijk richten op de ouders (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010). Duur en intensiteit De duur van de intensieve behandelfase voor kinderen met obesitas moet ongeveer één jaar zijn, gevolgd door een onderhoudsfase van één jaar. Deze onderhoudsfase is gericht op terugvalpreventie. Veranderingen in de gezondheidstoestand kunnen op die manier tijdig gesignaleerd worden, zodat het zorgplan eventueel aangepast kan worden. Daarna volgt begeleiding voor onbepaalde tijd. Het is vervolgens aan de zorgverleners om de juiste intensiteit van de behandeling vast te stellen. Hier zijn geen eisen voor vastgesteld. Er zijn geen specifieke richtlijnen en richtlijnen voor minder intensieve vormen van zorg in de nulde- en eerstelijn (Partnerschap Overgewicht Nederland, 2010).
3.3
Effectieve componenten van preventieve leefstijlinterventies
Om het gedrag en de leefstijl van kinderen met overgewicht of obesitas te veranderen moeten de determinanten van de veranderbare factoren beïnvloed worden. Volgens de Theory of Planned Behaviour is intentie de meest veranderbare determinant van gedrag (Aranson, Vilson, Akert, & Birnie, 2007). De intentie wordt beïnvloed door attitude, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole. Daarnaast speelt kennis en bewustwording een grote rol in het bereiken van de uiteindelijke gedragsverandering (Aranson, Vilson, Akert, & Birnie, 2007). In veel studies wordt de bruikbaarheid van dit model aangetoond om gedrag te voorspellen (Gochman, 1997). Daarnaast veronderstellen sociaal-ecologische modellen, zoals het EnRG-framework, dat gedragingen vooral beïnvloed worden door de omgeving en het individu (Kremers, et al., 2006). Aanbod Een gecombineerd leefstijlprogramma dat zich richt op gedragsverandering, gezonde voeding en meer lichamelijke beweging is in vergelijking met standaardzorg of zelfhulp het meest effectief (Oude Luttikhuis, et al., 2009). Sporten en bewegen is positief gerelateerd aan de motorische ontwikkelen van vaardigheden, terwijl een actieve levensstijl positief gerelateerd is aan een betere grof motorische ontwikkeling (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008). De voordelen van verhoogde fysieke activiteit en fitheid zijn significant in de preventie en behandeling van overgewicht en obesitas onder kinderen. Een meta-analyse van trainingsbehandelingen voor kinderen met overgewicht tussen de vier en zeventien jaar laat zien, dat de behandeling zorgde voor een daling van het percentage lichaamsvet, dat bleef dalen in de periode na de behandeling (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008). Het onderzoek van Sacher 2010 naar het effect van het leefstijlprogramma MEND laat zien, dat de taille significant afnam er dat er ook verbeteringen werden waargenomen op cardiovasculaire fitheid, fysieke activiteit en
16
eigenwaarde (Sacher, et al., 2010). Volgens het onderzoek van Hassink 2008 zijn vrije activiteiten het belangrijkst voor kinderen. Kinderen hebben een korte spanningsboog en raken snel afgeleid. Daarom moeten de activiteiten erg leuk zijn; competitie en concurrentie zijn niet belangrijk (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008). Rol van ouders Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van het kind. Gedragingen op het gebied van voeding en fysieke activiteit vinden voor een groot deel hun oorsprong bij de ouders (Davison, Jurkowski, Li, Kranz, & Lawson, 2013; Golley, Hendrie, Slater, & Corsini, 2010; Pradinuk, Chanoine, & Goldman, 2011). In een onderzoek van Endevelt 2014 ging een multidisciplinair ouder-kind programma in de eerstelijnszorg dan ook gepaard met een relatief gewichtsverlies bij kinderen (Endevelt, et al., 2014). Het lijkt volgens een onderzoek van Davison 2013 veelbelovend om ouders gelijkwaardig te betrekken in het ontwerpen en implementeren van een gezinsgerichte en preventieve aanpak (Davison, Jurkowski, Li, Kranz, & Lawson, 2013). Daarbij lijkt een gemiddelde tot hoogfrequente betrokkenheid van de ouders effectief, vooral tijdens langdurige behandelingen. Opvoedingsvaardigheden moeten te allen tijde aan bod komen in multidisciplinaire ouder-kind programma’s (Kruk, Kortekaas, Lucas, & Jager-Wittenaar, 2013; Avendonk, et al., 2010; Kist-van Holthe, et al., 2012). Het specifiek stellen van doelen, zelfcontrole en zelfspraak lijken belangrijke technieken op gedragsverandering te bewerkstelligen (Kruk, Kortekaas, Lucas, & Jager-Wittenaar, 2013). Duur en intensiteit Overgewicht en obesitas bij kinderen wordt veroorzaakt door ongezonde voeding en lagere niveaus van fysieke activiteit en fitheid (Hassink, Zapalla, Falini, & Datto, 2008). De Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB) benadrukt dan ook het belang van minimaal 60 minuten matige fysieke inspanning per dag. Minimaal twee keer per week moeten er kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen gedaan worden voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (NISB, 2014). Huisartsen in Nederland adviseren om naast het bewegen volgens de beweegnorm voor jeugdigen ook een dieet aan te houden, dat voldoet aan de adviezen van de Richtlijnen Goede Voeding, omschreven in bijlage D (Avendonk, et al., 2010). De aanbevolen duur van een gecombineerde behandeling is door de Nederlandse Huisartsen Genootschap dan ook vastgelegd op minimaal één jaar voor de begeleiding van gewichtsverlies. Daarna volgt een natraject waarbij gewichtsbehoud en gedragsbehoud van belang zijn. Dit tweede deel is minder intensief van aard, maar wel langdurig (Avendonk, et al., 2010). Een onderzoek van Sacher 2010 laat zien, dat het laagdrempelige leefstijlprogramma MEND een hoge opkomst had. MEND duurt tien weken, waarbij de gezinnen twee keer in de week twee uur actief zijn. De gezinnen konden deze intensieve maar kortdurende community-interventie waarderen (Sacher, et al., 2010). Expertise Om een leefstijlprogramma ter preventie van overgewicht of obesitas onder kinderen te laten slagen is ook de expertise belangrijk. De jeugdgezondheidszorg adviseert om naast een kinderfysiotherapeut ook gebruik te maken van de expertise van een diëtist, pedagoog en/of psycholoog (Kist-van Holthe, et al., 2012). Een onderzoek naar het effect van het leefstijlprogramma MEND laat zien, dat er geen verschil waarneembaar was tussen semi-professionals (geen ervaring met obesitas) en professionals (kinderfysiotherapeut, psycholoog en diëtist) die het programma aanbieden. De uitkomsten op fysieke activiteit, gedrag en emotioneel welbevinden waren gelijk voor beide groepen (Sacher, et al., 2010).
17
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
3.4
Theoretisch onderbouwde leefstijlinterventies
In Nederland zijn er vrijwel geen effectief bewezen interventies op het gebied van selectieve en geïndiceerde preventie voor overgewicht of obesitas onder kinderen. Het Loket Gezond Leven laat verschillende goed onderbouwde programma’s zien en vijf theoretisch onderbouwde programma’s. Deze onderbouwde interventies hebben over het algemeen één ding met elkaar gemeen: alle zijn multidisciplinair ingesteld. Dat wil zeggen, dat deze programma’s zich niet alleen richten op bewegen, maar ook voeding, de rol van ouders en gedragsverandering in de interventie verwerkt hebben. Tabel 2 laat het aanbod per interventieprogramma zien. Bij drie van de vier programma’s is een sportdocent of fysiotherapeut betrokken en alle vier de programma’s werken met een diëtist. Alle programma’s betrekken ouders gedurende de behandelperiode, maar de rol van de ouders verschilt. Zo is ‘Club Fit 4 Utrecht’ het enige programma waarbij de ouders twee keer mee sporten. De duur van deze programma’s verschilt van twaalf weken tot één jaar, waar over het algemeen de kinderen één keer in de week langs komen. Weet & beweeg
Evenwicht
Club fit 4 Utrecht
Spreekuur Familie Lekkerbek
Doelgroep
Kinderen en jongeren tussen de zes en achttien jaar met overgewicht en obesitas, en hun ouders
Kinderen tussen de negen en twaalf jaar met overgewicht en obesitas, en hun ouders
Kinderen tussen de vier en twaalf jaar met overgewicht, en hun ouders
Kinderen tussen de vier en negentien jaar met overgewicht en obesitas, en hun ouders/ verzorgers
Activiteiten
Voedingsvoorlichting Beweegprogramma Cognitieve therapie Psychosociale educatie voor ouders
Voedingsvoorlichting Voedingsvoorlichting Motiveringsgesprekken Beweegprogramma Beweegprogramma over voeding, beweging Gedragsverandering Participatieprogramma en opvoeding voor ouders (voeding en opvoeding)
Expertise
Diëtist Fysiotherapeut Psycholoog Ouder- en gezin begeleider Gedragsdeskundige
Verpleegkundige Diëtist Sportinstructeur
Sportdocent Diëtist Pedagoog
Jeugdverpleegkundige Orthopedagoog Diëtist
Duur
Eén jaar
Zeventien maanden
Twaalf weken
Maximaal negen gesprekken
Intensiteit
Eén keer in de week. Twintig keer sporten en bewegen, twintig groepsbijeenkomsten voor cognitieve therapie, vijf gezinssessies en tien ouderbijeenkomsten
Dertien bijeenkomsten van anderhalf uur. Eerste tien weken wekelijks en daarna om de zes tot acht weken.
Eén keer in de week 75 minuten. Ouders doen twee keer mee met sporten en daarnaast zijn er vier verplichte ouderbijeenkomsten
Anamnese en motiveringsgesprekken > twee of drie consulten Begeleidings- en motiveringsgesprekken > minimaal drie en maximaal zes consulten
Tabel 2 : Aanbod per interventieprogramma
Alle interventies laten een positief effect zien wat betreft BMI afname, gewichtsverlies en gedrag.
18
Weet en Beweeg De onderzoeksresultaten van een effectstudie naar Weet en Beweeg laten zien dat het een effectief behandelprogramma is voor jeugdigen met overgewicht of obesitas voor wat betreft het verminderen van het overgewicht. De gemiddelde BMI SDS (Body Mass Index Standaard Deviatie Score) nam met 0,27 af in de interventiegroep, terwijl deze gelijk bleef in de controlegroep. Er bleek geen significant verschil tussen kinderen uit verschillende BMI-klassen. Daarnaast heeft het programma geleid tot een significante afname in eten door externe prikkels, een toename in het beweeggedrag, minder tijd voor en achter een beeldscherm en een positiever zelfbeeld in vergelijking met de controlegroep. Er zijn geen effecten gevonden op ontbijtgedrag, de groente- en fruitconsumptie, consumptie van suikerhoudende drank- en light frisdrank, consumptie van tussendoortjes of op de fasen van gedragsverandering van de ouders ten aanzien van de snoep- en frisdrankconsumptie van hun kinderen (Vries, Schokker, Galindo Garre, Crone, & Kamp, 2010). Evenwicht Zeven maanden na aanvang van de cursus was het BMI bij 83% van de kinderen positief veranderd. 22% was gestabiliseerd en 61% liet een afname in BMI zien. Ditzelfde positieve effect was twee jaar na aanvang van de cursus zichtbaar: 13% van de kinderen was gestabiliseerd en 71% liet een afname in BMI zien. Effecten op kennis, houding, vaardigheden en gedrag met betrekking tot voeding en beweging zijn niet aangetoond (Nederlands Jeugd Instituut, 2011). Club fit 4 Utrecht De nameting laat ziet, dat de kinderen die hebben deelgenomen aan de cursus, significant meer water en minder suikerhoudende dranken per week drinken ten opzichte van de voormeting. Ook worden er minder snacks genuttigd. Het programma blijkt van voldoende lengte te zijn. Op beweeggedrag zijn geen significante resultaten gevonden, maar is wel een grote stijgende lijn zichtbaar (Nederlands Jeugd Instituut, 2013). Spreekuur Familie Lekkerbek Er is veel animo om het spreekuur Familie Lekkerbek te bezoeken. Vooral kinderen van allochtone afkomst melden zich aan. In 2,5 jaar zijn in totaal 195 kinderen aangemeld, waarvan 22 kinderen niet gestart zijn door een gebrek aan motivatie. Hiervan was 55% van allochtone afkomst. De adviezen die gegeven worden op het gebied van leefstijl, blijken over het algemeen goed opgevolgd te worden. Bij 30% van de kinderen is het BMI verbeterd en is een minder zware categorie van overgewicht bereikt (Nederland Jeugd Instituut, 2011).
19
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
4. Veldonderzoek
In dit hoofdstuk staan de resultaten van het kwalitatieve onderzoek met ervaringsdeskundigen beschreven. Er zijn in totaal zeven halfgestructureerde interviews afgenomen in Amsterdam. De resultaten zijn beschreven op basis van de codeboom in bijlage C. In dit hoofdstuk wordt getracht een antwoord te geven op de deelvraag: “Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas volgens ervaringsdeskundigen voldoen”? De resultaten zijn ingedeeld in verschillende onderwerpen: Determinanten, aanbod, bestaande behandelprogramma’s, locatie, duur en frequentie, zorgtraject, expertise en ouders en kinderen. Er is gebruikt gemaakt van schuin gedrukte citaten.
4.1 Aan welke richtlijnen moet een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas volgens ervaringsdeskundigen voldoen? Mede dankzij de grote verscheidenheid in etniciteit en de lage sociaal economische status onder de inwoners behoort Amsterdam-Noord met zijn stadsdeel tot de kopgroep wat betreft overgewicht en obesitas onder kinderen. De determinanten genoemd in tabel 3, die vrijwel allemaal in verband staan met een stedelijke omgeving, worden tijdens de interviews veel genoemd. Determinanten Sociaal economische Status
Veiligheid
Etniciteit
Kennis en vaardigheden
Opvoedstijlen
Huisvesting
Sportparticipatie
Voedingsaanbod
Genetische bepaling
Maatschappelijke participatie
Betrokkenheid ouders
Stedelijke problematiek
Tabel 3 : Determinanten overgewicht en obesitas in Amsterdam
4.1.1 Zorgstandaard Obesitas
De gemeente Amsterdam hanteert in haar zorgaanbod voor kinderen met overgewicht of obesitas de Zorgstandaard Obesitas. GGD’er Marianne van der Velde benadrukt het belang van deze zorgstandaard als het gaat om vergoedingen vanuit de zorgverzekeraar Achmea: “Achmea geeft ook aan dat ze naast de kwaliteit ook de financiering aan het Loket Gezond Leven gaan op hangen. Programma’s die dan straks niet voldoen aan die kwaliteit, daar raden wij onze verwijzers aan af om naar door te sturen, en Achmea weet ook niet of ze die nog gaan inkopen” (Velde, 2014). De zorgstandaard stelt, dat een programma voor kinderen met overgewicht en obesitas een Gecombineerde Leefstijl Interventie moet zijn, bestaande uit voeding, opvoeding en bewegen. Psychosociale ondersteuning en cognitieve gedragstherapie worden volgens Marianne van der Velde alleen aangeboden als dat nodig is. Over de duur, frequentie en intensiteit wordt in de zorgstandaard niet gesproken. Waar in de Zorgstandaard Obesitas vermeld wordt, dat de hulpbehoevende behandeld moet worden door middel van een individueel plan waar oplossingsgerichte gesprekstherapie en zelfmanagement voorop staan, zo benadrukt Marianne van der Velde het belang van een programma op maat: “De begeleiding moet zoveel mogelijk aansluiten op de wensen van het gezin” (Velde, 2014). Karen van der Velde, projectmanager van de Amsterdamse Aanpak gezond gewicht, is niet te spreken over het huidige aanbod in Amsterdam. Veel aanbod voldoet op dit moment nog niet aan de Zorgstandaard Obesitas. Hierdoor is er weinig aanbod dat aansluit op de wensen en behoeften van de hulpbehoevenden en zijn er veel losse programma’s ontwikkeld. Als voorbeeld nam Karen den Hertog het aanbod voor morbide obese kinderen:
20
“Voor morbide obese kindjes, en dat zijn hem pak hem beet 1500 in Amsterdam, hebben we niet genoeg plek” (Hertog, 2014). Deze kinderen hoeven niet perse behandeld te worden in een ziekenhuis, maar moeten wel de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van intensieve behandelmethodes. Daarom is het belangrijk dat interventie-ontwikkelaars programma’s ontwikkelen die voldoen aan de Zorgstandaard Obesitas. Hiermee wordt ook de uitval na een behandelprogramma verminderd, wat volgens Marianne van der Velde op dit moment nog een groot probleem is: “We weten gewoon dat heel veel na dat eerste jaar weer terugvallen’, aldus Marianne van der Velde, projectleider zorgketen overgewicht bij de GGD” (Velde, 2014). De Zorgstandaard Obesitas stelt dat een leefstijlprogramma moet bestaan uit een behandel- en nazorgfase. Een ketenaanpak moet ervoor zorgen, dat kinderen ongeacht de ernst van de situatie op hun eigen niveau kunnen deelnemen aan een interventie. Marianne van der Velde brengt dit als volgt onder woorden: “Wat belangrijk is, is dat je de hele piramide doorloopt, dus dat je van preventie naar een aanpak gaat, een GLI noemen ze dat, een gecombineerde leefstijl interventie. En eventueel nog een zwaarder ingezet programma. En als dat gewerkt heeft, wat je natuurlijk hoopt, dat je dan ook weer terug kan stromen in na begeleiding en nazorg, dat er ook allemaal aanbod is” (Velde, 2014). Mark Vlaar, projectmanager bestrijding overgewicht in Amsterdam-Noord, benadrukt nog eens dat het kennisniveau van ouders vaak erg laag is. Na een leefstijlprogramma moet dit kennisniveau in een onderhoud- en begeleidingsfase verder ontwikkeld worden. De intensiteit in zo’n nazorgtraject ligt lager dan in een behandeltraject en moet zorgvuldig worden afgebouwd.
4.1.2 Huidig aanbod behandelende instellingen/organisaties
Er zijn op dit moment zowel individuele als groepsaanpakken op de markt, waarbij vooral ziekenhuizen inzetten op een individuele aanpak. Kinderarts Ines von Rosenstiel is lovend over de effectief bewezen techniek die in het Slotervaartziekenhuis toegepast wordt. Door middel van Solution Focused Therapy worden gezinnen begeleid in het veranderen van de leefstijl. Specifieke vragen moeten kinderen en ouders stimuleren om oplossingen aan te dragen op het gebied van voeding, bewegen, opvoeding en slaap. Volgens Ines von Rosenstiel is dit niet zonder resultaat: “De benadering is optimistisch, gericht op de toekomst en geslaagde dingen worden uitvergroot, dat maakt dat het voor het gezin en hulpverlener een hele prettige interventie is” (Rosenstiel, 2014). De behandeling is volledig gebaseerd op een teambehandeling. Daarom zie je dat over het algemeen 40% van de kinderen verbetert, waarbij maar een heel klein percentage wegvalt of überhaupt niet aankomt. De techniek is volgens kinderarts Ines von Rosenstiel vrij makkelijk aan te leren, waarbij vooral veel kracht zit in het actief luisteren. Andere voorbeelden van individuele behandelprogramma’s in Amsterdam zijn die in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Hier zijn de kinderen gedurende een bepaalde periode onder behandeling van een kinderarts en obesitascoördinator. Door middel van motiverende gespreksvoering wordt er gestreefd naar gedragsverandering, waarbij er vaak verwezen wordt naar groepsbehandeling bij de fysiotherapeut, diëtist of opvoedkundige. Beide ziekenhuizen werken volgens dit principe. Op dit moment wordt er op meerdere plekken in Amsterdam geëxperimenteerd met het programma LEF, gebaseerd op de interventie MEND uit Groot-Brittannië. Dit programma is in Groot-Brittannië heel effectief, waarbij het hele gezin twee keer in de week twee uur behandeld wordt. Eén uur gezamenlijk
21
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
en één uur apart, waarbij de kinderen gaan sporten en de ouders extra hulp en informatie krijgen. Het programma Vet Fitte Kids, dat momenteel draait in Amsterdam-Noord, lijkt ook te werken. Ondanks het feit, dat de effecten op BMI niet spectaculair waren, werd er wel een gedragsverandering waargenomen bij zowel de ouders als de kinderen. Beide programma’s zijn een GLI en betrekken ouders in het geheel.
4.1.3 Locatie
Het lokaal helpen van kinderen met overgewicht en/of obesitas wordt door drie van de zeven ondervraagden benadrukt. Het niet kunnen betalen van een tramkaartje is volgens kinderarts Ines von Rosenstiel soms al een reden om niet deel te nemen aan een leefstijlprogramma. Daarom wordt aanbod dicht bij huis als heel belangrijk benoemd. Hetzelfde belang wordt er gehecht aan een setting buiten het ziekenhuis. Volgens Marianne van der Velde zijn ziekenhuizen voor kinderen vaak geen prettige plek en zijn deze op termijn veel te duur voor gezinnen met een lage SES. De meeste experts zijn het er over eens, dat alleen kinderen met medische problemen in het ziekenhuizen, bij de kinderarts en obesitas coördinator, behandeld moeten worden. Kinderarts Ines von Rosenstiel ondersteunt deze argumenten: “Het is eigenlijk veel fijner als de aanpak zou aansluiten bij een setting die veel veiliger, vertrouwder en leuker is voor kinderen. Eigenlijk moet de oplossingsgerichte aanpak van een obesitas team helemaal niet in een ziekenhuis” (Rosenstiel, 2014). Het Ronald McDonald Centre wordt dan ook meerdere malen genoemd als locatie voor een activiteitenprogramma voor deze doelgroep. Door de vele faciliteiten kunnen kinderen op een vertrouwde en veilige manier sporten en bewegen. Karen den Hertog benadrukt dit meerdere malen, en ziet op het Ronald McDonald Centre vooral veel kansen voor kinderen met pittige problematiek. “De ouders zijn altijd zichtbaar aanwezig, of de kinderen nou binnen, buiten of in het zwembad aan het spelen zijn” (Hertog, 2014).
4.1.4 Duur en frequentie van het activiteitenprogramma Friends in Shape
De duur, frequentie en intensiteit van een effectief leefstijlprogramma blijkt in de praktijk ver uit elkaar te liggen. Kinderarts Ines von Rosenstiel is helder over de duur van een leefstijlprogramma voor deze doelgroep
“Hoe langer hoe beter” (Rosenstiel, 2014).
Er wordt dan ook door alle ondervraagden onderscheid gemaakt in duur en frequentie, als er gekeken wordt naar een behandel- en nazorgtraject. Een behandeltraject moet zeer intensief zijn, terwijl het nazorgtraject langdurig maar minder intensief van aard is. Mieke Langkemper, obesitascoördinator van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, ondersteunt dit: “De zorg moet intensief starten, waarna deze langzaam afgebouwd wordt” (Langkemper, 2014). Twee keer in de week sporten en bewegen wordt door de meeste ondervraagden als wenselijk ervaren. Vooral omdat jongeren minimaal twee keer in de week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen moeten doen voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijk fitheid. De programma’s binnen de ziekenhuizen duren allemaal ongeveer twee à drie jaar, omdat er vaak een hele tijd overheen gaat voordat gezinnen beseffen, dat veranderen echt noodzakelijk is. Kleine stapjes zijn dus het uitgangspunt van deze programma’s, volgens obesitascoördinator Mieke Langkemper
22
“Dat is een beetje hoe we werken, met hele kleine stapjes. En aan de hand van vragen kijken wat de ouders aan inzicht hebben en daar gaan we in mee” (Langkemper, 2014)
4.1.5 Aanbod
Plezier lijkt het sleutelwoord voor een leefstijlprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas. Volgens kinderarts Ines von Rosenstiel moet vooral plezier tijdens het bewegen voorop staan, waardoor succesbeleving en haalbare doelen meer dan ooit belangrijk zijn. Uit onderzoek in Engeland is gebleken, dat het concept van samen blijven sporten met kinderen die hetzelfde zijn, zeer effectief is. Kinderen halen op die manier meer plezier uit het sporten- en bewegen en kunnen de gedrag- en leefstijlverandering beter volhouden (Velde, 2014). Omdat deze kinderen vaak moeite hebben met het bewegen van hun lichaam, is het volgens kinderarts Ines von Rosenstiel belangrijk om geschikte sporten te beoefenen: “Zwemmen, voetballen, kickboksen en dansen, dat is voor heel veel kinderen die te zwaar zijn een manier waarop ze hun lichaam wel op een positieve manier kunnen beïnvloeden” (Rosenstiel, 2014). Het wordt door de ondervraagden dan ook zeer belangrijk geacht, dat kinderen tijdens een leefstijlprogramma kennis maken met verschillende sporten, zodat de overstap naar een reguliere sportvereniging makkelijker gemaakt wordt. Volgens obesitascoördinator Stephanie Moes leren kinderen op die manier wat goed bij hen past. Ook leren de kinderen om met het eigen lichaam om te gaan. Daarnaast wordt cultuurspecifiek voedingsadvies erg belangrijk geacht door de ondervraagden. Bewegen, opvoeding en voeding lijken de werkzame onderdelen van een leefstijlprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas. Volgens Karen den Hertog moet de ernst van de situatie in dat geval niet uitmaken. Daarnaast benadrukt kinderarts Ines von Rosenstiel, dat juist deze onderdelen in één programma het zo effectief maakt. Een programma dat zich enkel richt op één onderdeel zal het minder goed doen. Ditzelfde geldt voor een nazorgtraject. Volgens Marianne van der Velde moet ook dat traject alle werkzame onderdelen van een leefstijlprogramma bevatten om gedrag te kunnen behouden: “Beweegprogramma’s bestaan straks niet meer, het zijn allemaal GLI’s. Dus dat betekend dat je opvolging ook die componenten moet hebben” (Velde, 2014).
4.1.6 Expertise
De vraag welke disciplines betrokken moeten zijn bij een activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en obesitas, blijkt een moeilijk te beantwoorden vraag te zijn. Het feit dat er op dit moment in vrijwel alle programma’s gewerkt wordt met een fysiotherapeut, wordt door de meeste ondervraagden niet ondersteund. Kinderarts Ines von Rosenstiel denkt, dat sportinstructeurs ook heel goed deze doelgroep kunnen begeleiden, wat ondersteund wordt door Mark Vlaar: “Een sportinstructeur kan beter voor groepen werken, differentiëren en iedereen op z’n eigen niveau aan de slag laten gaan” (Vlaar, 2014). Daarnaast worden pedagogen en diëtisten niet perse noodzakelijk geacht. Kinderarts Ines von Rosenstiel benadrukt, dat de basiskennis voor de meeste mensen al absolute winst zal zijn. Voorlichting over opvoeding en voeding kan dan ook aangeboden door semi-professionals met kennis van voeding en opvoeding. Ditzelfde principe wordt al toegepast in het effectief bewezen programma MEND. “Ik denk sowieso dat een heleboel dingen die voor kinderen met overgewicht dat, dat helemaal niet hoogopgeleide mensen hoeven te zijn. Ik kan me zelfs ook voorstellen dat een heleboel vrijwilligers in de wijk een heleboel dingen zouden kunnen gaan draaien als er een soort basistraining is’’ (Rosenstiel, 2014).
23
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
De algemene basiskennis lijkt voor veel kinderen en ouders dus al een toegevoegde waarde te kunnen zijn. Ook wordt door meerdere ondervraagden benadrukt, dat de stap naar een pedagoog of diëtist voor veel gezinnen nog te groot is. Toch maken veel ziekenhuizen hier nog gebruikt van als het aankomt op voeding en opvoeding. GGD’er Marianne van der Velde benadrukt, dat deze zorg absoluut van waarde kan zijn als daar vraag naar is, maar dat basiskennis in de eerste instantie het belangrijkst is voor het betreffende gezin. Kinderarts Ines von Rosenstiel zegt daar het volgende over: “De opvoedpoli of opvoedkundige heeft zeker een toegevoegde waarde als dat in dat specifiek gezin een issue is” (Rosenstiel, 2014). In zowel de zorgstandaard als bij veel huidige programma’s wordt er gewerkt met een combinatie van sportinstructeur, diëtist en opvoedkundige. 4.1.7 Rol van de ouders Ouder/kind programma’s lijken het sleutelwoord in de behandeling van kinderen met overgewicht en obesitas. Alle ondervraagden erkennen het belang van een ouder- en kind aanpak, vooral door de grote invloed die ouders hebben. ‘’Hoe jonger de kinderen zijn, hoe meer invloed de ouders hebben’’. Aldus Stephanie Moes, obesitascoördinator van het Sint Lucas Andres Ziekenhuis. Kennisoverdracht op het gebied van opvoeding lijkt dan ook, in combinatie met voeding en bewegen, zeer effectief. “Als we het hebben over ouders, gaat het hem echt over een forse, een stevige opvoedcomponent” (Hertog, 2014). Ouderbijeenkomsten worden steeds meer belangrijk geacht, terwijl individuele consulten langzaam terrein verliezen. Tijdens deze ouderbijeenkomsten kunnen ouders van elkaar leren, waarbij vooral de interactie tussen de groep door veel ondervraagden als belangrijk wordt geacht. Het zijn de ouders die oplossingen aandragen, dat maakt het volgens GGD’er Marianne van der Velde zo effectief. Daarnaast zijn groepsbehandelingen kostentechnisch een stuk aantrekkelijker dan individuele consulten. “De gemeente wil steeds meer toe naar groepsbehandelingen omdat die indicatoren effectief zijn en de kosten veel lager zijn” (Velde, 2014). Dit principe van groepsbehandelingen wordt al getest in het programma LEFF. Het lijkt er volgens Marianne van der Velde dan ook op, dat het geven van exact dezelfde informatie als in een één op één gesprek zeer werkzaam is. Naast een groepsbehandeling wordt ook het belang van een programma op maat veelvuldig benoemd. Kinderen en ouders worden tijdens de gehele behandeling aan de hand genomen.
24
5. Discussie
In het onderzoek is onderzocht aan welke richtlijnen een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen tussen de zes en twaalf jaar met overgewicht en obesitas moet voldoen. Dit programma is speciaal ontwikkeld voor het project Friends in Shape, in Amsterdam-Noord. Uiteindelijk is door middel van het literatuur- en veldonderzoek een antwoord gevonden op deze hoofdvraag. Als de resultaten van het literatuur- en veldonderzoek met elkaar worden vergeleken, komen grotendeels dezelfde resultaten naar voren. Een activiteitenprogramma is effectief als dit bestaat uit een combinatie van gedragsverandering, voeding en bewegen. Dit wordt zowel in het veld- als in het literatuuronderzoek benadrukt. De resultaten zijn echter niet eenduidig, als het gaat over de benodigde deskundigheid binnen een activiteitenprogramma. Vooral de ondervraagde ziekenhuizen leunen nog veel op diëtisten, pedagogen en fysiotherapeuten. Ook de jeugdgezondheidszorg adviseert deze professionals in de behandeling van kinderen met overgewicht en obesitas. Toch zijn de meeste deskundigen het eens over het feit, dat algemene basiskennis op het gebied van voeding, opvoeding en bewegen als een winst moet worden gezien. Van veel deskundigen krijgen sportinstructeurs de voorkeur boven een fysiotherapeut. Daarnaast maakt het effectief bewezen programma MEND gebruik van lokale partijen en semi-professionals met kennis van voeding, opvoeding en bewegen, wat de indruk doet wekken dat een diëtist en pedagoog niet per definitie noodzakelijk zijn. Het veelvuldige gebruik van professionals kan wellicht verklaard worden uit het feit, dat in Amsterdam nog maar weinig gewerkt wordt met aanbod in de nulde lijn. Veel aanbod wordt aangeboden in de eerste- en tweedelijn. Dit aanbod vergt meer expertise en deskundigheid dan aanbod in de nulde lijn. Daarnaast benadrukt de NNGB het belang van minimaal 60 minuten matige fysieke inspanning per dag voor kinderen met overgewicht of obesitas, wat vooral heel erg leuk moet zijn. Die plezierfactor komt heel duidelijk naar voren in het veldonderzoek, maar er wordt vrijwel niet gesproken over 60 minuten matige fysieke inspanning per dag. Dit kan verklaard worden door het feit dat elke minuut die een kind met overgewicht of obesitas meer beweegt, een stukje winst is. Naast bewustwording en kennisoverdracht worden ook motiverende gespreksvoering en oplossingsgerichte gesprekstherapie veelvuldig genoemd in de literatuur en tijdens de interviews. Zowel het literatuur- als het veldonderzoek laten veel verschillende risicofactoren zien, die bijdragen aan overgewicht en obesitas onder kinderen. Vooral een lage sociaal economische status, etniciteit en een stedelijke omgeving blijken belangrijke voorspellers voor het krijgen van overgewicht of obesitas onder kinderen. De relatieve bijdrage van deze risicofactoren is echter moeilijk te bewijzen, omdat dit verschilt van kind tot kind. Ook zijn er gedurende het onderzoek enkele beperkingen waargenomen. Het onderzoek heeft zich niet alleen beperkt tot Amsterdam-Noord, omdat daar te weinig deskundigen actief zijn. Andere stadsdelen in Amsterdam vragen wellicht om een andere richtlijn wat betreft de effectiviteit en werkbaarheid. Uiteindelijk zijn er in Amsterdam maar zeven interviews afgenomen, één minder dan vooraf vastgesteld. Doordat er in het laatste interview geen nieuwe informatie meer is gevonden, zijn er wel voldoende interviews afgenomen om een betrouwbare conclusie te kunnen trekken. Wel bestaat de kans, dat de deskundigen sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven of niet alle informatie hebben vrijgegeven in verband met eventuele concurrentie. Dit kan gevolgen hebben op de resultaten en de conclusie, in die zin dat er belangrijke informatie ontbreekt die essentieel is voor een effectief activiteitenprogramma voor de doelgroep. Daarnaast zijn er geen kinderen en/of ouders betrokken in het onderzoek. Dit kan tot gevolg hebben, dat het programma wellicht niet werkbaar is voor de gezinnen zelf. Doordat de deskundigen en organisaties zelf veel onderzoek gedaan hebben bij de doelgroep, is de kans hierop geminimaliseerd. Verder onderzoek wat betreft de financiering en implementatie van het activiteitenprogramma Friends in Shape is noodzakelijk. Daarnaast zou een waardevol vervolg van dit onderzoek zich kunnen richten op het uitvoeren van ditzelfde onderzoek, maar dan in alle grote steden van Nederland. Dat kan wellicht een nog specifiekere en meer inhoudelijke kijk kan geven op de invulling van een effectief en werkbaar activiteitenprogramma voor kinderen met overgewicht en/of obesitas.
25
JE BENT GOED ZOALS JE20BENT!
6. Conclusie
Overgewicht en obesitas onder kinderen is een complex probleem, waar de laatste jaren steeds meer aandacht voor is. Maar welke richtlijnen maken het activiteitenprogramma Friends in Shape voor kinderen tussen de zes en twaalf jaar met overgewicht of obesitas effectief? En hoe moet dit activiteitenprogramma ingevuld worden om werkbaar te zijn? Om hier een antwoord op te kunnen formuleren is er gekeken naar expertise, de rol van ouders, programmaduur, intensiteit, aanbod, fase van zorg en welke specifieke gewichtsgroep aangesproken moet worden. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. Op basis van de verzamelde resultaten kan geconcludeerd worden, dat het activiteitenprogramma Friends in Shape het beste een Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) kan aanbieden. Een combinatie van voeding, opvoeding en bewegen is het meest effectief. De BOFT-elementen moeten in dit programma leidend zijn, waarbij kinderen door middel van sport- en beweeglessen opzoek moeten gaan naar een geschikte sport. Een groepsaanpak is essentieel in deze GLI, omdat dit effectief blijkt en het kostentechnisch aantrekkelijker is dan individuele consulten. Door de grote associatie tussen de gewoontes van kinderen en opvoedstijlen moeten ouders/opvoeders betrokken worden in het programma. Een gematigde betrokkenheid is het meest effectief, waarbij ouders door middel van gezamenlijke ouderbijeenkomsten kennis moeten opdoen op het gebied van voeding en opvoeding. Een gematigd intensief programma in de nuldelijn heeft de voorkeur boven programma’s in de eerste-, tweede- en derdelijn. Programma’s in de nuldelijn sluiten beter aan op de belevingswereld van ouders en kinderen. Het programma is dan toegankelijk voor kinderen met overgewicht en obesitas. Tevens biedt dit mogelijkheden voor terugvalpreventie en begeleiding op lange termijn. Semi-zorgprofessionals met kennis van voeding, opvoeding en bewegen kunnen deze programma’s het beste aanbieden en begeleiden. Een veilige omgeving, die voor iedereen toegankelijk is, is essentieel. Daarnaast moet het aanbod dicht bij huis zijn en buiten het ziekenhuis aangeboden worden. Kinderen met overgewicht en obesitas moeten op een laagdrempelige manier kunnen deelnemen aan een activiteitenprogramma. De duur van het programma moet variëren tussen de twaalf weken en één jaar. De kinderen moeten twee keer in de week actief bezig zijn, waarbij de activiteiten gericht zijn op het verbeteren van de lichamelijke conditie (kracht, lenigheid en coördinatie). Plezier moet gedurende dit hele programma voorop staan en ouders moeten daarnaast ook regelmatig betrokken worden bij het sporten en bewegen van hun kinderen. Als het activiteitenprogramma Friends in Shape aan bovenstaande richtlijnen voldoet, dan is de kans op een positief effect volgens het literatuur- en veldonderzoek het grootst.
26
7. Aanbevelingen
Naar aanleiding van de resultaten en de conclusie zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd voor Only Friends. -
De meeste mogelijkheden voor het activiteitenprogramma Friends in Shape liggen in de nulde lijn. Dit is kostentechnisch een stuk aantrekkelijker en deze vorm van zorg is erg toegankelijk en laagdrempelig. Om het grootst mogelijke effect te behalen is het aan te raden om voeding, opvoeding en bewegen gezamenlijk aan te bieden.
-
Doordat het Ronald McDonald Centre veel mogelijkheden heeft op het gebied van sporten en bewegen is het Only Friends aan te raden om tijdens de sport- en beweeglessen samen met de kinderen op zoek te gaan naar een geschikte sport. Het is verstandig om in ieder geval kickboksen, zwemmen, voetballen en dansen op te nemen in het programma. Naast het beoefenen van verschillende sporten is het aan te raden om tijdens de lessen aandacht te besteden aan de BOFT-boodschap. De doorstroom naar een reguliere sportvereniging moet het doel zijn. Voor kinderen waarbij die doorstroom niet op korte termijn haalbaar is, moet er een mogelijkheid zijn om aan te sluiten bij de sportclub Only Friends.
-
Om zoveel mogelijk in de buurt te komen van de NNGB is het aan te raden om de kinderen drie maanden lang, twee keer in de week, één uur te laten sporten en bewegen op het Ronald McDonald Centre. Door middel van het overbrengen van de BOFT-boodschap worden kinderen tijdens deze lessen geprikkeld om op de overige dagen thuis actief te zijn. Ook leren kinderen op die manier meer over gezonde voeding. Plezier moet gedurende deze activiteiten het belangrijkst zijn.
-
Het is aan te raden om ouders gematigd intensief te betrekken bij het activiteitenprogramma. Enerzijds door middel van het overbrengen van de BOFT-boodschap, anderzijds door een stevige opvoedcomponent. Vier ouderbijeenkomsten van anderhalf uur, waarbij elke les in het teken staat van één van de vier BOFT-elementen, lijkt dan ook goed. In elke bijeenkomst moet er ruimte zijn voor opvoedingsvaardigheden.
- Het is aan te raden om gebruik te maken van semi-zorgprofessionals met kennis van voeding, opvoeding en bewegen. Een sportinstructeur kan het beste de sport- en beweeglessen begeleiden. Een samenwerking met het obesitasteam van het Slotervaartziekenhuis, dat door middel van Solution Focused Therapy zou kunnen inspelen op de voeding en opvoeding, zou dan ook een stap in de goede richting zijn. Tevens is er dan altijd expertise achter de hand om kinderen met medische problemen op te kunnen vangen. -
Het is raadzaam om een student sportmanagement of SMO verder onderzoek te laten doen naar de financiering en implementatie van dit plan.
27
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Bibliografie
American Institute for Cancer Research. (2007). Food, Nutrition, Psycial Activity, and the Prevention of Cancer; a Global Perspective. Washington: World Cancer Research Fund International. Aranson, E., Vilson, T. D., Akert, R. M., & Birnie, S. G. (2007). Sociale Psychologie. Amsterdam: Pearson Education Benelux BV. Avendonk, M. van., Langens, F. N., Dapper, A. L., Halteren, M. van., Binsbergen, J. v., Glijsteen, R., Mekenkamp-Oei, S. N. (2010). NGH-Standaard Obesitas. Huisarts & Wetenschap, 609-625. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom Lemma uitgevers. CBS. (2012). Steeds meer overgewicht. Opgehaald van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/ dossiers/jongeren/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3651-wm.htm. CBS. (2013). Leefstijl, preventief onderzoek; persoonskenmerken. Opgehaald van http:// statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81177NED&D1=38-42&D2=0-12,3337&D3=0&D4=l&HD=120626-1659&HDR=T&STB=G1,G2,G3. Davison, K. K., Jurkowski, J. M., Li, K., Kranz, S., & Lawson, H. A. (2013). A childhood obesity intervention developed by families for families: results from a pilot study. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 1-11. Davison, K. K., Lawson, H. A., & Douglas Coatsworth, J. (2012). The Family-centered Action Model of Intervention Layout and Implementation (FAMILI): the example of childhood obesity. Health Promotion Practice, 454-461. Endevelt, R., Elkayam, O., Cohen, R., Peled, R., Tal-Pony, L., Grunwald, R. M., Heymann, A. D. (2014). An intensive family intervention clinic for reducing childhood obesity. Journal of the American board of family medicine, 321-328. Gemeente Amsterdam. (2013). Amsterdamse aanpak gezond gewicht: Beleids- en uitvoeringsprogramma. Amsterdam: Gemeente Amsterdam. Opgehaald van http://www.amsterdam. nl/gemeente/organisatie-diensten/dmo/amsterdamse-aanpak/amsterdamse-aanpak/. Gemeente Amsterdam. (2013). Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht; Beleids- en uitvoeringsprogramma. Amsterdam, Nederland. GGD Brabant-Zuidoost. (2012). Interventieoverzicht overgewicht. Opgeroepen op februari 17, 2014, from http://www.regionaalkompas.nl/object_binary/o16166_Interventieoverzicht-overgewichtactualisatie-december-2012.pdf. Gochman, D. S. (1997). Handbook of health behavior research I: Personal and social determinant. New York: Plenum Publishing Corporation. Golley, R. K., Hendrie, G. A., Slater, A., & Corsini, N. (2010). Interventions that involve parents to improve children’s weight-related nutrition intake and activity patterns – what nutrition and activity targets and behaviour change techniques are associated with intervention effectiveness? Australia. Grube, M., Bergmann, S., Keitel, A., Herfurth-Majstorovic, K., Wendt, V., Klitzing, K. von., & Klein, A. M. (2013). Obese parents – obese children? Psychological-psychiatric risk factors of parental behavior and experience for the development of obesity in children aged 0–3: study protocol. BMC Public Health, pp. 1-39.
28
Hassink, S., Zapalla, F., Falini, L., & Datto, G. (2008). Exercise and the obese child. Elsevier, 153157. Hertog, K. den. (2014). Overgewicht en obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Hoog, M. de., Eijsden, M. van., Stronks, K., Gemke, R. J., & Vrijkotte, T. G. (2011). Overweight at age two years in a multi-ethnic cohort (ABCD study): the role of prenatal factors, birth outcomes and postnatal factors. BMC Public Health, 1-8. Kipping, R. R., Jago, R., & Lawlor, D. A. (2008). Obesity in children. Part 1: Epidemiology, measurement, risk factors, and screening. Bristol, Engeland. Kist-van Holthe, J., Beltman, M., Timmermans-Leenders, E., Bulk-Bunschoten, A., Renders, C., L’Hoir, M., HiraSing, R. (2012). Richtlijn ‘Overgewicht’ voor de jeugdgezondheidszorg. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Konings, T., Overveld, K., Andreoli, P., Oude Sogtoen, S., Berghuis, K., & Beek, R. van. (2011). Behandeling van overgewicht bij kinderen met ‘VETCOOL®’. Psychopraktijk, 15-19. Kremers, S. P., de Bruijn, G.-J., Visscher, T. L., van Mechelen, W., de Vries, N. K., & Brug, J. (2006). Environmental influences on energy balance-related behaviors: A dual-process view. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 1-10. Kruk, J. van der., Kortekaas, F., Lucas, C., & Jager-Wittenaar, H. (2013). Obesity: a systematic review on parental involvement in long-term European childhood weight control interventions with a nutritional focus. Groningen, Nederland. Langkemper, M. (2014). Overgewicht en obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Loketgezondleven. (2014). Interventieoverzicht overgewicht. Opgeroepen op februari 17, 2014, from http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezonde-gemeente/overgewicht/ interventieoverzicht/interventieoverzicht-overgewicht/. Maffeis, C., & Tatò, L. (2001). Long-Term Effects of Childhood Obesity on Morbidity and Mortality. Hormone Research, 42-45. Moes, S. (2014). Overgewicht en obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Nederland Jeugd Instituut. (2011). Interventie Spreekuur Familie Lekkerbek. Nederlands Jeugd Instituut. (2011). Interventie cursus Evenwicht. Nederlands Jeugd Instituut. (2013). Interventie Club Fit 4 Utrecht. NISB. (2014). Beweegnormen. Opgeroepen op maart 26, 2014, from http://www.nisb.nl/weten/ normen/beweegnormen.html. NSW Government. (2009). Childhood Overweight and Obesity. Oude Luttikhuis, H., Baur, L., Jansen, H., Shrewsbury, V., O’Malley, C., Stolk, R., & Summerbell, C. (2009). Interventions for treating obesity in children. Groningen, Nederland.
29
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Partnerschap Overgewicht Nederland. (2010). Zorgstandaard Obesitas. Amsterdam. Pradinuk, M., Chanoine, J.-P., & Goldman, R. D. (2011). Obesity and physical activity in children. Canadian Family Physician, 779-782. Rosenstiel, I. von. (2014). Overgewicht en obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Sacher, P. M., Kolotourou, M., Chadwick, P. M., Cole, T. J., Lawson, M. S., Lucas, A., & Singhal, A. (2010). Randomized controlled trial of the MEND program: a family-based community intervention for childhood obesity. Journal of Obesity, 62-80. Seidell, J., Noordam, H., Niemer, S., & Halberstadt, J. (2013). Care for Obesity : Chronic, coordinated care for children with obesity. Amsterdam: VU. Shiny. (2012). Betrouwbaarheid van een onderzoek. Opgeroepen op februari 17, 2014, from http:// wetenschap.infonu.nl/onderzoek/106529-betrouwbaarheid-van-een-onderzoek.html. Summerbell, C., Douthwaite, W., Whittaker, V., Ells, L., Hillier, F., Smith, S., Macdonald, I. (2009). The association between diet and physical activity and subsequent excess weight gain and obesity assessed at 5 years of age or older: a systematic review of the epidemiological evidence. International Journal of Obesity, 1-92. Taylor, N. J., Sahota, P., Sargent, J., Barber, S., Loach, J., Louch, G., & Wright, J. (2013). Using intervention mapping to develop a culturally appropriate intervention to prevent childhood obesity: the HAPPY (Healthy and Active Parenting Programme for Early Years) study. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 1-16. Velde, M. van der. (2014). Overgewicht en Obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Vlaar, M. (2014). Overgewicht en obesitas onder kinderen. (N. Ronda, Interviewer) Vries, S. de., Schokker, D., Galindo Garre, F., Crone, M., & Kamp, H. van der. (2010). Effectevaluatie van een multidisciplinair behandelprogramma voor jeugdigen met overgewicht: Weet & Beweeg. Leiden: TNO. Wabitsch, M., Moss, A., & Kromeyer-Hauschild, K. (2014). Unexpected plateauing of childhood obesity rates in developed countries. Jena, Duitsland. Wardle, J., & Cooke, L. (2005). The impact of obesity on psychological. Elsevier, 421-440. Wijnen, L. van., Boluijt, P., Hoeven-Mulder, H., Bemelmans, W., & Wendel-Vos, G. (2010). Weight status, psychological health, suicidal thoughts, and suicide attempts in Dutch adolescents: results from the 2003 E-MOVO project. Obesity (Silver Spring), 869-873. Wilde, J. d., Verkerk, P., & Middelkoop, B. (2013). Declining and stabilising trends in prevalence of overweight and obesity in Dutch, Turkish, Moroccan and South Asian children 3-16 years of age between 1999 and 2011 in the Netherlands. Arch dis child, 46-51. Wouters, E. (2010). Draaiboek methode onderzoek. Noord Brabant.
30
JE BENT GOED ZOALS JE BENT!
Bijlagen
A. Organisaties Naam
Contactgegevens
Gemeente Amsterdam
Programmanager Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Karen den Hertog
[email protected]
Amsterdam Noord
Projectmanager bestrijding obesitas Mark Vlaar
[email protected] 06-10949052
GGD
Marianne van der Velde Nieuwe Achtergracht 100 020-5555911 www.ggd.amsterdam.nl
Obesitas Centrum Amsterdam Stephanie Moes Sint Lucas Andreas Ziekenhuis 1006 AE Amsterdam
[email protected] 020-5108040 Slotervaartziekenhuis
Samen beter Worden Ines von Rosenstiel & Hans Budde Louwesweg 6 1066 EC Amsterdam
[email protected] www.samenbeterworden-slz.nl
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis
Mieke Langkemper Overgewicht en Obesitaskliniek Oosterpark 9 1091 AC Amsterdam
[email protected] 020-5993038 www.olvg.nl
33
B.
Opzet half gestructureerde interview
Hoofdonderwerp: Verminderen van overgewicht en obesitas onder kinderen tussen de zes en twaalf jaar in Amsterdam, en specifiek in Amsterdam-Noord Beginvraag: Waarom is de prevalentie van overgewicht en obesitas onder kinderen in Amsterdam-Noord zo hoog? Onderwerpen -
Belangrijkste determinanten overgewicht in Amsterdam en Amsterdam-Noord
- Huidige aanbod/interventies Amsterdam o Effectiviteit -
Belangrijkste componenten preventie overgewicht o Belang van sporten en bewegen o Belang van voedingsvoorlichting o Belang van een Gecombineerde Leefstijl Interventie o Rol van ouders o Belang van gedragsverandering
-
Duur van een programma o Totaal o Per bijeenkomst o Per discipline
-
Activiteiten binnen een programma
- Belang van nazorg o Invulling -
Belang van geïndiceerde en selectieve preventie bij organisaties zoals Only Friends
-
Betrokken disciplines/experts
34
C.
Codeboom interviews
Duur en frequentie -
Totaal één tot drie jaar Minimaal één jaar Hoe langer hoe beter In het begin heel intensief Frequentie neemt langzaam af Drie a vier ouderbijeenkomsten Twee keer in de week Eén keer in de week
Ouders -
Determinanten -
Sociaal economische status Veiligheid Etniciteit / cultuurspecifiek Kennis en vaardigheden Opvoedstijlen Huisvesting Stedelijke problematiek Sport participatie Seizoensgebonden Voedingsaanbod Genetische bepaling Maatschapelijke participatie Betrokkenheid ouders Zijn lastig vast te stellen
35
-
Aanbod -
Nazorg - Vloeiende overdracht nazorg - Niveau ouders is laag bij uitstroom - Individueel behandelplan van een jaar - Grote terugval binnen één jaar - Voor ouder en kind - Verbinding zoeken met de gemeente - Voorbereiden op een sport tijdens de behandeling - In Engeland bewezen dat blijven sporten met kinderen die hetzelde zijn het prettigst is - Minder intensief dan de behandelen onderhoudsfase - Combinatie van voeding, opvoeding en bewegen - Componenten onderbrengen bij verschillende aanbieders kan
Cultuurgebonden voedingsadvies Ouderbijeenkomsten Basiskennis absolute winst Verwijzen bij individuele vragen Ouder/kind behandeling Ouders bepalen voor kinderen Opvoedcomponent Gemotiveerde ouders Moet een klik zijn met ouders Niet te veel bijeenkomsten Motiverende gespreksvoering Gunstig tijdstip Bewstwording Cursus gezond opgroeien Ouders leren van elkaar Beweegvoorlichting Betrokken bij het sporten
Verwijzingen
Niks is beschreven Niet tevreden Weinig aanbod Vrijwel geen programma is effectief bewezen Beweegprogramma alleen is niet effectief Te weinig plekken Vergoeding beweegaanbod Uitval is heel hoog Iedereen wil het wiel opnieuw uitvinden Iedereen moet dezelfde taal gaan spreken Monitor- en evaluatiesysteem belangrijk
Huidige behandelprogramma’s -
Locatie -
Dicht bij huis Veilige omgeving Zich prettig voelen in de omgeving Het liefst buiten het ziekenhuis
Vanaf geindiceerde preventie Centrale zorgverlener Schoolverpleegkundige Ouder/kind adviseur met BIG Huisarts Jeugdgezondheidszorg Ziekenhuis GGD Privé
GOED Schellingwoude MEND Door dik en dun Veel mensen ethousiast over door dik en dun Fifteen’s kookklas Vette Pret Calandfit for kids Vet Fitte Kids Happy to move Eetspreekuur Zwaartekracht Solution focused therapy Xtrakids
Eisen zorgproces Amsterdam -
Zorgstandaard obesitas Evidence based Loket Gezond Leven Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea - Basiseisen gemeente voor duur, frequentie en expertise
Doelgroep
Zorgstandaard obesitas
Solution Focused Therapy
- Weinig aanbod voor morbide obese kinderen - 1500 morbide obese kinderen in Amsterdam - 30.000 te zware kinderen - Stijging te zware kinderen - Amsterdam-Noord hoog in kopgroep - Gezinnen met een lage SES - Etnische minderheden
- Gecombineerde leefstijlinterventie bestaande uit voeding, bewegen en opvoeding - Psychosociale ondersteuning waar nodig - Cognitieve gedragstherapie waar nodig - Ouder/kind behandeling - Ketenzorg bestaande uit behandelof ouderhoud/begeleidfase - Zorg zoveel mogelijk laag in keten - Inhoud en organisatorisch - Indicatoren voor nazorg - Oplossingsgerichte gesprekstherapie - Individueel behandelplan - Stimuleren zelfmanagement - Belangrijk voor de financiering - Leidraad voor zorg - Vanaf geindiceerde preventie - Ouder/kind adviseur met BIG is centrale zorgverlener met controle functie
- Evidence based en gestandaardiseerd - Vragen zijn het instrument voor de oplossing - Positiviteit - Vergroten van successen - Werkt ook bij andere doelgroepen - Belangrijke personen mogen mee komen - Teambehandeling - Focussen op de toekomst van het kind - Kinderen mogen zelf weten of ze terugkomen - 40% verbeterd en maar een klein deel valt weg. - Op aanvraag aanvullende informatie te verkrijgen - Hoofdthema’s zijn bewegen, voeding en slaap - Stress, eetbuien en verveling ook belangrijk in interventie - Veel kracht in actief luisteren en kind oplossingen laten aandragen - Makkelijk aan te leren techniek - Eventueel hulp bij aanvraag jeugdsportfonds
Sport en bewegen
Ziekenhuis
Sportinstructeur vs. fysiotherapeut
- Plezier hebben - Het gevoel hebben; ik kan wel bewegen - Leren met het eigen lijf om te gaan - Plezier uit beweging in dagelijks leven - Diversiteit - Zwemmen - Kickboksen - Voetballen - Dansen - Geen individuele apparaten - Opzoek gaan naar sport
-
Kinderarts Obesitas coordinator Nurse practitioner Psycholoog Verpleegkundige Medisch onderzoek Vaak geen eigen programma Xtrakids binnen ziekenhuis Coordineren en controleren zorg Terugrapportages vanuit behandelingen Individuele aanpak Altijd medische ondersteuning Veel expertise aanwezig Enkel overgewicht buiten ziekenhuis behandelen
- Sportinstructeur kan beter differentieren - In Engeland wordt een sportinstructeur gebruikt - Sportinstructeur met kennis van bewegingsapparaat - Fysiotherapeut voor één op één begeleiding - Fysiotherapeut is te duur - Sportinstructeur en fysiotherapeut samen beste combinatie
36
Disciplines - Combinatie sportinstructeur, dietist en opvoedkundige - Opvoedpoli / opvoedkundige - Opvoedpoli hoge drempel voor ouders - OKC - Ziekenhuis - Pedagoog - Dietist niet per definitie noodzakelijk - Basiskennis overbrengen - Hoogopgeleide mensen niet noodzakelijk
Ronald McDonald Centre -
Fantastische locatie Veilige plek Verschikkelijk luxe Binnen en buiten faciliteiten Veel sporten Ouders zien kinderen sporten Zwembad Prettig voor ouders Goede facaliteiten voor morbide obese kinderen
Kinderen -
MEND - In het buitenland heel effectief - Twee keer in de week met het hele gezin
37
Vet Fitte Kids -
Bewezen effectief Geen nameting Effecten op BMI niet spectaculair Ouders niet actief bij bewegen Opvoeding eerst vervelend, daarna tevreden - Gedragsverandering waargenomen
Plezier Haalbare doelen Succesbelevingen Innovatief Kleine stapjes Ouder/kind behandeling Minimaal gewichtsstabilisatie Gecombineerde Leefstijl Interventie bestaande uit voeding, opvoeding en bewegen Motiverende gespreksvoering Oplossingsgerichte gesprekstechniek Programma op maat Stabilisatie BMI Doorlopend Niet de focus op gewicht Sport samen met solution focused therapy Moeten bij de hand worden genomen Overgewicht behandelen in eerste lijn Obesitas behandelen in tweede lijn Groepsbehandeling is goedkoper en effectiever
Xtrakids - In het ziekenhuis - Aanpak afhankelijk van gezinssitautie - Ouders betrokken bij voorlichting voeding, opvoeding en psychosociale ondersteuning - Ouders sporten niet mee
D.
Richtlijnen Goede Voeding
Figuur 3: Jongens en mannen
38
Figuur 4: Meisjes en vrouwen
39
E. Interview Mark Vlaar – Projectmanager Aanpak Obesitas Amsterdam-Noord [Introductie met aanleiding en doel] Mark: Heb je al, ben je al in de literatuur gedoken welke determinanten van invloed zijn op overgewicht? Nikki: Ja ik heb al een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan. Mark: Oké. Nikki: Daarin kwam wel heel duidelijk naar voren dat er heel veel zijn in principe, en dat het ook heel moeilijk te zeggen is wat nou bij welk, omdat het bij ieder kind verschillend is. Dat het dus heel moeilijk te zeggen is van ja nou, bijvoorbeeld ene keer geldt dat en voor het andere kind weer dat. Dus ja, nou goed dat is lastig. Dus daarom hebben we welk gezegd we richten ons wel specifiek op Amsterdam-Noord omdat, nou ja, het ligt natuurlijk al vrij afgelegen de locatie. Mark: Ja. Nikki: Dus het is voor andere kinderen in Amsterdam misschien best wel ver weg. Mark: Ja. Nikki: Dus daarom ben ik heel blij dat ik met u kan spreken, omdat u specifiek van Amsterdam-Noord bent. Dus vandaar. Mark: Ja, oké. Ehm nou in ieder geval, ik heb wat informatie sowieso voor je wat ik heb opgezocht. En ik ben de projectleider aanpak gezond gewicht, in Amsterdam-Noord, en specifiek in de Waterlandpleinbuurt. Dat grenst ongeveer aan het centrum. Nikki: Ja. Mark: Ehm nou ja voor mijn projectplan ben ik natuurlijk ook gaan kijken wat zijn nou de belangrijkste determinanten en wat is nou de status in de wijk daarvan, in de Waterlandpleinbuurt. Nikki: Ja. Mark: Eh nou die kan je in ieder geval, kan je misschien wat aan hebben als algemene informatie d’r achter. Inderdaad veiligheid, sportparticipatie. Nou ja dat lijkt me natuurlijk weer heel logisch, want hoe meer je beweegt. veiligheid, sportparticipatie Nikki: Ja. Mark: Maar inderdaad, dit bijvoorbeeld ook. Hoe veiliger een buurt is hoe makkelijker kinderen buiten gaan spelen, hoe minder overgewicht er is. Nikki: Ja. Mark: Dus ik denk dat veiligheid ook een belangrijk item is. Het centrum is natuurlijk een heel veilige plek om te bewegen. Mensen kunnen d’r wel naar toe, ook voor het het. Ik had ook nog ergens sociale veiligheid, dat ligt in het verlengde daarvan. De sportparticipatie, nou de betrokkenheid van ouders, dat is een hele belangrijke. Ronald McDonald Centre is veilig, veiligheid, betrokkenheid van ouders Nikki: Ja, ja. Mark: Dat is een wederkerig verband. Dus hoe meer betrokken ouders zijn, hoe minder overgewicht. Maar ook, dan moet ik het andersom zeggen. Hoe meer, hoe meer betrokken de ouders zijn hoe minder overgewicht maar ook hoe meer overgewicht hoe minder betrokken de ouders zijn. Nikki: Sociaal economische status. Mark: Sociaal economische status, nou die heb jij vast en zeker ook al wel gevonden. Sociaal economische status Nikki: ja, ja, ja.
40
Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki:
41
Nou voedingsaanbod, wat er allemaal aanwezig is in de wijk. Hoe meer snackbarren, hoe meer overgewicht gewoon. Voedingsaanbod Ja. Ehm maatschappelijk participatie, dat is ook een wederkerig verband met overgewicht. Nou cultuur en etniciteit natuurlijk, dat is een belangrijke. Maar ook eh hoe verplaatsen mensen zich in de wijk. Dus per determinanten staat hier hoe het in de Waterlandplein ongeveer gesteld is. Want sommige factoren zijn natuurlijk lastig vast te stellen. Maatschappelijke participatie, etniciteit, huisvesting, factoren lastig vast te stellen. Ja. Maar wie weet heb je hier nog wat aan. Ja absoluut, zeker weten. Vooral in de achtergrond er aan. Ja. Van eh, want ik denk dat een interventie op het Ronald McDonald Centre heel goed kan zijn omdat het, ja wat ik zei, een heel veilig omgeving is voor de kinderen. En het is natuurlijk ene fantastische locatie. veilige omgeving, fantastische locatie Zeker weten, ja. Als je kijkt van wat is nou in de literatuur een bewezen effectieve interventie, dan is alleen het beweegaanbod voor kinderen is niet bewezen effectief. Dus het rendement daarvan, als ouders droppen de kinderen en gaan voor de rest weg en ze gaan tien weken sporten, dan is het rendement laag. Alleen beweegaanbod niet bewezen effectief Ja, ja. Je moet ook een klik weten te krijgen bij de ouders. klik bij ouders Ja. Dus als je een interventie organiseert moet daar eigenlijk wel een oudercomponent aan vast zitten. Ouder/kind behandeling Ja. Nou een goed voorbeeld wat nu draait in de wijk is Vet Fitte Kids, ik weet niet of je het kent? Vet Fitte Kids Ja. Nou dat was eerst bewegen voor de kinderen, een keer of vijf met de ouders. Dat is opgeplust naar eh tien keer met de ouders, met een opvoedondersteuner en een diëtist. Nou ik heb een foldertje uitgeprint, dit is er één van. Het maakt ons niet zoveel uit als gemeente zijnde waar de kindertjes een interventie krijgen, als ze het maar krijgen. Opvoedondersteuner, diëtist Precies. Dus d’r zijn meerdere aanbieders, maar ik heb er nu even een uitgeprint omdat die nu ook al he verste is daarmee. Tien keer moeten de ouders ook aanwezig zijn, de kindertjes sporten drie maanden. tien keer met ouders, drie maanden in totaal Ja. Dus 24 keer is dat volgens mij in totaal. En tien keer moeten de ouders dus aanwezig zijn Totaal 24 keer. Oké.
Mark:
Nikki: Mark: in. Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: dit. Nikki: Mark: Nikki:
En die krijgen dan voorlichting over voeding, maar ook over opvoeding. Dus hoe doe je dat nou en eh ja wat is gezonde voeding want ja zelf tuimel je d’r ook nog in zeg maar, van wat is nou gezond weet je wel. Voedingsvoorlichitng, opvoedingsvoorlichting Precies. Dan staan d’r aardbeien op het pak, dan is het niet, d’r niet altijd aardbeien nee. Dus dat, daar krijg je voorlichting voor. Maar ook, ja het is ook van hoe zorg je nou dat die kinderen groenten en hoe zeg je nou nee in de winkel als je kind jengelt. Ja. Dus daar geven ze in ieder geval ook al, en dit is ook bewezen effectief gebleken. Vet Fitte Kids bewezen effectief Oké. En d’r is dus bij dit programma een opvoedondersteuner of een opvoedkundige is daarbij actief? Ja. Oké. Dus de fysio die zorgt voor het beweegaanbod, en in het lokaaltje daarnaast zit dus een diëtist en een opvoedondersteuner en die geven gezamenlijk die les aan de ouders. Fysio zorgt voor beweegaanbod, dietist en opvoedondersteuner geven samen les aan ouders Oké. Dus het is, voor de ouders kost het niet echt veel meer tijd. Nee precies. En even kijken hoor, hier staat dus die cursus, gezond opgroeien. Dit is dus echt het gedeelte voor de ouders. Wat aansluit bij, het is wat achtergrond informatie. En ja dat zou natuurlijk ook een mooie zijn op het centrum, als je zegt van de kindertjes sporten en waar de ouders ook zitten in gebouw, ze zien hun kinderen sporten. Cursus gezond opgroeien, speciaal voor ouders, ouderen zien kinderen sporten Zeker ja. En ik denk dat het ook wel een locatie is waar de ouders graag willen komen zeg maar. Locatie waar ouders graag komen ja zeker, dat denk ik ook wel. Dat zie je nu ook bij de activiteiten, de ouders blijven. Ook omdat het weer zo ver ligt dat je zeg maar ehm niet in een uurtje weer even boodschappen kan doen of zo. Nee. Dus ze blijven toch, nou dan kun je ze net zo goed voorlichting geven over Precies. Want het probleem, de bottlenek waar zij mee kampen is zeg maar de instroom en hoe zorg ik d’r voor dat die ouders gemotiveerd zijn om deze lessen te volgen. Probleem is instroom ouders Ja.
42
Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki:
Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki:
Mark: Nikki:
43
En dan denken ze van m’n kind brengen is één maar dan moet ik zelf ook nog tien keer, en ik heb nog drie andere kinderen, waar moet ik die dan laten. Dus nou daar zou je dus ook moeten gaan onderzoeken van wat is nou een goede tijd voor die ouders. goed tijdstip voor ouders Ja, ja. Is dat net na schooltijd, of moet je die ouders op een ander moment gaan vragen. Dus de kindertjes op woensdag middag laten sporten en de ouder bijvoorbeeld ’s avonds terug laten komen, werkt dat. Ja. Geen idee. nee precies. Of moet het juist tegelijkertijd. Dan krijg je die wisselwerking, dat ze ook de kinderen zien. Ja, ja interessant, zeker. Dat, dat is eh.. maar de rol van ouders die wordt dus eh. Want als je kijkt naar onderzoeken die d’r gedaan zijn dan wordt er ook veel gesproken over ouders die echt het hele programma mee doen. Hè die bewegen met hun kinderen, die volgen de voorlichting met hun kinderen samen en die krijgen dan opvoedadvies of in die trant. Maar het volledige meedoen van ouders, bijvoorbeeld bij een beweegprogramma, is dus in dit geval niet effectief bewezen? Ehm dat weet ik niet, dat zou kunnen dat het ook bewezen effectief is. Het is niet wat er in Amsterdam eh…? Hier, met dit programma is het bewezen effectief en daar doen de ouders in ieder geval niet mee met het beweeggedeelte. ouders niet actief bij beweeggedeelte Nee, dat is echt gescheiden. Ja. Oké. Dus ehm ja, maar het zou kunnen zijn dat jij adviseert van nou om het meeste rendement te halen moeten de ouders ook mee sporten. Zou kunnen. Ja nee, ik dacht, daarom wil ik ook graag met zoveel mogelijk verschillende.. Want ik denk ja, we hebben bijvoorbeeld binnenkort ook een gesprek met de twee kinderartsen van het Slotervaartziekenhuis. Ja. En die hebben natuurlijk weer een heel andere aanpak, die echt voornamelijk vanuit motiverende gespreksvoering etc. is opgebouwd. Daarom vind ik het zo interessant om al die beweegprogramma’s die d’r nu zijn, om daar wat meer over te weten. Om ook te zien van nou ja, wat werkt er dan op dit moment het beste. Ja. En ehm, maar dit is absoluut interessant. Ja dit kom zelf natuurlijk ook als je, als je literatuuronderzoek doet komt dit er veel uit. Ook bijvoorbeeld opvoedkunde gebeurt niet in heel veel interventies tot dusver, dat een opvoedondersteuner actief is, maar wel eh…
Mark:
Nikki: Mark: Nikki:
Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark: Nikki: Mark:
39
Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
ja. En dat komt eh omdat de zorgverzekeraar, die vergoed het beweegaanbod, dus voor de fysio’s. En in principe niet, nu nog niet, die opvoedondersteuning en dietetiek. Ja die kindertjes krijgen drie keer een gesprek met een diëtist, dat krijgen ze vergoed, en dan voor de rest niet. zorgverzekeraar vergoed alleen beweegaanbod Oké. Dus dat zit hem in de vergoeding. Ja precies, oké. Nou heel erg interessant. En, nou ja ik heb natuurlijk ook een beetje onderzoek gedaan over het verschil tussen Amsterdam-Noord en andere stadsdelen. Nou nu is Amsterdam-Noord niet, volgens mij niet het stadsdeel met het meeste overgewicht maar ook niet met het minste. Ja d’r zijn in Amsterdam ehm ja, het is onderdeel van het grote Amsterdamse Aanpak Gezond gewicht. Ik weet niet of je dat ook al gevonden hebt? Ja. En daar zijn vijf zware buurten aangewezen, de vijf zwaarste buurten van Noord, en daar is Waterlandpleinbuurt d’r eentje van. Waterlandpleinbuurt zware buurt Ja. Dus wij scoren in Noord redelijk hoog, niet het allerhoogste inderdaad. Maar we zitten redelijk in de kopgroep zeg maar. Amsterdam-Noord redelijk hoog in kopgroep Ja precies. En hoe kan je dat verklaren, heb je zo iets van nou daardoor is deze locatie dan meer ten opzichte van een andere betreft overgewicht? Nou dat heb met al die determinanten te maken van het eerste blaadje, dus dat is inderdaad een laag economische status. Het ontbreekt gewoon aan kennis van wat is nou gezonde voeding, is overgewicht nou ongezond voor mij. Die culturele achtergrond, daar moeten we nog een hele slag in maken. Want in sommige culturen is het helemaal niet slecht als je wat voller bent. Nou ja, dan komen wij aan van nou het is wel ongezond. Dan krijg je als de discussie van wat is gezond en wat is ongezond. Als die een kind zien van normaal gewicht en zeggen ze van je bent veel te dun. Dus culturele achtergrond, laag sociaal economische status, als ze drie hoog wonen dus ook huisvesting, en ze mogen niet buitenspelen want het is te gevaarlijk buiten. Ja dat zijn allemaal factoren die van invloed zijn. Nou bijvoorbeeld wat voor voeding krijg je aangeboden vanuit huis, ontbijten ze wel ’s ochtends. Dat is natuurlijk ook een hele slechte. lage SES, onbtreken van kennis over gezonde voeding, culturele achtergrond, huisvesting, aanbod voeding. ja, ja. Als ze niet ontbijten. Ja dus, dr zijn gewoon een heleboel factoren van invloed, en die komen hier nu samen in de wijk. En dat zijn gewoon de factoren die je heel veel ziet in de achterstandswijken. De oude achterstandwijken, dat heten nu focuswijken. Focuswijken Oké. Ja die, die maken dat je gewoon30% overgewicht heb onder de jongeren in de Waterlandplein buurt. 30% overgewicht onder jongeren in de Waterlandpleinbuurt
44
Nikki:
Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
45
Ja, oké. En voeding, dr wordt veel voorlichting gegeven in de programma’s. maar d’r wordt ook vaak gesproken over actieve voedingsvoorlichting hè, dus kinderen die bijvoorbeeld zelf gaan koken of ouders die… gebeurt dat ook in Amsterdam, of is het echt puur voorlichting zodat nou ja ouders echt leren wat goed is omdat ze het echt misschien niet weten? Eh nou, op heel veel verschillende manieren wat dat gedaan. We hebben nu ook 15 kookklas. Dat is een, 15 is het restaurant van Jamie Oliver wat hij hier heeft. 15 kookklas Ja. Die gaan dan met een, die komen een wek op school. En die gaan dan met de ouders en kinderen gezamenlijk koken, maar ook gezonde boodschappen doen. Dus dan staat een week lang gezonde voeding centraal, dus dat is echt met elkaar. Maar er zijn bijvoorbeeld ook eetspreekuren waar ouders zich op kunnen inschrijven. Eetspreekuren Ja. Ja dat is zonder afspraak volgens mij, of binnen kunnen lopen. Maar in ieder geval daar hoef je geen doorverwijzing voor te hebben, daar krijg je ook voorlichting over voeding. Verder zijn het wat losse initiatieven van scholen om nou ja voorlichting te geven over gezonde voeding. ja precies. Wat wij nu aan het doen zijn in de Waterlandpleinbuurt is aan het voorbereiden voor Fresh in the Legs. Dat is een themaweek waar gezonde voeding, voldoende bewegen en op tijd naar bed centraal staat. En daar is ook een student bij aangesloten van wat is nou het niveau van de ouders in de Waterlandpleinbuurt. Fresh in the legs, gezonde voeding, voldoende beweging en op tijd naar bed ja precies. Want waar wij goed in zijn als professionals is te zeggen van dit is gezonde voeding en zo moet je het doen. Terwijl misschien de ouders nog helemaal niet toe zij aan die boodschappen, en veel meer toe zijn aan wat ik net zei van is dit wel ongezond dat mijn kindje wat te zwaar is,misschien groeit ie d’r wel uit. Dat je vele meer over de bewustwording van wat is nou gezond gewicht en wat is niet gezond gewicht voordat je begint over voeding. Bewustwording Ja precies, ja. Dus mijn verwachting is dat heel veel ouders nog veel meer zitten in dat ze niet bewust zijn dat het gezond is als hun kinderen wat te zwaar zijn. Dus dat onderzoek vind plaats voor de themaweek, de uitkomsten daarvan gebruiken we in de themaweek. Dus als de uitkomsten zo zijn dat ouders d’r nog helemaal niet aan toe zijn om kennis d’r ingepompt te krijgen dan gaan we veel meer op die bewustwording zitten. Maar dat is even afhankelijk van wat er uit komt. Oké, ja. Dus dat is misschien ook wel een interessante voor jou vanuit de Waterlandpleinbuurt, van waar staan die ouders dan die uit zo’n focusgebied komen. Wat is dan het gemiddelde niveau van de ouders. Ja, ja want ik denk ook zelf dat misschien veel ouders misschien niet eens beseffen dat hun kind overgewicht heeft. Nee, nee.
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki:
Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki:
Mark:
Dus, en dat is natuurlijk ook wel iets om rekening mee te ouden denk ik. Dat ze ook niet aan de bel zullen trekken, dat het echt herkent moet worden door een ja, in dit geval een professional. Ja. En dan kan je nog zoveel over gezonde voeding vertellen maar eh als zij denken van maar er is toch niks aan de hand, dan gaan ze ook niet veranderen. Nee. Dus als zij nog het stapje moeten maken van nee mijn kind is niet op gezond gewicht, en ik heb invloed op dat gezonde gewicht van mijn kind, dat is de volgende stapt. En dan pas kan je zeggen hoe dan. En daarom is het ook belangrijk om te weten van te voren waar zit een kind in. Ja precies. En als je zo’n interventie hebt moet je wel gemotiveerde ouders hebben, die zeggen van ja mijn kind heeft overgewicht en ja ik kan er zelf wat aan doen. En dan pas kan je hun gedrag veranderen, van ouders. gemotiveerde ouders belangrijk ja. Dus in dat geval zou bijvoorbeeld motiverende gesprekvoering met iemand zou wel degelijk effect kunnen hebben bijvoorbeeld, in het traject voorafgaand. Om ouders zich daar misschien toch meer bewust van te maken. Ja, ja. Als je inderdaad een heleboel aanmelding hebt en je moet een selectie maken dan moet je, dan moet je de ouders eruit pikken die het gemotiveerds zijn. Want als een ouder niet gemotiveerd is om wat te veranderen dan heeft het eigenlijk geen zin. Motiverende gespreksvoering Nee, nee. Want wat ik zeg die drie maanden sporten, met deze interventie krijgen fysios drie maanden vergoed, drie maanden sporten. Ja dan kom je d’r niet, dan vliegen de kilo’s d’r niet in eens af zeg maar, Nee, nee, nee. het is een opstap naar. En eigenlijk zou je ouders ook moeten trainen in hoe moet je nou bewegen met je kind, hoe ga je nou de straat op, hoe ga je nou bewegen met ze, hoe ga je nou naar school. Doe je dat, zet je ze in bakfiets, op achterop je fiets, of in de auto. Of laat je ze zelf fietsen of lopen of… hoe moet je bewegen Dus eigenlijk voorlichting over bewegen zou nog heel goed zijn om daar aan toe te voegen. Omdat misschien ouders ook niet bewust zijn van het feit dat een kwartiertje naar school fietsen best wel van invloed is om iemand z’n… Ja precies. Maar ook inderdaad na schooltijd lekker spelen. Wat wij nu wel doen is aan het eind van de cursus gaan wij, dus de beweegmanagers, gaan hier naar toe. En die gaan met de ouders zitten van nou je hebt nou drie maanden heel intensief twee keer in de week gesport, en nu verder. Dit is het aanbod wat wij hebben in de wijk, en dat kan ook van straatsport zijn, dus op de pleintjes, dat is ook elke week aanwezig. Maar dat kan ook een bijles gym zijn op de school waar het kindje zit wat aangeboden wordt, of buurtsportclubs die aangeboden worden op de school war het kindje zit. Om ze dan eigenlijk gewoon meteen mee te nemen van ja dit is in opstap en nu verder. Na traject
46
Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki:
Mark:
Nikki: Mark:
Nikki:
47
ja precies, dat ze dus niet in een gat vallen achteraf. Nee. En eh we hebben het al ene keer gedaan en het niveau van de ouders is zo dat zij dat niet zelfstandig kunnen. Dus die moet je echt begeleiden en zeggen van nou ik bel meester Gerben op dat jij er volgende week aan komt en dan weet ie d’r van. En dan komen ze, misschien. Niveau ouders laag Ja, misschien, ja, ja. En die ouders die hebben dan natuurlijk ook drie maanden, of tien keer, voorlichting gehad. Hebben die nog achteraf een keer een terugkom, of een…? Weet ik niet, weet ik niet eigenlijk. Volgens mij worden zij na zes maanden nog ene keer gebeld d’r over ja, van wat de status nu is. Maar dat is een hele goede, eigenlijk zou je nog is een terugkomdag kunnen organiseren natuurlijk. na 6 maanden nacheck ja precies. Ja, zodat kennis die er eventueel, ja d’r toch niet is nog ene keer opnieuw eh… Oké. En ehm nou ik wilde nog vragen waarom u denkt dat een organisatie zoals Only friends bijvoorbeeld, waarom het zo effectief zou zijn als wij zo’n programma gaan opzetten. Wat biedt dat voor voordelen ten opzichte van de dingen die er nu bijvoorbeeld als zijn in wijken…? Ja. Nou ik denk dat het Ronald McDonald Centre en zeker Only Friends bij uitstek in staat zijn om de kinderen op hun eigen niveau te laten bewegen en plezier te geven in het bewegen. Als je kijkt naar fysio’s, dan is hun specialisme 1 op 1 bewegen met kinderen. Programma op maat, plezier, fysio’s niet geschikt voor 1 op 1 begeleiding Ja. Als je kijkt naar Only Friends of het Ronald McDonald Centre, wat is hun specialisme? Nou dat is gewoon met iedereen die daar binnen komt die moet plezier in sport krijgen. Nou of je dan iets te zwaar bent of een arm mist, dat is eigenlijk niet van invloed. Iedereen moet gewoon plezier hebben d’r in. En dat is denk ik het belangrijkste van het beweeggedeelte voor de kinderen. Ik zeg altijd ze moeten met een rode kop en een glimlach moeten ze de les verlaten. En ik denk dat, dat ja, dat geen organisatie dat beter kan dan Only Friends. Oké. En nu zeg je heel duidelijk van nou een fysiotherapeut dat is natuurlijk 1 op 1 begeleiding. Denk je dan dat er voor z’n programma per definitie een fysiotherapeute nodig is? Of zou bijvoorbeeld in dit geval gewoon een sportinstructeur in combinatie met dan uiteraard wel een diëtiste en bijvoorbeeld een opvoedadviseur. Zou dat, of is echt een fysiotherapeut wel noodzakelijk in zo’n programma?
Mark:
Nikki: Mark:
Nikki:
Mark:
Nikki:
Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Ehm ja ik ben zelf ook een ALO’er, dus ja ik eh… Als je een goede trainer hebt, en inderdaad trainers van Only Friends, die moeten dat makkelijk kunnen. Wat het mooiste zou zijn denk ik nog is dat je er een combinatie van maakt. Dus dat je een groepstrainer hebt die lekker aan de slag gaat met die kinderen en dan nog een fysio d’r bij zet die kijkt en die denk van dit kindje beweegt niet helemaal goed of die heeft moeite met deze bewegingen. En die gaat 1 op 1 daar nog even heel hard aan sleutelen, en die trekt diegene even uit de groep, en daarna sluit ie weer aan bij de groepstraining en daarna pakken ze de volgende. Maar bewegen voor die kinderen is gewoon plezier en lekker bewegen, ja zo ingewikkeld is dat niet volgens mij. groepstrainer en fysiotherapeut die ondersteunt, plezier in bewegen Nee, nee. Dus of daar nou per definitie een fysio bij aanwezig moet zijn. Persoonlijk den ik van niet, maar nou dat is nog wel een, dan moet er nog wel aardig wat gebeuren wil dan niet meer zo zijn. niet per definitie een fysiotherapeut nee. Maar je hoort natuurlijk veel mensen zeggen over fysiotherapeut, maar dat is natuurlijk iemand die eigenlijk opgeleid is voor echt 1 op 1 behandeling. Want ja ik denk dat het beste ook om gewoon met een groep samen te bewegen, dus kinderen niet in hun eentje maar samen met anderen zodat ze niet alleen zijn. Dus ja in dat geval is dan natuurlijk een sportinstructeur, is daar dan denk ik daar beter voor opgeleid. Ja dat is ook zo natuurlijk. Dat is hetzelfde als differentiëren, maar. Maar in ieder geval ja, die kan dat beter dan een fysio denk ik. Die hebben daar vier jaar training voor gehad en een fysio is vele meer 1 op 1, en die is daar een kei in. En je moet iedereen gebruiken waarin die goed is volgens mij. groepstrainer kan beter differentiëren ja. En nu wordt er in andere interventies die er zijn worden nog vele meer mensen betrokken. Bijvoorbeeld een verpleegkundige, een jeugdverpleegkundige, maar ook kinderartsen. Denk jij dat, dat meer effect heeft? Om de groep nog groter te maken waar zo’n behandelprogramma uit bestaat zeg maar. Nou wat nu wel mist is ehm bijvoorbeeld d’r komt een kindje bij de schoolarts, JGZ’er, die stuurt hem door naar een dergelijk programma, is na drie maanden klaar, en dan? Ja. Dan zou je eigenlijk nog weer een vervolg moeten hebben. Van of, nou wij pakken het nu met sporten op van wordt doorverwezen, maar misschien hebben de ouders nog wel wat extra ondersteuning nodig over opvoeding, over voeding. Dus wat jij al zei, na zes maanden nog een keer een belletje van hé hoe gaat het nu of nog een keer oproepen, hoe is het gewicht nu. Dus dat hele traject daarna, of dat je echt een behandelplan maakt met iemand voor ene jaar bijvoorbeeld, dat is er nu nog helemaal niet. Vervolg traject Nee, nee. ja en dat bewegen dat moet gewoon ook niet drie maanden zijn maar een heel jaar bijvoorbeeld. Behandelplan van een jaar
48
Nikki:
Mark: Nikki:
Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark: Nikki: Mark:
Nikki: Mark:
49
Ja precies. Dus kinderen die moeten niet, dus je ziet ook vaak 12 weken, maar soms ook 8 weken, soms een half jaar, soms een jaar. Kijk uiteindelijk zijn de kinderen, is het doel natuurlijk dat ze op een gezond gewicht zijn. Ja, en blijven. Ja en blijven inderdaad. Maar nu heb je natuurlijk ook best wel verschil tussen die kinderen. Je hebt kinderen die echt ernstig overgewicht hebben, kinderen die nou ja minder ernstig, bijvoorbeeld net aan. Moet daar een apart programma voor zijn? Voor ernstig overgewicht? Nou ja,bijvoorbeeld. Je hebt natuurlijk verschillende gradaties, je hebt ernstig, er tussen in, kinderen die net aan. Ja dat denk ik wel ja. En ehm, kijk als iemand net aan overgewicht heeft die kan heel goed met gymplus mee doen. Dat is bijles op school, en zo net misschien op het gezonde gewicht komen. En iemand die wel heel ernstig uit de bocht is gevlogen, daar moet echt flink op in worden gezet. En dat zie ik wel gebeuren op het Ronald McDonald Centre. En de kinderen die licht overgewicht hebben niet denk ik. ernstig overgewicht Ja precies, ja. En eh, kijk het mooiste zou ook nog zijn als je bijvoorbeeld, ik weet niet of dat realiseerbaar is hoor, maar als die kindertjes na drie maanden klaar zijn met bijvoorbeeld een interventie wat al op het Ronald McDonald Centre plaats vind, dat ze uitstromen naar de vereniging Only Friends en eh dat ze daar mee kunnen doen met de sporters met een beperking. ja. Ik weet niet hoe dat gaat hoor. En misschien willen ze dat ook niet of willen de kinderen met een beperking dat ook niet. Nee. Maar dat is wel een hele veilige omgeving. Want wat nu veel geprobeerd wordt is dat als de kinderen hier kwamen, als een ouder enthousiast is gaan we Pietje toch nog even naar een voetbalvereniging brengen. Nou ja, daar staat een trainer die heel enthousiast is en die wilt dat er gewonnen wordt zaterdag. En hup, het kindje haakt weer af want ja, die kan door zijn gewicht weer niet mee komen. veilige omgeving Ja dat zie je natuurlijk hetzelfde bij kinderen met een beperking in principe, want die hebben natuurlijk hetzelfde probleem bij een normale verenging. Ja, ja. Ja. Dus ik denk dat die kinderen met echt zwaar overgewicht en de kinderen met een beperking, dat die voor dezelfde problemen staan om aan te sluiten bij een verenging. Of die dan samen kunnen sporten, of in ieder geval samen kunnen trainen, maar het samen wedstrijden kunnen sporten dat vraag ik me af, dat vraag ik me af. Goede faciliteiten voor morbide obese kinderen op het centre Ja. Maar dat weet Dennis bijvoorbeeld tien keer beter dan wie dan ook denk ik.
Nikki:
Ja. Maar goed een intensief programma waar ouders bij betrokken zijn en uiteindelijk uitstromen in misschien een minder intensief programma waarbij wel gewoon kinderen bijvoorbeeld elke week een verschillende sport doen. Dat zou natuurlijk ook in principe een idee zijn, waarbij de kinderen met overgewicht wel bij elkaar blijven. Want dat is wel waar ik over aan het nadenken ben, hoe ga je met die kinderen om als een programma afgelopen is. En dat zie je nu bij veel programma’s. Na drie maanden of na 8 weken stopt het. En je ziet nog wel ’s dat ze opgebeld worden van hoe gaat het nou. Maar ja kinderen die weer teruggevallen zijn die kunnen in principe daarna weer opnieuw beginnen. Mark: Ja. En dat zie je ook heel veel gebeuren. Nikki: Ja. Mark: En dat proberen we nu dus echt op te vangen, dus de uitstroom hier van. Dus als een programma komt op het Ronald McDonald Centre moetje gewoon verbinding zoeken met het programma wat wij als gemeente aanbieden. En dat is niet alleen maar een foldertje geven aan het eind van de les, nee dat is echt naar die mensen toe gaan van oké wat wil je, dat kan op die locatie. Op die tijd kan je niet, nou dan gaan we naar die locatie. Kan je dan wel, ja dan kunnen we, oké dan bel ik die op en dan zeg ik dat je er volgende week aan komt. Zo moet je ze echt begeleiden want anders komen ze echt niet meer verbinding zoeken met gemeente voor na traject Nikki: Ze moeten ook het gevoel hebben dat ze verwachten worden. Mark: ja precies. En dat als ze niet komen dat er meteen een belletje gaat van de meester hé je zou komen en je bent er niet, hoe kan dat? Dan grijp je ze misschien. Maar als je een foldertje uitdeelt en zegt van dit was het, hier zijn alle sportverenigingen. Nikki: Ja dan ben je ze kwijt. Mark: Nou dan gebeurt er niks van. Nikki: Nee, precies. Mark: Dus inderdaad ie, dat noemen wij ook de warme overdracht, dat moet heel belangrijk zijn in de aanpak. Nikki: Oké. Nou volgens mij heb ik wel veel informatie. Mark: Ja. Nikki: Nou dit waren ook de belangrijkste dingen die ik ongeveer wilde weten voor mijn onderzoek. Ehm ja, ik denk dat ik voor de rest wel eh… [Afsluiting gesprek.]
50
F. Interview Karen Den Hertog – Projectleider Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht [Introductie met aanleiding en doel van onderzoek.] Karen: En wat wil je vandaag van mij? Nikki: Nou ik heb wat dingen opgeschreven. En het is niet mijn bedoeling om hier een interview, ik vind het leuk om gewoon lekker met elkaar te praten. Ja ik wilde dan sowieso beginnen met wat dan mijn onderzoek is. Maar wat ik in ieder geval wilde vragen is waarom je denkt, waarom in AmsterdamNoord zoveel kinderen zijn met overgewicht en obesitas? Karen: Ehm ik heb geen idee, en we weten wel een beetje wat daar de reden van is. Ehm en ik vind ‘t, ik vind het wel belangrijk, en ik zeg het echt niet omdat ik jou de diepte in wil praten of iets maar om, en ik bedoel ik ben zelf ook ooit afstudeerder geweest en jong en ambitieus. Maar dit zijn echte vragen waar je gewoon in dit, in deze opdracht geen antwoord op gaat geven. D’r zit een heel bataljon aan hele, hele intelligente mensen aan onze aanpak, achter onze aanpak. En die hebben al jaren op al deze cijfers ge bestudeerd, en die hebben nog geen idee. Nikki: Nee Karen: Ehm en we hebben natuurlijk wel, ik bedoel wel snappen wel iets, maar het meeste snappen we nog niet. Nikki: Nee. Karen: Ehm en d’r is mij ook wel, ik weet niet zo goed hoe ik dat moet zeggen, ik vind ’t wel belangrijk om dat te benadrukken omdat ehm, eh wij ook wel ‘s tegen beeldvorming moet vechten als gemeente dat mensen zeggen ja maar uit deze cijfers blijkt dat… Nikki: Ja. Karen: En dat is dan één tabel uit één stukje onder één geduiding en context. Nikki: Ja, ja. Karen: En dat maakt ehm, ehm. Nou weet je, ehm het onderwerp is al heel complex, het hangt van heel veel zaken voor elkaar, het hangt ook vol met meningen en oordelen van mensen. En wat wij als Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht ,en dan bedoel ik hé stad en stadsdelen. Mark, die je morgen spreekt, is gewoon een buurtprojectleider van de aanpak Nikki: Ja. Karen: Dus dat is onze man in Noord. Nikki: Hmhm. Karen: Maar wat wij met elkaar proberen te doen is om eh eigenlijk heel erg terug naar de kern te gaan. Hè d’r zijn 30.000 te zware kinderen, en de trend is nu dat, dat d’r alleen maar, dat er ieder jaar weer meer te zware kindjes bij komen in alle leeftijdsgroepen. 30.000 te zware kinderen, stijging zware kinderen Nikki: Hmhm Karen: Ehm om beter inzicht te krijgen in, in de cijfers, want d’r is nog best veel af te dingen op de cijfers die er op dit moment rouleren. Nikki: Ja. Karen: Om te gaan snappen welke mechanismes d’r achter die cijfers zitten. En om ehm heel structureel ehm, dat is wel leuk om daar ook even wat over te googelen als je even een eh, even stuk zit met je inhoud. Ehm wij zijn echt als aanpak echt een programma volgens de letter van het programmamanagement. Nikki: Hmhm.
51
Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: langs. Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki:
Dus wij ehm, hé je ziet dat in, op heel veel plekken in het land, en ook in de landelijke discussies wordt er heel erg vanuit de inhoud gekeken wat moeten we hier nou op doen. Hmhm. Wij eh, eh, eh, eh, voor ons is de inhoud niet lijdend in zoverre dat wij gewoon zeg maar een methodiek van programmamanagement hebben gepakt en hebben gezegd van hè wat zijn jou de doelen waar je al college van burgemeester en wethouders samen met je stadsdeelbestuurders nu nog, en straks bestuurders van de bestuurscommissies aan wil werken. Hmhm. Wat zijn dan de doelen die daar één laag onder liggen, misschien twee lagen onder liggen. En wat zijn dan, en dan komen we op de inhoud, wat zijn dan beïnvloedbare factoren door ons als overheid of dingen die wij indirect kunnen beïnvloeden. Hmhm. He sommige knoppen kunnen wij zelf aan draaien en sommige knoppen kun je zo aan werken om daar in de context dat er aan de knop gedraaid kan worden door degene die aan de knop zit Hmhm, ja. En welke dingen moeten we dan doen. Dus leidraad voor ons is nooit geweest we moeten iets met voeding doen en we moeten iets met bewegen Nee, nee. Dat komt natuurlijk wel op een bepaald moment in die gedachtegang Ja. Ehm dus het is sowieso, je zult vast wel naar ons programmaplan hebben gekeken. Maar het is leuk om er nog even misschien een keer met die blik nog een keertje naar te kijken van hé ehm, hé dan snap ik opeens beter wat het verschil ook is zeg maar met andere aanpakken. ja precies. En dan nog even terug naar die cijfers. Het is, zoals wij wel plachten te zeggen, het is een gewoon echt een tweedelings vraagstuk. Ja Obesitas en overgewich. En ehm voor een deel heeft die tweedeling in deze stad ook heel erg een kleurtje. Etniciteit Hmhm. En in Noord ligt dat natuurlijk net weer wat anders omdat we ook heel veel oud Noord hebben. Ja. Ehm eh en dat heeft dan geen kleurtje, maar wel dezelfde, zoals we dat dan ambtelijk noemen sociaal economische status hé. Sociaal Economische status Ja.
52
Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
53
Opleidingsniveau, inkomensniveau, en ik vergeet de derde altijd. Ehm d’r zijn er drie. Ehm dus eh en dus zeg maar van de groepen mensen met een lage SES en met die bepaalde etnische achtergrond, daarvan wonen er disproportioneel veel meer in een aantal buurten in Amsterdam. En daarin zie je ook wel dat het overgewicht groter is. Sociaal Economische Status, Etniciteit, Huisvesting Ja. Ehm, wij weten niet, op dit moment, en als ik wij zeg bedoel ik echt zeg maar met al die wetenschappelijke experts die we hebben… Ja …ehm waarom de getallen dan anders zijn tussen Turkse jongentjes en meisjes, maar met name de jongentjes, en Marokkaanse Ja, ja. En wij snappen ook helemaal niet waarom onze Turkse jongentjes in Amsterdam, of hé Turkse kinderen in Amsterdam, zwaarder zijn dan de Turkse kinderen in Rotterdam. Dan denk je hé land, gebied van herkomst in Turkije. Ja. Dat is het niet. In Turkije zelf zijn Turkse kinderen minder zwaar dan ze in Amsterdam men Rotterdam zijn. En er zijn steden in Duitsland waar de Turkse kindjes net zo veel te zwaar, veel meer te zwaar zijn net als in Amsterdam, en waar ze minder veel te zwaar zijn zoals in Rotterdam. Huisvesting Ja, ja. What te fuck weetje? Ja, precies. Als je het opsplitst naar land van herkomst, naar opleidingsniveau, naar een heleboel dingen, dan snappen we dat niet. Nee. Dus daar moeten andere mechanismes aan, in het werk zijn. Ja. natuurlijk zien wij ook wel dat culturele overtuigingen, waarden, normen, ook een hele grote rol spelen. En dat die soms samen hangen met die culturele achtergrond en met dat opleidingsniveau. Etniciteit, Sociaal Economische Status Ja precies. Hé ehm ik sprak, was vanochtend in Zuid-oost. Daar zeggen ze, dat is bij een welzijnsinstelling, dus dan, die weten echt best heel goed hoe je een populatie gedreven is. Ja. Die zeggen ja die Ghaneese moeders vinden dikke kinderen nog veel meer een statussymbool dan die Surinaamse moeders, hoe moeten we daar nou wat mee? statussymbool Ja. En tegelijkertijd weten we van de collega’s uit Nieuw-West en ook van een aantal mensen bij ons in het team dat met name de Turkse en Marokkaanse schoonmoeders dikke kindjes een enorm groot statussymbool vinden. En dat als mama dat zegt schoondochterlief moet luisteren. statussymbool
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: eh… Karen: Nikki:
Ja, ja. Weet je dus, dus er zijn een heleboel factoren ehm die ik je kan duiden, die hebben, die spelen een rol. Ja. Hé en dan hebbe we het nog niet eens gehad over opvoedstijlen en we hebben het nog niet eens gehad over kennis en vaardigheden. Dat hangt natuurlijk samen met lage SES, dat hangt samen met taalbeheersing, dat hangt samen met ook gewoon het netwerk waarin je verkeerd, de juistheid van de informatie en hoe je dat kunt schiften. Opvoedstijlen, kennis en vaardigheden, netwerk Ja. Voorlopig zeggen wij binnen de aanpak heel erg van nou weet je, we roeien met de riemen die we nu hebben. Hmhm Dus wat we nu weten zijn onze uitgangspunten. We sluiten ook zoveel mogelijk aan bij datgene wat we al op basis van de evidence weten. Hé dus bijvoorbeeld als het dan gaat over aanbod, waar we het natuurlijk vanmiddag over hebben, dan volgen wij de zorgstandaard obesitas. zorgstandaard obesitas is leidend, evidence based Ja. Zoals die door het partnerschap overgewicht Nederland is vastgesteld. In de volle wetenschap dat ik over twee jaar denk, Jezus als ik dit nou had geweten, als ik nu toen had geweten wat ik nu wist had ik veel beter m’n dingen kunnen doen. Ja, ja. En ehm wij proberen met stage, met stagiaires, met de wetenschappelijke linkjes die we hebben. Er komt een heel groot wetenschappelijk onderzoeksinstituut over dit onderwerp, krijgt een plek in Amsterdam waar heel veel van de huidige wetenschap wordt samengebald, en daar mogen wij ook voor ene heel groot deel de onderzoeksagenda vna bepalen. Oké. Ehm en dat de constante vraag is dus om bij ons zelf goed genoeg te snappen wat we niet snappen, en dat is op dit onderwerp als best wel een ding. ja, ja. Om vervolgens de goede vragen te kunnen gaan stellen om na te gaan wat moet er nou onderzocht worden zodat we het straks beter kunnen doen. Ja precies. Ehm punt. Ja oké. En er is natuurlijk wel veel aanbod op dit moment in Amsterdam Ik vind niet, nee ik vind niet dat we veel aanbod hebben. We hebben 30.000 te zware kinderen. weinig aanbod in Amsterdam Ja.
54
Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki:
Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
55
En je hebt, heb je die buurtscan gezien van Mark? Nee waarschijnlijk niet, die laat Mark je vast morgen zien. Hij heeft hem gemaakt dus hij mag hem showen. Maar daar zie je bijvoorbeeld dat er ehm zeg maar eh pak hem beet ehm, ik zeg het altijd verkeerd met de getallen, iets van 6000 kinderen zijn met overgewicht en obesitas, 4000 in de primair onderwijs leeftijd .En dat we dan voor 500 per week iets hebben wat nog niet eens voldoet aan de eisen. weinig aanbod in Amsterdam Oké. Dus dat vind ik, dus ik vind niet dat er veel is. Nee. Maar er is wel in de afgelopen jaren meer gekomen, of niet? Ja, iets. En ehm d’r wordt neem ik aan veel vanuit de gemeente, niet? Waarom neem je dat aan? Nou ik denk dat de gemeente probeert om juist projecten te stimuleren die, die zich richten op de preventie van overgewicht onder kinderen. En wat versta je onder de preventie van overgewicht? Ehm nou ja ik heb natuurlijk zelf ook wat onderzoek gedaan. Er zijn wel een aantal interventie projecten in Amsterdam ehm waar kinderen naar toe komen, ik weet even de naam uit m’n hoofd niet, maar dat scheen een samenwerking te hebben met gemeente en zorgverzekeringen om dus kinderen meer te laten eh, om kinderen met overgewicht, om daar een aanbod voor te hebben, een specifiek aanbod. Ja, maar dat is geen preventie. Oké. Preventie, dat zijn die, dat is goed. Heb je de zorgstandaard al ene keer doorgejakkerd? Ik heb hem, ja. Dat is een lastig ding. En als je nou zegt ik zou daar nog wat meer, ik wil daar nog echt is een keer alles van weten, dan hoor ik het graag. Dan zorg ik dat je met een GGD’er gaat zitten die jou helemaal gaat doornemen met de zorgstandaard. Oké. En ik, ik kan het op hoofdlijn. Want ik ben niet, dat is nog goed om te zeggen, ik ben niet van de inhoud. Nee. Ik ben binnen de aanpak ben ik, zit ik op een projectmanagement rol. Dus ook als ik teveel, als ik mezelf teveel inhoud ga horen zeggen stop ik altijd. Nee want dan kan ik ook die rol niet meer goed pakken. Nee. Maar ik weet er genoeg van om op de goede dingen te kunnen sturen. Ja. En we hebben een heleboel inhoudelijke experts binnen dit team die echt van, die echt vier slagen dieper op de inhoud in kunnen gaan. Ja. Ehm de zorgstandaard noemt, en dat is heel ongelukkig maar ja dat is hoe de medische wereld het doet, noemt feitelijk alles preventie. Dus van universele preventie tot zorg gerelateerde preventie, noemen ze allemaal preventie. Nou in de zorgstandaard stat zo’n prachtige piramide met verschillende kleurtjes, die heb je gezien.
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki:
Ja. Nou universele preventie, van oudsher vinden gemeentes zich verant- en dat is dan met name de GGD, zich verantwoordelijk voor universele en selectie preventie. Dat is groen en geel. Ja. Groen is de jeugdgezondheidszorg, dat zijn algemene campagnes, dat zijn billboards in de stad, dat zijn algemene adviezen, is op een voedingsmarkt staan hé, dat soort type dingen. Ja. En selectieve preventie zijn die activiteiten die je onderneemt in specifieke gebieden of op specifieke locaties omdat je denkt dat daar relatief veel kinderen die de aandoening hebben of risico lopen om die aandoening te hebben. Nou omdat we weten dat dit een lage SES/cultuurspecifiek iets is, weten we best wat de risico’s zijn. Gezinnen met een lage SES, etnische minderheden Ja. Wat wij een selectie preventie/interventie vinden dat is JUMP-in. Ja. Dat is een programma wat wij doen op scholen. Ja. Maar dat is geen behandelprogramma. Dat is een programma, dat heeft de afgelopen jaren, dat is in ontwikkeling geweest, het heeft nu een nieuwe koers. Maar JUMP-in is het programma wat scholen helpt om een gezond, gezonde school te worden. Ja. Gezond gewicht school te worden. Hmhm. Dus gezond voedingsbeleid, voldoende buiten spelen, goed buiten spelen. Buiten spelen is helmaal niet makkelijk. Nee. ben nu zelf moeder van een kleuter, mijn god ben altijd blij als de zon schijnt dat de dagen dat z’n vader met hem buiten is want dan hoef ik het niet. Eh genoeg uren gym van een bevoegd vakdocenten, nou hé allemaal dat soort dingen. Maar dat is geen behandelprogramma. Nee. En eigenlijk zegt ook de zorgstandaard eh, eh, eh, eh zegt dat ook die twee groepen nog geen behandeling hoeven. De zorgstandaard begint eigenlijk pas bij de geïndiceerde preventie, dat zijn de kinderen die, later hebben ze dat weer in eh in risicocategorieën ingedeeld met gezondheid / gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico, ehm en dan heb je de kindjes met licht risico, dat zijn de kinderen met alleen overgewicht. Dan heb je de kinderen met matig/ernstig, dat is overgewicht met comorbiditeit/obesitas trede 1,2 met/zonder comorbiditeit. En extreem GGR is obesitas met trede 3 met comorbiditeit. Ehm dus vanaf geïndiceerd tot en met ehm extreem of eh pagenete heet dat, dat donker rood. Hé zeggen we van dan is er zorg nodig. zorgstandaard vanaf geïndiceerde preventie Ja.
56
Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki:
57
En dat is nieuw, dat we dat zo expliciet met elkaar hebben gemaakt. Dat is 2010, en in jouw leven en jouw tempo van leven denk je van Jezus dat is 2010, dat is nu toch wel gewoon geregeld. En dat snap ik, en gelukkig weet ik bij mezelf ook nog heel erg die vonk levendig te houden zodat ik er ook boos over wordt en van daaruit weer actie onderneem. Maar er zijn nog steeds geen afspraken gemaakt op landelijk niveau tussen het college van zorgverzekeraars, het nationaal zorgautoriteit en het ministerie over wie dan welke zorg moet gaan betalen. Ja. Dus je ziet nu dat er incidenteel in Amsterdam, en hetzelfde beeld in andere gemeentes maar soms nog zelfs wel wat meer, incidenteel wel eens door de overheid iets wordt gedaan daarin. Ja. Ik vind niet dat, dat een naam mag hebben. Oké. En wij zijn nu met de aanpak echt ruim een jaar echt bezig. Hé je zit eerst, je moet eerst een opdracht ophalen bij het, hé de wethouder zegt ik wil iets, je moet een opdracht ophalen bij het college, je moet je programma op hoofdlijnen schrijven en toen zijn we aan de slag gegaan. Er zijn nu wel wat dingen, ik denk dat waar jij op wijst Vet Fitte Kids is. Vet Fitte Kids ja dat denk ik wel ja. Ja. Ehm dat eh, want een heel groot deel, nog even één stapje terug, een heel groot del van die zorg geïndiceerde, zorg gerelateerde 1,2,3 is de zorgverzekeraars. Ja. Die kinderen zijn namelijk gewoon ziek, en die hebben gewoon zorg nodig. Zo zien de zorgverzekeraars dat nu nog niet, maar daar zijn het college van zorgverzekeraars en miniserie best helder over. Ja maar goed dat is nu natuurlijk ook een deel, hé ik bedoel als er in Amsterdam al laten we zeggen dat het er van de 30,000 zo zeker 20.000 zijn. Als je dat een beetje extrapoleert zijn 600 000 kinderen in Nederland, moet je nagaan wat toename in zorgkosten dat is, en hoe we allemaal willen overstappen voor 52 korting per maand hé. Dat is een beetje heel kort ehm, eh het scheidingsveld. Dus voor een groot deel van die zorg is de zorgverzekeraar verantwoordelijk. De grootste zorgverzekering van Amsterdam is AGIS, net opgegaan in Achmea. Die willen op bepaalde voorwaarde beweegprogramma’s voor kinderen vergoeden, door de fysiotherapeut. Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea Ja. Daar is van alles op af te dingen, over te zeggen, maar dat is wat ze doen. Nou wij hebben nu met elkaar gezegd van god er was een cursus die op opvoeding en voeding zat, die is ontwikkeld door eh diëtistes met opvoedondersteuners, met subsidiegeld. Hebben wij niks mee te maken gehad, wij hebben meegekeken. En we hebben nou vorig jaar als gemeente gezegd we gaan die als experiment inkopen en we gaan die plakken op die beweegprogramma’s. Ja.
Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki:
Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki:
maar dat is echt, ik bedoel dat zij nog, dat zijn vorig jaar nog geen 10 individuele cursussen geweest waar we dat voor elkaar hebben gekregen. Oke, dus ze hebben nergens samen gedraaid? Ja ze hebben wel samen gedraaid, maar dat zijn er nog geen 10 geweest. Oke. En dat komt deels omdat ze nog moesten opstarten en aftasten, en eh ja en iedereen daar ook een eigen beeld bij heb. Dus weet je het niet is niet zo dat je zegt jij doet dit, jij doet dit, ik ben de gemeente, ga bij elkaar zitten en make it happen. Jammer genoeg hebben mensen daar, net als dat jij graag iets te zeggen wilt hebben over het beweegprogramma wat je doet, hebben die mensen ook wat te zeggen. Ja. Dus dat zijn ook subprocessen. Ehm dus als jij zegt, misschien is het goed dat je, je realiseert dat je een hele gesloten vraag stelde .Vind ik dat er voldoende aanbod is in Amsterdam? Absoluut niet. nee. Ik vind echt dat we duizenden plekken te kort komen. En dan niet alleen maar perse bij de fysio, maar ook bij reguliere sportaanbieders of in het buurthuis of nou ja, op allerlei plekken. En ook in de ziekenhuizen hebben we gewoon niet genoeg. Ik bedoel, of nee laat ik zeggen voor morbide obese kindjes, dat zijn er pak hem beet 1500 in Amsterdam, daar hebben we ook niet genoeg plekken voor. En dat hoeft niet perse in het ziekenhuis, mar die moeten wel een ander traject krijgen natuurlijk. Te weinig plek, weinig aanbod voor morbide obese kindjes, 1500 morbide obese kinderen in Amsterdam ja. Dus A ik vind dat er echt niet genoeg plekken zijn en ik vind ook niet dat de plekken die er nu zijn dat die goed genoeg zijn. Niet genoeg plek, niet tevreden over aanbod Oke. En dat programma wat dan gedraaid is, was dat wel een programma wat werkte? Wat effect had op de kinderen die er aan mee deden. Want dat is natuurlijk een programma waar wel veel verschillende dingen samen komen, hé voeding, opvoedkunde ehm en bewegen. Was dat, had dat effect op de kinderen en ik neem aan ook de ouders die er bij betrokken waren? Eh wat denk je dat er nodig is om een effectmeting te doen? Hoe bedoelt u, om te zorgen dat dat effect heeft? nee wat denk je dat er nodig is om te meten of iets effect heeft? Spreken met degene die er bij betrokken zijn misschien? Ja, dat is niet wat wij onder effectmetingen verstaan. Onder effectmeting, en als je kijkt, ben je al op het Loket Gezond leven geweest? Nee ik ben nog voor de rest nergens geweest. Nee, nee maar dat is een website. Oh ja, ja daar ben ik geweest.
58
Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
59
Ehm als je goed hebt gezien zie je dat er voor dit specifieke aanbod vrijwel niks op het Loket Gezond Leven het predicaat effectief heeft, effectief trede 1, laat staan trede 2 en 3. D’r zijn een aantal dingen goed onderbouwd en daaronder zijn een aantal dingen goed omgeschreven. En het overgrote deel van het Amsterdamse Aanbod, wat dus al helemaal niet zoveel is, ik durf bijna wel te zeggen dat bijna alles van het Amsterdamse Aanbod niet in het Loket Gezond Leven staat. Dat wil dus zeggen dat de interventie, dat degene die het uitvoeren, die hebben het niet goed beschreven, die hebben het niet theoretisch onderbouwd. Misschien hebben die het wel in hun hoofd en in hun team theoretisch onderbouwd, maar dat hebben ze niet op papier gezet en laten toetsen. En die hebben al helemaal niet aan effectmeting gedaan. Als jij zegt ik vind effectmetingen praten met ouders en kinderen, dat vind ik een soort van tevredenheidonderzoek, hé want een echte effectmeting daar is echt jarenlang heel diepgravend onderzoek… Geen effectief bewezen programma’s Ja tuurlijk. ja maar ik vind het wel belangrijk, ook weer in het kader van verwachtingsmanagement, ook naar je opdrachtgever toe. Eh als het Ronald McDonald ergens mee gaat starten gaan we wel dat soort gesprekken met elkaar hebben. Ja. Snap je. Want met al het nieuwe aanbod wat gaat starten willen we het wel in één keer goed doen want anders komen we nergens. Nee. Ehm ik heb cijfers gezien ehm, de effecten op BMI zijn niet spectaculair. Nou hoeft dat ook niet, is dat ook niet te verwachten als het over 12 weken gaat. Dus niemand in de stad, of het nou gaat of Vet Fitte Kids, heeft nog een eens nameting gedaan naar 6 maanden of naar 12 maanden. En we zien wel dat eh, maar dat zijn hele ruwe cijfers, maar de eerste indicatie is wel dat de ouders en de kinderen het traject met die opvoedingscomponent, ze vonden het in het begin vervelender, dat ze dat moesten doen, omdat ze er gewoon bij moesten zijn, fysiek. Vet Fitte Kids, effecten BMI niet spectaculair, geen nameting. Ja. maar toen ze eenmaal bezig waren zien we waarschijnlijk wel, maar hé dat is even met vijf korrels koud en een marge, zien we dat die ouders tevredener zijn, dat de kinderen tevredener zijn en dat we meer effect zien op leefstijlveranderingen bij ouders en bij kinderen. opvoedingscomponent eerst vervelend daarna toch meer tevreden, meer effect leefstijlverandering Oké. Of gedragsveranderingen. Maar hoe duurzaam dat is, en of dat nou echt zo is, hé ik bedoel dit zijn gewoon ouders die zichzelf scoren. Dus dat is mij allemaal nog wel erg dun. gedragsverandering
Nikki:
Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki:
Ja precies. Maar als u nu kijkt naar wat er gedaan is, denkt u dan dat het nut heeft om die ouders erbij betrokken te laten zijn. Want er is natuurlijk veel over bekend, en ook als je de onderzoek bekijkt, bijvoorbeeld ook hoeveel ze d’r bij betrokken zijn. Er wordt in veel onderzoeken gesproken over ouders en kinderen die het inderdaad vervelend vinden, die het niet fijn vinden dat ze samen zo’n programma moeten doen, maar die d’r uiteindelijk wel baat bij hebben ondanks dat ze het in het begin niet leuk vinden. Maar ook sommige ouders die er echt altijd bij zijn, dus als kinderen sporten en bewegen zijn ze d’r bij en doe ze mee, als kinderen voedingsvoorlichting krijgen zijn ze d’r bij en krijgen ze ook voorlichting. Wat denkt u dat in dat geval het meest eh, het grootste rendement heeft? Dat weet ik niet onderbouwd. Maar zoals ik zei wij volgen de zorgstandaard, dus in principe pleit ik, nee niet in principe, ik vind dat we voor eh alle kinderen een vorm van gecombineerde leefstijlinterventie moeten aanbieden. En ik vind ouders d’r bij met bewegen vind ik prima, maar het gaat me echt, als we het hebben over ouders, gaat het hem echt over een forse, een stevige opvoedcomponent. Hé en meedoen met bewegen is leuk, maar d’r moet, je moet echt een opvoedings, echt een andere slag krijgen met opvoeden. gecombineerde leefstijlinterventie, opvoedcomponent ja precies. Want uiteindelijk, ik bedoel dat is, de ouders zijn het die bepalen wat hun kind eet en wat hun kind drinkt en hoe een kind beweegt. Ehm en ik vind dat ehm, ik vind dat de groep waarop je, je gaat richten dan bepaald hoe de verhouding tussen de verschillende component moet zijn. Ouders bepalen En hoe bedoelt u dat? Nou dat ik vind ehm, kijk kinderen met een lichte GGR, hé dus de gele groep, ehm die hoeven waarschijnlijk een minder specialistisch beweegprogramma en die ouders hebben waarschijnlijk wat minder opvoed en voedingsondersteuning nodig, of op een wat simpelere, net wat minder diepgravende manier dan kinderen en ouders die al veel verder zijn. Ja precies. En d’r zijn ook wel, weet ik uit de literatuur, d’r zijn ook wel eh scholen die zeggen hé van god, dus theoretische scholen, die zeggen van je zou de Step Care moeten doen. Dus je moet iedereen laten beginnen in een relatieve lage interventie en dat gewoon opplussen. Nou weet je dat, dat is me om het even. ja. Daar heb ik op dit moment niet voldoende inzicht in, in wat moet. Kern voor mij is dat ik eh, en zo hebben we dat ook met elkaar, volgende week ligt dat voor in ons team, maar zo is nu ook mijn voorstel om dat af te gaan tikken met elkaar. Van hè als d’r niet aanbod bij komt moet dat gewoon voldoen aan de zorgstandaard en dat moet dus altijd alle drie die componenten hebben. Ja.
60
Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki:
61
En wat me wel opvalt, want ik zei net, ik ben natuurlijk ook een beetje een docent van huis uit, en ik zei net hé van ik vind dat er niet genoeg aanbod is, en ik vind het aanbod niet goed genoeg. Nu heb je me niet gevraagd wat ik dan goed genoeg vind, dus ik weet niet of je dat later nog gaat vragen? Nou, wat vind u niet goed genoeg? Wat wij, waar wij nu eigenlijk naar toe willen gaan in de stad is ehm. Nee laat ik even anders beginnen, ik zie in de stad nu dat er onwijs veel mensen zijn die met de allerbeste bedoelingen, daar twijfel ik echt helemaal niet aan, maar iedereen wil het wiel zelf opnieuw uitvinden. En of dat een stukje arrogantie is of een stukje eh ik heb geen zin om een evidenve based interventie of een beschreven interventie uit de kast te trekken is, of ik wist niet dat er beschreven interventies waren had iemand me dat maar van te voren verteld is, dat weet ik niet. Maar het valt me wel verschrikkelijk op. Dat zelf in Noord, waar die drie fysios, hé d’r zijn drie fysiopraktijk in die Waterlandpleinbuurt en die hebben allemaal hun eigen beweegprogramma. Iedereen wil zelf het wiel uitvinden Ja. En die zijn ook nog niet helemaal voornemens om nu is bij elkaar te gaan zitten en met elkaar te overleggen. Ja precies. Nou is het natuurlijk een hele effectieve als daar ooit een financiering van gaat zeggen van hé, gij zult, gaat u maar met z’n drieën in een kamer zitten. Ja. Ehm maar ik zie dat weet je, ik zie dat ook bij welzijnspartijen, ik zie het bij de diëtiste die iets willen, ik zie het bij de opvoedondersteuners. Natuurlijk aan de andere kant, laat me daar helder over zijn, dat Loket gezond Leven, ik vind hem gebrekkig. Zo zijn d’r dingen die in het Loket Gezond Leven staan die geen glee zijn. Ik vind feitelijk dat daar dan met koeienletters boven moet staan, dit is een theoretisch, hé het is natuurlijk, het zijn natuurlijk van die theoretische constructen van die gezondheidsbevorderaars. Waarmee ik niet iets wil zeggen over gezondheidsbevorderaars behalve dan dat ze in een bepaald stramien denken. Hmhm. En die denken dit, deze interventie is, dit is de doel en dit is de interventie en dat is theoretisch goed beschreven. Maar ze hebben zich daar geen rekenschap gegeven van de zorgstandaard. nee. Dus je kunt iets uit het loket kiezen zonder dat je een GLI neemt. Ja.
Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki:
Dus ik vind eigenlijk dat het tweeledig is. A ons aanbod moet een GLI zijn en B het moet in zijn geheel uit het loket komen of het moet opgebouwd zijn uit verschillende onderdelen die in het loket staan. Van hè er staan beste leuke beweegprogramma’s en dingen. En ik ben dan ook altijd wel weer zo eigenwijs en eigengereid dat ik denk nou ja weetje er moet ook wel altijd iets van een x-factor nog zijn hè. Soms komt er misschien iets lang van fucking hell dat is gewoon een pareltje in spe. Onderdelen Loket Gezond leven belangrijk, Gecombineerde Leefstijl Interventie Hmhm. En toch vind ik dan ook wel dat je heel goed rekenschap moet geven waarom een aantal van die programma’s die door mensen, sommige programma’s door dik en dun bijvoorbeeld, dat draait in Diemen dat draait in weet in veel wat ,dat draait in Den-haag. Daar zijn mensen heel enthousiast over. door dik en dun, veel mensen enthousiast over Ja. Nou ik vind dat mensen die iets nieuws willen starten, en dat gaat niet alleen over Only Friends maar dat geldt in de breedte. Dit zeg ik ook echt niet alleen tegen jullie maar tegen iedereen. Maar laat me dan echt maar is even heel duidelijk weten waarom al die andere dingen niet voldoen, wat jij vind dat daar niet goed aan is. En nog zou ik altijd, en ik weet dat de zorgverzekeraar mij in deze, of dat we daar eigenlijk samen in op gaan, dan weet je, kies dan iets uit wat je best oké vind en ga dan in gesprek met die interventie eigenaar. En als wij daar over moeten meedenken dan willen wij dat met liefde doen, wat jij denkt dat er specifiek anders moet voor jouw specifieke doelgroep, jouw specifieke populatie. En laten we dat dan aanpassen binnen die context. Ja. Die interventies hebben natuurlijk al een monitorsysteem, hebben al een evaluatie systeem, dus daar hoef je allemaal niet aan op te plussen hè. Dat scheelt, ik bedoel man dat scheelt echt bakken en bakken en bakken met geld en tijd en energie. En die tijd en energie en geld die kunnen we dan stoppen in van hé jij hebt omdat je Ghanese moeders hebt een ander type moederprogramma, Ghaneese moeders zijn bijna allemaal alleenstaand dus wat doen we met de kinderopvang van die andere kindjes. En terwijl ze dan toch worden opgevangen gaan we wat leuks met ze doen, even een dwarsstraat een hypothetisch voorbeeld. Monitorsysteem en evaluatiesysteem belangrijk Ja. Nou en laat ze dan met elkaar kijken, als die interventie eigenaar dat ook leuk vind, hoe we dat dan kunnnen monitoren en weergeven wat dat voor extra meerwaarde heft voor het programma. Zodat misschien straks een door dik en dun en een door dik en dun met de Ghanese module wordt ontwikkeld hè bij wijze van. Ja precies., En volgens mij, en dat zou ik ook heel interessant vinden om over te lezen in eh, ik neem aan dat je een scriptie aan het schrijven bent of een rapport iets. Ja.
62
Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki:
Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
63
zo’n stuk wat jij aan het opleveren bent ook eh dat, volgens mij, maar zo goed zit ik niet in de inhoud, maar volgens mij zijn er ene heleboel van die interventies en die zeggen nog helemaal niet dat je dan in week 1 moet voetballen in week 2 moet volleyballen en in week 3 ren testen moeten doen. Ja. Die laten vrij veel ruimte. Maar het format, en hoe betrek je de ouders, en is dat met een boekje of met een appje of met een kalendertje, weet je dat soort werkzame elementen. Ja. En ik zou ehm, ik wens het de kindjes in deze stad toe, die 30.000 die te zwaar zijn, en dan uiteindelijk ook ieder individueel kind natuurlijk, nou ja dat we met elkaar een manier weten te vinden om dus met datgene wat er al is aan de slag te gaan en daarop te innoveren en dat geschikt te maken voor de stad. Omdat ik denk dat we op die manier veel sneller en veel makkelijker meter kunnen maken dan als iedereen weer helemaal zijn eigen ding gaat doen. Ja. Nou moet ik zeggen dat, dat ook wel de bedoeling is. Het is ook niet de bedoeling dat ik een programma ga schrijven die ik volledig uit m’n duim schuif, dat hebben we eigenlijk in het begin direct gezegd, we hoeven niet het wiel opnieuw uit te vinden. En ik ben er zelf ook van overtuigd dat, dat niet hoeft. Daarom wil ik ook graag met zoveel mogelijk mensen om de tafel zitten om toch wel al die inzichten te krijgen van hoe denk iedereen hier nou over. Want ik kan me voorstellen dat het Sotervaartziekenhuis wel weer andere inzichten erin heeft, dat die zeggen van nou deze aanpak nou ja, misschien zeggen die wel even als voorbeeld iets anders of een andere organisatie, ik heb ook die… Oh maar ik, als ik het idee geef dat ik één ding propagandeer dan is dat absoluut niet zo. Nee hoor helemaal niet, nee. Ik zeg gewoon, even hè mijn leidraad voor jou is als je wil dat het überhaupt in, dat we überhaupt met Dennis omtafel kunnen gaan zitten, niet willen gaan zitten, kunnen gaan zitten over financiering en nadenken daarover moet het op z’n minst theoretisch onderbouwd zijn, dat heet volgens mij goed onderbouwd bij het Loket. Ja. Iets wat daaronder zit, prima, maar dan moet ie het echt een hele tijd alleen gaan doen. En ik gun het heel erg aan Dennis, aan Only Friends maar ook het stadsdeel dat we gewoon meteen met elkaar aan tafel kunnen gaan zitten. Ja precies, ja oké. En volgens mij heb je dan nog keus genoeg.
Nikki:
Karen: beperken. Nikki: Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen: Nikki:
Ja, ja. Ik heb wel een lijst gemaakt al met alles wat er op dit moment is, en inderdaad met hoe het beschreven is door het Loket. En d’r is veel, heel, of tenminste in die lijst staat veel, ook veel wat inderdaad niet onderbouwd is, waar weinig over te zeggen is. Maar ik vind d’r ook dingen tussen staan die ik zelf interessant vind, nou ja ik heb er zelf natuurlijk ook een idee over, waarvan ik denk eh nou ja zo zou het wel eens kunnen werken. Wat we ook nog gaan doen, en dat is eventueel, toch in gesprek met die interventies die er op dit moment zijn. Ook gewoon om te kijken wat gebeurd er, hoe reageren kinderen op zo’n activiteit eh en dat zou dan voornamelijk zijn bij de activiteiten zijn die goed beschreven zijn, en dan het liefst in Amsterdam. Nou, nee dat zou ik echt heel jammer vinden, als je, je daartoe zou Ja? A ik vind goed beschreven is dus niet goed genoeg hè. Goed beschreven is dus echt niks. Jij en ik kunnen overmorgen een goed beschreven interventie hebben, dat is echt niet goed genoeg. Dus tenzij die interventie zegt ik ben bijna theoretisch onderbouwd, dus dat zou ik je, ja weet je ik zou het je gewoon afraden. Ik bedoel, ik ben al makkelijker dan de zorgverzekaar is. En volgens mij, kijk weet je ik ga hem dan ook gewoon heel scherp en eerlijk op tafel leggen, Dennis is daar ook gewoon, en dat waardeer ik enorm, eerlijk in geweest. Het is ook voor een deel gewoon om een nieuwe financieringsproject te starten, of een nieuwe bron van financiering. En ik hou van ondernemerschap, en ik werk voor een VVD wethouder, prima, helemaal oké. Maar start dan wel iets waar je überhaupt in gesprek kan komen met financiers. Want weet je het zou zo jammer zijn als je heel veel tijd en moeite met elkaar stopt in iets, kijk en dan, dat kan maar dan ga je echt afhankelijk zijn van subsidieverstrekkers. Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea Ja. En dat is minder, hè dat heb je misschien nodig voor je opstartfase maar dat is wel minder duurzaam. Ja precies. En feitelijk wil de zorgverzekeraar wil eigenlijk alleen maar dingen die ffectief beschreven trede 1 zijn, en dat is gewoon helemaal niks, of zo goed als niks. Nee precies.
64
Karen:
Nikki: Karen: Nikki: Karen:
Nikki: Karen:
Nikki:
65
En dan nog even over binnen Amsterdam, buiten Amsterdam. Ik en met ij de GGD, dus mijn inhoudelijek voeders ,wij zijn niet zo tevreden over ons huidige aanbod. Bijna niks van ons aanbod is beschreven, dus ben dan ook nu echt innovatief. Even trouwens, ik bedoel wat Hans doet, want anders had ik hans natuurlijk ook nooit in contact gebracht met Dennis. Wat ik heel leuk vind aan wat Hans doet is dat het een heel ander type interventie is dan een fysio en een diëtist en zo hé, ik bedoel feitelijk doet Hans dat wel in het ziekenhuis maar hij ziet ook wel echt kansen om dat op een hele andere laagdrempelige manier te doen. Dus hij staat daar voor mij even buiten, ik bedoel dat zou ik fantastisch vinden. Maar voor de rest, ja weet je, ben innovatief, haal iets naar Amsterdam wat we nog niet hebben en laat Amsterdam zien dat het beter werkt. Niet tevreden aanbod, niks beschreven, innovatief, Ja. Want weet je, als er in Amsterdam al een gouden ei was zou het wel gek zijn als we die niet al op ons netvlies hadden. ja precies, ja, oké. Want ik dacht zelf buiten Amsterdam is het natuurlijk misschien wel weer gericht op die specifieke kinderen Ja dat, nou ja weet je, ook daar kun je gewoon een proefschrift over schrijven. Kijk volgens mij als je het, als je het hebt over witte ouders uit het Gooi of witte kindjs uit het Gooi hebben we een probleem. Maar ook in Smallingland, dat is toevallig een JOGG gemeente dus daar hebben we veel contact mee, maar ook in Smallingland hebben ze gewoon allochtone kinderen. En ook daar zijn het relatief vaker de allochtone dan de autochtone kinderen die te zwaar zijn. Dus volgens mij is het dan veel interessanter van hé wat voor type doelgroepen dien je, want ook in Noord heb je niet alleen maar zwarte groepen, daar zitten ook gewoon witte kindjes tussen. Ja. Dus volgens mij moet je veel naar doelgroepen kijken, en dan heel specifiek van welke type kinderen dien je, want voor inkomen hebben de ouders, wat voor etniciteit hebben de ouder, wat voor leeftijd dan iets anders. En wat mij betreft zou een heel belangrijke leidraad moeten zijn, kijk iedereen, hè dat zie je ook heel erg in Noord is het van oudsher de ontwikkeling heel erg voortgekomen uit de fysio’s, dus echt heel erg uit de eerste lijn. Nou ja, hebben we het net al even over gehad he, of fysio’s nou de beste personen zijn om een groep stuiterballen een uurtje pret in bewegen te geven daar kun je vraagtekens bij hebben. Of fysio’s financieel de beste uitvoerders zijn, nou dat kan je ik je wel vertellen, nee, die zijn veel te duur. Fysiotherapeuten te duur, fysiotherapeuten 1 op 1 begeleiding Ja.
Karen:
Nikki: Karen:
Nikki:
En nou wi lik niet zeggen dat we voor een dubbeltje op de eerste rang willen, maar je wil wel je geld zinnig en zuinig uitzetten. En als je dan denkt van hé qua competentie is het niet m’n most wanted uitvoerdergroep, maar dat is het ook niet qua financiering. Maar volgens mij kan Mark daar ook, Mark is gymleraar, dus die kan hier ook, ik heb ook al leuk eventjes met Mark heel kort gespard van hé wat zou het nou kunnen opleveren dat Hans Budde met zijn team en het Ronald McDonald, van hé hoe zou dat er nou uit kunnen zien. Ja. Weet je, dus volgens mij zouden dat veel meer leidraden moten zijn. Door wie zou je het willen laten uitvoeren, denkt Dennis dat hij zelf aan goede trainers kan komen en dat bijvoorbeeld die fysio die toch al betrokken is soms even supervisie kan houden om met bepaalde fysieke problemen toch even mee te kijken. Wat voor type opvoedondersteuning heb je? Moet dat een wetenschappelijke opgeleide iemand zijn of moet dat een Hbo’er zijn. Of zeg je juist van de problematiek van deze groep in Noord is wel zo heftig we kiezen hier voor eh toch wel psychosociale ondersteuning. Dus volgens mij moet je veel meer vanuit die doelgroep krijgen en dan ook kijken wat voor type expertise heb je nodig, want sommige interventies eisen gewoon dat je alle door de 1e en 2e lijn laat doen. En als dat principieel niet is waar Dennis naar toe wil, en wat ik ook qua financiering niet mijn eerste keuze zou zijn, dan moet dat dus niet je eerste keus zijn. Want dan moet je er zo aan gaan knutselen. Oké. Ja en voor de rest had ik eh, ja, ja wat ik zelf nog eh, waarom u denkt dat een organisatie zoals Only Friends bijvoorbeeld, waarom het goed zou zijn dat wij zo’n programma gaan aanbieden. Heeft dat bijvoorbeeld een voordeel ten opzichte van de dingen die op scholen gedaan worden, waarom vind u het zo belangrijk dat juist bij ons of bij andere?
66
Karen:
Nikki: Karen:
67
Nou A omdat ze op scholen niet behandelen zoals ik net zei, dat is preventief. En daar zijn we ook heel expliciet in, de enige uitzondering maken we met de gymplus. Heel veel scholen hebben naschools sportaanbod, sportclubs. En we hebben nu in Amsterdam op een aantal scholen zijn we gestart met Gymplus, dus dat is een schoolsportclubje voor kindjes die eigenlijk niet zo van sporten houden of het niet zo goed kunnen, maar die gymen heel erg leuk vinden. Dus die zitten op een gymsportclubje, en dat is bijvoorbeeld voor de kinderen die uit Vet Fitte Kids komen. En de zorgstandaard heeft het ook over drie fases. Dus dat is ook nog een goede hè. Kies welke doelgroep je wilt dienen, kies welke fase van het proces je wilt zitten; wil je behandelaar zijn, wil je onderhoud doen of wil je begeleiding is het volgens mij, ik noemde het altijd nazorg, maar volgens mij is het begeleiding doen. Hè dus wij zeggen nu Vet Fitte Kids is de behandeling voor een bepaalde groep kinderen en dan is de onderhoudsfase is gymplus, dan zouden we daar ook nog eigenlijk een soort van opvoed check weet je, dat je even een paar keer per jaar opvoedondersteuning krijgt, even checken of alles wat die ouders hebben geleerd nog goed zit. Of dat iemand even zegt wat ben je lekker bezig maar ik heb nog wat tips. En dan vervolgens nog die nazorg hè voor een aantal kinderen kunnen best ene hele tijd in gymplus blijven en een aantal kunnen door naar een schoolsportclubje en er zijn ook best wat reguliere sportclubs die zeggen van we doen een soort van extra team na de f-jes en daar kunnen deze kinderen gewoon naar toe. Dat gaat niet om winnen of verliezen maar gewoon lekker samen met andere kindjes, dat noemen we zorg straatjes. Behandelfase, onderhoudsfase, nazorgfase. Oké. Dus welke plek wil jij met Only Friends in het zorg straatje. Ehm dus complementair aan scholen, absoluut, want op scholen behandelen we niet. En nou goed ik heb natuurlijk zelf aan aangeboren handicap, en ik was echt geëmotioneerd toen ik er was omdat ik het zo pachting vind en ik het zo mooi vind dat er zo plek is voor die kids. Deze kinderen hebben altijd een streepje achter en worden altijd als laatste gekozen. Dus wij denken zeker dat het voor die top, dus dat zou mijn advies zijn om hoog in de groepen te gaan zitten. Misschien zelf, als het klikt tussen Hans en jullie, Hans en z’n team en jullie, dat je zegt van hè misschien moeten we ons wel echt op die morbide obese kinderen gaan richten. Dan heb je ook, volgens mij moet je ook met nicce markt gaan werken, d’r zijn ook wel programma’s die zeggen dat ze iedereen bedienen nou A dat is lastig qua financiering en B dan moetje ook best heel diversifiëren als trainer of als begeleider van die ouders. Ik denk dat het voor die kinderen die echt pittige problematiek hebben het een onwijs veilige plek is, dat het zo verschrikkelijk luxe is dat je veel verschillende sporten kan aanbieden, dat je binnen in de gymzaal bezig kan zijn maar ook buiten en in het zwembad, wat een onwijze opluchting moet zijn om A met niet allemaal sprietjes in een zwembroekje moet staan maar B ook je zwemdiploma kunt halen en gewichtsloos kunt zijn. Morbide obese, veilig plek, verschrikkelijk luxe, verschillende sporten, binnen en buiten locatie, zwembad
Nikki: Karen:
Ja zeker. Dus weet je in vind het een veilige plek, ik vind het een prachtige plek, ik geloof in de mensen die er zitten, ik geloof in de passie en de energie en ik wens het jullie en ons toe dat we met elkaar daar ehm, dat jullie ons ook betrekken in het proces hè zoals dit dat je ook meteen komt kletsen, dat we ook mogen mee denken. We moeten het gewoon goed doen, en met iets komen waarvan iedereen straks denkt fuck, dit is helemaal logisch. Dit snap ik helemaal, it rocks. Veilige plek Nikki: Ja precies. [Afsluiting gesprek.]
68
G. Interview Mieke Langkemper – Obesitas coordinator Onze Lieve Vrouwe Gasthuis [Introductie met aanleiding en doel van onderzoek.] Nikki: Maar goed ik eh, nou ben daar dus onderzoek voor aan het doen. Het doel is een activiteitenprogramma. Mieke: Doen? Nikki: Het doel. Mieke: Het doel. Nikki: Sorry, ja. Mieke: Sorry. Nikki: Is een activiteitenprogramma waarbij we eigenlijk al gelijk gezegd hebben van we willen het wiel niet opnieuw uitvinden want er is al zoveel. Mieke: Ja. Nikki: Maar ook veel wat langs elkaar heen werkt. Mieke: Klopt. Nikki: Eh nou ja, als ik dan ook weer wat anders ga verzinnen blijf je bezig. En daarom probeer ik met zoveel mogelijk mensen die daar ook veel verstand van hebben of die daar al veel mee bezig zijn nou ja te spreken. Van wat is er nou, gaat het goed of is er misschien toch nog wat nieuws nodig. Mieke: Ja, ja, Nikki: Nou op die manier, nou ja is het doel om uiteindelijk er iets leuks van te maken, voor Only Friends speciaal. Mieke: Ja. Nikki: En dat is dus ook eh, het is echt voor die locatie. Dus het is niet ergens anders, en nou ja dat maakt het natuurlijk ook wel weer gelijk wat lastiger. Want je zit wel gebonden aan… Nu werkt Only Friends alleen maar met vrijwilligers, met studenten. En ja hoe ga je dat eh, dus op die manier. Mieke: Maar d’r werken nu ook, of d’r komen, laat ik het anders zeggen, d’r komen nu ook al bijvoorbeeld fysiotherapeuten toch. GOED Schellingwoude zit bij jullie. Nikki: Ja klopt, die hebben inderdaad een beweegprogramma. Mieke: Beweegprogramma. Nikki: Ja klopt. Maar dat werkt nog totaal niet samen met ons. Mieke: Oké. Nikki: En dat is ook gelijk wel eh, ik ben in principe ook niet van, ik doe echt een onderzoek. En dat is wel waar het in het begin ook wel een beetje lastig was. Mieke: Ja. Nikki: Want zij dachten nou je doet een onderzoek maar je kan ook wel gelijk met die en die contacten leggen en of die en die willen samenwerken. Mieke: Ja. Nikki: Maar goed, dan wordt m’n opdracht natuurlijk veel te breed. Mieke: Nee, ja. Nikki: En uiteindelijk is mijn opdracht echt om onderzoek te doen en aan de hand daarvan conclusies trekken. Dus ja, dat is er inderdaad en daar ga ik ook nog mee in gesprek. Maar daar is in principe nog helemaal geen samenwerking mee. Mieke: Oké. Gewoon zelfstandig daar. Nikki: Ja. Zij zitten inderdaad helemaal zelfstandig. Mieke: Oké. Nikki: Ja, ja. Dus ja, daar zijn zeker wel kansen. Maar dat is in principe voor de gene die mij gaat eh… Mieke: Die het gaat uitvoeren.
69
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Ja inderdaad. Dus vandaar. Leuk. Ja zeker. D’r komen best vele kinderen uit Noord uit. Ja. En soms ook de kinderen met een beperking. Dan wel licht verstandelijk of lichamelijk niet zo heel veel. Nee. Dus ik denk dat er best wel mogelijkheden liggen. Maar ik heb natuurlijk ook gewoon heel veel kennis van het obesitas en wat er voor nodig is. Ja. En ik heb inderdaad ook al gesproken met iemand van de gemeente en dan specifiek Amsterdam-Noord. En die zei dat vooral de Waterlandpleinbuurt in Amsterdam-Noord een best wel problematisch stuk is. Ja, daar komen ook de kinderen vandaan. Waar veel kinderen overgewicht en obesitas hebben. Ja, Nieuwendam-Noord is dat hè? Sorry? Nieuwendam-Noord. Ja, volgens mij. Ja hij had het de hele tijd over Waterlandpleinbuurt, maar in dat concept van Amsterdam stond ook een andere naam, dat hele plan van aanpak. Maar goed, ik ben ook helemaal niet bekend in Amsterdam, dus ja. En, dus ja ik heb gewoon wat vragen opgeschreven. Ja. En ja ik wil niet allemaal de hele tijd, ik vind het ook gewoon leuk om er gewoon over te praten. Heeft het ook je belangstelling? Ja absoluut. Ja, ja. Ik doe ook zelf een sportopleiding, en daar ben ik ook vele met voeding bezig geweest. Ik heb een extra minor gedaan in jaar drie met voeding. Oh ja. Dus ik was ook wel specifiek op zoek naar een opdracht waar eigenlijk dit in voor kwam. Ja Omdat ja, het trekt mijn aandacht enorm. En het is natuurlijk een groot probleem. Dus vandaar dat eh… Heel groot probleem. Ja zeker weten, dus eh. Ja. Ja heel interessant. En ook hoe meer ik erin zit hoe meer ik denk van ja… Er moet nog een hoop gebeuren. Er moet nog een hele hoop gebeuren. Ja maar je ziet zo vaak iets voorbij komen van nou er is weer een nieuw programma opgezet. En dan hoor je achteraf van maar eigenlijk, de buurt daarop zit nog een programma en die twee hebben nog nooit met elkaar gesproken van goh kunnen we misschien samen iets beteken. Maar ja dat zie je natuurlijk niet als je als die dingen leest.
70
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
61
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
71
Nee, dan ben je gewoon bezig met je eigen ding. En je denkt leuk dat gaan we doen. En als je, je er echt in gaat verdiepen denk je van och wat zou het eigenlijk handig zijn als iedereen wat meer met elkaar gaat samenwerken. Ja. Dus eh, nou ja dat is wel interessant. Ja. Nou mijn eerste is gelijk van waarom denkt u dat er in Amsterdam-Noord zoveel kinderen met overgewicht zijn. Denkt u dat daar een specifieke reden voor ons ten opzichte van andere stadsdelen? Eh nou ja, ja natuurlijk is er een specifieke reden. Deze ken je? Ja. Oké. Nou daar staat in waar het vandaan komt. Het is vaak een wat lager milieu en denk ik gewoon financieel dat het ook een probleem is. Dat mensen gewoon niet iedere dag gezond kiezen. SES en kennis. Nee. Het is toch makkelijker om een patatje te halen als je toch wat moet eten, bij wijze van spreken. Ja. Daar zich niet bewust van zijn. Dus het is ook wel, laten we zeggen, laag opgeleid. We hebben ook wel wat kinderen hoor van hogere opgeleide, maar dat hersteld zich snel. En we hebben hier, en dat geldt voor Oost en voor Noord en Zuid-Oost, want daar komen ook heel veel kinderen vandaan. Is denk ik dat, dat toch wel het probleem is. En soms ook wel de cultuur. Turkse kinderen, ik kan niet zeggen ze worden verwend, maar worden anders opgevoed denk ik, hè. Als je klein bent ben je lief en naarmate je groter wordt, wordt er gecorrigeerd. En je houdt heel veel van je kind als je ze alles geeft. Marokkaanse jongentjes ook wel een beetje die stijl, wordt wat meer gegund. Nederlandse kinderen denken, ik denk dat het ook onwetendheid is. Niet weten wat het effect is van slechte of eenzijdige voeding. SES, etniciteit, Kennis Ja. Ik denk dat, dat wel een beetje de dingen zijn. Ook weinig kennis bij de ouders en de kinderen? Ja, weinig kennis. En je hebt best ook heel veel ouders die ook echt denken van hè te dik, hoe kan dat nou, valt toch wel mee. Kennis Ja. Uiteindelijk geef je ze inzicht in een aantal dingen, en die het dan ook echt oppakken. Ja. Die echt proberen dingen te veranderen en zo. Maar het gros ja, of dat nou Noord of Oost is, dat is wel vergelijkbaar. Oké, ja. Ze zien het gewoon niet. Nee, precies. Ze zien gewoon niet wat het probleem is. Nee, nee.
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
En ze denken ook allemaal van hij krijgt nooit zo veel want hè, en ze denken ook van ach als die eenmaal groot is of zij eenmaal groot is veranderd dat. Kennis Ja precies. Dus dat zijn een beetje de, de dingen denk ik die mee spelen. Ja. En het programma dat jullie hier aanbieden, wat houdt dat precies in? Nou dat is eigenlijk dat wij verder niks doen. Oké. Ze komen hier. Ze worden aangemeld, ze krijgen een heel uitgebreid onderzoek. Ze krijgen een test hoe hun lichamelijk conditie is hè, of er diabetes aanwezig of dan wel in aantocht is, of juist niet. Vetpercentage, de lever, als dat soort dingen. Krijgen ze een glucose tolerantie test. En dan komen ze bij mij en dan ga ik als obesitas coördinator met de ouders en het kind kijken van waar ligt het probleem. Obesitas coördinator Ja. Heel erg toch ook het kijken naar voeding of het kijken naar beweging of hoe voelt het kind zich. En als dat een beetje in beeld is, dan is het eigenlijk aan de ouders of het kind, een soort oplossingsgericht gesprek om te kijken van nou, we weten nu hier ligt een probleem, wat zouden je nu kunnen doen, want zou je kunnen veranderen. Dat dan eigenlijk vanuit het gezin de oplossing komt. En dat kan maar met hele kleine stapjes hoor. Voeding, beweging, psychosociaal welbevinden, oplossingsgerichte gesprekstechniek. Ja. Dat ze de ene keer zeggen van nou misschien kan hij in plaats van elke dag een pakje mee op woensdag een flesje water mee, of buitenspelen. Hè, dus dat zijn hele kleine stapjes dat dingen gaan veranderen. Kleine stapjes ja. Ja we laten ze een beetje inzien hoe belangrijk bewegen is. Maar daar doen wij verder niks aan. Het enige wat wij doen is verwijzen naar fysiotherapiepraktijken dan wel sportverenigingen, clubjes in de buurt, dansen, nou ja buiten spelen. Dat soort dingen. Verwijzen Ja precies. En dan proberen we dat echt zoveel mogelijk in de buurt van dat gezin te doen, van waar ze wonen. Dicht bij huis Oké, oké. Dus ik verwijs bijvoorbeeld ook veel naar eh Happy to Move, dan wel voor kinderen met een beperking dan. Happy to Move Ja, ja.
72
Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki:
73
En naar GOED Schellingwoude omdat die daar dan een aanbod heeft voor kinderen met overgewicht. En er is er nog een nu. En een beetje zo kijken we naar wat past in het systeem van het kind. Als de ouders zeggen van ja het zou eigenlijk wel meer moeten bewegen, wat zou je dan kunnen doen. Ja misschien moet hij meer buiten spelen, nou hoe ziet dat er uit. Dus weet je dan probeer je steeds met de ouders te kijken van hoe ziet dat er dan uit. Ik denk dat als, en dat vinden we allemaal, de ouders weten tenslotte het best hun situatie. Dus als die zeggen van ja maar hij kan eigenlijk best wel vaker buiten spelen, hij zit nu elke dag achter de computer. Nou dat is hartstikke goed, hoe ziet u dat dan voor zich? Nou dan zeg ik gewoon de computer moet uit en dan, nou dan gaan we dat is proberen. En dan komen we daar de volgende keer op terug, is dat gelukt. GOED Schellingwoude, ouder/kind behandeling Ja. En ik bedoel dat gaat soms, het traject duurt 2 a 3 jaar en er gaat soms best een hele tijd overheen voordat mensen het ook echt in zich krijgen van oh er is echt wat nodig, er moet wat veranderen. 2 a 3 jaar Ja. En dat is een beetje hoe we werken, met hele kleine stapjes. En aan de hand van vragen kijken wat de ouders aan inzicht krijgen en daarin meegaan eigenlijk. Kleine stapjes Oké. En als ze zeg maar doorverwezen worden naar een fysiopraktijk, komen ze dan ondertussen nog wel hier naar toe? Ja, ja. Dat blijft doorgaan. Dat blijft doorgaan. Ja dat blijft doorgaan. En wij adviseren ook altijd van dit is een begin. En het is fijn dat als je eenmaal een beetje kan bewegen, je conditie wordt wat beter, dat het ook belangrijk is dat ze er een sport bij zoeken. Ja precies. Wat zou je dan kunnen doen. En dat proberen we ook altijd met fysiotherapeuten te kijken van kijk eens wat zou voor hem of haar een goede sport zijn. Kinderen die ontzettend veel van dansen houden, ja die ga ik niet op voetbal zetten of zo iets. Nee, nee. Dat is sowieso mijn taak niet. Nee. Maar ik bedoel dan kijk je echt van wat is de wens van het kind. Wensen van het kind Ja. En we kijken ook naar hoe voelt het kind zich. Als het kind echt verdrietig is en ongelukkig is, ja dan ga ik niet op voeding of wat ook zitten, dan gaan we kijken hoe kunnen we het kind gelukkiger krijgen. Welbevinden van het kind Ja, ja. We hebben een pedagoog, of we verwijzen naar een pedagogisch programma, het OKC of de opvoedpoli als het wat zwaarder is. Dat soort dingen. Pedagoog, OKC, Opvoedpoli Ja precies.
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Dus we proberen eigenlijk het hele systeem rondom het gezin dan daar een beetje in te zetten. Ja. En u zei net een opvoed eh… Poli. Poli. Je ziet natuurlijk in de onderzoeken best wel vaak dat opvoeding een belangrijk probleem is bij kinderen met overgewicht. Ja. Ook omdat ouders soms niet eens weten hoe ze hun kinderen, bijvoorbeeld nee moeten zeggen in de supermarkt of dat soort dingen. Nee, nee klopt. Is dat iets wat veel gebeurd, wat veel gebruikt wordt? Eh nou opvoedpoli dan wat minder. Maar we verwijzen wel veel toch naar bijvoorbeeld het eetspreekuur, dat ze wat makkelijker binnen komen zeg maar. Van goh vraag is advies, zij kunnen je helpen van hoe kan ik zorgen dat mijn kind groente gaat eten. Dan is dat een makkelijkere stap om even te doen. En soms zie je ook grote problemen, ja dan kijken we in overleg met de opvoedpoli van wat zou de verwijzingen kunnen zijn. En dan verwijzen we op die manier naar de opvoedpoli. Ouders vinden dan lastiger hoor. Eetspreekuur, advies voeding, Ja. En we kijken ook wel naar het OKC of naar de schoolverpleegkundige. Dat zijn ook plekken waar we ook veel mee uitwisselen ook hè. De verpleegkundige zegt van ik heb die en die verwezen of de jeugdarts zegt van ik heb die en die verwezen, is die aangekomen. We zien echte problemen en er veranderd niks, hoe kunnen we dat oplossen. Daar hebben we dan ook wel contact over. Dus we proberen dat zo intensief mogelijk te doen. Schoolverpleegkundige Ja precies, ja. Ja. Oké. En ja opvoedkundig, soms, als het echt de spuigaten uit loopt. En dan praten we over verwaarlozing, dan doen we in enkele gevallen ook melding bij het AMK, een zorgmelding. Melding AMK bij verwaarlozing Ja precies, ja. Ja. Oké. Maar meestal niet. Het duurt soms lang voordat de ouders inzicht krijgen, maar het moet echt wel heel erg slecht gaan, hè een BMI dat boven de 3 is of wat ook voordat we dat soort dingen echt gaan oppakken. Ja. En dan hebben we ook gesprekken met de ouders en artsen, want die zien de kinderen ook. Ja, oké. En er zijn natuurlijk ook veel programma’s in Amsterdam die zeg maar alles aanbieden. Ik weet niet of Goedschellingswoude dat ook doet, maar zeg maar fysio maar tegelijkertijd ook een diëtiste die actief is. Ja. Nou worden ze gewoon doorverwezen naar het hele progamma. Dus dan volgen ze zowel het beweegaanbod als de diëtiste? Ja.
74
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
75
Oké. En u zei het programma hier duurt ongeveer twee a drie jaar. Ja. Hoe vaak komen ze hier dan? Nou dat is een beetje afhankelijk. In het begin is het vaak wat intensiever, dus als met name de arts ziet zo van nou het gaat eigenlijk niet goed, kan het soms om de twee a drie weken zijn. En naar mate hij ziet dat het patroon wat stabieler wordt. Kijk we zijn eigenlijk als blij als het BMI niet meer stijgt. In het begin intensief, om de 2 a 3 weken als het niet goed gaat, blij als het BMI niet mee stijgt Nee precies. En dan kunnen we al zeggen van nou er is al een ingrijpende verandering plaats gevonden. Dan wordt het al wat minder frequent. Zien we dan een terugval, dan pakken we het weer wat intensiever op. Dus het is echt een beetje afhankelijk. Ik zie kinderen die in een tijd van een jaar weer vertrekken omdat ze het gewoon heel goed oppakken, ja dan ga je niet zeggen van je moet iedere week terugkomen of iedere twee weken. Minder frequent bij veranderingen, programma op maat, Nee. Dus het is echt per individu, per kind, per gezin afhankelijk eigenlijk. programma op maat Oké. Dus dat is een beetje hoe we het doen. Ja. En ehm de kinderen die komen hier binnen via een verwijzing van de huisarts? Ja. Verwijzing van de Huisarts, schoolarts, GGD en andere ziekenhuizen. AMC verwijst wel eens door, en intern natuurlijk. Dat zijn wel een beetje de meeste. Huisartsen enkel keer, niet zo heel vaak. Eigenlijk zijn het meer de schoolartsen en verpleegkundigen die het meeste verwijzen. Of die verwijzen dan naar de huisarts en dan verwijst die dan door. verwijzing van huisarts, schoolarts, GGD, andere ziekenhuizen en intern. Ja precies. Daar ligt toch wel het meeste. Oké. En zijn de kinderen , of moeten de families altijd met z’n alle aanwezig zijn. Hè dus ouders en kind of is het alleen de kinderen of soms alleen de ouders? Nou we proberen, nou we hebben altijd de ouders en kinderen. Soms zien we bij de tieners wel eens ,want die zitten dan op tijdens of de moeder werkt, dat het niet altijd handig is. Dus dan zeggen we een enkele keer van de tiener mag dan wel zonder ouder komen, vaak praat het soms ook wat makkelijker hè. Ouder/kind behandeling Hmhm, ja. Dan voelen ze zich wat vrijer. Maar bij de arts is het eigenlijk altijd met de ouders. Oké. Ja. En ehm ja, nou ja goed nu denk ik dat u ook wel enige kennis heeft van de dingen die er worden gedaan, bijvoorbeeld bewegen. Heeft u zelf een idee van nou dat is nou echt belangrijk bij zo beweegaanbod voor die specifieke kinderen?
Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Nou, wat eigenlijk is, is dat die kinderen… Soms krijg ik wel eens terug van fysiotherapeuten dat die kinderen het gewoon niet leuk vinden. Nee. En als ze dat niet mee krijgen, hè bewegen is leuk, een spelletje is een uitdaging. Als ze het niet leuk vinden, wordt bewegen ook niks. Dus eigenlijk denk ik dat vooral plezier in bewegen voorop moet staan. Meer nog dan goed voeden of verbeteren conditie. Ik denk als die kinderen plezier van bewegen mee krijgen, de lol van ik voel me fit of ik kan het wel, hè de eigen ervaringen mee laten spelen. Ik denk dat, dat eigenlijk het aller belangrijkste is. Ik denk dat, dat hun het meeste helpt in hun traject naar een gezond gewicht eigenlijk denk ik. Plezier Ja. Vaak, je ziet altijd de kinderen starten later, komen moeilijk op gang, zijn sneller moe. En om dat gemotiveerd te houden, ik denk dat, dat het belangrijkste is. Ja dat ze gewoon echt gewoon lekker plezier hebben. Ja vooral heel veel plezier hebben. Plezier En gewoon lekker met andere kinderen samen. Ja, met andere samen. En dan niet wie het snelste is. Samen sporten- en bewegen Nee. Of het meeste gegroeid is of afgevallen is. Maar wie had de meeste lol, en waar zat het hem dan in. Dat is een beetje mijn idee. Ja, en dat hoor je natuurlijk veel. Dat kinderen, en je ziet ook vaak dat ze fitness programma’s gaan doen. Omdat kinderen met overgewicht vaak het gevoel hebben dat ze wel sterker kunnen zijn. Ze zijn natuurlijk groter hè, breder vaak. Ja. En dan gaan ze maar fitnessen met die kinderen, van nou hè dat vinden ze toch al leuk. Maar vinden ze dat wel echt leuk, bijvoorbeeld ook meisjes hé. Ik kan me voorstellen dat niet alle meisjes fitness even leuk vinden. Nee, nee, nee. Dus ja. Dat is inderdaad, plezier is inderdaad ook wat heel belangrijk is. Ja. En als je dan kijkt naar voeding. Moet het puur voorlichting zijn of moeten kinderen… Nou ik denk dat je vooral moet kijken van hoe zit het in het systeem. Ik denk dat je niet tegen een Turkse ouder moet zeggen van je mag geen rijst meer eten. Maar kijk eens hoe je kookt. Gebruik je heel veel vet, gebruik je heel veel olijfolie, zit er veel siroop of suiker in. Want dat is toch een beetje die cultuur. Zou dat wat minder kunnen, is het erg als er eens een keer in lepeltje suiker minder in gaat. Cultuurgebonden voedingsadvies Ja. Die Marokkaanse thee met zoveel suiker, probeer het is zonder. Of kijk eens oe het anders kan. ja. Dus ik denk dat vooral kijken naar hoe kookt die cultuur, of hoe eten zij, het staat hoog in hun vaandel hun gastvrijheid. Hmhm, ja.
76
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
77
Er moet gewoon altijd eten in huis zijn. En we weten ook dat is hartstikke moeilijk want als kinderen weten dat er chips in huis is en er komt visite, dan haalt het de visite niet bij wijze van spreken. Nee. Dus hoe ga je daar dan mee om. Ja. Hoe kan je er nou voor zorgen dat die verleiding er voor het kind er niet is terwijl die en ouders toch het gevoel hebben van er kunnen gasten komen of. En de ene denkt een slot op de kast, maar de ander denkt van nou stel dat er visite komt dan stuur ik dat kind om de chips te halen. Dus iedereen heeft zo zijn eigenlijk oplossing om. Maar ik denk dat je in dat systeem van dat gezin moet kijken. Programma op maat Ja. je moet niet gaan zeggen tegen iedereen van boerenkool dan wordt iedereen groot. Nee. Dus het is heel erg gezinsgebonden wat belangrijk is? Ja en cultuur. Cultuurgebonden voedingsadvies Ja cultuurgebonden. Ja, ja. Ik bedoel je kunt heerlijk koken met misschien iets minder olijfolie, of misschien wat minder boter. Dat soort dingentjes, ik denk dat, dat het belangrijkste is. Ja en dat is dus voornamelijk van belang voor de ouders en de opvoeders? ja maar dat ze ook het gevoel hebben dat ze d’r iets me kunnen. Ja. Als je gaat zeggen van gewoon een stukje vlees en niet meer een sausje, ik bedoel dat kan je wel zeggen maar als die ouders niet anders kunnen koken is dat gewoon lastig. ja, ja. Hè d’r moet altijd in vele hoeveelheden, hoe ga je daar mee om, hoe doe je dat dan als je wat minder gaat koken. Hoe leer je, je kinderen toch minder te eten, wat kun je ze dan aanbieden. Ik denk dat daar het belang is. Ja, oké. En ehm wat denkt u zijn de belangrijkste componenten waar een effectief programma uit moet bestaan? Hè voeding en bewegen zijn natuurlijk denk ik twee hele belangrijke. Ja. maar zij er andere waarvan u zegt die moeten zeker wel in een programma zitten wil het nou ja meest succesvol zijn. Nou ja ik denk dat naast bewegen en voeding de opvoedkundige ook wel een onderdeel van is. Ik bedoel nu bijvoorbeeld bij het eetspreekuur in Oost hebben ze naast een diëtiste nu ook een pedagoog, iemand die gewoon over opvoedkunde daar zit. En vaak als je zei ga is daar heen, OKC, vraag is wat advies. Dan was dat een hele grote drempel. Maar als ze nu dat gezicht gezien hebben bij het eetspreekuur is het voor hun makkelijker om die stap te doen. Gecombineerde leefstijlinterventie Ja. Dus ik denk dat samenwerken met bijvoorbeeld een OKC hè, dus dat de ouders zien van oh het is wel belangrijk want die ik ook hier en die helpt ook mee bij het programma. Dat je echt goede samen werkingen hebt, en dat je ook opvoedkundig er meegekeken wordt.
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke:
Ja precies. Want je zegt nu wel doe je dom wat dat kan jij toch, maar kijk is even wat kan je wel. En weet ik veel, dan geef je er een draai aan. ja precies. maar ik denk dat opvoeden daar een deel in kan zijn. En het welbevinden van het kind ook. Als het meer zelfvertrouwen krijgt, als het zich zekerder gaat voelen, dat het ook makkelijker voor een kind wordt om dingen op te pakken. Als er eerst maar eens een pondje af is, dat ze het gevoel hebben van zie je het kan wel. En dan niet gaan zitten om meteen er moet 10 kilo af. Welbevinden van het kind Veel succesbelevingen tijdens zo’n programma? Ja, succesbelevingen en haalbare doelen, en dat soort dingen. Haalbare doelen, succesbelevingen Oké. En nu is er ook veel onderzoek gedaan naar of er een fysiotherapeut bij aanwezig moet zijn of dat een sportinstructeur ook voldoende is bij zo’n programma. Wat denkt u? Is een fysiotherapeut essentieel bij het behandelen van kinderen met overgewicht? Pff dat is een goede vraag, dat weet ik niet, dat zou ik niet weten. Als die sportinstructeur de lol van het sporten over kan brengen. Maar waar ik mee zit, sommige kinderen hebben dusdanig overgewicht dat als je teveel zou belasten dat knieën, gewrichten en dat soort dingen zeer gaan doen. Dan zou het wel een sportinstructeur moeten zijn die ook wel iets van het bewegingsapparaat weet, ik weet niet hoe ik dat moet uitleggen. Sportinstructeur met kennis van bewegingsapparaat Ja ik snap het. maar die ook weet dat als die knietjes zo staan, dan is het niet fijn om 100 km te gaan rennen of zo. Nee precies. Dus dan moet je eerst eens gaan kijken van wat kan er dan wel. Ja, ja. Dus het zal wel een sportinstructeur met verstand van het menselijk lichaam, laat ik het zo zeggen. Dus misschien de eerste twee a drie keer een fysiotherapeut erbij, en dan samen en overnemen. Sportinstructeur en fysiotherapeut Ja, ja, En ik denk, ja, ik weet niet of dat haalbaar is. Maar een soort doorlopend programma, zou eigenlijk het mooiste zijn. Hè dus dat je bijvoorbeeld, er beginnen 10 kinderen en er komt telkens een kind bij want we verwijzen telkens door. En dan heb je op een gegeven moment 20 kinderen waarvan er 10 alweer uitbehandeld zijn, en die gaan dan weer weg. Doorlopend programma Ja. En dat je een soort overgang hebt of zo, van een voetbalteam dat mee kan doen, of een handbalteam. Dus dat ze plezier krijgen, of dat kinderen die dansen dat ze mee kunnen gaan doen met dansen, bijvoorbeeld bij Ronald McDonald. Vloeiende overdracht nazorg Ja, ja. En van daaruit andere dingen kunnen gaan doen. Dus dat er meer een vloeiende overdracht is. Vloeiende overdracht nazorg
78
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki:
79
Ja precies. Dus niet zo van klaar, je programma is op, het geld van de verzekering is klaar, ga nu maar, dat werkt niet. En dat hoor je natuurlijk heel vaak. Heel vaak. Dat er eigenlijk geen nazorg is. Geen navolging. En dat heb ik ook veel in mijn onderzoek gevonden, dat het nazorgtraject negen van de tien keer een telefoontje is naar het gezin van gaat het goed en willen jullie nog wat weten, en zo niet dan ronden we het bij deze af en succes ermee. Ja. En ik denk dat daar Only Friends een goede rol in kan spelen. Want het heeft natuurlijk al een groot aanbod. En als je daar als een meer mee kan kijken en mee kan doen. En je zult ongetwijfeld zien dat de een zal denken ik hoor hier niet bij, maar dat er ook kinderen zijn die zeggen ik dans nog wel een maandje mee of zo. En dan ondertussen kijken waar liggen de mogelijkheden. Ja. En het is natuurlijk ook zo, als je kinderen behandeld met ernstig overgewicht, dat die natuurlijk met tien weken nog niet op gezond gewicht zijn. Nee. En ik denk, tenminste dat hoor ik van veel mensen, dat het Ronald McDonald Centre natuurlijk wel een vrij veilige omgeving is. Ja, hele veilige omgeving. Veilige omgeving Dus er zitten natuurlijk ook kinderen met een beperking, maar overgewicht is denk ik in die mate ook een beperking, kan een beperking zijn. ja zeker. Dus voor die kinderen met ernstig overgewicht, die bezig zijn met een gedragsverandering en een verandering in hun leefstijl, is denk ik een sportclubje daar misschien best wel een… Goede start. Ja, zeker weten. Ja. Ja en waarom ik vroeg om een sportinstructeur of fysiotherapeut. Een fysiotherapeut is natuurlijk opgeleid voor één op één begeleiding. En een sportinstructeur is opgeleid om ook groepen te begeleiden. En je ziet veel dat juist kinderen samen laten sporten en bewegen ook weer kan zorgen voor bepaalde sociale contacten en elkaar misschien weer toch een beetje omhoog liften van je doet het goed. Dus van zullen we dit soort samen doen. Ja. Maar goed om te weten, want inderdaad veel mensen zeggen eigenlijk een sportinstructeur en een fysiotherapeut die soms mee kijkt. En bij problemen een keer een kind eruit haalt en daar even mee gaat, specifiek oefenen. Of ik zie hier iets haperen in de beweging, wat is dat. Ja precies. Nou heel interessant. En hoelang denkt u dat een programma, een effectief programma, moet duren. Zo’n behandelprogramma bij bijvoorbeeld Only Friends of bij andere? Want het verschilt enorm. Je hebt acht weken tot een half jaar. Maar je hebt ook drie maanden.
Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: 69 Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki:
Mieke: Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Ik ga een beetje uit van twee keer per week drie maanden of één keer per week een half jaar ongeveer. Maar ik denk dat het pas na een half jaar ontdenkt van bewegen is leuk en ik kan het wel. Twee keer per week 3 maanden, één keer per week zes maanden. ja. Dus ik denk dat er echt wel een flinke tijd voor moet staan. Maar exacte tijd zou ik niet weten. Hoe langer hoe beter Nee, nee. Nee zou ik niet weten. Maar in ieder geval het moet wel de tijd hebben om… Ruim de tijd hebben om te wennen en om het leuk te gaan vinden. Ja. En acht keer of tien keer kom je dat nog niet tot de ontdekking. Nee. De hele tijd sport je met drie of vier kinderen en je vind het niet leuk, en plotseling komt er iemand met wie je het samen kunt doen en het wordt leuk. Dan is het eeuwig zonde als dat dan stopt. Dan denk ik van dan is het handig als die twee elkaar weer even mee kunnen trekken, dus een soort van flexibele. Ja het is toch een beetje van hoe gaat het in de groep, hoe mixen kinderen. Ja zeker weten. En moeten tijdens dan programma, ouders die zijn er natuurlijk bij betrokken, maar je ziet nu programma’s waarbij ouders tegelijkertijd een interventie of een voedingsvoorlichting plaats vind terwijl de kinderen aan het sporten zijn. Maar je ziet ook programma’s waarin ze zeggen van vijf ouderbijeenkomsten of tien ouderbijeenkomsten. Moeten die ouders gedurende dat half jaar of die drie maanden ook zo intensief begeleiding hebben, of zijn ouderbijeenkomsten die zo nu en dan worden georganiseerd. Ja ik denk dat als je een programma van drie maanden hebt dat drie a vier ouderbijeenkomsten wel voldoende zijn. Drie a vier ouderbijeenkomsten Ja. Ja. Want ik zit even te denken, want als ik uitga van onze kinderen komen ze natuurlijk ook nog hier. Maar er wordt ook heel veel bewezen direct naar het beweegprogramma. Ja dat bedoel ik. Kijk hier hebben ze nog altijd iemand waar ze op kunnen terugvallen eigenlijk. Tja. Nou ja ik denk wel dat er een vorm van bewustwording moet komen, daarom denk ik ook van samenwerken met een pedagoog of een opvoedkundig persoon, is dan ook weer van belang. Hoe ga je om, ja misschien dan toch wel wat intensiever. Maar niet iedere week, want dan wordt het een belasting. Dan sturen ouders vaak hun kinderen niet meer, dat demotiveert vaak ook weer. Bewustwording, pedagoog, opvoedkundige, niet te veel bijeenkomsten Ja. Dus het moet voor de ouders iets toevoegen en niet eens belasting worden, dat is wat ik toch wel merk. Dat vinden ze soms van hier ook al hoor. Ja. Dat ze zeggen van doe nu maar even niet zo snel want ik zit straks weet ik veel wat, dus dat merken we al.
80
Nikki:
Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke: Nikki:
Mieke: Nikki: Mieke:
Nikki: Mieke: Nikki: Mieke:
81
Maar een verwijzing van dus in dit geval hier is dus wel, eigenlijk hebben de ouders al een bepaalde voorlichting met hun kind er bij zonder dat ze dan, dan hoeft de begeleiding op de locatie natuurlijk wat minder intensief te zijn. Ja, maar als je ze allemaal hebt, ik denk dat ouders ook heel veel van elkaar kunnen leren horen. Dus misschien moet je zeggen je doet één keer in de maand een bijeenkomst, en dat als een kind binnen komt dat je een soort minimum aan een ouders stelt. Dus stel je kind doet het een half jaar, dan moet je drie keer de bijeenkomsten mee hebben gedaan. Zodat het wat flexibeler wordt. Ouders leren van elkaar Ja, ja. Dus als ze dan een keer niet kunnen dat ze dan niet gelijk eh, ja dat de kinderen niet meer mee mogen doen. Ja, ja. Oké. Dus het is wel van belang dat de ouders ook gezamenlijk met elkaar 70 gaan bekijken van goh hoe kunnen we nou… Nou ja ik denk dat ook ouders het fijn vinden om eens te praten van, en dat merken we hier natuurlijk ook wel. Bij het OGT zitten vaak drie kinderen, en dus ook meer ouders die heel vaak, die lopen hier tegen aan of vinden dit zo moeilijk. En ik denk dat als daar met bijvoorbeeld een opvoedkundig iemand, van probeer het zo is op te lossen of zo. En als ze die persoon later eens in een ouder kind centrum of bij de GGD tegen komen, dan scheelt dat ook al weer. Dat je zo is, dat zou het mooiste zijn. Dus dat t breed opgepakt wordt, en dat t ook opvoedkundig. En dat ze ook niet het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan, dat ze ´t alleen moeten doen. Precies. Oké, hartstikke mooi. En dat nazorg traject wordt in veel gevallen niet gedaan of wat ik net zei, een telefoontje. Ja. Zo nazorgtraject, moet dat ook voor ouders plaats vinden? Of is dat alleen voor kinderen dat ze zich aansluiten bij een sportclubje die nog wel overgewicht hebben maar al wel een bepaalde verandering in hun leefstijl hebben doorgemaakt. Ik denk dat het wel nodig is, dat ouders daar ook bij betrokken worden. Nazorg voor ouder en kind. Dat ze nog een keer een aanspreekpunt hebben, die ouders bijvoorbeeld? Ja, ja, ja. Of bijvoorbeeld een keer meegaan naar een sportclub. Stel dat het jongentje of meisje zegt nou eigenlijk wil ik wel voetballen. Nou dat er toch eens iemand mee gaat van goh zullen we eens naar die verenging kijken. Vloeiende overgang nazorg, voorbereiden op een sport Ja. Vaak is het ook voor ouders een drempel, en al helemaal als meisjes gaan voetballen. Ja, ja, ja. Maar als je één keer een training mee gaat doen met de kinderen die willen, bij wat er zit daar bij jullie qua verengingen. Maar dat je dan zegt van we gaan is een keer kijken naar de training, dat kan al een stap zijn. En als je op zo’n moment ook de ouders mee krijgt, dan hebben ze al één ding gedaan. En dan een training mee doen met de gene die willen.
Nikki: Mieke:
Dat je ze dus ook wat uit hun vertrouwde omgeving haalt en mee gaat. Ja. Dat wil ik net zeggen. Als ze jou kennen, dat jij dan ook me gaat, dat maakt het makkelijker. Nikki: Ja precies. Mieke: Dat jij zegt van, nou kom op we gaan daar is even kijken. En dan kunnen ze ook nog zeggen van ik vond het helemaal niks of ik vond de trainer niet aardig. Maar dan zijn ze d’r wel al geweest. Dus dan is de stap misschien wat makkelijker. Nikki: Ja, oké. Nou voor de rest heb ik denk ik het meeste wat ik wilde weten gevraagd. Ehm ja, dat denk ik wel. Dus voor mijn onderzoek heel handig en nuttig. Mieke: Oké. Nou mooi. [Afsluiting van het interview.]
82
H. Interview Ines von Rosenstiel – Kinderarts Slotervaartziekenhuis [Introductie met aanleiding en doel.] Nikki: Mijn eerste vraag die is eigenlijk gericht op de kinderen hier in Amsterdam, want er is hier in Amsterdam best veel overgewicht. Heeft u enig idee waarom er hier zoveel kinderen zijn met overgewicht? Ines: Ja ik denk dat, dat deels bepaald is door, ik bedoel het is een grote stedelijke problematiek denk ik sowieso. Als je kijkt in Nederland waar de hotspots zitten van zeg maar obesitas, dan moet je denk ik kijken naar allerlei vormen van, het is natuurlijk heel complex, er is niet één oorzaak die. Ik denk zelf dat als je kijkt naar de bevolkingsdichtheid, dan heb je natuurlijk ook een heleboel risico kinderen. Dat zijn met name Turkse en Marokkaanse kinderen, hè de etniciteit, die zijn gebundeld in de grote steden. Het is armoede gerelateerd, nou dat is in grote steden natuurlijk ook anders dan zeg maar in gebieden in Nederland waar dat, ook in platteland regio, minder is. Er zullen minder, ook als je kijkt naar obesogene omgeving is er natuurlijk in een stad sowieso veel meer, je kan de hele dag door grazen. Je komt van het station via school naar huis, je hebt dan al tig snackbars en Albert Heijnen, alles kom je tegen natuurlijk, dus dat. En obesogene omgeving is natuurlijk ook waarschijnlijk minder spelen op straat omdat het gevaarlijk is, of wijken en buurten waar ouders niet willen dat hun kind buiten speelt. Ik bedoel zo zou je zowel in de bevolkingsdichtheid, bevolkingsgroeperingen en obesogene omgeving algemeen voor kinderen, dat denk ik is gewoon steden problematiek. Stedelijke problematiek, etniciteit, voedingsaanbod, veiligheid, huisvesting Nikki: Nee precies. Ines: En niet zo zeer Amsterdam zelf, maar ook Rotterdam, Utrecht, ja. Nikki: Oké. En als je dan kijkt, Amsterdam-Noord die staat best wel hoog in het lijstje van gebieden in Amsterdam zelf. Ines: En West hé, Noord en West. En Zuid-Oost. Nikki: Ja. Zijn daar weer andere, of zijn daar nog specifiek factoren waarom juist daar zo hoog en in andere gebieden…? Ines: Ja ik heb dat onderzoek dus zelf niet gedaan. Maar ik, wat mij een logische verklaring lijkt, of een van de verklaringen, is dat het mensen zijn met een relatief meer werkloosheid, meer mensen zijn aangewezen op minder budget. En dat uit zich dan natuurlijk ook in wat je aan voedingsstoffen koopt. En ook gewoon gezonde leefstijl is natuurlijk hier in AmsterdamZuid anders dan in Noord. Dus ik denk dat die elementen gewoon veel breder, en de complexiteit van eh. Want er wordt vaak ingezoomd op obesitas, maar dat is vaak van wat alle gezinnen doormaken het minst grote probleem. Dus d’r zijn gewoon maatschappelijk gezien veel meer probleemwijken. Als je kijkt naar hoe die verhouding, die kaart van Amsterdam is, dan zie je dat die wijken d’r uit springen, en die zitten eigenlijk buiten die centrum ring. Ik denk dat als je zou gaan kijken naar hoeveel mensen daarvan werk hebben, lagere opleiding, nou dan zou je denk ik al een deel van die verklaring daarin moeten zien. SES, kennis Nikki: Oké, ja. En nou ja nu ben ik heel benieuwd wat voor programma jullie hier aanbieden, hoe dat er precies uitziet. Ik weet niet of u daar wat meer over kunt vertellen, over het programma hier?
83
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
Ja. Misschien moet ik even zeggen wat we in het verleden deden. Want sinds 2012 doen we dus de oplossingsgerichte gezin therapeutische aanpak, dat is degene die we nu aanbieden voor kinderen boven de 8 jaar. En in de jaren vanaf 2003 zijn we dus eigenlijk ook bezig om ene obesitas programma aan te bieden en daarin hebben we verschillende fases gehad. Dus we hebben daar ingezoomd op groepsaanpak, dus jongere kinderen in een groep en de tieners in een groep, en daar verschillende modules aan koppelen. Dus zeg maar modules over gezonde voeding, sport, voor kinderen in die verschillende leeftijdsfases. Maar ook voor ouders, dat was dan een twaalf weken programma en dat was vrij intensief, en dan nog terugkomweken enzovoort .Dus we hebben de groepen gehad, en daarnaast hebben we individuele aanpak gehad bij de kinderarts. En dan hadden de kinderen ook toegang tot de diëtiste en we waren faciliterend in sport in de omgeving, maar dus ook voor mensen die weinig geld hadden met het kinder jeugdsportfonds, en daarin hun helpen op weg te komen. Dus niet zeggen van nou zoek maar een sport, maar daarin actief een rol spelen. Dat was de individuele aanpak. En nu zijn er op dit moment in Slotervaart twee soorten aanpak. Het ene programma heet zwaartekracht en is voor kinderen tot acht jaar. En dan heb je de groep van acht tot achttien, en die komen in het oplossingsgerichte systeem aanpak terecht. In het Engels heet dat dan solution focused therapie. Dus als we het op het laatste ingaan, daar worden we zelf heel blij van als obesitasteam. Dat is echt een oplossingsgerichte aanpak en die gaat er vanuit dat de cliënt is de expert. Oplossingsgerichte gezinstherapeutische aanpak, zowel individuele als groepsaanpakken op de markt, zwaartekracht, solution focused therapy Oké. En in het hele traject hiervoor waarin we motivational interviewing deden, was het toch nog zo dat de mensen in het obesitas team, dus de diëtist, psycholoog, kinderarts en nurse practitioner, dat die hun expertise ergens uitrolde in zo’n gezin. En nu zijn we gewoon eigenlijk alleen maar actieve luisteraars, en de patiënt die genereert zijn eigen oplossing, en niet wij. Diëtist, psycholoog, kinderarts, nurse practitioner Oké. Dus je moet heel erg op je handen zitten, want je moet je dus enorm tegenhouden om met adviezen te komen. Want het blijkt dus dat dieetlijsten die werken niet, mensen tips geven werkt niet. De mensen moeten zelf de oplossing aandragen. Ja.
84
Ines:
Nikki: Ines:
73
Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki:
85
En de clue van dat oplossingsgerichte werken is dat wij allen getraind zijn, zowel in Zweden, want we zijn met z’n alle naar Zweden gegaan. We hebben daar de techniek geleerd. Het is een methode en die is gestandaardiseerd en die is ook evidence based inmiddels, want het is al heel veel toegepast bij ook andere groepen. Dus niet alleen bij kinderen met obesitas maar ook bij mensen met depressie, mensen met verslaving, en er zit natuurlijk bij kinderen met obesitas soms ook een stukje eet verslaving bij. Dus er is al heel veel research gedaan of die methode werkt, en die is dus ook heel goed toepasbaar bij kinderen, dus dat is heel erg mooi. En daarnaast is het zo dat, dat een methode is die wij ons allemaal hebben aangeleerd en waarin we getraind zijn, en waarin we regelmatig nog intervisie hebben om steeds beter te worden in die methode. En dat is eigenlijk een gesprekstechniek waarin vragen jouw instrument zijn, alleen maar vragen. Solution focused therapy is evidence based en gestandaardiseerd, vragen zijn het instrument, werkt ook bij andere doelgroepn Ja, ja. En dat is echt heel anders werken als kinderarts. Want normaal kijken we bij een probleem hoe dat probleem ontstaan is en zijn we probleem georiënteerd, en nu zijn we oplossings georiënteerd. Dus het is, je stelt bepaalde vragen waarin mensen zelf met een oplossing komen in hun situatie. Dan moet je, je zo voorstellen, in de praktijk gaat dat als volgt. Kinderen of ouders krijgen een uitnodiging nadat wij de verwijzing hebben van de jeugdgezondheidszorg of van de huisarts. En dan staat er in die eerste brief van goh u wordt dan en dan verwacht en u mag meenemen die voor jouw belangrijk is. Dus dat kan oma zijn, maar dat kan ook het beste vriendje zijn, die zeg maar help vol is als jij hiermee aan de gang wilt. Nou dat is al anders dan voorheen. Het eerste gesprek duurt een uur en zitten we met het hele team, dus met de verschillende experts. Dus het is ook een teambehandeling. Zowel een team van het gezin als het team van de hulpverlening. Dus beide teams komen samen rond één grote tafel, we zitten allemaal aan één rond tafel waardoor we één team zijn. Je vormt partnerships. En dan gaat het er om dat de juiste vragen gesteld worden in een bepaalde volgorde. En dan willen we eerst heel duidelijk hebben van goh als jij nou straks de deur uit bent, wat moet er dan volgens jou besproken zijn en dat je denkt van ik heb er iets aangehad. Oplossings georiënteerd, teambehandeling, Ieder belangrijk persoon mag mee komen, Oké, oké. Dus je kijkt vanaf het begin al van wat is eigenlijk hun vraag. Want soms gaat het om slapen, het gaat niet altijd om het overgewicht zelf. Dus wat wil jij besproken hebben als je straks de deur uit gaat. Ja. En zo, dan krijg je een indruk wat voor hun het probleem is. En dat vraag je dan ook aan de moeder of vader vragen, dan heb je duidelijk wat het voor hun is. En je hebt dan al uitgelegd dat je niet werkt met lijstjes maar dat we zoeken met hun naar een gepaste oplossing die bij hun gaat werken. Ja, ja.
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
En dat we met hun gaan nadenken waar eventueel dingen zijn, en natuurlijk is het altijd gericht op een soort toekomst oriëntatie, dat is belangrijk. Want in het verleden bij allerlei gesprekstechnieken praat je over hoe is het nou gekomen, nou dat laten we helemaal achterwegen. Dat is niet belangrijk. Dat is niet belangrijk. Dit is het en de principes van die oplossingsgerichte benadering, daar zit de clue namelijk, want die is gericht op de toekomst en met name van hoe zou jouw leven d’’r uit kunnen zien als er dingen veranderd zijn die jij graag veranderd zou willen zien. Dus het is ook, je laad een kind dus vertellen, we tikken wel al van goh hoe ga je nou naar school. Het enige wat we op het bord schrijven zijn de positieve punten voor het oplossen van de obesitas of overgewicht.`Positiviteit Ja. Als een kind bijvoorbeeld 2 uurtjes gym in de week doet en het doet verder niet aan sporten en heeft geen zwemdiploma, dan schrijven we niet op het bord heeft geen zwemdiploma. Maar dan staat er loopt twee uur per dag naar school, doet vaak de boodschappen voor mama. Dat je dus op het eind van de rit zie je een bord waar dingen op staan die het kind allemaal al goed doet, en die helpen om het probleem te tackelen. Ja, ja, We vragen dus met de mensen uit qua bewegen en voeding nemen we door. Maar niet alleen maar van drie boterhammen met pindakaas, maar qua ontbijten etc. Dan vergroten we dat uit wat positief werkt in de oplossing van het probleem. Dus twee keer in de week in het weekend lukt het jou om te ontbijten, en hoe lukt jouw dat nou. Ja precies, ja. En wat is nou anders in het weekend dan door de weeks. En dan zoom je niet in op die dagen dat het niet lukt, maar dan vraag je wat is anders op de dagen dat het wel lukt. En hoe is jou dat nou gelukt. En dan zegt zo’n kind bijvoorbeeld ja e nik drink al vele meer water. En dan zeggen wij goh wat goed, maar hoe ben je daar op gekomen. Ja, ja.
86
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
87
Dus de succesjes die vergroot je uit. Dus een hele optimistische manier van vragen stellen. En als je, je dus echt verdiept in die techniek dan leer je ongeveer twintig soort vragen die je kan gebruiken in die gesprekstechniek. En dan hebben we dat in principe allemaal geïnventariseerd, en de positieve dingen uitvergroot die dan op het bord staan. En dan komt op een gegeven moment een belangrijke vraag, de schaalvraag, dus dan zeg je van kijk als je nou jezelf een cijfer zou moeten geven van hoe gezond je nu al leeft, kijk is wat er allemaal al staat op het bord, en dan nemen we dat allemaal nog is door, wat voor cijfer zou je jezelf geven? Vaak wordt het een zes of een zeven. En dan zeg je, en soms vind het kind het moeilijk en dan zeggen we het is jouw cijfer, alles is goed. En dan vragen we aan de meest belangrijke contactpersoon van nou wat voor cijfer zou jij hem geven voor gezond leven. En dan zegt die moeder misschien een vijf. En dan probeer je dus, want er zijn natuurlijk vaak ook conflicten in zo’n gezin, die vermijd je volledig. En dan zeg je van kijk is, jullie zijn eigenlijk heel dicht bij elkaar met dat wat jullie nu al doen en willen, want het is geen 1, geen 2, geen 3. Je neemt ze dus mee in hetgeen wat al heel goed gaat. En dan vraag je aan het kind van, dan kom de miracle question, dat is echt de vraag van stel je voor je wordt wakker en de volgende dag is wat je nu voelt als probleem of als ding is weg. Hoe ziet jouw leven er dan uit? En dan zeggen die kinderen dus heel vaak niet dat ze dunner zijn, dan zeggen ze dan ben ik vrolijker of ik ben blijer of ik kan alles kleren kopen die ik zou willen kopen. Vergroten van successen, positiviteit, focussen op de toekomst Ja, ja, ja. En soms weten ze het niet en dan zeg je van nou wat zouden andere mensen aan jouw zien als het probleem weg zou zijn, stel er is een wonder gebeurt, het is een tien geworden, wat zien ze dan aan jou. En dan zeggen ze van nou dan zien ze dat ik vrolijker ben want dan ben ik minder gepest. Dus dan schrijf je dat soort dingen ook op, hoe is de droom Ja. En dan ga je zeggen van nou dat kan natuurlijk niet in één keer zo worden. Kinderen vinden het wel een heel mooi stuk, want die kunnen heel makkelijk de switch maken van ik word wakker de volgende dag en alles is veranderd. En dan zeg je van nou je geeft jezelf een zes met alles wat er nu al is, en stel stapje voor stapje, wat zou je nou kunnen doen om van een zes naar een zes en een half te gaan. En dan gaan ze zo kijken naar bord en dan zien ze dat zo staan, en dan zijn er natuurlijk verschillende dingen besproken in dat half uur en dan komen ze zelf van nou ik zou wel drie keer per week kunnen ontbijten. En soms zeggen ze ook van nou ik zou gezonder kunnen eten, en dan moet je het heel erg concreet gaan maken. Dus eigenlijk is de hele techniek die wij doen, is een bepaald type vragen stellen waarin zij met het antwoord komen en dat vat je nog een keer samen, of dat belicht je nog een keer. We tekenen dat voor ze en dat krijgen ze mee zodat ze het thuis nog een keer kunnen nalezen, en dan kom je vast met mama of het hele gezin nog op andere dingen. Dan willen we eigenlijk één of twee verandering ,en die kunnen nog zo klein zijn, dat maakt niet uit. Ja.
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
En dan vragen we van goh zou je nog een keer willen terug komen, dus ook niet van je moet over drie maanden terug komen, nee zou je nog een keer terug willen komen. Dus kinderen mogen zelf kiezen of ze nog een keer terug willen komen. Dan willen ze dat heel vaak, want die benadering is optimistisch, is gericht op de toekomst, geslaagde dingen worden uitvergroot. Dus elke keer terug naar hun kracht, naar hun hulpbronnen, naar hun successen. Kinderen mogen zelf kiezen of ze terugkomen. Ja. En dan zeggen we van nou het lichaam heeft best wel wat tijd nodig om te veranderen, dus wij zeggen vaak van nou na drie maanden dan zie je echt wel wat verschil. Nou dan wil ik wel na drie of vier maanden terug komen. Meestal zie je dan dat als je over een jaar kijkt dat je dan drie tot vier sessies hebt met zo’n gezin. Dus het is ook in vergelijking met andere aanpakken minder sessies. We zien dus dat als je deze methodiek gebruikt, normaal gesproken, als je kijkt naar kosteneffectiviteit en naar werkzaamheid, dan zie je dat bij alle obesitas programma ongeveer 30% verbeterd, 30% blijkt hetzelfde en 30% valt weg als no-show of verslechterd. Dat is world wide, dat maakt niet uit met welke aanpak dan ook, in real life. Want als jij allerlei aanpakken doet met twaalf weken heel intensief sproten en afvallen, en elke week terugkomen naar de researchteam, dan zie je dat die uitkomsten iets beter zijn. Maar dat is niet real life. Als je de wetenschap neemt dan zie je dat het ongeveer 30%, 30%, 30% is en in dit soort aanpak zit je ongeveer op 40%, 30% blijft stabiel, wat voor sommige kinderen ook good enough is omdat ze nog in de lengte groeien. En wat bij deze methode opvallend is dan bij allerlei andere aanpakken is dat de no show gewoon veel minder is, dat ze veel langer in het traject blijven omdat zij aan zet zijn. Wij nodigen hun uit of ze nog een keer terug willen komen. En als ze dan terugkomen ga je weer naar die schaal. En als dat klein stapje gelukt is, dan ga je weer zeggen hoe is jou dat dan gelukt en dan probeer je die dingen te gebruiken om die 6.5 naar een 7 te brengen. En zo breidt je het langzaam uit en op die manier is het ene hele leuke en positieve aanpak. Heel veel mensen zeggen dat er voor het eerst respectvol naar hun is geluisterd, no blaming. 40% verbeterd en maar een klein deel valt weg. Nee precies.
88
Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines: Nikki:
Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki: Ines: Nikki:
89
En als mensen in het begin zeggen van ja hè wat moet er gebeuren als u straks heel tevreden de deur uit gaat. Dan zeggen mensen soms van ja ik wil toch wat meer informatie er over hebben, en dan krijgen ze een boekje van ons mee waar eventueel de schijf van vijf in staat en tabellen van tussendoortjes en zo. Maar daar moeten ze zelf om vragen. Dus heel vele mensen hebben informatie, en dan gaat het hun helemaal niet om de informatie. En natuurlijk hebben we informatie als ze daar om vragen. We hebben een eigen boekje ontwikkeld over oogst en waarom wij denken dat dit een goede aanpak is. Als je nou als kinderarts vraagt welke thema’s worden in deze gesprekstechniek behandeld. Natuurlijk gaat het om bewegen en wat gaat er in qua calorieën. Maar het gaat ook over slaap, over stress, het gaat ook over andere dingen die in het gezin zijn die het soms moeilijk maken. Dus natuurlijk zijn het altijd dezelfde componenten, bewegen, voeding en slaap. Dat zijn de drie hoofdcomponenten, en stress en eetbuien en verveling. Op vraag aanvullende informatie, thema’s zijn voeding, bewegen en slaap. Stress, eetbuiten en verveling ook belangrijk. Ja, ja. Die komen wel in de vragen, maar de vragen zijn het instrument. Oké. De mensen komen met hun eigen oplossing. En is dat dan puur op het kind gericht, of wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld. Want je hoor ook veel over opvoeding, dat ouders best wel een grote rol kunnen spelen in het gedrag van kinderen door hun opvoedstijl. Wordt daar ook nog naar gekeken? Ja dat komt in dat gesprek wel naar voren want dan zegt bijvoorbeeld zo’n moeder van ja maar het zit er met name in dat zij de hele dag zeurt om eten. Wij gebruiken dus überhaupt alleen heel positieve woorden, dus zeuren proberen wij te ontkrachten. Wij vragen aan een kind vaak ook van zijn er regels thuis, ja mama wil dit en dat niet. Maar dan zegt zo’n moeder vaak van ja maar ik ben daar soms ook niet helemaal duidelijk in, de ene keer sta ik het toe en de andere keer niet. Ja, ja, ja. En dan zeggen we tegen het kind van zou het helpen als mama het niet meer zou kopen. En zou het jou helpen als papa met jou mee zou gaan sporten. Ja precies, ja. We nemen dat mee, maar we focussen op het kind. Daarom hebben we ook specifiek kinderen vanaf acht jaar. Maar we zien die kinderen niet alleen, het is natuurlijk ouder en kind. Maar wij nemen die ouders daar in mee. En we vragen vaak ook, als het kind de oplossing zo niet kan bedenken, zullen we het is aan mama vragen. Dus wij gaan niet die ouders zelf ook daar in coachen. Als de ouders gericht een vraag hebben zullen wij er expertise achtig op antwoorden. Vind u het goed als wij uitleggen hoe het werkt, ze is pas acht, en het is ook belangrijk dat u… Dan kom dat ter sprake. focussen op toekomst van het kind Ja oké, oké. En denkt u dat dit programma ook buiten het ziekenhuis werkbaar zou zijn? Ja absoluut. Ja?
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines: Nikki:
77 Ines:
Nikki:
Ja we hadden gister ook mensen over vanuit de scholingskant vanuit de gemeente. En die vroegen dus ook of wij op, nu krijgen een heleboel verpleegkundige uit de jeugdgezondheidszorg motivational interviewing, dat hebben ze ook allemaal al gehad. En was dus gister ook de vraag van goh zouden jullie dit niet veel breder kunnen uitdragen. En toen zeiden we ook van ja ik denk dat het heel goed is dat een ieder bekend is dat in de manier waarop je dingen zegt en vraagt en actief luistert zonder jouw eigen dingen daarin te brengen, dat daar in wel heel veel kracht zit. En op die manier is het ook veel leuker werken voor de hulpverlening. Veel kracht in actief luisteren en kind oplossingen laten aandragen Ja, dat geloof ik direct ja. Omdat het niet dit en dit, weet je, omdat je dan weer gefrustreerd bent als het niet gelukt is bij wijze van. Maar dat je elke keer weer zoekt naar de kracht in die gezinnen zelf. En dat is natuurlijk helemaal niet voorbehouden aan het obesitas team in het ziekenhuis, helemaal niet. Nee, nee. Dit moet eigenlijk sowieso veel breder uitgedragen worden. En deze methode wordt in andere landen ook al heel veel in zeg maar AMK settings, maar ook op scholen. Dus dit is goed te leren, leuk om te doen en effectief, en je hebt minder sessies nodig per gezin want het gaat om hele grote getallen. Je zal dus ook veel meer mensen kunnen bedienen. Makkelijk aan te leren techniek Ja, ja. Nee absoluut. Oké. Nou en nu zie je natuurlijk dat veel programma’s gericht zijn op kinderen laten bewegen, kinderen echt gezonder laten eten. Als kinderen d’r om vragen, of aangeven van ik zou toch wel meer willen sporten. Zoeken jullie dan samen met het kind naar bijvoorbeeld een geschikt sporten beweegprogramma of een sportverenging, of doen ze dat zelf? Dat vragen we hun. Willen jullie daar zelf naar opzoek gaan en ons de volgende keer vertellen wat het geworden is of hebben jullie daar hulp bij nodig. Nou als ze d’r echt hulp bij nodig hebben doen we dat, maar heel veel ouders komen dus meer gaan sporten en dan komt in dat gesprek duidelijk bijvoorbeeld kickboksen of streetdance. Nou dan vragen wij van nou hebben jullie in de buurt bijvoorbeeld al is gekeken. En waar ze bij ons in h ziekenhuis mee komen, maar dat is dus maar een selectie van patiënten, dat ouders vaak zeggen van ja weet u papa is werkloos wij leven van de uitkering dat is moeilijk. Dan zeggen wij van ja dat is ook moeilijk en wij zouden jullie daar wel bij kunnen helpen in de aanvraag bij het jeugdsportfonds. We gaan het niet sowieso doen, maar als het aan de orde is dat ze hulp nodig hebben dan bieden wij die. Helpen bij aanvraag jeugdsportfonds Ja precies. En is dat dan puur bij sportverenigingen, of bijvoorbeeld nu ook bij echt de interventies die er nu zijn voor kinderen met overgewicht of obesitas?
90
Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines: Nikki:
91
Nou weet je met name Callandfit for kids, dus echt de fysiotherapeuten die echt programma’s hebben voor kinderen, en natuurlijk is dat per buurt verschillend. En als we kinderen hebben uit Zuid-Oost, dan weet onze nurse practitioner precies wat daar in Zuid-Oost aan programma’s is. Dus die sociale kaart moet je wel goed voor ogen hebben, dat je per regio een beetje weet. Want het gaat al van ja ik heb het tramkaartje niet. Dicht bij huis Nee, nee. Dus het moet wel in de buurt zijn van het kind. Maar het zijn met name ook programma’s die ook, dus niet alleen maar zomaar een sportclub. Dus vaak toch Callandfit for kids of Vette Pret, zo is er een hele rij. Dat kinderen dus ook wel in een omgeving kunnen sporten waar ze zich veilig voelen zeg maar? Ja veilig voelen. En dan zeggen we van we hebben ook van andere kinderen gehoord dat het leuk is, misschien moet je maar is een keer kijken. Veilige omgeving Ja precies, oké. En denkt u dat de programma’s die er nu zijn, en die dus echt puur gericht zijn op bewegen, voeding, eigenlijk de standaard programma’s. Dat die ook effect hebben? Ik denk dat die gecombineerde programma’s wel effect hebben. Ik denk alles wat aan de ene kant gaat over gezonde voeding en over beweging en ook voldoende slaap, als die elementen gewoon, als er inzicht is. Natuurlijk moet je dan eerst informatie hebben, maar er is bekend dat er met informatie alleen krijg je nog geen gedragsverandering. Gecombineerde Leefstijl Interventie Nee, nee. Er wordt ook gesproken van ja er moeten, zou je dan niet bij Callandfit for Kids of Vette Pret daarnaast een gewichtsconsulent moeten hebben of iemand die wat meer, ik denk dat iedereen die zich bezig houdt met het thema obesitas/overgewicht van kinderen. Maar het zou natuurlijk heel goed zijn als iedereen een beetje dezelfde taal gaat spreken, dat het niet te versplinterd wordt. Dus of het nou in de toekomst zo is dat elke sport en elke fysiotherapeut met een specifiek programma voor deze doelgroep ook een dieetconsulent moet hebben en ook weer een weegschaal. Het hangt er een beetje van af waar die kinderen al zijn. Dezelfde taal gaan spreken Ja precies. 78 Bij ons in het ziekenhuis worden ze niet elke week gewogen, het is natuurlijk de vraag of dat de goede aanpak is. Of dat je veel meer inzet op een bepaald inzicht en motivatie. En echt een leefstijlverandering meer. Precies. Dus ik ben niet voorstander van dat bij elk bezoek er teveel op dat gewicht wordt gefocust. Niet teveel op gewicht focussen Ja, ja precies. Oké. Ja want nu zie je natuurlijk wel vaak dat een fysiotherapeut gekoppeld is aan een diëtiste en daar weer een opvoedkundige aan gekoppeld is, en het op die manier één programma vormt waar kinderen daar naar toe komen, en ouders ook zo nu en dan is mee komen voor een ouderbijeenkomst of noem het maar op. Maar zo’n opvoedkundige, dat wordt wel veel benoemd als nuttig.
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
Ines:
Ja, vinden wij ook. Als je überhaupt kijkt naar opvoeding, het stellen van grenzen en regels, is best lastig. Mensen werken vaak en hebben dan of een schuldgevoel dat ze er niet zijn, en hebben dan toch zo iets van ik vind het dan zielig als het niks meer mag. Dus überhaupt, en voor sommige gezinnen zou de opvoedpoli, dus daar werken wij ook mee samen, goed zijn. Dus je moet natuurlijk als obesitas expert gewoon weten van oké wat voor mogelijkheden heb ik in mijn rugzakje, en wat is in dit gezin aan de orde. En als dat dus meer de opvoeding is, is het natuurlijk heel belangrijk dat de mensen zich daarin geholpen voelen. Opvoedkundige Ja precies, oké. Sommige mensen willen ook echt een diëtiste omdat ze geen weet hebben van die dingen, nou prima. En sommige mensen hebben wel weer veel meer informatie maar het lukt ze niet om dat in het dagelijks leven te gebruiken. Dus waar zit het hem in, in die hele complexiteit. Maar de opvoedpoli of een opvoedingsdeskundige is zeker, heeft toegevoegde waarde voor als dat in dat specifieke gezin een issue is. Opvoedkundige, programma op maat, individueel behandelplan Dus het is een heel individuele eh… Ja, wij geloven in een hele individuele aanpak. En omdat wij in deze poli 64% morbide obese kindjes hebben, die mensen hebben vaak ook al een traject doorlopen of zo. Maar wij geloven heel erg in de individuele aanpak, dus niet een groepsgebeuren. Dus ja, wat wij hier doen is echt per gezin, individueel. Individueel behandelplan Ja. Want het kan best zo zijn dat mensen al prima op weg zijn met die beweging omdat ze op school al van alles hebben gehoord, of qua water en minder snoep en geen traktaties meer met zoet. Nou heel veel mensen gebeurd ook al van alles. Maar bijvoorbeeld dat een kind acht uur in het weekend TV kijkt en daardoor heel laat gaat slapen, of midden in de nacht alsmaar appt, dan komt dat veel meer naar voren. Dus dat individuele ja, is toch belangrijk. Individueel behandelplan Oké. Maar bijvoorbeeld als je kijkt naar het Ronald McDonald Centre, dat is natuurlijk echt een sportcentrum. Hoe zou zo’n programma zoals hier daar bijvoorbeeld geïmplementeerd kunnen worden. Omdat het natuurlijk voornamelijk sportinstructeurs zijn die daar zitten en heel veel studenten van sportopleidingen, die hebben natuurlijk in principe weinig kennis van zo’n techniek, die zijn natuurlijk echt gespecialiseerd is het geven van sportles en het begeleiden van kinderen tijden sporten. Wat Hans en ik laats zeiden met de gemeente was dat wij dachten van ja, je zou eigenlijk. Eigenlijk vinden wij met dat wat er tot nu toe bekend is, en iedereen is natuurlijk bezig om een aanpak te vinden die evidence based is enzovoort. Wij vinden dat het heel goed zou zijn als deze techniek van vragen stellen, en hoe je zeg maar op een respectvolle en optimistische manier gewoon met deze gezinnen kan werken, dat, dat natuurlijk wel heel erg veel voordeel zou bieden. Daarbij is het natuurlijk helemaal fantastisch als die studenten weet zouden hebben van dat hun deel ingebed is in een groter geheel en dat hoe je dus met mensen kan praten, zodat ze zelf hun oplossingen zoeken, ik denk dat het zinvol is als die principes en technieken bekend zijn.
92
Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki:
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
93
Ja. En je hoeft dan natuurlijk niet tot in de punten geschoold te zijn, maar het zijn vaak hele simpele vragen. Ja, ja. Op die manier heb je natuurlijk ook minder dat mensen uitvallen. Dus het zou goed zijn als het sporten ingebed is in een, nou wat weten we nu wat een beetje werkt voor deze groep kinderen. En natuurlijk werkt sport, maar het is gewoon dat al die individuele programma’s, dat daar een soort theoretische maar ook praktische bovenbouw omheen zit dat je een beetje meer op afstand kijkt van oké het probleem is complex, dit zijn de moeilijkheden en ons onderdeel zit daar in maar het kan ook helpen dat we met ze alle dezelfde taal gaan spreken. Dus het zou goed zijn als er gewoon trainingen zouden komen denk ik, en dat mensen hier van weten. Dan zie je ook je eigen onderdeel ,waar je dan zo hard voor kan lopen met passie, in dat grotere geheel. Sport samen met solution focused therapy Ja. En dan zou dus bijvoorbeeld die techniek samen met bijvoorbeeld een sportclubje op het Ronald McDonald Centre effect hebben? Want ik denk natuurlijk wel dat de faciliteiten op het centrum, die zijn natuurlijk fantastisch. Kinderen die kunnen daar natuurlijk eigenlijk alles doen wat ze maar willen, en dan ook nog met kinderen die hetzelfde hebben. Wat ik veel hoor van ik denk dat, dat zo’n veilige omgeving is voor die kinderen, dat ze daar graag zullen komen omdat ze niet het gevoel hebben van ik ben anders. Maar je zou natuurlijk ook kunnen denken, ik zit maar even wat te denken. Nu draaien wij als obesitas team in een ziekenhuis ,waarom draaien wij niet op die locatie bij wijze van. Of training dat je het deels uitbesteed, of dat je zegt van, het moet veel meer in de wijk. Wij hebben hé ziekenhuis voor deze gesprekstechniek niet nodig. Natuurlijk zijn er kinderen met een hoge bloeddruk, met suikerziekte, die moeten wel bij de kinderarts komen. Maar voor de aanpak van het probleem, om een verandering te bewerkstelligen, dat hoeft niet in een ziekenhuis te gebeuren. Dat is eigenlijk veel fijner als dat zou aansluiten bij een setting die veel veiliger, vertrouwder en leuker is. Eigenlijk moet deze oplossingsgerichte aanpak van een obesitas team helemaal niet in een ziekenhuis. Het liefst buiten het ziekenhuis Nee. Omdat kinderen misschien dan toch het gevoel hebben van nou hier… Nee. Nou eigenlijk hoort een kind helemaal niet in een ziekenhuis behalve als het echt, weet je. Dus je zou je ook kunnen voorstellen, maar dat zou je dan moeten uitwerken met een gemeente en de clubs, stakeholders en het Ronald McDonald Huis van moet je niet consulenten twee avonden in de week, of ‘s middags. Wanneer het voor de mensen het beste uitkomt. Wij hebben dus ook avondpoli opgesteld omdat het voor de tieners, die willen niet overdag, die willen ’s avonds komen. Dus dan moet je gaan kijken van goh moet je het niet uit het ziekenhuis halen en een samenwerking zoeken met andere. Ja precies. En dan ben ik even het plaatje voor mezelf aan het schetsen. Ze willen op het centrum natuurlijk best wel heel graag iets doen met dat sporten- en bewegen, want ja.
Ines:
Ja, en dat moet dus ook. Dat moet een heel duidelijk onderdeel zijn van. Maar dan hoef je niet meer te zeggen van goh zullen we is gaan zoeken naar een sport hè, of waar denken jullie aan. Dat is dan geïntegreerd in. Geïntegreerd in ja. En dat maakt het natuurlijk voor de mensen veel
Nikki: Ines: makkelijker. Nikki: Ja precies. En zo’n sport- en beweegprogramma, nou ja dat is daar natuurlijk hartstikke leuk. Je kan van alles bedenken. Heeft u zelf zo iets van nou bij zo’n sport- en beweegprogramma, daar moet echt dat bij zitten, of dat is echt heel belangrijk bij het sporten- en bewegen met kinderen met overgewicht of obesitas. Ines: ja daar is best wel wat literatuur over, over welke sporten zijn meer geschikt voor kinderen die zeg maar zwaar zijn. Omdat sommige kinderen ook motorisch wat onhandig zijn is niet elke sport zeg maar even geschikt. Nikki: Nee, nee. Ines: Wij vinden dus zwemmen, voetballen, kickboksen en dansen, dat is voor heel veel kinderen die ook zwaar zijn een manier waarop ze hun lichaam wel op een positieve manier kunnen beïnvloeden. Als je zou zeggen je moet aan ringen gaan hangen en 3x, dat gaat zo’n kind nooit lukken. Dus de keuze van de sport. Maar bij kinderen gaat het er met name om dat het leuk moet zijn en niet zo zeer dat ze zoveel calorieën moet verbranden of zo lang moet sporten. Zwemmen, voetballen, kickboksen, dansen en plezier hebben. Nikki: Daar moet je eigenlijk niet op gefocust zijn. Ines: Dat is niet waar je, je op focust nee. Het gaat om überhaupt bewegen en plezier in bewegen. En dan is 10 minuten bewegen natuurlijk weer anders dan een half uur bewegen, dus je moet dan gaan kijken van hoe moet dat programma er dan uit gaan zien. Dus daar hebben zeg maar fysiotherapeuten die veel met kinderen werken, die hebben daar ook wel veel verstand van. Van wat voor sporten nou wat meer geschikt zijn voor deze doelgroep. En dan zeker als het gaat om kinderen met een beperking. Plezier hebben in bewegen Nikki: En je ziet vaak dat van die programma’s, die duren de ene keer acht weken, andere drie maanden en sommige duren een half jaar en dan stopt het. En dan zie je soms van nou ze worden een keer opgebeld met de vraag of het goed gaat, en dan wordt het afgerond en is het klaar. Maar je ziet best wel vaak dat die kinderen toch weer in een gat vallen en in hun oude leefstijl terecht komen. Denkt u dat bijvoorbeeld tijdens zo’n programma, dat de begeleiding naar bijvoorbeeld een reguliere sportvereniging dat, dat iets zou zijn wat goed is.
94
Ines:
Nikki: Ines: Nikki:
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
Ines: Nikki:
95
Daar zeg je iets heel belangrijks. Al die dingen die we met z’n allen verzinnen, en dat heeft ook alles met kosten te maken natuurlijk, gaat een tijdje. Voor kinderen die echt obese zijn, dat is eigenlijk dus gewoon een ziekte. En dat betekend dat het niet gedaan is met dat half jaar, en waar heel Nederland dus nog op zoek is naar een stuk nazorg traject. En dat is natuurlijk ontzettend belangrijk dat, dat er komt. Wat zouden de mogelijkheden hierna kunnen zijn, en dat, dat natuurlijk al mee wordt genomen in het programma en niet op de laatste dag dat ze daar komen. En dat, dat vanaf het begin een soort mindset is van hoe kan het hierna verder gaan met dat kind. Voorbereiden op een sport tijdens behandeling Dus eigenlijk zou zo’n programma waarin ze verschillende sporten uitproberen wel heel goed zijn om die kinderen ook te laten ervaren van goh ja vind je dit wat. Ja en wat we natuurlijk ook in het verleden hadden met Jump-In. Kinderen vertelde dat dan ook heel vaak op de poli, wat ze allemaal gedaan hadden. Dus daar konden wij verder op inspelen. Oké. Denkt u dat kinderen die dan zo’n programma volgen, ik bedoel de kinderen zijn natuurlijk niet van het ene op andere moment op gezond gewicht. Denkt u dat die kinderen wel aansluiting zullen vinden bij een regulieren sportverenging, of dat er bijvoorbeeld op het Ronald McDonald Centre iets moet komen? Er sporten natuurlijk al standaard kinderen met een beperking, dat kinderen met obesitas daar kunnen komen sporten. Ja wat ze in Engeland hebben laten zien is dat het voor kinderen die echt morbide obese en obese zijn, dat het gewoon veiliger en vertrouwder voelt als je met dezelfde kinderen sport. Anders heb je weer sneller kans op pesten. Dus kinderen ervaren dat zelf als fijner om gezamenlijk met kinderen die ook wat zwaarder zijn iets te doen. Maar je ziet soms ook dat als het zelfvertrouwen toe neemt dat het dan wel weer, dus ik wil niet zeggen dat het niet zou kunnen. blijven sporten met dezelfde kinderen, in Engeland effectief bewezen Nee, nee. En dat ze ook vaak zien van dat sommige kinderen zwaarder worden, maar dan zeggen we van ja maar je hebt meer spieren gekregen en daardoor wordt je wat zwaarder. Nou dat is vaak heel goed voor het zelfgevoel. Dus ik denk dat het er beide moet zijn. Dat aan de ene kant kinderen aansluiting kunnen vinden bij een reguliere sportvereniging en andere zullen dat misschien toch minder snel doen, en dan is het fijn als er voor die groep kinderen ook een andere continuïteit is. Ja nou ja ik was zo aan het nadenken, en de kinderen die bij Only Friends sporten dat ligt zo ver uiteen, niemand is hetzelfde. En kinderen die morbide obese zijn die hebben natuurlijk ook een hele grote beperking in dat opzicht. Dat hebben ze ook, en dat geven ze ook heel vaak aan. In het motorische stuk zijn ze beperkt. Dus ik denk dat sommige kinderen die, die stap misschien niet durven zetten, misschien best wel eens aansluiting kunnen vinden bij die kinderen. Niet iedereen is natuurlijk ook geestelijk helemaal goed, maar een heleboel ook wel. Nou ja en ik weet niet…
Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki:
Ines: Nikki:
Ines:
Nikki: Ines:
Ja ik zelf heb daar nog niet zo, ik heb daar zelf niet echt ervaring mee als kinderarts. Dan zou je eigenlijk ook moeten kijken of dat al is een keer gedaan is, en hoe dat uitpakt. Dus dat zou de moeite waard zijn om die club in Leeds, die heeft heel veel ervaring in hoe kunnen kinderen die een half jaar lang in een soort Callandfit for kids waren, hoe moet het er dan uitzien daarna. Ja precies, oké. Maar zeker iets om uit te zoeken. Ja. Nou ja en zeker omdat dat nazorg traject natuurlijk wel heel belangrijk is en kinderen, denk ik, het wel echt nodig hebben. Absoluut . Want anders is het, dan zie je dat ze in een korte tijd terug vallen. En binnen één a twee jaar zie je dat ze weer op hun oude leefstijl zitten. Dus zo’n nazorg, er moeten interventies zijn al naar gelang de zwaarte van het overgewicht of obesitas. Maar ook weer terug, dus dat er ook voor alle kinderen een nazorgtraject is. Oké. Want ik heb bijvoorbeeld ook gesproken met iemand van de gemeente Amsterdam-Noord, iemand van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. En die vertelde ook, er draait daar nu ook een groot programma, en daar hebben zij nauw contact mee. Hij vertelde ook dat als kinderen klaar zijn met dat programma, dat ze echt heel nauwlettend in de gaten gehouden moeten worden. Hij moet ze er nog net niet naar toe brengen, want anders komen ze nooit meer aan bij zo’n nazorg traject. Je moet er dus zo bovenop zitten dat kinderen ook daadwerkelijk aan dat nazorg traject gaan deelnemen. En dan denk ik van hoe kan je dat nou voor die kinderen makkelijker maken, dat die stap wat kleiner is, dat ze daar toch naar toe gaan. En dat vind ik wel interessant, want ik denk dat, dat misschien juist ook iets voor Only Friends kan zijn, waar zij aan kunnen helpen. Juist door al die faciliteiten. Ja, dat zou heel goed kunnen ja. Ja. En dan had ik nog een vraag over de voeding. Zo’n programma waar wij het net over gehad hebben, wat bijvoorbeeld ook sport- en bewegen omvat, zou dat ook een aspect van voeding moeten bevatten. Dus waarbij bijvoorbeeld ouders samen met kinderen in groepen voorlichting krijgen. Of juist heel individueel? Ja ik denk, als je kijkt naar wat is een succesvol programma überhaupt, ook in de literatuur. Dan wordt er gezegd dat het een teamaanpak is. Je moet die expertise van bewegen, voeding en slaap, en dat laatste is eigenlijk nog heel erg onderbelicht, die moeten onderdeel zijn plus een stuk pedagogiek, van een geslaagd programma. Dus elk programma wat zich alleen maar richt op maar 1 ding van deze deelaspecten zal het minder goed doen. En het is ook bekend dat het ouder en kind moet zijn. En als je kijkt wat zijn de ingrediënten voor een goed programma, dan moeten die er eigenlijk op één of andere manier altijd wel in zitten. Gecombineerde Leefstijl Interventie, Ouder/kind behandeling En moet dat dan, die voeding, je ziet ook vaak dat ouders gewoon echt geen kennis hebben. Nee, heel veel mensen hebben geen kennis over voeding omdat ze zelf alleen maar alles in de magnetron zetten zeg maar. Veel ouders geven dat ook toe.
96
Nikki: Ines:
Nikki: Ines:
Nikki:
Ines: Nikki:
Ines:
Nikki:
97
Maar het is meer. Want je ziet ook vaak dat ouders het best wel prettig vinden om van andere ouders, die in het zelfde schuitje zitten, om daar een mee uit te wisselen. Zeker. En dat was ook wel één van de aspecten toen we die groepsaanpak deden. Dat ouders het ook heel waardevol vonden om informatie met elkaar uit te wisselen. Gek genoeg zagen we dat de groepsaanpak het iets minder goed doet dan de individuele aanpak, maar dat kan ook door de specifieke doelgroep van morbide obese kindjes komen. Maar als je het dan hebt over 30% versus 40% zeg maar, dan kan je natuurlijk met die groepsaanpak een veel grotere groep bereiken. Het heeft natuurlijk ook te maken met hoeveel tijd en hoeveel geld. Dus alles wat op groepen gericht is met deze elementen is zeer waardevol. Ouder leren van elkaar Ja, ja precies. Ik denk dat het ook nooit zo zal zijn dat maar één iets goed is. Als je in de wijk werkt dan zijn dit soort aanpakken zoals ouderavonden en informatieavonden heel waardevol. Dus ik wil niet zeggen dat het individuele nu, dat we alle gezinnen individueel, dat het op de manier veel beter gaat lukken. Want ik denk dat er heel veel winst te halen is als er programma’s komen die al deze elementen hebben, dan is het natuurlijk prima om zo’n groepsaanpak te doen. maar dus zo’n component zoals jullie hier doen hè, waarbij jullie dus heel erg oplossingsgericht te werk gaat en de kinderen laat nadenken, en dan bijvoorbeeld in combinatie met een sport- en beweegprogramma waarbij ze ook informatie krijgen op een positieve manier, dat zou dus best wel waardevol kunnen zijn? Ja absoluut. Heel veel ouders weten gewoon echt niet wat er in alle voeding zit. Alternatieven voor slechte voeding is veel behoefte aan. Ja. En als je dan, ik bedoel de meeste mensen die bijvoorbeeld bij Only Friends rondlopen, dat zijn mensen die een sportopleiding doen, die krijgen natuurlijk altijd wel een stukje voeding mee. Alleen het zijn geen diëtistes. Als nou tijdens de gesprekken die hier worden gevoerd, als kinderen of ouders aangeven van nou ik zou toch heel graag wel een diëtiste willen zien, zou dat dan iets zijn van nou daar kan je dan naar doorverwijzen? Want ik denk dat de kennis bij Only Friends niet voldoende is om ook daadwerkelijk ouders of kinderen zo specifiek van advies te kunnen voorzien in dat opzicht. Ja. Maar ik denk dat het aanvullend kan zijn. Kijk voor een hele grote groep mensen zal de basis kennis al absolute winst zijn. Of verwijzen naar een goede site want er staat gewoon heel veel op internet van het voedingscentrum. Ik vraag me af hoeveel mensen je dan uiteindelijk nog overhoudt die naar een diëtiste gaan. In de hoofden van mensen nog steeds van nou, dat lijstje. Terwijl, je kan het ook breder trekken. Dus wat je eet, de verdeling over de dag is vaak ook een probleem. Het is niet alleen maar het lijstje dit wel en dit niet, maar met name hoe, het is breder dan alleen dat lijstje. Niet per definitie diëtiste nodig, basiskennis absolute winst Ja precies, oké.
Ines:
Nikki: Ines: Nikki: Ines:
Nikki: Ines: Nikki:
Ines: Nikki: Ines:
Nikki: Ines: beter. Nikki: gevraagd? Ines: Nikki: Ines: Nikki:
Maar algemene kennis voor mensen die zeggen van ja ik richt me op deze doelgroep, dan zeg ik van ja er moet kennis zijn rondom bewegen, voeding, slaap is belangrijk. Slapend dik worden, door niet slapen dik worden is voor veel mensen nog taboe. Dus ik denk dat iedereen die zich met deze groep kinderen bezig houdt wel weet moet hebben van die paar echt belangrijke items. En niet te smal moet gaan zitten. En dan is het dus wel goed om de ouders gezamenlijk te pakken zodat ze ook met elkaar kunnen, of denkt u van misschien toch beter om de ouders individueel van… Nee. Ik denk als je een grote groep mensen wilt bereiken om gewoon een leuke avond te organiseren . Ouderbijeenkomsten Ja precies, oké. En zou hetzelfde gelden voor een opvoedkundige? Omdat je ook ziet dat ouders echt niet weten hoe ze in de winkel nee tegen hun kind moeten zetten. Ja ik denk dat, dat heel zinvol is om bij het Ronald McDonald zulke avonden te organiseren waarbij een opvoedkundige de spreker is, en ook een keer een diëtiste. Daar zouden dat soort dingen natuurlijk heel goed plaats kunnen vinden als het gaat om kennis. Ja oké. Die herkenbaarheid is natuurlijk heel belangrijk, natuurlijk dealen ze allemaal met hetzelfde. Ja, daarom ja. En je ziet toch vaak dat als een andere ouder zegt van ik heb het zo en zo geprobeerd en dat werkt bij mij, dat ze misschien dan toch wat meer denken van nou misschien kan ik het dan toch proberen. Ja precies. En zo’n programma, zo’n sport- en beweegprogramma bij bijvoorbeeld Only Friends, hoe lang zou dat moeten duren om kinderen echt bewust te maken van nou sporten kan echt heel leuk zijn en is echt heel belangrijk. Ja persoonlijk denk ik hoe langer hoe beter. Maar ik weet dat de programma’s van Callandfit for Kids en Vette Pret duren meestal een half jaar en kunnen verlengt worden tot een jaar. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het kosten aspect. Hoe langer hoe beter Ja, ja, ja. En dat je dan andere kinderen weer de kans geeft. Maar ja, hoe langer hoe Ja precies. En is dan twee keer in de week voor dat soort kinderen teveel Nee ik denk dat, dat wel heel goed is. Ja? Oké. Niet omdat ze natuurlijk van eigenlijk niet naar opeens wel sporten- en bewegen gaan. Ja maar twee keer in de week, ik denk dat, dat wel… Als je ook kijkt naar de norm voor gezond bewegen. Dan kan je zeker naar twee keer per week. Twee keer in de week Ja precies. En dan had ik nog een vraagje over, je ziet veel dat die programma’s begeleid worden door een fysiotherapeut. Maar nu is mijn vraag, zou dat ook begeleid kunnen worden door enkel een sportinstructeur? Of is een fysiotherapeut noodzakelijk in zo’n programma?
98
Ines:
Nikki: Ines:
Nikki: Ines: Nikki:
Ja zonder op iemand z’n tenen te staan. Ik denk dat, ik weet er eigenlijk te weinig van, maar ik kan me voorstellen dat als er een fysiotherapeut aan verbonden is voor individuele vragen en problemen, dus meer als een soort advies functie. En dat een leuk sportprogramma zeker ook door een sportinstructeur gedaan kan worden. En ik weet ook dat, dat in Engeland zo is. D’r is dus wel iemand die je kan raadplegen, maar niet zo dat het niet door een sportinstructeur gegeven kan worden. Sportinstructeur en fysiotherapeut, in Engeland sportinstructeur Nee, nee. Ik denk sowieso dat een heleboel dingen die voor kinderen met overgewicht dat, dat helemaal niet hoogopgeleide mensen hoeven te zijn. Ik kan me zelfs ook voorstellen dat een heleboel vrijwilligers in de wijk een heleboel dingen zouden kunnen gaan draaien als er een soort basistraining is. Hoogopgeleide mensen niet noodzakelijk Ja, ja. Maar ik denk zeker dat het ook door sportinstructeurs heel goed gedaan zou kunnen worden. Sportinstructeurs geschikt Ja want bij Only Friends lopen natuurlijk heel veel mensen rond die heel goed sport les kunnen geven. Ja dat denk ik zeker. Oké. Dan heb ik al heel veel gevraagd. Nou ik vond het wel een heel leuk
Ines: Nikki: gesprek Ines: Nou dankjewel, ik ook. [Afsluiting gesprek.]
99
I. Interview Stephanie Moes – Obesitas coördinator Sint Lucas Andreas ziekenhuis [Introductie met aanleiding en doel.] Nikki: Ja. Ik heb wat vragen van eigenlijk, over, nou ja jullie draaien hier natuurlijk ook een programma. Stephanie: Hmhm. Nikki: En nou ja, ik zou heel graag willen weten wat het programma precies inhoud. Stephanie: Hmhm. 85 Nikki: Maar ik heb ook wat vragen die gewoon wat meer zijn over oorzaken, risicofactoren etc. Stephanie: Ja, hmhm. Nikki: En dan is eigenlijk mijn eerste vraag gelijk waarom er in Amsterdam zoveel kinderen zijn met overgewicht. Stephanie: Ja. Nikki: Denkt u dat, dat een andere reden heeft dan bijvoorbeeld in andere Steden of? Stephanie: Ja nou over het algemeen zie je in de grotere steden wel een hoger aantal kinderen met overgewicht. En hier in Amsterdam is het twintig procent van alle kinderen die hebben overgewicht of obesitas.` Stedelijk probleem, twintig procent overgewicht/obesitas Nikki: Ja. Stephanie: En wie zien toch wel dat het samenhangt hè. Het hebben van overgewicht hangt wel samen met een lage SES. SES Nikki: Hmhm. Stephanie: Sociaal Economische Status. En het wonen in een stedelijke omgeving op zich al hè. SES, Stedelijk probleem Nikki: Hmhm. Stephanie: Dus de leefomgeving. Hier in de stad zijn weinig, over het algemeen minder mogelijkheden voor speelactiviteiten dan buiten de, in de Randstad en daar buiten. Huisvesting Nikki: Hmhm. Stephanie: En hier in Amsterdam, en ook in de andere grote steden, zie je dus veel meer mensen met een lager inkomen, mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. SES, etniciteit Nikki: Ja. Stephanie: Waarbij ook dus een lagere SES vaak het geval is. En ja, dat hangt toch heel erg met elkaar samen. Dus vandaar dat het toch, en dan met name in Amsterdam, een hoger percentage is wat overgewicht heeft. SES Nikki: Ja precies, oké. En nu doe ik natuurlijk mijn onderzoek eigenlijk in Noord, want daar moet het programma straks plaats gaan vinden. Stephanie: Ja. Nikki: Amsterdam-Noord staat best wel hoog op de lijst. Vooral omdat er ook een focuswijk, de Waterlandpleinbuurt, is die gewoon veel overgewicht heeft. Stephanie: Ja. Nikki: Heeft u enig idee waarom juist daar meer kinderen zijn met overgewicht dan bijvoorbeeld in een ander stuk dan Amsterdam? Stephanie: Weet ik niet. Ja je ziet wel veel verschil tussen de stadsdelen. Zoals hier in Nieuw-West, waar we nu zitten, is het percentage ook hoger dan in OudZuid. Nikki: Ja.
100
Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki:
101
Maar daar zie je ook het verschil tussen Nieuw-West en Oud-Zuid is ook weer die SES. SES Ja precies. Ja dus ik denk dat het daar wel mee samen hangt. En verder ken ik persoonlijk Amsterdam-Noord helemaal niet. Het is voor mij dus echt onbekend terrein, dus dat zou ik niet zo kunnen benoemen. Maar wellicht is daar, zal dat verband daar ook wel mee spelen. Ja, ja. En ehm, nou ja jullie bieden hier ook een programma aan. Behandelen jullie hier ook echt de kinderen met bewegen, voeding? Ja ik zal uitleggen hoe het gaat. Kinderen worden doorverwezen door de huisarts, kinderarts, door de GGD. En dan komen ze bij ons binnen. En op de eerste dag hebben ze een korte vragenlijst die ze invullen, vrij 86 uigebreide vragenlijst, die ze invullen met de coassistenten. Waar wij al heel veel informatie opdoen over achtergrond informatie van het kind, de leefomstandigheden, eventueel of ouders al weten wat de oorzaak is van het overgewicht. Dus dat wordt allemaal uitgevraagd. En op de tweede afspraak worden de kinderen, krijgen ze een bloedonderzoek waarbij we dus echt kijken of er medisch iets aan de hand is met het kind, ofwel het hebben van een hoge bloeddruk, een hoog cholesterol of diabetes wellicht. Dus dan kijken we echt naar eventuele aanwezige comorbiditeit. Doorverwezen door huisarts, kinderarts, GGD. Medisch onderzoek Hmhm. En op de derde afspraak zie ik ze als obesitas coördinator. Bij de tweede afspraak zien ze overigens ook de kinderarts. En bij de derde afspraak heb ik een kennismakingsgesprek met de kinderen. En ik ben eigenlijk de coördinator die het hele zorgpad voor ze uitstippelt En het hele traject duurt minimaal een jaar. En ze hebben dus eerst de vier dagen, vrij kort achter elkaar, om het traject op te starten. Waarin ik ze dus zie op dag drie. En dan gaan we kijken van wat is de motivatie van de ouders, waar ligt precies het probleem. Ligt dat meer bij het bewegen, bij het eten en drinken, of zijn er opvoedkundige dingen die niet helemaal goed gaan. Soms is het een combinatie van factoren. Daar probeer ik dan achter te komen, en ik probeer te peilen van hoe het zit met de motivatie van ouders en kind.`Obesitas coördinator, programma op maat, minimaal één jaar, bewegen, voeding of opvoeding, motiverende gespreksvoering Ja. Als ze zich in een actie fase bevinden dan kan ik tijdens de derde afspraak al meteen de zorg uitstippelen voor het kind. Dus of te wel doorsturen naar een diëtist of naar een fysiotherapeut of naar een beweeggroep met kinderen, of naar opvoedkundige. Vervolgens zie ik ze bij dag vier, en dan bespreekt of de kinderarts of ik de labuitslagen. En dan gaan we ook weer de motivatie peilen en kijken waar de hulpvraag zit, en waar we ze precies kunnen helpen. En dan verwijzen wij eventueel ook nog door. Dat kan gedurende het hele traject, kunnen ze doorverwezen worden. Dus wij hebben niet beweegprogramma’s en diëtistes hier in huis. Diëtist, fysiotherapeut, opvoedkundige, motiverende gespreksvoering, geen programma’s in huis. Oké.
Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki:
We moeten echt gebruik maken van de partners met wie we samen werken op dat gebied. Wij blijven ze hier wel monitoren. Het SLAZ is wel de hoofdbehandelaar. En de kinderarts is dus de hoofdbehandelaar van het kind en ik ben daar de coördinerende rol in. En ik hou ook contacten met onze doorverwijs poli’s. Wij krijgen van hen terugrapportages en zo houden we het verloop van de hele behandeling, houden wij hier in kaart. Terugrapportages vanuit behandelingen Oké. En wij beslissen ook, dan hoe het gaat met het kind en of het uit zorg kan of dat het in zorg moet blijven. Oké. Dus zo ziet het er uit. En blijven jullie die kinderen dan ook zien gedurende dat traject dat ze dan bijvoorbeeld bij een fysiotherapeut of een diëtiste, dan blijven ze hier ook komen? Ja ze kunnen bijvoorbeeld, nou een voorbeeld is dat een kind bijvoorbeeld elke maand bij de diëtist komt, omdat het echt ondersteuning nodig heeft op het gebied van voeding. Bijvoorbeeld overeen laag kennisniveau wat betreft voeding of over het niet goed kunnen inzetten van die handvaten om het echt te gaan uitvoeren. Dus dan zien ze elke maand een diëtist, dat kan. En dan komen ze eens in de twee of drie maanden bijvoorbeeld bij mij. Oké. En dan heb ik contact met de diëtist, en kijk ik van hoe het gaat en of we bij moeten sturen. ja precies. En het duurt dus minimaal een jaar hier in het ziekenhuis, maar daarna kunnen we ze ook blijven zien, en dan halfjaarlijks bijvoorbeeld. Minimaal een jaar Oké. En gedurende dat jaar, hebben ze dan ook echt een jaar lang een behandelprogramma. Of is het dan, want, je ziet vaak dat behandelprogramma’s drie maanden duren, soms acht weken. Ja. Stopt dan het programma en komen ze dan alleen nog maar hier. Of gaan ze dan, blijven ze dan, gaan ze dan nog weer een andere programma volgen of? Ja het kan zijn dat in de loop van de behandeling beweging ook meer een issue wordt, of dat, dat altijd al zo was geweest maar dat de kinderen of het gezin er nog niet klaar voor waren daar wat mee te gaan doen. Dus het kan ook zomaar zijn dat je pas na een paar maanden of na een half jaar een ingang ziet om iets met die beweging te doen. Oké, ja, ja. Dus je bent constant als je ze ziet, ben je aan het aftasten van hoe gaat het op al die gebieden en moeten we ergens bijsturen, moeten we ergens doorverwijzen. Coördineren en controleren zorg Ja precies. En dat kan gedurende het hele jaar. Oké. Het kan dus ook zijn dat ze in dat jaar niet aan een andere programma mee gaan doen?
102
Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki:
Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
103
Ja. Sommige ouders willen het echt binnen de muren houden van SLAZ en zijn niet te motiveren om er meer mee te doen. En dan proberen wij ze hier zo goed mogelijk te helpen. Dus eigenlijk heeft dit ook meer een soort motiverende rol? Ja, motiverende en coördinerende rol. Motiverende gespreksvoering Ja. Ja, ja. Maar zelf ben ik ook diëtist van origine, en ik ben hier op basis van een zwangerschapsverlof. Dus wij hebben wel heel veel input natuurlijk vanuit voeding en beweging en leefstijl vanuit het algemeen. Dus wij geven ook, indien nodig, uitgebreidere voedingsadviezen hier. Oké, ja. Precies. En nou ja nu is er ook, of je ziet vele programma’s die gemaakt zijn die alles omvatten. Beweging, voeding, soms een stukje opvoedkunde, of zijn wel wat meerdere dingen die ik heb gezien. Maar die allemaal buiten de medische wereld omgaan, dus die worden doorverwezen direct daar naar toe. Dat is hier ook, toch? Ja maar ik bedoel dat ze dan vanuit de huisarts direct daar naar toe gaan, en dat ze dus geen ziekenhuis in dit geval als tussenschakel hebben. Wat is het voordeel van dat ze hier tussen komen? Ja kijk hier in het ziekenhuis heb je dus een kinderarts, en ik als obesitas coördinator, die het coördineren al die zorg. Want als de huisarts een kind naar een programma stuurt en dat programma stopt na drie weken om één of andere reden. Dan kan er soms verder niets mee gebeuren. Terwijl hier houden wij er ook toezicht op. Als wij merken van hé een kind is na twee keer niet meer geweest naar de diëtist, terwijl ik wel van de diëtist weet dat ze daar in zorg zijn, dan kan ik daar ook weer adequaat op inspelen door na te gaan van hoe komt het dat je niet naar de derde afspraak bent geweest terwijl die wel stond gepland. Hè dus het is ook meer een stukje controle wat ze hier dan extra in het ziekenhuis hebben. Want vaak moet deze doelgroep wel echt geholpen worden bij de hand worden genomen. Soms mak ik ook wel een afspraak bij de diëtist voor ze, dan doe ik dat in overleg met hun natuurlijk. Omdat je echt merkt dat mensen gewoon niet adequaat genoeg of goed kunnen handelen. Coördineren en controleren zorg, doelgroep moet bij de hand worden genomen Of die stap durven nemen. Ja, die stap kunnen nemen. Oké. En tevens is hier in het ziekenhuis de mogelijkheid om kinderen door te sturen naar een psycholoog, als er echt sprake is van emotie eten bijvoorbeeld of bed plassen of andere ingrijpende dingen. Dan is hier ook een psycholoog beschikbaar voor deze kinderen. Psycholoog Oké, oké. En voor de rest kunnen we het ook medisch in de gaten houden, of er sprake is van comorbiditeit. Want we zien hier toch wel de aller zwaarste kinderen met obesitas, en daar speelt heel vaak ook een stukje comorbiditeit bij. Wat we ook vaak zien is dat kinderen een laag vitamine D hebben en wij kunnen daar weer adequaat op reageren door de recepten uit te schrijven. Dus dat stukje medisch is naar mijn idee, en die controle… Medisch onderzoek voor obesitas
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki:
89
Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki:
Wel echt essentieel. Ja. Ja, ja. Nou dat hoor ik best wel vaak. tenminste, voor de kinderen echt met obesitas hè. Als je het hebt over de kinderen die ja wat meer risico hebben om zwaarder te worden, of net in de beginfase zitten van het krijgen van overgewicht, dan kan je beter ook preventief gewoon in de eerste lijn zonder tussenkomst van het ziekenhuis werken. Ja. Dat kan dan prima. Maar als de problematiek groter wordt, en kinderen krijgen meer overgewicht en op een gegeven moment obesitas, zoals wij ze zien, dan vind ik het wel acceptabel om daar in de tweede lijn, dus het ziekenhuis,voor in te zetten. Obesitas behandelen in 2e lijn. Ja, ja. Maar preventief overgewicht zie ik meer in de eerste lijn zonder bijkomstigheid van een ziekenhuis. Overgewicht behandelen in 1e lijn. Ja, oké. Ja. En nu heb ik nog wat vragen over die verschillende aspecten die zeg maar komen kijken bij zo’n programma. Waaronder dus bijvoorbeeld bewegen. Ik heb natuurlijk ook best wel veel literatuuronderzoek gedaan, en daar staat eigenlijk nergens bij van nou dit is wat kinderen echt nodig hebben, kinderen met bijvoorbeeld obesitas. Heeft u daar een idee over, wat hebben die kinderen nou precies nodig om ze bijvoorbeeld toch wat gezonder te krijgen? Ja je merkt dat kinderen in een negatieve spiraal zitten hè. Door hun lichaam kunnen ze lastiger bewegen of meekomen met hun klasgenootjes tijdens de gymles. Maar ja omdat ze onder andere zo weinig bewegen, wordt het overgewicht ook steeds erger. Dus dat werkt met elkaar mee. En die cirkel die moet doorbroken worden. Dus het is ten eerste heel belangrijk dat kinderen het gevoel krijgen van ja maar ik kan wel bewegen en ik kan heus wel wat. En dat ze dus leren van wat past bij mij qua beweging. En we werken ook samen met partners die ook kijken van mocht het hier afgelopen zijn het traject, hoe kunnen we kinderen zo goed mogelijk laten doorstromen naar reguliere sporten. Voorbereiden op een sport tijdens de behandeling, het gevoel hebben; ik kan wel bewegen. Dus nazorg. En welke sport past dan het beste bij een kind. Zodat een kind toch leert om met zijn eigen lijf om te gaan en meer vertrouwen daarin krijgt. Leren met het eigen lijf om te gaan. Oké. En dat is wel iets wat heel erg speelt. En wat daarnaast ook speelt is gewoon het hebben van een hele inactieve leefstijl. Hè door die negatieve spiraal waar ze in zitten en daar moeten ze uit gehaald worden. Dat ze ook leren dat je ook door andere bewegingen in het dagelijks leven, dat je dar ook plezier uit kan halen. Precies, ja. Plezier uit beweging in dagelijks leven Zoals lekker gaan lopen naar de supermarkt in plaats van in de auto. Ja.
104
Stephanie: Ouder/kind Nikki: Stephanie: Nikki:
Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
En dat is natuurlijk ook een stukje wat de ouders moeten aanleren. ` behandeling Ja zeker, ja. Want die hebben vaak ook al zo’n zittende levensstijl. Die moeten ook geactiveerd worden. En ik heb ook wel wat mensen gehoord van nou misschien beweegvoorlichting voor ouders, omdat veel ouders soms niet eens beseffen van oh ja ik breng mijn kind eigenlijk elke dag met de auto naar school toe. Ja beweegvoorlichting zou goed zijn, bij sommige ouders moeten echt wel de ogen worden geopend. Beweegvoorlichting Ja. En wat ik wel merk bij de Turkse en Marokkaanse kinderen is dat vooral in de winter en in de herfst is het bewegen heel lastig.`Seizoensgebonden sporten- en bewegen ja. Want dan gaan ze al niet meer naar buiten na schooltijd bijvoorbeeld. Want dan is het koud en het is vies weer. Ja, ja, ja. Het is heel erg vanuit de ouders die dan zeggen van hé het is koud, blijf
Nikki: Stephanie: maar binnen. Nikki: Ja, Stephanie: Terwijl ja, dat hoeft niet. Je kan ook een dikke jas aantrekken en dan alsnog lekker naar buiten gaan. En zodra het dan weer mooier weer wordt, zoals nu, in de zomer en het voorjaar, gaan de kinderen wel weer buiten spelen. Maar ja dat moet eigenlijk een continue proces zijn. Nikki: Dus de ouders zijn in dit geval wel essentieel in het behandelen van… Stephanie: Ja vooral bij de kleinere zijn de ouders essentieel. Hè we zien hier kinderen tot 18 jaar. Ja en hoe jonger de kinderen zijn hoe meer invloed de ouders natuurlijk hebben op het kind, en hoe meer je ook de ouders moet 90 benaderen daar voor. Ouder/kind behandeling, ouders bepalen Nikki: En die ouders, zouden die betrokken moeten worden ook bij het bewegen. Want je ziet ook programma’s waarin ouders samen bewegen met hun kinderen. Dat ze dat met elkaar doen, misschien ook om die ouders wat meer bewust te maken van goh hè, zie je nou wel je kind kan hier plezier uit halen of… Stephanie: Ja. Nikki: Denkt u dat, dat nut heeft? Stephanie: Ja, denk ik zeker dat, dat nut heeft. Nikki: Oké. Stephanie: Het zou niet elke les hoeven bijvoorbeeld, want kinderen moet ook zelfstandig kunnen zijn daarin. Van goh kijk is hoe goed het gaat met bewegen. Maar als ouders daar bij betrokken worden, ofwel door een les me te doen of door aan de kant te gaan kijken bijvoorbeeld, of door een aparte ouderbijeenkomst te organiseren. Dan vergroot je wel die ouderbetrokkenheid. Ouders mee sporten, ouderbijeenkomste Nikki: Ja, oké. Stephanie: Zeker belangrijk.
105
Nikki:
Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: precies… Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: zetten? Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie:
En ehm nou zie je eigenlijk elk programma bestaat uit bewegen en voeding, dat zijn eigenlijk twee hele belangrijke aspecten. Maar nu zijn er ook wat andere dingen die er soms bij zitten, zoals bijvoorbeeld een psycholoog, pedagoog. Maar ook zie ik regelmatig opvoedkundige d’r bij komen. Denkt u dat, dat belangrijk is in de behandeling van kinderen met overgewicht of obesitas? Ja kijk, je hebt sowieso wel een verschil tussen psychologen en opvoedkundigen. Nou ja een opvoedkundige is meer de lichtere problematiek en gaat meer over hoe ouders regels stellen met betrekking tot eten en drinken en bewegen. En hoe ze die regels vervolgens implementeren en handhaven. En hoe je bijvoorbeeld binnen een gezin me verschillende kinderen wel, en juist met die regels, kan omgaan. Of als kinderen niet goed luisteren naar de ouders, en hoe komt dat dan. Of als kinderen stiekem eten, hoe kan je dat voorkomen. Dat soort vragen is meer voor een opvoedkundige relevant. Terwijl een psycholoog is echt voor de zwaardere problematiek. Hè als kinderen iets, noem maar een life event, als ze iets heel erg hebben mee gemaakt in hun verleden, waarvan we niet zeker weten of dat nu nog speelt, maar wat wel goed zou kunnen. En het uit zich bijvoorbeeld in emotie eten of in stiekem eten, ja dan komt er wel een psycholoog bij kijken omdat het echt zwaardere problematiek is.`Psycholoog, opvoedkundige Ja, ja. Of als een kind zich niet optimaal kan ontwikkelen door concentratie problemen, laag IQ. Ja, sociaal emotioneel niet goed in elkaar zitten. Nee precies, oké. Dus het wordt eigenlijk heel individueel gekeken wat nou Ja. Dat is echt zorg op maat. Geen een kind of geen een gezin is wat dat betreft hetzelfde. Programma op maat Nee, nee. En hebben over het algemeen de meeste kinderen wel zowel bewegen als voeding, omdat over het algemeen zie je natuurlijk vaak dat bewegen en voeding onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Nou het grootste gedeelte is haast nog voeding. En daarnaast zie ik veel combinatie van bewegen en voeding. Bewegen en voeding Ja, precies. Oké. En komt daar een opvoedkundige ook veel aan bod, of? Wat minder, wat minder. Wat minder, ja. En is dat omdat ouders misschien die stap niet durven te Soms wel, ja. Soms is er wel een stukje schaamte, een hogere drempel om naar een opvoedkundige te gaan. Hoge drempel voor opvoedkundige Ja, ja. Ja, dat vinden ouders wel moeilijk. En vaak heb ik daar ook langer de tijd voor nodig om ze daar toe te stimuleren. Oké. Als ik echt zo iets heb van hier moet wel wat gebeuren op dat gebied. Ja, ja. Dus ja. Maar sommige ouders staan er toch wel weer heel open voor. Maar over het algemeen zie ik wel dat het meer een issue is.
106
Nikki:
Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki:
Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie: Nikki: Stephanie: Nikki:
Stephanie: Nikki: Stephanie:
107
Oké. En je ziet bij die programma’s veel dat ouders voedingsvoorlichting krijgen, maar met z’n alle samen. Dus bijvoorbeeld de kinderen zijn aan het sporten- en bewegen, en ondertussen zitten de ouders bij elkaar en die voedingsvoorlichting. Heeft dat een voordeel, dat ze dat samen krijgen en niet individueel? Ja vind ik wel, ja vind ik wel. Want dan kunnen ouders ook ervaringen met elkaar uitwisselen. En soms, ouders kunnen juist heel veel leren van elkaar. Ze zitten allemaal in hetzelfde schuitje, ze hebben allemaal een kind met gewichtsproblemen. En juist op dat vlak kunnen ze elkaar heel goed begrijpen en ook goed van elkaar leren. ouders leren van elkaar Ja. En zou dat dan ook bijvoorbeeld gelden voor een opvoedkundige die wat algemene eh, eh… Ja ook opvoedkundige advies Opvoedcomponent Oké. En natuurlijk houden ouders altijd individuele vragen . Dus er zal wel ruimte moeten blijven om die te kunnen stellen. Ruimte voor individuele vragen Hmhm. Maar heel veel dingen, heel veel problematiek hebben alle ouders mee te maken, die hebben ook vooral daar hun vragen over. Ja, oké. Ehm nou had ik nog een vraagje over de, je ziet dat er dus veel mensen bij zo’n programma betrokken zijn. Welke disciplines moet er echt bij betrokken zijn, die zijn absoluut essentieel bij het behandelen van kinderen met overgewicht of obesitas. Ja, bedoel je dan in de eerste lijn of in de tweede lijn? Eigenlijk helemaal, iedereen. ja. Als je het hier in het ziekenhuis ziet dan is dat dus de kinderarts, de psycholoog en de obesitas coördinator. En wij werken dus samen met fysiotherapeuten, diëtistes en opvoedkundige ondersteuner. Kinderarts, psycholoog, obesitas coördinator, fysiotherapeut, diëtist, opvoedkundige Oké, ja. Dus dat zijn wel de hoofddisciplines. Ja, oké. En ehm nou had ik net een vraag die ik heel belangrijk vond. Misschien komt die zo nou bij je op. Ehm ja. Nou ja de duur van een programma, we hadden het er net al over dat ie hier minimaal een jaar is. Maar nu heb je dus, bijvoorbeeld de programma’s waar jullie naar door verwijzen, en die dus bewegen, voeding en een opvoedaspect bevatten. Hmhm. Hoe lang vind u moeten die programma’s duren om het beste effect, of het beste resultaat te boeken? Ja. Over het algemeen is het van belang dat het in het begin intensief is, dat het langzaam wordt afgebouwd, maar dat er altijd sprake is van nazorg. En die nazorg kan je ook bedenken van eens in het half jaar een terugkomdag bijvoorbeeld. Maar dan moet er wel een intensief programma aan vooraf zijn gegaan. Je en of dat dan in zijn totaliteit één jaar of twee jaar moet duren, als er maar wel sprake is van intensief in het begin, een juiste afbouw en die nazorg dagen. Eén a twee jaar, in het begin heel intensief, frequentie neemt langzaam af
Nikki:
Stephanie: Nikki: Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki:
Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Nikki:
Stephanie:
Nikki: Stephanie:
Ja. En die nazorg, omdat dat bijvoorbeeld ook dat de kinderen dan gaan sporten bij een vereniging en daarbij ondersteund worden. Of is het echt puur kinderen weer een keer terug laten komen, nog een keer praten over… Ja het is vooral inderdaad het terug komen en het evalueren. Ja. En dan zou je, dat zou dan mijn voorkeur zijn bij de nazorg dagen, dat je dan nog weer actie onderneemt als je merkt van het gaat toch nog niet op een bepaald gebied goed met dit kind. Informatie blijven aandragen tijdens nazorg Nee, nee. Dus als je uit vragen van ouders oppikt van toch nog heel veel dingen gaan d’r fout in de voeding, dat je dan nog kijkt van hoe kan dat kind op dat aspect geholpen worden. Voor de rest gaat het wel aardig, maar daar zie ik toch nog steeds wel is een hulpvraag die niet is eh… Nee precies. Want je ziet natuurlijk best wel vaak bij programma’s dat er eigenlijk helemaal geen nazorg is. Bij die beweegprogramma, dat ouders nog één keertje opgebeld worden via de telefoon van gaat het goed, zo ja mooi, dan zijn we klaar. Ja en soms werkt het ook van twee kanten hoor .Vanaf de hulpverleners dat het niet echt gebeurd, maar ook niet vanuit de ouders. Omdat het dan toch verwaterd en ouders denken van nou ja, we hebben aan dit progamma mee gedaan en het ging goed, nou prima, klaar. Ja precies. Dus het is wel van twee kanten dat het komt. En soms speelt de financiering ook een rol bijvoorbeeld. D’r zijn verschillende mening over of het helemaal vergoed moet worden of niet, of d’r een eigen bijdrage moet zijn of niet, en wat daar de voor en nadelen van zijn. En soms zie je dat het heel erg lastig is om een progamma voor de langere tijd echt goed vergoed te krijgen. En dan is dat weer een obstakel bijvoorbeeld. Dus dat is lastig. Ja precies. En voor kinderen met bijvoorbeeld ernstig overgewicht. Je ziet nu dat na zo’n behandelprogramma ze vaak nog niet p gezond gewicht zijn. Zou bijvoorbeeld in dat geval een idee zijn om die kinderen apart in een sportclubje onder te brengen, dat ze met elkaar blijven sporten, dat ze dus wel nog steeds in die veilige omgeving zitten waar ze eigenlijk ht gevoel hebben van oh ja, ik ben hier net als de rest. Of heeft het de voorkeur om ze toch maar naar een normale verenging te laten gaan en ze met kinderen die dat niet hebben… Ja dat ligt, dat zal toch ook wel weer per kind verschillen. Het ene kind kan zich na, kijk als het gewicht iets verbeterd is zou het ene kind wel goed passen in een reguliere sport activiteit en het ander misschien minder. En daar kunnen verschillende redenen voor zijn, dus dat is heel moeilijk om te zeggen van, je moet alle kinderen op die manier behandelen. Individueel behandelplan Ja, ja. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat een kind zich prettig voelt in een bepaald sportomgeving. En of dat nu regulier is of niet, dat zou d’r dan niet zoveel toe doen. Zich prettig voelen
108
Nikki: Stephanie: hebben Nikki:
Nee. Het belangrijkste is dat een kind plezier heeft in het bewegen. Plezier
Dus eigenlijk zou gedurende het programma kinderen al ondersteund moeten worden in bijvoorbeeld het vinden van een passende sport, en ze misschien ook die drempel over helpen van goh ga een keer meedoen, of een keer met een clubje kinderen mee doen bij een echte verenging. Stephanie: Ja precies, ja, ja. Dat ze alvast zoeken naar een sport. Voorbereiden op een sport tijdens de behandeling Nikki: Oké. Ehm ja, dan had ik nog een vraag over eh. Ja ik weet niet, bent u enigsinds met Only Friends of niet? Stephanie: Nee, nee. Nikki: Oké, dan niet. Dan kan ik dat niet vragen. Ja voor de rest heb ik geloof ik al wel een hele hoop wat ik wilde weten gevraagd. Oh ja nog één vraag, heeft u nog iemand waarvan u zegt dat zou je echt mee moeten spreken, die hier ook echt veel over weet? Stephanie: Nou ja de kinderartsen hebben het zo ontzettend druk. Maar je zou wel kunnen kijken in andere ziekenhuis, zoals het OLVG. Nikki: Ja, daar heb ik gisteren een gesprek gehad. [Afsluiting van het interview.]
109
J. Interview Marianne van der Velde – GGD
[Introductie met aanleiding en doel.] Nikki: Heeft u een idee wat de oorzaken zijn dat er in Amsterdam zoveel kinderen zijn met overgewicht? Marianne: Het is gewoon onze populatie. De doelgroepen waaronder het voorkomt zijn in Amsterdam gewoon heel erg vertegenwoordig, veel meer dan op het platteland. Dus het is niet zo dat wij per definitie andere mensen hebben, we hebben gewoon meer van de mensen die deze problematiek hebben. Waardoor de cijfers totaal dus ook hoger zijn. Nikki: Ja. Marianne: En je ziet bijvoorbeeld ook dat ze in Rotterdam hoog zijn, in Utrecht, in Den Haag zijn ze hoger, dus welvaartsziekten komen gewoon meer voor in dit soort gebieden. Huisvesting Nikki: En heeft het bijvoorbeeld ook te maken met inkomensniveau en dat soort dingen? Marianne: Ja dat hangt er mee samen natuurlijk. Nikki: Ja. Marianne: Het is wel zo dat lagere inkomens het wat vaker hebben en mensen met een niet westerse achtergrond, niet-westerse Amsterdammers zoals ze dat nu noemen. SES, etniciteit Nikki: Oké. Marianne: En die combinatie daarvan. Maar wat, je hebt natuurlijk ook niet-westerse Amsterdammers met een laag inkomen, dus welk percentage wat wordt toebedeeld dat weten we niet zeker. Er zit ook een hoop moderatie tussen, een hoop confounding van andere factoren. Je hebt bijvoorbeeld ook dingen waar je mee bent opgegroeid, cultuurspecifieke factoren spelen mee. Sommige zeggen ook dat genetische variatie heel belangrijk, en dat is ook zo, maar of dat het excuus is vind ik dan persoonlijk weer niet. Er speelt dus zoveel mee. En bij bepaalde groepen komen die factoren gewoon veel meer samen. Ook bijvoorbeeld dat in sommige wijken hier gewoon minder beweegmogelijkheden zijn en meer fastfood op de hoek, ja dat kan ook al mee spelen. Genetische variatie, huisvesting, voedingsaanbod Nikki: Ja, oké. En nu heb je natuurlijk ook wat stadsdelen waar het aantal kinderen met overgewicht beter vertegenwoordigd is om het maar zo te zeggen. Marianne: Veel hoger ja. Nikki: En Amsterdam-Noord is daar wel één van, waar het vrij hoog ligt. Komt dat door die factoren die u net noemde, hè dus dat ze een lager inkomen hebben en dat er misschien veel meer niet-westerse mensen wonen? Marianne: Ja. Centrum en Zuid komt het weinig voor omdat daar, je moet ook maar eens kijken naar de huizenprijzen, die zijn daar veel hoger. Er woont een hele ander bevolkingsgroep. Nikki: Ja, ja, Marianne: Dus Noord, Nieuw-West, Zuid-Oost en een deel van West dat zijn inderdaad wel de gebieden, en Oost ook een groot deel, waar inderdaad deze doelgroep veel meer woont, en waar de percentages dus ook veel hoger zijn. En binnen de stadsdelen heb je ook nog bepaalde wijken. Nikki: Ja precies, die focuswijken volgens mij toch.
110
Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne:
Nikki:
111
ja wij hebben focuswijken gekozen van de vijf wijken waar het, het meest voor komt. Om op de focussen met de aanpak. Ik bedoel Nieuw-West alleen al heeft 20.000 inwoners, dus dat is gewoon een middelgrote stad. We hebben gewoon niet de mankracht om in iedere wijk hetzelfde in te zetten, dus we hebben vijf wijken in Amsterdam benoemd waar we primair aandacht aan besteden, waar we ook verschillende dingen samen laten komen, een integrale aanpak opzetten. Dat zijn dus de focuswijken, dit zijn ook de zwaarste wijken van Amsterdam, maar er zijn nog veel meer zware wijken in Amsterdam, en zeker in Noord zijn er andere wijken die bijna net zo zwaar zijn. Je maakt gewoon op basis van enerzijds de overgewicht cijfers maar anderzijds ook welke middelen heb je om het aan te pakken, maak je gewoon een keuze om in te zetten in een wijk. En in Noord hebben wij dan de Waterlandpleinbuurt gekozen, maar dat wil niet zeggen dat wijken in Oud-Noord niet net zo dringend zijn. Nee precies. Maar ik woon zelf in West, en in de wijk waar ik woon komt het heel weinig voor omdat het natuurlijk weer een andere wijksamenstelling is. Ja precies, oké. En zou u misschien wat meer kunnen vertellen over die zorgstandaard en hoe dat precies wordt ingezet? Ja. De zorgstandaard is een document wat in 2010 is uitgegeven, in november door het POM, Partnerschap Overgewicht Nederland. En wat zij gedaan hebben is proberen weer te geven hoe de zorg zowel inhoudelijk als organisatorisch vormgegeven zou moeten worden rondom overgewicht en obesitas, dat is ook volwassen. En zij hebben daar voor kinderen, waar dat kon en nodig was, een apart stuk opgenomen. Ze hebben eigenlijk acht uitgangspunten geformuleerd, er staat wel veel meer in maar dat zijn zeg maar de haakjes waar je dingen aan op hangt. Dat je bijvoorbeeld preventie en curatie zorg meer moet verbinden, dus dat daar meer één keten moet zijn, daarom noemen wij het ook ketenondersteuning en zorg, en niet alleen zorg. Als je bijvoorbeeld iemand behandeld moet er een individueel behandelplan zijn, om een soort zelfmanagement te stimuleren, omdat mensen bewust te maken van de doelstellingen die er zijn maar ook om doelstelling klein te houden en ook te noteren. De centrale zorgverlener is een hele grote, wat ze zeggen is dat gedragsverandering bij overgewicht en obesitas heel complex is. Eigenlijk zeggen ze dat je dat moet oplossen met bepaalde gesprekken met iemand of door een programma. Wat belangrijk is, is dat je de hele piramide doorloopt, dus dat je van preventie naar een aanpak gaat, een GLI noemen ze dat, een gecombineerde leefstijl interventie. En eventueel nog een zwaarder ingezet programma. En als dat gewerkt heeft, wat je natuurlijk hoopt, dat je dan ook weer terug kan stromen in na begeleiding en nazorg, dat er ook allemaal aanbod is. Vormgeven zorg zowel inhoudelijk als organisatorisch, individueel behandelplan, stimuleren zelfmanagement, centrale zorgverlener, oplossingsgerichte gesprekstechniek ja, ja.
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
En om die punten te verbinden, en om iemand te hebben die de regie heeft op waar het gezin staat in die keten maar ook waar het naartoe zou moeten, en soort centrale functie. Daarom hebben ze de centrale zorgverlener in het leven geroepen, en die doet dus niet altijd de behandeling. De kinderarts doet dit deel van de behandeling en een fysiotherapeut doet dat deel van de behandelen. Het is dus iemand die, op het moment dat je niet meer bij de fysiotherapeut komt omdat je doorverwezen bent ergens anders naar toe, wel een soort controle functie heeft Oké, ja. Nou dat is de centrale zorgverlener. Een ander punt is dat ze gaan voor een gecombineerde leefstijlinterventie. Dat houdt in dat je de aanpak die je toepast op mensen die deze problematiek hebben, dat het altijd een gecombineerde aanpak is van voeding, bewegen en in geval van kinderen dan opvoeding. En op basis van de zwaarte van het probleem hebben ze ook nog psychosociale ondersteuning, cognitieve gedragstherapie en dat soort dingen. Psychosociale ondersteuning waar nodig, cognitieve gedragstherapie waar nodig Ja, ja. Wat ze ook zeggen is dat wat we nu doen is dat je eigenlijk mensen adviseert op basis van BMI, lengte en gewicht. En dan kijk je wel een beetje naar risicofactoren maar dat is ook een groot deel professionele inschatting. Wat ze nu hebben gedaan is een voorzet gegeven voor hoe dat in toekomst zou moeten, en ze noemen dat gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico, dat is GGR. Dus er wordt op basis van BMI en op de aanwezige risicofactoren en comorbiditeit een inschatting gemaakt hoe hoog het risico hoog. En dat kan van licht tot sterk verhoogd zijn. Punt van de zorgstandaard is wel dat bijvoorbeeld met de GGR en die GLI die ze neer zetten, dat het een basisidee is wat we nog wel concreet moeten maken. Je leest over bewegen, opvoeding en voeding, gecombineerd in één aanpak, er staat ook bij dat je ouders moet betrekken. Vervolgens staat er bij psychosociale ondersteuning waar nodig, maar er staat niet bij wie dat moet doen of hoelang dat moet duren, met welke frequentie. D’r staan bijvoorbeeld wel wat indicatoren voor nazorg, ze vinden dat, dat een jaar moe duren. En dat is ook gewoon een educated guess zeg maar. Dus de zorgstandaard is meer een basis die wij in praktijk moet brengen, en waarin dus gaten opgevuld moeten worden. bewegen, opvoeding en voeding. Psychosociale ondersteuning waar nodig, ouder/kind behandeling, indicatoren voor nazorg Ja, oké. Dus het is meer een uitgangspunt waarmee wij de boer op gaan van kijk is wat is er, die gaan we implementeren en die willen we in samenspraak met jullie uitwerken van goh hoe moet dat nou in het praktijk, wat past bij jullie zorgstructuren en jullie manier van werken. Wat past ook bij de nieuwe manier van werken als straks in 2015 de decentralisaties plaats vinden. Dan heb je ook verschillende rollen en taken ten aanzien van bekostiging, zo’n nieuwe centrale zorgverlener kost gewoon tijd.
112
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki:
113
Ja. En u zei net van nou je hebt dat bijvoorbeeld de duur en de frequentie nog niet ingevuld is. Is het dan iets wat de zorgverlener zelf moeten gaan invullen of heb je d’r wel een idee over van nou de behandeling van kinderen met overgewicht en obesitas is dit toch wel gewenst? Nee. De zorgstandaard zegt daar helemaal niks over. We weten wel dat er een bepaalde basis is die zou moeten werken zeg maar, maar daar hebben we maar heel weinig bewijs over. Want stel je hebt een programma en je gaat dat toetsen. Wat je toets is of het programma in zijn totaliteit effect heeft, dus je weet nooit hoe het zit met die afzonderlijke componenten. Je zal bij iedere praktijk zien dat het anders is ingedeeld, iedereen heeft een andere voorkeur daarin. En we zijn wel bezig in Amsterdam om met expert groepen nee soort basisnorm op te stellen. Omdat het heel demotiverend is voor ouders al een programma halverwege moet stoppen omdat het toch geen effect heeft. En de uitval tijdens zo programma is heel erg hoog. En dan bedoel ik niet 10% of zo, echt heel veel kinderen komen niet aan omdat ze gewoon niet gemotiveerd zijn. Dus als je dan naar zo’n programma wordt doorverwezen en je komt wel aan en bent gemotiveerd, de kans dat het dan op niks uitloopt omdat het niet effectief blijkt te zijn, omdat mensen gewoon alleen een tien weken of twintig weken vullen, is best wel groot. Daarom hebben wij gezegd van nou we willen gewoon met de experts die we hebben om de tafel en dan gaan we gewoon onafhankelijk van welke programma’s of partijen die gaan tafel zitten, gaan we gewoon zeggen dit is de minimale norm waar je aan moet voldoen, omdat anders de kans dat je niet iets bereikt heel erg groot is. En als een gezin ergens is geweest en heeft niks bereikt… Basiseisen gemeente, uitval is heel hoog Dan gaan ze niet snel nog een keer. Nee. Je kan niet blijven doorsturen, dat is gewoon niet te doen. Dus we zijn daar wel mee bezig, en wat ik begreep is na zomer hopen ze de norm te hebben voor voeding, bewegen en opvoeding. Wat is nou de basiseisen die wij stellen zeg maar. Basiseisen gemeente ja precies. Ik weet wel dat ze daarbij ook rekening houden met het feit dat als een programma wordt ontwikkeld, dat je toewerkt naar een evidence based insteek. Dus dat je dat monitort met het loket gezond leven, dat je het inlevert als effectief programma. Evidence based, loket gezond leven Ja. het is een soort kwaliteitseis. En het is zo dat Achmea, de grote financier voor dit soort programma’s, en die hebben het niet in de hand. Dus zij geven ook aan dat ze naast de kwaliteit ook de financiering daar aan op gaan hangen. Programma’s die dan straks niet voldoen aan die kwaliteit, daar raden wij onze verwijzers aan af om naar door te sturen, en Achmea weet ook niet of ze die nog gaan inkopen. Dus dat is natuurlijk een stimulans voor aanbieders om een programma op te bouwen wat in ieder geval in de basis voldoet aan wat denken dat werkt. Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea Ja, ja, ja. De meeste programma’s hebben een duur van 10 weken tot 3 maanden. Ja, klopt ja.
Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki:
Marianne: Nikki: ziekenhuis. Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
In Groot-Brittannië is er wel een programma, dat heet MEND, dat wordt nu naar Amsterdam gehaald en dat wordt Lef genoemd. Dat gaan ze implementeren als pilot in Nederland, waarvan dat wel effectief, wel op lange termijn. Maar dat is ook het programma en niet de individuele componenten. Dat programma bestaat uit twee keer in de week twee uur, met het hele gezin naar dat programma toe. Dan is er één uur gezamenlijk met het gezin en daarna gaan kinderen sporten en krijgen de ouders extra informatie. MEND, lef, twee keer in de week met het hele gezin Oké. En dat is in het buitenland heel effectief, en we zullen zien of dat hier ook zo is. Het grote risico is natuurlijk dat twee keer per week twee uur… MEND in buitenland heel effectief Best veel is. Een hele intensieve betrokkenheid is. En dat juist de kinderen die in Amsterdam deze problematiek hebben, deze groep is er niet altijd van overtuigd van het feit dat ze überhaupt begeleiding nodig hebben. En als ze dat wel hebben spelen er vaak heel veel andere factoren mee om aan zo programma mee te doen. Ik bedoel mensen werken, sommige Turkse en Marokkaanse kinderen mogen daar niet alleen van hun mama naar toe of nou ja, noem maar op. En we zullen moeten gaan testen of in onze cultuur… Veiligheid, etniciteit het mogelijk is. Ja. Zo’n programma wel effectief is. Maar die heeft wel en GLI opgebouwd. Maar je weet niet of het hier ook echt eh… Nee inderdaad. En ik zou graag meer willen zeggen maar… Nee dat snap ik. Ja want ik ben ook via Karen terecht gekomen bij twee kinderartsen van het Slotervaart ziekenhuis. Ik heb toevallig vanochtend met Ines gesproken. De manier die zij hanteren komt ook uit het buitenland vandaan en is daar ook heel effectief. Maar dat is echt een tweedelijns programma. Ja, alleen die willen zij nu wel heel graag implementeren buiten het Ja. Maar deze gesprekstechnieken, waar programma’s zoals zij op inzetten, dat kan niet. Want er zitten zoveel professionals aan vast, en die zitten per keer met dat gezin. Dus dat programma, kost technisch gezien hè, als ik naar Achmea zou gaan en dit soort gezinnen gaan dat niet betalen. Het programma daar is zo duur dat Achmea dat nooit zou vergoeden in de eerste lijn. Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea Nee. De manier waarop ze die gesprekken aan gaan, dus de methodiek, die wel. Maar de opzet met als die zorgverleners er om heen, die weer niet. Dus je moet daar wel een modus voor vinden, hoe dat vorm te geven in jouw setting. Oplossingsgerichte gesprekstechniek Ja precies ja. Want Ines zei ook, eigenlijk kunnen heel veel mensen dit leren wat wij doen. Maar je kan ook met een diëtiste alleen d’r bij al best wel veel bereiken als zij deze techniek beheersen.
114
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
115
Ja. Daar moet je eigenlijk ook naar streven. We willen eigenlijk dat alleen kinderen met een bepaald risiconiveau, die al een zorgverleden achter zich hebben, dat alleen die kinderen naar het ziekenhuis gaan. Die kinderen hebben vaak ook een hoge bloeddruk, suiker, die zitten zo op het randje van wat een eerstelijns programma aan kan. Die kinderen horen in de tweede lijn. Wat je eigenlijk wil is dat er een hele keten is, en dat er echt van preventief naar curatie en weer terug aanbod is voor mensen die op een bepaalde plek zitten. Ketenzorg Ja. Maar dat als je op een plek zit, dat er ook altijd bekend is waar je daarna heen kan. En zo tweede lijn, wat je nu merkt is omdat een keten nog niet goed genoeg ontwikkeld is, heel veel kinderen worden dan gezien door JGZ. JGZ biedt zelf geen programma’s aan, begeleid alleen maar mensen. Dus als het gezin dan wordt doorverwezen naar een programma en daar niet aankomen of het niet volledig doorlopen, omdat het moment dat ze dan niet gedragsverandering hebben gehad, dat het gewicht stabiliseert of verminderd is, bij kinderen is afname van gewicht niet altijd een doelstelling. Op dat moment moetje ergens kunnen escaleren. Nu merk je dat JGZ zich verantwoordelijk voelt, dat sommige kinderen vier a vijf jaar eens in de drie maanden bij JGZ komen om vinger aan de pols te houden, maar dat er vervolgens niks gebeurd omdat ze niks kunnen aanbieden wat hoger is dan hetgeen ze al hebben zeg maar. Minimaal gewichtsstabilisatie Ja precies. Die kinderen groeien ondertussen dicht. Nou en dan zijn ze op een gegeven moment zo dik dat ze zelfs niet meer in de tweede lijn geholpen kunnen worden en dat ze naar Heijdeheuvel moeten. Wat we eigenlijk willen is dat er in de tweede lijn wel een mogelijkheid is voor die kinderen die specifiek niet in de 1e lijn geholpen kunnen worden. In die gevallen wil je dat de tweede lijn een plek is waar ze tijdelijk terecht kunnen. Rol kan ook diagnostisch zijn, bijvoorbeeld bepaalde testen die je niet bij de huisarts kan doen. Het idee is niet dat de tweedelijn de vergaarbak voor oplossingen gaat zijn. En daar heb je eigenlijk meer de nulde en eerste lijn voor, en lef wordt dan heel in de nulde lijn neergezet. En wat we nu merken is dat er her en der programma’s zijn, maar ook veel gaten. Ja, ja. Want mensen willen graag lokaal geholpen worden hè. De programma’s die er wel zijn doen vaak wel hun best voor nazorg, maar puntje bij paaltje is niemand meer in beeld na drie maanden. Dus die hele samenwerking is gewoon niet voldoende. Dicht bij huis Nee. Dus eigenlijk zou het, het beste zijn als wij bijvoorbeeld een programma gaan aanbieden, en hoe dat er uit gaat zien is nog niet bekend. Maar ik heb ook wel heel veel gehoord van nou de locatie die wij hebben dat zou eigenlijk een ideale plek zijn voor kinderen die echt morbide obese zijn. Omdat juist die kinderen zo’n veilige locatie echt nodig hebben, een plek waar ze net zo zijn als de rest.
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki:
Ja en het mooie is ook, want met morbide obese kinderen heb je ook kans, die hebben altijd een andere risicofactor er bij. Dus je moet iets achter de hand hebben voor het geval het mis gaat, en daar is die locatie heel goed voor. Dus wat je eigenlijk zou willen is dat je dan een hele goede afstemming hebt over het voortraject, dus voor welke kinderen is het nou het goede programma. En dat je die goed afstemt met je reguliere verwijzers, en in dit geval denk ik dat, dat waarschijnlijk huisarts, JGZ en kinderarts gaan zijn. Maar dat als je, als het programma is afgesloten, dat je ook een soort overlap periode hebt weer met de volgende in de keten. Goede locatie voor morbide obese kinderen En dat is dus inderdaad, dat je heel vaak ziet dat er geen nazorg is. Dus dat kinderen na zo’n programma naar huis gaan, en nog één keer opgebeld worden en dat is het. Dat is natuurlijk voor die kinderen… Nou we weten dat het niet werkt. Want stel dat ze na die twee a drie maanden zeggen van het gaat nog steeds, we weten dat gewoon heel veel na dat eerste jaar weer terugvallen, en die pak je gewoon niet. En dat is ook één van de dingen die we in de norm meenemen, dat programma’s moeten gaan nadenken over nazorg. Niet ieder programma moet na het afsluiten nog een jaar nazorg moet verlenen, het moet er alleen zijn. Dus je kan ook met andere partijen in het veld connecties leggen en de zorg overdraagt. Dus je moet kinderen niet perse nog een jaar terugzien, maar je bent verantwoordelijk voor het feit dat er ergens afspraken zijn gemaakt over wie de opvolging gaat doen. En dat je die ook kan aanspreken. We willen helemaal niet dat iedereen alles hoeft te doen, maar het moet wel duidelijk zijn dat alle componenten ergens belegd zijn. Grote terugval binnen één jaar, vloeiende overdracht naar nazorg Ja, precies. En als je dan gaat kijken naar het nazorgtraject, op het Ronald McDonald centre zijn natuurlijk veel faciliteiten voor veel verschillende sporten, als je zo’n nazorg traject neemt kan je hem bijvoorbeeld al heel specifiek maken door in het echte programma al gezamenlijk met die kinderen opzoek te gaan naar een sport die bij hem of har past zodat daarna de stap naar die sport bij het Ronald McDonald Centre of een reguliere sportvereniging, dat die wat kleiner wordt. Ja, dat zou heel goed kunnen. Ik weet dat er nu ook programma’s zijn die aan het testen zijn met mensen die clinics geven, om kinderen vast bekend te maken met de personen daarna maar ook met de sport die daarna een optie. En dan te kijken ligt het me of niet. Dus afhankelijk van je mogelijkheden en je eigen inzet kan je die nazorg al in een heel vroeg stadium een onderdeel laten zijn van je programma, zonder dat, dat een negatief iets gaat zijn zeg maar. Voorbereiden op een sport tijdens behandeling Ja ik hoor natuurlijk ook vaak, en vooral van de obesitas coördinatoren, dat de kinderen zeggen van ja ik durf niet naar zo’n vereniging toe. Ja ze zijn daar te dik voor. Dus de stap om überhaupt een keer te gaan kijken is al gigantisch groot.
116
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
117
Kinderen voelen zich zo anders, omdat ze het ook niet volhouden. Er moet ook een groepscohesie zijn, en dat heb je gewoon niet met kinderen die slank zijn. Je wil je gewoon ergens veilig voelen. En deze kinderen zullen ook gewoon langer begeleid worden omdat ze gewoon zo lang traject hebben zeg maar. Er zijn ook twee fases, dus begeleidingsfase die wat intensiever is en dat je dan je onderhoudsfase hebt die wat minder intensief kan zijn. En daar zijn we nu ook naar aan het zoeken. Blijven sporten met kinderen die hetzelfde zijn, veilige omgeving Het is ook heel individueel bepaald. Ja heel individueel bepaald wat mensen willen. We hebben nu heel veel aanbod zonder rekening te houden met de vraag, en dan de vraag van het gezin. We hebben überhaupt gewoon niet genoeg aanbod hoor, maar hetgeen wat er is, is moeilijk vol te krijgen omdat er te weinig gekeken wordt naar de vraag van het gezin. Dus je moet meer tijd hebben ook om mensen bewust te maken van het feit dat het een probleem is. Nu heeft JGZ maximaal één of twee gesprekken van twintig minuten, ja dat is te weinig om mensen zich bewust te maken van het probleem. Programma op maat Ja dat is te weinig. Dus die wisselwerking is gewoon zo belangrijk. Ja, en is dan JGZ in dit geval die centrale zorgverlener? Gedeeltelijk. Je wilt eigenlijk dat er een functie komt die uitgebreid wordt ,bv de functie van obesitas coördinator. Een obesitas coördinator zit bijvoorbeeld in de tweede lijn, en kosten technisch is dat gewoon geen houdbare situatie voor de toekomst. Dus wie gaat dat nou doen. Vorige zomer hebben we met 22 Amsterdamse partners om tafel gezeten om te 100 kijken van wat er in de zorgstandaard, wat doen we nu en waar vinden we dat we eigenlijk naar toe moeten. Daar kwam het pact gezond gewicht uit voor. Daar staan afspraken in. Daar staat ook het punt centrale zorgverlener in, en daar hebben we in gezegd dat, Amsterdam heeft oud en kind teams opgezet. Dat betekend dat alle gezinnen, dat een ouder en kind adviseur de begeleiding van gezinnen gat doen, wat eerst de JGZ deed. Ouder/kind adviseur met BIG als centrale zorgverlener Oké. Dat betekend dat die hele functie opnieuw wordt vormgegeven. Speciaal voor de begeleiding van overgewicht en obesitas er een ouder/kind adviseur met BIG registratie moet zijn. Dat is een stukje medische dingen, omdat zo’n centrale zorgverlener ook wel echt, die moet van kinderarts en weer terug. Dus die OK met BIG is die centrale zorgverlener, en die heeft ook echt verantwoording om van begin tot einde in die keten dat gezin te begeleiden. Ouder/kind adviseur met BIG als centrale zorgverlener Ja
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
En het is een nieuwe functie die wel gevormd is op wat bijvoorbeeld de JGZ doet. Het is niet exact wat ze doen, net als het niet exact is wat die obesitas coördinator nu doet. Het is een soort plus functie. Want we willen bijvoorbeeld bij JZG, en daarom is er nu ook een aparte leerlijn ontwikkeld voor de OKA met BIG. Dus wat doen zij nou doen, wat is nou meer dan de reguliere werkzaamheden. Maar ook, hoe stimuleer je nou zelfmanagement en hoe sluit je aan bij de specifieke hulpvraag. En de ouders de kracht geven om het zelf op te lossen. Zelfmanagement, programma op maat Ja precies. Die begeleiding daarin. En ook die motivatie hè, omdat het best wel specifieke onderwerpen zijn. Dus ze worden meer geschoold en die ouder/kind adviseur met BIG wordt de centrale zorgverlener. En dat is met die partijen ook zo afgesproken in dat pact. En qua financiering hebben we dat ook belaagd, dat er daar dus extra financiering komt. Die persoon krijgt ook extra uren om gezinnen op die manier te begeleiden Motiverende gespreksvoering Oké. En dat is inderdaad geen huisarts of kinderarts, en dat is ook gewoon omdat er heel erg de wens was om vanaf het preventieve al te beginnen. En een kinderarts zit gewoon niet op scholen al preventief, en de huisartsen ook niet. En daarbij ook dat, we moeten ook naar financiering kijken. En die helpen dus ook gezinnen waarbij kinderen misschien tegen overgewicht aan zitten, die het nog niet echt hebben? Ja. De ouder/kind adviseur ziet ook alle gewone kinderen. Dus ik ben hoog opgeleid en blank, dus ik ben niet de doelgroep. Dus stel dat ik een kind heb, dat is niet de doelgroep maar het heeft wel landelijk gezien reguliere contact momenten. Dan wordt een kind gemeten, gewogen etc. Dat doen ouder/kind adviseurs ook. En voedingsgedrag wordt ook gevraagd, en je hebt ook heel veel kinderen die gewoon normaal gewicht hebben maar die gewoon altijd om 10 uur naar bed gaan, terwijl dat voor kinderen niet goed is. Nou die ouders/kind adviseur gaat dan preventief dat gesprek aan. Dus die preventieve link zeg maar, die legt die ouder/kind adviseur. Ja.
118
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne:
119
En op het moment dat er uit de BMI metingen, en we gaan nu meer op de GGR inzetten, uitkomt dat er ook echt overgewicht of obesitas is. Dan gaan we ook echt, ze noemt dat een levend actieplan, een actief behandelplan ingezet . En de ouder/kind adviseur is dan degene, dat heet dan een individueel zorgplan, er wordt dan beschreven van wat is er aan de hand, naar wie wordt je doorverwezen en waarom, waar heb je ondersteuning bij nodig en de kleine doelstellingen. En dan op een positieve manier met kleine stapjes, die worden daarin beschreven. Het is dus ook de verantwoordingen van de aanbieder om terug te rapporteren, en dan de verantwoording van de OK met BIG om de afspraken te bespreken, dus een soort controle functie van die hele keten, een centraal aanspreekpunt. En sommige zorgverleners doen dat zelf, maar die maken daar dan afspraken over met de OK. Want het is de bedoeling dat die OKA altijd weet waar het gezin zit of niet zit. Individueel behandelplan, centrale zorgverlener met controle functie Ja, ja. Dus die is een soort algeheel, die controleert alles? En daar komen ze dan ook gedurende zo’n programma bij terug? Dat is een optie. Wat we nu hebben gezegd, omdat het een nieuwe functie is, we zijn een beetje zoekende. Want wil je dan als centrale zorgverlener iedere week een telefonisch contactmoment, of eens in de drie weken fysiek, of contact met de hulpverlener die op dat moment het gezin begeleid. Wat we nu hebben gezegd is dat we die OKA met de BIG gaan we testen op een paar locaties, en die hebben de vrijheid om te kijken wat het gezin wil. Ja, ja. En in de evaluatie kunnen we kijken wat werkt. Maar nu weten we dat nog niet, dus zoveel mogelijk de begeleiding laten aansluiten op de wensen van het gezin. Dus dezelfde werkwijze als hoe ze in het Slotervaartziekenhuis werken, het gezin is leidend. Dus zo gaat de centrale zorgverlener er uit zien, en al die programma’s van de fysiotherapeut, kinderarts, diëtiste, huisarts etc. zijn daar onderdeel van. Programma op maat Ja precies. Maar als nou zo kind naar een programma gaat, en vervolgens komt er een nazorg traject. Dan moet het overgedragen worden. Ja. is dan vervolgens degene die dat beweegprogramma geleid heeft, gaat die er dan vanaf, en die bemoeid zich er verder niet meer mee? Of is het de bedoeling dat die ook continue tijdens dat nazorgtraject contact blijft houden met, of is het dan weer de centrale zorgverlener. In principe de centrale zorgverlener. Maar dat hangt ene beetje van het programma af. Er zijn heel veel programma’s die ook echt zeggen van mijn kracht is gewoon dat programma en die overdracht, en daarna wil ik wel contact hebben met mensen voor bijvoorbeeld een evaluatie maar niet echt in de begeleiding. Andere programma’s willen na drie maanden een terugkomdag, om te kijken of het goed gaat. Maar het is de bedoeling dat de kern van de begeleiding niet bij het programma blijft liggen. Nee precies, daarvoor zeg maar niet centrale zorgverlener. Ja. En het is ook zelfs zo dat de centrale zorgverlener taken van die begeleiding meer gaat overdragen aan vrijwilligers of semi professionals. Begeleiding door vrijwilligers of semi professionals
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
Marianne:
Nikki:
Ja, ja. Dat is natuurlijk wat de overheid ook doet met mantelzorg, heel erg in je eigen wijk. Daar gaan we hier uiteindelijk ook naar toe. Maar nu kunnen we dat nog niet bolwerken, en zijn er al teveel verandering überhaupt in de professionele keten. Maar op termijn zal ook in het nazorgtraject die rol van de OKA met de BIG ten opzichte van kosteloze vrijwilligers een dynamiek worden. Maar het is niet de bedoeling dat de aanbieder dat hele nazorgtraject gaat eh. Nee. Van mij mag het wel hoor als ze de financiën kunnen vinden. Maar ik heb nog geen aanbieders gehoord die daar wensen voor hebben. De meeste geven aan dat ze heel graag wel betrokken willen zijn bij het overdagen, en sommige ook nog inderdaad een terugkommoment om te kijken of het werkt. Maar bij de meeste houdt het daar mee op. Er komt ook niet in de norm dat ze dat verplicht gaan stellen. Ja precies. Nee, nee. Maar het is dus wel een belangrijk punt voor degene die zo’n beweegprogramma maken, om dat nazorgtraject wel een bepaalde vorm te geven tijdens dat programma? Ja want het is ook zo dat, dat nazorgtraject is ook opgebouwd uit beweging, voeding en opvoeding. Dus als het kind naar een sportclub gaat moet er ook aandacht zijn voor voeding en opvoeding. Dus dat is best wel een complexe dynamiek. Want je wil wel dat het samenkomt in een programma, dat nazorgtraject zich dan weer opsplitst. En dat willen we in principe ook, want we willen dat deze kinderen aansluiten bij een reguliere sportclub. Maar niet iedereen heeft een keer in de zoveel tijd voorlichting over bijvoorbeeld voeding en opvoeding. Dus die OKA met BIG is dan ook verantwoordelijk om te kijken van zijn dan die voeding en opvoedingscomponenten in de nazorg dan ook voldoende gedaan, willen die ouders misschien nog een cursus in een buurthuis doen of. Dus die combinatie tussen die componenten in dat nazorgtraject, daar zijn we nog zoekende naar. Combinatie van voeding, opvoeding en bewegen. Ja. Dus het is best mogelijk dat een kind vanuit zo’n beweegprogramma in een nazorgtraject komt bij een reguliere sportverenging. Bijvoorbeeld omdat die klaar is daar voor en daarin begeleid is. Wat u net als zegt, dat omvat dan dus bijvoorbeeld geen voeding en opvoeding. Dat is dan weer een taak voor die centrale zorg verlener, om daar een plek voor te vinden of om één keer in de zoveel tijd aanwezig te zijn bij een informatiebijeenkomst of…? Ja we moeten dat voorgeven. Maar beweegprogramma’s bestaan straks niet meer, het zijn allemaal GLI’s. Dus dat betekend dat je opvolging ook die componenten moet hebben. En je kan best wel het bewegen onderbrengen bij een sportverenging, maar die behandelaars van de GLI zal ook moeten kijken wat er qua aanbod is voor voeding en opvoeding. Combinatie van voeding, opvoeding en bewegen Ja.
120
Marianne:
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne:
121
In ieder geval contact hebben, er moeten contacten zijn met iemand om die verantwoording over te dragen. En sommige programma’s hebben daar wel contacten over, bijvoorbeeld met de diëtist. En andere programma’s hebben daar geen mogelijkheden toe en geven dat aan, aan de OKA met de BIG. Dat moet ieder programma voor zich bekijken, maar er moet wel aandacht voor zijn dat een overdracht al die componenten bevat. Anders werkt het gewoon niet, want sommige dikke kinderen sporten misschien wel genoeg maar hebben echt aandacht nodig bij voeding of opvoeding. Dus daarom is de combinatie ook belangrijk in het nazorgtraject, maar of dat nou in één programma is of die componenten bij verschillende mensen onderbrengt maakt niet uit. Componenten bij verschillende aanbieders aanbrengen Ja inderdaad, ja, ja. Oké, oké. Maar eigenlijk komt dus de rol van zo’n ouder/kind adviseur best wel in de buurt van wat ze bij het Slotervaartziekenhuis doen in die gesprekken. Alleen zijn daar veel meer mensen bij betrokken. Ja voor een deel komt die techniek heel erg overeen. Alleen proberen zij in het Slotervaart ook echt een programma aan te bieden, dus die willen ook echt significante uitkomsten hebben aan het eind van de rit, ongeacht hoelang dat duurt. En een OK met de BIG is niet verantwoordelijk perse voor gedragsverandering, ze zijn verantwoordelijk voor de begeleiding daarin. De professionals die ze inroepen moeten eigenlijk het harde werk doen. Zij moeten, wij motiveren. Motiverende gespreksvoering Ja precies. Heel veel willen we ook eigenlijk zo laag mogelijk in de keten houden. Dus dat de OK met BIG ook informatie kan verschaffen over voeding bijvoorbeeld. Als je dan dus extra informatie nodig hebt wordt je doorverwezen naar een diëtist. Dus het is niet zo dat ze niks doen aan behandeling, maar die echte behandeling doen zij niet. Zorg laag in de keten houden Nee precies, nee oké. Maar ik denk dat zeker dat stukje motiveren, dat, dat natuurlijk wel iets is… Je ziet nu bijvoorbeeld ook vaak dat kinderen direct vanuit de huisarts doorverwezen worden naar zo’n programma, daar gebeurd weinig met die motivatie waarom ga je nou bewegen bijvoorbeeld, dat stukje ontbreekt dan natuurlijk. Ja, ja dat klopt. Ze komen dan bij programma’s, en die zeggen dan in week zes of zeven van ik zit hier, ik vind het leuk, maar ik weet eigenlijk niet waarom want ik vind mezelf niet te dik. En je moet niet perse je kind dik vinden om het werkbaar te maken, maar je hebt wel een bepaald bewustzijnsniveau nodig. Ze moeten dus ergens een motivatie hebben om gedrag te veranderen. Als die er niet is zullen ze terugvallen in hun oude gewoontes. Bewustwording ouders Ja precies. En op het moment dat iemand wordt doorverwezen op de autoriteit van de zorgverlener kom je er misschien wel, maar op lange termijn zal dat niks veranderen.
Nikki:
Marianne: Nikki: Marianne: Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nee, nee oké. En, nou ja wat betreft die inhoud is natuurlijk eigenlijk alle dingen in één. Dus je ziet nu vaak dat een fysiotherapeut samen werkt met een diëtiste en een opvoedkundige komt daar nog bij één keer in de zoveel tijd. Maar als ik dan bijvoorbeeld kijk naar het Ronald McDonald centre, daar heb je voornamelijk sportinstructeurs. Nu is vraag, is een sportinstructeur ook voldoende. Nou daar verschillen de meningen best wel over, want de sportinstructeur is juist opgeleid voor die groepen en de fysiotherapeut is opgeleid voor één of één begeleiding. Dus dat is best wel… Een discussie. Ja inderdaad. Maar tegelijkertijd lopen er bijvoorbeeld binnen het Ronald McDonald centre geen diëtiste rond en ook geen opvoedkundige, het zijn natuurlijk veel studenten. Ja. Dus je kan wel een student van opvoeding op voeding nemen, maar dat zijn nog geen afstudeerde professionals. Zou je dan in dat opzicht dus d’r voor kiezen van nou je gaat dan misschien samenwerken of zou dan juist meer een nazorgtraject bij het Ronald McDonalds centre beter zijn? Ehm ik denk dat je voor beide kan kiezen. Het is wel zo dat in een nazorgtraject ga je zorg afbouwen, dus wat ze daarvoor krijgen is intensiever dan wat je in je nazorg doet. Dus als je dat voorgeeft is het al minder intensief. En als je alleen beweging is huis hebt, kijk wij zitten met LEF nu ook met de afbakening. Kinderen met morbide obesitas hebben ook vaak vertraagde motoriek, gewrichtsklachten. Wil je dan niet een fysiotherapeut er aan linken. Nou, je moet in ieder geval iemand achter de hand hebben dat je bij individuele klachten kan doorverwijzen. Maar je zal gewoon met een fysiotherapeut afstemmen wat je doet en wat je niet doet. En ook met je verwijzers, want misschien is het wel een contra-indicatie om kinderen door te verwijzen als ze, tegenwoordig zijn er steeds meer kinderen met morbide obesitas die in aanmerking komen voor een knieoperatie, ja is dat dan een contractindicatie om door te verwijzen. Zo iets zou ik me dan kunnen voorstellen. Zorg afbouwen in nazorgtraject, sportinstructeur en fysiotherapeut, Ja, ja. En je kan er ook heel goed voor kiezen, en dat doen heel veel andere programma’s ook, om een diëtist en opvoedkundige erbij te roepen en met z’n drieën ene programma op te bouwen. Dus het kan allebei heel goed. En ik heb geen voorkeur omdat het mij niet uitmaakt, want beide is nodig. Ik denk dat je moet kijken waar je naar toe wilt. Het nazorgtraject biedt wel nog iets minder aanknopingspunten dan een GLI omdat het er wat minder is. En dat je heel bewust rekening moet houden met het feit dat je het afbouwt. Combinatie diëtist, opvoedkundige en sportinstructeur Ja, ja. Ik kan geen voorkeur daarover uitspreken.
122
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki: Marianne:
Nikki:
123
Nee. Want je hoort ook vaak van heel veel kinderen met overgewicht en obesitas sporten te weinig, maar heel vaak is het probleem van voeding dat de ouders de kennis niet bezitten. Dus ze weten het gewoon niet. En veel zeggen ook van, als je ouders informatie toereikt, je laat ouders met elkaar praten, want daar leren ze ook vaak veel van. Of ze hebben ze toch zo iets van als jij het geprobeerd heb dan probeer ik het ook een keer. En ik heel veel gevallen is dat misschien al voldoende, en hoeft er niet perse per definitie een individueel gesprek met een diëtiste plaats te vinden. Op zich is dat zo, en aan de andere is het wel zo dat kennis niet altijd leidt tot toepassing. Dus er zit nog iets tussen weten en doen, dus dat is iets waar rekening mee gehouden moet worden. Dus tussen dat weten en doen zit een verschil, en dat het overbrengen van kennis ook nog wel een punt is. Omdat wij natuurlijk overbrengen, maar het is natuurlijk ook heel cultuurspecifiek. Dus dat stukje aansluiting missen we ook. En dat maakt dat daar wel iets meer zit dan alleen het vertellen. En daarbij komt ook dat als je specifiek morbide obese als doelgroep hebt, dat zijn geen kinderen die , het is niet zo dat een kind opeens morbide obesitas heeft. We merken wel dat die gezinnen, ze hebben vaak al wat kennis. Die gezinnen hebben niet eens heel weinig kennis bij moribde obese kinderen, omdat die al zo lang in zorg zijn. Cultuurspecifiek voedingsadvies Ja precies. Maar dat er gewoon echt een stukje toepassing ontbreekt daar. Bij kinderen met beginnend overgewicht is het vaak een kennisprobleem, maar bij morbide obese is het ook vaak gewoon niet willen. Ja over het algemeen is het een lang traject. Ja, ze hebben een lang zorgdossier. Ja, ja. Je hebt ook ouders die morbide obese zijn ,en broertjes en zusjes. Ja. Dus een diëtiste is eigenlijk wel echt noodzakelijk ,die de gezinnen ook echt individueel ziet? Ja ik wil dan nog niet eens zeggen individueel. Wat bij LEF redelijk effectief lijkt is meer dat je de interactie bij het geven van de informatie heel belangrijk is. Ouderbijeenkomsten met interactie Ja. En daarmee bedoel ik niet dat de informatie die je geeft perse anders hoeft te zijn. Wat ze bij LEF aan het testen zijn, wat ze denken dat een werkzame component is, dat ze exact dezelfde informatie geven als in een één op één gesprek alleen dan in een groep. En dat hun gesprekstechniek erop gestoeld is om ouders onderling te bevragen. Dus wie het probleem nog meer herkent, en hoe andere het oplossen of op zouden pakken. En het is veel makkelijker om iets aan te nemen van je buurvrouw. Dus LEF wordt niet eens gedaan door een diëtist, en ook niet in individueel contact. Het is dus een groepsinterventie, maar wordt wel gedaan door iemand die geschoold is in voedingsleer. Ouders leren van elkaar, diëtiste niet perse noodzakelijk Ja natuurlijk ja.
Marianne:
Nikki:
Marianne: Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki: Marianne: Nikki:
En die persoon wordt, net als met die fysiotherapeut vs. die sportinstructeur, is met die voedingscoach van LEF is de scheidslijn tussen wat kun je in een groep doen, basiskennis, en wanneer zie je dat er individuele adviezen nodig zijn en verwijs je door. Verwijzen bij individuele vragen Ja precies, dat is inderdaad ja. Want ik denkt dat misschien in zo programma, dat het voor ouders ook leuker is om met ouders samen deel te nemen aan zo iets in plaats van dat ze één keer in de zoveel tijd met hun kind en vader en moeder voor iemand zitten en adviezen krijgen. Ja, ja, ja. De gemeente wil steeds meer toe naar groepsbehandelingen omdat die indicatoren effectief zijn en de kosten veel lager zijn. Dat speelt gewoon mee. Groepsbehandeling is goedkoper Nou ja, dat is ook zo. Ik hou me daar verder niet heel erg mee bezig omdat ik op de inhoud zit, maar ja ik denk er natuurlijk wel over na. Ik moet natuurlijk iets niet op papier hebben wat gewoon totaal onmogelijk is. Ja het is natuurlijk wel zo. Wij maken ook afspraken met Achmea waar ze qua vergoedingen naar toe gaan, en zij kijken gewoon van wat moet het kosten. Ook wel naar de inhoud maar die match moet je hebben. Financiering en kwaliteit belangrijk voor Achmea Ja, dus dat is ook waar ik nu natuurlijk naar kijk, naar de financiering vanuit de zorgverzekering. Dus die groepsbehandelingen en ook wat jij zegt, dus die sportinstructeurs, ik zeg zet gewoon goede afspraken met een fysiotherapeut op papier, en dan kan een sportinstructeur prima. Groepsbehandeling, sportinstructeurs en fysiotherapeut Ja, ja. Het mag van mij ook een sportinstructeur zijn, en dat is bij LEF ook zo. Daar zijn ook afspraken gemaakt over dit kan je wel en dit kan je niet, zo signaleer je dat en zo verwijs je door. Sportinstructeur Ja. Er is bij ons natuurlijk ook al een programma van GOED Schellingwoude, daar zijn natuurlijk ook mogelijkheden. Daar kan je prima mee samenwerken. En op het moment dat je wel een kind heb met gewrichtsklachten, die kan je dan ook heel goed doorverwijzen. Ja, ja. En andersom misschien ook, omdat ze merken dat een kind wat verder is dan de rest in de groep en wat meer uitdaging nodig heeft. Ja, ja precies. En Karen zei ook van, jullie locatie leent zich natuurlijk uitstekend voor dat wat ernstigere problematiek
124
Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki: Marianne:
Nikki:
Marianne:
Nikki: Marianne: [Afsluiting
125
Ja het kiezen van de doelgroep moet je ook mee beginnen, want daar hangt natuurlijk van af wat je aanbiedt. Je vergist je er ook wel snel in hoor, op TV zie je echt de extreme gevallen. Dus het inschatten is überhaupt al heel moeilijk, maar ik zou gewoon je doelgroep bepalen en vervolgens gaan kijken wat je daarmee gaat doen. Want ook je afspraken met GOED Schellingwoude zijn anders op de verschillende plekken in de piramide, en ook met je verwijzers .Dus je moet je doelgroep wel helder voor ogen hebben, en ook voor het voorgeven van je programma. Wat kan ik wel, want kan ik niet. Wie heb ik zeg maar in m’n kaartenbakje zitten op het moment dat er iets gebeurd, dat ik wil moet reageren omdat het niet mijn expertise is. Ja dus je moet wel mensen achter de hand hebben., die heel specifiek? Ja .Om te kennen of om naar door te verwijzen. Als je een keer vragen hebt, dat je kan sparren met gelijkgestemde is altijd fijn, dus dan is het fijn om wat mensen te kennen in de buurt. En afhankelijk van welke doelgroep je hebt. Oké. En dat inhoudelijk bewegen van, heb je nog zo iets van daar moet het wel echt aan voldoen, dat moet er absoluut in zitten als je kijkt naar het sporten- en bewegen? Nee, niet perse. Ik weet dat ze heel vaak, wat ze eigenlijk zeggen is dat de doelstelling moet zijn om het plezier te vergroten in plaats van gewichtsstabilisatie of iets. Maar of je dan perse een apenkooi moet doen of voetbal, dat is niet, dat is niet mijn expertise. Dat is eigenlijk ook afhankelijk, diversiteit is wel belangrijk. Dus de voorkeur ligt wel bij een divers programma, maar niemand kan het beter invullen dan beweeginstructeurs zelf. Plezier hebben, diversiteit En de betrokkenheid van ouders .Want die moeten natuurlijk betrokken zijn, het zijn de ouders die natuurlijk bepalen op jonge leeftijd. Kinderen weten soms ook niet hoe ze moeten sporten en bewegen, en ouders weten ook niet hoe ze hun kinderen moeten laten sporten en bewegen, dus zie je in sommige programma’s dat ouders soms mee doen met hun kinderen .Denk jij dat, dat effect heeft? Ik denk dat, je moet ouders betrekken, want anders wordt het niks. En ongeacht of je een GLI of nazorg doet. Ouders hebben vaak ook niet door hoe je heel laagdrempelig kinderen kunt laten bewegen, dus je kunt ouders ook best wel leuke dingen mee geven zonder belerend te zijn. En ik ken heel veel programma’s die inderdaad ouders bepaalde dagen laten mee sporten, en ook voorlichtingen geven over wat je allemaal kan doen met je kind in deze leeftijd. Dus ik zou ouders zeker wel betrekken, omdat het gewoon essentieel is. Maar de vorm daarin is nog vrij onzeker, dat hangt ook af van wat je zelf kan en leuk vind. Maar een combinatie van verschillende dingen zou het beste werken, want iedere ouder heeft ergens een haakje, dus spreek je ouders op verschillende manieren aan. Ouders betrekken bij het sporten maar het is dus wel een feit dat die betrokkenheid van ouders, maar wellicht ook door ze een keer mee te laten sporten, dat, dat wel een positief effect heeft. Ja zeker. Wij denken er ook aan om ouderbetrokkenheid in de norm verplicht te stellen. van het gesprek.]
K. Interview Marion Raymakers – Jeugdverpleegkundige kinderafdeling ziekenhuis Amstelland [Introductie met aanleiding en doel.] Nikki: Maar kunt u zeggen waarom zoveel kinderen in Amsterdam, en dan specifiek in Amsterdam-Noord, overgewicht en obesitas hebben? Marion: Dat is best moeilijk om te zeggen. Nikki: Ja, daar ben ik me van bewust Marion: Het is een cultuurspecifiek iets. Door onze multiculturele samenleving, en er is veel overgewicht en obesitas bij andere culturen. Cultuurspecifiek Nikki: En datzelfde geldt voor Amsterdam-Noord? Marion: Ja, dat denk ik wel. Dit is iets wat we sowieso in grote steden veel zien, dat veel Turkse en Marokkaanse kinderen dit probleem hebben. Cultuurspecifiek Nikki: Een stedelijke problematiek dus? Marion: Absoluut een stedelijke problematiek, daar is geen twijfel over mogelijk. Stedelijke problematiek Nikki: Dat is duidelijk. En dan bieden jullie hier natuurlijk ook een programma aan, xtrakids. Hoe ziet dat programma er precies uit? Kunt u daar wat meer over vertellen? Marion: Ja zeker. Nou het is een programma van één a twee jaar, hier in het ziekenhuis. De kinderen komen eerst voor een intake op de polikliniek, bij de kinderarts. Dat gebeurd nadat ze aangemeld of doorgestuurd zijn door de huisarts, GGD of privé. Die intake bestaat uit een dagbehandeling, waarbij ze tevens een glucosetolerantietest ondergaan en lichamelijk gemeten en gewogen worden. Daar zijn een kinderarts, verpleegkundige, psycholoog, kinderdiëtiste en kinderfysiotherapeut bij betrokken. Eén a twee jaar, doorgestuurd door huisarts, GGD of privé, kinderarts, verpleegkundige, psycholoog, kinderdiëtiste en kinderfysiotherapeut Nikki: Oké. Marion: Vervolgens vind er elke drie maanden een nacontrole plaats op de poli, afwisselend bij de kinderarts en jeugdverpleegkundige. En afhankelijk van de intakegesprekken op dagbehandeling wordt er besloten of het kind een individueel traject of een groepstraject ingaat. Dat groepstraject wordt begeleid door een fysiotherapeut, diëtiste en psycholoog. Individueel- of groepstraject, fysiotherapeut, diëtiste, psycholoog. Nikki: Oké. Dus er wordt wel behandeld binnen het ziekenhuis Marion: Ja, in principe wel. En dat programma heet dus xtrakids. Nikki: En welke voordelen biedt dit programma ten opzichte van programma’s buiten de tweede lijn om? Marion: Nou er is veel expertise aanwezig om deze doelgroep te behandelen. En daarnaast kan iedereen van elkaar leren en zijn er gezamenlijke groepsactiviteiten. En de kinderen worden natuurlijk tijdens dit programma nauwlettend in de gaten gehouden door de kinderarts, dat medische stukje kan alleen een ziekenhuis lelveren. Veel expertise in ziekenhuis, medische controle in ziekenhuis Nikki: Dus het is verstandig om kinderen met overgewicht en obesitas in het ziekenhuis te behandelen? Marion: Ik denk de kinderen met ernstige obesitas zeker, daar zitten vaak medische problemen aan vast. Kinderen met enkel overgewicht redden het ook wel buiten het ziekenhuis om. Kinderen met enkel overgewicht buiten ziekenhuis behandelen
126
Nikki: Marion:
Nikki: Marion:
Nikki: Marion: Nikki: Marion:
Nikki: Marion: Nikki: Marion:
Nikki:
127
En nu heeft u het over voeding, bewegen en een psycholoog. Worden ouders in dit programma ook betrokken? Absoluut. De ouders worden er bij betrokken qua gesprekken, voorlichting over voeding en psychologische ondersteuning. Daar komt dus ook een stukje opvoeding bij kijken. Ouders betrekken bij gesprekken en voorlichting over voeding, opvoeding en psychosociale ondersteuning En hoe zit het met het sporten? Worden de ouders daar ook bij betrokken, of helemaal niet? Soms zie je dat ouders in zo’n programma één keer in de zoveel tijd meedoen met het sporten- en bewegen van hun kinderen Nee, dat is hier niet het geval, ouders mogen niet mee sporten. Ze mogen wel meekijken van boven af. De kinderen sporten- en bewegen ook altijd met elkaar samen. Dan zien ze namelijk ook dat ze niet de enige zijn met dit probleem. Het is dus niet een individuele sportsessie zoals je vaak bij een fysiotherapeut ziet. Ouders sporten niet mee, in een groep sporten. Nee oké. Maar denkt u dat, dat een toegevoegde waarde kan hebben? Om bij ouders ook een bepaald bewustzijn te creëren dat het beoefenen van een sport heel belangrijk is voor kinderen. Ja, misschien dat het samen sporten wel goed is. Maar daar weet ik te weinig over om iets over te kunnen zeggen. Misschien is samen sporten goed Oké, geen probleem. En het betrekken van die ouders, gebeurd dat in individuele consulten of in een groepsbehandeling? Nou dat is dus heel erg afhankelijk van de intakegesprekken. Sommige ouders hebben echt individuele begeleiding nodig, terwijl sommige ouders het juist heel prettig vinden om met andere ouders, die hetzelfde probleem ervaren, problemen te bespreken. Programma op maat Oké. En hoe vaak vinden deze sessies plaats? Dat is ook weer heel erg verschillend, afhankelijk van hoeveel begeleiding de ouders nodig hebben. Sommige hebben genoeg aan één sessie en andere hebben er meerdere nodig. Ja precies. Maar beslissen de ouders dat zelf, of doen jullie dat? Ik hoor vaak dat ouders ook niet zo heel erg gemotiveerd zijn, dan is de kans dat ze niet meer komen natuurlijk best groot. Ja, dat is zeker waar. Maar wij proberen samen met de ouders te zoeken naar hetgeen wat het beste bij het gezin past. Sommige hebben juist meer hulp nodig bij de voeding, terwijl andere weer hulp nodig hebben bij de opvoeding. Dan is het heel demotiverend om bij allebei volledig aanwezig te zijn. Dus zo proberen we een beetje te zoeken naar de juiste middenweg. Programma op maat Ja precies. Oké, oké. Dan heb ik nog wat vragen over de betrokkenen binnen zo’n programma. U heeft net al verteld wie er allemaal betrokken zijn bij xtrakids, maar vind u dat deze deskundigen ook perse noodzakelijk zijn? Of kan het bijvoorbeeld ook functioneren zonder een arts of verpleegkundigen?
Marion:
Nikki: Marion: Nikki: Marion: Nikki: Marion:
Nikki: Marion: Nikki: Marion: Nikki: Marion:
Nikki: Marion:
Nou buiten het ziekenhuis is er natuurlijk geen verpleegkundige of kinderarts bij aangesloten, dus het kan wel. Maar wij geloven in het feit dat het wel noodzakelijk is, zeker voor kinderen met ernstige obesitas. Wij zien hier natuurlijk ook vooral de kinderen die echt heel erg te zwaar zijn, anders komen ze inderdaad niet naar het ziekenhuis. Daarnaast vinden wij een sportfysiotherapeut, diëtist en pedagoog een toegevoegde waarde hebben, omdat je dan echt kan werken aan die componenten voeding, bewegen en opvoeding. En ik weet niet of ik dat nou al verteld heb, maar dat zijn binnen dit programma de belangrijkste pijlers. En wij zijn er van overtuigd dat iedere programma deze componenten moet bevatten om effect te kunnen hebben. Uiteindelijk is het probleem natuurlijk niet alleen dat kinderen teveel energie binnen krijgen en te weinig bewegen. Ouders kunnen vaak geen nee zeggen of weten niet hoe ze gezond moeten koken. Buiten het ziekenhuis geen verpleegkundige of kinderarts nodig, sportfysiotherapeut, diëtist en pedagoog noodzakelijk. Ja inderdaad. En bij die jongere kinderen maken de ouders de beslissingen, en het kind moet zich daar maar aan houden. Dus als het kind niet mag sporten, tja, dan zit je al. Ja inderdaad. Als ik het goed begrijp is een multidisciplinaire aanpak dus noodzakelijk? Ja, zeker. Heel erg belangrijk. Oké. En hoe zit het met de duur van dit programma? Er is moeilijk een peil op te trekken als je kijkt naar al die andere programma’s die er al zijn. Wij behandelen één tot twee jaar, omdat de gezinnen wel de kans moeten hebben om het gedrag te veranderen. Dus altijd minimaal één jaar, maar de precieze tijd is weer afhankelijk van de gezinssituatie. De kinderen komen dan één keer in de week sporten, en de ouders krijgen één keer in de zoveel tijd voorlichting over voeding en opvoeding. Eén tot twee jaar, minimaal één jaar, programma op maat, één keer in de week sporten, één keer in de zoveel tijd voorlichting voor ouders. Oké. En houden de gezinnen dat ook vol? Nou ik moet zeggen dat de opkomst percentages soms echt bedroevend zijn. Het aantal no shows neemt enorm toe, bij alle disciplines die wij aanbieden. Oké, dat heb ik al vaker gehoord. Toch wel jammer, aangezien ze hier alle kans hebben om gezonder te gaan leven. Ja zeker. Maar op één of andere manier blijft de drempel heel erg hoog. Hm hm. En die groepsactiviteiten voor de kinderen, hoe zijn die opgebouwd? Zijn er activiteiten die voor deze doelgroep echt heel erg leuk en prettig zijn om te doen? Nou over het algemeen is het belangrijk dat kinderen iets kunnen doen we ze leuk vind, waar ze plezier in hebben. Daarnaast is het heel belangrijk dat ze de kans krijgen om opzoek te gaan naar een sport die ze kunnen gaan beoefenen, daar moeten ze in geholpen worden. Plezier, opzoek gaan naar sport Ja precies. En dat werkt hier goed? Nou wij zien dat kinderen het in het begin wel lastig vinden, maar als ze eenmaal begonnen zijn vinden ze het heel erg leuk met elkaar.
128
Nikki: Marion: Nikki:
Ja inderdaad. Dus het samen sporten- en bewegen is belangrijk, oké. Ja. En zijn er ook dingen die deze doelgroep echt niet leuk vind, of wat niet verstandig is? Marion: Nou wij zien dat zij individuele apparaten echt niet leuk vinden. Ze spelen veel liever met elkaar samen. Individuele apparaten niet leuk. Nikki: Ja, dus ook hier komt weer het samen bezig zijn in naar voren. Oké, nou heel erg duidelijk. Dit kan ik zeker gebruiken voor mijn onderzoek. Marion: Ik hoop het, dat zou mooi zijn. [Afsluiting gesprek.]
129