Hoe maak ik mooiere foto’s? In de begrippenlijst achter in deze handleiding vindt u de betekenis van de gebruikte begrippen. In deze handleiding komen de volgende zaken aan de orde: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Compositie: gebruik de gulden snede en let op diagonalen. Licht: maak gebruik van het bestaande (dag)licht. Beweging: kies bevriezen, stromen of meetrekken afhankelijk van het onderwerp. Scherpstellen: weet wat scherp en wat onscherp moet, let op het diafragma. Landschap: ’s ochtends vroeg of ’s avonds is het mooiste licht. Portret: zoom matig in en zorg voor een rustige achtergrond. Kinderen en dieren: wacht op het juiste moment. Sport: fotografeer spanning, beweging en emotie. Macro: benader het onderwerp zo dicht mogelijk. Belichting: speel met diafragma, sluitertijd en ISO, pas de belichting aan. Fotobewerking: maak achteraf op de computer eenvoudige verbeteringen.
1. Compositie Als u pas begint met fotograferen, kunnen richtlijnen een goed houvast zijn voor een mooie compositie. Als u meer ervaring hebt opgedaan, worden ze vaak onbewust toegepast. Eigenlijk is compositie de manier waarop iedereen op zijn eigen persoonlijke wijze het beeldvlak ordent. In de compositie komt de persoonlijkheid van de fotograaf tot uitdrukking. Hij laat zijn keuzes zien: waar en hoe breng ik mijn onderwerp in beeld? Het is de kunst om uw eigen visie in het fotograferen te ontwikkelen. Dichtbij “In de beperking toont zich de meester.” Deze uitdrukking geeft aan dat minder, vaak mooier is. Een foto volgestouwd met elementen vergt veel van de ogen, de toeschouwer weet niet waar hij moet kijken. Houd het daarom simpel. Kies een onderwerp en breng dat zo duidelijk mogelijk in beeld. Ga er zo dicht mogelijk bij staan.
Te veel storende elementen
1 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Het hoofdonderwerp duidelijk in beeld
Achtergrond Zorg voor een rustige achtergrond of een achtergrond die past bij het onderwerp. De achtergrond is een achtergrond; geen hoofdonderwerp.
Te drukke achtergrond
Rustige achtergrond
Gulden Snede Zowel in de schilderkunst als in de bouwkunst, wordt van oudsher gebruikgemaakt van de “Gulden Snede”. Het beeld wordt zowel horizontaal als verticaal in drie delen verdeeld. Op de snijpunten van deze lijnen worden de belangrijkste beeldelementen geplaatst. De ervaring heeft geleerd dat beeldelementen die zo geplaatst zijn, de juiste aandacht vragen en krijgen. De gulden snede, of de regel van drie zoals de gulden snede ook wel genoemd wordt, laat ook zien dat er geen lijn door het midden loopt, maar op een derde van onderen of een derde van boven. De foto komt mooier en boeiender over als de horizon in landschapsfoto’s hoger of lager dan het midden is geplaatst. Als de horizon precies in het midden loopt, toont de foto stijf en weinig dynamisch. Maar ook verticale elementen plaatsen we op één van deze twee lijnen en niet precies in het midden.
De verdeling van een foto volgens de Gulden Snede met de snijpunten
2 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Diagonalen Diagonale lijnen in een foto komen dynamisch over; er lijkt vaart in de foto te zitten. Een lijn die van linksonder naar rechtsboven loopt, leidt ons oog de foto in, we noemen dat een invoerende lijn. Dat kijkt prettig en gaat niet tegen onze manier van kijken in. Een lijn de andere kant op, van rechtsonder naar linksboven, kijkt vaak moeilijker en botst met onze manier van kijken.
Invoerende lijnen
Diagonale lijnen en beeldvullend
Ook een zogenaamde S-lijn geeft de foto dynamiek en vaart. Zo’n invoerende lijn geeft het oog rust, het dwaalt niet rond in een foto. Ook denkbeeldige geometrische figuren vervullen die rol, zij geven samenhang aan de beeldelementen.
2. Licht De richting van het licht en de grootte van de lichtbron zijn heel bepalend voor uw foto. Bij daglicht speelt het tijdstip waarop u een foto neemt een grote rol. Richting Licht komt altijd van een bepaalde kant. Zijwaarts licht, dus licht dat van rechts of links komt, noemt men strijklicht. Het streelt als het ware het onderwerp, waardoor oneffenheden extra geaccentueerd worden. Strijklicht geeft ook diepte aan een foto. Licht dat van voren komt noemt men tegenlicht. Het levert contrastrijke foto's op.
Tegenlicht
3 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Strijklicht
Tijdstip Het beste licht om landschappen te fotograferen, vindt u vaak tijdens de uren na zonsopkomst en vóór zonsondergang. Het licht is dan zacht en heeft vaak een warme gouden gloed. Als u de kans hebt, neem dan foto's op die tijdstippen. Midden op de dag staat de zon hoog aan de hemel en dit geeft fel, hard licht wat te sterke contrasten in uw foto's oplevert. Lichtbron Hoe kleiner de lichtbron, hoe harder het licht. Hard licht kenmerkt zich door duidelijk afgebakende schaduw- en lichtpartijen. Flitslicht is over het algemeen hard, evenals direct zonlicht. Op een bewolkte dag fungeert de hemel als lichtbron en is het licht (dus) zacht.
3. Beweging Snel bewegende voorwerpen of mensen, zoals sporters, kunt u fotograferen op de sportstand van de camera (als die erop zit) of door een snelle sluitertijd (rond de 1/1000) te kiezen. Met zo’n snelle sluitertijd bevriest u het beeld. Soms komt dat wat onnatuurlijk over en wilt u toch iets van beweging laten zien. Een leuke oefening is een fietser zo fotograferen dat de persoon scherp is maar aan de spaken in het wiel is de beweging te zien. Om dat voor elkaar te krijgen moet u spelen met de sluitertijd. Sluitertijd Met een langzame sluitertijd kunt u ervoor kiezen om bijvoorbeeld water te laten “stromen” in plaats van te bevriezen. Probeer maar eens een halve seconde bij een waterval. Dan moet u wel een statief of een steuntje gebruiken anders krijgt u onscherpte doordat de camera beweegt. Bij uit de hand fotograferen moet u altijd oppassen voor bewegingonscherpte omdat u onwillekeurig de camera beweegt als u de sluiterknop indrukt. Bij een lens van 50 mm moet je tenminste met 1/50 sec sluitertijd fotograferen. Bij een lens van 300 mm gebruik je 1/300 sec. Dat is een vuistregel. Dus hoe groter de zoom, hoe korter de sluitertijd. Veel camera’s en lenzen hebben beeldstabilisatie. Dat helpt maar het blijft oppassen.
Beweging van het water bevroren bij sluitertijd van 1/25 sec
4 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Vloeiend water, langzame sluitertijd 1/2 sec met statief.
Meebewegen Meebewegen met het onderwerp (pannen) geeft een scherp beeld van het onderwerp en een bewogen achtergrond. Resultaat is een foto met vaart. Dat kunt u leuk oefenen met auto’s of fietsers. Met een digitale camera kost het niets. Verander steeds de sluitertijd en kijk direct naar het resultaat op uw scherm.
Meebewegen gelukt, motorrijder scherp, spaken onscherp en achtergrond ook onscherp. Sluitertijd 1/100 sec
Meebewegen mislukt, motorrijder bevroren, spaken zichtbaar, achtergrond te scherp. Sluitertijd 1/250 sec
4. Scherpstellen Bij de meeste camera’s stelt u scherp door de sluiterknop half in te drukken. De camera krijgt dan even de tijd om te focussen. Scherptediepte De scherpstelpunten in de zoeker helpen u om te bepalen welk deel u scherp wilt hebben. Bij een portret wilt u het onderwerp wel scherp, maar de achtergrond liever wat vager. Dat bereikt u door voor een groot diafragma (F 2.8 – 4) te kiezen en dicht bij het onderwerp te gaan staan. De scherptediepte is op die manier beperkt. Scherptediepte wil zeggen: in hoeverre is de foto vanaf de voorgrond tot in de verte scherp. Als alles scherp moet zijn, zoals bij een landschapsfoto wilt u graag een grote scherptediepte. U kunt kiezen voor de stand op de camera: landschap. Of u kunt het zelf regelen met het diafragma: zo klein mogelijk ongeveer F8- F22.
Scherpgesteld op de vrouw, de achtergrond is onscherp
5 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Scherpgesteld op de voorste stokjes, de achtergrond vervaagt
Ook hier is het leuk om te experimenteren met de instellingen. Plaatst u maar eens een aantal flesjes op tafel achter elkaar en probeer de voorste scherp en de rest steeds onscherper te krijgen. Of andersom de achterste scherp en de voorste onscherp. Of alle flesjes scherp. Het voordeel van dit soort spelletjes is dat u uw cameramogelijkheden heel goed leert kennen.
5. Landschappen Een rechte horizon, diepte en het tijdstip waarop u de foto neemt, bepalen uw landschapsfoto. Tijd van de dag Bij het maken van foto’s van een landschap kan de tijd van de dag heel bepalend zijn. Het licht verschilt per dagdeel: van heel zacht in de morgen tot heel hard in de middag. Tegen de avond wordt het licht warmer en zachter. De vroege ochtend- en de avonduren zijn gouden uren voor de landschapsfotografie.
Mooi licht ’s ochtends voor zonsopgang, bij weinig licht acht seconden belicht op statief, duidelijke invoerende lijn
Tijdens zonsopgang mooi licht over de rivier. De horizon ligt op een derde volgens de Gulden Snede
Diepte Zorg voor een beeldelement (een hek of een koe bijvoorbeeld) op de voorgrond, dat geeft diepte aan de foto. Een invoerende lijn van een pad of rivier zorgt ook voor diepte.
Boot op de voorgrond en invoerende lijn
6 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Boom op de voorgrond geeft extra diepte
Horizon Een rechte horizon maakt uw landschapsfoto af. Niets is zo storend als een scheve horizon bij een zee, het water stroomt dan de foto uit. Plaats de horizon niet precies in het midden. Denk aan de gulden snede en zet de horizon op ongeveer één- of tweederde afstand van boven. Bij een mooie wolkenlucht is een lage horizon aan te bevelen. Is de voorgrond spannend, plaats de horizon dan een stuk hoger. Bij een landschap wilt u graag alles scherp op de foto. Dat vraagt voor een grote scherptediepte en dus een klein diafragma (groot getal). Sommige camera’s hebben een speciale landschapsvoorinstelling. Dat is een goede keuze als u nog niet voldoende vertrouwd bent met diafragma en sluitertijd. De camera kiest dan zelf voor een klein diafragma waarbij alles op de foto scherp wordt.
6. Portretten Mensen fotograferen kunt u op verschillende manieren doen. Onverwacht, om hun doen en laten vast te leggen, of geënsceneerd in een studio als model. Als amateurs hebt u het meeste te maken met de eerste vorm van fotograferen. En soms maakt u een portret van iemand. Tips Let bij het maken van een portret op de volgende zaken: Neem het portret zo dichtbij mogelijk, maar niet te dichtbij (om vertekening te voorkomen). Zorg voor een rustige achtergrond. Stel scherp op de ogen. Geef voldoende ruimte bij de kijkrichting. Bij een portret neemt u ten minste één meter afstand in acht, anders krijgt u een vertekend gezicht. Een lens van ongeveer 100mm werkt het beste. Een telelens voldoet goed als u een behoorlijke afstand tot de persoon wilt houden. Maar de persoon komt dan niet voldoende los van de achtergrond, hij lijkt er een beetje aan vast geplakt. Als u mensen om u heen wilt fotograferen kunt u dat stiekem doen, maar het is toch aan te raden van te voren even toestemming te vragen. Nadeel is dan wel dat het ongedwongen moment vaak voorbij is. Kwestie van observeren en kijken of het zonder toestemming lukt. Let er bij het fotograferen van mensen op dat er niet teveel storende elementen op de achtergrond aanwezig zijn, Vooral voorwerpen die aan het hoofd vastgeplakt lijken of anderszins moeten natuurlijk vermeden worden.
Portret buiten, zonder hulpmiddelen
7 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Studioportret
7. Kinderen en dieren Bij het fotograferen van kinderen hebben we te maken met hun bewegelijkheid. Kinderen zitten zelden stil. De digitale camera is nu wel een uitkomst. Er kunnen veel foto’s gemaakt worden om juist dat ene moment er goed op te krijgen.
Gefotografeerd op de hurken met rustige achtergrond
Flink ingezoomd, gewacht op het juiste moment
Een telelens is hierbij wel prettig, omdat het kind dan niet erg gestoord wordt in het spel, na even wachten is het zich al niet meer van de fotograaf bewust en komt de kans om ongedwongen en spontane foto’s te maken. Tips voor het fotograferen van kinderen en dieren Hou het speels. Let op de achtergrond, probeer die zo rustig mogelijk te houden. Ga door de knieën, fotografeer het kind of dier op zijn eigen niveau. Felle zon geeft harde schaduwen, probeer te wachten op zachter licht. Gebruik een telelens voor de nodige afstand. Fotografeer het kind of dier zo beeldvullend mogelijk, ga dus dichtbij staan. Beweeg de camera mee met de beweging van het kind of dier (pannen).
8. Sport Bij sport gaat het vaak om snelheid. Gebruik een hoge sluitertijd om dat vast te leggen. Zet de camera op de speciale sportstand of op sluitertijd voorkeuze. Verdiep u in de sport, zodat u weet waarom het gaat.
Ingezoomd tijdens een spannend moment rechts
8 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
De sporter zwemt het beeld in, er is ruimte
Tips
Wacht op het juiste - spannende- moment. Zoom in. Probeer beweging in de foto te krijgen door mee te bewegen met de sporter. Speel met scherpte en onscherpte. Let op de plaatsing: laat een sporter het beeld inlopen en niet eruit. Fotografeer ook de emotie die vaak gepaard gaat met sport.
9. Macro Voor macrofotografie hoeft u de deur niet uit. Overal om ons heen zijn alledaagse voorwerpen die heel boeiend worden als u er van dichtbij een foto van maakt. De meeste moderne camera’s hebben een macrostand, vaak aangeduid met een tulpje. Als u de camera op macro zet, kunt u van heel dichtbij beeldvullend fotograferen. Spiegelreflexcamera’s hebben vaak speciale macrolenzen. Maar ook met een compact camera kunt u prima macro foto’s maken. Tips
Benader het onderwerp zo dicht mogelijk. Gebruik een statief zeker bij langzame sluitertijden. Zet de camera op macro en op diafragma voorkeuze of manueel. Kies de goede scherptediepte: heel klein of juist heel groot. Fotografeer gewone onderwerpen bijvoorbeeld fruit, speelgoed, bloemen, insecten. Zorg voor een spannende beeldvullende compositie met mooie lijnen en vormen.
Een dichtbij opname van een vlinder
9 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Pluisje van een paardenbloem . Less is more (minder is meer)
10. Belichting Fotograferen is schrijven met licht. Deze omschrijving van het begrip fotograferen geeft al aan dat licht één van de belangrijkste onderdelen is van de fotografie. Zonder licht geen foto.
Schrijven met licht
Het geel reflecteert licht in een donker trappenhuis
Automatische lichtmeter Alle camera’s hebben een automatische lichtmeter ingebouwd. De camera kan dus heel goed zelf de belichting regelen. Als er op de volautomaat gefotografeerd wordt, regelt de camera alles. Hij past de sluitertijd en het diafragma aan elkaar aan. De sluiter bepaalt de tijd van de licht inval en het diafragma de hoeveelheid licht inval. Als er te weinig licht is, verhoogt de automaat de lichtgevoeligheid (ISO). Over- en onderbelichten Soms meet de camera verkeerd. Bij hele lichte onderwerpen (sneeuw foto’s bijvoorbeeld) moeten we overbelichten (plussen) anders wordt de sneeuw grijs. Bij hele donkere onderwerpen (een donker bos, een donkere kerk) moet u onderbelichten (minnen) anders wordt het donker te licht. Op de meeste camera’s kunt u dat instellen. Door direct na het nemen van de foto het resultaat te bekijken op het scherm, kunt u zien of u genoeg geplust of gemind hebt. Diafragma- en sluitertijdvoorkeuze Met sluitertijd en diafragma kunt u creatief zijn om juist met meer of minder licht een bepaalde sfeer te creëren. U moet dan wel los van elkaar de sluitertijd en het diafragma op de camera kunnen instellen. In de A- of Av-stand kiest u voor een bepaald diafragma: heel groot (klein getal) , waardoor er veel licht binnenvalt of juist een klein diafragma (groot getal) waardoor er weinig licht binnenkomt en alle variaties daartussen. De camera past de sluitertijd bij deze instellingen aan. Omgekeerd kan ook: In de S- of Tv-stand stelt u een snelle of langzame sluitertijd in en de camera past het diafragma (het gewenste licht) daarbij aan.
10 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Volledig handmatig U kunt het ook helemaal zelf regelen: het diafragma instellen en zelf daarbij een sluitertijd kiezen. Op deze manier kunt u binnen de mogelijkheden van de camera heel creatief werken. U werkt dan niet meer op de P, Av, Tv, maar op M van manual (handmatig). Lichtgevoeligheid Bij te weinig licht kunt u de lichtgevoeligheid (ISO) van de camera verhogen. Een nadeel is dat daarbij meer kans op ruis ontstaat. Bij compactcamera’s gaat ruis al een rol spelen vanaf 200 tot 400 ISO. De meeste reflexcamera’s zijn minder gevoelig voor ruis maar vanaf 800 ISO wordt de ruis vaak zichtbaar. Flitslicht Een hulpmiddel bij te weinig licht is flitslicht. Het nadeel van flitslicht is dat het vaak hard licht is met scherpe schaduwen. Tip: wees zuinig met flitslicht en reduceer de hoeveelheid flits. Bij te weinig licht kan ook een steuntje of een statief uitkomst bieden. Als het onderwerp echter teveel beweegt lukt het niet om scherpe foto’s te maken.
11. Fotobewerking Zet bij thuiskomst uw foto's zo snel mogelijk op de pc. U ziet dan snel wat u verkeerd gedaan hebt, en wat goed is gegaan. Daar leert u van. Vaak zijn de foto's niet perfect en valt er nog best wat te verbeteren. Met fotobewerking.
Scheve horizon en overbelichte lucht
11 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Horizon rechtgetrokken en belichting aangepast
Fotobewerkingsprogramma's Daarvoor hebt u wel een fotobewerkingsprogramma nodig. Begin met een eenvoudig gratis programma zoals Picasa of Photofiltre. Later kunt u dan overstappen naar de meer uitgebreidere koopprogramma’s zoals Paintshop Pro, Photoshop Elements of zelfs Photoshop. Die programma’s kunnen veel meer maar zijn ook veel ingewikkelder en minder gebruikersvriendelijk. Veel toegepaste verbeteringen zijn: Een andere uitsnede. Een gebouw of de horizon rechtzetten. Rode ogen verwijderen. Helderheid, contrast, kleur of belichting aanpassen. Er zijn echter grenzen. Van een slechte foto valt geen goede maken. Foto’s en tekst met dank aan: Berna de Vos en Joost Dijkerman in samenwerking met de Fotogroep van SeniorWeb.
Meer leren over digitale fotografie? Wilt u meer tips over het maken van foto’s, foto’s bewerken en afdrukken? SeniorWeb legt u alles stap voor stap uit. Op onze website http://www.seniorweb.nl/thema/76150/foto-envideo/ vindt u nuttige artikelen en tips. Speciaal voor SeniorWeb-leden is er de online cursus ‘Starten met Picasa’. U kunt deze thuis vanachter uw computer volgen op het moment dat het u uitkomt. Ga voor meer informatie naar www.seniorweb.nl/lessen. Nog geen lid? Meld u aan via www.seniorweb.nl/lidworden. Naast online cursussen kunt u op zo’n 400 cursuslocaties in Nederland een cursus volgen in een SeniorWeb-leercentrum. Onderwerpen variëren van starten met internet en e-mail, internetbankieren en digitale fotografie tot aan de slag met uw tablet en Facebook. Ga naar www.seniorweb.nl/leercentra en vind het Leercentrum bij u in de buurt.
12 - Hoe maak ik mooiere foto’s?
Begrippenlijst Autofocus Automaat Compositie Contrast Diafragma
Flitser Invulflits Lichtgevoeligheid Macro Manual Objectieven Onderbelicht Overbelicht Pannen Resolutie Ruis Scherptediepte
Sluitertijd
Statief Strijklicht Tegenlicht Telelens
Zoomen
De camera stelt zelf scherp op het onderwerp. De camera regelt alle instellingen zoals licht en sluitertijd. Beeldopbouw van de foto volgens bepaalde richtlijnen. De tegenstelling tussen licht en donker en de verschillende vormen in de foto. Plaatje in de camera met een opening die je groter of kleiner kan maken om de lichtinval te regelen. Vergelijkbaar met de werking van ons oog: veel licht dan knijpen we de ogen dicht, weinig licht dan zetten we de ogen wijd open. Middel om extra licht te geven bij een donker onderwerp Extra bijflitsen bij te weinig licht De gevoeligheid van de beelddrager. Bij veel licht wordt een lage iso waarde bijvoorbeeld 100 gebruikt, een hoge isowaarde (hoger dan 800), geeft snel veel ruis Een heel dichtbij opname Alle instellingen zelf regelen Lenzen Te weinig licht Te veel licht Meetrekken met een bewegend onderwerp Hoeveelheid pixels per inch, ook wel dpi genoemd (dots per inch) Zichtbare pixels op de foto De mate van scherpte over de hele foto bv bij een landschapsfoto is scherpte in de hele foto gewenst, (klein diafragma) bij closeups (groot diafragma) wil men juist weinig scherptediepte . Bij een grote diafragma-opening is alleen scherp waar je op scherpstelt de achtergrond en de voorgrond blijven onscherp. De tijdsduur waarmee het licht wordt binnengelaten is variabel. Dat kan heel kort zijn, bv 1/1000 seconde, maar het kan ook lang zijn bv ½ seconde of 1 seconde. Die tijdsduur noemen we de sluitertijd. Het geeft de tijd aan dat de sluiter open staat. Hulpmiddel om de camera zonder bewegen te kunnen gebruiken Licht dat langs het onderwerp valt of laag over het onderwerp strijkt Tegen het licht in fotograferen Lens waarmee je voorwerpen op afstand toch beeldvullend kan fotograferen. Een telelens voldoet goed als we een behoorlijk afstand tot de persoon willen houden, maar de persoon komt dan niet voldoende los van de achtergrond, hij lijkt er een beetje aan vast geplakt. Bij gebruik van een telelens (telezoomstand) is de scherptediepte geringer, dus wordt de achtergrond eerder onscherper dan scherper. Van belang is wel de afstand tussen onderwerp en achtergrond. Lens die helpt om je onderwerp dichterbij te halen
Tip: Ons online Computerwoordenboek behandelt ruim 1000 begrippen. U vindt deze op www.seniorweb.nl/computerwoordenboek.aspx
13 - Hoe maak ik mooiere foto’s?