Hobuechen 1135: geboorte van een parochie Studie rond de stichtingsoorkonde van 1135 Cedric Vloemans
1. Inleiding Hoboken behoort vandaag tot de fusiegemeente Antwerpen1. Het is, net als Antwerpen, gelegen naast de Schelde, een ligging die zal zorgen voor de legende van de Zwarte God. In het verleden bestond Hoboken uit polders en heidevelden2, wat voor de Franken een aantrekkelijk geheel vormde om ongestoord te kunnen boeren. Het is dus aannemelijk dat op het grondgebied van Hoboken reeds voor de 8e eeuw bewoning is geweest, ondanks het uitblijven van echte archeologische vondsten3.
Een ander
bewijs hierover vinden we terug in het werk van Prims, waar gesproken wordt over “Geerdeghem”, een Frankische naam die betekent: “Huis van Geert”4. Geerdeghem hoort tot de Ingaheem-namen. In een beklag tegen een zekere Gilles Sanders, die leefde op het Hemiksemhof, wordt in 1415 gesproken over “de gemeyne weyde en de vroente” te Hoboken5. Deze benamingen zijn eveneens van Frankische oorsprong. Ook de betwisting tussen de St-Michielsabdij van Antwerpen en de amman van Hoboken betreffende “den Aert” is een aanduiding van Frankische invloeden. Prims leert ons dat “den Aert” gemeenschapsgrond is6. Het is duidelijk dat dit geen harde bewijzen zijn van een vroeg bestaan van Hoboken, en er zijn al zeker geen schriftelijke of materiele bewijzen van de Frankische tijd terug te vinden. Toch denk ik dat we kunnen uitgaan van eerdere Frankische bewoning van de locatie waar heden Hoboken ligt. Het is echter niet de bedoeling van deze uiteenzetting om te graven naar het ontstaan van Hoboken. Dit zou veel te omvattend zijn voor deze opdracht. Het opzet is te achterhalen wanneer er voor het eerst over HASQUIN (Hervé). Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek. Deel 1: Vlaanderen. Brussel, Renaissance du Livre, 1980, p. 394 2 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 15 3 VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 20 4 PRIMS (Floris). Antwerpen door de eeuwen heen. Antwerpen, De Sikkel, 1951, p.138 5 DE SCHEPPER (L.). Oud en nieuw Hemiksem met de Sint-Bernardusabdij. Antwerpen, De Vlijt, 1957, p. 63 6 VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1880, p. 20-21 1
Hoboken werd geschreven, in welke omstandigheden dit gebeurde, wie erbij betrokken was etc. De enige datum die hiervoor naar voren wordt geschoven, zowel door Gysseling7, Hasquin8 en de Winkler Prins9, is 1135. Het betreft een oorkonde van Lietardus van Kamerijk aan het kapittel van de Onze Lieve Vrouwekerk van Antwerpen waarin hij de opbrengsten van de “capella de Hobuechen”
wegschenkt
aan
de
kanunniken
van
het
Onze
Lieve
Vrouwekapittel van Antwerpen. Eerst zal in het onderdeel “toponymie” de evolutie van de gemeentenaam Hobuechen tot het huidige Hoboken worden toegelicht. Daarna zal uitvoeriger worden ingegaan op de inhoud van de Lietardusbrief, hij zal geanalyseerd
worden,
en
de
conclusies
hieruit
zullen
worden
weergegeven. Verder zal de situatie van Hoboken in de twaalfde eeuw worden besproken. Om dit te bereiken zal een zeer korte voorgeschiedenis van Hoboken worden gegeven, waar de rol van de naburige gemeente Wilrijk kort zal worden toegelicht. We zullen verder bekijken wat er gebeurde met Hoboken, en welke invloed de Lietardusbrief had. Welke waren de gevolgen van deze brief? Wat waren de bepalingen in de brief? Wie kwam dit ten goede? Waarom is de oorkonde geschreven? Het spreekt eveneens voor zich dat men niet over Hoboken kan spreken, zonder Antwerpen te vermelden, maar de nadruk ligt hoe dan ook op de eigen gemeente, Hoboken, waardoor andere gemeentes enkel vermeld of besproken worden in functie van Hoboken. Een directe datum voor de brief is moeilijk te geven. Enkel het jaartal werd gegeven. Toch zal in de benadering van de oorkonde getracht worden een afbakening te geven.
GYSSELING (M.). Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, NoordFrankrijk en West-Duitsland (voor 1226) Deel 1. Brussel, Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960, p. 498 8 HASQUIN (Hervé). Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek. Deel 1: Vlaanderen. Brussel, Renaissance du Livre, 1980, p. 349 9 LISSENS (R.F.). (ed.) Winkler Prins encyclopedie van Vlaanderen. Deel 3. Brussel, Elsevier Sequoia, 1972 – 1974, p. 326 7
2. Toponymie Hoboken heeft in de loop der jaren verscheidene schrijfwijzen gekend: In 1135 sprak men van Hobuechen, in 1148 was dit reeds Hobuken, en in 1223 werd dit dan weer Obuka10. Gedurende de veertiende en vijftiende eeuw spreken we afwisselend over Hoboken, Hoeboeken, Hoboeken, Hoeboken,… Vele eeuwen later werd een verfransing ingevoerd– die weliswaar faalde – en werd de gemeente Hobocque genoemd11.
Vandaag spreekt men eenvoudig
weg van Hoboken. De dorpsnaam vindt haar oorsprong in het Germaans. Hoboken – Hobuechen kan men ontleden in “ho” en “boken – buechen”. Het eerste deel komt van het germaanse hauha, wat “hoog” betekent, en het tweede deel vindt zijn oorsprong in “bokum”, wat beuk betekent. dezelfde woordverklaring.
In de Winkler Prins vinden we
De naam “Hoboken” betekent dus “Bij de Hoge
12
Beuken” . Ook de Latijnse vertaling van Hoboken, Alto Fatego, betekent Bij de hoge beuk. Kreglingen verwijst in zijn boek echter nog naar een andere oorsprong, die evenwel niet algemeen aanvaard wordt.
Hij refereert naar Hey-Bog. Dit
betekent “moeras van de heide”13. Alleszins
kan
men
vaststellen
dat
de
gemeentenaam
gedurende
de
geschiedenis weinig substantiële verandering heeft gekend, tenminste vanaf de vroegste vermelding, indien we Geerdeghem niet willen meerekenen. Het is overigens niet toevallig dat men het lokale ziekenhuis “Hoge Beuken” heeft genoemd.
GYSSELING (M.). Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, NoordFrankrijk en West-Duitsland (voor 1226). Deel 1. Brussel, Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandisitiek, 1960, p. 498. 11 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 13 12 LISSENS (R.F.) (ed.). Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen deel3. Brussel, Elsevier Sequoia, 1972, p. 326 13 KREGLINGER (A.). Memoire historique et etymologique sur les noms des communes de la province d’Anvers. Brussel, 1847, p. 115 10
Overduidelijk blijkt dat de legende van de naamgeving hier – zoals meestal – er niet toe doet. Volgens de legende zat aan de rand van de Schelde een kind een boterham te eten. Toen het kind de boterham liet vallen, riep het uit “Ho, Boke”. Boke’ is het dialectwoord voor boterham.
3. Lietardusbrief De referentie naar de Lietardusbrief is Capsa Septimo Dominorum 23. Het origineel bevindt zich in het Kapittelarchief van Antwerpen, in de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen (stadscampus). Volgens Wauters is een afschrift terug te vinden in Antwerpia Christo nascens et crescens, van Diercxsens, een boek uit 177314, wat effectief correct is, maar een meer recent afschrift vindt men ook terug in Geschiedenis van Hoboken, van dr. Hendrik Dierickx15. Er bestaat geen enkele reden om te vermoeden dat deze brief een falsificatie is. Noch is het een vernieuwde of geïnterpoleerde oorkonde. De datum die hieronder – door middel van postquem en antequemdatering – naar voren wordt geschoven is de echte datum.
a. Datering De Lietardusbrief is een oorkonde uit 1135. De exacte datum is niet gekend, aangezien deze niet vermeld werd, maar het is wel mogelijk een periode af te bakenen. Aangezien de bisschop, Lietardus, op 30 mei 1135 werd afgezet16 – hierover meer in een volgend hoofdstuk spreekt het voor zich dat de brief werd geschreven voor die datum. Dus kunnen we vaststellen dat gedurende de eerste maanden van 1135 de oorkonde werd uitgevaardigd. Over het jaartal kan geen twijfel bestaan, aangezien de datering drieledig is: “In het jaar onzer Heeren 1135, indicatie 11, in het vierde jaar van Lietardus Episcopaat17.”
WAUTERS (Alphonse). Table chronologique des chartes et diplomes imprimés concernant l’histoire de la Belgique, 7ieme tome, premiere partie. Bruxelles, F.Hayez, imprimeur de l’académie royale de Belgique, 1885, p. 227 15 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 27 16 STRUBBE (E.), VOET (L.). Chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1960, p. 264 17 zij bijlage oorkonde 14
We zullen zien dat Lietardus in 1131 werd geweid, dus is het eenvoudig tellen dat het vierde jaar van zijn episcopaat 1135 is. b. Inhoud en oorsprong
In 1135 wordt bepaald dat de “capellam de Hobuechen” gekoppeld wordt aan het kapittel van Antwerpen, dat in 1124 werd opgericht18. In concreto houdt dit in dat de opbrengsten van de kapel, die nu een parochiekerk wordt, ten goede van het Antwerps kapittel komen. Over deze opbrengsten, de tienden en de verpachting van het Capelleveld, volgt in een later hoofdstuk meer. Lietardus kon dit zonder probleem, aangezien hij vrij beschikte over de opbrengsten van de kapel. Hij heeft dit zelfs laten vastleggen in de oorkonde19. “[…] de kapel van Hoboken, over dewelke wij vrij kunnen beschikken […]20” De vraag stelt zich natuurlijk wáárom de opbrengsten van Hoboken naar het Onze Lieve Vrouwkapittel te Antwerpen werden getransfereerd. In 1124 bezocht de voorganger van Lietardus, Buchardus, het nieuw opgerichte kapittel. Hij merkte de armoede van dit kapittel, en er werd gezocht naar een oplossing. Deze zou door Lietardus in 1135 gevonden worden in Hoboken21. Dit weten we, omdat Lietardus dit in de oorkonde heeft laten noteren: “Bijgevolg, daar wij de kerk toegewijd aan de heilige maagd en moeder Gods Maria te Antwerpen steeds met godsvrucht hebben vereerd – welke na instelling van de orde van kanunniken gebukt gaat onder financiële armoede […]22” PRIMS (FLORIS). Geschiedenis van Antwerpen. Deel 1: Jong Antwerpen. Brussel, Standaard Boekhandel, 1927, p. 73 19 Capsa Septimo Dominorum 23, Kapittelarchief Antwerpen, Universiteit Antwerpen 20 zie bijlage oorkonde 21 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 26 22 Zie bijlage oorkonde 18
Dit is de context van de bron, het eigenlijke middengedeelte. De aanvang geeft enkel weer wie de verzender is, zoals we al zeiden: Lietardus. Het laatste deel geeft enerzijds de getuigen, waar we geen pastoor, noch een Heer van Hoboken in terugvinden, en anderzijds de datering, die hierboven reeds werd toegelicht.
c. Gevolgen Een eerste gevolg van deze brief is dat Hoboken een parochie wordt. Voordien maakte Hoboken naar alle waarschijnlijkheid deel uit van Wilrijk, waarbij Wilrijk de hoofdkerk, en Hoboken de dochterkerk was23. Uiteraard had dit gevolgen voor de nieuwe parochie. Een dochterkerk had namelijk niet het recht op een zondagsmis, noch beschikte het over begrafenis- en dooprechten. Een parochiekerk had dit recht wel24. Daarbij kwam dat het Kapittel van Antwerpen blijkbaar verkoos om de kerk te Hoboken aan dezelfde patroonheilige op te dragen: Onze Lieve Vrouw (van Geboorte)25. Dit was in zulke situaties een veel voorkomend feit, omdat de kapittels op deze manier de band kapittel-parochie konden duidelijk maken. d. Lietardus van Kamerijk en Kamerijk in de XIIe eeuw
Het bisdom Kamerijk lag – net zoals Antwerpen en omstreken - in het Duitse Rijk. Kamerijk bevond zich echter wel een lastige positie. Het Duitse Rijk was de wereldlijke machthebber, maar religieus zwaaide Reims de plak. Beide machten wensten natuurlijk hun kandidaat op de bisschopszetel te plaatsen26. (we moeten voor ogen houden dat in deze VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 19-20 24 VERBESSELT (J.). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Boek 1, De wording van parochiën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1950, p. 155-156 25 VAN BLADEL (Wim.). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 19 26 BLOCK ( Dirk Peter)(ed.). Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel 1 : Middeleeuwen. Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1981, pp. 279-281. 23
periode ernstige problemen bestonden tussen Frankrijk en het Duitse Rijk). Daarnaast is ook de ligging van Kamerijk niet vanzelfsprekend. Kamerijk lag vlakbij Henegouwen, Vlaanderen, Artesië en Frankrijk, en elk van deze wereldlijke heren wenste zijn invloed te laten gelden in Kamerijk, zelf ook een vorstendom.27. Wanneer in 1093 – ten gevolge van de investituurstrijd – er twee bisschoppen naar voren worden geschoven, is het hek helemaal van de dam. Gaucher van Kamerijk was een aanhanger van de Duitse keizer, terwijl Manasses van Kamerijk tot het Franse kamp behoorde, en dus niet erkend werd door Duitsland. Het is uiteindelijk de paus die de knoop doorhakt, en nieuwe bisschopsverkiezingen organiseert.28. Deze verkiezingen lopen uit in een overwinning voor de paus en de aanhangers van Frankrijk. Enkele jaren later - in maart 1131 – zal Lietardus van Kamerijk benoemd worden als opvolger van Buchardus29. Een maand later wordt hij gewijd.30 Zijn carrière was echter van korte duur, aangezien hij op 30 mei 1135 werd afgezet voor simonie31. In 1136 wordt hij vervangen door Nicolaas van Kamerijk32.
FOSSIER (R.). Cambrai. In : LUTZ (Liselotte). Lexikon des Mittelalters II. München und Zürich, Artemis Verlag, 1977-1998, kol. 1407-1409. 28 DE MOREAU (E.). Histoire de l’église en Belgique, Tome 2. Bruxelles, L’Edition Universelle, 1945, pp. 91-93 en pp. 100-101. 29 DE SMEDT (Ch.). Gesta pontificum Cameracensium, Paris, Librairie Renouard, 1853, p. 159 30 STRUBBE (E.), VOET (L.). Chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1960, p 264 31 verkopen van kerkelijke ambten 32 STRUBBE (E.), VOET (L.). Chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1960, p 264 27
4. Hoboken in de XIIe eeuw
Wat gebeurde er allemaal in het twaalfde eeuwse Hoboken? Wie had het bestuur in handen? Wat was de afbakening van Hoboken? Er werd reeds gemeld dat Hoboken waarschijnlijk een Frankische bewoning heeft gekend.
Zo werd er gesproken over “den Aert”,
Geerdeghem, etc33. Een andere mogelijke aanwijzing is de koppeling van Hoboken aan Wilrijk, voor 113534. Wilrijk is een gemeente met zeer veel Frankische invloeden35. Hier zal niet verder op worden ingegaan, daar de scriptie over Hoboken gaat, en niet over Wilrijk. Alleszins wordt meer en meer aangenomen dat Hoboken een dochterparochie was van Wilrijk. Er zijn echter geen bewijzen gevonden, en alle sporen van een erkenningcijns blijven uit. Hendrik Dierickx stelt in zijn boek ook dat de opbrengsten van de kapel van Hoboken voor Wilrijk bestemd waren. Hij baseert zijn verbintenis tussen Hoboken en Wilrijk op “de dialectklanken” en – zoals hij het stelt: “broederlijke verhoudingen Hoboken – Wilrijk36”. Net
als
voor
de
Frankische
aanwezigheid
moet
hier
dus
een
waarschijnlijkheid aan gebonden worden, maar behoeden we ons voor een zekerheid, zolang er geen echte bewijzen gevonden zijn.
a. Noemenswaardige feiten Voor 1135 is er behalve de indirecte aanwijzingen die in de inleiding uiteen zijn gezet, niets te vinden over Hoboken. Toch kan men ervan uitgaan dat er al een uitgebouwde dorpskern bestond, anders zou de kapel nooit uitgroeien tot een parochie. Buiten deze promotie – waarover voldoende werd neergeschreven hierboven -
is er slechts
Zie hiervoor bij Inleiding VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 20 35 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 23. 36 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 26 33 34
één noemenswaardig feit te bespreken: de legende van de Zwarte God37. In 1180 spoelde een merkwaardig kruisbeeld aan in Hoboken. Het beeld was zwart, en op de plaats van het hart bevond zich een splinter van het kruis van Christus. Toen men het kruis naar de kerk bracht, verdween het spoorloos. Echter, een dag later dreef het terug aan. Dit gebeurde drie maal. Als gevolg hiervan werd een nieuwe kapel opgericht, de Polderkapel38.
Het
beeld
werd
uiteindelijk
zo
populair
dat
er
bedevaarten naar Hoboken op gang kwamen, voornamelijk vanuit Wilrijk en van zeevaarders39. Tot op vandaag, acht eeuwen later, kan men het beeld bezichtigen in Hoboken,
echter,
niet
meer
in
de
Polderkapel,
maar
in
de
parochiekerk40.
b. Het bestuur in Hoboken Zowel voor het geestelijk als wereldlijk bestuur laten de bronnen ons in de steek voor wat de twaalfde eeuw betreft. Zo zijn we bijvoorbeeld niet op de hoogte wie de pastoor is van de parochiekerk in 1135. In de schenkingsoorkonde wordt hij niet vermeld, noch hoort hij bij de ondertekenaars. Het zal tot een akte van 1260 duren eer voor de eerste maal in de Hobokense geschiedenis de naam van de pastoor, Nicolaas, gekend raakt41. Hij tekent hier een akte als getuige. Van zijn functie als pastoor aldusdanig niets geweten.
VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 22 38 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwepen, De Sikkel, 1954, p. 80 39 VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 30 40 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 86. 41 VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 25 37
Hoboken had eigen wereldlijke heren, die in feite leenman waren van de hertog van Brabant.
Deze zijn in de loop van de geschiedenis zeer
dikwijls van adellijk geslacht gewisseld. In de XIIIe eeuw behoorde Hoboken tot het Huis van Perwijs. Vervolgens ging het over naar de Huizen van Vianden en Coucy, om in de vijftiende eeuw naar het Huis van Luxemburg over te gaan. In de zestiende eeuw ging Hoboken dan weer over naar het Huis van Nassau. De hekkensluiter was het Huis van Schetz/Ursel42. Hoe was de relatie tussen de Heer van Hoboken en de Hertog van Brabant in de betrokken periode? Voor de twaalfde eeuw kan ik met zekerheid zeggen dat er geen noemenswaardige problemen zijn geweest. Mochten deze er namelijk wel zijn geweest, dan hadden we hier geschreven documenten over, en zou er reeds sneller gewag gemaakt worden van de Heer van Hoboken. Zodra de Heer van Hoboken in de geschriften verschijnt, is de band tussen de Hertog en de Leenman echter niet meer zo strak. Het leengoed werd erfelijk, en de Hertog hoefde enkel maar te bevestigen.43
c. De grenzen en economie van Hoboken Het is de bisschop die de grenzen van een nieuwe parochie vastlegt. Dit gebeurt volledig met het oog op de zelfredzaamheid van de parochie, en dus de tienden44. Hoboken had duidelijk afgetekende grenzen. Tussen Hoboken en Antwerpen, aan de Aert, lag de Molenbeek, de grens met DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 28-46 43 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 29 44 VERBESSELT (J.). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw: boek 1: de wording van parochieën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig genoodschap van Vlaams-Brabant, 1950, p. 143 42
Wilrijk tekende zich dan af met de Hollebeek. De andere grote grens was de Schelde45. Gezien de vele weiden en polders die Hoboken had, spreekt het voor zich dat het een landbouw- en veeteeltgemeente was46. Hier zal later op teruggekomen worden, wanneer de tienden besproken worden. Er zal ook aangetoond worden dat Hoboken zeker veel inkomsten inde. Anderzijds wordt dit ook al bewezen omwille van het feit dat Hoboken de oplossing bleek te zijn voor het verarmde Onze Lieve Vrouwkapittel van Antwerpen47.
VAN BLADEL (Wim.). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 20-21 46 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 29 47 zie bijlage oorkonde 45
5. De tienden a. Algemeen en oorsprong
Wat waren de tienden, hoe werkte het systeem? De tienden zijn een overblijfsel uit de Karolingische tijd. Tien procent van de opbrengst van een parochie moest worden afgestaan aan Kerk en Staat. Ook voor de Karolingische tijd bestond het systeem reeds, maar dit was gebaseerd op vrijwillige basis48.. We moeten in feite een onderscheid maken tussen de Grote en de Kleine tienden. De Grote tienden werden voornamelijk geïnd op de belangrijkste gewassen, terwijl de Kleine tienden op de bijkomstige gewassen geïnd werden.49 Voor de gemeente Hoboken, en in de context van deze uiteenzetting, is dit echter bijkomstig50. Omwille van verschillende redenen – die niet bijdragen tot deze scriptie - begonnen de tienden een deel van de feodale wereld te vormen, en konden leken of personen vrij beschikken over de tienden51. Zoals hierboven reeds vermeld kon ook Lietardus vrij beschikken over die van Hoboken.
VERBESSELT (J.). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw: boek 1: de wording van parochieën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig genoodschap van Vlaams-Brabant, 1950, p. 76 49 VERBESSELT (J.). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw: boek 1: de wording van parochieën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig genoodschap van Vlaams-Brabant, 1950, p. 289 50 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 66 51 VERBESSELT (J.). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw: boek 1: de wording van parochieën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig genoodschap van Vlaams-Brabant, 1950, p. 290-291 48
b. Toegepast op Hoboken Door de verbintenis van de Altare52 van Hoboken aan het Kapittel van Antwerpen, beschikten deze laatsten over één derde van de Altare. De twee overige delen waren verdeeld over het klooster van Oudergem, en de heer van Hoboken. De pastoor kreeg de “negende schoof”. Dit is een derde van het deel dat het Kapittel toekwam53. Hoboken was administratief ingedeeld in twaalf Altare-delen54: 1. Kapelleveld 2. Middelveld 3. Buitelveld 4. De eerste heitiende 5. De tweede heitiende 6. De derde heitiende 7. De novalia tiende 8. de Boombeke tiende 9. De graspolder en de verkenshoek 10.De reetsweel 11.De ristringen 12. s’Heerenland en seurkensland Deze
Altare
waren
nijverheidsproducten
en
niet vee
enkel vielen
gebaseerd onder
de
op
gewassen.
bepalingen.
Een
Ook ander
inkomstenproduct voor Hoboken bestond uit het verpachten van het “Capellenveld”, naderhand aangepast in “Kerckeveld55”.
52
Veelal zal hier gesproken worden over de “Tienden”, wat echter een foutieve benaming is, gezien we spreken over een kapel tot 1135. In de context van een kapel wordt er gesproken over Altare.
DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel cenrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 64 54 DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, p. 66 55 VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, p. 19 53
Hieruit moet alleszins blijken dat Hoboken een rijke, winstgevende gemeente was. De opbrengsten van deze parochie waren voldoende om de benarde situatie van het Antwerpse Kapittel op te lossen.
6. Conclusie Zoals aangetoond werd er voor het eerst over Hoboken geschreven in 1135. Het betreft hier geen randvermelding of anekdotische aanduiding, maar een oorkonde over de onafhankelijkheid van de Hobokense parochie. Een exacte datum kan niet gegeven worden, maar de brief kan geplaatst worden tussen 1 januari 1135 en 30 mei 1135, gezien de afzetting van Lietardus. In de inleiding werd beloofd een beeld te creëren van het 12e eeuwse Hoboken, de invloed van Wilrijk op Hoboken en de invloed van Hoboken op het Antwerps kapittel. Spijtig genoeg blijkt het onmogelijk op ieder van deze vragen een sluitend antwoord te geven. Dat Hoboken afhankelijk was van een andere parochie, spreekt voor zich. Anders zou de kapel geen parochiekerk worden. We vinden echter geen sluitende bewijslast om te bepalen tot wélke parochie Hoboken hoorde, en in de literatuur acht men het dus aannemelijk dat het Wilrijk zou zijn. Ik zie geen reden om deze veronderstelling tegen te spreken, en ik zou het evenmin kunnen, daar ik over geen enkel sluitend bewijs beschik. De invloed van Hoboken op het Antwerps kapittel was echter wel groot. De tienden, zoals ze hierboven werden toegelicht, volstonden om het verarmde kapittel van Antwerpen terug van voldoende financiële slagkracht te voorzien. Ik heb ook getracht om toe te lichten hoe Hoboken bestuurd werd in de betrokken periode. De Heren van Hoboken waren leenmannen van de Hertog van Brabant, die echter niet zo veel meer in de pap te brokken had. Gedurende de geschiedenis zijn er verschillende Huizen geweest die de Heren van Hoboken aanleverden. In het hoofdstuk over het bisdom Kamerijk, en Lietardus werd een beeld gebracht van de internationale politiek. Op het eerste zicht lijkt dit onbeduidend voor het onderwerp, maar men moet voor ogen houden dat
Lietardus misschien geen bisschop was geworden, zonder de conflicten die worden aangestipt in het hoofdstuk. Daar de idee om Hoboken onafhankelijk te maken van Lietardus afkomstig was, zou het nefast geweest zijn voor Hoboken, mocht Lietardus geen bisschop worden. Ik had hier ook nog een uitdaging willen plaatsen voor toekomstige vorsers. Aangezien ik er niet in geslaagd ben de band tussen Hoboken en Wilrijk, of een andere parochie, aan te tonen, blijft deze vraag nog steeds onbeantwoord, net
zoals
de
zekerheden
rond
de
Frankische
aanwezigheid
op
ons
grondgebied. Het is voor nieuwe onderzoekers zeker de moeite op zoek te gaan naar deze twee probleemstellingen die overblijven.
7. Bibliografie a. Literatuur ART (J.) Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente, Deel II. Gent, Universiteit. Centrum voor Geschiedenis, 1993, 263 p. BLOCK ( Dirk Peter)(ed.). Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel 1 : Middeleeuwen. Haarlem, Fibula-Van Dishoeck, 1981, 458 p. DE GUELDRE ( Alain). Kroniek van België. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1987, 1047 p. DE MOREAU (E.). Histoire de l’église en Belgique, Tome 2. Bruxelles, L’Edition Universelle, 1945, 501 p. DE SCHEPPER (L.). Oud en nieuw Hemiksem met de Sint-Bernardusabdij. Antwerpen, de Vlijt, 1957, 500 p. DE SMEDT (Ch.) Gesta Pontificum Cameracensium. Paris, Librairie Renouard, 1853, 274 p. DIERICKX (Hendrik). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, De Sikkel, 1954, 391 p. FOSSIER (R.). Cambrai. In : LUTZ (Liselotte).Lexikon des Mittelalters II. München und Zürich, Artemis Verlag, 1977-1998, kol. 1407-1409. GYSSELING (M.) Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226) Deel I. Brussel, Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960,.726 p.
HASQUIN (Hervé). Gemeeten van België. Geschiedkundig en administratiefgeografisch woordenboek. Deel 1: Vlaanderen. Brussel, Renaissance du Livre, 1980, 686 p. KREGLINGER (A.). Mémoire historique et étymologique sur les noms des communes de la province d’Anvers. Brussel, 1847, 303 p. LINDEMANS (Jan). Toponymische verschijnselen. Brussel, StandaardBoekhandel, 1940, 140 p. LISSENS (R.F.) (ed.).Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen deel 3, . Brussel, Elsevier Sequoia, 1972-1974 NIERMEYER (J.F.). Mediae Latinitatis lexicon minus. Leiden, Brill, 1976, 1138 p. PRIMS (Floris). Geschiedenis van Antwerpen. Deel 1: Jong Antwerpen. Brussel, Standaard Boekhandel, 1927, 184 p. PRIMS (Floris). Antwerpen door de eeuwen heen. Antwerpen, De Sikkel, 1951, 695 p. STRUBBE (E.), VOET (L.). Chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1960, 551 p. VAN BLADEL (Wim). Acht eeuwen geschiedenis van de parochie Hoboken en van de Zwarte God. Tielt, Lannoo, 1980, 246 p. VAN CAENEGEM ( R. C.). Encyclopedie van de geschiedenis der Middeleeuwen. Inleiding tot de geschreven bronnen van de geschiedenis van de westerse Middeleeuwen. Gent, Story-Scientia, 1962, 356 p.
VERBESSELT (Jan). Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw: Boek 1, De wording van de parochiën. Zoutleeuw, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1950, 319 p. WAUTERS (Alphonse). Table chronologique des chartes et diplômes imprimés concernant l’histoire de la Belgique, 7ieme tome, première partie. Bruxelles, F.Hayez, imprimeur de l’académie royale de Belgique, 1885,
b. Bronnen Lietardusbrief, oorkonde Bewaarplaats origineel: Kapittelarchief Antwerpen, Universiteit Antwerpen, Centrale Bibliotheek Capsa Septimo Dominorum 23 Uitgaves: DIERCXSENS (J.C.). Antverpia Christo nascens et crescens. I, 160 DIERICKX (H.). Geschiedenis van Hoboken. Evolutie van plattelandsgemeente tot industrieel centrum (1100-1950). Antwerpen, de Sikkel, 1954, p. 27