'Het gaat nu beter met haar’ ‘Contact met ouders op het MBO heeft effect’
Projectnummer: 11242 In opdracht van: DMO
Lotje Cohen MSc dr. Esther Jakobs
Oudezijds Voorburgwal 300
Postbus 658
1012 GL Amsterdam
1000 AR Amsterdam
Telefoon 020 251 0305
Fax 020 251 0444
[email protected]
www.os.amsterdam.nl
Amsterdam, november 2012
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
2
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Inhoud Samenvatting Aanbevelingen
5 8
Inleiding
11
1 Ouders 1.1 De opleiding krijgt een 6,7 van eerstejaars en een 6 van vierdejaars ouders 1.2 Vier op de tien hebben de mentor al eens gezien 1.3 Helft van de ouders vindt dat ze te weinig worden betrokken bij de opleiding 1.4 84% van de ouders bij de opleiding van dochter/zoon geweest 1.5 Kind goed voorbereid op toekomst? 1.6 Ideaalplaatje: regelmatig (telefonisch) contact 1.7 Verschillen tussen opleidingen
13 13 16 18 22 25 30 36
2 Medewerkers MBO 2.1 Medewerkers geven hun opleiding een 6,9 2.2 Studieloopbaanbegeleiders nemen op veel verschillende manieren contact op met ouders 2.3 Wisselende opkomst ouders: bewuste keuze en betrokken SLB-er succesfactoren 2.4 Ideale situatie: alle ouders op de introductiebijeenkomst
39 39 41 53 59
3
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
4
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Samenvatting
O+S heeft in opdracht van DMO onderzoek gedaan naar ouderbetrokkenheid op het MBO. In totaal hebben 591 ouders van Amsterdamse eerstejaars MBO studenten, 342 ouders van ouderejaars studenten en 79 medewerkers van het MBO via een enquête hun mening gegeven over de ouderbetrokkenheid. Ook zijn er 8 verdiepende interviews met opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders gevoerd. Met deze informatie kunnen we nagaan of de beelden van scholen en van ouders over ouderbetrokkenheid op elkaar aansluiten of niet, en komen beide kanten van het verhaal aan bod. Ouders weten veel over de opleiding van hun kind De meeste ouders weten waar de opleiding van hun zoon of dochter is en welke opleiding hij/zij volgt: 77% weet het juiste niveau en ruim 95% weet een opleidingsrichting en locatie te noemen, of dit de juiste opleidingsrichting en locatie zijn is niet te achterhalen. De medewerkers op het MBO verwachten dat een kwart van de ouders niet weten op welke opleiding hun kind zit. De helft van de ouders verwacht dat hun kind doorstudeert na het behalen van het MBO diploma, vooral niet-westerse allochtone ouders hebben hierover hoog gespannen verwachtingen. De helft van de ouders praat vaak met zijn/haar kind over de mogelijke banen die het kind na de MBO opleiding kan doen. Vier op de tien ouders zeggen de mentor van zijn/haar kind al eens gezien te hebben, 17% zegt dat zijn/haar kind geen begeleiding krijgt van een mentor. Ouders van ouderejaars studenten minder tevreden met de MBO opleiding De opleiding wordt voldoende beoordeeld door zowel de ouders, met een 6,5, als door de medewerkers, met een 6,9. Bij de ouders is een 7 het meest gegeven cijfer (door 33%) en bij de medewerkers is een 8 het meest gegeven cijfer (door 38%). Ouders van ouderejaars studenten zijn minder tevreden dan ouders van eerstejaars studenten, zo geeft 17% van de eerstejaars ouders een onvoldoende en 34% van de vierdejaars ouders. Figuur 1 Het cijfer voor de MBO opleiding van ouders/medewerkers (procenten)
40
%
35 30 medewerkers (n=79) ouders (n=885)
25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
5
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Van de eerstejaars ouders is 60% (zeer) tevreden met de opleiding, van de laterejaars ouders is dit 50%. De helft van de eerstejaars en 42% van de laterejaars vindt dat zijn zoon/dochter veel leert en 45% van de eerstejaars en 34% van de laterejaars zou de opleiding aanraden aan iemand anders. Helft ouders vindt dat ze te weinig worden betrokken Bijna de helft (47%) van de eerstejaars ouders vindt dat ze te weinig worden betrokken bij de opleiding van hun kind. Ouders van ouderejaars studenten zijn minder tevreden, zowel over het contact met hen in het eerste jaar (53% vond dat contact te weinig) als over het contact met hen momenteel (62% vindt dat ze te weinig contact hebben). Een derde zegt dat ze niet betrokken worden bij de opleiding. De overige ouders worden op verschillende manieren betrokken, ze worden uitgenodigd op school voor bijvoorbeeld een 10-minutengesprek, krijgen brieven en/of worden gebeld. Ouders die niet positief zijn over het contact met de opleiding willen vooral graag de mentor spreken, 88% van hen wil dit. Ze willen graag uitgenodigd worden op school en/of brieven krijgen en/of telefonisch contact hebben De medewerkers van het MBO zeggen dat ze contact opnemen als er iets aan de hand is, dat ouders uitgenodigd worden op school, dat er brieven worden geschreven en dat er telefonisch contact wordt opgenomen met ouders. Medewerkers geven wel aan dat ze bij 18+ studenten toestemming van de student moeten hebben om contact op te nemen met de ouders. Van de medewerkers vindt 37% dat ouders door de opleiding te weinig betrokken worden bij de opleiding van hun zoon/dochter. Vooral medewerkers die 3,5 tot 10 jaar werkzaam zijn op het MBO vinden dat ouders te weinig worden betrokken bij de opleiding van hun kind (58%). Medewerkers zijn enthousiast over de introductieavonden voor ouders die door de eerstejaars studenten zelf worden georganiseerd. Wisselende opkomst ouders: bewuste keuze en betrokken SLB-er succesfactoren Zes op de tien medewerkers zeggen dat sommige ouders wel en andere ouders niet komen als ze worden uitgenodigd. Ouders van leerlingen waarmee het goed gaat komen vaker dan ouders van leerlingen waarmee het slecht gaat. Ook komen ouders vaker naar individuele gesprekken dan naar algemene bijeenkomsten. Medewerkers maken weinig verschil tussen ouders van leerlingen van verschillende MBO niveaus. Ouders komen vaker bij opleidingen waar leerlingen een bewuste keuze voor hebben gemaakt. Ook helpt het duidelijk als de studieloopbaanbegeleider ouders persoonlijk uitnodigt of nabelt als ouders niet zijn geweest bij een bijeenkomst. Opleidingsmanagers zien dat niet elke studieloopbaanbegeleider contact opneemt met ouders hier zijn volgens hen zeker verbeteringen binnen de opleidingen mogelijk. Van de ouders zegt 87% wel eens op de opleiding van zoon/dochter te zijn geweest. Autochtone en westers allochtone ouders komen vaker op school dan niet-westers allochtone ouders. Op de lagere MBO niveaus wordt vaker gebruik gemaakt van de oudergesprekken en op de hogere niveaus vaker van informatiebijeenkomsten en/of open avonden. Er is een duidelijk verschil te zien tussen ouders die op verschillende manieren zijn benaderd voor het onderzoek (op eigen initiatief van ouders online, per brief, of face to face bij hen thuis). Ouders die niet op eigen initiatief hebben deelgenomen aan het onderzoek zijn minder vaak op de opleiding geweest dan ouders die op eigen initiatief mee hebben gedaan aan het onderzoek. Omdat betrokken ouders eerder op eigen
6
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
initiatief meedoen aan onderzoek over ouderbetrokkenheid is waarschijnlijk in werkelijkheid minder dan 87% van alle ouders wel eens op de MBO-opleiding van zoon/dochter geweest. Kleine scholen hebben intensiever contact met de ouders Ouders van leerlingen die les volgen aan een kleine school (minder dan 750 leerlingen) geven aan intensiever contact te hebben met de school dan ouders van leerlingen die les volgen aan een grote school (meer dan 750 leerlingen). Zo hebben ze vaker de mentor al eens gezien en wordt er vaker contact opgenomen als er iets aan de hand is. Ook worden er op kleine scholen vaker oudergesprekken met de mentor georganiseerd, nemen ze vaker telefonisch contact op en nodigen ze de ouders vaker uit voor een 10minutengesprek Ideaalplaatje: regelmatig contact Zowel ouders als medewerkers is gevraagd naar hun ideaal wat betreft contact tussen ouders en school, beide noemen regelmatig contact in hun antwoord. Ouders willen hiernaast graag vaker telefonisch contact en contact via e-mail. Er is een verschil van mening tussen ouders met kinderen op verschillende niveaus van het MBO. Ouders van MBO 1 leerlingen willen vooral graag meer telefonisch contact, ouders van MBO 3/4 leerlingen willen vooral meer geïnformeerd worden over de voortgang en resultaten en zouden meer informatieavonden willen. Medewerkers zien als het ideale contact het hebben van meer informatieavonden. Maar ook meer contact via de e-mail en meer regelmatig contact worden door de medewerkers genoemd (zie figuur 2). Figuur 2 Het ideale contact tussen ouders en MBO opleiding, meerdere antwoorden mogelijk door ouders en medewerkers (procenten)
telefonisch contact regelmatige gesprekken e-mail contact informeren over studieresultaten schriftelijk contact/brieven bijeenkomsten/informatieavonden % 0
5
10
15
ouders (n=639)
20
25
30
35
40
medewerkers (n=56)
7
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Aanbevelingen
Laat eerstejaars studenten een ouderavond organiseren in het begin van het jaar Ouders willen graag informatie over hun kind van de opleiding. Een gewaardeerde methode is om in het begin van het jaar eerstejaars studenten een introductieavond voor hun ouders te laten organiseren. Hier kan de studieloopbaanbegeleider kennismaken met ouders en ze vertellen hoe het contact eruit ziet tijdens de studie. Voor veel ouders is dit een goed begin omdat ze dan een persoonlijk contact met de studieloopbaanbegeleider hebben gehad en informatie hebben gekregen over hoe ze hem/haar kunnen benaderen. Ouders die niet op deze bijeenkomst komen zouden actief moeten worden benaderd door de studieloopbaanbegeleider zodat hij/zij met elke ouder contact heeft gehad in het begin van het jaar.
‘We hebben rond kerst een ouderinformatieavond waar leerlingen hun eerste producten laten zien. De avond verzorgen de leerlingen zelf voor hun ouders, het is altijd fantastisch. We voegen een brief bij de uitnodiging van de leerlingen zelf. Naast hun presentaties over wat de opleiding inhoudt geven ik en de teamleider een voorlichting over wat de rapportage inhoudt en wat hun rol als ouder is. Dit jaar hebben we ook informatie gegeven over de studiemeter (daarin staat of leerlingen nog extra zelf thuis moeten trainen voor taal of rekenen). Ouders wisten dat niet. Na de ouderavond ging de frequentie en de aantallen leerlingen die er gebruik van maakten duidelijk omhoog. Een positief en meetbaar effect!’ (opleidingsmanager)
Zorg als MBO-opleiding voor regelmatig contact tussen ouders en studieloopbaanbegeleiders Ouders en studieloopbaanbegeleiders willen graag regelmatig contact met elkaar; dit gaat om een paar keer per jaar op vaste momenten contact over de voortgang van het kind. Dit hoeft niet in een persoonlijk gesprek maar kan, afhankelijk van de doelgroep, ook telefonisch, via de e-mail of per brief. ‘Ik wil graag per semester op een vast moment contact, dat kan per mail of telefonisch.’ (ouder eerstejaarsstudent) ‘Bijvoorbeeld ouders uitnodigen voor mentorgesprekken en deze ‘s avonds inplannen voor de ouders die werken en geen vrij kunnen nemen. Vaste momenten telefonisch contact opnemen om voortgang te bespreken (bijv. na ieder blok of semester). Bij ouders aangeven wanneer en hoe jij als mentor te bereiken bent. Reageren op mailtjes van ouders of verzoeken om terug te bellen.’ (studieloopbaanbegeleider)
8
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Ontwikkel een aanpak om ouders te betrekken die past bij het MBO-niveau Ouders van leerlingen op verschillende MBO niveaus willen verschillend benaderd worden. Op de lagere MBO niveaus willen ouders vooral persoonlijk contact. Op de hogere niveaus willen ouders op de hoogte worden gehouden over de voortgang en studieresultaten (hoeft dus niet in persoonlijke gesprekken) en meer algemene informatiebijeenkomsten. ‘Laten weten of er problemen zijn met de opleiding of pesten. Met telefoon of email. Meer duidelijkheid hoe het gebeurt met stage zoeken.’ (ouder MBO 2 student) ‘Elke maand als het goed gaat een gesprekje, anders om de twee weken.’ (ouder MBO 1 student) ‘Contact als er wat gebeurt. Als alles goed gaat een voortgangsrapport, een algemene informatieavond. In het vierde jaar ouders betrekken bij de keuze van de vervolgopleiding.’ (ouder van een MBO 4 student)
Probeer toekomstige studenten bewuster te laten kiezen voor de eigen opleiding Het bewust kiezen voor een opleiding zorgt voor meer betrokkenheid van zowel kind als ouder. Persoonlijke gesprekken met toekomstige studenten en mogelijk hun ouders waarin wordt besproken hoe de opleiding en de toekomstmogelijkheden eruit zien zouden deze bewuste keuzes kunnen stimuleren. Dit gesprek zou bijvoorbeeld tijdens de intake kunnen plaatsvinden; laat toekomstige studenten met hun ouders langskomen om zich in te schrijven. Momenteel kunnen studenten zich voor sommige opleidingen online aanmelden, dat lijkt het bewuste keuzeproces niet ten goede te komen. ‘De informatie avonden worden goed bezocht, dat komt omdat de leerlingen heel bewust kiezen voor twee van onze drie opleidingen. Ook ouders zijn dan meer betrokken.’ (OM)
MBO-docenten: neem contact op met ouders Sommige MBO docenten nemen liever geen contact op met ouders als studenten dit niet willen. In de meeste gevallen blijkt dat als ze contact hebben opgenomen met de ouders de ouder positief reageert en het in het vervolg beter gaat met de leerling. Een tegenstribbelende leerling zou alleen in ernstige gevallen (als er ook contact is met hulpverlening) een reden moeten zijn om geen contact op te nemen met ouders. ‘Ik had een gesprek met de vader van een 1e jaars meisje, hij sprak erg moeizaam Nederlands. Het ging in het begin helemaal niet goed met die leerling, hij zei tijdens het gesprek “nee, isnie goed, isnie goed”. Na het gesprek dacht ik ojee, wat heb ik gedaan? Die man gaat haar allemaal straf geven of weet ik veel. Ik had er een naar gevoel over. Maar haar aanwezigheid is omhoog gegaan en het gaat nu echt beter. Bij het 2e gesprek was hij weer gekomen en hadden we een fijn gesprek. Nu voor het 3e gesprek kwam de leerling naar me toe: “mijn vader kan er niet bij zijn, hij vindt het heel erg, kunnen we een andere afspraak maken”? Dus blijkbaar vinden ze het nu allebei belangrijk en het gaat nu veel beter met deze leerling.’ (studieloopbaanbegeleider) ‘Leerlingen vinden het vervelend als we contact met ouders zoeken en daarmee weten ze dat we gelijk hebben’ (opleidingsmanager)
9
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Maak binnen de opleiding afspraken over contact met ouders van 18+ studenten en met ouders die slecht Nederlands praten Over ouderbetrokkenheid is meestal geen algemene werkwijze vastgesteld. Over kwesties zoals hoe om te gaan met ouders van 18+ers en hoe om te gaan met ouders die het Nederlands onvoldoende beheersen zou het beter zijn als er enige consensus binnen de opleiding was. Laat docenten hier niet ad hoc over beslissen maar bespreek binnen het team hoe hier in het algemeen mee om zou moeten worden gegaan. Het zou voor docenten goed zijn als er binnen de opleiding duidelijke afspraken zijn over een eenduidige aanpak die rekening houdt met het type ouders van de leerlingen op de opleiding. ‘De leerling zou tolken bij het gesprek met haar moeder, maar ik moest slecht nieuws brengen, dus had op het laatste moment toch een collega erbij gevraagd. Toen zei de leerling stiekem tegen de collega, je gaat toch niet alles vertalen wat er besproken wordt? Er is echt een risico als leerlingen zelf tolken’. (SLB-er)
10
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Inleiding
1
Ouders en verzorgers worden de laatste jaren steeds meer aangespoord om actief bij te dragen aan de schoolcarrière van hun kind en om hun betrokkenheid bij het onderwijs van hun kinderen te vergroten. Dit gebeurt niet alleen in het primair onderwijs, maar ook in het voortgezet en beroepsonderwijs. Hiernaast is de relatie tussen de middelbare beroeps opleidingen en hun studenten aan het veranderen. In het verleden was het uitgangspunt dat het de verantwoordelijkheid was van de studenten om te bepalen of zij wel of niet op school verschenen. De opleidingen voelen en nemen tegenwoordig meer verantwoordelijkheid voor de leerplichtige studenten en richten zich daarbij ook meer dan vroeger op hun ouders. Bij bovenleerplichtige studenten blijft het contact met de ouders beperkter. DMO heeft behoefte aan onderzoek naar de betrokkenheid van ouders bij de MBO opleiding die hun kind volgt. De vier kernvragen waarop DMO graag antwoord wil, luiden:
Kennis van het MBO: Op welke manier zijn ouders bekend met de MBO opleiding van hun kind? Betrokkenheid vanuit het MBO: Op welke manier worden ouders betrokken bij het onderwijs van hun kind? Betrokkenheid vanuit de ouder: Op welke manier maken de ouders zelf contact met de MBO instelling van hun kind? Ideaalplaatje: Op welke manier(en) zouden MBO instellingen en ouders in de ideale situatie met elkaar in contact zijn?
Doelgroepen Het onderzoek heeft twee doelgroepen: ouders van Amsterdamse MBO studenten en medewerkers van de Amsterdamse MBO opleidingen in de persoon van opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders. Op die manier kan nagegaan worden of de beelden van scholen en van ouders op elkaar aansluiten of niet, en komen beide kanten van het verhaal aan bod. In schooljaar 2009-2010 waren er in totaal ongeveer 20.000 MBO studenten die in Amsterdam woonden. Ieder jaar beginnen ongeveer 3.000 Amsterdamse leerlingen aan een opleiding op het MBO. De ouders van 2.700 eerstejaars MBO-studenten die in Amsterdam wonen zijn in mei 2011 benaderd voor dit onderzoek. In maart 2012 zijn ruim 2.000 ouders van ouderejaars studenten benaderd voor deelname aan dit onderzoek. In hoofdstuk 1 staat de mening van de ouders centraal. Daarnaast zijn ook de MBO scholen benaderd, zodat nagegaan kon worden hoe zij tegen de betrokkenheid van ouders en hun eigen rol aankijken. Er zijn op het MBO enkele
1
In dit rapport gebruiken we in verband met de leesbaarheid ‘ouders’ in plaats van ‘ouders en verzorgers’.
11
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
honderden opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders. Voor dit onderzoek is geprobeerd zoveel mogelijk van hen te bereiken. In mei 2011 zijn opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders benaderd om deel te nemen aan een online enquête. In mei 2012 zijn er verdiepende gesprekken gevoerd met vier opleidingsmanagers en vier studieloopbaanbegeleiders van verschillende MBO opleidingen. In hoofdstuk 2 staat de mening van de medewerkers centraal. In de bijlage wordt de methode van het benaderen van ouders en medewerkers toegelicht en beschrijven we de respons.
12
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
1 Ouders
e
In mei 2011 hebben 527 ouders van 1 jaars MBO studenten een enquête over ouderbetrokkenheid ingevuld. In maart 2012 hebben 406 ouders van voornamelijk oudere jaars MBO studenten een iets gewijzigde versie van deze enquête ingevuld. In dit hoofdstuk staat hun mening centraal. Hoe beoordelen zij de MBO opleiding van hun zoon of dochter? En kennen zij de mentor van hun kind? Daarnaast beschrijven we in hoeverre de school contact met de ouders zoekt en hoe ouders contact met de school zoeken. Hierna spreken ouders zich uit over het contact met hun kind en hoe volgens hen het ideale contact met de MBO opleiding zou moeten zijn. In de laatste paragraaf komen de door ouders ervaren verschillen tussen MBO opleidingen aan bod.
1.1 De opleiding krijgt een 6,7 van eerstejaars en een 6 van vierdejaars ouders De MBO opleiding die hun kind volgt krijgt van de eerstejaars ouders gemiddeld een 6,7. e Hoe langer het kind op de opleiding zit, hoe lager het cijfer van de ouders; 2 -jaars ouders e e geven een 6,5, 3 -jaars een 6,2 en 4 -jaars ouders geven de opleiding gemiddeld een 6. e Het aandeel onvoldoendes die ouders geven neemt toe van 17% onder 1 -jaars ouders e tot 34% onder 4 -jaars ouders (zie figuur 1.1). Autochtone en/of hoog opgeleide ouders geven gemiddeld een iets lager cijfer dan niet-westerse allochtone en/of laag opgeleide ouders. Figuur 1.1 Het cijfer voor de MBO opleiding die zoon/dochter momenteel volgt, naar studiejaar kind (procenten, n=933)
eerste jaar
5 of lager 6-7
tweede jaar
8 of hoger derde jaar
vierde jaar % 0
20
40
60
80
100
Ouders van eerstejaars studenten die een onvoldoende geven zijn vooral teleurgesteld in de communicatie van de school met het kind en de ouders, ze vinden de school chaotisch
13
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
overkomen, een laag niveau hebben en vinden dat er veel lesuitval is. Enkele gegeven 2 antwoorden zijn : ‘Ouders worden niet snel op de hoogte gebracht, als de leerling spijbelt en ook als de leerling geen interesse voor lessen heeft.’ ‘Totaal geen begeleiding en interesse in de leerling.’ ‘Veel lesuitval, de kwaliteit van de lessen is slecht.’ ‘Veel uitval, geen structuur, slecht onderwijs en geen goede begeleiding.’ ‘Ik heb geen idee wat hij daar uitspookt, behalve sporten.’ Ouders van derde en vierdejaars studenten die een onvoldoende geven klagen vooral over de onderwijskwaliteit, de slechte communicatie met leerlingen en de organisatie. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Er is sprake van uitval van lessen, leerling moet regelmatig achter cijfers aan of achter informatie over procedures en processen. Geen week is hetzelfde. De docenten lijken niet op één lijn te zitten. Kwaliteit docenten verschilt nogal.’ ‘Gebrek aan lessen, geen sociaal contact, geen hulp bij stage, gebrek aan ondersteuning van leerlingen.’ ‘Ongemotiveerde docenten, onvoldoende begeleiding.’ ‘Slechte begeleiding van mentor. Boeken ter waarde van €1600 niet of nauwelijks gebruikt.’ ‘Studie bestaat uit 3 dagen stage, dan blijven er twee schooldagen over waarvan er maar 1 dag les wordt gegeven.’ ‘Weinig betrokkenheid bij leerprestaties. Geen contacten bij schoolstages door de school.’ Ouders die een 6 of een 7 geven verschillende toelichtingen. Ongeveer tweederde noemt vooral negatieve dingen: veel lesuitval, weinig betrokken docenten, weinig contact met ouders. Ouders van ouderejaars noemen ook relatief vaak dat ze de verwachtingen genoemd tijdens de introductie niet waarmaken. De overige ouders noemen juist positieve aspecten: weinig les uitval, mijn kind leert veel, goede start gemaakt, de school betrekt de ouders goed. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Omdat ik geen informatie krijg (ik zou heel graag contact met de school hebben!). Ik moet aannemen wat mijn zoon mijn vertelt.’ ‘Ik vind de betrokkenheid van school en het late opleveren van informatie erg slecht. Geen informatie toegankelijk voor de ouders wat betreft cijfers lesroosters etc.’ ‘Niveau en kwaliteit van lesstof is beperkt, veel uitval van leerlingen waarvoor zelfde stof herhaald worden, beperkte begeleiding, veel zelfstandig werken.’ ‘Het is een goede school met enthousiaste leraren maar aan bepaalde gestelde verplichtingen kunnen ze niet voldoen.’ ‘Alleen in 't eerste jaar was er een voorlichtingsavond. Adequate tussentijdse motivatie ontbreekt voor kinderen die het even niet zien zitten. Klassenmentor niet benoemd of moeilijk te bereiken, afspraken onderling worden met veel moeite nagekomen.’ ‘Regelmatig onderwijs, enthousiaste docenten naar mijn kind. Geen informatie naar ouders, alleen in het begin.’
2
14
Alle gegeven antwoorden staan in de bijlage.
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
‘Mijn dochter heeft het naar haar zin en er zijn voldoende contacturen per week. Er is intensief contact tussen leerkrachten/mentor en leerlingen. Ik kan de inhoud van de opleiding niet beoordelen.’ ‘Ruim voldoende, goede start, nu de rest nog.’ Ouders die een 8 of hoger geven zijn vooral positief over de kwaliteit, de docenten en de begeleiding op de school. Gegeven antwoorden zijn: ‘Veel discipline, je wordt direct opgebeld of per brief op de hoogte gesteld als er iets gebeurt.’ ‘Ze wordt heel goed begeleid en als ze wat vraagt wordt ze altijd goed geholpen’. ‘Mijn zoon is vol lof over deze opleiding en gaat met plezier naar school, dan kan ik toch niet anders dan deze opleiding een goed cijfer geven?’ ‘Een paar goede betrokken leerkrachten die in hem geloven en hem blijven motiveren. Hij mag ook falen!’ ‘Er worden voldoende uren lesgegeven, de leerlingen worden goed begeleid, er is contact met de stageschool.’ ‘Goede begeleiding, leggen de lat hoog. Opdrachten goed op de praktijk gericht. Stage goed georganiseerd en er wordt gekeken naar de sterke kanten en kwaliteiten van de leerling. Er worden vaak excursies gemaakt om de leerling te inspireren.’ ‘Opleiding is goed afgetimmerd. Goede omgangsvormen, discipline en eigen verantwoordelijkheid nemen.’ e
Ouders van 1 jaars studenten enthousiaster over opleiding Er zijn ook enkele stellingen over de school voorgelegd aan de ouders, over het algemeen zijn ouders positief over de opleiding. Niet-westerse allochtone ouders zijn enthousiaster over de opleiding dan autochtone en westerse allochtone ouders (zie figuur 1.2).
Ik ben tevreden met de Ik zou deze Ik vind dat mijn opleiding die MBO-opleiding zoon/dochter mijn aanraden aan veel leert op zoon/dochter iemand anders deze opleiding nu volgt
Figuur 1.2 Mening over opleiding ouders van 1e jaars studenten, naar herkomst (procenten, n=527)
nietwesterse allochtonen autochtonen nietwesterse allochtonen autochtonen nietwesterse allochtonen autochtonen % 0
zeer mee eens mee oneens
20 mee eens zeer mee oneens
40
60
80
100
neutraal weet niet, geen antwoord
15
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
e
Ouders van 1 -jaars studenten zijn enthousiaster dan ouders van studenten die verder in e hun opleiding zijn. Zo is 60% van de 1 jaars en 50% van de latere jaars ouders (zeer) e tevreden over de huidige opleiding. De helft van de 1 jaars en 42% van de latere jaars e ouders vindt dat zijn zoon/dochter veel leert en 45% van de 1 jaars en 34% van de latere jaars ouders zou de MBO opleiding aanraden aan iemand anders. Figuur 1.3 Ik vind dat mijn zoon/dochter veel leert op de MBO opleiding, naar schooljaar student (procenten, n=933)
zeer mee eens vierde jaar
mee eens neutraal
derde jaar
mee oneens zeer mee oneens
tweede jaar
weet niet, geen antwoord
eerste jaar % 0
20
40
60
80
100
1.2 Vier op de tien hebben de mentor al eens gezien De grootste groep van de eerstejaars ouders, 39%, heeft de mentor van zijn/haar kind al eens gezien. Hoe hoger het MBO niveau van de leerling, hoe vaker de ouder zegt dat hij/zij de mentor al eens heeft gezien (zie figuur 1.4). Daarnaast geeft 17% aan dat zijn/haar kind geen begeleiding krijgt van een mentor, onder ouders van MBO 2 studenten is dit 21%. Ook is er een verschil te zien naar schoolgrootte. De scholen zijn hierbij opgedeeld in klein (minder dan 750 leerlingen) en groot (meer dan 750 leerlingen). Ouders van leerlingen die les volgen aan een kleine school geven vaker aan de mentor al eens gezien te hebben (57%) dan de ouders van leerlingen op grote scholen (46%). Vooral niet-westerse allochtone en ouders met leerlingen op het ROC van Amsterdam geven aan dat ze minder contact met de mentor hebben of dat de zoon/dochter geen mentor heeft.
16
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.4 De begeleiding van een mentor bij eerstejaars studenten, naar MBO niveau (procenten, n=527)
totaal
MBO 4 MBO 3 MBO 2 MBO 1 % 0
20
40
60
80
100
anders/weet niet hij/zij krijgt geen begeleiding van een mentor hij/zij heeft een mentor maar ik ken de mentor niet hij/zij heeft een mentor en ik ken zijn naam/heb telefonisch contact gehad hij/zij heeft een mentor en ik heb de mentor al eens gezien
Uit het tweede deel van het onderzoek onder ouders van kinderen in latere jaren blijkt er e e een duidelijk verschil te zijn naar leerjaar waarin de leerling zit. Als een kind in het 3 of 4 e e leerjaar zit hebben minder ouders de mentor gezien, dan als een kind in het 1 of 2 jaar zit. Mogelijk hebben de ouders tijdens het eerste jaar van de studie de toenmalige mentor e e wel gezien, maar hebben de ouders van 3 en 4 jaars de huidige mentor niet gezien. Hiernaast geven ouders van ouderejaars studenten minder vaak aan dat hun kind geen mentor heeft. Figuur 1.5 De begeleiding van een mentor, naar schooljaar student (procenten, n=406)
totaal
3e en 4e jaar
1e en 2e jaar
0
20
40
60
80
100
%
anders/weet niet hij/zij krijgt geen begeleiding van een mentor hij/zij heeft een mentor maar ik ken de mentor niet hij/zij heeft een mentor en ik ken zijn naam/heb telefonisch contact gehad hij/zij heeft een mentor en ik heb de mentor al eens gezien
17
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
1.3 Helft van de ouders vindt dat ze te weinig worden betrokken bij de opleiding Hoe worden ouders betrokken bij de opleiding? Gebeurt dit genoeg en op welke manieren betrekt de school ouders? Ouders worden uitgenodigd op school, geïnformeerd en betrokken als er iets aan de hand is Eerstejaars ouders noemen verschillende manieren hoe ze bij de opleiding van hun kind betrokken worden door de MBO opleiding. Zo worden ouders uitgenodigd op school (37%), ze worden geïnformeerd (35%) en de school neemt contact op als er iets aan de hand is (33%). Vooral op de opleidingen in de richting economie worden ouders vaak uitgenodigd op school, ook gebeurt dit relatief vaker bij ouders met kinderen op MBO niveau 4. Kleine scholen nodigen vaker ouders uit dan grote scholen (40% tegenover 35%) en nemen vaker contact op als er iets aan de hand is (37% tegenover 29%). Van de ouders van leerlingen op MBO 1 niveau geeft 63% aan dat er contact wordt opgenomen als er iets aan de hand is, dit is beduidend hoger dan de 33% die dit gemiddeld zegt. Ongeveer een derde van de ouders vindt dat ze niet bij de opleiding van hun kind worden betrokken, dit zijn vooral autochtone en Surinaamse ouders. Ook zijn het vooral ouders met een kind op MBO 2 of hoger. Ouders die aangeven dat hun kind een zorg en welzijn opleiding volgt zeggen vaker dan gemiddeld dat ze niet benaderd worden door de school. Figuur 1.6 De manier waarop het MBO eerstejaars ouders bij de school betrekt, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=527)
40
%
35 30 25 20 15 10 5 0 ze nodigen me uit op school
ze informeren me
ze nemen ze betrekken me anders/weet niet contact op als er niet bij de iets aan de hand opleiding is
Ouders die aangeven dat ze op een andere manier door het MBO worden betrokken geven verschillende antwoorden. Zo zeggen enkele ouders dat ze zelf contact met school zoeken, sommige hebben contact via e-mail en anderen geven aan dat er weinig contact is. Gegeven antwoorden zijn:
18
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
‘In het begin van het jaar heb ik aangegeven dat ze moeten bellen als er iets is. Hier geven ze alleen geen gehoor aan.’ ‘Ze sturen een sms als mijn dochter niet in de les is.’ ‘Zijn cijferlijsten worden opgestuurd naar huis.’ ‘Ik participeer als meedenkende ouder in docenten gesprekken.’ ‘Alleen de ouderdag (ik kan ze zelf nooit bereiken als ik iets wil weten).’ Kwart van de ouders nooit uitgenodigd op school Bijna een kwart van de eerstejaars ouders (23%) geeft aan nooit op school te zijn uitgenodigd. Vier op de tien worden uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst en 23% voor oudergesprekken. Naast deze twee doeleinden noemen ouders ook andere redenen voor een bezoek aan de school, bijvoorbeeld presentatieavonden van hun zoon/dochter. Daarnaast wordt op de lagere MBO niveaus wordt vaker gebruik gemaakt van oudergesprekken en op de hogere MBO niveaus vaker van informatiebijeenkomsten (zie figuur 1.7). Op kleine scholen worden vaker oudergesprekken met de mentor georganiseerd dan op de grote scholen (45% tegenover 24%). Ouders van ouderejaars zeggen voor ongeveer dezelfde activiteiten te worden uitgenodigd op de MBO opleiding, een groter deel van hen (30%) is echter nog nooit uitgenodigd. Figuur 1.7 Eerstejaars ouders die zijn uitgenodigd op school naar MBO niveau (procenten, n=527)
totaal
MBO 4
MBO 3
MBO 2
MBO 1 % 0
20
40
ja, voor een informatiebijeenkomst ja, voor iets anders, namelijk: weet niet, geen antwoord
60
80
100
ja, voor oudergesprekken nee, nog nooit uitgenodigd
School neemt vooral contact op via brieven De meeste eerstejaars ouders, 63%, ontvangen brieven van de MBO opleiding, ook heeft de MBO opleiding met 31% van de ouders telefonisch contact opgenomen. Dit gebeurt vaker bij de MBO 1 (58%) en MBO 2 (38%) opleidingen dan bij de MBO 3/4 opleidingen (24%). Drie op de tien ouders worden uitgenodigd voor een 10-minutengesprek. In het algemeen worden ouders met kinderen op het ROC ASA vaker uitgenodigd voor een 10-
19
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
minutengesprek (41%) dan ouders met kinderen op het ROCvA (24%). Ook is er een verschil te zien naar schoolgrootte: kleine scholen nemen vaker telefonisch contact op dan de grote scholen (36% tegenover 26%) en nodigen de ouders vaker uit voor een 10minutengesprek (32% tegenover 23%). Er zijn verschillende ouders (8%) die aangeven dat er geen contact met hen wordt opgenomen. Zo zegt een ouder ‘via leerplicht weet ik dat mijn kind niet naar school gaat’ en een andere ouder beschrijft ‘ze geven via mijn dochter aan om langs te komen, als het al te laat is’. Figuur 1.8 De manier waarop de school contact op neemt met eerstejaars ouders, naar schoolgrootte, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=527)
ze sturen brieven
ze nemen telefonisch contact op
ze nodigen me uit voor 10-minuten gesprek
ze nemen geen contact op % 0
10
20
30
40
50
60
70
grote school (n=243) kleine school (n=193)
Minder dan de helft van de ouders tevreden over hoeveel ze betrokken worden bij de opleiding e Minder dan de helft van de 1 jaars ouders (44%) vindt dat ze momenteel precies goed worden betrokken bij de opleiding van hun kind, 47% vindt dat dit te weinig gebeurt. Ouders van ouderejaars studenten zijn minder tevreden, zowel over het contact met hen als ouders in het eerste jaar (53% vindt dat ze te weinig contact hadden) als over het contact met hen momenteel (62% vindt dat ze te weinig contact hebben).
20
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.9 Tevredenheid met hoe men wordt betrokken bij de opleiding van het kind in het eerste jaar en momenteel, naar schooljaar student (procenten, n=406)
100
%
80
weet niet, geen antwoord
60
weet niet, zoon/dochter in 1e jaar nee, te weinig
40
ja, precies goed ja, soms te veel
20 0 1e en 2e jaar
3e en 4e jaar
1e jaar voldoende betrokken
1e en 2e jaar
3e en 4e jaar
momenteel voldoende betrokken e
e
e
Een kwart van de ouders van een kind dat in het 2 , 3 of 4 jaar van het MBO zit vindt dat er iets is veranderd in de mate waarop ze betrokken worden bij het onderwijs van hun kind in de afgelopen jaren, 70% vindt dat dit niet het geval is. De meeste ouders vinden dat ze momenteel minder betrokken worden bij de opleiding dan eerst: ‘De betrokkenheid is minder maar je wordt wel op de hoogte gehouden door nieuwsbrieven.’ ‘In het eerste jaar is er een ouderbijeenkomst, daarna nooit meer.’ ‘Nog minder betrokken dan eerder.’ ‘Vanaf zijn 18e horen wij niets meer behalve de rekeningen.’ ‘Tijdens aanmelding veel aandacht, daarna nul, mentoren zijn onbereikbaar, bellen niet terug etc.’ Andere ouders zijn juist meer betrokken bij de opleiding van hun kind, of geven aan vanaf het begin niet betrokken te worden en nu nog steeds niet. Enkele genoemde voorbeelden: ‘Van geen contact naar contact m.b.t verzuim.’ ‘Tweede jaar meer betrokken.’ ‘De ouders worden op geen enkele manier geïnformeerd over de stand van zaken.’ ‘Geen contact (alleen sporadisch algemeen en schriftelijk).’ ‘Wordt nu uitgenodigd voor rapportbesprekingen + ze hebben naar mijn gegevens gevraagd. Die stonden niet in de administratie.’ Ook zeggen enkele ouders dat ze nu minder betrokken worden omdat hun kind het prima zelf kan oplossen: ‘in het 4e jaar is zij zelfstandig genoeg om goede beslissingen te nemen’. Meer contact met mentor gewenst Ouders die niet blij zijn over het contact met de opleiding willen vooral graag de mentor spreken, 88% wil dit. Ze willen graag uitgenodigd worden op school, brieven krijgen en/of
21
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
telefonisch contact hebben. Sommige ouders geven aan dat zij via de e-mail op de hoogte gehouden willen worden. Ook willen ouders graag inzage in de cijferlijsten. Figuur 1.10 Mogelijkheden voor contact van de ouders van studenten uit alle jaren die het nu niet goed genoeg vinden, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=933))
contact via… huisbezoek contact via… telefoon contact via... brieven contact via… uitnodiging op school
meer contact met… verzuimcoördinator meer contact met... mentor/studieloopbaanbegeleider 0
10
20
30
40
50
60
70
80
% 90
1.4 84% van de ouders bij de opleiding van dochter/zoon geweest Ouders kunnen natuurlijk ook zelf contact opnemen met de school. Welke ouders doen dit? En hoe nemen ze contact op met de school? Die vragen staan in deze paragraaf centraal. MBO 1 ouders komen alleen voor mentor gesprekken naar school Het merendeel van de ouders is wel eens op de MBO opleiding van zijn of haar kind geweest, 13 procent zegt nog nooit op de school te zijn geweest. Bijna de helft (45%) is naar de open dag geweest, een even groot deel is wel eens naar een informatiebijeenkomst/algemene ouderavond geweest en een derde heeft wel eens een oudergesprek met de mentor op school gehad. Er zijn verschillen tussen groepen ouders over de soort gelegenheid waarvoor ze op school komen. Zo komen ouders van MBO 1 leerlingen bijna niet naar school voor een open dag of een algemene informatiebijeenkomst (zie figuur 1.11). Zij komen wel vaak naar oudergesprekken en om andere redenen op school. Ook niet-westerse allochtonen komen relatief vaak op school voor oudergesprekken, maar minder vaak tijdens open dagen of informatiebijeenkomsten. Veertien procent van de ouders geeft aan ook op andere gelegenheden op school te komen, bijvoorbeeld bij de inschrijving van hun kind, bij presentaties of bij gesprekken op eigen initiatief maar ook bijvoorbeeld als model bij een dochter die de kappersopleiding doet. Bij de antwoorden op deze vraag is er een duidelijk verschil te zien in hoe ouders zijn benaderd voor het onderzoek. Ouders die op eigen initiatief hebben meegedaan aan het onderzoek (schriftelijk of online) zijn vaker op de open dag geweest. Ouders die in een later stadium face to face zijn benaderd zijn vaker nog nooit op de opleiding geweest,
22
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
27% van hen is nog nooit op de opleiding geweest ten opzichte van 13% gemiddeld. Mogelijk zijn de ouders die hebben deelgenomen aan dit onderzoek dus iets meer betrokken bij de opleiding van hun zoon/dochter dan de gemiddelde ouder van een MBO leerling in Amsterdam. Figuur 1.11 Ouders wel eens op de opleiding van zoon/dochter geweest, naar MBO niveau, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=933)
% 60
op de open dag geweest toen we een geschikte opleiding zochten bij een informatiebijeenkomst/ algemene ouderavond geweest
50
40
bij oudergesprekken met de mentor geweest
30
bij een andere gelegenheid op school geweest
20
presentatie van zoon/dochter
10
nog nooit op de MBO opleiding geweest weet niet, geen antwoord
0 MBO 1
MBO 2
MBO 3
MBO 4
Turkse, Marokkaanse en overige niet-westerse allochtone ouders zoeken weinig contact met de MBO opleiding Zes op de tien eerstejaars ouders hebben zelf wel eens contact gezocht met school, dit doen ze vooral telefonisch (47%) of via de e-mail (17%). Er zijn duidelijke verschillen tussen het gedrag van ouders met een verschillend opleidingsniveau: laag opgeleide ouders zoeken minder contact dan hoog opgeleide ouders. Er zijn ook verschillen tussen ouders van verschillende herkomstgroepen, Turkse, Marokkaanse en overige nietwesterse allochtone ouders nemen vaker geen contact op met de school. Vooral autochtone en westerse allochtone ouders gebruiken e-mail. Voor de ouders van laterejaars studenten zien we dezelfde percentages. Blijkbaar is het zo dat als ouders in e het 1 jaar niet zelf contact zoeken met de MBO opleiding, ze dit daarna ook niet doen.
23
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.12 Manier van contact zoeken met de opleiding door eerstejaars ouders naar herkomst, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=527)
70
%
60 50 40 30 20 10 0 Turken
Marokkanen
ov. niet- autochtonen Surinamers westerse westerse en allochtonen allochtonen Antillianen
nog nooit zelf contact gezocht via de e-mail weet niet, geen antwoord
totaal
telefonisch op een andere manier
Het contact gaat in ruim een kwart van de gevallen over de studieresultaten of studievoortgang van het kind. Hiernaast is in ruim 20% een ziekmelding of een vraag over het verzuim een aanleiding van het contact. Gegeven antwoorden over de reden voor het contact zijn bijvoorbeeld: ‘Afwezigheid, prestaties, onduidelijkheid.’ ‘Het niveau van haar stagebedrijf, de manier waarop zij daar werkt en wordt behandeld. Bespreken van omgaan met probleem rondom een blessure en daarmee in verband de gang van zaken rond een vervolgopleiding (niveau 3).’ ‘Ik ontving een brief met de mededeling dat de school naar de leerplicht zou stappen. Vreemd bij zoveel lesuitval en slecht werkend absentiesysteem.’ ‘Of ze naar school is gekomen.’ ‘Vragen hoe mijn dochter het doet.’ ‘Vragen naar verzuimgedrag van mijn zoon en huiswerkklas.‘ De overige gegeven antwoorden staan in de bijlage. Ook ouders van laterejaars studenten nemen vooral contact op met de opleiding met vragen over de voortgang, over de stage of om ziekte te melden. Er komen met de loop der jaren ook steeds meer klachten bij over de opleiding, zo zeggen ze bijvoorbeeld: ‘Over voortgang en om ons a.u.b. op de hoogte te houden als mijn kind niet op school was. Hij vertrok namelijk wel van huis.’ ‘Over de voortgang van de ontwikkeling van mijn zoon, wordt van kastje naar de muur gestuurd, krijg telefonisch gelijk in verband met het functioneren mentor/ studiebegeleider, maar vervolgens blijft alles bij het oude. Leerling wordt gehinderd in ontwikkeling in plaats van gemotiveerd.’ ‘Dat mijn zoon nauwelijks begeleiding kreeg bij het zoeken naar een stage, geen contact kunnen krijgen met de docent, geen stagecontract(en) ook niet na aan mail naar de afdelingsdirecteur.’
24
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
‘Haar mentor was ziek en kwam voor de vakantie niet terug. Een andere docente deelde mijn dochter mee dat ze het 2e jaar over moest doen.’ ‘Over het retourneren van studieboeken hetgeen mij extra kosten bezorgde. Blijkt dat de afspraak niet met de ouders is gekoppeld. Over mijn dochter die nog geen stageplek heeft gevonden.’ Als ouders telefonisch de school proberen te bereiken lukt dat meestal. In de meeste gevallen wordt er goed doorverbonden (37%), de juiste persoon meteen bereikt (17%) of wordt er snel terug gebeld (16%). Drieëntwintig procent van de ouders zegt dat ze de juiste persoon niet bereikt hebben. Ouders geven aan dat ze soms niet worden terug gebeld, dat ze het vaak moeten proberen, dat ze denken dat ze de verkeerde persoon aan de telefoon hebben, of dat ze de mobiele nummers van de juiste docenten hebben en zo de juiste personen snel kunnen bereiken.
1.5 Kind goed voorbereid op toekomst? Hoe is het contact tussen ouder en kind? Ondersteunen ouders het kind thuis met bijvoorbeeld gesprekken over de mogelijkheden voor een baan in de toekomst? En hoe bereidt de MBO opleiding het kind voor op de toekomst? Dat zijn vragen die in deze paragraaf aan de orde komen Ouders hebben goed contact met hun kinderen Ruim de helft van de eerstejaars ouders (56%) zegt vaak iets te vragen aan hun zoon/dochter over de opleiding, 35% doet dit soms en 10% doet dit nooit. Ouders van ouderejaars studenten doen dit minder, (43% doet dit vaak, 44% soms en 11% nooit). Ouders van kinderen met een MBO 1 of een MBO 2 opleiding informeren minder vaak over de school. Er is ook verschil tussen ouders uit verschillende herkomstgroepen, minstens 50% van de Surinaamse en autochtone ouders zegt hun kind vaak te vragen naar de opleiding. Van de Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse en overige niet-westerse allochtone ouders vraagt minder dan de helft vaak naar de opleiding. Zelf vertelt de zoon/dochter in 49% van de gevallen vaak over de opleiding en 45% van de ouders zegt dat hun kind dit soms doet. Ook hier vertellen kinderen die MBO 1 of MBO 2 volgen duidelijk minder over de opleiding dan de rest. Ook is er een verschil tussen dochters en zonen. Bijna tweederde van de meisjes (63%) vertelt vaak over de opleiding ten opzichte van 37% van de jongens (zie figuur 1.13).
25
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
zoon/dochter vertelt verhalen over de opleiding
ik vraag zoon/dochter over de opleiding
Figuur 1.13 Contact over de opleiding tussen ouders en kinderen naar geslacht kind (procenten, n=933)
zoon vaak dochter
soms nooit
zoon
geen antwoord
dochter % 0
20
40
60
80
100
Ruim de helft van de ouders noemt de band met zijn kind heel goed, 37% noemt de band goed, tien procent noemt de band redelijk tot niet zo goed. Hiernaast kent een derde alle vrienden van zijn zoon/dochter en 60% kent er een paar. Er is een verband tussen de band tussen ouder en kind en hoe vaak de ouder informeert naar de opleiding. Ouders die nooit informeren naar de opleiding noemen de band met hun kind minder goed, ook kennen deze ouders vaker de vrienden van hun kind niet. Bijna alle ouders verwachten dat hun kind de opleiding afmaakt Bijna alle ouders vinden het belangrijk dat hun zoon/dochter een MBO diploma haalt, ook verwacht ruim 80% dat zijn zoon/dochter de opleiding afmaakt. Er zijn kleine verschillen te e e e e zien tussen ouders van 1 en 2 jaars studenten en ouders van 3 en 4 jaars studenten, ouders van ouderejaars zijn nog optimistischer over het behalen van het diploma van hun zoon/dochter. Bij de antwoorden op deze vraag is er een duidelijk verschil te zien in hoe ouders zijn benaderd voor het onderzoek. Ouders die op eigen initiatief hebben meegedaan aan het onderzoek (schriftelijk of online) vinden het belangrijker dat hun zoon/dochter een MBO diploma haalt en verwachten ook vaker dat hun zoon/dochter de opleiding afmaakt. Ouders die in een later stadium face to face zijn benaderd hebben minder hoge en duidelijke verwachtingen van het behalen van een diploma en vinden dat minder belangrijk. Mogelijk zijn de verwachtingen van de gemiddelde ouder van een MBO leerling in Amsterdam iets lager dan de verwachtingen van de ouders die hebben deelgenomen aan dit onderzoek.
26
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.14 Verwachtingen over diploma zoon/dochter, naar jaar van de studie (procenten, n=938)
100
%
80 weet niet, geen antwoord zeer mee oneens mee oneens neutraal mee eens zeer mee eens
60 40 20 0 1e en 2e jaars
3e en 4e jaars
1e en 2e jaars
Ik vind het belangrijk dat mijn zoon/dochter een MBO-diploma haalt
3e en 4e jaars
Ik verwacht dat mijn zoon/dochter de opleiding afmaakt
Ouders vinden de rol van de zoon/dochter zelf het belangrijkst voor het behalen van hun diploma (97% vindt hun rol (zeer) belangrijk), daarna volgen de MBO opleiding (89% vindt hun rol zeer belangrijk), de ouders (88%) en de rol van een broer en/of zus (50%). Nietwesterse allochtone ouders vinden de rol van de broer of zus veel belangrijker dan autochtone ouders; 63% van de niet-westerse allochtone ouders vindt de rol van de broer en/of zus (zeer) belangrijk ten opzichte van 35% van de autochtone ouders. Figuur 1.15 Het belang van de rol van … voor het halen van een diploma (procenten, n=406)
kind zelf
MBO-opleiding
ouders
broer/zus
0 heel belangrijk niet belangrijk niet van toepassing
20
40 60 belangrijk helemaal niet belangrijk
% 80 100 neutraal weet niet, geen antwoord
Ouders noemen ook de rol van het stagebedrijf, vrienden/vriendinnen en docenten van belang voor het behalen van het diploma van hun zoon/dochter.
27
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Helft van de ouders verwacht dat zoon/dochter doorstudeert na behalen diploma Tijdens het tweede deel van het onderzoek hebben we ouders gevraagd of ze verwachten dat hun zoon of dochter zal verder studeren na het behalen van hun diploma. Op alle niveaus denkt ongeveer de helft van de ouders dat hun kind het logisch volgende niveau van studie zal gaan doen: 48% van de ouders van MBO 1 leerlingen verwacht dat hun zoon/dochter een MBO 2 opleiding gaat doen, en 54% van de MBO 4 ouders verwacht dat hun kind hierna nog HBO zal gaan doen. Onder niet-westerse allochtone ouders ligt de verwachting over het verder studeren in het algemeen hoger dan onder autochtone en westerse allochtone ouders. Van de nietwesterse allochtone MBO 4 ouders verwacht bijvoorbeeld 65% dat zijn kind nog HBO zal gaan doen, terwijl van de autochtone MBO 4 ouders 41% dit verwacht. Tabel 1.16 Verwachtingen over verder studeren van zoon/dochter, naar huidig MBO niveau kind (procenten, n=406) MBO 1
MBO 2
MBO 3
MBO 4
gaat een MBO2 opleiding doen
48
6
-
-
gaat een MBO3 opleiding doen
16
33
2
1
gaat een MBO4 opleiding doen
5
13
52
2
gaat een HBO opleiding doen
5
3
14
54
13
22
18
28 6
Misschien (ooit) nog een opleiding nee zeker geen verdere opleiding weet niet, geen antwoord Totaal
3
5
5
11
19
9
9
100
100
100
100
Goed voorbereid op vervolg? Van alle ouders is de helft (52%) het (zeer) eens met de stelling ‘ik vind dat mijn zoon/dochter door de MBO opleiding voldoende wordt voorbereid op een beroep dat bij hem/haar past’, 14% is het hiermee (zeer) oneens. MBO 4 ouders vinden dat hun kind iets minder goed wordt voorbereid dan de overige ouders. Drieënveertig procent van de ouders is het (zeer) eens met de stelling ‘de MBO opleiding informeert mij over de toekomstige loopbaanmogelijkheden voor mijn kind’, 31% is het hier (zeer) mee oneens. Ook hierover zijn de MBO 4 ouders het meest kritisch en de MBO 1 ouders het meest positief.
28
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.17 Eens of oneens met stellingen over de voorbereiding en informatie over de toekomstige loopbaan van het kind, naar MBO niveau (procenten, n=406)
100
%
80 60 40
MBO 1 (n=65)
MBO 2 (n=79)
zeer mee eens mee oneens
MBO 3 (n=57)
mee eens zeer mee oneens
kind goed voorbereid
ouders geinformeerd
kind goed voorbereid
ouders geinformeerd
kind goed voorbereid
ouders geinformeerd
kind goed voorbereid
0
ouders geinformeerd
20
MBO 4 (n=208) neutraal weet niet, geen antwoord
Ouders kunnen zelf ook een rol spelen tijdens de oriëntatie op een baan, de helft van de ouders praat vaak met hun kind over de mogelijke banen die hij/zij na het MBO kan doen, 45% doet dit soms en 4% doet dit nooit. Over het algemeen praten moeders hierover meer met hun kind dan vaders, en meisjes meer met hun ouders dan jongens. Zo praat 54% van de moeders vaak met hun dochter over toekomstige banen ten opzichte van 40% van de vaders (zie figuur 1.18). Figuur 1.18 Gesprek met kind over mogelijke banen na de MBO opleiding, naar geslacht ouders en kind (procenten, n=406)
100
%
80
weet niet, geen antwoord
60
nee, nooit
40
ja, soms
20
ja, vaak
0 dochter
zoon vader
dochter
zoon moeder
29
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
1.6 Ideaalplaatje: regelmatig (telefonisch) contact We hebben ouder gevraagd hoe het ideale contact met de MBO opleiding eruit ziet. Daarnaast hebben we enkele situaties voorgelegd en gevraagd hoe de opleiding in het ideale geval zou moeten reageren. Deze onderwerpen worden besproken in de komende paragraaf. MBO opleiding: bel ouders! Aan alle ouders is de vraag gesteld hoe het contact tussen de MBO opleiding en de ouders er idealiter uit zou zien. Tweederde van de ouders heeft deze vraag beantwoord. Een derde van de ouders die de vraag beantwoord hebben zou meer telefonisch contact willen. Ook wil bijna aan kwart regelmatig gesprekken voeren met de mentor van zijn of haar kind en/of meer contact via e-mail. Hiernaast worden meer schriftelijk contact, meer ouderbijeenkomsten of informatieavonden, het informeren over studieresultaten en voortgang en het vaker uitnodigen van gesprekken door meer dan tien procent van de ouders genoemd (zie figuur 1.19). Er blijkt verschil te zijn tussen hoe ouders idealiter het contact zien naar niveau van de opleiding van hun kind. Ouders van MBO 1 leerlingen zien als ideaalbeeld vaker dan gemiddeld telefonisch of persoonlijk contact. Ouders van MBO 2 leerlingen willen vooral meer regelmatig contact. Ouders van MBO 3/4 leerlingen willen vooral meer geïnformeerd worden over de voortgang en resultaten van hun kind en zouden meer ouderavonden of informatieavonden willen hebben. Figuur 1.19 Het ideale contact tussen ouders en MBO opleiding, meerdere antwoorden mogelijk (procenten, n=639)
telefonisch contact regelmatige gesprekken e-mail contact schriftelijk contact bijeenkomsten/informatieavonden informeren over studieresultaten uitnodigen voor gesprekken initiatief vanuit de school contact is naar tevredenheid meer betrokkenheid van ouders schiftelijke updates anders
% 0
e
5
10
15
20
25
30
35
40
Gegeven ideaalbeelden van 1 jaars ouders zijn bijvoorbeeld: ‘Al is het maar 2 of 3 keer per jaar een 10 minuten gesprek, dat je weet als ouder hoe je kind ervoor staat.’ ‘Algemene informatiebijeenkomsten, structurele gesprekken met mentor, telefonisch contact bij verzuim/ te laat komen/ gedrag. Voortgangsgesprekken, meer begeleiding
30
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
voor mijn kind, vanuit school, goed doorgesproken met ouders zolang ouders hun kind ook begeleiden.’ ‘Als mijn zoon goede opleiding krijgt zonder of weinig informatie tussen school en ouders vind ik prima.’ ‘Dat de ouder een rechtstreekse telefoon van de mentor heeft, of meerdere malen een oudergesprek krijgt. Het liefst 1 keer in de 3 maanden.’ ‘Dat is aan de instellingen en beleidmakers om te bedenken. Mijn taak is om mijn zoon gemotiveerd te houden zodat hij iedere dag naar school gaat en het beste eruit probeert te halen.’ ‘Enkele vaste momenten in het jaar uitnodigen voor individuele gesprekken met kind en mentor. Ouder kan dan bepalen of het nodig is in overleg met het kind. Het contact moet van beide kanten komen.’ ‘Het gaat prima, zoals het nu gaat.’ ‘Informatie bijeenkomsten, oudergesprekken vind ik prima, ouders zouden ook vanuit hun expertise gevraagd kunnen worden iets op school te komen vertellen in het kader van de algemene vorming. Verder zou ik nog wel bij (het niveau van) de stage betrokken willen worden.’
Gegeven ideaalbeelden van ouders van laterejaars studenten zijn: ‘Per semester een vast moment, dat kan per mail of telefonisch.’ ‘Maakt niet uit, als er maar regelmatig contact is.’ ‘Ik heb erg behoefte dat er zo’n 3 maal per jaar een oudergesprek is op school en voorlichting over de toekomst op werkgebied.’ ‘Ik zou regelmatig willen kunnen zien hoe het gaat via een website waar vorderingen en verzuim etc. instaan.’ ‘In ieder geval twee keer per jaar een gesprek met ouders en leerling over voortgang en toekomstperspectief. Verder makkelijker bereikbaar zijn voor vragen. Schriftelijk duidelijk communiceren, ook naar ouders, wat van leerling verwacht wordt (examencriteria, lesmethodes, verzuim). Verder open dagen om te zien waar leerlingen mee bezig zijn (presentatie van projecten etc., maximaal 2 keer per jaar).’ ‘Eens in het kwartaal een gesprek.’ ‘Elke maand als het goed gaat met het kind een gesprekje, anders elke 2 weken.’ ‘Genoeg, als het slecht of goed gaat zou ik dat moeten weten.’ ‘Door altijd te kunnen mailen of bellen.’ ‘De rol van de mentor is essentieel in deze grote scholen.’ ‘Contact als het nodig is. Als ik bel wil ik direct de verantwoordelijke spreken en antwoord krijgen.’ Contact met MBO opleiding belangrijk van begin tot einde van de opleiding Tijdens het tweede deel van het onderzoek onder ouders van ouderejaars studenten zijn we dieper ingegaan op hoe die ideale school eruit ziet. Zo hebben we ouders verschillende stellingen voorgelegd. Zoals al bleek uit de beschrijving van de ideale situatie vinden ouders het contact met het MBO belangrijk: acht op de tien ouders vinden het contact tussen het MBO en de ouders vanaf het begin tot het eind belangrijk. De leeftijdsgrens van 18 jaar is voor bijna geen van de ouders een reden om geen contact meer te willen met het MBO, ook als het goed gaat e op school en na het 1 jaar willen ouders contact met het MBO (zie figuur 1.20).
31
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Er is bij de antwoorden op deze stellingen een duidelijk verschil tussen autochtone en niet-westerse allochtone ouders. Autochtone ouders vinden het contact met de MBO opleiding duidelijk belangrijker dan niet-westerse allochtone ouders. Zo vindt bijvoorbeeld 35% van de niet-westerse allochtone ouders dat het contact tussen MBO en ouders vooral in het eerste jaar belangrijk is en dat hun kind het daarna zelf maar moet regelen, slechts 13% van de autochtone ouders is het daarmee eens. Figuur 1.20 Mening ouders over stellingen over contact tussen ouders en MBO (procenten, n=406)
het contact tussen ouders en MBO blijft belangrijk van begin tot eind
als alles goed gaat met mijn kind hoef ik geen contact met het MBO
vooral in eerste jaar van het MBO is contact tussen ouders en school belangrijk
MBO moet ouders van kinderen van 18 en ouder niet lastigvallen 0 zeer mee eens mee oneens
20
mee eens zeer mee oneens
40
60
80
% 100
neutraal weet niet, geen antwoord
Ook het contact met de mentor vindt de meerderheid van de ouders belangrijk. Minimaal 70% is het (zeer) eens met de volgende stellingen: Ik vind het belangrijk de mentor van mijn zoon/dochter persoonlijk te kennen. Ik wil de mentor makkelijk kunnen bereiken (via telefoon of e-mail) als er iets is. Ik wil dat de mentor contact met mij opneemt als er iets aan de hand is. Laag opgeleide ouders vinden het contact met de mentor minder belangrijk dan middelbaar of hoog opgeleide ouders; zij zijn het minder vaak zeer eens met de hierboven genoemde stellingen.
32
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.21 Mening ouders over stellingen over contact tussen ouders en mentor van het MBO (procenten, n=406)
ik vind het belangrijk de mentor persoonlijk te kennen
ik wil de mentor makkelijk kunnen bereiken als er iets is
ik wil dat mentor contact opneemt als er iets aan de hand is 0 zeer mee eens mee oneens
20 40 mee eens zeer mee oneens
60
% 80 100 neutraal weet niet, geen antwoord
Hoog opgeleide ouders sporen kind aan om zelf problemen op school op te lossen Om te weten hoe ouders hun rol en contact met de school vorm geven hebben we de ouders enkele concrete situaties voorgelegd en hun een keuze gegeven uit mogelijk gedrag. De eerste situatie is: ‘Stel uw zoon of dochter heeft een conflict met een docent over een cijfer. Uw kind komt thuis en zegt: “de docent zegt dat ik heb afgekeken en nu heb ik een 1 en haal ik mijn jaar niet, en ik heb helemaal niet afgekeken!”. Wat doet u?’. Er zijn twee antwoorden die door ruim 40% van de ouders gegeven wordt, eentje die erg uit gaat van de verantwoordelijkheid van de ouder: ‘Ik zoek zo snel mogelijk contact met de docent (of de mentor) om opheldering te vragen’. Het andere antwoord dat ongeveer even vaak gegeven wordt gaat uit van de verantwoordelijkheid van het kind: ‘Ik spoor mijn zoon/dochter aan om naar de mentor te gaan en een oplossing te zoeken’. In de gegeven antwoorden is een duidelijk verschil te zien in het MBO niveau van het kind, het opleidingsniveau van de ouder en de herkomst van de ouder. Zo wordt de verantwoordelijkheid van het kind vaker gelegd bij MBO 4 leerlingen, door hoog opgeleide en/of autochtone ouders. Ouders nemen vaker zelf de verantwoordelijkheid om contact op te nemen met de docent als ze laag opgeleid zijn en/of van niet-westerse allochtone herkomst en als hun kind op een MBO 1/2/3 opleiding zit.
33
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.22 ‘Stel uw zoon of dochter heeft een conflict met een docent over een cijfer. Uw kind komt thuis en zegt: “de docent zegt dat ik heb afgekeken en nu heb ik een 1 en haal ik mijn jaar niet, en ik heb helemaal niet afgekeken!”. Wat doet u?’ naar herkomst, opleidingsniveau en MBO niveau.
100
%
80
weet niet, geen antwoord
60 anders 40
MBO niveau kind
opleidingsniveau ouder
autochtoon
niet-west. allochtoon
hoog
midden
laag
MBO 4
MBO 3
MBO 2
0
MBO 1
20 Ik spoor mijn kind aan om naar mentor te gaan en een oplossing te zoeken Ik zoek contact met docent/mentor om opheldering te vragen
herkomst ouder
De volgende situatie die is voorgelegd aan ouders is: ‘Stel uw zoon of dochter heeft verzuimd, hoe wilt u het liefst dat de MBO opleiding reageert?’. Twee derde van de ouders wil het liefst dat de opleiding zelf actie onderneemt en ouders erbij betrekt: ‘Iemand van de opleiding spreekt mijn kind aan, stelt mij op de hoogte en als het vaker gebeurt zorgt de school voor straf’. Vijftien procent van de ouders ziet een minder grote rol voor zichzelf als ouder: ‘Iemand van de opleiding spreekt mijn kind aan en regelt het met hem of haar. Ik hoef daar niet bij betrokken te worden’. Bijna geen enkele ouder (3%) is het ermee eens dat ‘het de verantwoordelijkheid van mijn zoon/dochter is om naar school te gaan, daar hoeft de opleiding zich niet mee te bemoeien’. Ouders zijn behoorlijk eensgezind over de reactie op deze situatie. Ouders van een kind met MBO 1-2 opleiding zien iets vaker een rol voor zichzelf dan ouders van MBO 3-4 leerlingen. Een deel van de ouders (9%) ziet een andere ideale reactie van de MBO opleiding, die gaat vooral in op het woord straf waar sommigen het niet mee eens zijn, en veel ouders geven aan dat de opleiding samen met de ouders en het kind moet zoeken naar een oplossing, niet alleen met het kind of alleen met de ouders. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘De opleiding spreekt aan, stelt mij op de hoogte, ik zorg in overleg met school voor sanctie.’ ‘De school regelt het met hem, maar bij regelmatig verzuim wil ik het wel graag weten.’ ‘Iemand van de opleiding spreekt haar aan, stelt mij op de hoogte en laat haar de gemiste uren inhalen (dat is geen straf). Als het vaker gebeurt, volgt er pas straf.’ ‘Iemand van de opleiding spreekt mijn kind aan, stelt mij op de hoogte zodat ik hierover met mijn kind in gesprek kan gaan. Straffen deed men in de Middeleeuwen.’ ‘Ik verlang dat de school mij terstond in kennis stelt en zowel de school als ik praten met het kind, natuurlijk krijgt zij straf van beide partijen. Jullie zijn te makkelijk hier!’
34
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
‘Leerkracht spreekt student aan, licht ouder in en bij herhaling straf van de school en van ouder (samenwerking).’ ‘Ik wil overal van op de hoogte gebracht worden en bepaal zelf of er gestraft wordt!’ Figuur 1.23 ‘Stel uw zoon/dochter heeft verzuimd, hoe wilt u het liefst dat de mbo opleiding reageert?’, naar MBO niveau kind
MBO 3-4
MBO 1-2
0
20
40
60
80
% 100
Opleiding spreekt mijn kind aan, stelt mij op hoogte en bij herhaling zorgt school voor straf Opleiding spreekt mijn kind aan en regelt het met hem/haar Is verantwoordelijkheid van mijn zoon/dochter zelf, hoeft opleiding zich niet mee te bemoeien anders weet niet, geen antwoord
Een ander belangrijk onderwerp op het MBO zijn de stages, wie vinden de ouders dat er verantwoordelijk zijn als het de jongere niet lukt een stage te vinden? Ouders hebben een antwoord gegeven op de volgende vraag: ‘Stel uw zoon of dochter kan geen stageplek vinden, wat moet er gebeuren volgens u?’. Vier op de tien ouders vinden dat het kind initiatief moet nemen om de school om hulp te vragen, dit aandeel ligt met 47% onder niet-westerse allochtone ouders duidelijk hoger dan gemiddeld. Een kwart van alle ouders vindt dat de mentor hen als ouder hierover moet informeren zodat ze samen een stageplek of een andere oplossing kunnen zoeken. Vooral autochtone ouders vinden dit een goede manier, 37% wil dat de school via deze manier reageert. Hiernaast vindt nog 20% van de ouders dat de school ervoor moet zorgen dat hun zoon/dochter een stageplek krijgt.
35
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.24 Stel uw zoon/dochter kan geen stageplek vinden, wat moet er volgens u gebeuren? Naar herkomst ouders
100
%
80 60 40 20 0 autochtonen
westerse allochtonen
niet-westerse allochtonen
gemiddeld
weet niet, geen antwoord anders school moet zorgen dat mijn zoon/dochter een stageplek krijgt mentor moet mij informeren zodat we samen een stageplek/andere oplossing zoeken mijn kind moet de school om hulp vragen
1.7 Verschillen tussen opleidingen Er zijn bij enkele vragen over de MBO opleiding duidelijke verschillen tussen verschillende 3 vestigingen zichtbaar . e
1 jaars: van de Sande Bakhuijzenstraat en Wibautcollege springen er positief uit e Onder de 1 jaars ouders springen er twee scholen duidelijk positief uit: de van de Sande Bakhuijzenstraat (ROC ASA) en het Wibautcollege (ROC ASA). Op deze opleidingen worden bijna alle ouders benaderd: ruim 50% zegt te zijn uitgenodigd voor een 10e minutengesprek. Ruim 80% van de 1 jaars ouders op deze opleidingen vindt dat ze voldoende worden betrokken bij de opleiding van hun kind. Ook springt een opleiding eruit in negatieve zin, op de Dongestraat geeft meer dan 50% van de ouders aan dat ze niet worden betrokken bij de opleiding van hun kind. Ook is de meerderheid van de ouders ontevreden in de mate waarop ze betrokken worden bij de opleiding.
3
36
Het gaat hier om locaties waar studenten ten tijde van het onderzoek (schooljaren 2010/’11 en 2011/’12) naar school gingen, deze locaties kunnen nu gesloten zijn.
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.25 Tevredenheid 1e jaars ouders met betrokkenheid bij de opleiding naar locatie opleiding (procenten, n=527)
totaal Dongestraat (ROC ASA) Korte Ouderkerkerdijk (ROCvA) Naaldwijkstraat (ROCvA) Media College (Contactweg) Fraijlemaborg (ROCvA) Gaasterlandstraat (ROCvA) J.H. Hisgenpad (ROCvA) De Boelelaan (ROC ASA) Da Costastraat (ROCvA) Tempelhofstraat (ROCvA) Delflandlaan (ROCvA) ROC Airport (ROCvA) WibautCollege (ROC ASA) Van de Sande Bakhuijzenstraat (ROC ASA)
% 0
ja, soms te veel
ja, precies goed
20 40 60 80 100 nee, te weinig weet niet, geen antwoord
Latere jaars: Dongestraat betrekt ouders nu duidelijk beter Bij de ouders van latere jaars studenten springt vooral het J. H. Hisgenpad er negatief uit. e Ruim 75% van de ouders vindt dat ouder tijdens het 1 jaar en momenteel te weinig betrokken worden bij de opleiding. Het Wibautcollege springt er ook bij de latere jaars ouders positief uit. Opvallend is dat de Dongestraat een enorme verbeterslag heeft e gemaakt, vonden ouders dat zij in het 1 jaar van hun kind de opleiding nog regelmatig te weinig werden betrokken, momenteel vindt ruim 60% dat ze voldoende betrokken worden bij de opleiding. Bij de Da Costastraat, de Boelelaan, Fraijlamaborg, Media College en ROC Airport is het e contact ten opzichte van het 1 jaar juist verslechterd volgens de ouders.
37
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 1.26 Tevredenheid laterejaars ouders met betrokkenheid bij de opleiding in het 1e jaar naar locatie opleiding (procenten, n=406)
totaal J.H. Hisgenpad (ROCvA) Delflandlaan (ROCvA) Zocherstraat (ROCvA) Tempelhofstraat (ROCvA) Naaldwijkstraat (ROCvA) Korte Ouderkerkerdijk (ROCvA) ROC Airport (ROCvA) De Boelelaan (ROC ASA) Dongestraat (ROC ASA) Media College (Contactweg) Gaasterlandstraat (ROCvA) Fraijlemaborg (ROCvA) Da Costastraat (ROCvA) WibautCollege (ROC ASA)
% 0
20
ja, soms te veel nee, te weinig weet niet, geen antwoord
40
60
80
100
ja, precies goed weet niet, zoon/dochter in 1e jaar
Figuur 1.27 Tevredenheid laterejaars ouders met betrokkenheid bij de opleiding momenteel naar locatie opleiding (procenten, n=406)
totaal J.H. Hisgenpad (ROCvA) Zocherstraat (ROCvA) De Boelelaan (ROC ASA) Naaldwijkstraat (ROCvA) ROC Airport (ROCvA) Delflandlaan (ROCvA) Media College (Contactweg) Korte Ouderkerkerdijk (ROCvA) Tempelhofstraat (ROCvA) Da Costastraat (ROCvA) Gaasterlandstraat (ROCvA) Fraijlemaborg (ROCvA) WibautCollege (ROC ASA) Dongestraat (ROC ASA)
% 0
ja, soms te veel nee, te weinig
38
20
40
60
ja, precies goed weet niet, geen antwoord
80
100
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
2 Medewerkers MBO
Ook medewerkers van het MBO hebben hun mening gegeven over de ouderbetrokkenheid op hun MBO opleiding. Dit hebben vijftien opleidingsmanagers en 64 studieloopbaanbegeleiders gedaan door middel van het invullen van een enquête. Vervolgens zijn er met vier opleidingsmanagers en vier studieloopbaanbegeleiders nog verdiepende interviews gehouden over de dagelijkse praktijk op hun opleiding. In dit hoofdstuk komt eerst de algemene tevredenheid met de eigen opleiding en het belang dat medewerkers hechten aan ouderbetrokkenheid aan bod. Hierna gaan we dieper in op hoe het MBO de ouders bij de opleiding betrekt. In de volgende paragraaf komt de houding van de ouders ten opzichte van het MBO aan bod. In de laatste paragraaf wordt het ideaalbeeld van contact tussen het MBO en de ouders beschreven.
2.1 Medewerkers geven hun opleiding een 6,9 De opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders geven hun opleiding gemiddeld een 6,9. Zeven medewerkers geven hun eigen opleiding geen cijfer en zeven medewerkers geven een onvoldoende. Het meest gegeven cijfer is een 8, 27 medewerkers (38%) geven de eigen opleiding een 8. Figuur 2.1 Het cijfer voor de MBO opleiding waar de medewerker momenteel werkzaam is (procenten)
40
%
35 30 25 20 15 10 5 0 2
3
4
5
6
7
8
9
Van de zeven medewerkers (9%) die de opleiding een onvoldoende geven leggen drie hun antwoord uit. Zij geven aan dat er sprake is van mismanagement, geen goede samenwerking en dat men veel achter de feiten aanloopt. De gegeven antwoorden zijn:
39
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
‘Er is een nieuwe projectleider die niet uit het onderwijs komt die een veranderingsproces moet leiden; er zijn veel beslissingen van boven af. Studenten zijn top!’ ‘Er is sprake van mismanagement waardoor diverse leerlingen wegens motivatieproblemen de opleiding inmiddels hebben verlaten’. ‘Qua programma kan ik het niet beoordelen, maar ik ervaar dat de docenten erg ad hoc werken. Ook wordt er te weinig geanticipeerd op zaken die gaan komen, waardoor men altijd druk is met achter de feiten aanlopen. Tevens is er nauwelijks sprake van samenwerking omdat men teveel gericht is op de eigen mentorgroep. Op individueel gebied doen veel mensen erg hun best, maar doordat de handen niet samen worden geslagen komt dit onvoldoende uit de verf.’ Van de 36 medewerkers die een 6 of een 7 hebben gegeven hebben er 14 hun antwoord toegelicht. Velen van hen geven aan dat er een kwaliteitsverbetering binnen de opleiding bezig is, maar dat deze nog niet afgerond. Verder zijn sommige voorzieningen niet goed wat negatief doorwerkt op de lessen. Hiernaast wordt de hoge werkdruk genoemd. Enkele gegeven antwoorden zijn: ‘De sfeer is ontspannen; medewerkers zijn betrokken bij de studenten en bij hun vakgebied. Er vallen teveel studenten voortijdig uit, vooral door een verkeerd beroepsbeeld. Dat aantal moet omlaag.’ ‘Structuur van de opleiding is nog niet goed en er wordt te weinig aandacht besteed aan loopbaanbegeleiding.’ ‘Vakinhoudelijk zou ik een 7,5 geven, maar de omstandigheden rond de lessen zijn ondermaats. Er zijn te veel roosterwijzigingen op het laatste moment. Er is niet altijd een OLC, het gebouw is gehorig en slecht geventileerd, tijdig installeren van software lukt niet.’ ‘We zijn op de goede weg maar er moet nog veel gebeuren.’ Van de 29 deelnemers die een 8 of hoger hebben gegeven lichten 12 hun antwoord toe. Zij zijn enthousiast over de samenwerking binnen het team, de leidinggevende en de betrokkenheid bij studenten. Ook noemen de medewerkers vaak externe evaluaties als argument voor het hoge cijfer; het inspectierapport was goed, of de verzuimcijfers zijn laag en de verzuimaanpak is met groen beoordeeld. Enkele gegeven antwoorden zijn: ‘Betrokken en gemotiveerd team. Cijfer voor de opleidingsmanager: een 9. Leuke studenten. Met betere leerfaciliteiten krijgt de opleiding een 9+.’ ‘Goede vakinhoud, goede leerlingbegeleiding, steeds betere externe contacten en verbetering mogelijk richting ouders.’ ‘Onze meetbare output is bijzonder hoog: laag vsv, veel gediplomeerden, laag ziektepercentage, weinig veiligheidsbedreigende incidenten, goede sfeer, tevreden studenten en een beleid en uitvoering ervan waarin kernwaarden als liefde, vertrouwen, veiligheid en contact duidelijk zicht- en voelbaar zijn. Door alle organisatielagen heen.’ ‘Wij hebben een goede aanpak van verzuim, met leerplicht en zorg in huis. Wij hebben ook groen gekregen voor deze aanpak.’ Meerderheid ziet het belang van ouderbetrokkenheid In de interviews bleek dat de meeste medewerkers het betrekken van de ouders heel belangrijk vinden. Ze zien een duidelijke meerwaarde van het betrekken van ouders om leerlingen te stimuleren vanuit huis. Een enkele docent vindt het niet belangrijk en focust
40
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
zich liever op de student zelf. Sommige medewerkers vinden wel dat er soms te weinig tijd is om ouders ook echt goed te betrekken bij het onderwijs.
‘Ouderbetrokkenheid is heel belangrijk. MBO studenten zijn geen volwassenen, geen jong volwassenen, het zijn pubers-plus! Ze hebben juist veel aandacht van school nodig, interesse in hun privé wereld zodat je ook die kant van een leerling ziet. Daarom is het belangrijk dat wij een kleine school zijn waar leerlingen gekend worden, geen leerfabriek met 4.000 leerlingen. Leerlingen moeten deel uitmaken van een minimaatschappij op school, dan raken de ouders ook vanzelf betrokken. Daar is het MBO ook de fout in gegaan, om leerlingen deelnemer te noemen; bij een EHBO cursus ben je een deelnemer, op school ben je een leerling.’ (OM)
‘Op het moment dat het niet goed gaat met de voortgang van het kind dan moet ouderbetrokkenheid prioriteit krijgen, daarmee verlicht je automatisch je taak als SLB-er en voorkom je voortijdig schooluitval. De ouder kan daadwerkelijk de ondersteuner zijn. Je kan wel tien keer tegen een leerlingen zeggen dat ze op tijd moeten komen. Maar als ouders de kinderen niet ondersteunen (omdat ze niet weten dat hun kind te laat komt) dan ben je aan een door paard aan het trekken.’(OM)
‘Ik had een gesprek met de vader van een 1e jaars meisje, hij sprak erg moeizaam Nederlands. Het ging in het begin helemaal niet goed met die leerling, hij zei tijdens het gesprek “nee, isnie goed, isnie goed”. Na het gesprek dacht ik ojee, wat heb ik gedaan? Die man gaat haar allemaal straf geven of weet ik veel. Ik had er een naar gevoel over. Maar haar aanwezigheid is omhoog gegaan en het gaat nu echt beter. Bij het 2e gesprek was hij weer gekomen en hadden we een fijn gesprek. Nu voor het 3e gesprek kwam de leerling naar me toe: “mijn vader kan er niet bij zijn, hij vindt het heel erg, kunnen we een andere afspraak maken”? Dus blijkbaar vinden ze het nu allebei belangrijk en het gaat nu veel beter met deze leerling.’ (SLB-er)
‘De student en de school hebben er belang bij als er betrokkenheid is van huis uit, het is een meerwaarde bij het succesvol zijn van studenten. Het is toch anders dan de universiteit.’ (SLBer)
‘Ik vind het contact met de leerling heel belangrijk, zijn sterke en zwakke punten kennen. Als dat goed zit heb je de ouders niet nodig. Ik steek liever mijn energie in de leerling. ‘(SLB-er)
In het begin was er veel weerstand, ik vond dat we de leerling moesten beschermen. Maar ik zie nu ook dat het effect heeft als ik wel contact heb met de ouders. Dat een leerling vaker op school komt en dat de resultaten verbeteren.’ (SLB-er)
2.2 Studieloopbaanbegeleiders nemen op veel verschillende manieren contact op met ouders De uitgangspunten van de MBO opleiding als het gaat om ouderbetrokkenheid zijn volgens de medewerkers divers en vaak niet vastgelegd. De opleidingsmanagers geven onder andere aan dat er een verschil is tussen de benadering van ouders van jongeren onder de 18 en boven de 18. Ouders van 18+ jongeren worden vanuit de school minder betrokken. Hiernaast geven verschillende opleidingsmanagers aan dat ouders worden betrokken als er incidenten of problemen zijn met leerlingen. Ook wordt er verschillende malen gezegd dat ouders worden uitgenodigd
41
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
voor voorlichtingsavonden, tien minuten gesprekken en dat ouders op de hoogte worden gehouden door brieven. Voorbeelden van gegeven antwoorden zijn: ‘Bij minderjarige leerlingen wordt de leerplichtwet gevolgd en ouders betrokken bij het leerproces van hun kind d.m.v. informatie en gesprekken. Bij meerderjarige leerlingen worden in principe de ouders op de hoogte gesteld van de vorderingen van de leerling, tenzij de leerling daar geen toestemming voor geeft. Komend schooljaar worden er thema-avonden voor ouders georganiseerd rond thema's die voor jongeren belangrijk zijn (schulden, gebruik sociale media enz). Er worden nu al informatieavonden voor ouders georganiseerd en ze worden regelmatig uitgenodigd voor oudergesprekken.’ ‘Eerst moet het programma/examinering + communicatie naar leerlingen op orde. Dan kunnen we aandacht besteden aan ouders en omgeving.’ ‘Mijns inziens zijn dat: - ouders zijn verantwoordelijk tot 18e jaar - ouders zijn altijd welkom - ouders mogen altijd contact opnemen met school i. v. m. vorderingen van hun kind - ouders worden betrokken bij het proces als er ontsporingen dreigen.’ ‘De uitgangspunten zijn niet expliciet geformuleerd. We streven naar betrokkenheid van de ouders, maar zouden daar meer gericht op moeten inzetten.’ 53 van de 64 studieloopbaanbegeleiders vertellen wat volgens hun de uitgangspunten van de ouderbetrokkenheid op de eigen opleiding zijn. Een aantal medewerkers zeggen dat er geen duidelijke uitgangspunten binnen hun opleiding geformuleerd zijn. Er wordt vaak verschil gemaakt tussen ouders van jongeren die ouder dan 18 en jonger dan 18 zijn. De algemene regel lijkt dat er geen contact met ouders van 18+ jongeren wordt opgenomen als de jongeren dit niet willen. Ongeveer een kwart van de studieloopbaanbegeleiders geven onduidelijke uitgangspunten aan zoals ‘ouders zoveel mogelijk betrekken bij de opleiding’ of ‘je kan ouders spreken dat hoeft niet’ en ‘voor een beter resultaat is het belangrijk de ouders bij de opleiding te betrekken’. De overige studieloopbaanbegeleiders (ongeveer de helft) noemen concrete acties over hoe de opleiding de ouders betrekt, dit varieert van een jaarlijkse uitnodiging voor een informatieavond tot een heel stappenplan in het betrekken van ouders. Voorbeelden van de antwoorden zijn de volgende: ‘Uitgangspunten zijn mij onbekend. Mentoren nemen contact op als zij zelf denken dat dat nodig is. Vorig jaar is er voor het eerst een ouderavond georganiseerd.’ ‘Absentie verminderen en de begeleiding van de studenten verbeteren.’ ‘Ik bespeur (nog) geen duidelijke visie als het gaat om ouderbetrokkenheid. Ouders worden betrokken bij studenten onder de 18 en bij grote probleemgevallen, ook als de student boven de 18 is (met toestemming van de student uiteraard). Indien gewenst worden ouders erbij betrokken om een student "aan boord te houden" (dat is wel mijn missie als SLB-er en docent).’ ‘Ouders zoveel mogelijk erbij betrekken, ook als is deelnemer nog geen 18.’ ‘Ouders op hoogte van verzuim stellen (elke dag bellen). Ouders verplicht laten komen op ouderavond of andere tijd dat ouders schikt voor gesprek bij coördinator leerlingzaken als absentie en studieresultaten slecht zijn.’ ‘1) Voor aanvang opleiding voorlichting op school voor ouders. 2) Bij start opleiding worden alle ouders uitgenodigd en alle noodzakelijke info gegeven. 3) 10 minuten gesprekken. 4) Formulier door ouders laten invullen "Herstelmelding" als zoon/dochter na ziekte weer op school komt geven ze het formulier aan hun mentor. 5) We bellen regelmatig met ouders indien noodzakelijk. 6) Via de reguliere post worden ouders geïnformeerd.’
42
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Tijdens de verdiepende interviews valt op dat de gesproken opleidingsmanagers een zeer duidelijk beeld hebben over hoe ouders op hun opleiding betrokken worden. Onder de studieloopbaanbegeleiders is dit minder duidelijk. Over nieuw beleid zijn zij soms wat kritisch, er worden dingen ingevoerd zonder dat hun mening wordt gevraagd, of er is weinig duidelijkheid over het beleid. Twee voorbeelden hiervan zijn: ‘Er is geen mentorbeleid, toen ik hier vijf jaar geleden kwam was er helemaal niks bekend. Je wordt gewoon een beetje in het diepe gegooid, je moet zelf maar kijken hoe je mentorlessen regelt en wanneer je contact opneemt met ouders.’ (SLB-er)
“Sinds vorig jaar is er een nieuwe manager, het is denk ik zijn visie dat er ouderparticipatie is ingevoerd. We zijn er als docenten minimaal bij betrokken. Het kwam opeens, je moet dit vanaf nu doen. Wij waren daar in het begin fel op tegen, moet je niet even overleggen? Voorheen namen we nooit contact op met ouders, wegens de privacy van de leerling enzo. Nu sturen we brieven en bellen we na. We zien nu ook eigenlijk wel de positieve kanten ervan.’ (SLB-er)
Medewerkers nemen op verschillende manieren contact op met ouders Ruim 90% van de medewerkers zegt contact op te nemen met ouders als er iets aan de hand is, ook worden op bijna alle opleidingen alle ouders uitgenodigd op school. Dit geldt voor ouders van jongeren van jonger dan 18 en van ouder dan 18. Hiernaast zegt minimaal 60% van de medewerkers dat ze ouders informeren (zie figuur 2.2). Figuur 2.2 Manier waarop medewerkers van het MBO contact opnemen met ouders, meerdere antwoorden mogelijk (procenten)
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 we nemen contact we nodigen ouders op als er iets aan uit op school de hand is
we informeren ouders
we betrekken ouders niet
Ruim 80% van de medewerkers heeft contact met ouders via brieven en/of telefoon en/of nodigen ouders uit. Hiernaast noemen medewerkers dat ze mailen met de ouders of dat ze het contact via de (18+) studenten laten lopen. De ruime meerderheid van de medewerkers (77%) zegt dat ouders standaard worden uitgenodigd voor informatiebijeenkomsten. Hiernaast zegt 60% van de medewerkers dat ouders standaard worden uitgenodigd voor oudergesprekken. Acht procent van de medewerkers zegt dat ouders niet standaard worden uitgenodigd op de MBO opleiding. Overige redenen om ouders uit te nodigen zijn bij veel verzuim, als er leerproblemen zijn of bij presentatieavonden van studenten.
43
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.3 Momenten waarop ouders worden uitgenodigd op school (procenten)
ouders standaard uitgenodigd voor informatiebijeenkomst ouders standaard uitgenodigd voor oudergesprekken ouders standaard uitgenodigd voor andere redenen
ouders niet standaard uitgenodigd % 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Tijdens de verdiepende gesprekken werd duidelijk hoe het betrekken van ouders er op de verschillende opleidingen uitziet. Ook wordt duidelijk welke combinaties van acties regelmatig voorkomen. In tabel 2.4 is een overzicht te zien van veel voorkomende acties per opleiding volgens de opleidingsmanager (OM) en studieloopbaanbegeleider (SLB-er). De opleidingsmanagers beschrijven meer acties die worden uitgevoerd op hun school om ouders te betrekken dan dat studieloopbaanbegeleiders beschrijven. Het zou goed kunnen dat er op de scholen van de opleidingsmanagers ook meer acties worden uitgevoerd, de opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders komen van verschillende scholen. Mogelijk waren vooral opleidingsmanagers die veel aandacht besteden aan ouderbetrokkenheid genegen om mee te doen met een aanvullend gesprek. Informatieavond door leerlingen succesvol e Op de meeste scholen is er aan het begin van het jaar een informatieavond voor 1 jaars ouders. Soms organiseren de leerlingen deze avond als onderdeel van hun studie, ze moeten dan aan hun ouders uitleggen wat de beroepsperspectieven zijn en hoe de opleiding werkt. De docenten van het MBO zijn erg positief over deze avonden en de opkomst. Ook als de leerlingen het niet organiseren is er vaak een introductieavond. Dan is er een praatje van de opleidingsmanager en is het een moment dat de studieloopbaanbegeleider ouders spreekt en hen uitleg geeft over het komende jaar. Vaak is het een combinatie van een avond door leerlingen inclusief voorlichting vanuit de opleiding.
44
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
‘Ouders worden uitgenodigd voor het project oriënteren op beroep. Leerlingen presenteren zich aan ouders en verzorgen de hele avond, de aankleding van het lokaal, hapjes en drankjes, noem maar op. Dat is altijd een succes, 60%-70% van de ouders komt dan. Dit jaar ging het niet door want ik was ziek. Bij de MBO 3 opleiding gebeurt het sowieso niet, daar vinden ze het niet nodig’. (SLB-er)
‘We hebben rond kerst een ouderinformatieavond waar leerlingen hun eerste producten laten zien. De avond verzorgen de leerlingen zelf voor hun ouders, het is altijd fantastisch. We voegen een brief bij de uitnodiging van de leerlingen zelf. Naast hun presentaties over wat de opleiding inhoudt geven ik en de teamleider een voorlichting over wat de rapportage inhoudt en wat hun rol als ouder is. Dit jaar hebben we ook informatie gegeven over de studiemeter (daarin staat of leerlingen nog extra zelf thuis moeten trainen voor taal of rekenen). Ouders wisten dat niet. Na de ouderavond ging de frequentie en de aantallen leerlingen die er gebruik van maakten duidelijk omhoog. Een positief en meetbaar effect!’ (OM)
Ouderavonden slecht bezocht Daarnaast zijn er op verschillende MBO opleidingen ouderavonden. Hier zijn de meningen gemengd over, de opkomst valt soms erg tegen. ‘Ouders krijgen per brief een uitnodiging voor de rapportbespreking/ouderavond. Van de 20 ouders komen er dan 5 of 6. De rest is ongeïnteresseerd of wat dan ook.’ (SLB-er)
‘We hebben twee keer per jaar ouderavond. Ouders krijgen een uitnodiging en een strookje naar het huisadres. Leerlingen worden ook uitgenodigd, die krijgen in de klas een brief. We hebben een wisselende opkomst bij de ouderavonden, het hangt af van de SLB-er. Als die de lijst krijgt en ouders gaat bellen komen er duidelijk meer ouders.’ (OM)
‘Ouders mogen in plaats van 10-minuten gesprekken ook bellen met de docenten. Daar wordt steeds meer gebruik van gemaakt.’(OM)
‘We hebben geen 10-minuten gesprekken. Dat gaat te ver voor het MBO onderwijs, we willen de leerlingen wel zelfstandig krijgen.’ (OM)
In alle gesprekken geven de geïnterviewden aan dat er regelmatig wordt gebeld met de ouders. Bijvoorbeeld als het niet goed gaat met de leerling of als ouders niet komen op algemene informatieavonden. Daarnaast zijn er op verschillende MBO opleidingen nog andere acties om ouders te betrekken bij de opleiding, bijvoorbeeld door ouders uit te nodigen bij de intake, door regelmatig nieuwsbrieven te sturen of via een digitaal systeem waar de vorderingen van de leerling worden bijgehouden en waar ouders kunnen inloggen. Ook zeggen medewerkers dat ze soms te laat zijn met het betrekken van ouders.
45
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
‘We sturen 3 á 4 keer per jaar een nieuwsbrief (met algemene info, vakantiedagen, welke docenten langdurig ziek zijn, etc.) met de voortgangsrapporten mee naar het huisadres’. (OM)
‘De SLB-er zou actief contact moeten zoeken met de ouders die niet op een ouderavond zijn, maar dan ben je dus een dag of dagdeel aan het bellen, de een doet dat, de ander niet.’ (OM)
‘Soms houden kinderen informatie achter (rapporten etc.) maar ze worden opgevolgd door een uitnodiging van de ouderavond. Er komt een moment dat we erachter komen dat kinderen het achterhouden, als de ouders niet komen dan we bellen na.’ (OM)
De stap om daadwerkelijk te bellen wordt voor de SLB-ers soms als belastend ervaren. Maar als ze het doen, dan is het positief. Ook SLB-ers moeten hun vaardigheid daarin ontwikkelen.’ (OM)
‘Soms laten SLB-ers het te veel lopen. Dan is het feit dan een student moet stoppen een donderslag bij heldere hemel voor de ouders. Dan heeft de leerling thuis te weinig gecommuniceerd hoe het ervoor staat. Maar dan hebben wij ook steken laten vallen. Zeker als een leerling in het 3e jaar zit want dan verwacht je als ouders nog een half jaartje en is het klaar. Dan hebben wij steken laten vallen.’ (SLB-er)
‘Ons eerste contactpersoon is de leerling. We hadden laatst een incident met een leerling van 16, zij kreeg een contract mee naar huis dat de ouders moesten ondertekenen. Toen belde die ouders op, wat is hier aan de hand? Waarom horen we niet iets eerder iets van jullie? We moeten als opleiding misschien dan toch ook ouders iets eerder bellen.’ (SLB-er)
‘Wij betrekken ouders niet bij de opleiding. Ook niet als er iets is met de leerling, het ligt eraan. Als ouders het willen dan nemen zij contact op met ons.’ (SLB-er)
‘Soms zoeken we pas contact als er iets aan de hand is en dan ben je eigenlijk al te laat.’ (OM)
Tabel 2.4 Activiteiten om ouders te betrekken van geïnterviewde opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders OM OM OM OM SLB-er SLB-er SLB-er SLB-er (MBO 4) (MBO 3/4) (MBO 2/3/4) (MBO 2/3) (MBO 4) (MBO 3) (MBO 3) (MBO 2) uitnodiging nee nee ja nee nee nee nee nee intake brief met info begin van het ja ja nee nee nee nee jaar jaarlijks uitnodiging ja, begin ja, begin van 1e jaar 1e jaar ja nee ja informatieavond van jaar meestal het jaar 4 x per 2x per ja, 2x per ja 2 x ja 2 x ouderavonden nee nee nee jaar jaar jaar per jaar per jaar ja, 3/4 x per jaar brief n.a.v. rapporten nee nee nee nee nee nee naar rapport huisadres ja, bij de nieuwsbrief nee nee nee nee nee nee nee rapporten ja, na ja vaak, ook ja, bijna een ja, nabellen? ja, soms op gesprek ja, altijd soms soms negatief iedereen meestal laten komen advies digitaal systeem waar ouders ja, via ja, via nee nee nog niet ja nee nee vorderingen leerling leerling kunnen zien
46
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Men neemt contact op met ouders als jongere verzuimt Ruim een derde van de medewerkers (37%) zegt altijd contact op te nemen met een ouder als een jongere veel verzuimt. Zij geven wel aan dat als jongeren expliciet hebben gevraagd geen contact op te nemen dit soms niet te doen. Gegeven antwoorden van deze groep zijn: ‘Hangt ervan af of de jongere heeft aangegeven dat contact met ouders wenselijk is of niet en of de jongere een startkwalificatie heeft of niet.’ ‘Ik vind dat iedereen die zich heeft ingeschreven voor de opleiding het (jaar) af moet maken. Bovendien vind ik het prettig als de ouders op de hoogte zijn van verzuim van hun kind, ook als de student ouder is dan 18 jaar.’ ‘Of we nemen contact op met zorgcoördinator.’ ‘Het is een wettelijke verplichting, maar dit doen we tot 23 jaar.’ Nog eens ruim een derde van de medewerkers zegt contact op te nemen met de ouders van jongeren tot 18 die veel verzuimen. Deze medewerkers geven aan dat ze in ieder geval contact opnemen met ouders van jongeren tot 18 en soms met ouders van boven de 18, bijvoorbeeld als een jongere dat goed vindt of als de jongere nog thuis woont. Zij zeggen bijvoorbeeld: ‘Deelnemers vanaf 18 jaar moeten vooraf toestemming geven alvorens je contact mag opnemen met hun ouders. Ook is het niet altijd raadzaam om bijvoorbeeld naar allochtone ouders te bellen.’ ‘Ik wil vanaf volgend schooljaar ook ouders gaan informeren van leerlingen die ouder zijn dan 18, uiteraard wel in overleg met de leerling.’ ‘Maar wij proberen vaak eerst de leerling te bereiken om hun de keuze te geven om de probleem op te lossen. Brieven worden naar huis gestuurd en wij nemen aan dat ouders die zien. Ook hier gaat vaak veel tijd in zitten dus het gebeurt weleens slordig.’ ‘Er gaat altijd een brief naar huis en soms belt de SLB-er naar huis.’ Hiernaast zegt 22% soms contact op te nemen met ouders als jongeren veel verzuimen en drie procent neemt nooit contact op met ouders van jongeren die veel verzuimen. De toelichtingen van deze medewerkers zijn: ‘Bij deze opleiding gaat het om leerlingen tussen de 17 en 23 jaar. Boven de 18 leggen we de verantwoordelijkheid wat betreft verzuim vooral bij de leerling zelf. De leerling wordt hier wel met regelmaat op aangesproken in het loopbaangesprek of door de verzuimcoach.’ ‘De leerplichtambtenaar nodigt degene uit die veel verzuimt, samen met de ouders.’
47
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.5 Als een leerling veel verzuimt, neemt de studieloopbaanbegeleider dan contact op met de ouders? (procenten)
1% 3%
22% 37%
ja, altijd ja, als de leerling jonger dan 18 jaar is soms nooit weet niet/geen antwoord 37%
Tijdens de aanvullende gesprekken met opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders blijkt dat veelvuldig verzuim een belangrijke reden is om contact op te nemen met de ouders. Soms wordt dit door de studieloopbaanbegeleider gedaan, soms door de opleidingsmanager en soms door de verzuimcoördinator.
‘Ik verstuur brieven als leerlingen meer dan 30 uur hebben verzuimd (ongeacht of het geoorloofd of ongeoorloofd is). Dan regent het telefoontjes, dat is heel goed, dat is precies wat we willen.’ (OM)
‘We hebben een erg strikt verzuimbeleid, dat is heel goed. Ze krijgen brieven en worden uitgenodigd op school of bij de leerplichtambtenaar (met ouders als ze jonger dan 18 zijn). Het is zo strikt dat je op een gegeven moment van school moet, we houden bijna geen leerlingen meer over. Ik ben begonnen met 24 leerlingen en heb er nu 10 over aan het einde van het jaar. Dan zijn ze uitgevallen wegens het vele verzuim en komen ze soms via de achterdeur weer binnen.’ (SLB-er)
Vier op de tien medewerkers vindt dat ouders te weinig betrokken worden Van de medewerkers vindt de helft (52%) dat ouders precies goed betrokken worden bij de opleiding van hun kinderen, 37% vindt dat ouders te weinig betrokken worden. Vooral medewerkers die 3,5 tot 10 jaar werkzaam zijn op het MBO vinden dat ouders te weinig worden betrokken (58% van hen vindt dat). Vijf procent van de medewerkers vindt dat ouders te veel worden betrokken bij de opleiding. Er zijn geen verschillen tussen opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders.
48
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.6 Betrekken van ouders bij de opleiding, naar aantal jaren werkzaam op het MBO (procenten)
100
%
weet niet/geen antwoord
80
we proberen ouders te weinig te betrekken
60
we proberen ouders precies goed te betrekken we proberen ouders soms te veel te betrekken
40
20
0 3 jaar of minder (n=15)
3,5-10 jaar (n=33)
meer dan 10 jaar (n=28)
totaal (n=79)
De MBO opleiding kan ouders wel proberen te betrekken bij de opleiding, of er daadwerkelijk contact is met de ouders is een volgende stap. 58% van de medewerkers zou als MBO opleiding meer contact met ouders willen hebben. Ruim een derde (34%) vindt dit niet nodig. Van de medewerkers die meer contact met ouders niet nodig vinden noemt ongeveer de helft dat het contact nu precies goed is. Ongeveer de andere helft vindt dat de studenten zelf volwassen zijn en dat daarom hun ouders niet hoeven worden aangesproken. De gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Er is al voldoende contact via leerling volgsysteem, ouderavond en 10 min. gesprekken.’ ‘Wij hebben al regelmatig contactmomenten met ouders. Bij uitzonderlijke situaties nemen we ook contact op met ouders. Vaker zou niet hoeven als ouders al voldoende worden ingelicht. Ouders die niet betrokken zijn bij hun kinderen zijn moeilijker te bereiken, voor deze groep zou meer contact wel wenselijk zijn.’ ‘Zoals het nu gaat is er een redelijk evenwicht tussen de verantwoordelijkheid van de ouders en de verantwoordelijkheid van de leerling.’ ‘De meeste leerlingen zijn rond de 20, de meesten financieren hun opleiding zelf en/of wonen zelfstandig. Deze groep wil überhaupt geen ouderbemoeienis.’ Bijna de helft van de medewerkers die wel meer contact met ouders willen, willen meer contact met alle ouders. Hiernaast noemt 40% ouders van leerlingen die veel verzuimen als prioriteit en 35% ouders van zorgleerlingen. Ouders van leerlingen die te laat komen en ouders van overbelaste leerlingen worden minder genoemd. Medewerkers noemden onder ‘anders’ ook nog ouders van leerlingen met wie het goed gaat als ouders met wie ze meer contact zouden willen.
49
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.7 Ouders met wie de medewerkers nog contact zouden willen hebben, meerdere antwoorden mogelijk (procenten)
alle ouders ouders van leerlingen die veel verzuimen ouders van zorgleerlingen ouders van leerlingen die veel te laat komen ouders van overbelaste leerlingen anders % 0
10
20
30
40
50
60
Over hoe het contact er uit zou kunnen zien verschillen de meningen tussen opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders. Opleidingsmanagers vinden vooral dat ouders vaker zouden moeten komen als ze worden uitgenodigd (80% van de opleidingsmanagers vindt dit ten opzichte van 42% van de studieloopbaanbegeleiders). Ruim de helft van de studieloopbaanbegeleiders (56%) aan de andere kant wil graag meer ouders op school uitnodigen, terwijl maar een derde van de opleidingsmanagers dit wil. Figuur 2.8 De manier waarop het contact eruit zou kunnen zien, meerdere antwoorden mogelijk (procenten)
90
%
80 70 60 50 40 30 20 10 0 ik zou willen dat ik zou meer ouders ouders vaker komen op school willen als we ze uitnodigen uitnodigen opleidingsmanager (n=10)
50
ik zou meer huisbezoeken willen afleggen
anders
studieloopbaanbegeleider (n=36)
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
De redenen waarom de opleiding nog niet genoeg contact met ouders heeft volgens de medewerkers zijn tweeledig: een groep medewerkers noemt een oorzaak die bij de ouders ligt, deze zijn niet geïnteresseerd, moeilijk te bereiken of spreken de Nederlandse taal niet. Een andere groep medewerkers ziet problemen bij het MBO. Zo noemen veel medewerkers tijdgebrek een belangrijke reden voor het weinige contact met ouders. Ook vinden sommigen dat ze ouders liever in een vroeg stadium bij de opleiding betrekken en niet alleen als er problemen zijn. Antwoorden die gegeven zijn zijn de volgende: ‘Er zijn ouders die geen belangstelling lijken te hebben. Ze zijn blij dat hun kind het VMBO heeft afgemaakt en vinden dat hun 'taak' er op zit. Bij andere ouders is het een taalprobleem.’ ‘Ouders komen niet op de voorgestelde momenten en wij zijn slecht bereikbaar tijdens de lessen.’ ‘Ook dat kost extra tijd en aandacht en dat geld is er niet. We zitten al heel krap in personeel dat goed is en dat je kunt betalen.’ ‘Leerlingen doen hun best om het contact te voorkomen.’ ‘Niet alle studieloopbaanbegeleiders nemen contact op volgens afspraak.’ ‘Omdat het een lastig dilemma is wanneer studenten ouder zijn dan 18 jaar. Bij de beantwoording van de vorige vragen speelt dit dilemma ook. Soms zijn ouders of de thuissituatie zelf debet aan het feit dat de student verzuimt. Tijdens het eerste jaar wordt door studenten een informatieavond georganiseerd. De opkomst van ouders is dan minimaal.’ ‘Oudercontact vindt vooral plaats als er problemen zijn. Misschien ook handig om ouders bij de school betrekken als er geen problemen zijn (ouderavond is bijvoorbeeld maar 1x per jaar).‘ Tijdens de interviews komen dezelfde overwegingen naar voren als we vragen hoe de medewerkers het contact met ouders beoordelen. Sommigen vinden dat ouders te weinig doen, anderen vinden dat ze als MBO te weinig doen, weer anderen vinden het goed gaan zoals het nu gaat. Een barrière die meerdere begeleiders noemen is in hoeverre je als MBO rekening moet houden met de wensen van leerlingen. Wat te doen als leerlingen niet willen dat er contact met hun ouders wordt gezocht? ‘We moeten heel erg oppassen wat de wensen van leerlingen zijn, zij willen niet altijd dat er contact wordt opgenomen. Als mentor weet je wat de achterliggende problemen zijn. Als je dan de ouder gaat opbellen om te zeggen uw kind heeft te veel onvoldoendes, waardoor de situatie thuis nog erger wordt, dat wil je ook niet.’ (SLB-er)
Leerlingen vinden het vervelend als we contact met de ouders zoeken en daarmee weten ze dat we gelijk hebben. Je hoort ze mopperen, maar daarmee laten ze zien dat we gelijk hebben. Als leerlingen het echt niet willen met een goede reden kunnen ze daar specifiek om vragen. Dat is de afgelopen 5 jaar twee keer gebeurd, dan nemen we geen contact op met de ouders.’ (OM)
Ouders kunnen altijd met mij over hun kind praten Het oude idee dat ouders niet betrokken hoeven te worden bij de MBO opleiding omdat deze studenten bijna volwassen zijn, krijgt van de medewerkers geen steun. Slechts tien procent is het met deze stelling eens. De overgrote groep van de medewerkers is het hier (zeer) mee oneens. Ruim 90% van de medewerkers zegt dat als ouders met de studieloopbaanbegeleider willen praten, dit altijd mogelijk is (zie figuur 2.9).
51
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
leerlingen op het MBO als ouders met mij/de zijn al bijna volwassen, SLB-er willen praten het MBO hoeft geen over hun kind is dat altijd contact met ouders te mogelijk zoeken
Figuur 2.9 Mening over stellingen (procenten)
SLB (n=64)
OM (n=15)
SLB (n=64)
OM (n=15) % 0
zeer mee eens
mee eens
20 neutraal
40 mee oneens
60
80
100
zeer mee oneens
Uit de interviews blijkt wel dat er een verschil bestaat hoe de MBO’s omgaan met leerlingen jonger of ouder dan 18 jaar. ‘We zijn wel aan het schuiven met het idee over de leeftijd, eerst was 18+ eigen verantwoordelijkheid. Nu vinden we het toch belangrijk dat er ook vanuit thuis een stimulans komt om wel een diploma te halen, zeker als de leerlingen nog huis wonen.’ (SLB-er)
‘Ons contact is in principe met de leerling. We hadden gisteren een controle van de leerplicht, daarom hoorde ik vanochtend dat leerlingen jonger dan 18 zich niet zelf ziek mogen melden.’ (SLB-er)
‘We zitten natuurlijk ook met de leeftijd, leerlingen van 18 willen hun ouders niet meer meenemen. We nodigen in principe alle ouders uit, ook die van leerlingen van 18. Ze mogen daarna in hun gedrag laten zien dat het niet meer nodig is de ouders in te schakelen.’ (OM)
Over de kwaliteit van het contact dat de studieloopbaanbegeleider heeft met de leerlingen en de ouders verschillen de meningen van de studieloopbaanbegeleiders en de opleidingsmanagers. Studieloopbaanbegeleiders zijn veel positiever over hun eigen contact met zowel ouders als leerlingen dan opleidingsmanagers (zie figuur 2.10). Mogelijk is dit verschil aanwezig omdat ze een andere functie hebben en in die hoedanigheid ook een ander contact met ouders hebben. Het kan ook zijn dat de opleidingsmanagers een beter beeld hebben over hoe het contact bij alle SLB-ers is terwijl de SLB-er alleen over zijn eigen contact met ouders oordeelt. In het algemeen zijn mensen in soortgelijk onderzoek positiever over hun eigen gedrag dan over het gedrag van anderen.
52
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
ik heb/de SLB-er heeft over het algemeen goed contact met de leerlingen
ik heb/de SLB-er heeft over het algemeen goed contact met de ouders van de leerlingen
Figuur 2.10 Kwaliteit van het contact tussen SLB-er en ouders/leerlingen (procenten)
SLB (n=64)
OM (n=15)
SLB (n=64)
OM (n=15) % 0
zeer mee eens
20 mee eens
mee oneens
40
zeer mee oneens
60
80
100
neutraal weet niet/geen antwoord
In de verdiepende interviews hebben enkele studieloopbaanbegeleiders het ook over de pittige problematiek waarmee ze dagelijks geconfronteerd worden, bijvoorbeeld in de relatie tussen de ouders en de leerling. Ook dat heeft gevolgen voor hoe ze in hun dagelijkse praktijk omgaan met ouderbetrokkenheid. ‘Soms is er ook wel heel veel problematiek bij onze leerlingen, van financieel tot in de thuissituatie. Het kind zit dan in de situatie dat de vriend van de moeder zijn handen niet thuis kan houden en dat de moeder dan zegt “je zorgt zelf maar voor een slot op je kamer”. Zo’n moeder doet dan wel of ze heel betrokken is.’ (SLB-er)
‘De kinderen en ouders hebben onderling niet echt communicatie. Er is weinig betrokkenheid bij hun kinderen, geen interesse.’ (SLB-er)
‘Ouders komen ook bij mij met “hij is er nooit, ik weet het ook niet, ik heb geen grip meer!” Dan probeer ik ze naar de zorg of de schoolhulpverlening te brengen. Het is niet zo dat ze niet geïnteresseerd zijn maar er is een barrière, ze kunnen of durven niet.’ (SLB-er)
2.3 Wisselende opkomst ouders: bewuste keuze en betrokken SLB-er succesfactoren Medewerkers van het MBO kunnen natuurlijk proberen om ouders te bereiken, de vraag is of er vervolgens ook echt contact is met de ouders. Tachtig procent van de studieloopbaanbegeleiders zegt dat het vaak tot altijd lukt om ouders te bereiken. De opleidingsmanagers zijn hier iets sceptischer over, van hen zegt 60% dat dit vaak tot altijd lukt.
53
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.11 In hoeverre het lukt ouders te bereiken (procenten)
studieloopbaan begeleider (n=64)
opleidingsmanager (n=15)
% 0
20
40
60
80
lukt altijd om ouders te bereiken
lukt vaak om ouders te bereiken
lukt vaak niet om ouders te bereiken
weet niet/geen antwoord
100
In de interviews blijkt dat ook de taalbarrière soms een probleem is, dan bereiken ze ouders wel, maar kunnen ze nog steeds moeilijk communiceren. Als ouders geen Nederlands spreken dan lossen ze dit vaak op met collega’s die kunnen tolken. ‘Vaak bel ik op en is het heel moeizaam, dan versta je iemand bijna niet. Dan is het moeilijk contact te krijgen’. (SLB-er)
‘De leerling zou tolken bij het gesprek met haar moeder, maar ik moest slecht nieuws brengen, dus had op het laatste moment toch een collega erbij gevraagd. Toen zei de leerling stiekem tegen de collega, je gaat toch niet alles vertalen wat er besproken wordt? Er is echt een risico als leerlingen zelf tolken’. (SLB-er)
Ook als ouders uitgenodigd worden komen ze niet altijd. Bijna tweederde van de medewerkers (64%) zegt dat sommige ouders wel komen en andere niet. Ook hier is een duidelijk verschil tussen de mening van studieloopbaanbegeleiders en opleidingsmanagers. Van de laatste geeft een derde aan dat de ouders vaak niet komen terwijl slechts zeven procent van de studieloopbaanbegeleiders dit vindt.
54
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.12 In hoeverre ouders komen als ze uitgenodigd worden (procenten)
totaal
studieloopbaan begeleider (n=58)
opleidingsmanager (n=15) % 0 meestal komen ze wel
20
40
60
sommige komen wel, andere niet
80
100
meestal komen ze niet
Medewerkers die zeggen dat ouders meestal komen als ze worden uitgenodigd leggen uit dat het betrokken ouders zijn of ouders van jongeren met problemen die daarom komen. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Grotendeels zijn ouders bereikbaar en komen in het belang van hun zoon/dochter. Helaas zijn er ook ouders die om welke reden dan ook minder betrokken zijn in de voortgang zoon/dochter. Eén van deze reden is cultuurverschil.’ ‘De ouders komen niet meestal maar altijd!’ ‘Bij ons gaat het vooral om vsv-ers en studenten met problemen: ouders komen dan meestal wel mee.’ ‘De betrokkenheid van de ouders van onze leerlingen is erg groot.’ Medewerkers die zeggen dat sommige ouders wel komen en andere niet geven verschillende redenen hiervoor. Enkelen zeggen dat ouders van kinderen waar het goed mee gaat vaak wel komen en ouders van kinderen waar het minder goed mee gaat niet komen. Ook zeggen de medewerkers dat ouders vaak wel voor individuele gesprekken komen maar niet voor algemene ouderavonden. Als laatste hangt het ook af van de manier van uitnodigen, als het via de jongere zelf gaat lukt het minder goed om ouders te bereiken dan als ze het via brieven doen. Verschillende gegeven antwoorden zijn: ‘De ouders van de leerlingen waar het goed mee gaat komen wel. De ouders van leerlingen waar het niet goed mee gaat komen vaak niet.’ ‘Bij de informatieavond valt de opkomst tegen. Bij individuele gesprekken komen ouders meestal wel.’ ‘Gelet op de doelgroep binnen het beroepsonderwijs geven veel ouders aan vanwege werk (eigen onderneming) niet op het tijdstip, na school, te kunnen langslopen. Soms is de drempel te hoog voor sommige ouders.’ ‘De meeste ouders die je wilt spreken komen vaak niet.’ ‘Vaak willen leerlingen niet dat ouders betrokken worden en is er onvoldoende aandacht voor de rol die ouders kunnen spelen. Ik ben van mening dat het voor de
55
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
motivatie en schooluitval beter zou zijn als ouders vanaf de start en op regelmatige basis betrokken worden.’ ‘Via leerling uitnodigen werkt niet altijd; dan is schriftelijk beter. Jongeren informeren ouders namelijk niet altijd.’ ‘Ouders van met name Marokkaanse studenten komen weinig, de afgelopen jaren is het wel wat verbeterd.’ Medewerkers die zeggen dat ouders meestal niet komen als ze worden uitgenodigd zeggen het volgende: ‘Op een ouderavond komt maar 20 procent opdagen (leerlingen zijn 18 plus).’ ‘Ouders worden standaard uitgenodigd, de belangstelling is klein.’ Wisselende opkomst ouders: bewuste keuze en betrokken SLB-er succesfactoren Tijdens de verdiepende interviews blijkt ook dat de opkomst van ouders behoorlijk verschillend is. Op sommige opleidingen komen bijna alle ouders als ze uitgenodigd worden, op andere opleidingen komt bijna niemand. Het lijkt voor een deel te liggen aan hoe bewust leerlingen (en ouders) voor de opleiding hebben gekozen. Bij verschillende opleidingen waar bewust voor is gekozen zien de medewerkers van het MBO een duidelijk grotere betrokkenheid van de ouders. Hiernaast ligt de opkomst van ouders waarschijnlijk ook voor een deel aan hoe ouders worden uitgenodigd. Wordt er bijvoorbeeld nog nagebeld door de studieloopbaanbegeleider?
‘De informatie avonden worden goed bezocht, dat komt omdat de leerlingen heel bewust kiezen voor twee van onze drie opleidingen. Ook ouders zijn dan meer betrokken.’ (OM)
‘Veel van onze jongeren komen uit de regio en kiezen bewust voor deze opleiding. Bij de presentatieavond komt wel 80% van de ouders. Van de MBO 2 opleiding, waar juist veel Amsterdamse kinderen op zitten, kwam maar één ouder. Die moeten we toch nog explicieter gaan uitnodigen.’ (OM)
‘Bij drie van de vier klassen was er heel veel belangstelling voor de informatieavond. Van één klas waren er heel weinig ouders. Er is ook een erg negatieve sfeer in die klas.’ (SLB-er)
‘We hebben drie opleidingen en veel van onze studenten komen uit de regio. Van de defensie opleidingen komen heel veel ouders, van de politie opleiding komen er redelijk veel ouders, van de beveiliging komen er heel weinig ouders.’ (OM)
‘Bij de VM2 klas (versneld VMBO-MBO2 traject) is er veel meer betrokkenheid dan bij de reguliere opleiding, dat is een hele hechte groep met betere prestaties, ouders zijn meer betrokken.’ (SLB-er)
‘We hebben een wisselende opkomst bij de ouderavonden, het hangt af van de SLB-er. Als die de lijst krijgt en ouders gaat bellen komen er duidelijk meer ouders.’ (OM)
‘Er zijn verschillen in hoe SLB-ers ouders betrekken. In grote lijnen heb je twee soorten. De zijinstromers, die willen vooral dat de leerlingen goede werknemers worden, die letten minder op de pedagogische kant en meer naar de werkkring. Daarnaast heb je de echte docenten (opgeleid als docent), die letten meer op het totaalplaatje van de leerling en nemen daarin ook de ouder mee.’ (OM)
‘Het heeft ook te maken met de betrokkenheid van de SLB-er, hoeveel energie hij in iemand steekt. Maar, wij zijn een kleine school dus er is veel sociale controle tussen docenten. Als je als SLB-er je werk niet goed doet (en daar valt contact met ouders hebben onder) dan merken de vakdocenten het meteen en word je erop aangesproken.’ (OM)
56
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Als ouders niet komen als ze worden uitgenodigd reageren MBO opleidingen daar op verschillende manieren op. Vaak wordt er nogmaals contact gezocht met de ouders (bijvoorbeeld telefonisch, via een brief of via de e-mail) en soms wordt het Zorg Advies Team ingeschakeld. In andere gevallen wordt er niets gedaan door de medewerkers van het MBO. Medewerkers geven aan dat het verschilt of ouders niet komen voor een informatiebijeenkomst of voor een specifiek gesprek. Ook is er een verschil tussen jongeren ouder en jonger dan 18 jaar. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Als zij zijn uitgenodigd voor een individueel gesprek nodig ik ze opnieuw uit. Bij de presentatie info avond was het tot voor kort vrijblijvend. Komend jaar wil ik vooraf weten welke ouders niet kunnen komen, van de andere ouders verwacht ik hun aanwezigheid. Met ouders die niet kunnen maak ik een persoonlijke afspraak.’ ‘Bij informatiebijeenkomsten niveau 4 is dat best, als ze maar geïnformeerd zijn en zich welkom voelen. Bij niveau 2 denk ik dat ze er meer ondersteunend bij betrokken mogen worden.’ ‘Bij jonger dan 18 en het betreft verzuim dan is ook leerplicht ingeschakeld bij jonger dan 18 in probleemsituaties wordt schoolmaatschappelijk werk, schoolarts of ZAT ingeschakeld.’ ‘Dan gaan we langs.’ ‘We noteren de namen van diegenen die er wel waren.’ ‘Wel proberen om ze nog te bereiken, maar via de telefoon is het soms moeilijk, de nummers zijn niet bekend of veranderd. Ook schrijven we brieven, deze schijnen in de praktijk vaak door de leerlingen te worden onderschept. Kost veel tijd!!’ ‘Wij zijn behoorlijk overbelast en hebben vaak minder tijd om te investeren in ouders die geen reactie op brieven enz. geven.’ Ouders zoeken telefonisch contact over resultaten en verzuim Volgens de medewerkers zoeken ouders wel eens contact met de studieloopbaanbegeleider, dit gebeurt vooral telefonisch (96% noemt dat), maar ook via de e-mail (62%) of op andere manieren (11%) bijvoorbeeld door langs te komen of via de zoon of dochter. Het meest genoemde onderwerp waarover ouders bellen is de studievoortgang van de zoon of dochter. Ouders willen graag weten hoe hun kind ervoor staat. Daarnaast worden meldingen van absentie/verzuim en ziekte ook als voorkomende onderwerpen genoemd. Als laatste bellen ouders ook in geval van probleemsituaties met betrekking tot hun kind, zowel probleemsituaties op school als probleemsituaties thuis. Gegeven antwoorden zijn bijvoorbeeld: ‘Klachten over de opleiding en vragen over studievoortgang zoon/dochter.’ ‘Vaak maken ouders zich zorgen om hun kind omdat ze vinden dat ze veel thuis zitten. Ouders willen dan meer weten over invulling opleiding.’ ‘Zorgen, twijfels over de voortgang en verzuim. Soms om medische redenen.’ ‘Voortgang schoolprestaties van hun zoon/dochter. Als ze vragen over de opleidingen hebben. Als er (medische) problemen zijn. Als de student belemmerd wordt op school door de thuissituatie.’ ‘Leerlingen die in detentie zitten. Problemen met leerlingen. Ouders die geen oplossing meer zien voor het probleemgedrag van hun kind.’ Ook uit de interviews blijkt dat sommige ouders regelmatig contact opnemen met de opleiding. Ze bellen en mailen over voortgang en het ziekmelden van leerlingen. Er is
57
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
echter één studieloopbaanbegeleider die vooral contact met ouders heeft als zij een klacht hebben over de school. ‘Ouders mailen veel, niet om te vragen hoe het met de leerling gaat, maar om verlof aan te vragen of met klachten over lesuitval. Organisatorisch zit het steeds slechter in elkaar door bezuinigingen enzo, er zijn steeds meer klachten. Als SLB-er verdedig je dan de school, en als ouder verdedig je het kind. Maar het is wel goed om dan ook toe te geven aan de ouders, ze zijn al zo zoek in een grote organisatie. Het is fijn om dan vertrouwen terug te winnen. Als het vertrouwen weg is ben je de ouder kwijt en het kind helemaal. Dan krijg je ook mond op mond verhalen, dat is slecht voor de school, en voor de leerling.’ (SLB-er)
Soms incidenten met ‘overbetrokken ouders’ Medewerkers van het MBO hebben weinig last van ‘overbetrokken ouders’, er zijn weinig medewerkers die ervaringen hebben met bijvoorbeeld agressieve ouders. Wel ouders die bijvoorbeeld vaak bellen, maar dat wordt niet als erg vervelend ervaren op de MBO’s.
‘Ik heb één keer een hele boze moeder gehad die dan zegt dat ze de familie inroept. Dan schakel ik gewoon de politie in. Meestal neem ik de klachten heel serieus, ik bel de ouders op en nodig ze uit. Als het een terechte klacht is dan wil ik ernaar kunnen kijken en als het geen terechte klacht is wil ik uitleggen wat er volgens ons aan de hand is. Ik heb liever dat de ouders zo betrokken zijn dan dat ze niet betrokken zijn.’ (OM)
‘Soms gaan ouders met alles mee met wat de dochter zegt, dan willen ze niet onze kant van het verhaal horen. Dan denk ik, verwende kinderen zijn verwaarloosde kinderen.’ (SLB-er)
‘Ik heb wel eens mijn mobiele nummer aan een ouder gegeven toen alles gewoon goed ging. Toen er bij die jongen iets mis ging met zijn stage werd ik gebeld om verhaal te halen, dat was echt bedreigend. Ook het stagebureau werd gebeld en bedreigd. Later hebben we de jongen en zijn ouders gesproken en is het weer goed gekomen, onder andere omdat hij een andere stage had gevonden. Maar het was wel heel vervelend, ik zal niet zo makkelijk meer mijn mobiele nummer geven.’ (SLB-er)
‘Ik had toevallig gisteren de meest negatieve ervaring ever. Een leerling heeft een negatief studieadvies gekregen, het was al een zittenblijver en al van nivo 4 naar nivo 3 gegaan. Er kwamen gewoon geen resultaten. In dit geval kwam de hele familie verhaal halen, geef haar nog één kans, enz. enz. We hebben voet bij stuk gehouden en het ging uiteindelijk wel goed. Maar dit is altijd wel een beetje een dubbeltje op zijn kant.’ (OM)
Studieloopbaanbegeleiders positiever over ouders dan opleidingsmanagers. Aan de medewerkers zijn enkele stellingen over de betrokkenheid van ouders voorgelegd. Het valt op dat de studieloopbaanbegeleiders positiever zijn over de betrokkenheid van de ouders dan de opleidingsmanagers. Zo vindt 42% van de studieloopbaanbegeleiders dat de ouders (zeer) betrokken zijn bij de opleiding van hun kind, van de opleidingsmanagers vindt 13% dit. Hiernaast is 35% van de studieloopbaanbegeleiders het niet eens met de stelling ‘ouders weten vaak niet precies op welke opleiding hun kind zit’, 20% van de opleidingsmanagers is het hiermee oneens. Over of de betrokkenheid van ouders de afgelopen jaren minder is geworden zijn de meningen verdeeld, ruim een kwart vindt dat dit het geval is, maar ook een kwart vindt dat dit niet het geval is.
58
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
In de verdiepende interviews zijn deze verschillen tussen opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders niet naar voren gekomen.
de afgelopen jaren zijn ouders weten ouders minder vaak niet ouders zijn betrokken bij precies op betrokken bij de opleiding welke opleiding de opleiding van hun kind hun kind zit van hun kind
Figuur 2.13 Mening over stellingen (procenten)
SLB (n=64) OM (n=15) SLB (n=64) OM (n=15) SLB (n=64) OM (n=15) % 0
zeer mee eens mee oneens
20
40
mee eens zeer mee oneens
60
80
100
neutraal weet niet/geen antwoord
2.4 Ideale situatie: alle ouders op de introductiebijeenkomst Aan de medewerkers is ook gevraagd op welke manier de MBO instelling en de ouders in de ideale situatie met elkaar in contact zouden zijn (zie figuur 2.14). Medewerkers zien vooral heil in het vaker organiseren van bijeenkomsten (36% noemt dit) en dat ouders dan ook echt naar de bijeenkomsten komen. Ook wordt meer contact via e-mail en/of het hebben van regelmatige gesprekken door de medewerkers genoemd.
59
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Figuur 2.14 Het ideale contact tussen ouders en MBO-opleiding, meerdere antwoorden mogelijk (procenten)
bijeenkomsten e-mail regelmatige gesprekken telefonisch informatie over voortgang betrokkenheid van ouders nieuwsbrieven brieven het is goed zo huisbezoeken anders
% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
Gegeven ideaalbeelden van medewerkers zijn bijvoorbeeld: ‘Als een SLB-er meer tijd en hulp zou krijgen voor contact. Het is in het MBO prioriteiten stellen. Je zou dan meer kunnen organiseren.’ ‘Bij ouderavond en kennismakingsavond (voor leerjaar 1) aanwezig zijn. Wij vragen dan de mail van ouders, dan kunnen wij ze snel bereiken.’ ‘Bijvoorbeeld ouders uitnodigen voor mentorgesprekken en deze ‘s avonds inplannen voor de ouders die werken en geen vrij kunnen nemen. Vaste momenten telefonisch contact opnemen om voortgang te bespreken (bijv. na ieder blok of semester). Bij ouders aangeven wanneer en hoe jij als mentor te bereiken bent. Reageren op mailtjes van ouders of verzoeken om terug te bellen.’ ‘Door het organiseren van gelegenheden waarbij ouders elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek kunnen gaan over problemen waarmee jongeren te maken krijgen zoals jongeren en pubergedrag, jongeren en alcohol, jongeren en stages. Uitgaande van 4 thema avonden per jaar, tijdens elke periode 1 thema avond.’ ‘Het gaat heel goed op onze opleiding. Zorg voor duidelijke en terugkerende oudervoorlichting en benoem voortdurend de mogelijkheid ook zelf contact op te nemen als daar volgens de ouders aanleiding toe is. Houd de drempels laag.’ ‘Internet en e-mail voor info. Verzuim moet gewoon online opvraagbaar zijn.’ ‘Ouderavonden en voorlichtingsavonden organiseren. Ouders persoonlijk uitnodigen, desnoods telefonisch. Open dag/avond organiseren waar ouders een kijkje kunnen nemen hoe wij hier werken. Hun zoon/dochter dan bezig zien met diverse activiteiten.’ ‘Ouders goed informeren over studieprogramma, organisatie, verzuim en studievoortgang, zodat ze zelf vinger aan de pols kunnen houden. Af en toe een algemeen onderzoek houden naar de bevindingen van ouders en hen vragen om 'tips en tops' te geven. Daarnaast zorgen voor één contactpersoon in school die bereikbaar is en die contact opneemt als het nodig is.’ ‘Ouders zouden kunnen reageren op de uitnodiging van de ouderavond. Telefonische rapportbesprekingen helpen daar misschien bij. Per maand bijvoorbeeld een contactmiddag inroosteren. Ouders kunnen dan bellen over vorderingen. Ze vinden
60
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
het vaak namelijk niet de moeite om te komen wegens lange reistijden. Mentoren moeten beter zicht krijgen op de vorderingen en eerder contact opnemen.’ ‘Via mail en leerlingvolgsysteem. Via leerlingvolgsysteem kunnen ouders vorderingen van hun kind volgen en tevens een berichtje sturen voor contact.’ ‘Zoveel ideeën, past niet in dit kader: ouders op stagebezoek, ouders bij diplomauitreiking, ouders bij buitenschoolse activiteiten, ouders bij bijeenkomsten over "hoe gaat het thuis, waar loopt je kind tegen aan, waar loop je zelf tegen aan" en hoe is dat op school?", ouders op ouderavonden enz.’ Bij de verdiepende interviews is ook naar de ideale situatie gevraagd. Sommigen van de medewerkers waren zeer tevreden met de situatie nu. Toch zijn er verbeteringen mogelijk, het MBO kan meer acties ondernemen om ouders te betrekken en de ouders kunnen vaker hun betrokkenheid tonen bij hun de opleiding van hun kind.
‘Zoals nu, maar ik zou ook de ouders meer als klankbord willen gebruiken om de ontwikkeling van het kind en de onderwijsinhoud in het algemeen te kunnen bespreken.’ (OM)
‘Betere bereikbaarheid van docenten is ook belangrijk. Nu kiezen ze ervoor om hun eigen mobiele nummer aan leerlingen of ouders te geven, maar ze kunnen ook zeggen dat ze dat niet willen. Als de docenten een mobiele telefoon van de opleiding krijgen dan kunnen we de bereikbaarheid verbeteren.’ (OM)
‘We moeten er wel tijd voor krijgen, ik heb twee mentorgroepen, dat kost al veel tijd. Met alle ouders individueel afspreken is dan wel lastig, ouderavonden zijn dan meer een optie’. (SLB-er)
‘Het is soms ook wel moeilijk, als er 5 van de 20 leerlingen niet zijn. Dan bel ik ze na de les alle vijf maar ik bereik ze niet. Wat moet je dan doen? Ik maak een notitie en klaar. Dan blijft het liggen, dan kan het versloffen. Daar zou meer aandacht aan besteed moeten worden, maar daar heb je geen tijd voor.’(SLB-er)
‘Ik vind in leerjaar 1 een 100% opkomst van ouders op de introductieavond heel erg belangrijk. Omdat je dan alle ouders van de leerlingen op de school hebt. Dat is dan de basis, ze zien de school, kunnen face to face kennismaken met de SLB-er. Ook laten de SLB-ers merken dat ze ouderbetrokkenheid belangrijk vinden. En als er iets is met de leerling dan weet de SLB-er, ik ken die ouder, dus die kan ik makkelijk bereiken’. (OM)
‘Dat ouders betrokken zijn bij het leerproces thuis, wij hebben de ouders heel hard nodig, zij ondersteunen de SLB-er. Maar, het is wel een MBO opleiding, er zou ook sprake moeten zijn van een afnemende invloed van de ouders’ (OM)
‘Het zou heel fijn zijn als ouders zelf wat meer betrokken zijn, niet meer zeggen dat je er toch niks meer aan kan doen. Ze zijn op papier 21 en daar is alles mee gezegd’. (SLB-er)
‘Als school zijn we geen opvoedingsinstituut. Op een gegeven moment ligt de verantwoordelijkheid over ouderbetrokkenheid ook echt bij ouders.’ (OM)
61
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Bijlage 1
Methode
In deze bijlage beschrijven we de methode van het onderzoek en geven we een overzicht van de responsverdeling van zowel ouders als docenten. De twee verschillende delen van de onderzoeksfase (mei 2011 en maart 2012) komen hier aan bod Enquête onder ouders deel 1 e Er is door DMO begin mei 2011 naar 2.700 ouders van leerplichtige 1 jaars MBO studenten een aankondigingbrief van het onderzoek gestuurd. Vervolgens heeft O+S alle ouders een schriftelijke vragenlijst gestuurd. Hierin werd de achtergrond van het onderzoek beschreven en de ouders verzocht om de vragenlijst in te vullen en in een meegestuurde antwoordenvelop naar O+S terug te sturen of om de vragenlijst online in te vullen. In totaal hebben 391 ouders schriftelijk gereageerd en 83 ouders via de online mogelijkheid, dit is een respons van 18% Dit is ruim boven het vooraf gestelde doel om 400 ouders te bereiken. Omdat de ouders die uit zichzelf meedoen met het onderzoek mogelijk meer betrokken zijn bij de opleiding van hun zoon/dochter dan gemiddeld heeft O+S ook nog ouders face to face benaderd. Begin juli zijn er enquêteurs langs gegaan bij ouders die nog niet hadden gereageerd op de brief. Omdat er een lichte oververtegenwoordiging van MBO 4 studenten in de schriftelijke en online groep zat zijn de enquêteurs langs gegaan bij ouders met kinderen die een MBO 1, 2 of 3 opleiding volgen. Op deze manier zijn nog 53 ouders bereikt, in totaal hebben 527 ouders deelgenomen aan het onderzoek, een respons van 20%. Enquête onder ouders deel 2 In maart 2012 heeft O+S aan 2783 ouders van leerplichtige MBO studenten (van alle jaren en verschillende MBO niveaus) een schriftelijke vragenlijst gestuurd. Hierin werd de achtergrond van het onderzoek beschreven en de ouders verzocht om de vragenlijst in te vullen en in een meegestuurde antwoordenvelop naar O+S terug te sturen of om de vragenlijst online in te vullen. Deze brief is gestuurd naar het adres van de leerling, in een latere fase bleek dat 404 van deze leerlingen niet meer bij hun ouders wonen. In een latere fase hebben we een herinnering over het onderzoek gestuurd naar alle ouders die nog niet hadden deelgenomen, dit keer naar het adres van de ouders van de 404 leerlingen die niet meer thuis wonen. In totaal hebben 265 ouders schriftelijk gereageerd en 95 ouders via de online mogelijkheid, dit is een respons van 13%. Ook in de tweede fase hebben we daarnaast 49 ouders face to face benaderd. In totaal hebben 409 ouders deelgenomen aan het onderzoek, een respons van 15%. In de tabellen 1 en 2 staat de verdeling van de bereikte ouders met de verschillende onderzoeksmethoden naar het MBO niveau van de zoon/dochter en de herkomstgroep van de ouder. De ouders die hebben meegedaan aan ons onderzoek zijn wat betreft het MBO niveau van hun kinderen een goede representatie van het niveau van eerstejaars MBO studenten in Amsterdam. Ook qua herkomstgroepen zijn de respondenten een redelijke afspiegeling, alleen zijn autochtone ouders oververtegenwoordigd en Marokkaanse en Surinaamse ouders ondervertegenwoordigd. Mochten er verschillen zijn tussen ouders uit verschillende herkomstgroepen dan zullen we die noemen, zodat we rekening kunnen houden met deze lichte oververtegenwoordiging.
62
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
Tabel 1 Ouders bereikt per onderzoeksmethode naar MBO niveau kind (procenten) MBO 1
MBO 2
MBO 3
MBO 4
totaal
schriftelijk 1e deel (n=391)
9
30
18
43
100
schriftelijk 2e deel (n=265)
16
23
14
47
100
f2f 1e deel (n=53)
11
53
36
-
100
f2f 2e deel (n=49)
18
16
18
47
100
online 1e deel (n=85)
5
31
14
51
100
online 2e deel (n=95)
14
12
13
61
100
totaal 1e deel (n=529)
8
33
19
40
100
totaal 2e deel (n=409)
16
19
14
51
100
totaal 1e jaars studenten (n=2749)
11
33
16
40
100
Tabel 2 Ouders bereikt per onderzoeksmethode naar herkomst ouder (procenten) ov. nietSurina- AntilliMarokwesterse autochTurken westerse onb. totaal mers anen kanen allochtonen tonen allochtonen schriftelijk 1e deel 15 3 11 14 12 8 36 1 100 (n=391) schriftelijk 2e deel 15 1 13 11 14 9 36 1 100 (n=265) f2f 1e deel (n=53) 23 6 23 32 4 11 2 100 f2f 2e deel (n=49)
18
-
19
33
12
6
12
online 1e deel (n=85)
10
-
8
18
5
7
48
4
100 100
online 2e deel (n=95)
5
2
12
19
9
7
44
2
100
totaal 1e deel (n=529)
15
3
12
16
10
7
36
2
100
totaal 2e deel (n=409)
13
1
13
15
13
8
35
2
100
totaal alle MBO studenten Amsterdam
21
3
11
21
13
6
24
-
100
Bron: O+S & CBS
De leerlingen van de ouders die hebben meegedaan aan het onderzoek volgen les aan verschillende MBO scholen (zie tabel 3 voor een lijst van deze scholen). Bijna alle ouders (96%) weet op welke locatie zijn/haar kind naar school gaat, zie tabel 3. Sommige ouders vinden de locatie van hun zoon/dochter niet terug in de gegeven lijst locaties, zij noemen bijvoorbeeld het ROC Airport of de Zocherstraat als locatie, ook deze antwoorden zijn meegenomen in de tabel. Hiernaast is te zien dat enkele Amsterdamse jongeren naar het MBO buiten Amsterdam gaan, bijvoorbeeld in Hoofddorp, Hilversum, Amstelveen of de Gooi en Vechtstreek. Deze leerlingen staan wel ingeschreven bij een MBO opleiding van het ROC van Amsterdam, het ROC ASA, het Hout- en Meubileringcollege of het Mediacollege. Als laatste zijn er ook ouders die een heel algemene benaming van de locatie geven zoals ‘Zuidoost’ of ‘ROC van Amsterdam’, deze antwoorden zijn in de tabel opgenomen onder anders. De locaties waar meer dan 10 ouders gedurende één fase van het onderzoek hebben gereageerd worden meegenomen in het verdere onderzoek om te kijken of er verschillen tussen de meningen van ouders met leerlingen op deze locaties bestaan.
63
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Tabel 3 Locatie waar zoon/dochter de MBO opleiding volgt, naar fase onderzoek (aantallen) aantal ouders 1e fase
aantal ouders 2e fase
Fraijlemaborg (ROCvA)
45
36
Gaasterlandstraat (ROCvA)
41
25
Da Costastraat (ROCvA)
34
21
Delflandlaan (ROCvA)
32
27
Tempelhofstraat (ROCvA)
29
47
Dongestraat (ROC ASA)
28
11
WibautCollege (ROC ASA)
26
13
De Boelelaan (ROC ASA)
17
18
Korte Ouderkerkerdijk (ROCvA)
16
11
J.H. Hisgenpad (ROCvA)
15
12
Media College (Contactweg)
13
15
Van de Sande Bakhuijzenstraat (ROC ASA)
12
5
Naaldwijkstraat (ROCvA)
11
12
Hout-en meubileringscollege
9
3
Trouwgebouw (ROC ASA)
8
6
Oslofjordweg (ROC ASA)
7
4
Amsterdamse Plus Noord (ROC ASA)
7
2
Elandsstraat (ROCvA)
7
5
Jan des Bouvrie College (ROCvA)
7
1
Voormalige Stadstimmertuin (ROCvA)
7
8
Vlaardingenlaan (ROC ASA)
6
3
Rode Kruisstraat (ROC ASA)
5
9
Media College (Dintelstraat)
5
2
Koningin Wilhelminaplein 1(ROCvA)
4
4
Amsterdamse plus Centrum (ROC ASA)
3
1
Zeeburgerdijk (ROCvA)
1
2
ROC Airport (ROCvA)
16
16
overig Hilversum
12
overig Hoofddorp Zocherstraat (ROCvA)
11 8
11
overig Aalsmeer
7
Zetterij (Amstelveen, ROCvA)
7
MBO Augustinus
5
ROC op Maat
5
6
sporthallen Zuid (ROC ASA)
4
1
Calvijn Met Junior
3
overig Diemen overig Gooi en Vechtstreek
3
3
3
anders, namelijk:
28
36
weet niet, geen antwoord
20
30
527
406
totaal
Enquête onder opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders (deel 1) De opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders zijn online benaderd. Het was niet mogelijk om de e-mailadressen van alle opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders te achterhalen. Daarom zijn er op twee manieren vragenlijsten verspreid. Aan medewerkers waarvan wel een e-mailadres beschikbaar was (56 medewerkers van het
64
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek ‘Het gaat nu beter met haar’
ROC ASA en 6 medewerkers van het Hout-en Meubuleringscollege) is begin juni 2011 een e-mail met een persoonlijke link gestuurd, na een week is een herinnering aan het onderzoek gestuurd. In totaal hebben 17 medewerkers via deze manier meegedaan met de enquête, drie van hen waren geen opleidingsmanager of studieloopbaanbegeleider dus in totaal hebben er 14 mensen daadwerkelijk de vragenlijst ingevuld. Hiernaast is er via de directeuren van verschillende opleidingen een e-mail met een open link onder de medewerkers van de MBO’s verspreid. Op deze manier hebben 84 medewerkers 4 meegedaan. Van hen vielen 19 niet binnen de doelgroep. In totaal hebben 15 opleidingsmanagers en 64 studieloopbaanbegeleiders deelgenomen aan dit onderzoek. Tabel 4 Manier van deelname aan enquête naar functie (aantallen) studieloopbaanbegeleider opleidingsmanager (of opleidingscoördinator) persoonlijke link 4 10
geen van beide 3
open link
11
54
19
totaal
15
64
22
Deze medewerkers zijn gemiddeld 11 jaar werkzaam in het MBO en 6 jaar in de huidige functie. Mochten er verschillen van mening zijn naar lengte van het dienstverband dan zullen we dat aangeven. Tachtig procent van de medewerkers heeft een autochtone achtergrond, hiernaast zijn er enkele westerse allochtone medewerkers en enkele Surinaamse medewerkers. Omdat die aantallen te klein zijn kunnen we geen onderscheid maken naar herkomst. e
e
Van alle studieloopbaanbegeleiders begeleidt 73% 1 -jaars studenten, 52% 2 -jaars, 31% e e 3 -jaars, 11% 4 -jaars en nog eens 11% geeft aan dat het wisselend is welke studenten ze begeleiden. Van verschillende MBO locaties (zie tabel 5) hebben zowel opleidingsmanagers als studieloopbaanbegeleiders meegedaan, bij sommige locaties heeft een van beiden meegedaan en bij enkele locaties heeft geen medewerker de vragenlijst ingevuld.
4
Omdat het niet duidelijk is hoeveel studieloopbaanbegeleiders en opleidingsmanagers er in Amsterdam zijn, is het niet mogelijk een percentage van de respons te geven.
65
Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek 'Het gaat nu beter met haar’
Tabel 5 MBO locatie naar functie (aantallen)
2
studieloopbaanbegeleider (of opleidingscoördinator) 9
Korte Ouderkerkerdijk (ROCvA)
-
11
Gaasterlandstraat (ROCvA)
1
6
Vlaardingenlaan (ROC ASA)
1
5
Da Costastraat (ROCvA)
-
6
Rode Kruisstraat (ROC ASA)
1
4
Fraijlemaborg (ROCvA)
2
3
Media College (Dintelstraat)
1
3
Naaldwijkstraat (ROCvA)
1
2
Hout- en meubileringscollege
1
2
Oslofjordweg (ROC ASA)
1
1
WibautCollege (ROC ASA)
-
2
Koningin Wilhelminaplein (ROCvA)
-
2
Zeeburgerdijk (ROCvA)
-
2
Media College (Contactweg)
1
1
De Boelelaan (ROC ASA)
1
-
Van de Sande Bakhuijzenstraat (ROC ASA)
1
-
Amsterdamse plus in Noord (ROC ASA)
-
1
Elandsstraat (ROCvA)
-
1
J.H. Hisgenpad (ROCvA)
1
-
Jan des Bouvrie College (ROCvA)
-
1
Voormalige Stadstimmertuin (ROCvA)
-
1
Delflandlaan (ROCvA)
-
-
Tempelhofstraat (ROCvA)
-
-
Dongestraat (ROC ASA)
-
-
Amsterdamse plus in Centrum (ROC ASA)
-
-
weet niet/geen antwoord
-
1
15
64
opleidingsmanager Trouwgebouw (ROC ASA)
totaal
Interviews opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders (deel 2) Om meer zicht te krijgen op de relatie van de MBO opleidingen met de ouders en de behoefte aan en mogelijkheden die zij zien om het contact met de ouders te optimaliseren worden in aanvulling op de eerder uitgevoerde enquête interviews georganiseerd met opleidingsmanagers en studieloopbaanbegeleiders. Er zijn 4 opleidingsmanagers en 4 studieloopbaanbegeleiders geïnterviewd, allen van verschillende MBO opleidingen en verschillende locaties. Zeven van hen hadden ook deelgenomen aan de enquête. In eerste instantie zocht DMO 3 studieloopbaanbegeleiders en 3 opleidingsmanagers die niet hadden deelgenomen aan de enquête tijdens het eerste deel van het onderzoek. Dit bleek echter zeer ingewikkeld. Uiteindelijk is er één gesprek gevoerd met een studieloopbaanbegeleider die niet heeft deelgenomen aan de enquête tijdens de eerste fase.
66