SPECIAL
●
ORGANISATIE
EN
TOEZICHT
HET FORUM VAN VERANTWOORDING Drs. Ch. Huizer*
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
3
Inleiding Op de omslag van het rapport van de Commissie Corporate Governance (1996), de Commissie Peters, prijkt een voorstelling van de vergadering van de Heren XVII, die de hoofddirectie vormden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw. In haar rapport doet de Commissie veertig aanbevelingen om te komen tot een behoorlijke vorm van toezicht op bestaande Nederlandse ondernemingen. Het curieuze van de prent op de omslag is dat de VOC, vermoedelijk een van de eerste vennootschappen op aandelen, geen algemene vergadering van aandeelhouders kende en dat er dus geen inspraak bestond voor de verschaffers van het risicodragend kapitaal. De Heren XVII hadden geen verantwoordingsplicht naar de houders van de ‘actiën’. De Commissie bepleit een verantwoordingsstructuur waarbij de toezichthouder zelf weer verantwoording schuldig is aan een ander forum. De Commissie kiest hiervoor de algemene vergadering van aandeelhouders. Ligt deze keuze voor de hand?
Stelsel van omgangsvormen Met het begrip corporate governance wordt in het alge-
meen verwezen naar een sturingsmogelijkheid van de stakeholders, waardoor organisaties adequaat aangesproken kunnen worden op hun (maatschappelijke) verantwoordelijkheid. Het begrip stakeholders omvat die partijen die direct of indirect betrokken zijn bij de positieve of negatieve gevolgen van het organisatorisch handelen. De stakeholders bestaan onder andere uit toeleveranciers, klanten, medewerkers, omwonenden, belangengroeperingen en bij de vennootschappen ook uit de vermogensverschaffers. Bij corporate governance gaat het om verbetering van de verantwoording en in samenhang daarmee verbetering van het toezicht en de transparantie van het besturingsproces. Volgens de aanbiedingsbrief gaat het om: “Verantwoording over het gevoerde beleid, de gang van zaken in al zijn aspecten, ook die met betrekking tot de werknemers, de klanten en sociale en milieuaspecten. (...) De roep om verantwoording richt zich niet alleen op beursgenoteerde vennootschappen. Uit de ontvangen reacties blijkt wel hoezeer hetzelfde essentiële vraagstuk in Nederland speelt bij onder meer niet-beursgenoteerde vennootschappen, zelfstandige bestuursorganen, coöperatieve verenigingen, woningcorporaties en pensioenfondsen. Natuurlijk niet in alle aspecten en details, maar wel op de hoofdlijnen van integriteit, transparantie en verantwoordingsplicht.”
S A M E N V A T T I N G
De Commissie Peters laat het toezicht op de toezichthouders over aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Als metafoor suggereert ‘forum’ iets meer dan een bijeenkomst van mensen die op basis van het concept bezit aanspraak maken op zeggenschap. Er zijn ook vele niet-financiële gevolgen van het ondernemingshandelen. Daarom behoeven alle stakeholders een stem in
het corporate-governancediscours. Het herleiden van de algemene belangen tot het aandeelhoudersbelang doet geen recht aan de eigenheid van andere stakeholders. Een goed toezicht dient ook bekritiseerd te worden vanuit waarden die de markt zelf niet kan produceren. Een goed corporate-governancesysteem is een uiting van de civiele samenleving.
* Drs. Ch. Huizer studeerde filosofie en bedrijfsethiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
30
TOEZICHT
Door corporate governance op te vatten als een stelsel van omgangsvormen tussen drie categorieën betrokkenen wordt het funderende concept van corporate governance, te weten maatschappelijke en economische verantwoordelijkheid, gebruikt om de positie van één stakeholder, de shareholder, te versterken. Welke argumenten gebruikt het rapport om de kapitaalverschaffer zoveel zeggenschap uit te laten oefenen in de vennootschap?
Zeggenschap Zeggenschap wordt opgevat als een recht om beslissende invloed uit te oefenen op het bestuur van de vennootschap en de met haar verbonden ondernemingen. Het one share one vote-principe – zeggenschap naar rato van kapitaalverschaffing – wordt beschreven in paragraaf vijf van het rapport onder de titel: Het functioneren van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en de rol van de kapitaalverschaffers. Dit hoofdstuk is zowel het meest uitgebreide als-
Het forum is het plein in Rome tussen het Capitool en de Palatijn, waar in de oudheid het volk samenkwam om publieke zaken te bespreken en recht te doen. Het is met andere woorden van oorsprong een publieke en openbare gerechtsplaats. Tegenwoordig heeft forum ook de connotatie van een groep deskundigen. Beide betekenissen zijn in het licht van het rapport relevant. Analoog aan de primaire betekenis van forum wordt in de AvA door de aandeelhouders recht gesproken over het gevoerde beleid van de leiding van de vennootschap. Een oordeel uitspreken over het gevoerde beleid veronderstelt kennis van zaken, hetgeen de secundaire, huidige betekenis van een forum is. Is de vergelijking met het forum wel een juiste vergelijking? Historisch gezien bestaat de AvA pas sinds de negentiende eeuw. Voor het vormgeven aan ondernemingsbestuur werd een
nr.
Deze stelling wordt nauwelijks onderbouwd. Op basis van welke argumenten is het aannemelijk dat de financieringsen de zeggenschapsfunctie logischer wijs twee in elkaars verlengde liggende functies zijn van het kapitaal? Afgezien van de functie vermogen te verschaffen heeft kapitaal een tweede functie: het geeft zeggenschap. De ondernemingsleiding dient verantwoording af te leggen van het door haar gevoerde beheer tegenover de verschaffers van risicodragend vermogen. Dit is volgens de Commissie een plicht: “De aanbevelingen in deze paragraaf zijn erop gericht dat het gevoerde beleid en de zeggenschapsstructuur kunnen worden besproken in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders” (1996, p. 19). De algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) wordt door de Commissie gezien als een forum waar de raad van commissarissen (RvC) en de raad van bestuur (RvB) verslag doen en verantwoording afleggen over de wijze waarop zij hun taken hebben vervuld en waar een gedachtewisseling plaatsvindt met de RvC en de RvB, wat moet leiden tot de kwaliteitsverbetering van de AvA. Het is de vraag waaraan het concept forum en het hiermee verbonden concept verantwoordingsplicht hun bestaansgrond en zeggingskracht ontlenen.
3
ook volgens velen het meest belangwekkende hoofdstuk. Paragraaf 5.1 begint zonder enige omhaal van woorden – de beknopte stijl is kenmerkend voor dit rapport – met een krachtige bewering: “Het kapitaal van de vennootschap kent twee, in elkaars verlengde gelegen functies, te weten een financieringsfunctie en een zeggenschapsfunctie. Onder normale omstandigheden zou er geen reden moeten zijn om deze twee functies van elkaar los te koppelen. Als algemeen beginsel zou dan ook moeten gelden dat er een evenredigheid bestaat tussen kapitaalinbreng en zeggenschap. Het adagium one share, one vote is daarvoor de gangbare uitdrukking. (...) Het tweede beginsel is dat de verschaffers van risicodragend vermogen de ondernemingsleiding moeten kunnen aanspreken op een duidelijke en transparante verantwoording van het gevoerde beleid.” (1996, p. 19).
1999
Deze definitie van corporate governance als ‘een stelsel van omgangsvormen’ voor bestuurders, commissarissen en kapitaalverschaffers is in drie opzichten opvallend. Ten eerste omdat het begrip governance ingesnoerd lijkt te worden door het adjectief corporate. Governance, zo schrijft de Commissie, gaat over besturen en beheersen, over verantwoordelijkheid en zeggenschap en over verantwoording en toezicht. Integriteit en transparantie spelen hierbij een grote rol. Deze omschrijving is breder dan de regelende werkdefinitie van corporate governance zoals de Commissie die geeft. Ten tweede, met het centraal stellen van de aandeelhouder wordt de indruk gewekt dat een vennootschap een kapitaalorganisatie is in plaats van een belangenorganisatie. Ten derde, en in aansluiting op punt twee, ontstaat er een merkwaardige tegenstelling tussen kapitaalverschaffers en andere belanghebbenden, daar een hoge shareholder value alleen verkregen kan worden als de belangen van alle betrokkenen in ogenschouw genomen worden (aanbiedingsbrief: nr. 4). Zijn andere stakeholders enkel van belang in zoverre ze bijdragen aan een hogere shareholder value?
SPECIAL
71,
Het brede begrip corporate governance wordt beperkt tot een invloedsverdeling tussen bestuurders, commissarissen en kapitaalverschaffers. Is dit niet een wat eenzijdige invulling van het begrip corporate governance, dat door de Commissie wordt opgevat “als een stelsel van omgangsvormen voor bij de vennootschap en haar onderneming betrokken direct belanghebbenden – met name bestuurders, commissarissen en kapitaalverschaffers – inhoudende een aantal regels voor goed bestuur en goed toezicht en regels voor de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die een evenwichtige invloed bewerkstelligen van bij de vennootschap en haar onderneming betrokkenen” (1996, p. 10)?
●
jaargang
EN
Bedrijfskunde,
ORGANISATIE
31
SPECIAL
●
ORGANISATIE
parallel gezocht met de democratie. Zoals het volk vertegenwoordigd wordt door het parlement waaraan het landsbestuur verantwoording schuldig is, zo worden de belangen van de vennootschap vertegenwoordigd in de algemene vergadering, waaraan de ondernemingsleiding verantwoording schuldig is. De forumconstructie is met andere woorden gebaseerd op de analogie burger vs. staat. De Commissie stimuleert dan ook de aandeelhouders actief betrokken te zijn tijdens de AvA, waar een ‘grondige gedachtewisseling’ tussen de aandeelhouders en het ondernemingsbestuur dient plaats te vinden. Voert de Commissie de analogie met een forum wel consequent door? Als transparantie een wezenlijk onderdeel is van alle bestuur, waarom zouden dan alleen aandeelhouders recht van inzage mogen hebben?
Aandeelhouders als eigenaars
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
3
In een NV is er een onderscheid tussen kapitaal en leiding. Is de AvA een uiting van dit onderscheid of negeert de AvA het principiële onderscheid van kapitaal en leiding? Het gebruikelijke antwoord ter rechtvaardiging van de verantwoordingsplicht van de RvB en de RvC aan de AvA en de inspraakbevoegdheid van de AvA is dat de kapitaalverschaffers de eigenaren zijn van de onderneming.
32
De invloed van de kapitaalverschaffers is historisch gegroeid. In de Verlichting wordt het eigendom als heilig en onschendbaar gedefinieerd in onderscheid van het gedifferentieerde eigendomsbegrip uit de Feodaliteit. De aandeelhouder wordt gezien als eigenaar, die in de algemene vergadering van aandeelhouders invloed heeft op het reilen en zeilen van ‘zijn’ onderneming. Is de aandeelhouder deeleigenaar van de onderneming? De aandeelhouder is houder van een bewijs dat er vermogen is ingebracht in een juridische constructie, de Naamloze Vennootschap. In een NV is er een scheiding van kapitaal en leiding (BW, boek 2, titel 4, artikel 64). Met gebruikmaking van dit onderscheid worden anderen dan de aandeelhouders, in Nederland de RvB en de RvC, verantwoordelijk gehouden voor het gebruik en beheer van het geïnvesteerde kapitaal. De beloning voor het genomen risico, wat het toevertrouwen van het eigen bezit aan een ander met zich mee brengt, is de uitkering van dividend. Volgens de Nederlandse wet, anders dan in Amerikaanse en Engelse wetgeving, zijn verschaffers van risicodragend kapitaal in Nederland houders van aandeelbewijzen; niet meer en niet minder. Het vermogen is overgedragen aan een rechtspersoon. Het eigen vermogen van de rechtspersoon is daarmee feitelijk eigendom van de NV, waarvoor alleen de RvC en de RvB ten volle verantwoordelijkheid dragen. Kapitaalverschaffers die het oneens zijn met het ‘reilen en zeilen van de onderneming’ kunnen besluiten hun kapitaal terug te trekken
EN
TOEZICHT
door hun aandeelbewijzen voor verkoop aan te bieden. Ze kunnen stemmen door op de loop te gaan. Dat te doen of niet te doen, is de verantwoordelijkheid van aandeelhouders als moreel subject, die dus aangesproken mogen worden op de keuze om te investeren in bepaalde ondernemingen.
Eigendom Eigendom kent twee componenten: het eigendomsrecht en het gebruik van dat eigendom. Eigendom kan immers verhuurd, verpacht of in bruikleen gegeven worden. Deze tweede betekenis vormt de basis voor de scheiding van kapitaal en leiding binnen de vennootschap. In een NV wordt geld met geld verdiend. Geld onderscheidt zich van zowel materieel eigendom alsook van iets wat op eenduidige wijze een materieel object representeert (hypotheek, verpanding) doordat het tegelijk doel en middel is. Kenmerken van eigendom zijn het recht tot het naar eigen goeddunken gebruikmaken van het bezit, het recht om het gebruik van het bezit door iemand anders te reguleren en het recht om rechten op het bezit (beperkt gebruik bijvoorbeeld) over te dragen. Ten vierde brengt eigendom de verantwoordelijkheid mee dat het gebruik van zijn bezit geen schade berokkent aan anderen. Bezit is een combinatie van lusten en lasten, van rechten en plichten. De eerste drie kenmerken zijn gemakkelijk realiseerbaar bij materiële objecten of bij iets wat eenduidig naar een materieel object verwijst. Deze drie kenmerken gaan over de duidelijke rechten van de eigenaar die in helderheid contrasteren met de verplichtingen die het bezit met zich meebrengt. Onduidelijk is de ‘verantwoordingszijde’ van het bezit. De eerste drie genoemde kenmerken van bezit zijn niet zonder meer realiseerbaar wanneer we spreken over bezitters van aandelen. Wat voor rechten levert een aandeel in het risicodragend kapitaal van een onderneming op? Er zijn getalsmatig alleen al dikwijls zo veel aandeelhouders dat het weinig zin heeft ze allemaal als eigenaar te benoemen. De aandeelhouder heeft het beheer over het vermogen overgedragen aan de vennootschap. De aandeelhouder is in financiële zin beperkt aansprakelijk ter waarde van zijn aandeel. Wat ‘bezit’ de aandeelhouder eigenlijk? De spirituele waarden die voorheen overgingen met eigendom zijn ontbonden: “Physical property capable of being shaped by its owner could bring to him direct satisfaction apart from the income it yielded in more concrete form. It represented an extension of his own personality” (Monks, 1995, p. 104). De afnemende betrokkenheid van de aandeelhouders bij de onderneming wordt versterkt doordat aandelen op gemakkelijke en anonieme wijze vrij verhandelbaar zijn (substitutie van kapitaalverschaffers).
TOEZICHT
Organisaties hebben niet alleen financiële gevolgen. Zonder af te dingen op een verantwoordingsplicht van de leiding van de onderneming naar de aandeelhouders toe heeft de leiding naar alle stakeholders toe een plicht tot verantwoording. De aandeelhouders hebben de uitvoering van die plicht beter voor elkaar gekregen dan de andere stakeholders. Dat heeft vermoedelijk meer te maken met het aantrekken van relatief goedkoop kapitaal dan met rechten van de aandeelhouder. Maar is de herwaardering van de factor kapitaal (met name in de aanbevelingen 26, 27 en 28) in dit opzicht niet eerder een bedreiging voor de samenleving dan winst, omdat met het centraal stellen van het kapitaalbelang, andere belangen onder druk kunnen komen te staan?
Het is niet moeilijk argumenten te vinden om in de context van corporate governance juist op zoek te gaan naar een forum waar inderdaad alle stakeholders met de ondernemingsleiding een fundamentele gedachtewisseling hebben. Zo’n forum is pas zinvol als de stakeholders naast een middel- ook een doelfunctie hebben, omdat er anders geen sprake kan zijn van zelfstandig functionerende entiteiten. De realisering van de intrinsieke waarden hangt samen met de ontsluiting van eigen normativiteit. Een onderneming, gekenmerkt door het streven naar de ontsluiting van haar economische normativiteit, heeft een andere gerichtheid dan bijvoorbeeld een overheid of een vakbond. Gesteld kan worden dat de verschillende stakeholders elk hun eigen ontsluiting nastreven met als gemeenschappelijk brandpunt de onderneming. Het corporate-governancediscours zal pas een interessant forum gaan worden als er sprake kan zijn van een ontmoeting tussen andersoortige stakeholders. Dit betekent dat er een verscheidenheid aan verantwoordelijkheden en belangen bestaat die op een forum tot uitdrukking worden gebracht door diverse stakeholders vanuit hun gezamenlijke betrokkenheid bij de onderneming en haar functioneren. De gemeenschappelijke betrokkenheid van de stakeholders kan verschillende bronnen hebben. Naast de directe afhankelijkheid van de onderneming zelf, zoals bij werknemers en toeleveranciers, is een ander motief te vinden in de overtuiging dat de ontsluiting van de eigen normativiteit nastrevenswaardig is en daarmee een gerechtvaardigd doel op zichzelf. Dit streven kan opgevat worden als een uitdrukking van de vitaliteit van de civiele samenleving. In de sociaal-filosofische literatuur wordt onder civiele samenleving verstaan een samenstel van (relatief) autonome maatschappelijke instituties, die voortkomen uit het initiatief van vrije burgers en die niet door de markt of de overheid worden gedomineerd, maar die elk haar eigen gezag, rechten en verantwoordelijkheden hebben. Hierbij kan gedacht worden aan kerken, Greenpeace, Amnesty International, De Vlinder Vereniging enzovoort. Doorgaans wordt de civiele maatschappij tussen de markt (met als belangrijkste vertegenwoordiger de onderneming) en de overheid geplaatst. Afgezien van de vraag of dit discutabel onderscheid houdbaar is, is het veeleer de vraag welke rol de civiele samenleving speelt in het ontsluiten van de eigen normativiteit van de verschillende stakeholders.
3
Alle stakeholders in het forum
nr.
De herwaardering van de factor kapitaal in het rapport is een paradoxale aangelegenheid. Dit blijkt ook bij de voorbehouden die de Commissie maakt. Enerzijds staat er: er zijn geen omstandigheden denkbaar die rechtvaardigen dat wordt afgedongen op het beginsel dat de ondernemingsleiding zich ten volle verantwoordt tegenover de verschaffers van risicodragend kapitaal (1996, p. 19). Anderzijds wordt hierop een uitzondering gemaakt ingeval van vijandige overnames en dergelijke (1996, p. 20). Juist wanneer overnames en dergelijke spelen hebben aandeelhouders behoefte aan informatie en openheid om adequaat te kunnen beslissen. Met het voorbehoud van de Commissie ontstaat dus een merkwaardige paradox. De achtergrond hiervan kan gezocht worden in de overtuiging dat de ondernemingsleiding de aandeelhouders, opgevat als groep, tegen zichzelf beschermt. Als dit correct is ontstaat er een interne tegenstrijdigheid in het rapport, omdat nu juist de mondigheid van de aandeelhouders voortdurend gestimuleerd wordt en beperkingen hiermee in strijd lijken te zijn. Dit euvel zou evenwel opgeheven kunnen worden doordat de aandeelhouders net als Odysseus, zelfbinding toestaan ter wille van een hoger doel. Echter zelfbinding in deze context veronderstelt dat de aandeelhouders een homogene groep vormen met gelijke belangen, wat maar zeer de vraag is. Dat van alle aandeelhouders verwacht mag worden dat ze solidair zijn met de onderneming is een gewaagde veronderstelling, omdat de basis van investeren een financieel belang veronderstelt en geen moreel belang. Bij aandeelhouders staat ruil (voor wat hoort wat) voorop en niet wederkerigheid (iets voor niets).
In deze context is een opmerking van de Amerikaanse filosoof Philip Selznick relevant. Hij schrijft: “The study of administration and leadership is largely dominated by instrumental perspectives. Efficiency and effectiveness are the main concerns. (...) All share an implicit postulate: the aims of the organization are not in question.” (Selznick, 1992, p. 320). Vertaald naar het rapport van de Commissie lijkt het alsof alleen de belangen van de shareholders ertoe doen en dat dit impliciet ook een nastrevenswaardige doelen zijn.
1999
Verantwoorden en informeren
SPECIAL
71,
Wat voor eigendom het aandeel oplevert is zeer onduidelijk. Als aandeelhouders nauwelijks of niet opgevat kunnen worden als eigenaren, dan is het nog lastiger aan te geven op basis waarvan ze verantwoordelijkheden hebben. De aandeelhouder kan niet aangesproken worden op de gevolgen van het organisatorisch handelen, maar de leiding van de NV draagt wel de verantwoordelijkheid voor die gevolgen.
●
jaargang
EN
Bedrijfskunde,
ORGANISATIE
33
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
3
SPECIAL
34
●
ORGANISATIE
Door de afhankelijkheid van boven-individuele waarden die in de economische sfeer functioneren als kleefstof tussen de betrokken actoren, is de onderneming afhankelijk van een vitale civiele samenleving waarin deze waarden worden gevormd, gecultiveerd en onderhouden. Tegelijkertijd werkt de markt, opgevat als sociale structuur en daarmee als waardensysteem, hierop eroderend in, dit wil zeggen dat het marktdenken een specifieke vorm van sociale interactie bevordert. Er is een spanning tussen enerzijds de vitaliteit van de samenleving, waarin burgers hun menselijke waardigheid op basis van gedeelde morele overtuigingen kunnen beleven, en anderzijds de dominante markten met hun nadruk op individuele preferenties. Het is zowel in het belang van ondernemingen als in het belang van de civiele samenleving zelf dat boven-individuele waarden gevormd en gecultiveerd worden. Op het forum waarin corporate governance als sturingsinstrument getoetst wordt dient een evenwichtige inbreng van zo veel mogelijk waardenoriëntaties door zo veel mogelijk stakeholders plaats te vinden. Dit niet enkel ter meerdere glorie van de ondernemingsdoelstellingen, maar bovenal omdat de doelstellingen van de verschillende stakeholders zelf nastrevenswaardig zijn. Alleen zo is de uiting van maatschappelijke verantwoordelijkheid door de onderneming ook tegelijk de verantwoording van het eigenbelang. In een samenleving waarin het economische discours dominant is, zal uiteindelijk geen economie kunnen overleven. Het corporate-governancediscours waarin de aandacht uitgaat naar alle bij de vennootschap en haar ondernemingen betrokken actoren, stelt fundamentele zaken aan de orde en zal daarom voor de overleving van elke onderneming of organisatie nodig zijn. Een goed forum maakt behoorlijk toezicht mogelijk. Behoorlijk toezicht zorgt voor goed functionerende organisaties, die essentieel zijn in onze laat-industriële samenleving.
Literatuur Commissie Corporate Governance, Corporate governance in Nederland: een aanzet tot verandering en een uitnodiging tot discussie, Amsterdam 1996.
EN
TOEZICHT