Fiscale amnestie
Het einde van de fiscale regularisatie in 2014
?
Fiscale actualiteit nr. 39, pag. 1-6, 15.11.2OL2 De onderhandelaars over de begroting 2013 hebben zo goed als een akkoord bereikt over wat
sommigen een nieuwe fiscale amnestie noemen. Meer dan waarschijnlíjk zal dat luik van de begroting 2013 een ingr'rjpende w'rjziging inhouden van de wet van 27 december 2005 op de fiscale regularisatie, die dan vervolgens zou u¡tdovenin2Ot4 of eind 2013. ln deze b'rjdrage pogen wij kort weer te geven wat die wijzigingen zouden kunnen betekenen, aan de hand van de op dit moment beschikbare informatie. We doen ook enkele suggesties.
wet van27 december 2005 op de fiscale regularisatie is nu al zes jaar in voege en heeft in die tijd voor de schatkist zo'n € 520 miljoen opgebracht aan heffingen. Ogenschijnlijk dus geen reden om het roer om te gooien, ware het niet dat de wet op een aantal punten z'rjn doel mist en ontsierd wordt door ettelüke onvolkomenheden. Die onvolkomenheden werden in 2011 al omstandig geanalyseerd in een rapport voor de toenmalige staatssecretaris voor de strijd tegen de fiscale fraude [Symposium van 31 maart 2011. Naar een nieuwe of aangepaste fiscale regularisatie. Het afr^/egen van een minimalistische vs. een maximalistische visie. Verslag van 19 oktober 2011, hierna <Expertenverslag zOLl>>, te raadplegen op www,tiberghien.com. De leden van de werkgroep: Michel Maus, Luc De
Vanheeswijck, André Bailleux, Caroline Docclo, Gerd
D Goyvaerts, François Parisis.l.
Het was zijn bedoeling het rapport te gebruiken om de wet van 27 december 2005 te verbeteren op
een reeks punten. Daartoe bevatte het een kant en klaar wetsvoorstel. Het doel was om, zoals b'tj elke fiscale amnestie, de ontvangsten voor de schatkist op te drijven, liefst op korte termijn, én om de rechtszekerheid voor de aangevers te verbeteren.
B'rj
de begrotingsonderhandelingen van
november 2011 heeft het voorstel het echter niet gehaald. Maar de druk om de wet te wijzigen bleel en nu is het idee opnieuw opgevist. Want het is beter het geld te halen van buitenlandse rekeningen dan weerom de belasting voor bedr'rjven en particulieren te verhogen. Of het een aanpassing van de bestaande wet betreft, dan wel de invoering van een nieuwe 'fiscale amnestie' waar de kranten over berichten, is onduidelijk. M.i. gaat het echter eerder over een aanpassing van de bestaande wet op de fiscale regularisatie, die dan echter meteen een 'einddatum'
zou meekrijgen. Hoewel zo'n einddatum typísch is voor een fiscale amnestie, ligt de zaak toch ietsje complexer dan dat. De aanpassing zou een gefaseerde uitdoofregeling van het bestaande systeem inhouden. ln een
eerste fase van zes maanden zou de focus liggen op fondsen die naar de bron toe hun normale belastingregime hebben ondergaan en waarvan alleen de inkomsten niet z'rjn aangegeven. ln een tweede fase van zes maanden zouden dan de zwaardere gevallen van fiscale fraude een (allerlaatste) kans krijgen te repatriëren. Daarna zou het Contactpunt Regularisaties (CPR) de deuren sluiten.
Verder moet rekening worden gehouden met de richtlijnen van de Financial Action Task Force (FATF), die niet-bindende regelgeving heeft gepubliceerd waaraan nationale amnestieprogramma's moeten voldoen (http://www.fatf-gafi.orglmediafiatf ldocuments/reports/BPP%2OlfÍC.pdf). Zo is
het niet toegelaten om via een amnestieprogramma de witwaswetgeving wettelijk uit te schakelen of praktisch onwerkbaar te maken. Dat zal met name van belang zijn voor de tweede fase.
De eerste fase vanaf ergens begin 2Ot3 ln de eerste fase zou de teller op nul worden gezet voor iedereen die reeds van de wet gebruikt heeft
gemaakt. Dat betekent dat als een belastingplichtige al een dossier heeft ingediend bij het CPR, hij dat nogmaals mag doen, ondanks het duidel'rjke voorschrift (art. 123 3" wet van27 december 2005) dat een regularisatieaangifte niet ontvankelijk is als de aangever al een aangifte heeft ingediend. Dat voorschrift zou dus worden aangepast. De reden ligt voor de hand. Er z'rjn immers nogal wat aangevers die hun aangifte hebben beperkt tot de fiscaal niet-verjaarde inkomsten, en die zodoende regularisatíes hebben gedaan van v'rjf jaar of (vanaf 2009) zeven jaar roerende inkomsten. Dat is
uiteraard onvoldoende om het strafrechtelijke witwasrisico over het onderliggende kapitaal weg te nemen (zie o.a. Tiberghien Handboek, deel Xl Fiscale regularisatie ,2OI2, nr. 11014). Toch bleef het een praktijk bij velen om de aangiftes op die wijze in te dienen. Het CPR kon en wilde die praktijk ook geen halt toeroepen omdat het terzake geen onderzoeksbevoegdheid heeft. Het CPR kan immers slechts de aangiften aannemen en controleren of aan de wettelijke vereisten van de wet van 27
december 2005
is
voldaan. Het
CPR plaatste de aangever
voor de 'eigen verantwoordelijkheid' bij het
bepalen van de bedragen en aanslagjaren die hij in de regularisatie opneemt (zie Fisc. Act.2OO6,2t/2 en 2010, t4/3l,.
a) Uitweg voor wie te weinig geregulariseerd heeft Door iedereen opnieuw de kans te bieden zich tot het CPR te wenden, is het de bedoeling om diegenen die ooit hun zwart of grijs kapitaal hebben gerepatrieerd zonder het in de regularisatie te
betrekken, of toch op onvoldoende w'rjze, dat alsnog te laten doen. Het tarief dat daartoe wordt aangeboden, is echter vrij hoog. Er is sprake van om het boetetarief te verhogen van 10
Yo
naar
t5
Yo.
Het betreft geen proportionele boete maar een 'absolute' boete, in procentpunten dus (zoals in de bestaande regularisatie). Dat wil zeggen dat een ontdoken interest die normaal belastbaar is aan 15
wordt onderworpen (15 % basisbelasting plus 15 % boete), t.o. nu nog een boete van 10 procentpunten (totaal25 %). Een verhoging van de boete met de helft dus. %, in het nieuwe systeem aan een heffing van 30 %
Aanvankelijk was er ook sprake van 30 Yovoor kapitaal waarvan men de oorsprong niet kan
verklaren. Voortaan moet men immers een 'attest van oorsprong' voorleggen. Artikel L24,lid 2 van de wet van27 december 2005 schreef dat ook al voor, maar dat is in het aangifteformulier nooit consequent uitgewerkt. Bedragen die men niet kan (of wil) verklaren, kunnen dus mits afdracht van 3O %o over het kapitaal toch worden gerepatrieerd onder de bescherming van het attest. Voorzichtigheid ís echter geboden, omdat er hier een overlapping lijkt te zijn met de tweede fase, waarin een tarief van 35
%
over het kapitaal geldt (zie hierna). Het is dus onduidelijk hoe de eerste
fase hier zal aansluiten op de tweede. Die ideeën stonden allemaal reeds uitgewerkt in het Expertenverslag 2011 ldat ook een aangepast art. L23 4" wet van 27 december 2005 voorstelde en een 'nieuwe' mogelijkheid tot aangifte voor per
l juni 20ll
fiscaalverjaarde inkomsten :
regularísatieaangifte hebben ingediend vóór
l juni 2011
mogelijk om uiterlijk op 31 december 20t2
een bijkomende aangifte in te dienen voor vermogensvoordelen [die voortvloeien uit] inbreuken
l
jun¡ 2011 de fiscale navorderingstermijnen verstreken waren.
wordt immers vastgesteld dat een aanzienlijk aantal aangiftes ... slechts betrekking hebben op inbreuken [die zijn] gepleegd tijdens periodes waarvoor de fiscale navorderingstermijnen nog lopen op de datum van de aangifte. Met deze wet wordt de aangevers de kans geboden om, tegen betaling van een forfaitaire sanctie, ook strafrechtelijke immuniteit te bekomen ... voor die vermogensvoordelen waarvoor de navorderingsterm¡jnen verstreken zijn. Deze mogel'rjkheid kan ook worden geboden aan die aangevers die al een regularisatieaangifte hebben ingediend. Het gaat om een in de tijd beperkte waarvoor op
Er
mogelijkheid> (p. 48).1.
voorbeeld lemand heeft in 2009 een Zwitserse rekening gerepatrieerd van € 5 miljoen en daarvan alléén de interesten van de laatste zeven jaar geregulariseerd - stel € 700 000 - en heeft daar een heffing van 25 % of €.175 000 over betaald. Hij zou dus voor het saldo anno 2009 van € 4,3 miljoen opnieuw kunnen regulariseren - tenzij hij die € 4,3 miljoen perfect kan verklaren natuurlijk. Als h'tj dat niet kan, en vaak zal dat zo zijn, dan kan het nuttig zijn om het oude regularisatiedossier opnieuw op tafel te leggen om na te gaan of het raadzaam is om over het deel van die € 4,3 miljoen waarvan men niet genoegzaam aannemel'rjk kan maken dat het een legale oorsprong'kan' hebben, alsnog de níeuwe heffing van 30 % te betalen. Daarmee komen we natuurlijk bü hét heikele punt van heel wat regularisaties : hoeveeljaar moet ik aangeven ? ln tegenstelling tot andere landen (o.a. VS, BRD en VK) is dat in België altijd onduidelijk gebleven wegens het witwasrisico van artikel 505 van het Sw. Voor de goede orde : dat er geen bankuittreksels meer zijn, volstaat niet om tot een nietverklaarbare oorsprong te besluiten, daarvoor is ruimer onderzoek van het dossier nodig. Maar stel even in ons voorbeeld dat de aangever echt wel 'moeite' heeft met zo'n€ 2 miljoen, dan kan het raadzaam zijn om 3O % of €,600 000 extra aan heffing te betalen. Daarvoor koopt hij zich dan 'rechtszekerheid' m.b.t. een eventuele verbeurdverklaring (art. 505 Sw.), die als een zwaard van Damocles over zijn dossier is blijven hangen. Het alternatief is de strafprocedure voeren, als die al
wordt ingesteld, en dan wellicht beëindigen met een minnelijke schikking.
b) ls het echt nodig om dossiers te heropenen ? Het spreekt voor zich dat zoiets in ieder dossier afzonderlijk moet worden beoordeeld. Het is
overigens niet zeker of dat effect (aangifte van wat strafrechtel'rjk nog een risico vormt) wel de bedoeling is van de regering. Verder kan ik me voorstellen dat de vroegere aangevers n¡et staan te springen om hun dossier opnieuw te openen, én dat menig raadsman graagzal argumenteren dat dat
ook nergens voor nodig is. Bovendien ligt het voor de banken die het geld hebben ontvangen, eerder delicaat (verdenking van medeplichtigheid aan witwassen). Maar wetende wat de bedoeling was in 2011, toen de 'nieuwe kans'
tot regularisatie werd gesuggereerd, en wat de mening van het CPR en
de parketten is over de praktijk van '5 en 7 jaar-regularisaties', vrees ik dat die stelling de juiste is. Nu, het is uiteraard volstrekt onmogelijk om in slechts zes maanden die oefening naar behoren te doen, dus als het de regering om 'geld'te doen is, dan is het raadzaam om de aangevers wat méér tijd te gunnen : minstens een jaar of twee, tot e¡nde 2014. Een bijkomend argument om (ernstig) te overwegen van deze extra aangiftemogel'ljkheid gebruik te
maken, is het voornemen van de regeríng om stortingen aan een verzekeringsproduct stijl tak 21
of
tak 23 (vaak Luxemburgs) aangifteplichtig te maken in de aangifte PB, zoals nu alvoor een buitenlandse bankrekening (art. 307 5 1 lid 2 WIB 92). Als dan bl'rjkt dat de bedragen die daarin zijn 'belegd', niet of onvoldoende kunnen worden verklaard, kan dat aanleiding geven tot de vaststelling
van een indiciair tekort en/of een strafonderzoek. Aan de inschrijving van 'illiciete
vermogensvoordelen'op buitenlandse verzekeringsproducten hangt overigens een delicaat witwasprobleem vast. ln de hypothese dat de premiebetaling aan de verzekeringsmaatschappij gekwalificeerd kan worden als een omzetting of overdracht met de bedoeling de illegale herkomst van de fondsen te verbergen of te verdoezelen, is een tweede witwasmisdrijf mogel'ljk (art. 505 al. 1 3" Sw.), waarvoor de uitzondering van gewone fiscale fraude (art. 505 al. 3 Sw.)voor eventuele begiftigden niet geldt. Zo'n aangifteplicht dreigt dan ook de doos van Pandora te openen voor menigeen die in het verleden op die w'rjze aan de fiscale regularisatie poogde te ontsnappen. Wie zich in zo'n scenario bevindt, doet er dus goed aan te overwegen de betaalde premies alsnog aan de
'nieuwe' regularisatie te onderwerpen. 'alle' rechtspersonen in aanmerking komen voor fiscale regularisatie, dus ook vzw's en stichtingen (ook al een suggestie uit het Een andere versoepeling in de eerste fase zou zijn dat tevens
Expertenverslag 2011, p. 43).
c| Ook soc¡a¡e regularisatie Belangrijk is dat m.b.t. ontdoken beroepsinkomsten ook de sociale bijdragen bij het CPR zouden kunnen worden geregulariseerd. Dat was b'rj de EBA 2004 ook al het geval, maar werd voor de fiscale
regularisatie 2006 bewust niet in de wet opgenomen. Dat zou nu worden rechtgezet, waardoor zwarte lonen naast fiscaal ook wat de sociale b'rjdragen betreft kunnen worden geregulariseerd. Het is dan verder de vraag of daar een boete voor geldt of niet. Volgens de huidige regeling geldt de
boete van 10 % immers niet voor beroepsinkomsten, noch is er vermeerdering wegens gebrekkige voorafbetaling versehuldigcl. Het lijkt dan ook logisch dat er voor de sociale bijdragen ook geen boete zou gelden. Als er b'lj de wijziging nu wél een boete zou worden ingevoerd, zal dat de in gebreke
gebleven belastingplichtigen uiteraard niet aanmoedigen om spontaan een aangifte in te dienen. Zo'n regularisatie zou dan uitermate 'duu/ worden. Zoals gezegd is zes maanden om van deze 'eerste' fase gebruik te maken, wel zéér kort. ln de praktijk
blijkt dat er, om een dossier grondig te analyseren en alle bankdocumenten te verzamelen, minstens drie maanden nodig zijn, en vaak langer. De complexiteit van zo'n dossier mag niet worden onderschat. Op vandaag hebben de Zwitserse bankiers met FATCA-verplichtingen, Spaarrichtl'rjn, nationale rapportering, M¡fid en Rubik wel iets anders aan hun hoofd dan alles opzij te zetten voor een wel zeer korte vervaltermíjn van zes maanden voor het Belgische cliënteel. Het ¡s dus geen goed idee om de buitenlandse rekeninghouder te gaan opjagen. Er is m.i. fiscaal-technisch gezien ook geen haast bij omdat volledige informatie-uitwisseling binnen
de
EU
er pas komt vanaf 2OI7, over alle mogelijke inkomsten, ook vanuit Luxemburg (richtlijn
2OLL/L6/EU van 15 februari 2011, die gefaseerd vanaf 2014 en2OL7 in een automatische informatieuitwisseling voorziet van o.a. roerende inkomsten en verzekeríngsprodukten - Fisc. Act. 2011,
ß/tl.
Verdoken repatriëren naar België is overigens al niet meer mogelijk omdat ons bankgeheim omzeggensverdwenen is in 2011(zie circ. C¡.RH.8U616.308,5 maart 2OL2,Fisc.Act.2012,20lal.En repatriëren naar'elders' (buiten Europa) is voor de overgrote meerderheid ook zeer moeilijk, onveilig en duur. Dus waarom haast maken als het geld sowieso zal binnenkomen de komende vier jaar ? Het is daarom beter een degelijk en werkbaar systeem op de langere
termijn uit te werken. Als voorbeeld
kan de Engelse Liechtenstein Disclosure Facility tussen het VK en Liechtenstein gelden - een zéér
degelijk bilateraal werkstuk
-,
die een periode van zeven jaar biedt om de dossiers in te dienen, van
2009 tot 4 april 2016. En wees gerust, daar gaat het over veel grotere bedragen dan de gemiddelde Belgische buitenlandse rekening ... Als de regering echt zou vasthouden aan zo'n korte termijn voor de eerste fase, uitsluitend om de
kandidaat-aangevers snel te doen handelen, zodat er snel véél geld binnenkomt voor de schatkist, kan men ook denken aan een 'voorlopige'aangifte met een vooru¡tbetaling. Zo'n aangifte op een
moment dat nog niet alle gegevens voorhanden z'rjn, naar het modelvan de Duitse Selbstanzeige, maakt een 'termijnbewarend' effect mogelijk. Men kan dan een aanbetaling van 30 lo of 50Yovan de waarschijnlijke heffing vragen. Dat biedt een dubbel voordeel. Er is onmiddellijk geld voor de schatkist, nog vóór het dossier is afgerond, en de aangever heeft in overleg met z'rjn raadsman nadien voldoende tijd om zijn dossier af te werken, zonder zich opgejaagd te voelen door een vervalterm'rjn
of een nakende controle.
De tweede fase - het ernst¡gere
werk...
ln een tweede fase van zes maanden zou vervolgens de focus verlegd worden naar de zwaardere
vormen van fraude die nu nog zijn uitgesloten. Het is niet volledig duidelijk hoe die tweede fase zou aansluiten op de eerste fase, en of de regels van de eerste fase dan nog verder gelden of niet. Bl'rjkbaar zou er een tarief van 35
o/o
gelden voor fiscaal verjaarde zware fraude, die dan onder de
noemer van 'ernstige en georganiseerde fiscale fraude' zou kunnen worden geregulariseerd. Daaraan gekoppeld zou de boete voor fiscaal niet-verjaarde fraude die onder die omschrijving valt verder stijgen naar 20 %. Dat lijkt dus logisch aan te sluiten op de eerste fase. Het zou dan de bedoeling zijn om inkomsten die voortkomen uit ernstige en georganiseerde fiscale
fraude, misbruik van vennootschapsgoederen en misbruik van vertrouwen, te laten repatriëren mits een heffing van 35 Tovan het kapitaal. Bijkomend zou het parket echter een minnel'rjke schikking kunnen opleggen (art. 216bis Sv.), waarvan het bedrag dan zou afhangen van de ernst van de feiten. Het spreekt voor zich dat de gewaarborgde vertrouwelijkheid van de 'parketfarde minnelijke schikking' cruciaal zal zijn opdat die regeling i.iberhaupt succes kan hebben. De kwalificatie van die misdrijven is uiteraard cruciaal, en het is de vraag wie daarvoor de
verantwoordel'rjkheid moet nemen, wetende dat ze fiscaal niet gedefinieerd zijn, alleen strafrechtelijk. Wellicht is daarbij een rol weggelegd voor het bevoegde parket via de minnelijke schikking, bij voorkeur aan de hand van een níeuwe omzendbrief van de minister van Justitie en het college va n procureurs-generaa l. Samengevat zou dat dus het volgende inhouden Fase 1
:
:
duurtijd zes maanden vanaf ergens begin 2013; boete stügt van LO % naar L5 %; mogelijk 30 % over het kapitaal voor fiscaal verjaarde 'gewone' fraude Fase 2
duurt'ljd zes maanden vanaf ergens halfweg 2013 (al dan niet gedeelte¡ijk overlappend met fase 1); regels van fase 1 blijven gelden voor'gewone' fiscale fraude voor de resterende zes maanden;
boete stijgt van 10
Yo
naar 2O%voor niet verjaarde 'ernstige en georganiseerde fiscale fraude';
m.b.t. 'ernstige en georganiseerde fiscale fraude' en sommige andere nu nog uitgesloten
misdrijven: voor fiscaal niet-verjaarde fraude gaat de boete van LO % naar 20 %; voor fiscaal verjaarde kapitalen geldt een boete van 35 % over het kapitaal én een minnelijke schikking afhangend van de ernst van de feiten.
a) Opletten met ernstige en georganiseerde fiscale fraude De problematiek van de uitgesloten misdrijven is in het Expertenrapport 2011 uitvoerig aan bod
gekomen onder de noemer van de 'overige vermogensvoordelen' [ln de ontwerpmemorie bij het voorgestelde art. 121ter wet van 27 december 2005 luidde het (p. 42) :
heffing betaalt voor een door hem gepleegde fraude, riskeert immers een tweede keer te worden aangesproken indien deze fraude achteraf zou worden aangemerkt als 'ernstig en georganiseerd'. Om deze reden wordt voorgesteld om ernstige en georganiseerde fraude niet automatisch uit te
sluiten van regularisatie. Het WIB kent immers alleen het begrip fraude en niet'ernstige en georganiseerde fraude'. De verschuldigde belasting hangt niet af van de aard van de fraude, enkel het tarief van de belastingverhoging houdt ín zekere mate rekening met de ernst van de gepleegde
overtreding. ... Het begrip 'ernstige en georganiseerde fraude' dient te worden verstaan in dezelfde zin als voor de toepassing van de regels inzake de bijzondere heling (witwas) (art. 505 Sw.). Voor de toepassing van deze wet wordt aangenomen dat het gebruik maken van (scherm)vennootschappen en structuren die als 'doelvermogen' worden beschouwd zoals trust en Stiftung, zelfs indien gevestigd in een belastingparadijs, niet wordt aangemerkt als ernstige en georganiseerde fraude
indien de hoofdbedoeling erin bestaat om anonimiteit te bieden ... ten aanzien van de fiscale overheidu.l. Het voorstel was toen om ernstige en georganiseerde fiscale fraude te omschr'rjven als fraude waarbij
bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend zoals bedoeld in artikel 505 van het Sw. Die definitie ontbreekt op heden immers in fiscalibus.
Het is ook zaak om alle andere misdr'rjven die noodzakel'rjk samengaan met de fiscale fraude, mee te
nemen in de strafrechtelijke dekking die een regularisatie-attest biedt. Want door allerhande strafbare feiten te gaan toedichten aan één en dezelfde handeling die in essentie een gewone fiscale fraude uitmaakt, draagt men er niet toe bij om berouwvolle zondaars aan te zetten zichzelf in regel
te stellen (G.D. Goyvaerts in Fisc. Act., zOtL,315l,. Denk dan aan fiscale valsheid, valsheid van jaarrekening, gewone valsheid enz. Ten slotte is het van belang om een categor¡e van misdrijven in te schrijven die bij voortduur niet in aanmerking komen voor regularisatie, omdat een simpele verwijzing naar de wet van ll januari 1993 (l'rjst van meldingsplichtige misdrijven) uiteraard niet meer werkbaar is. Ook op die vlakken stelde het Expertenrapport 2011 een duidelijke oplossing voor.
Ook hier zal het parket wellicht een rol te spelen hebben m.b.t. de kwalificatie van de verschillende
onderliggende misdr'rjven.
bf Verjaarde belasting Verder is het van belang om in de wet te zetten wat 'verjaarde' belasting is, want de datum daarvan verschuift gestaag en verschilt naargelang de soort belasting. Bij een fiscale amnestie is het zaak om een duidelijke grens te trekken tussen wat verjaard is op het moment dat de wet in werking treedt en wat nog niet. Hoe dat gaat uitpakken, is nog onbekend. Wellicht zal men refereren naar een
peildatum. Het Expertenrapport ZOIL gaf een precieze omschrijving (voorstel van art. 121 4"bis) : 'geregulariseerde overige vermogensvoordelen' zijn de overige inkomsten, beroepsinkomsten en btw-handelingen die niet in een in België wettelijk verplichte boekhouding of aangifte zijn vermeld of waarop de in België verschuldigde belasting niet is geheven, en waarvoor de wettelijke
juni 2011 en die het voorwerp uitmaken van een regularisatie-aangifte die wordt verricht bij het CPR, door een rechtspersoon of een natuurlijke heffingsbevoegdheid
is
vervallen of verjaard op
1
persoon. Het zal zaakzijn om een peildatum te bepalen die zo nauw mogelijk aansluit bij het doelvan de wet en die bestand is tegen misbruiken. De datum moet daarom noodzakelijk in het (nabije) verleden liggen. Zo zou bv. gekozen kunnen worden voor 1 juni2Ot2, wat meteen de inkomsten van 2004 en
eerder als fiscaal verjaard catalogeert, en successies die zijn opengevallen op 31 december 2001 en eerder.
Wij z'rjn zeker en vast voorstander van een fiscale amnestie en/of fiscale regularisatíe, op voorwaarde dat die grondig en doordacht wordt uitgewerkt. Als inspiratie kan daar zeker het voorstel worden gebruikt dat de experten-werkgroep Clerfayt in oktober 2011 had uitgewerkt. Maar dat voorstel voorzag niet in een einddatum. Wel werd in het voorstel de fiscale verjaring geblokkeerd per l juni 2011, wat een logische datum is omdat hij aansluit op de EBA-wet (inkomsten per 31 mei 2003) en makkelijk kan worden doorgetrokken naar de successierechten (toen met een feitelijke verjaringstermijn van 10 jaar en 5 maanden). Of het voorstel waar de regering nu aan werkt, een goed voorstel is, zal nog moeten blijken. Als het een 'aflopend' systeem zou zijn dat alléén in 2013 werkt, dan ben ik daar geen voorstander van. Het leven stopt immers n¡et na 2013 en er zal altijd wel een noodzaak blijven bestaan om zich met de fiscus in regel te stellen. Een permanent systeem via een centraal meldpunt is daartoe beter, heeft bewezen dat het werkt, en biedt meer waarborgen qua eenvormige toepassing over het hele land. Het is overigens ook een beleidslijn van de OESO om te werken met een dedicated unit voor
vermogende belastingplichtigen, en het Contactpunt Regularisaties past daar perfect in (Engaging
with high net worth individuals on tax compliance, OESO-rapport, 2009). M.b.t. de tarieven is waakzaamheid geboden. Naarmate het boetetarief st'rjgt, zal de vermogende particulier minder bereid zijn om te regulariseren, en ondanks alles pogen om in het buitenland een alternatief te vinden, hoe 'fout' dat ook mag z'rjn. Ook daar speelt dus het Laffer-effect. Dat dat tot delicate debatten kan leiden met een naar rechtszekerheid zoekende cliënt, behoeft geen betoog. Gerd D Goyvaerts Advocaat Tiberghien Advocaten