Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15
Het effect van vijf verschillende herstelmethoden op een herhaalde fietsprestatie AUTEUR(S)
DE PAUW K., DE GEUS B., ROELANDS B., LAUWENS F., VERSCHUEREN J., HEYMAN E., MEEUSEN R.
REDACTEUR
VERBEIREN K.
INSTITUUT
Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
ABSTRACT Doel: het doel van deze studie was om de invloed te bepalen van vijf verschillende herstelmethoden op de fietsprestatie. Methode: de eerste en tweede studie onderzochten de invloed van passieve rust met of zonder koeling van de bovenbenen en compressie (studie 1), en actief herstel met of zonder koeling van de bovenbenen (studie 2) op de fietsprestatie. De herstelmethoden worden onmiddellijk toegepast na een eerste uitputtende inspanning, die bestond uit een 30 minuten durende tijdrit aan een intensiteit van 55% van het maximale vermogen (pre-experimenteel getest door een maximale fietsproef), onmiddellijk gevolgd door een tijdrit die zo snel mogelijk uitgevoerd moest worden (TR1). Elke herstelmethode werd gedurende 20 minuten toegepast, waarna de proefpersonen passief rustten gedurende 100 minuten tot aan de start van de tweede tijdrit (TR2). De fietsprestatie en fysiologische parameters tijdens TR1 en TR2 werden geregistreerd. Resultaten: in beide studies zagen we geen significant verschil in fietsprestatie na de verschillende herstelmethoden. Tijdens de herstelinterventie waarbij er gekoeld werd, daalden de huidtemperaturen significant. Actief herstel met koeling en compressie in vergelijking met actief herstel resulteerde in een significant snellere lactaatverwijdering tijdens de herstelperiode en een lagere bloedlactaatconcentratie tijdens TR2. Conclusie: Passieve rust, actief herstel en gecombineerde herstelmethoden na een intensieve inspanning van 1 uur hebben geen invloed op een 30 minuten durende tijdrit. Hoewel er na actief herstel een lichte verbetering van de fietsprestatie blijkt op te treden.
Sleutelwoorden
actief herstel, koeling, compressie, gecombineerde herstelinterventie, wielrennen
Datum
01/07/2012
Extra bronnen
zie bronnenlijst
Contactadres
[email protected]
Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden gedupliceerd. Indien men dit wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding altijd verplicht.
1
Het effect van vijf verschillende herstelmethoden op een herhaalde fietsprestatie De Pauw K., De Geus B., Roelands B., Lauwens F., Verschueren J., Heyman E., Meeusen R.
Vrije Universiteit Brussel Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
INLEIDING Wielrennen op topniveau wordt gekenmerkt door grote trainingsvolumes. In voorbereiding op klassiekers of rondes, zoals de Tour de France, trainen veel wielrenners twee keer per dag. Tijdens de rondes moeten de wielrenners dikwijls minstens één tijdrit rijden tijdens welke de verschillende fysiologische systemen tot het uiterste gedreven worden. Hierdoor is het behouden van een bepaalde snelheid essentieel om de rit tot een goed einde te brengen. De prestatie van de wielrenner is afhankelijk van het intrinsieke kenmerk om een hoog vermogen vol te houden, alsook van omgevingsfactoren (hoogte, wind, regen) (1). De 30 minuten tijdrit in het labo dient als gestandaardiseerde prestatietest, waarbij omgevingsfactoren onder controle gehouden worden (temperatuur, luchtvochtigheid en hoogte). De gemiddelde intensiteit tijdens zo’n tijdrit is betrouwbaar (23), correleert met de eigenlijke prestatie bij tijdritten tijdens wedstrijden (10) en benadert de eisen van een echte wedstrijd zeer dicht. Naast de genetische predispositie, is een optimaal evenwicht tussen training en herstel van groot belang om de best mogelijke prestatie neer te zetten. Trainingadaptaties vinden plaats tijdens de herstelperiode na de training, wat duidelijk aangeeft dat herstel een cruciaal element is in een trainingsprogramma. Een sneller herstel resulteert in de mogelijkheid meer te trainen of overtraining te vermijden (27). Een groot aantal wetenschappelijke publicaties toonde reeds het positieve effect van lichaamskoeling op de fysieke prestatie aan. Veel gebruikte manieren van koeling zijn “contrast water therapy” (37,39), onderdompeling in koud water
(19,20,37–39) en ijsvesten of ijs-packs (11,31). Andere methoden, zoals koude lucht (35), “face fanning” (koude lucht op het gezicht blazen), gemalen ijs innemen, koude douches, en kledingstukken die compressie geven, werden al gebruikt om de huid- of kerntemperatuur te verlagen. Kledingstukken die compressie geven (vooral bekend uit de geneeskunde), zouden helpen bij de bloedcirculatie (21) en het verwijderen van bloedlactaat (7). Een cyclische beweging veroorzaakt een cyclische compressie die het pompend effect van de actieve spieren ondersteunt (6). Hierdoor wordt de bloedcirculatie in het lichaam bevorderd, evenals de terugkeer van veneus bloed naar het hart en daardoor kan het gevormde lactaat sneller uit het bloed verwijderd worden (14). In het licht van bovenstaande vaststellingen, kan compressie als herstelmethode een invloed uitoefenen op de prestatie tijdens een volgende fysieke inspanning. Hier staat echter tegenover dat Duffield ea. (2010) in hun onderzoek naar de invloed van het dragen van compressieve kledingstukken op de prestatie bij herhaalde sprint- en werpoefeningen (14) geen voordeel vonden. Toch zou het dragen van dit soort kledij tijdens de herstelperiode na een inspanning een positief effect hebben op de incidentie van kwetsuren en spierpijn na een fysieke inspanning (12). Merrick ea. (28) zagen dan weer in hun studie dat de combinatie van ijs met compressie effectiever is dan enkel ijs om het lichaam af te koelen. Een onderzoek van Yanagisawa ea. (40) gaf aan dat de snelheid waaraan de temperatuur van de weefsels daalt, afhankelijk is van de koelingstemperatuur. De weefseltemperatuur was immers significant lager wanneer er gekoeld werd op 0°C dan wanneer er op 10°C en 20°C gekoeld werd.
2
Voor een snel herstel na een zware fysieke inspanning is een snelle verwijdering van het gevormde lactaat noodzakelijk. Een methode om dit proces te versnellen is actief herstel of bewegen aan een lichte tot matige intensiteit (16). Wanneer we actief herstel vergelijken met passieve rust voor wat betreft verschillende fysiologische parameters, werden de voordelen van actief herstel bij opeenvolgende korte, zware fysieke inspanningen al meermaals bewezen (5,9,17,29). Bij langdurige fysieke inspanningen, blijven deze voordelen ambigu. Eenduidig wetenschappelijk bewijs dat actief herstel, koeling of een gecombineerde herstelmethode (actief herstel, koeling en compressie) het herstel bevorderen tussen trainingssessies ontbreekt voorlopig nog. (4).
METHODE Proefpersonen. In de eerste studie voerden acht clubniveau getrainde mannen van gemiddeld 21,1 jaar drie experimentele ritten uit. In de tweede studie voerden negen club-niveau getrainde mannen van gemiddeld 21,7 jaar twee experimentele fietsinspanningen uit. Tabel 1 geeft de kenmerken van de proefpersonen weer van beide studies. TABEL 1. Kenmerken van de proefpersonen. Kenmerken Proefpersonen
Studie 1
Leeftijd (j) 21.1 ± 1.7 Lengte (m) 1.80 ± 0.04 Gewicht (kg) 68.5 ± 5.3 BMI (kg.m-2) 21.20 ± 1.14 Wmax (W) 343.9 ± 33.0 VO2max (mL.min-1.kg-1) 56.9 ± 3.8 Waarden zijn gemiddelden ± SD. BMI: body mass index; Wmax: maximale VO2max: maximale zuurstofopname.
Studie 2 21.7 ± 1.4 1.82 ± 0.07 74.32 ±7.05 22.49 ± 1.32 313.0 ± 23.2 53.3 ±5.2 extrinsiek vermogen;
Experimenteel opzet. Voor beide studies werd gebruik gemaakt van hetzelfde gerandomiseerd cross-over experimentele opzet. Vooraf werden een maximale inspanningstest en een gewenningsproef uitgevoerd (figuur 1). De proefpersonen gebruikten steeds dezelfde fietsergometer (Lode, Excalibur, Groningen, Nederland) in een klimaatkamer. Tijdens de maximale test werd de weerstand vastgesteld op 80W en deze werd elke drie minuten met 40W verhoogd tot uitputting. Het individuele maximale uitwendige vermogen (Wmax), verkregen tijdens de maximale inspanningstest, werd als basis
genomen om 55% van het Wmax (W) en 75% van het Wmax (W) (23,24) te berekenen. Het maximaal uitwendig vermogen (Wmax) werd gedefinieerd als het hoogste vermogen dat bereikt kon worden tijdens de maximale inspanningstest. Zes dagen na de maximale test ondergingen de proefpersonen een gewenningsproef om leereffecten uit te schakelen (2). Elk experiment bestond uit twee identieke fietsprestaties (26,27) met tussen de inspanningen twee uren rust. Elke fietsprestatie bevatte een 30 minuten durende inspanning tegen een constante gemiddelde weerstand, onmiddellijk gevolgd door een 30 minuten durende tijdrit (23). De proefpersonen moesten de tijdritten steeds zo snel mogelijk doen. Ze konden de weerstand op hun fietsergometer zelf aanpassen. De enige feedback die de proefpersonen kregen was een balk, die aantoont hoeveel ze reeds van de tijdrit hadden afgelegd. Ze kregen geen informatie over hun hartslag, pedaalritme, vermogen en tijd. Tijdens de inspanning mochten de proefpersonen naar believen water drinken. Na de tijdrit herstelden de proefpersonen gedurende vijf minuten aan een lagere weerstand (80W). Na TR1 werd dan een herstelinterventie toegepast van 20 minuten. In studie 1 bestond deze interventie uit afkoeling en compressie van de bovenbenen aan twee verschillende temperaturen en passieve rust. Tijdens de koeling zaten de proefpersonen neer en werden hamstrings (achteraan op de bovenbenen) en quadriceps (dijbeenspieren) ingepakt met koude manchetten (Therapy Pad; Fysionix, Belgium), waarbij de temperatuur werd gezet op 0°C of 10°C. Studie 2 onderzocht de invloed van actief herstel (fietsen aan 80W) al dan niet gecombineerd met compressie en plaatselijke bovenbeen koeling (0°C).
FIGUUR 1. Schematische voorstelling van het experimenteel opzet. Gewen.: Gewenning; *: enkel in studie 1.
Resultaten. De fietsprestatie gedurende de tweede tijdrit was de belangrijkste uitkomstmaat. Tijdens de experimenten werden hartslag, bloedlactaatconcentratie, RPE (vermoeidheidsschaal), thermaal comfort, kerntemperatuur, en huidtemperatuur ter hoogte van hamstrings, quadriceps en kuiten gemeten. De proefpersonen gaven aan hoe vermoeid ze waren op
3
een schaal van 6 (geen vermoeidheid) tot 20 (maximale vermoeidheid) (32). Hun thermaal comfort gaven ze een score op een 21-puntenschaal (33), waarbij +10 = zeer, zeer heet, 0 = neutraal en -10 = zeer, zeer koud. De hartslag werd gemeten met een Polar hartslag monitor (Polar Accurex Plus, Kempele, Finland). De rectale temperatuur werd gemeten met een rectale thermometer (Gram Corporation LT-8A, Saitama, Japan). Huidtemperaturen tenslotte, werden gemeten door oppervlaktesensoren (Gram Corporation LT-8A) geplaatst op het midden van de hamstrings, quadriceps en kuiten.
B
FIGUUR 3. TR prestaties bij de verschillende herstelmethoden voor studie 1 (A) en studie 2 (B)
FIGUUR 2. Schematische tijdslijn van elk experiment en de metingen van de fysiologische parameters tijdens een experimentele tijdrit.
Statistische analyse. Voor de statistische analyse werd gebruik gemaakt van het programma SPSS (Version 17.0; SPSS, Inc., Chicago, IL).
RESULTATEN Na de herstelinterventies konden de proefpersonen de fietsprestatie evenaren. Er werden geen significante verschillen gevonden bij het vergelijken van de fietsprestaties tijdens TR1. Figuur 3 (A en B) toont de betere prestaties tijdens TR2 bij de proefpersonen die aan actief herstel hadden gedaan, in vergelijking met de andere herstelmethoden.
Hoewel er geen significant verschil gevonden werd tussen de verschillende herstelinterventies, kan het kleinste verschil in prestatie resulteren in de eerste of tweede plaats. Daarom is het interessant om op te merken dat er kleine verschillen gemeten werden tussen de prestaties tijdens TR2 afhankelijk van de gebruikte interventie (vergelijking actief herstel en actief herstel + koeling en compressie, koeling en passieve rust). Passieve rust en de gecombineerde methode resulteerden in verminderde prestatie tijdens TR2 met respectievelijk 52 (-2,94%) en 58 (-3,30%), seconden tot gevolg. Koeling op 0°C en 10°C zorgde eveneens voor een mindere prestatie tijdens TR2 van respectievelijk 22 (-1,26%) en 42 (-2,40%) seconden. Aan de andere kant resulteerde enkel actief herstel in een kleine verbetering (16 seconden of 0,90%) van de prestatie tijdens TR2. Figuur 4 geeft de vergelijking weer tussen de prestatie tijdens TR2 en die tijdens TR1 voor elke herstelstrategie. Merk op dat een waarde boven de 100%een prestatiedaling aangeeft van TR2 ten opzichte van TR1.
A
FIGUUR 4. Verhouding van de prestatie tijdens TR 1 t.o.v. TR2 voor elke herstelinterventie.
4
In studie 1 veroorzaakten de interventies met de koude manchetten (0°c en 10°C) een significante daling van huidtemperatuur tijdens herstel. Ter hoogte van de quadriceps: bij 0°C van 33,71°C naar 14,97°C of -55,59%. Bij 10°C van 32,92°C naar 29,01°C of -11,88°C). Ter hoogte van de hamstrings daalde de huidtemperatuur bij 0°C van 33,88°C naar 18,90°C of -44,21%. Bij 10°C van 34,05°C naar 28,99°C of -14,86%. Enkel bij passief herstel was er geen significante daling van de huidtemperatuur. De kerntemperatuur en het thermisch comfort werden niet significant beïnvloed door de plaatselijke koude-applicaties. Er waren geen significante verschillen tussen de drie herstelmethoden (passief herstel met of zonder koeling op 0°C of op 10°C) wat betreft de andere fysiologische parameters: hartslag, bloedlactaatconcentratie, huidtemperatuur ter hoogte van de kuit en RPE tijdens TR1 en TR2 en tussen TR1 en TR2, noch tijdens de herstelperiode. In studie 2 zagen we, na vergelijken van de waarden voor het thermaal comfort bij de gecombineerde methode en actief herstel, dat deze significant lager lagen tijdens actief herstel met koeling bij de start, op 5 min, op 10 min en op 15 min. Nochtans had de plaatselijke koude-applicatie geen invloed op de kerntemperatuur. Net als in studie 1, bij de interventie met de koude manchetten, werden ook in studie 2 significant lagere waarden gevonden voor de huidtemperatuur ter hoogte van de quadriceps (van 34,31°C naar 20,16°C of -41,42%) en de hamstrings (van 33,75°C naar 19,11°C of -43,38%). Ter hoogte van de kuiten was er geen significante daling meetbaar. In studie 2 werden verder significante verschillen geobserveerd bij het vergelijken van de hartslag op verschillende momenten tijdens TR1 en TR2. De hartslag bleek, voor beide herstelinterventies, significant hoger te zijn tijdens TR2 ten opzichte van TR1. Na vergelijking van de gecombineerde herstelmethode met enkel actief herstel werden significant lagere waarden gevonden wat betreft de hartslag aan het begin van de interventie en na 5 minuten. Interessant genoeg bleek de bloedlactaatconcentratie lager te zijn tijdens de gecombineerde herstelmethode ten opzichte van actief herstel bij de start, op de 5 e minuut, op de 10e minuut en op de 15e minuut (figuur 5).
FIGUUR 5. Tijdslijn van de bloedlactaatconcentratie (studie 2). AR: Actief Herstel; *: significant verschil tussen de herstelinterventie; +: significant verschil tussen TR 1 en TR 2 voor wat betreft Actief herstel; °: significant verschil tussen TR1 en TR2 voor de gecombineerde herstelinterventie.
Na actief herstel was de bloedlactaatconcentratie significant lager tijdens TR2 dan tijdens TR1. Na de gecombineerde methode werden significant lagere waarden geobserveerd voor de bloedlactaat-concentratie dan bij enkel actief herstel. Ook de RPE-waarden lagen significant lager bij de start van de herstelperiode voor de gecombineerde methode ten opzichte van actief herstel.
DISCUSSIE Deze studie had als doel om een testprotocol te ontwerpen met een praktische implicatie voor herstelmethoden voor topwielrenners. De belangrijkste bevinding was dat de proefpersonen, na de toegepaste herstelmethoden, in staat waren om hun intensiteit tijdens de fietsprestatie aan te houden. De prestatie was niet significant gedaald na de verschillende herstelmethoden. Er werd geen significant verschil geobserveerd tussen de prestaties tijdens TR1 en TR2 bij koeling op 0 of 10°C ten opzichte van geen koeling. Hoewel er geen significante verschillen werden gevonden, lijkt de prestatie bij TR2 beter te zijn na actief herstel alleen, dan na de gecombineerde methode, koelingsinterventies en passieve rust. We hebben gebruik gemaakt van een zeer zwaar inspanningsprotocol dat in het totaal 1 uur duurde. We kozen deze aanpak omdat we op deze manier meer directe en praktische kennis konden aanbieden aan atleet en coach. Waarschijnlijk was de herstelperiode tussen TR1 en TR2 te lang om significante verschillen in prestatie te kunnen observeren. Andere onderzoeken gebruikten andere protocols om de effecten van herstelmethoden op de prestatie na te gaan (25, 30)
5
maar deze protocols zijn geen goede afspiegeling van een normale fietstraining. Wij hebben gekozen voor een twee uur durende herstelperiode omwille van volgende redenen: 1.
2. 3.
Topwielrenners trainen soms twee keer per dag. Soms moeten ze ook twee etappes afwerken op dezelfde dag. Er mocht geen prekoeling optreden tijdens de experimentele tijdritten (24). De proefpersonen moesten “bijgetankt” worden met spierglycogeen.
Een studie naar het effect van koeling en actief herstel op thermoregulatie en de prestatie op een herhaalde fietsinspanning van 30 minuten in de hitte (34°C) werd uitgevoerd door Vaile et al. (38). Zij gebruikten onderdompeling in koud water als koelmethode en gaven 1 uur herstel tijdens de verschillende tijdritten vs de 2 uren in onze studie. Vaile et al. (38) concludeerden dat alle protocols met onderdompeling in koud water effectiever waren om de prestatie tijdens volgende fietsinspanning aan hoge intensiteit te kunnen volhouden dan actief herstel. Onze inspanningen werden uitgevoerd in een omgeving met een neutrale temperatuur en hoewel we gewerkt hebben met verschillende proefpersonen in beide studies, leek er een tendens te zijn voor betere resultaten na actief herstel dan met de koelingsinterventies. Vermoedelijk verhoogt het verschil in omgevingstemperatuur de nood van het lichaam om af te koelen, wat het groter effect van onderdompeling in koud water in de studie van Vaile et al. (38) kan verklaren. Het is duidelijk dat zowel de omgevingsomstandigheden (8) als de gebruikte koelingsmethode een invloed hebben op de fietspretstatie. Hoewel wij gebruik hebben gemaakt van plaatselijke koeling van het lichaam, met enkel een daling van de temperatuur van de huid en niet van de rectale temperatuur tot gevolg, hebben interventies waarbij men het volledige lichaam afkoelt over het algemeen wel een daling van lichaams(kern)temperatuur tot gevolg (13). Wij hebben geen vergelijking gemaakt tussen actief herstel en passieve rust, maar verschillende studies (9,30) hebben al aangetoond dat actief herstel ervoor zorgt dat de bloedlactaatconcentratie tot 20 minuten sneller terug naar de beginwaarden daalt dan met passieve rust. Volgens Heyman et al. (20) kan deze daling naar de beginwaarden verklaard worden door
cardiovasculaire aanpassingen: tijdens actief herstel stijgt de hartslag, waardoor de bloeddoorstroming stijgt en de herverdeling van lactaat naar alternatieve plaatsen voor metabolisering zoals lever, hart en spieren, versneld wordt. Lactaat kan dienst doen als substraat, waardoor de gestegen energievraag tijdens actief herstel een snellere afvoer van lactaat tot gevolg kan hebben. Interessant genoeg vonden we in studie 2, wanneer de gecombineerde methode toegepast werd, dat de afvoer van lactaat sneller gebeurde dan met actief herstel alleen. Op het einde van de herstelperiode waren de lactaatwaarden in het bloed na beide herstelmethoden bijna gelijk, maar waarden na de gecombineerde methode waren nog iets lager. Deze observatie kan wijzen op een sneller herstel, hoewel we zagen dat de prestatie bij TR2 beter waren na actief herstel dan na de gecombineerde herstelmethode. Dit ondersteunt de observatie van Barnett (4) dat de afvoer van lactaat mogelijk geen betrouwbaar criterium is voor herstel. Een andere opmerkelijke observatie uit studie 2 is de lagere bloedlactaatconcentratie tijdens TR2 in vergelijking met TR1 na de gecombineerde herstelmethode en actief herstel. Dit kan mogelijk verklaard worden door beter lactaat metabolisme. In de huidige literatuur is er weinig of geen informatie te vinden over lactaatmetabolismen na koudetherapie en compressie. Deze studie toonde duidelijk een hoger lactaatmetabolisme tijdens de gecombineerde herstelmethode, dan tijdens actief herstel, maar beide herstelinterventies lijken het lactaatmetabolisme tijdens een tweede experimentele tijdrit te verbeteren. Studie 2 toonde aan dat de hartslag tijdens TR2 lichtjes hoger was dan tijdens TR1. Deze toename in hartslag werd zowel na actief herstel als na de gecombineerde interventie geobserveerd. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de verhoogde cardiovasculaire spanning, veroorzaakt door een verlies aan bloedvolume (3,15). Aan het einde van TR2 werden geen significante verschillen gevonden. Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat de maximale hartfrequenties bereikt worden aan het einde van de maximale inspanningsprestaties. Na passief herstel of koeling van de bovenbenen werden geen significante verschillen in hartslag gevonden. De beperkingen van deze twee herstelstudies zijn dat de proefpersonen geen voorafgaande ervaring hadden met tijdritten en geen profwielrenners waren. Een verder beperking van het tweede studie-opzet is
6
dat er geen placebo tijdrit werd gebruikt. Daarom kunnen effecten van geloof en placebo zowel op het niveau van de groep als van het individu niet uitgesloten worden.
6. Butterfield TA, Zhao Y, Agarwal S, Haq F, Best TM. Cyclic compressive loading facilitates recovery after eccentric exercise. Med Sci Sports Exerc. 2008;28(7):1289–96.
Samenvattend kunnen we stellen dat er een behoud is van prestatie na de vijf toegepaste herstelmethoden. Er werden geen significante verschillen in prestatie gevonden tussen de verschillende herstelinterventies. Hoewel er een licht verbeterde prestatie lijkt te zijn bij TR2 na actief herstel alleen dan na de andere herstelmethoden. Koeling op 0°C en 10°C lijkt ook te zorgen voor een beter behoud van de prestatie tijdens TR2 dan passieve rust.
7. Chatard JC, Atlaoui D, Farjanel J, Louisy F, Rastel D, Gue´zennec CY. Elastic stockings, performance and leg pain recovery in 63year-old sportsmen. Eur J Appl Physiol. 2004;93:347–52.
In studie 2 toonde de gecombineerde methode met actief herstel + koeling duidelijk een snellere afvoer van lactaat dan wanneer enkel actief herstel werd toegepast. Verder onderzoek zou zich moeten richten op de onderliggende fysiologische mechanismen van de gecombineerde herstelinterventies. Effecten op lange termijn van het regelmatig gebruiken van koeling tussen twee opeenvolgende inspanningen en de effecten van koeling op trainingsaanpassingen moeten verder onderzocht worden.
9. Connolly DAJ, Brennan KM, Lauzon CD. Effects of active versus passive recovery on power output during repeated bouts of short term, high intensity exercise. J Sports Sci Med. 2003;2:47–51.
De auteurs danken Fysionix (Belgium) voor hun technische ondersteuning. REFERENTIES 1. Abbiss CR, Laursen PB. Models to explain fatigue during prolonged endurance cycling. Sports Med. 2005;35(10):865–98. 2. Abbiss CR, Levin G, McGuigan MR, Laursen PB. Reliability of power output during dynamic cycling. Int J Sports Med. 2008;29:574–8. 3. American College of Sports Medicine. Position Stand. Exercise and fluid replacement. Med Sci Sports Exerc. 2007;39(2): 377–90. 4. Barnett A. Using recovery modalities between training sessions in elite athletes. Does it help? Sports Med. 2006;36(9):781–96. 5. Bogdanis GC, Nevill ME, Lakomy HKA, Graham CM, Louis G. Effects of active recovery on power output during repeated maximal sprint cycling. Eur J Appl Physiol. 1996;74:461–9.
8. Cochrane DJ, Sleivert GG. Do changing patterns of heat and humidity influence thermoregulation and endurance performance? J Sci Med Sport. 1999;2(4):322– 32.
10. Coyle EF, Feltner ME, Kautz SA, et al. Physiological and biochemical factors associated with elite endurance cycling performance. Med Sci Sports Exerc. 1991; 23(1):93–107. 11. Duffield R, Marino FE. Effects of pre-cooling procedures on intermittent-sprint exercise performance in warm conditions. Eur J Appl physiol. 2007;100:727– 35. 12. Duffield R, Portus M. Comparison of three types of full-body compression garments on throwing and repeat-sprint performance in cricket players. Br J Sports Med. 2007;41:409–14. 13. Duffield R. Cooling interventions for the protection and recovery of exercise performance from exerciseinduced heat stress. Med Sports Sci. 2008;53:89–103. 14. Duffield R, Cannon J, King M. The effects of compression garments on recovery of muscle performance following high-intensity sprint and plyometric exercise. J Sci Med Sport. 2010;13(1):136–40. 15. Edwards AM, Noakes TD. Dehydration. Cause of fatigue of sign of pacing in elite soccer? Sports Med. 2009;39(1):1–13. 16. Fairchild TJ, Armstrong AA, Rao A, Liu H, Lawrence S, Fournier PA. Glycogen synthesis in muscle fibers during active recovery from intense exercise. Med Sci Sports Exerc. 2003;35(4): 595–602.
7
17. Fujita Y, Koizumi K, Sukeno S, Manabe M, Nomura J. Active recovery effects by previously inactive muscles on 40-s exhaustive cycling. J Sports Sci. 2009;27(11):1145–51. 19. Gonza´lez-Alonso J, Teller C, Andersen SL, Jensen FB, Hyldig T, Nielsen B. Influence of body temperature on the development of fatigue duringprolonged exerciseintheheat.JApplPhysiol.1999; 86(3):1032–9.
29. Miladi I, Temfemo A, Mandenque´ SH, Ahmaidi S. Effect of recovery mode on exercise time to exhaustion, cardiorespiratory responses, and blood lactate after prior, intermittent supramaximal exercise. J Strength Cond Res. 2011;25(1):205–10. 30. Monedero J, Donne B. Effect of recovery interventions on lactate removal and subsequent performance. Int J Sports Med. 2000;21:593–7.
20. Heyman E, de Geus B, Mertens I, Meeusen R. Effects of four recovery methods on repeated maximal rock climbing performance. Med Sci Sports Exerc. 2009;41(6):1303–10.
31. Myrer JW, Myrer KA, Measom GJ, Fellingham GW, Evers SL. Muscle temperature is affected by overlying adipose when cryotherapy is administered. J Athl Train. 2001;36:32–6.
21. Ibegbuna V, Delis KT, Nicolaides AN, Aina O. Effect of elastic compression stockings on venous hemodynamics during walking. J Vasc Surg. 2003;37:420–5.
32. Noble BJ. Clinical applications of perceived exertion. Med Sci Sports Exerc. 1982;14(5):406–11.
23. Jeukendrup A, Saris WH, Brouns F, Kester AD. A new validated endurance performance test. Med Sci Sports Exerc. 1996;28(2):266–70. 24. Jutte LS, Merrick MA, Ingersoll CD, Edwards JE. The relationship between intramuscular temperature, skin temperature, and adipose thickness during cryotherapy and rewarming. Arch Phys Med Rehabil. 2001;82(6):845–50. 25. McAinch AJ, Febbraio MA, Parkin JM, et al. Effect of active versus passive recovery on metabolism and performance during subsequent exercise. Int J Sport Nutr Exerc Metab. 2004;14: 185–9. 26. Meeusen R, Piacentini MF, Busschaert B, Buyse L, Schutter DS, Stray-Gundersen J. Hormonal responses in athletes: the use of a two bout exercise protocol to detect subtle differences in (over)training status. Eur J Appl Physiol. 2004;91:140–6. 27. Meeusen R, Nederhof E, Buyse L, Roelands B, De Schutter G, Piacentini MF. Diagnosing overtraining in athletes using the two bout exercise protocol. Br J Sports Med. 2010;44:642–8. 28. Merrick MA, Knight KL, Ingersoll CD, Potteiger JA. The effects of ice and compression wraps on intramuscular temperatures atvarious depths. J Athl Train. 1993;28(3):236–45.
33. Parsons K. Human Thermal Environments: The Effects of Hot, Moderate and Cold Environments on Human Health, Comfort and Performance. London (UK): Taylor & Francis; 2003:196–228. 34. Roelands B, Hasegawa H, Watson P, et al. Performance and thermoregulatory effects of chronic bupropion administration in the heat. Eur J Appl Physiol. 2009;105(3):493–8. 35. Sleivert GG, Cotter JD, Roberts WS, Febbraio MA. The influence of whole-body vs. torso pre-cooling on physiological strain and performance of high-intensity exercise in the heat. Comp Biochem Physiol A Mol Integr Physiol. 2001;128:657–66. 37. Vaile J, Halson S, Gill N, Dawson B. Effect of hydrotherapy on recovery from fatigue. Int J Sports Med. 2008a;29:539–44. 38. Vaile J, Halson S, Gill N, Dawson B. Effect of cold water immersion on repeat cycling performance and thermoregulation in the heat. Journal of Sports Sciences. 2008b;26(5):431–40. 39. VaileJ, Halson S,GillN, DawsonB. Effect of hydrotherapy on the signs and symptoms of delayed onset muscle soreness. Eur J Appl Physiol. 2008c;102:447–55. 40. Yanagisawa O, Homma T, Okuwaki T, Shimao D, Takahashi H. Effects of cooling on human skin and skeletal muscle. Eur J Appl Physiol. 2007;100:737–45.
8