Andrej Roebljov icoon ‘de Heilige Drie-eenheid’ (1410)
Het dogma van de drie-eenheid is een antropomorfisme;
JHWH is 1
Met deze these wil ik aangeven dat de openbaring van het model van de drie-ene een tegemoetkoming is aan ons beperkte menselijke bevattingsvermogen. Ik belijdt een drie-enige God, omdat dit de manier is waarop de bijbel op veel plaatsen spreekt. Toch heb ik het gevoel dat dit model in ons spreken, binnen de kerk e.d., vaak de positie inneemt van een eindpunt; zo is God. We verliezen dan uit het oog dat de Bijbel een tegemoetkoming is aan ons mensen; voldoende, voor nu. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben. (1 Kor.13:10-11)
Dan zien wij van aangezicht tot aangezicht; JHWH is 1
1
JHWH is 1
Inhoud Het dogma van de drie-eenheid is een antropomorfisme;
JHWH is 1 ............................................ 1
De zelfopenbaring van God aan Mozes............................................................................................... 3 De Naam .......................................................................................................................................... 3 De Enige ........................................................................................................................................... 3 God is kenbaar..................................................................................................................................... 4 OT .................................................................................................................................................... 4 NT .................................................................................................................................................... 4 Ik ben nabij: het verhaal van God.................................................................................................... 4 Spreken over God ................................................................................................................................ 6 Menselijk spreken ........................................................................................................................... 6 God Bol en zijn Platlanders.............................................................................................................. 7 Zwijgen over God? ........................................................................................................................... 7 Triniteit ................................................................................................................................................ 7 Triniteit in het nieuwe testament ................................................................................................... 7 Het gevecht met de triniteit ............................................................................................................ 9 Marcionisme ................................................................................................................................ 9 Modalisme (Sabellianisme) ......................................................................................................... 9 Monarchianisme.......................................................................................................................... 9 Adoptianisme .............................................................................................................................. 9 Het belijden van de vroege kerk...................................................................................................... 9 Nicea-Constantinopel .................................................................................................................. 9 Athanasius ................................................................................................................................... 9 Het mysterie ...................................................................................................................................... 10 JHWH is 1 ........................................................................................................................................... 10 Samenvatting..................................................................................................................................... 11 Bibliografie ............................................................................................................................................ 11
©Arco van Bergen, eunike.nl
2
JHWH is 1 De zelfopenbaring van God aan Mozes De Naam Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’” (Ex.3:13-15) God noemt zich, op verzoek van Mozes, bij zijn naam. Niet dat God voor Mozes naamloos was. De God die in het begin hemel en aarde schiep noemde zichzelf Elohim1 (Gen.1:1). In het vervolg van Genesis wordt Elohim een aantal malen in combinatie met JHWH ( )היהאgenoemd. Na Genesis 4 worden deze namen apart gebruikt. Zo ook in het antwoord aan Mozes: Elohim zei JHWH. Kon Elohim nog duiden op de Ene of andere god, in de Naam (JHWH) laat God zijn wezen zien. JHWH2 (Jahwe) is afgeleid van het werkwoord ‘zijn’, en kan vertaald worden met ‘Ik ben / zal zijn’ (Ds. J.C. Bette). Of zoals de NBV het weergeeft: ’Ik ben die er zijn zal’ of ‘IK ZAL ER ZIJN’. Met deze naam stelt God zich present, ik ben. Deze God van het verbond met Abraham, Izaäk en Jacob openbaart zich juist met deze, moeilijk in een zin uit te leggen, naam. Eigenlijk meer een teken of symbool, niet meer uit te spreken, maar wel aan te roepen. En dan is Hij present (ook als Hij niet wordt aangeroepen, overigens). Pop geeft aan; ‘Het ‘zijn’ is niet een Platonisch zijn, het moet niet ontologisch begrepen worden, maar soteriologisch en eschatologisch. Ex.3:14 is niet bedoeld om Israël wijsgerig te maken, maar gelovig; niet tot inzicht maar tot uitzicht’ (Pop, 1975)(blz.311). God laat in zijn daden zien wat zijn Naam inhoudt. En hierin is hij de enige. De Enige
Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige!3 Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. (Deut.6:4-5) God is alleen te ‘begrijpen’ van uit zijn zelfopenbaring. In de apologetiek4 is vaak geprobeerd het begrip God aannemelijk te maken op een redelijke wijze. Ze maakt dan gebruik van filosofische- of ontologische begrippen die gangbaar zijn binnen de cultuur waarin de apologeet zijn pleidooi houdt. Bijbelse argumenten zijn dan hoogstens van secundair belang. Deze apologetiek heeft daarmee 1
Elohim komt in het OT voor in de betekenis van God of goden. Het is de meervoudsvorm van Eloah en is afgeleid van een stam die ‘eerste-zijn’ of ‘sterk-zijn’ aanduidt. Elohim is de Almachtige. (Gispen, Oosterhof, Ridderbos, Unnik van, & Visser, 1982) 2 De vier letters worden ook wel tetragrammaton genoemd, Grieks voor ‘vier letters’. De vier Hebreeuwse letters zijn door onze Latijnse letters weer te geven als JHWH of JHVH. Omdat het Hebreeuws geen klinkers kent en de Joden op last van het derde gebod de Naam niet uitspraken is de oorspronkelijke uitspraak niet bekend, misschien ‘Jahweh’ (of ‘Jahveh’) zoals de Samaritanen het uitspreken. Joden lazen, als zij de vier letters zagen, Adonai (Heer) of Elohim (God). De Naam komt meer dan 6800 keer voor in het OT en is daarmee de meest voorkomende naam voor God. De Statenvertaling, de NBG-51 en de NBV geven de naam van God (YHWH) weer met HEERE, HERE of HEER. (Gispen, Oosterhof, Ridderbos, Unnik van, & Visser, 1982) In het Grieks van het Nieuwe Testament komt de eigennaam Jahweh niet voor, hier wordt de Griekse naam voor ‘Heer’ (‘Kyrios’) gebruikt. 3 De eerste zes woorden in het Hebreeuws worden samen het Sjema genoemd en vormen de centrale geloofsbelijdenis in het Jodendom. Dit bijbelgedeelte wordt aan joodse kinderen geleerd zodra ze kunnen spreken. Het is de bedoeling dat een gelovige Jood dit woord tweemaal per dag reciteert: ’s morgens en ’s avonds, zoals in vers 7 staat. 4 Het woord apologetiek is afgeleid van het Griekse woord ‘apologia’ wat betekent: (intellectuele) verdediging, beredeneerde verklaring, afleggen van verantwoording. Christelijke apologetiek is dus het verdedigen van het christelijke geloof met argumenten.
©Arco van Bergen, eunike.nl
3
JHWH is 1 vooral waarde naar buiten toe, in een seculiere context. God begrijpen, of uitleggen, binnen de geloofsleer zal gebruik moeten maken van de bron waarin God zichzelf openbaart, de Bijbel. Uitgangspunt binnen deze paper is dan ook dat de schrift van God geademd is5.
God is kenbaar ‘Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen’ verzucht Paulus in Rom. 11:33. Wie kent de gedachten van de Heer? God is misschien wel onbegrijpelijk en onnavolgbaar, maar daarmee nog niet onkenbaar. (Brink van den & Kooi van der, 2012) (blz.119). Gods toewending naar mensen laat in de tijd een patroon zien. Hoewel dit patroon soms wel diepgravend en vooral gelovend gezocht moet worden, is dit zeker te ontdekken. God heeft een reputatie gekregen in zijn manier van omgaan met mensen. In de Bijbel worden namen en eigenschappen aan God toegeschreven die Hem kenbaar en ‘constant’ maken. Juist deze constante maakt de God van de Bijbel voor ons kenbaar en betrouwbaar. De opbouw in de tijd, waarin ontdekt wordt dat God constant is, is een gebeuren aan menselijke zijde. De mens ontdekt gaandeweg hoe en wie God is. God, de IK BEN, overstijgt de tijd. Hij is de Zijnde en degene die Was en de Komende (Opb.1:4) OT Vandaar dat in een andere Midrasj6 staat: "De Heilige, geprezen zij Hij, sprak tot Mozes: U wilt Mijn Naam weten? Ik word in overeenstemming met Mijn daden genoemd. Soms word Ik El Sjaddaj (Almachtig God) genoemd. Andere keren noemt men Mij Adonaj Zebaot (God der Legerscharen), Elohiem (God) of Adonaj (JHWH). Wanneer Ik een schepsel als rechter oordeel, word Ik Elohiem genoemd. Wanneer Ik oorlog tegen de wettelozen voer, word Ik Adonaj Zebaot, HEERE der Heerscharen genoemd. Wanneer Ik Mijn oordeel over de misstappen van een mens uitstel, word Ik El Sjaddaj (God de Almachtige) genoemd. En wanneer Ik erbarmen heb met Mijn wereld, word Ik Adonaj genoemd. Adonaj betekent slechts erbarmen, want er is gezegd: HEERE HEERE u bent barmhartig en genadig (Ex. 34:6). Welnu, Ik zal zijn die Ik zijn zal betekent dat Ik genoemd word overeenkomstig mijn daden." Hieruit blijkt dat de God van het Oude Testament ook voor de rabbijnse verklaarders niet statisch is, maar dynamisch, niet in filosofische zin, als zou God bestaan, maar als degene die er bij is, aanwezig is en hulp geeft. Hij is degene die Israël uit Egypte heeft geleid en als een Vader voor hen heeft gezorgd. Hij is de God van de geschiedenis, die in heden verleden en toekomst dezelfde was en is en zijn zal. (Siebesma, 1995) NT In het Nieuwe Testament laat God zich op een unieke manier via Jezus kennen. Johannes zegt ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, [die zelf God is], die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.’(Joh.3:18) Jezus is het die God een ‘nieuwe naam geeft’. Hij spreekt God aan als zijn Vader en leert ook ons Hem zo te noemen; onze Vader (Matt.6:9) Ik ben nabij: het verhaal van God Het is verleidelijk om iets over God te willen zeggen. Woorden die iets of iemand beschrijven stellen ons gerust. Hoe passender de beschrijving, hoe meer we de ander of het andere beschrijven, des te meer krijgen we het in onze macht. We weten waar we aan toe zijn, het is voorspelbaar en daarmee controleerbaar. 5
De schrift zelf geeft dit aan in 1Tim3:16 ‘Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven…’ en in 2Pet.1:21 ‘want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.’ Dit geeft binnen de geloofsleer gewicht aan de schrift. Vandaar dat Petrus er in vs.22 op laat volgen; ‘Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat’. 6 De Midrasj is een verzameling leerstellige en verhalende rabbijnse interpretaties van de TeNaCH.
©Arco van Bergen, eunike.nl
4
JHWH is 1 Mozes wilde de Naam weten, geen lang verhaal, zoiets van; de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob. Hoe kon hij anders duidelijk maken wie hem gestuurd had? JHWH was voor Mozes en de Israëlieten één, dat had Hij trouwens ook zelf gezegd; JHWH is één, en dit is voor altijd mijn naam. God laat in zijn daden zien wat zijn Naam inhoudt. En dat is voldoende, deze God laat zich niet benoemen, alleen maar beschrijven. Je merkt hem op in je leven en dat vertel je door. En zo wordt ‘de God die er eens en vooraltijd is’ steeds ‘bekender’ in de verhalen. Hier nog de God van Abraham, Izaäk en Jacob, straks, in Hebr. 11 is de lijst al langer. Gods naam is eerder een reputatie dan een woord. Gods naam is een verhaal. Dat is ook de belijdenis van Blaise Pascal toen hij schreef; VUUR God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus Het is de God-van-Abraham-Izaäk-en-Jacob, de God van het verhaal. Het verhaal van de God die zijn bewogenheid met de wereld laat zien in de roeping van Abraham en de zijnen, in het geven van een bestemming aan zijn geslacht, aan zijn bescherming onderweg naar die bestemming en zijn verbondenheid waarin uiteindelijk de hele wereld mag delen. Dat verhaal. En dat verhaal staat, volgens Pascal, tegenover de God van filosofen en geleerden. Filosofen en geleerden ´geloven´ niet in verhalen. Filosofen en geleerden geloven in een betoog, in de rede. Theo de Boer analyseert dat de eerste apologeten proberen, in de verdediging van het christelijke geloof, aansluiting te vinden bij de Griekse filosofie. Zij probeerden hun geloof in één God en een betere moraal, via de rede, aannemelijk te maken tegenover de gemeenschappelijke afkeer van het het heidense godsgeloof, het veel godendom met zijn, ook bij de goden, bedenkelijke moraal. (Boer, 1997)(blz.8-17). Met hun aandacht voor de rede, als gemeenschappelijk ‘gereedschap’, verloren zij uit het oog dat de Griekse filosofie zich juist had gedistanciëerd van godenverhalen. En dat terwijl een groot deel van de bijbel juist bestaat uit gecannoniceerde verhalen. Deze verhalen zijn niet maar een illustratie van een boodschap, zij vertegenwoordigen de kern; de God-van-Abraham-Izaäk-enJacob. Anselmus7 bevindt zich in de geest van zelfde traditie als de apologeten als hij zegt dat ‘datgene wat wij in het geloof aanvaarden omtrent de goddelijke natuur en zijn personen, uitgezonderd de incarnatie, met noodzakelijke redenen zonder de autoriteit van de schrift bewezen kan worden’. Ook hij zoekt zijn heil in eerste instantie in de rede (het onthologische godsbewijs) en niet in de schrift met zijn geloofsverhalen. Het gereedschap ‘rede’ wordt in, en na, de Verlichting een steeds minder krachtig hulpmiddel in de apolegetiek. Als de Verlichting stelt dat alle kennis de redelijke toets moet kunnen doorstaan en er geen plaats hierin is voor het on-redelijke en het subjectieve, dan plaats je je met een verhaal buiten de gangbare methodiek.
7
Anselmus van Canterbury (Aosta, 1033 – Canterbury, 21 april 1109) was een in Italië geboren filosoof, theoloog en benedictijner monnik. Hij werd de tweede Normandische aartsbisschop van Canterbury en verwierf onder meer bekendheid met zijn zogenaamd ontologisch godsbewijs (de prefect-being methode). Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de scholastiek. Paus Alexander VI verklaarde Anselmus in 1494 heilig en in 1720 plaatste Clemens XI hem onder de kerkleraren. In de Proslogion, (Verhandeling over het bestaan van God), geschreven in 1077-1078, deed Anselmus van Canterbury een poging om de eigenschappen van God te beschrijven en om vervolgens te begrijpen hoe God al deze eigenschappen had die vaak onderling tegenstrijdig leken te zijn.
©Arco van Bergen, eunike.nl
5
JHWH is 1 Spreken over God Menselijk spreken Ons spreken over God is altijd menselijk. Het simpele feit dat het mensen zijn die over God spreken, over wie Hij is en wat Hij gedaan heeft en wie Hij voor ons wil zijn, geeft het inherent menselijke al aan. Het geloof dat het God zelf is die deze woorden inblaast doet daar niets aan af. Het is God die mensenwoorden gebruikt. Hij maakte, en maakt, zich bekend. Zonder zijn spreken was hij ons niet duidelijker geworden dan een vermoeden. Aanwijzingen voor God zijn er genoeg; kosmologische, ontologische, teleologische of morele. Hoe sterk de god is die door deze aanwijzingen bewezen kan worden ook is, toch zullen ze niet per definitie uitkomen bij de God van de Bijbel. Alleen een gelovig luisteren naar geopenbaarde woorden brengt ons bij de God die zich daarin aan de mensheid, ten volle, heeft bekent gemaakt (de bijzondere openbaringen laat ik hier even rusten). God maakt zich ten volle bekend in zijn woord. Over dit ‘ten volle’ later meer. Paulus betoogt in zijn brief aan de Romeinen dat de werken van God, ja God zelf in zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, geopenbaard zijn in de schepping. Elk ‘verstandig’ mens kan dat zien, en als je hem daarom niet eert ben je niet te verontschuldigen. ‘hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.’ (Rom. 1:21). Het woord gebruikte woord ‘onverstandig’ duidt op dwaas-zijn, en niet op het ontbreken van cognitieve kennis, als zou je geleerd moeten zijn om dit inzicht te hebben. In de schepping is God niet te missen! Dit wordt ook na gesproken door de NGB artikel 2 Hoe wij God kennen: Wij kennen Hem door twee middelen. Ten eerste door de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. Want deze is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, zoals de apostel Paulus zegt in Rom. 1:20. Dit alles is voldoende om de mensen te overtuigen en hun elke verontschuldiging te ontnemen. Ten tweede maakt Hij Zichzelf nog duidelijker en volkomener aan ons bekend door zijn heilig en goddelijk Woord, namelijk voor zover dat voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer en tot behoud van de zijnen. Het ten tweede geeft eigenlijk aan; natuurlijk kun je God kennen uit de schepping, maar preciezer, en helemaal, in de Bijbel. De natuur ontneemt je alle excuses, in de Bijbel leer je de drie-Ene pas echt, duidelijker en volkomener, kennen. De nuancering die vervolgens gemaakt wordt is, volgens mij, een hele juiste en getuigt van een bescheiden zelfbeeld. We leren God kennen in zijn Woord voor zover dat nodig is. Deze eigenschap van Gods openbaring wordt in de gereformeerde Dogmatiek verwoord onder de noemer: Sufficienta. Hieronder verstaan we ‘de genoegzaamheid of volkomenheid van de Schrift, dat zij de wil van God volkomen beval en dat al wat de mens heeft te geloven om behouden te worden, daarin voldoende geleerd wordt’. (Genderen van & Velema, 1993) (blz. 106) Het is volgens mij niet speculatief om te veronderstellen dat dit ‘voor zover nodig’ en ‘voldoende om behouden te worden’ niet ingegeven is door de onwil of onmacht van God om meer duidelijk te maken, maar juist duidt op het onvermogen van de mens om meer tot zich te nemen. Het is als het ware het maximaal haalbare, meer zit er voor ons binnen dit ondermaanse bestaan niet in. Genoeg? Jazeker, genoeg voor nu. Straks wordt alles duidelijk. Paulus kijkt met de Korintiërs uit naar de tijd dat dit onvermogen, dit onvolkomen zijn, zal zijn verdwenen. In 1 Kor.13 spreekt hij over de gaven van de Geest. In de eerste plaats is het verrassend om te lezen dat kennis en kunnen-kennen niet het belangrijkste zijn voor een christen, het belangrijkste waar de Geest zich in wil uiten is de onderlinge liefde. Deze liefde heeft eeuwigheidswaarde. Kennis en profetie zijn onvolkomen en zullen als het volmaakte komt afgedaan hebben.
©Arco van Bergen, eunike.nl
6
JHWH is 1 ‘Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben’(1 kor.13:12) Dit ‘straks’ wijst op na de wederkomst, en staat in contrast met het nu, het onvolkomen leven voor de vernieuwing. Dit kennen betreft niet alleen het kennen van allerlei waarheden over God, maar ook het kennen van God Zelf in een volmaakte relatie (Ds. J.C. Bette)(com. 1 Kor.13). Voor nu moeten we het doen met de Bijbel en de wijze waarop daarin God zich ‘kan’ duidelijk maken aan de mens. Voldoende, voor nu. God Bol en zijn Platlanders In die zin is de mens, in zijn ondermaanse tijd, toch slechts een Platlander8. Hoe zou god Bol zich bekent kunnen maken aan deze Platlanders? Zou hij zich kunnen laten zien? Nee, hij kan zich niet in volle omvang tonen, hij past eenvoudigweg niet in volle omvang in de beperkte dimensies van Platland. Zijn werkelijkheid is te anders, ze kan hem niet omvatten. Hij kan zich slechts beperkt voordoen binnen het bevattingsvermogen van Platland en zijn bewoners. Zich gedeeltelijk laten zien, misschien in meerdere gedaantes, voorzover de dimensies van Platland dat toelaten. Zou hij zich kunnen vertellen? Nee, hij kan zich niet in volle omvang vertellen, ze zouden het niet begrijpen. Ook hierin speelt het gebrek aan dimensies hen parten. Natuurlijk geeft de Platlandpoëzie wellicht wat meer ruimte voor verbeelding, maar ook in beeldspraak of visioen is onvoldoende ruimte voor de volle omvang van god Bol. God Bol wil zich dolgraag bekent maken aan de Platlanders. Hoe kan hij ze anders vertellen en laten zien hoeveel hij van ze houdt en welke toekomst hij voor ze in petto heeft? Hij kiest er voor om zich gedeeltelijk bekent te maken. Zo ver als mogelijk, binnen hun bevattingsvermogen. Woorden en beelden aangepast aan het wezen Platlander; platlandermorf dus… Het volledige inzicht komt later wel, voor nu is deze gedeeltelijke openbaring voldoende. Voldoende om god Bol te kennen en te vertrouwen, voldoende om zijn weg te willen volgen. Maar wat zullen die platlanders hun ogen uitkijken als ze die opslaan in de hemelse woonplaats van god Bol. Zwijgen over God? Moeten we dan zwijgen over God? En het, voor wat betreft zijn wezen, laten bij zijn ‘eerste’ openbaring aan Mozes? Natuurlijk niet. Openbaarde de God van Abraham, Izaäk en Jacob zich aan Israël, via Mozes, als de Ene, in het nieuwe testament gaat de openbaring verder. De schrijver van de brief aan de Hebreeën geeft aan dat Gods spreken in de profeten onvolledig moet zijn geweest, omdat er in jezus Christus sprake is van een verdere uitwerking en openbaring van Gods plan. Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (Hebr. 1:1-2)
Triniteit Triniteit in het nieuwe testament De manier waarop, en waarover, gesproken wordt in het eerste hoofdstuk (en de daarop volgenden) laat er geen twijfel over bestaan; Jezus is de Zoon van God, God heeft door Jezus het universum geschapen en Hem door Zijn verhoging tot Koning over alle dingen aangesteld.
8
Mijn metafoor ‘Platland’, vrij naar: Flatland: A Romance of Many Dimensions (Nederlands: Platland: een roman van vele afmetingen) is geschreven door Edwin Abbott Abbott (1838 - 1926) in 1884 en probeert de lezer op informele wijze de mogelijkheid (de wiskundige waarschijnlijkheid zelfs) van meerdere dimensies uit te leggen. Flatland volgt de avonturen van A. Square die op een dag wordt bezocht door een cirkel (die eigenlijk een bol blijkt te zijn die als cirkel verschijnt in Flatland) en die hem uit z'n tweedimensionale wereld tilt en hem meeneemt naar lijnland en puntland om hem duidelijk te maken dat er meer dimensies zijn dan alleen de 2 van Flatland.
©Arco van Bergen, eunike.nl
7
JHWH is 1 Jezus is de ‘afstraling van Zijn heerlijkheid’ (vs.3) Met het woord apaugasma (afstraling, afschijnsel, reflectie) wordt zowel de zelfstandigheid als de verwantschap en gelijksoortigheid van de heerlijkheid van de Zoon met die van de Vader uitgedrukt. (Ds. J.C. Bette)(com.Hebr.1:3) Dus de godheid van Jezus staat hier niet ter discussie. Dat zelfde geldt voor de godheid van de Geest. Dat volgt al uit de manier waarop Paulus spreekt over de Geest als ‘de geest van God’ als hij de parallel trekt met de menselijke geest; ‘Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods’. (1 Kor. 2:10-11) Dus het nieuwe testament spreekt over God de vader, God de Zoon en God de Geest op een manier die later verwoord zal worden als; immanente triniteit9. Het is overbodig om te zeggen dat het begrip triniteit in de Bijbel zelf niet voorkomt. Staat de nieuw testamentische openbaring voor wat betreft het wezen van God op gespannen voet met de openbaring aan Mozes? Voor de Joden in die tijd was die spanning er overduidelijk. De bevestiging van de vraag ‘Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?’(Mar.14:61) bezegelde het doodvonnis van Jezus. Maar voor de discipelen was die spanning er niet, of in ieder geval, brak die spanning hen niet op. Op de vraag van Jezus; wie zeggen jullie dat ik ben? antwoord Petrus, met instemming van de overige discipelen; ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!’ (Mat.16:16). Het is natuurlijk de vraag of zij volledig het unieke van dit punt in de heilsgeschiedenis beseften; de openbaring van God in Jezus (overigens: alsof wij dat wel doen) maar zij waren bereidt tot dit getuigenis op basis van wat zij hoorden en zagen van Jezus; Zoon van de levende God! Natuurlijk veroorzaakte het onderwijs van Jezus wel een crisis in hun denken, maar niet specifiek, voor zover beschreven, op het leerstuk van het Sjema, inzake de Ene. Ook later als de Geest plaatsvervanger is geworden en hen de woorden van Jezus te binnenbrengt, en hij het inzicht laat groeien, is er geen bijzondere aandacht, voor wat wij nu noemen, de triniteit. Zoals hierboven summier aangegeven behoort de boodschap dat zowel de Zoon als de Geest Goddelijk zijn, naast natuurlijk de Vader, tot de niet te betwisten boodschap. Het evangelie is natuurlijk wel een ‘vreemde’ boodschap, die vriend en vijand verrast en zelfs de ergernis opwekt. Deze paste niet in de Joodse verwachting en het denken van ‘de Grieken’; door Paulus verwoord in 1 Kor. 1:22-24 Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Maar deze ergernis werd vooral veroorzaakt door de door God gekozen methode van redding; de weg van het kruis (vs. 18). Zeker voor de Joden; een messias die de vervloekte kruisdood stierf… Maar Paulus preekt de gekruisigde Jezus Messias als Heer (Kurios) In de Septuaginta was het woord kurios (Here) de gangbare vertaling voor de godsnaam Jahweh. De belijdenis ‘Jezus is Heer’ houdt dus in dat de spreker gelooft en belijdt dat de mens Jezus, die op aarde leefde, aan God gelijk is. Deze woorden houden bovendien een erkenning in van Jezus’ heerschappij over alle gebieden van het leven. De vroeg-christelijke belijdenis ‘Jezus is Heer’ kan iemand alleen uitspreken ‘dan door de heilige geest’, de Geest van God. (1 Kor. 12:3) (Ds. J.C. Bette) Ook hier wordt dus voluit trinitarisch gesproken, en dit mocht voor , in dit geval de Korintiërs, geen verrassing zijn.
9
Het begrip immanente triniteit bedoelt uit te drukken dat het in de drie-eenheid niet gaat om een soort tijdelijke samenwerking (economische triniteit of openbaringstriniteit) van Vader, Zoon en Geest op een bepaald moment in de heilsgeschiedenis maar om een drie-eenheid die kenmerkend is voor het wezen van God. Ook wel aangeduid met ontologische triniteit of wezenstriniteit.
©Arco van Bergen, eunike.nl
8
JHWH is 1 Het gevecht met de triniteit Dus de boodschap van het nieuwe testament gaat dus impliciet uit van een trinitarisch spreken. Toch is er in het nieuwe testament nergens sprake van een uitgewerkt trinitarisch model. Het uitwerken van zo’n model, of in ieder geval allerlei pogingen daartoe, ontstonden pas in de vroege kerk. Zij waren vaak apologetisch van aard, uitleg en verdediging naar buiten toe, of meer dogmatisch van aanleiding, ter bestrijding van on-Bijbelse leer binnen de kerk, zeg maar internapologetisch. Zonder volledig te willen zijn noem ik een aantal aanleidingen. Marcionisme Marcion van Sinope (85-160) was stichter van de naar hem genoemde marcionistische kerkgemeenschap. Marcion verkondigde dat de wraakzuchtige God van het Oude Testament niet dezelfde was als God, de Vader van Jezus Christus, die naastenliefde voorstond. Als gevolg hiervan hechtte hij geen bijzondere waarde aan het Oude Testament. Het door Marcion gepropageerde evangelie was daarom ontdaan van alle verwijzingen naar het Oude Testament. Hij was de eerste die de vele vroeg-Christelijke geschriften inhoudelijk beoordeelde en een schifting aanbracht. In Marcions canon bleven alleen een evangelie (het evangelie volgens Marcion) en tien Brieven van Paulus over. In 144 werd Marcion vanwege zijn standpunten geëxcommuniceerd. Marcion verkondigde dus in feite een meer-godendom. Modalisme (Sabellianisme) Sabellius (sinds 215 leider van de Modalisten in Rome) leerde dat God slechts uit één Persoon bestaat, die zich in drie verschillende gedaanten (prosopa) of verschijningsvormen (modi) heeft geopenbaard. De term prosopa - identiek aan het Latijnse personae - werd oorspronkelijk gebruikt voor de verschillende rollen van een acteur, die middels verschillende maskers werden uitgebeeld. De kritiek richtte zich op de gevolgen van deze voorstelling, God blijft dus verborgen en onkenbaar achter de diverse rollen die hij speelt. Monarchianisme Het Monarchianisme (Grieks: enig- of alleen-heersen) is een verzamelnaam voor ketterijen, waarin de eenheid van God benadrukt wordt ten koste van de drie-eenheid. Adoptianisme Het Adoptianisme is een in de 2e eeuw ontstane opvatting, dat Christus in feite een door God uitverkoren profeet was. Christus wordt voorgesteld als een bijzonder mens, terwijl Zijn Godheid wordt ontkend. De verbinding tussen God en mens is hier een adoptief-relatie. Het adoptianisme is door de katholieke kerk steeds als dwaalleer veroordeeld. Het belijden van de vroege kerk Nicea-Constantinopel De eerste verwoording van de kerk van een zekere triniteit vindt plaats op het concilie van Nicea in 325 en wordt afgerond in Constantinopel in 381. Ter bestrijding van de leer van Arius, priester in Alexandrië, die de goddelijke natuur van Christus logende, werd een tekst opgesteld die het geloof van de christelijke kerk verwoorde, inclusief een benoeming van de godheid van de Vader, Zoon en Geest. Athanasius Ook Athanasius10 bestreed het Arianisme en komt tot een uitgebreidere beschrijving van de triniteit. De gekozen stijl is die van het paarsgewijs aangeven waarvan sprake is en waarvan niet.
10
De Geloofsbelijdenis van Athanasius is wellicht in de tweede helft van de vijfde eeuw ontstaan in Spanje of Zuid-Frankrijk. Het is een typisch dogmatische belijdenis, die in stevige bewoordingen positie kiest in een aantal destijds verhitte discussies over de godheid van Christus. Zij is op naam gesteld van Athanasius (295-373), een voorman uit de oude kerk die zich sterk heeft ingezet voor het hier beleden geloof.
©Arco van Bergen, eunike.nl
9
JHWH is 1 Geloofsbelijdenis van Athanasius (art 3-6) 3.Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren, 4.zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen. 5.Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden, 6.maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit. De vroege kerk, en overigens ook de latere, heeft onder andere op deze wijze haar geloof in de drieene God, zoals die zich geopenbaard heeft in de Bijbel, verwoord en verdedigd tegen on-Bijbelse voorstellingen. Zo heeft ze het katholieke geloof willen bewaren. Uit de gekozen vorm en bewoording, soms meer en soms minder, is aftelezen dat het om een apologetische doel ging. De gebruikte taal is, bij voorbeeld, geen spreektaal of gebedstaal. In de omgang met deze drie-ene God, bij voorbeeld in het gebed, wordt een andere taal gesproken
Het mysterie Wanneer de gelovige zich in gebed richt tot de drie-ene worden andere woorden dan in de belijdenis gebruikt. Het gebed gebruikt aanspreektitels als; Vader (in navolging van Jezus), Heer (op wat voor wijze dan ook gespeld), God (al dan niet met bijvoeglijke naamwoorden) enzovoorts. Vaak, zeker in het geval van Heer, is het helemaal niet zo duidelijk of nu de Vader of de Zoon bedoelt wordt! De geloofsomgang richt het gebed tot de Ene. En in dit gebed gebeurt er van alles, er wordt gesproken tot de vader, er wordt gedankt voor zijn gaven, de Zoon wordt aanbeden en beleden en de Geest wordt om bezielende kracht gevraagd. Het gebed richt zich tot het mysterie van de Ene. Calvijn zegt in zijn Institutie ‘Gods wezen moeten we eerder aanbidden dan heel nauwkeurig onderzoeken’ (Inst. I.5.9) En eerder zei Augustinus:’ Zodra wij iets kunnen begrijpen kunnen we er zeker van zijn dat het niet over God gaat’. (Sermo 117.3.5) (Brink van den & Kooi van der, 2012)(blz. 117) Aanbidden is beter dan begrijpen. Moeten we dan, met de oosterse kerk, alleen nog maar apophatische11 theologie bedrijven? De apophatische benadering is misschien te bescheiden maar als accent is ze zeker waardevol omdat ze herinnert aan het fragmentarische karakter van onze godskennis. (Brink van den & Kooi van der, 2012) (blz 119) En daar kunnen we niet genoeg aan herinnerd worden.
JHWH is 1 Als God zich in het begin heeft geopenbaard als de Ene; JHWH. Als God keer op keer onderwijst; er is buiten mij geen god. Als God zich in zijn openbaring aanpast aan het beperkte bevattingsvermogen van mensen. Als een gelovige zich verhoudt tot God als een Platlander tot god Bol. Dan spreken we Gods oopenbaring in het het nieuwe testament gelovig na. Dan belijden we de Godheid van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Dan bestrijden wij elke leer die ingaat tegen deze openbaring Dan buigen wij in aanbidding voor het mysterie van de drie-ene. Maar boven al verlangen wij, met Paulus, naar de tijd dat het volmaakte zal zijn. Dan zien wij van aangezicht tot aangezicht; het mysterie. Dan zullen wij zeggen, met de kerk van alle tijden; JHWH = 1
11
De apophatische theologie gaat uit van de gedachte; we kunnen beter zeggen hoe en wat God niet is, dan hoe en wat Hij is. Deze apophatische theologie (negatieve theologie) deze staat dan tegenover de kataphatische (positieve) theologie die zich wel ‘uitspreekt’ over het wezen van God.
©Arco van Bergen, eunike.nl
10
JHWH is 1 Samenvatting God openbaart zich in het oude testament voornamelijk als de Ene; JHWH Gods naam is eerder een reputatie dan een woord. Gods naam is een verhaal. Gods openbaring in de Bijbel is voldoende voor ons heil. God past zich in zijn spreken aan ons beperkte bevattingsvermogen aan. Het nieuwe testament spreekt vrijuit over de godheid van de Vader, de Zoon en de Geest, op een manier die later verwoord zal worden als immanente triniteit. De vroege kerk heeft in haar strijd tegen dwaalleer en in de verdediging van haar geloof (onder andere) het mysterie van de triniteit terecht en succesvol verdedigd. Het gebed van de gelovige richt zich tot het mysterie van de Ene. Straks zien wij van aangezicht tot aangezicht; JHWH is 1
Bibliografie Boer, T. d. (1997). Blaise Pascal, Over God. Amsterdam: Boom. Brink van den, G., & Kooi van der, C. (2012). Christelijke dogmatiek (2e druk). Zoetermeer: Boekencentum. Ds. J.C. Bette, d. G. (Red.). (sd). Studiebijbel.nl CvB. Genderen van, J., & Velema, W. (1993). Beknopte gereformeerde dogmatiek (2e druk). Kampen: Kok. Gispen, W., Oosterhof, B., Ridderbos, H., Unnik van, W., & Visser, P. (Red.). (1982). Bijbelse encyclopedie (4e druk). Kampen: Kok. Miskotte, K. (1980). Bijbels ABC (6e druk). Baarn: Ten Have b.v. Pop, F. (1975). Bijbelse woorden en hun geheim (5e druk). 's Gravenhage: Boekencentrum b.v. Siebesma, P. (1995). Door het oog van de rabbijnen. 106.
©Arco van Bergen, eunike.nl
11