STATENBRIEF Onderwerp: Invulling doelstelling windenergie Doel van deze brief: Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om: Te besluiten conform het ontwerpbesluit Over de inhoud van deze brief te overleggen De inhoud van deze brief voor kennisgeving aan te nemen (informatieplicht) HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Op 11 september stond in de Commissievergadering de voortgang van het windenergiedossier op de agenda. Ter voorbereiding op deze vergadering is u toen een Statenbrief voortgang windenergie doen toekomen. Sinds die tijd is er weer veel gebeurd op dit dossier. Daarom hebben wij de brief aangepast. Het huidige document vervangt dan ook de u eerder toegezonden versie. 1
Inhoud voorstel (beoogd resultaat/doel)
Op basis van afspraken met het Rijk en in IPO-verband is de doelstelling voor windenergie in Gelderland verhoogd naar 230,5 MW in 2020. Voor de extra MW moet ruimte gezocht worden gedurende dit jaar. Dit doen wij in een proces van windateliers met de regio¶s en gemeenten. De resultaten van deze ateliers en de voortgang van de besluitvorming over aanvullende gebieden worden beschreven in de notitie in de bijlage bij deze brief. 2
Aanleiding
Aanleiding voor deze brief vormt het gesprek in de Commissievergadering van 12 juni jl. waarin de vaststelling van de winddoelstelling van 230,5 MW aan de orde was. Daarbij is gevraagd om de voortgang terug te melden na de zomer. Door middel van deze brief stellen wij u op de hoogte van de aanpak en de voortgang van dit zoekproces. Tevens gaan wij naar aanleiding van vragen in de Commissie MIE van 12 juni jl. in op de onderwerpen participatie en innovatie bij windenergie. 3
Bestaand beleid c.q. kader
In de omgevingsvisie worden de uitgangspunten vastgelegd voor het bepalen van de geschiktheid van gebieden voor windenergie. In een aanvullende structuurvisie windenergie worden de locaties voor windenergie in Gelderland waar de 230,5 MW en reserveruimte kan worden gerealiseerd vastgelegd. 4
Argumenten/afwegingen/risico's
Op basis van afspraken met het Rijk en in IPO-verband is de doelstelling voor windenergie in Gelderland verhoogd naar 230,5 MW in 2020. Voor de extra MW moet ruimte gezocht worden gedurende dit jaar.
Inlichtingen bij dhr. W. Bruggink, telefoonnummer (026) 359 84 14 e-mailadres:
[email protected]
De extra benodigde ruimte voor windenergie wordt in eerste instantie gezocht in een proces van windateliers met de regio's en gemeenten. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens om molens met name daar te realiseren waar lokaal draagvlak bestaat. Uit de windateliers zijn behoorlijk wat nieuwe locaties naar voren gekomen. Voor 23 locaties zijn op verzoek van gemeenten quick-scans haalbaarheid verricht. De resultaten daarvan zijn naar de gemeenten toegezonden. De gemeentebesturen kunnen geschikte locaties nu voorleggen aan de raad. Het risico bestaat dat er niet voldoende locaties met draagvlak zullen overblijven om geheel aan de doelstelling te voldoen. In dat geval willen wij zelf gebieden aanwijzen waar naar verwachting de extra overlast voor burgers en de impact op het landschap zo gering mogelijk is, namelijk langs grote infrastructuur of op bedrijventerreinen. In de omgevingsvisie worden de uitgangspunten vastgelegd voor het bepalen van de geschiktheid van gebieden voor windenergie. In een aanvullende structuurvisie windenergie worden de locaties voor windenergie in Gelderland waar de 230,5 MW en reserveruimte kan worden gerealiseerd vastgelegd. De ontwerpstructuurvisie windenergie is gereed aan het einde van dit jaar. 5
Financiële consequenties
De ruimtelijke reservering van locaties voor windenergie levert kosten op. Wij willen gemeenten faciliteren in het proces. Dat doen wij bijvoorbeeld door het laten uitvoeren van quick-scans. Op verzoek van gemeenten zullen wij inpassingsplannen maken voor grote locaties, die gemeentegrenzen overschrijden en/of meerdere initiatiefnemers hebben. Dit doen wij ook als wij moeten overgaan tot het zelf aanwijzen van locaties. Deze kosten zullen worden gedekt uit het programmabudget energie. 6
Proces en evaluatie
De resultaten van het geschetste proces komen bij u terug in de vorm van een ontwerpstructuurvisie windenergie aan het einde van dit jaar.
Arnhem, 8 oktober 2013 - zaaknummer 2013-008705 Gedeputeerde Staten van Gelderland ing. J. Markink - plv. Commissaris van de Koning drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris
Bijlagen: Ontwerpbesluit Begrotingswijziging Notitie Aanpak invulling verhoogde doelstelling windenergie Tekst
2
Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer 2013-008705
Voortgang windenergie najaar 2013 Geactualiseerde versie in verband met verschuiven van de behandeling van het stuk door de volle agenda van de Commissievergadering van 11 september jl. Inleiding Zoals uw Staten bekend is hebben wij in juni van dit jaar, in IPO-verband, met het Rijk afgesproken om in 2020 6000 Mega Watt (MW) aan windenergie in Nederland gerealiseerd te hebben. In de Commissievergadering van 12 juni jl. heeft gedeputeerde Traag u medegedeeld dat de consequentie voor Gelderland neer is gekomen op 230,5 MW in 2020, dit is door u geaccordeerd in de vergadering van 26 juni 2013. Momenteel is er in de provincie 36 MW operationeel, kan 34 MW binnenkort worden gebouwd en is ongeveer 90 MW in ontwikkeling of in procedure. Daarmee komt het huidige aantal op ongeveer 160 MW en moet er nog 70 MW worden gevonden. Onderdeel van de afspraken is dat er extra locaties worden gezocht als reserve voor als geplande locaties onverhoopt niet door kunnen gaan. In een windvisie die wij parallel aan de omgevingsvisie opstellen wordt de ruimtelijke invulling van deze 230,5 MW vastgelegd. Ook beschrijven wij in deze windvisie de werkwijze waarop wij deze doelstelling denken te halen. Landelijke ontwikkelingen Op 6 september jl. is het energieakkoord voor duurzame groei gepubliceerd. Het IPO is een van de partners in het nationale energieakkoord en wij hebben een actieve rol gespeeld in de totstandkoming ervan. Partijen leggen in dit Energieakkoord voor duurzame groei de basis voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn, creëert vertrouwen en reduceert daarmee investeringsonzekerheid bij burgers en bedrijven. Het helpt de haperende economie op korte termijn weer op gang met een grote impuls voor investeringen en werkgelegenheid. Daarnaast worden de lasten voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk beperkt. Partijen zetten zich in dit verband in om de volgende doelen te realiseren: - Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar. - 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 20201. - Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu ruim 4 procent) naar 14 procent in 2020. - Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023. - Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren. De 10 pijlers van het akkoord zijn: 1) Energiebesparing. Met het akkoord willen partijen een besparing van jaarlijks gemiddeld 1,5 procent van het finale energiegebruik realiseren. Partijen zijn het eens over een maatregelenpakket waarvan het de verwachting is dat daarmee circa 100 PJ per 2020 kan worden bespaard. De afspraken over energiebesparing richten zich zowel op de gebouwde omgeving, als op het vergroten van de energie-efficiëntie in de industrie, de agrarische sector en het overige bedrijfsleven.
2) Het opschalen van hernieuwbare energieopwekking. Partijen geven invulling aan de doelstelling van 16% hernieuwbare energieopwekking zoals door het Kabinet wordt nagestreefd. Uitgangspunt is een kosteneffectieve uitrol die zekerheid biedt voor investeerders, additionele werkgelegenheid creëert, innovaties uitlokt waardoor de kosten worden verlaagd en die bijdraagt aan versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in deze sector. Partijen willen met deze aanpak, in combinatie met ambitieuze energiebesparing, in 2023 16% hernieuwbare energie realiseren, en 14% in 2020. Enkele hoofdpunten voor de grootschalige hernieuwbare opwekking zijn: - Opschaling van wind op zee naar 4450 MW operationeel in 2023. - Bij wind op land wordt binnen de kaders die met provincies zijn afgesproken geïnvesteerd om te komen tot 6000 Mw in 2020. Er wordt door investeerders in windmolenparken een participatieplan geïntroduceerd dat omwonenden in staat stelt actief deel te nemen in de planvorming en exploitatie van windparken. - In 2016 wordt de voortgang met betrekking tot de realisatie van de 14%-doelstelling in 2020 en 16% in 2023 op basis van een set duidelijk gedefinieerde criteria beoordeeld. 3) Decentrale opwekking hernieuwbare energie in de vorm van coöperatieve initiatieven. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken en lokale en regionale initiatieven worden waar nodig en mogelijk door gemeenten, provincies en de rijksoverheid ondersteund. Per 1 januari 2014 wordt een belastingkorting van 7,5 ct/kWh ingevoerd voor hernieuwbare energie die in coöperatief verband of door een vereniging van eigenaren (VvE) wordt opgewekt en gebruikt door kleinverbruikers en waarbij de leden van de FR|SHUDWLHV9Y(¶VHQGHLQVWDOODWLHV ]LFKLQHHQ]RJHQDDPGHµSRVWFRGHURRV¶YLHUFLMIHULJH postcode plus aangrenzende postcodes) bevinden. 4) Een energietransportnetwerk dat gereed is voor de toekomst. Partijen spreken af zich terdege voor te bereiden op deze veranderende toekomst, zodat aanpassingen snel tot stand kunnen komen wanneer deze nodig en gewenst zijn. Daarbij wordt uitdrukkelijk ook ingezet op Europese samenwerking. 5) Een goed functionerend Europees systeem voor emissiehandel (ETS). 6) De capaciteit van de tachtig kolencentrales in Nederland wordt afgebouwd. Dit betekent concreet dat drie kolencentrales per 1 januari 2016 zijn gesloten. De sluiting van de twee resterende centrales (Maasvlakte I en II) volgt per 1 juli 2017. 7) Mobiliteit en transport zullen stappen ondergaan richting efficiënter verkeer en vervoer een een meer duurzame invulling van mobiliteit. Partijen zijn het eens over ambitieuze doelstellingen, namelijk een reductie van de CO2-uitstoot met 60% per 2050 ten opzichte van 1990 en op weg daarnaar toe een reductie tot 25 Mton (-17%) in 2030. 8) Het Energieakkoord leidt tot aanzienlijke werkgelegenheidskansen in de installatie- en bouwsectoren en op termijn in de duurzame energiesector. De ambitie is deze kansen te verzilveren en in de periode 2014-2020 in totaal ten minste 90.000 arbeidsjaren extra te realiseren. Dit komt neer op een werkgelegenheidswinst van gemiddeld ten minste 15.000 extra voltijdsbanen. 9) Energie-innovatie en -export. Het streven is dat Nederland in 2030 een top-10 positie inneemt op de mondiale CleanTech Ranking. Dit lukt door uit te blinken in slimme oplossingen voor duurzaamheid, als resultaat van een uitnodigend investerings- en groeiklimaat voor bestaande en nieuw CleanTech-bedrijven. Op weg hier naartoe is de ambitie om de economische waarde in Nederland van de schone energietechnologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010 door toegenomen omzet in Nederland en het buitenland.
2
Voorgestelde aanpak Structuurvisie Wind Uitgangspunten: 1. Wij gaan alle door de gemeente(raad) voorgedragen locaties opnemen in de omgevingsvisie. 2. Wij gaan de gemeenten waar bestuurlijk draagvlak is voor ontwikkeling van windenergie, maar die nog geen concrete locatie aandragen om draagvlak bij bewoners en raadsleden niet te frustreren ondersteunen in de communicatie om windenergie daar te kunnen ontwikkelen. Hierbij speelt een goede participatiestrategie een belangrijke rol. NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie) heeft bekendgemaakt te werken aan een gedragscode draagvlak en participatie. 3. Wij zijn bereid extra inzet te plegen op grotere locaties (procesondersteuning en eventueel inpassingsplan op verzoek). Dit omdat bundeling van windmolens op grotere locaties zorgt voor minder verrommeling, bij grotere locaties vaak meerdere gemeenten betrokken zijn en grotere locaties zorgen voor meer doelbijdrage. 4. Als er na raadpleging van de gemeenteraden niet genoeg ruimte blijkt om de doelstelling te halen zullen wijzelf enkele geschikte gebieden aanwijzen waar wij de ontwikkeling van windenergie actief willen ondersteunen. Bij de selectie gaan wij uit van beneden omschreven ruimtelijke visie. 5. De witte gebieden van de kaart die is opgenomen in de omgevingsvisie vindt de provincie geschikt voor de ontwikkeling van windenergie. Als initiatiefnemers gesteund door gemeenten daar windmolens willen ontwikkelen dan heeft de provincie daar geen bezwaar tegen. In deze gebieden zullen wij echter geen inpassingsplannen maken. Ruimtelijke visie: Grote windmolenparken en lijnopstellingen langs spoor- en hoofdwegen in de witte gebieden vormen de basis van onze visie. Redenen: 1) Er is relatief weinig bebouwing langs deze hoofdinfrastructuur. 2) Er is al zware verstoring van geluid en visuele hinder van de infrastructuur, waardoor deze gebieden beperkte waarde voor stilte en recreatie hebben. 3) Door de infrastructuur te volgen geven de windmolens een oriënterend gevoel mee bij waar deze wegen of spoorwegen liggen. 4) De bereikbaarheid van deze gebieden is goed, wat bouw en onderhoud van windmolens eenvoudig maakt, er hoeft weinig aanvullende infrastructuur aangelegd te worden. 5) In ontwerpateliers werd de mening gedeeld dat deze locaties geschikt zijn voor windenergie. Hiernaast worden locaties ontwikkeld waar lokaal draagvlak voor is (bij gemeenteraden) in witte gebieden. Redenen: 1) Er is lokaal draagvlak om windenergie op te wekken! 2) Opwekking windenergie kan lokale economie versterken. 3) Opwekking windenergie kan gemeenschapszin bevorderen. 4) Gemeenten mogen beslissen over wat zij belangrijk vinden op lokaal niveau, daar is geen provinciaal dwingend belang. 5) :LM RQGHU]RHNHQ PHW JHPHHQWHQ HQ UHJLR¶V RI HU JHELHGHQ PRHWHQ NRPHQ ZDDU VROLWDLUH molens bij voorbaat worden uitgesloten om verrommeling tegen te gaan. Burgerparticipatie Windenergie leent zich bij uitstek voor financiële participatie oftewel burgerparticiptie. Onlangs heeft energiecoöperatie de Windcentrale binnen een halve dag 6.648 aandelen van een windmolen in Culemborg verkocht. De aandelen kostten 200 euro per stuk en er waren 1700 kopers, waarmee een totaal van 1,3 miljoen euro werd opgehaald.
4
Er zijn twee vormen van financiële participatie; - de participanten nemen deel met risico en zeggenschap; - de participanten nemen deel met weinig risico en geen of beperkte zeggenschap. Agrariërs en andere ondernemers maken vaak gebruik van de eerste vormen. Participatie zonder of met beperkte zeggenschap is vrij nieuw en vooral gericht op burgers in de omgeving. De windmolen in Culemborg is hier een goed voorbeeld van. Financiële participatie kan door middel van verschillende financieringsvormen, zoals deelname aan een coöperatie of het beleggen in obligaties. Bij een risicovolle financiële deelname is zowel deelname vóór als na de bouw van het windpark mogelijk. In het laatste geval zijn de risico's beperkt tot de windopbrengst, de elektriciteitsprijs en onvoorzien onderhoud. Deelname in windenergieprojecten is een effectieve methode om het draagvlak voor windparken te versterken. In opdracht van SenterNovem is onderzoek uitgevoerd naar financiële participatie bij windenergieprojecten op land. Daaruit blijkt dat maatwerk de sleutel tot succes is. Er is geen ideaal model vast te stellen voor financiële participatie en het bereiken van draagvlak. Elke situatie is uniek door verschil in initiërende partijen, windopbrengsten, politieke inbedding en sociale en fysieke kenmerken van de omgeving. Een nadeel van financiële participatie is dat in een project met veel deelnemers met zeggenschap de besluitvorming trager kan zijn. Dit doet zich vooral voor bij een coöperatie of een v.o.f. Verder vraagt de ene participatievorm meer organisatie van de projectontwikkelaar dan de andere. Ons college is voorstander van burgerparticipatie. Overheden hebben echter geen instrumenten om burgerparticipatie af te dwingen. Burgerparticipatie zullen wij wel zo veel mogelijk stimuleren. Sinds 1 januari 2013 hebben wij ook een subsidieregeling hiervoor in het leven geroepen. Onder bepaalde voorwaarden wordt de investering van burgers in hernieuwbare energieprojecten verdubbeld door een bijdrage uit deze regeling. Innovatie Binnen de sector windenergie vindt voortdurend innovatie plaats. Een belangrijke ontwikkeling van windturbines is de toename van de lengte van de wiek (rotoroppervlakte). Windturbines worden daarmee geschikter voor gebieden waar de gemiddelde windsnelheid iets lager is dan aan de kust. In de praktijk blijkt dat deze turbines een hogere productie geven. Qua vormgeving zijn er alleen nog maar experimentele turbines in ontwikkeling. Doordat de vraag naar ³FRQIHVVLRQHOH´WXUELQHVQRJVWHHGVHUJJURRWLVKHEEHQSURGXFHQWHQQRJZHLQLJRRJYRRUHHQ andere vormgeving. Fabrikanten werken aan vermindering van de effecten van windturbines op de omgeving door bijvoorbeeld een lagere geluidproductie, bladverwarming om ijs aangroei te voorkomen en het voorzien van windturbines van een slagschaduwsensor. Ook zijn er innovatieve ontwikkelingen te melden op het gebied van de opslag van elektriciteit. Wanneer er een piek in de productie ontstaat die niet kan worden opgevangen door de vraag, zou opslag van elektriciteit een oplossing kunnen zijn. Kema doet momenteel onderzoek naar PRJHOLMNKHGHQ 2RN ZRUGW JHNHNHQ QDDU RSVODJ LQ DFFX¶V 0RJHOLMN NXQQHQ HOHkWULVFKH DXWR¶V hier een rol in spelen. Er lopen experimenten die het mogelijk maken om elektriciteit op te slaan in waterstof. Binnen de windenergie zijn naast grote windmolens ook kleinere modellen op de markt. In de literatuur is sprake van UrbanWindTurbines (UWT), mini-windturbines, micro turbines en kleine molens. Met alle begrippen doelt men op kleine windmolens. Kleine windmolens kunnen in zowel stedelijke omgevingen (woonwijken, sportvelden, bedrijventerreinen) als op het platteland in open gebieden (langs infrastructuur en bij boeren) worden geplaatst. Molens in de stedelijke gebieden worden vaak op gebouwen geplaatst en de molens in open gebieden staan op een mast.
5
Een kleine molen is een molen met een vermogen van 0,5 tot 20 KW (conform de definitie van Case &Ter Horst, 2007). Echter wat een kleine molen tot een kleine molen maakt is voor de meeste mensen de ruimtelijke verschijningsvorm. Daarom rekenen wij alle molens tot een totale hoogte van 25 meter (inclusief eventuele rotorbladen) tot de kleine molens. Een middelgrote windmolen is molen met een hoogte variërend van 25 meter tot 60 meter (inclusief rotorbladen). Een grote windmolen is een molen hoger dan 60 meter. Kleine windmolens zitten nog helemaal in de beginfase van innovatiecurve, ondanks dat enkele modellen al vele jaren bestaan, zijn er maar weinig geïnstalleerd. Daarnaast is het heel lastig de turbines onderling te vergelijken mede omdat de ene turbine beter in open veld presteert en de andere beter binnen een turbulente of bebouwde omgeving. Er zijn veel verschillende types welke concurreren op technische specificaties, er is nog geen gestandaardiseerd product en de markt voor deze molens is onzeker. Voor kleine molens is bijvoorbeeld geen onafhankelijke informatie over opbrengstdata beschikbaar. Het ontbreekt nog aan een certificering voor de technische kwaliteit waaraan de mini turbine moet voldoen in het kader van o.a. veiligheid, geluidproductie, etc. Het rendement van kleine windturbines is niet voldoende om een substantiële bijdrage te leveren aan het aantal MW voor windenergie. Een kleine molen levert namelijk maximaal bij de meest ideale omstandigheden (windsnelheden tussen 10 en 15 m/s, 24/7) een maximale bijdrage van 20 kW. Dit betekent dat voor 1 MW theoretisch minimaal 50 kleine molens geplaatst moeten worden. Ter vergelijking met grote molens bijvoorbeeld het windpark bij Zutphen De Mars. Deze windmolens leveren 2 MW per stuk en er staan hier 3 molens. Voor 6 MW zijn in theorie minimaal 300 kleine molens nodig om dezelfde hoeveelheid aan energie op te wekken. In de praktijk zullen er echter veel meer kleine molens geplaatst moeten worden omdat het op 20 meter hoogte minder vaak en minder hard waait dan op 80 meter hoogte. De totale doelstelling voor Gelderland is 230,5 MW. In kleine windmolens vertaald zou deze opgave theoretisch een plaatsing van minimaal 11525 molens betekenen. Momenteel is in de provincie 34 MW gerealiseerd. Indien dit in kleine molens geplaatst zou zijn hadden er minimaal 1700 molens gestaan. Nadrukkelijk wordt steeds gemeld minimaal omdat de gemiddelde windsnelheid in Gelderland op 10 m hoogte 4 m/s is. Een kleine windmolen levert pas energie bij 5 m/s en zal dus maar een zeer beperkt deel van de genoemde opbrengst leveren. Uiteraard zal door innovatie de opbrengst in de toekomst nog verhoogd kunnen worden. Kleine windmolens leveren dus wel degelijk een bijdrage maar dit zal vooral aan de provinciale ambitie energieneutraal te zijn in 2050. De kleine molens zijn qua toepassing vergelijkbaar aan de markt voor zonnepanelen. De regio Achterhoek gaat in samenwerking met de Fachhochschule Münster de mogelijkheid voor het gerbuik van de nieuwste generatie kleine windmolens nader verkennen. Onderdeel van de verkenning zijn wet- en regelgeving, maatschappelijke acceptatie en aanwezigheid van voldoende wind. Ook voorwaarden waaraan geschikte plekken moeten voldoen zijn een onderdeel van de verkenning. De uitkomsten van het onderzoek worden over een jaar verwacht. De regio Achterhoek houdt ons op de hoogte over de resultaten.
6