Het belang van importen voor het MKB
ir. C.C. van de Graaff drs. M.J. Overweel Zoetermeer, september 2002
ISBN: 90-371-0864-4 Bestelnummer: A200203 Prijs: € 25,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap/.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
Sa menva ttin g
5
1
Inleid ing
7
2
O mv ang en he rk omst v an de imp or te n
9
2.1 2.2 2.3
Aantal importeurs in het Nederlandse MKB Belang van import Herkomst van de importen
9 12 15
3
Aa rd v an de impo rten
17
3.1 3.2 3.3 3.4
Aankoopdoel Type product Concurrerende importen Innovatieve producten
17 18 18 20
4
A ch te rg ron de n impor t ged ra g
23
4.1 4.2 4.3
De industrie De handel Financiële dienstverlening
23 24 26
3
Samenvatting Bijna een kwart van het Nederlandse MKB importeert. De belangrijkste sector op importgebied is de handelssector. Deze sector is namelijk goed voor de helft van het aantal importeurs. Een tweede belangrijke sector is de industrie. In het algemeen kan gesteld worden dat het al dan niet importeren door bedrijven, in welke sector dan ook, een verband vertoont met de bedrijfsomvang: hoe groter het bedrijf, hoe groter de kans dat het importeert. Het aantal bedrijven die deelnemen aan het importproces vertoont door de jaren heen een aanzienlijke dynamiek. De laatste jaren is vooral het aantal kleine importeurs toegenomen. Een groot deel van de import van goederen is bestemd voor verbruik in het productieproces van de producerende sectoren. Het gaat hierbij om de importen van grondstoffen en halffabrikaten. Daarnaast importeert de handel veel goederen die enerzijds in Nederland verkocht worden en anderzijds weer uitgevoerd worden. Er blijkt een relatie te bestaan tussen import en export. Bedrijven die importeren blijken relatief vaker ook te exporteren in vergelijking met bedrijven die niet importeren. De bestaande importeurs blijken ieder jaar meer te importeren dan het voorgaande jaar. Het grootste deel van de importen komt uit de buurlanden Duitsland en België/Luxemburg. Tussen de sectoren bestaan grote verschillen in aankoopdoel. Deze hangen uiteraard samen met verschillen in de productieprocessen. De voornaamste aankoopcategorie is grondstoffen voor industrie, bouw en logiesverstrekking. De kleinste aankoopcategorieen zijn consumptiegoederen food en diensten. Meer dan de helft van de importen betreft goederen en diensten die ook in Nederland worden aangeboden. We spreken dan van concurrerende importen. In de meeste gevallen worden deze goederen in het buitenland aangekocht omdat ze in Nederland te duur zijn. De niet-concurrerende voldoen aan een specifieke vraag en zijn lang niet altijd laagwaardig. 15% van de importen van het MKB wordt door de importeurs op een of andere wijze als innovatief beschouwd. Ook hier lijkt een grootteklasse-effect een rol te spelen. Naar verhouding importeren kleine bedrijven meer innovatieve producten dan grotere bedrijven. Binnen het onderzoek is speciaal aandacht geschonken aan drie sectoren, te weten de industrie, de handel en de financiële dienstverleners. Het blijkt dat geen van de bedrijven uit de drie sectoren knelpunten ontmoette die karakteristiek zijn voor het importproces. Importen zijn voor alle drie sectoren instrumenteel voor het productieproces. Sterker: in een aantal gevallen is importeren onvermijdelijk bij de stappen in het internationaliseringsproces. Een voorbeeld hiervan is outsourcing. In de handel zijn importen en exporten vaak aan elkaar verbonden. Een groot deel van onze exporten bestaat uit wederuitvoer. Dit heeft te maken met de ligging van Nederland, maar ook met de Nederlandse handelstraditie, zo wordt gesteld. Voor de financiële dienstverlening is import soms verplicht en onvermijdelijk. Voor de beleggers zijn importen vaak bittere noodzaak. Binnen de drie sectoren is men unaniem van mening dat importeren noodzakelijk is voor het welzijn van de nationale economie.
5
1
Inleiding
Internationale handel is belangrijk voor de Nederlandse economie en zal de komende jaren verder in belang toenemen, met name ook voor het MKB. Naast export, maakt import deel uit van de internationale handel. Het ligt voor de hand dat een land als Nederland, met betrekkelijk weinig natuurlijke hulpbronnen, grondstoffen importeert. Naast grondstoffen importeert Nederland halffabrikaten en eindproducten. Er is een aantal verschillende redenen waarom halffabrikaten en eindproducten geïmporteerd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld een gunstigere prijs-kwaliteitverhouding van buitenlandse producten ten opzichte van Nederlandse fabrikaten of het feit dat het betreffende product (nog) niet in Nederland geproduceerd wordt. In het laatste geval is mogelijk sprake van de import van innovatieve producten. Middels de Exportthermometer van EIM wordt al jaren gerapporteerd over de Nederlandse export van industriële producten in het algemeen en van de export door het MKB in het bijzonder. Tot voor kort was er nog geen onderzoek uitgevoerd naar de omvang, het belang en het doel van importen door/voor het industriële MKB. In 2000 is door EIM een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de manier waarop het belang van 1 importen voor het MKB in beeld gebracht kan worden . De enige informatie die er voor 2 die tijd lag, is zwaar gedateerd . De resultaten van het haalbaarheidsonderzoek gaven aanleiding om een vervolgonderzoek te verrichten naar het belang van importen voor het Nederlandse MKB. Daarbij wordt gekeken naar omvang, herkomst en aard van de importen. Uit de haalbaarheidsstudie bleek dat vooral industriële en handelsondernemingen importeerden. Daarnaast bleek de zakelijke en financiële dienstverlening ook een belangrijke importsector te zijn. Om het belang van de importen voor het Nederlandse MKB te kwantificeren, is een zogenoemde importmodule in de derde peiling van het MKB-Beleidspanel 2001 van EIM opgenomen. Om de motivatie en het belang van de importen verder uit te diepen, is binnen voornoemde sectoren een aantal diepteinterviews onder eigenaren, directeurs en im- en exportmanagers gehouden. Leeswijzer De eerste hoofdstukken zijn kwantitatief van aard. Het laatste hoofdstuk is meer kwalitatief van aard. In het volgende hoofdstuk wordt eerst op de omvang en de herkomst van de import ingegaan. Waar mogelijk, wordt ingegaan op sectorspecifieke gegevens. Antwoord wordt gegeven op hoeveel en waarvandaan. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt ingegaan op de aard van de producten. Daarbij wordt gekeken naar het type producten dat wordt geïmporteerd en de reden van import. Ook in dit hoofdstuk worden waar mogelijk of wenselijk sectorspecifieke gegevens gepresenteerd. Ten slotte wordt in het laatste hoofdstuk ingegaan op de bevindingen uit de interviews. Het geheel is verder voorzien van citaten uit de gesprekken die in het kader van het onderhavige onderzoek en de haalbaarheidsstudie uit 2000 zijn gehouden.
1
2
M.J. Overweel, Het belang van importen voor het Nederlandse MKB, Zoetermeer, december 2000. CBS 1992, Nationale Rekeningen, een input-outputtabel naar grootteklasse van de Nederlandse economie voor 1992: kleine, middelgrote en grote bedrijven.
7
2
Omvang en herkomst van de importen
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het aantal importeurs. Daarbij wordt tevens gekeken naar de verdeling van de importeurs over de verschillende grootteklassen en sectoren. Dat gebeurt evenzo voor het belang van de importen en de herkomst van de importen.
2.1
Aantal importeurs in het Nederlandse MKB Bijna een kwart van het MKB importeert Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat 23% van de midden- en kleinbedrijven in het Nederlandse particuliere bedrijfsleven in 2000 producten heeft geïmporteerd uit het buitenland. Het aantal importerende bedrijven in het MKB zou daarmee op bijna 120.000 uitkomen (zie tabel 1). In de haalbaarheidsstudie die aan het onderzoek vooraf is gegaan was ook al een schatting gemaakt van het aantal importeurs. Hierbij was uitgegaan van een berekening van 1 Marktselect . Volgens Marktselect zouden er circa anderhalf keer zo veel importeurs als exporteurs zijn in het Nederlandse bedrijfsleven. Wanneer we deze verhouding door zouden mogen trekken naar het MKB, is er een substantieel aantal importeurs binnen het MKB. Afgaande op de resultaten van een exportonderzoek van EIM waarin het aan2 tal MKB-exporteurs in 1998 geschat is op circa 57.000 , zouden er binnen het MKB dan zo’n 85.000 importeurs actief zijn. De handelssector heeft het hoogste aantal importerende bedrijven Aan de hand van de resultaten van het huidige onderzoek en de berekening uit de haalbaarheidsstudie kan dan ook met redelijke zekerheid worden gezegd dat het aantal importeurs in het MKB in de orde van grootte van 100.000 zal liggen. Meer dan de helft van de importeurs bevindt zich in de handelssector. Ongeveer 25% komt voor rekening van de industrie, en de financiële dienstverlening en de overige dienstverlening zijn samen ook nog eens goed voor 20% van het totale aantal importeurs in het MKB.
1
2
Bron: Marktselect, DM-CD. M.J. Overweel en Y.M. Prince, De export van het Nederlandse MKB, een vergelijking met Denemarken, EIM, Zoetermeer, 2000.
9
tabel 1
aantal importerende bedrijven, naar sector en grootteklasse in 2001 KB
industrie
MB
totaal MKB
13.017
3.945
16.962
7.971
1.848
9.819
handel
51.160
5.154
56.314
logies
3.365
vervoer
4.438
bouw
financiële dienstverlening overige diensten totaal
10.147
444 1.066 234
3.809 5.504 10.381
8.739
1.628
10.367
98.837
14.319
113.156
Bron: EIM, 2001.
Percentage importeurs per sector verschillend Net als exporterende bedrijven, zijn ook importerende bedrijven niet gelijkmatig over de sectoren verdeeld. Zo worden in de industrie, de handel en de financiële dienstverlening relatief meer importerende ondernemingen aangetroffen dan in de overige sectoren (zie tabel 1). In het midden- en kleinbedrijf in de industrie heeft in 2000 maar liefst 40% van de bedrijven geïmporteerd. De handelssectoren blijven qua importdeelnamepercentage hier nipt bij achter. Een positief verband tussen importeren en ondernemingsomvang In het algemeen gesproken neemt het percentage importeurs toe bij oplopende grootteklasse. Dit gegeven vertoont parallellen met bevindingen rond export en bedrijfsom1 vang. Volgens tal van rapportages over het exporterende MKB is er een verband tussen al dan niet exporteren en bedrijfsomvang. In het kleinbedrijf (bedrijven met 1 t/m 10 werkzame personen) importeert 22% van de bedrijven van het particuliere bedrijfsleven. In het grootmiddenbedrijf (bedrijven met 75 tot 100 werkzame personen) bedraagt het aandeel van importerende bedrijven 34%. In de industrie lijkt het verband tussen ondernemingsgrootten en het al dan niet importeren sterker dan in de overige sectoren. In de industrie importeert namelijk 39% van de kleine bedrijven en 76% van de grote middenbedrijven. Een uitzondering op deze wetmatigheid vormt de financiële dienstverlening. Hier lijkt het verband tussen ondernemingsgrootte en het al dan niet importeren eerder negatief dan positief te zijn.
1
10
ABN-AMRO, Met Kracht naar het Buitenland, Exportmogelijkheden van het Nederlandse MKB, Amsterdam, 1991, en K. Bakker, R. Becht en M. Overweel, MKB-Exportthermometer van de Nederlandse Industrie, Zoetermeer, augustus 1998.
figuur 1
percentage importeurs in 2000
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% industrie
bouw
handel
KB
logies
vervoer
financiële instellingen
overige diensten
totaal
MB
Bron: EIM, 2001.
Het deelnamepercentage vertoont een aanzienlijke dynamiek Bijna 15% van de importeurs uit het MKB doet dat pas een jaar of vier (zie tabel 2). De toename van het aantal importeurs lijkt geen trendmatige lijn te volgen. De laatste twee jaar zijn er minder nieuwe importeurs bijgekomen dan in de twee jaar daarvoor. Opvallend is de groei van het aantal importeurs onder de financiële dienstverleners in de periode 1998-1999 geweest. De groei van het aantal importeurs in de handel is in de periode onder beschouwing gelijkmatig, en zeker vergeleken met de twee andere nader beschouwde sectoren tamelijk gering. De ogenschijnlijke vertraging in de groei van het aantal importeurs in de periode 2000 1 tot oktober 2001 , die vooral in de sectoren logiesverstrekking, vervoer en de financiële en overige dienstverlening en in mindere mate in de industrie zichtbaar is, is wellicht te wijten aan enerzijds de koersval van de euro ten opzichte van de dollar en later in de periode aan de (verwachte) recessie. De koersval van de euro heeft met name voor importen van buiten de eurozone als effect dat de inkoopprijzen toegenomen zijn.
1
De meting van het MKB-Bedrijfspanel waarin de importmodule was opgenomen, is in oktober 2001 gehouden. De periode 2000-2001 loopt derhalve tot en met september 2001.
11
tabel 2
aanvangsjaar importen in procenten van het aantal importeurs 1997 of eerder
1998-1999
2000-2001
industrie
87
8
5
bouw
83
9
9
handel
96
2
2
logies
76
21
3
vervoer
88
8
4
financiële dienstverlening
83
15
2
overige diensten
84
16
0
totaal
86
10
4
Bron: EIM, 2001.
Inhaalslag kleine bedrijven De groei van het aantal importeurs is in het kleinbedrijf de laatste jaren hoger geweest dan in het middenbedrijf. Het lijkt erop dat er een inhaalslag plaatsvindt (zie figuur 2). In vrijwel alle sectoren doet dit fenomeen zich voor. Evenals bij het (vermoede) verband tussen grootteklasse en deelnamepercentage is de trend ook hierbij het duidelijkst in de industrie. In de industrie zijn namelijk relatief veel (30%) kleine bedrijven in de periode 1998-1999 begonnen met importeren. Overigens is het aantal middenbedrijven in de handel dat is gaan importeren heel laag vergeleken met dat in de andere sectoren. figuur 2
aanvangsjaar importen, naar grootteklasse
100%
80%
60%
40%
20%
0% KB 2000-2001
MB 1998-1999
1997 of eerder
Bron: EIM, 2001.
2.2
Belang van import Het belang van de import kan op diverse wijzen worden gemeten. In deze paragraaf wordt het belang van de import afgemeten aan het aandeel van de importen in het verbruik van grondstoffen en halffabrikaten, de relatie tussen import en export en aan de ontwikkeling van de waarde van de importen.
12
Het aandeel van importen in het verbruik van de importeurs in de industrie is aanzienlijk Deze maatstaf is vooral voor het producerende bedrijfsleven belangrijk. Voor de dienstverlening en de handel is deze maatstaf, gezien de aard van het ‘productie’proces aldaar, minder relevant. In die sectoren wordt voornamelijk geïmporteerd voor de doorverkoop. Het belang van de importen in het gebruik van het importerende MKB wordt dan ook vooral bepaald door de importen van grondstoffen en halffabrikaten van het industriële MKB en het MKB in de bouwnijverheid. Meer dan de helft van de industriële importeurs importeert meer dan 10% van het totale verbruik aan grondstoffen en halffabrikaten en 30% van de bedrijven importeert zelfs meer dan de helft van het verbruik (zie figuur 3). Vergeleken met dat van de industrie is het aandeel van geïmporteerde bouwmaterialen beperkt te noemen. figuur 3
aandeel importen in totale verbruik van grondstoffen en halffabrikaten in het importerende MKB in de industrie en de bouw
60%
percentage van bedrijven
50%
40%
30%
20%
10%
0% 1 tot 10%
10 tot 25%
25 tot 50%
50 tot 75%
75 tot 100%
percentage van verbruik industrie
bouw
Bron: EIM, 2001.
Deze resultaten komen redelijk overeen met de schattingen voor de importen van het MKB die het CBS in 1997 heeft neergelegd in de publicatie van een input-outputtabel 1 over 1992 naar grootteklasse . Hieruit kan namelijk worden afgeleid dat het aandeel van importen in het verbruik van het totale midden- en kleinbedrijf circa 25% bedraagt en in de industrie 39% (zie tabel 3).
1
M. Pommée en J.van Dalen, Een input-outputtabel naar grootteklasse van de Nederlandse economie voor 1992: kleine, middelgrote en grote bedrijven, CBS, Voorburg/Heerlen, 1997.
13
tabel 3
aandeel importen in het verbruik van de industrie en het totale bedrijfsleven naar grootteklasse 1992 (aandelen in procenten)*
sector
kleinbedrijf
middenbedrijf
grootbedrijf
MKB
totaal
industrie
34
41
45
39
43
totaal
20
28
35
25
31
* MKB betreft het klein- plus het middenbedrijf. Bron: CBS, 1997 (schattingen); bewerkingen EIM.
Importeurs exporteren vaker dan gemiddeld Aan de ondernemers in het MKB-Beleidspanel is ook de vraag voorgelegd of ze exporteren. Het bleek dat het percentage exporteurs in alle beschouwde sectoren significant hoger was onder importeurs dan onder niet-importeurs (zie tabel 4). Daarmee is er een significante correlatie tussen import en export. Wat opvalt is dat met name in sectoren die in het algemeen minder vaak exporteren de correlatie tussen import en export sterk is. Dit duidt op een soort van kruisbestuiving. Wellicht is de stap om ook te gaan exporteren dan wel importeren kleiner als een bedrijf al contacten heeft in het buitenland. Wat niet duidelijk wordt uit deze statistische oefening is, welke stap in het internationaliseringsproces het eerst gezet wordt. Overigens was in 2000 ook uit het haalbaarheidsonderzoek naar voren gekomen dat import en export binnen één bedrijf vaak hand in hand gaan. tabel 4
percentage exporteurs onder importeurs en het totale MKB in 2001 importeurs MKB
totaal MKB in procenten
industrie
35
25
bouw
25
7
handel
44
21
vervoer
53
21
financiële dienstverlening
56
18
overige diensten
50
9
totaal
45
19
Bron: EIM, 2001.
Waarde importen is toegenomen De importeurs zijn de afgelopen jaren in waarde gemeten steeds meer gaan importeren. Het percentage bedrijven die aangeven dat zij steeds meer zijn gaan importeren ligt het hoogst bij de financiële dienstverleners (zie tabel 5). Het laagste percentage bedrijven met groeiende importen bevindt zich in de bouwnijverheid, waar toch nog altijd 35% van de bedrijven aangeeft dat de importen zijn toegenomen. Slechts 7% van alle importeurs geeft aan dat de waarde van de importen is afgenomen. Ook hierbij is er een aanzienlijk verschil tussen de sectoren. Het zijn wederom de bouw en de financiële dienstverlening die de meest extreme ontwikkelingen vertonen. In de bouwnijverheid stelt 15% van de importeurs dat ze in waarde gemeten minder zijn gaan importeren en in de financiële dienstverlening heeft geen enkel bedrijf minder geïmporteerd.
14
tabel 5
ontwikkeling van de waarde van de importen in de laatste 3 jaar toegenomen
ongeveer gelijk gebleven
afgenomen
percentage importeurs industrie
53
43
4
bouw
35
50
15
handel
69
24
7
logies
42
45
13
vervoer
64
32
4
financiële dienstverlening
73
28
0
overige diensten
48
48
4
totaal
56
38
7
Bron: EIM, 2001.
2.3
Herkomst van de importen Het midden- en kleinbedrijf zoekt de importen vaak dicht bij huis Wanneer we kijken naar de herkomst van de importen, valt op dat het MKB de te importeren goederen in het algemeen dicht bij huis zoekt. Het grootste deel van de MKBbedrijven importeert vooral uit West-Europa (zie figuur 4). Het gehele MKB, maar vooral het kleinbedrijf, importeert bovendien vaak het meest uit onze directe buurlanden België, Luxemburg en Duitsland. Kleinbedrijf in de industrie importeert vooral uit België en Luxemburg In de industrie valt op dat de kleine bedrijven (0-9 werknemers) de importen niet alleen vaak bij de directe buurlanden halen, maar ook een voorkeur lijken te hebben voor België en Luxemburg boven Duitsland. Bij het middenbedrijf (10-99 werknemers) is Duitsland populairder. Wellicht zijn kleinere bedrijven in de industrie gevoeliger voor de taalbarrière dan grotere bedrijven. Ook hier zijn parallellen met eerder exportonderzoek zichtbaar. In de al eerder aangehaalde exportonderzoeken is naar voren gekomen dat er in het algemeen een positief verband is tussen omvang van het bedrijf en afstand waarover men exporteert. Importeren de bedrijven wellicht uit hetzelfde land als waar ze heen exporteren? De constatering dat kleine bedrijven eerder uit nabije landen importeren en grotere bedrijven het wel verderop zoeken en de constatering in exportstudies dat kleine bedrijven het op het gebied van export ook eerder dichtbij zoeken dan grote bedrijven, plus het gegeven dat export en import binnen één bedrijf vaak hand in hand gaan, leiden tot de volgende vraag: importeren de bedrijven wellicht uit hetzelfde land als waar ze heen exporteren? Binnen deze vraag kunnen importeren en exporteren uiteraard van plaats in de zin verwisseld worden, omdat immers ook niet onderzocht is welke richting het verband tussen import en export heeft. Met andere woorden: gaat een bedrijf pas exporteren nadat het geïmporteerd heeft of gaat een bedrijf pas importeren nadat het geëxporteerd heeft?
15
Financiële dienstverleners importeren vaker uit overige Europese landen Financiële dienstverleners zoeken de importen vaker dan gemiddeld verder van huis. Middelgrote bedrijven in de financiële sector importeren zelfs meer uit overige Europese landen dan uit de directe buurlanden. Waarschijnlijk hangt dit samen met het type producten of diensten dat men importeert. figuur 4
landen waaruit ondernemers in het MKB het meest importeren
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% België/Luxemburg
Duitsland KB
Bron: EIM.
16
rest EG
Azië
Noord-Amerika MB
overig
3
Aard van de importen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de soorten goederen en diensten die geïmporteerd worden. Allereerst wordt ingegaan op het aankoopdoel. Daarna wordt een typologie van de importen gegeven. Vervolgens wordt ingegaan op concurrerende en nietconcurrerende importen en ten slotte op de mogelijke bijdrage van importen op het gebied van innovatie.
3.1
Aankoopdoel Grote verschillen tussen sectoren in aankoopdoel van importen Wanneer we kijken naar het totale MKB in het particuliere bedrijfsleven, blijkt dat de importen vrijwel even vaak bestemd zijn voor gebruik in het eigen productieproces als voor de verkoop (zie figuur 5). Er zijn hierbij geen significante verschillen tussen grootteklassen. Tussen de sectoren zijn er echter wel grote verschillen wat het aankoopdoel betreft. Deze verschillen zijn een logisch gevolg van de verschillen in de aard van de bedrijfsactiviteiten. Zo zijn de importen in de sector handel vrijwel geheel bestemd voor de verkoop en is een relatief groot deel van de importen van de industriële sector, de logiesverstrekkers, de bouwnijverheid en de overige diensten bestemd voor gebruik in het productieproces. Naast de handel verkoopt ook de financiëledienstensector de geimporteerde goederen en diensten voor een groot deel door. figuur 5
aankoopdoel van importen per sector
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% industrie
bouw
handel
voor gebruik in productieproces
logies
vervoer
financiële instellingen
voor de verkoop
overige diensten
totaal
voor beide
Bron: EIM, 2001.
17
3.2
Type product De voornaamste importcategorie is grondstoffen Het voornaamste aankoopdoel is ook terug te zien in het type producten dat geïmporteerd wordt. De voornaamste aankoopcategorie is grondstoffen. Dit ligt voor de hand gezien het gebrek aan natuurlijke bronnen van grondstoffen (behoudens gas). De kleinste aankoopcategorieën zijn consumptiegoederen food en diensten. In de industrie staan, zoals in het voorgaande hoofdstuk al is gememoreerd, de importen vooral ten dienste van het ge- en verbruik in het productieproces. Voor het verbruik zijn dit de grondstoffen en halffabrikaten en voor het gebruik in het productieproces zijn dit de kapitaalgoederen, zoals machines. Consumptiegoederen hebben juist in de handel een groot aandeel in de importen, daarnaast vormen de importen van grondstoffen en halffabrikaten hier ook een belangrijke categorie. De financiële dienstverleners maken vergeleken met de twee andere nader beschouwde sectoren relatief meer gebruik van de diensten van buitenlandse bedrijven. figuur 6
type producten, naar sector handel 4% 13%
totaal 14%
17% 32%
19%
19% 24% 6%
10%
19%
13%
20%
industrie 5%
financieel 16%
26%
16%
3% 18%
19%
29% 0%
37%
21%
grondstoffen
halffabrikaten
kapitaal-/investeringsgoederen
consumptiegoederen food
consumptiegoederen non-food
diensten
Bron: EIM, 2001.
3.3
Concurrerende importen Wanneer producten of diensten worden geïmporteerd die ook door Nederlandse bedrijven worden aangeboden, dan worden deze importen concurrerend genoemd. Tweederde van de importeurs geeft aan dat de goederen en diensten die zij importeren ook in Nederland worden aangeboden. Hoewel de verschillen niet spectaculair zijn, lijkt het middelgrote bedrijf vaker concurrerende goederen en diensten te importeren dan het
18
kleinbedrijf. Een vergelijking van de sectoren industrie, handel en financiële dienstverlening geeft aan dat de handel relatief minder concurrerende artikelen en diensten importeert dan de overige sectoren en dat de logiesverstrekkers het meest aan concurrerende goederen en diensten importeren. Ook hier zijn de verschillen niet spectaculair (zie tabel 6). tabel 6
percentage concurrerende importen percentage concurrerende importen
industrie
67
bouw
72
handel
61
logies
74
vervoer
69
financiële dienstverlening
70
overige diensten
67
totaal
66
Bron: EIM, 2001.
De prijs is vaak doorslaggevend bij concurrerende importen Er zijn verschillende redenen waarom bedrijven producten of diensten importeren, wanneer die ook door Nederlandse bedrijven worden aangeboden. De bedrijven die aangegeven hebben dat de goederen en diensten die zij importeren ook in Nederland te verkrijgen zijn, is gevraagd naar de motivatie om toch in het buitenland zaken te doen. Het meest geantwoorde argument is de lagere prijs van geïmporteerde goederen. Op de tweede plaats komen kwaliteitsverschillen. De vraag is daarbij echter altijd of er dan nog sprake is van concurrerende importen. Een eventuele kortere levertijd is slechts voor een beperkt aantal importeurs een belangrijke overweging. Tussen het kleinbedrijf en het middenbedrijf zijn op dit punt geen belangrijke verschillen op te merken. Tussen de sectoren zijn wel enkele verschillen te onderscheiden. In de industrie zijn vooral de prijs en de kwaliteit doorslaggevend. In de overige en de financiële dienstverlening is de prijs iets minder vaak de reden om te gaan importeren. In deze sectoren spelen relatief vaak andere redenen mee. Het gaat dan bijvoorbeeld om een gebrek aan capaciteit bij Nederlandse aanbieders. Daarnaast hebben nogal wat bedrijven banden met een buitenlands bedrijf waardoor ofwel bij het buitenlandse moeder- of dochterbedrijf wordt ingekocht of het Nederlandse bedrijf gebonden is aan centraal ingekochte goederen. Deze bedrijven vallen onder de categorie ‘andere redenen’.
19
tabel 7
argumenten voor de invoer van concurrerende goederen
goedkoper
kwaliteit
levertijd
andere
is beter
is korter
redenen
percentage importeurs industrie
77
32
5
17
bouw
65
27
12
24
handel
63
26
7
40
logies
68
32
8
16
vervoer
61
22
0
36
financiële dienstverlening
58
27
6
36
overige diensten
50
38
0
31
totaal
66
28
5
29
Bron: EIM, 2001.
Niet-concurrerende importen voldoen aan specifieke vraag en zijn niet altijd laagwaardig Van niet-concurrerende invoer is dus sprake wanneer het te importeren product niet of nauwelijks in Nederland geproduceerd wordt. Het feit dat het niet in Nederland geproduceerd wordt kan met een aantal zaken te maken hebben. Voorbeelden daarvan zijn laagwaardige arbeidsintensieve producten die in Nederland niet (meer) tegen concurrerende prijzen gemaakt kunnen worden. Een andere reden voor de afwezigheid van Nederlandse productie kan zijn dat de markt zo klein of specifiek is dat er simpelweg niet op een economisch verantwoorde wijze geproduceerd kan worden. Een voorbeeld hiervan is de markt van offsetmachines. De markt voor deze machines is in Nederland relatief klein; ze worden hier niet geproduceerd. De markt wordt in dit geval bediend vanuit met name Duitsland en Japan. Een andere belangrijke reden voor de afwezigheid van productie-eenheden kan zijn dat het product zo nieuw is dat het (nog) niet in Nederland geproduceerd wordt of kan worden. Ook in dit geval kan niet van laagwaardige producten gesproken worden.
3.4
Innovatieve producten Zo’n 13% van de producten en diensten die geïmporteerd worden door het MKB is volgens de respondenten op zijn minst nieuw voor Nederland (zie tabel 8). De industrie blijft op dit punt iets achter bij het gemiddelde; wellicht is dit te verklaren uit het feit dat een groot deel van de importen door industriële bedrijven uit grondstoffen bestaat. Opvallend is dat in de financiële sector en de overige dienstverlening de importen juist relatief vaak innovatief zijn. Wellicht hangt dit samen met het gegeven dat bijvoorbeeld in de financiële dienstverlening de importen van kapitaalgoederen vergeleken bij de andere sectoren een groter deel van het importpakket uitmaken.
20
tabel 8
innovativiteit van importen, naar sector nieuw voor
nieuw voor
nieuw voor
nieuw voor
de wereld
Europa
Nederland
het bedrijf
niet nieuw
percentage bedrijven industrie
2
2
5
1
91
bouw
4
2
2
2
89
handel
4
2
1
2
82
logies
0
0
3
6
91
vervoer
4
2
2
8
84
financiële dienstverlening
7
4
7
4
78
overige diensten
4
4
8
4
79
totaal
4
3
6
3
85
Bron: EIM, 2001.
Kleine bedrijven importeren meer innovatieve producten dan de rest van het MKB Kleine bedrijven importeren wel vaker innovatieve producten of diensten dan middelgrote bedrijven (zie figuur 7). Zo’n 25% van de producten die door kleine bedrijven worden geïmporteerd is in zekere zin nieuw. In het middenbedrijf ligt dit percentage met 11% een stuk lager. In de industrie is dit verschil nog duidelijker. De importen van het middenbedrijf in de industrie zijn namelijk in slechts 5% van de gevallen innovatief te noemen. Wellicht zoeken kleinere bedrijven eerst in de buurt naar producten en pas als echt blijkt dat ze in Nederland niet leverbaar zijn, halen ze die producten uit het buitenland. In de handel en de financiële sector is er echter geen significant verschil tussen de grootteklassen. figuur 7
import van innovatieve producten en diensten, naar grootteklasse
9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% KB nieuw voor de wereld
MB nieuw voor Europa
nieuw voor Nederland
nieuw voor het bedrijf
Bron: EIM, 2001.
21
4
Achtergronden importgedrag
Uit de al eerder aangehaalde haalbaarheidsstudie bleek dat een beperkt aantal branches of sectoren een voorname rol speelt bij importeren. Dit zijn de industrie en de handel. Verder was sprake van een derde opvallende groep: de financiële dienstverlening. Om de achtergronden van het importeren beter in te kleuren, zijn met vertegenwoordigers van alle drie bedrijfstakken/branches gesprekken gevoerd. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit deze gesprekken per bedrijfstak besproken.
4.1
De industrie Tijdens de gesprekken met importeurs uit het MKB in de industrie kwam een aantal motieven en redenen voor import naar voren. Allereerst bleek dat alle gesprekspartners niet alleen importeerden, maar ook exporteerden. Bij geen van de bedrijven werd echter duidelijk of ze van origine exporteur of importeur waren. Wel duidelijk was dat export en import naar de mening van de bedrijven niet los of afzonderlijk bekeken mochten worden. Export en import waren in hun visie een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering. ‘Geen export zonder import, het aantal aanbieders van grondstoffen op de Nederlandse markt is te klein, dus importeren we. De afzetmarkt voor onze producten in Nederland is te klein, dus exporteren we.’
Men is er zich niet altijd bewust van dat men importeert Net zoals de internationale markt voor diamanten in Brussel bij De Beers gevestigd is, zitten de agenturen voor een groot deel van de Westeuropese markt van een aantal kunststofhalffabrikaten in België. Nu is het aantal fabrikanten van deze halffabrikaten slechts beperkt. Doorgaans bestellen de Nederlandse kunststofverwerkers de grondstoffen voor hun productieproces bij deze agenturen. De gewenste grondstoffen zijn uitvoerig gespecificeerd. De agent zoekt uiteindelijk de gewenste partij op en regisseert de grondstof naar de gewenste plaats. De ene keer kan om dichtbij te blijven de vrachtwagen met grondstof van bijvoorbeeld DSM Limburg vandaan komen en de andere keer van DSM Gelsenkirchen (D). ‘Van tevoren weten we niet waar het spul vandaan komt. We zien aan de vrachtwagen of we aan het importeren zijn of niet. Soms komt de wagen uit Schotland, de andere keer uit Spanje, maar ook wel eens uit Nederland. Maar ja, wat wil je met maar 17 fabrikanten wereldwijd?’ Outsourcing en lage lonen spelen een rol Een trend die al langer zichtbaar was en die meestal in verband gebracht werd met (delen van) het grootbedrijf is outsourcing. Bij outsourcing gaat het erom dat delen van het productieproces door het moederbedrijf buiten het bedrijf geplaatst worden. Nu wordt ook door de BV Nederland aan outsourcing gedaan. Het gaat hierbij om verschuiving van de productie naar goedkopere landen. Men doet dat onder andere door het openen van eigen ‘plants’ daar. Ook het MKB en dan met name het middenbedrijf in de industrie doet daaraan mee.
23
‘Voorheen produceerden we dat hier. Maar nu hebben we een vestiging daar, bemand met lokaal personeel en met een Nederlandse bedrijfsleiding. Zij leveren onze grondstoffen nu voor een betere prijs met dezelfde kwaliteit. Tevens zijn we nu niet meer gebonden aan een aantal regels.’ In alle gesprekken werd aangegeven dat het de voorkeur zou genieten om van Nederlandse leveranciers gebruik te maken als de prijs en de kwaliteit in orde zijn. Dit was echter bij geen van de gesprekspartners het geval. In het algemeen ondervinden de bedrijven slechts in beperkte mate knelpunten Voor de meeste bedrijven is er niet of nauwelijks sprake van knelpunten bij exporten. Het zijn dan ook allemaal doorgewinterde importeurs. Uit de theorie is bekend dat knelpunten vooral overwonnen moeten worden bij de start van het internationale handelsproces. Het gaat er dan vaak om hoe een leverancier gevonden moet worden en wat voor papierwinkel overwonnen moet worden. Wanneer men het laatste eenmaal gedaan heeft en er is een goede leverancier, dan zijn de knelpunten opgelost. Met dit type bedrijven hebben we bij dit onderzoek te maken gehad. Wel ontstaan er knelpunten als de regelgeving wordt aangepast of wanneer bijvoorbeeld een nieuw product, dat onder de werkingssfeer van de hygiënewetgeving valt, aangemeld moet worden. Er gaat dan meestal enige tijd overheen voordat de benodigde papieren verkregen zijn. ‘De stroperigheid in Brussel speelt een rol. Voor je gevoel word je van het kastje naar de muur gestuurd, maar dat kan ook komen doordat we de weg in Brussel niet weten.’ Het enige echte knelpunt dat in een aantal gesprekken genoemd werd, was vertragingen. De vertragingen ontstaan volgens de zegslieden niet op de werkvloeren van leveranciers, maar tijdens het transport. Het maakt hierbij niet zo erg uit of het om wegvervoer, luchtvervoer, transport over het spoor of over water gaat. Importen zijn niet nadelig voor Nederland Alle zegslieden zijn het erover eens dat importen niet nadelig hoeven te zijn voor de Nederlandse economie. Importen zijn instrumenteel voor het productieproces van de Nederlandse industrie. De import van halffabrikaten en grondstoffen is noodzakelijk voor de eindproductenindustrie. Tevens worden er regelmatig innovatieve producten geïmporteerd. Ook wat dat betreft heeft de schaal van de Nederlandse economie daar wat mee te maken. Onze R&D-inspanningen staan in verhouding met de schaal van de economie. Het ligt daarom voor de hand dat een belangrijk deel van innovatieve producten geïmporteerd zal worden in plaats van hier ontwikkeld.
4.2
De handel Voor de groothandel zijn import en export vaak met elkaar verbonden De handelshuizen doen vaak niet anders dan inkopen in het buitenland en verkopen vaak ook weer in het buitenland. Vaak leveren deze bedrijven een vorm van logistieke dienstverlening. Nederland is een doorvoerland, zo blijkt uit de laatste Macro-Economische Verkenning. Een niet onaanzienlijk deel van de export van Nederland bestaat uit wederuitvoer. Dit deel van de Nederlandse internationale handel is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen.
24
‘We hebben een aantal slimme ondernemingen die zeer goed zijn in distributieve werkzaamheden. Inkopen, omverpakken en weer verkopen in binnen- en buitenland, daar ontlenen zij hun toegevoegde waarde aan.’ Gemiddeld bij de handel minder exporteurs dan bij de industrie Uit het vorige hoofdstuk kwam al naar voren dat de prestaties op exportgebied van de handel achterblijven bij die van de industrie. Dit komt omdat een deel van de handel bestaat uit detailhandel. Het eigene van de detailhandel is dat deze bedrijven met name aan de binnenlandse consument verkopen. Hun handelswaar betrekken ze van buitenlandse en binnenlandse leveranciers. In geval van buitenlandse leveranciers is sprake van importen. Groothandel ook van belang als leverancier van input van de industrie De groothandel is vaak de binnenlandse leverancier van grondstoffen en halffabrikaten voor de producerende bedrijfstakken. Lang niet alle bedrijven uit de producerende bedrijfstakken betrekken zelf direct hun input uit het buitenland, maar gebruiken de handel als tussenschakel. ‘Ik vind het prettiger om met een Nederlandse relatie van doen te hebben. De lijnen zijn korter en ik kan me beter verstaanbaar maken.’ Buitenlandse bedrijven vestigen hier wel verkoopkantoren Een niet gering aantal buitenlandse overzeese bedrijven vestigt hier agenturen. Deze agenturen verzorgen de verkoop over de EU en de rest van Europa. Met name de verkopen die in Nederland en de rest van Europa worden gedaan komen via Nederland binnen. Het gaat hier dus in veel gevallen over wederuitvoer. Dit verschijnsel zit hem in de ‘Interne Markt’ van de EU. Eenmaal hier in Nederland ingevoerd, kunnen de goederen verder zonder de betaling van heffingen over de rest van de EU gedistribueerd worden. ‘Binnen de EU is alles een stuk soepeler geworden. Wat ons betreft mogen er meer landen in de Gemeenschap worden opgenomen. Dat maakt ons leven alleen maar aangenamer. Nu moeten we eraan denken dat we spullen uit Amerika die niet naar een EU-lid toe moeten niet eerst hier invoeren. Soms is dat onvermijdelijk, want dan hebben we nog geen koper. Dat scheelt ons marge.’ Milieu- en andere wetgevingen worden wel als knelpunt ervaren Binnen de EU gelden allerlei bepalingen op het gebied van invoer van goederen zoals hardhout en levende have. In een aantal landen van herkomst neemt men het met de wetgeving op dat gebied niet altijd even nauw. Andersom gebeurt ook wel. Het betrekken van goederen uit andere landen is ook onderhevig aan de wetgeving in het land van levering. In de meeste gevallen zijn de handelsondernemingen op de hoogte van de ins en outs van de wet- en regelgeving. Ondanks dat komt het voor dat de bedrijven een strop lijden door onbekendheid of door veranderingen in de wet- en regelgeving die de leverantie kruisen. ‘Op dit moment staat er een aantal containers in de haven van Rotterdam, waarvan de inhoud niet verhandeld mag worden. De transactie tussen de importeur en de aanbieder had nooit plaatsgevonden als de importeur op de hoogte was geweest van de contingenteringsregeling die op het land van oorsprong van toepassing is.’
25
Evenals in de industrie wordt door de handel import als een goede zaak gezien De handel vindt import een goede en onvermijdelijke zaak. Bovendien heeft volgens deze sector Nederland altijd een rol gespeeld als handelsnatie. De geschiedenis hiervan gaat ver terug. Dankzij de import kan hier in Nederland meer toegevoegde waarde gecreëerd worden. ‘Was het niet Keynes die begon over comparatieve voordelen? Nu ik geloof daar heilig in, en tussen de productie in het land waar dat optimaal en goedkoop kan en de afzetmarkten zit de handel. Natuurlijk is het zo dat soms middels allerlei bepalingen de comparatieve voor- en nadelen beïnvloed worden en dat voordelen wel eens kunstmatig in stand worden gehouden. Maar daar heeft de handel geen boodschap aan. Het maakt niet zo veel uit waar we inkopen en waar we verkopen, als we er maar een boterham aan verdienen.’
4.3
Financiële dienstverlening De financiële dienstverlening is op het gebied van importen niet van belang wanneer de omvang van de transacties in beschouwing wordt genomen. Er is echter een aanzienlijk aantal bedrijven actief op het gebied van importen. Dit was de reden om deze branche middels een aantal diepte-interviews aan een nader onderzoek te onderwerpen. Tot de financiële dienstverleners in het MKB behoren onder andere assuradeurs en pensioenfondsen. Soms is import verplicht en onvermijdelijk Men is voor sommige soorten verzekeringen verplicht om deze bij een instelling in het land van vestiging af te sluiten. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld WAverzekeringen en autoverzekeringen. Wanneer een Nederlands bedrijf zich in bijvoorbeeld Duitsland vestigt, maar gebruik blijft maken van zijn eigen in Nederland gevestigde tussenpersoon, is deze tussenpersoon verplicht om een aantal verzekeringen te importeren. Dit geschiedt door het inhuren van een assuradeur in het buitenland. Importen zijn voor beleggers bittere noodzaak Importen zijn vaak van levensbelang voor beleggers. Nederland is als beleggersland veel te klein voor bijvoorbeeld pensioenfondsen. Bovendien is internationaal investeren noodzakelijk uit het oogpunt van risicospreiding. ‘Bovendien is het niet mogelijk om in sommige sectoren te beleggen omdat ze doodsimpel niet aanwezig zijn op de Nederlandse beurzen.’ Veel beleggers kopen informatie Pensioenfondsen importeren diensten. Ze zijn afhankelijk van internationale informatie voor de beoordeling van hun eigen beleggingen. Deze informatie wordt over de hele wereld afgenomen bij effectenkantoren en grote databanken. Deze informatie is noodzakelijk om internationaal fondsen te kunnen beoordelen. Specialisatie speelt een grote rol Bij de effectenhandel is sprake van internationale specialisatie op onder andere het gebied van effectenbewaring. Ditzelfde is van toepassing op het databeheer op het gebied van financiële informatie. De dienstverleners doen dit meestal zelf niet meer.
26
‘We stellen wel eisen aan die specialisten op het gebied van betrouwbaarheid, transparantie van informatie, soliditeit en vrij verkeer. Je moet er immers van op aan kunnen dat je te allen tijde bij je geld kunt.’ Er zijn nauwelijks knelpunten bij het importproces Geen van de respondenten gaf aan knelpunten te ondervinden bij het internationaal handelen. Het vinden van de juiste leverancier of beheerder is geen enkel probleem. Wat wel als knelpunt naar voren komt is de (aanvankelijke) onbekendheid met de manier van handelen en afhandelen in het buitenland. Deze onbekendheid kan in een enkel geval tot vertragingen of verrassingen leiden.
27
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200201 A200118 A200117 A200116
29-7-2002 16-5-2002 7-3-2002 28-3-2002
A200115 A200114 A200113
13-3-2002 8-3-2002 14-2-2002
A200112
7-3-2002
A200111 A200110 A200109 A200108 A200107 A200106 A200105 A200104 A200103 A200102 A200101 A200021 A200020 A200019
23-1-2002 17-1-2002 22-1-2002 22-1-2002 9-1-2002 17-12-2001 17-12-2001 17-12-2001 28-8-2001 15-10-2001 12-7-2001 3-5-2001 10-4-2001 24-4-2001
A200018
8-3-2001
A200017 A200016 A200015 A200014
5-3-2001 19-2-2001 15-2-2001 8-3-2001
A200013
22-1-2001
A200012 A200011 A200010 A200009 A200008 A200007 A200006
6-2-2001 11-1-2001 8-1-2001 8-1-2001 18-12-2000 18-12-2000 13-12-2000
A200005
5-12-2000
Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001 De kracht van het idee De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie 2001: Ontwikkelingen in de tijd The Long Road to the Entrepreneurial Society Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepreneurship: New Policy Challenges! Waarom investeren jonge bedrijven? Stimulering van het MKB Ondernemen in de Diensten 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2002 Ondernemen in de Groothandel 2002 Ondernemen in de Industrie 2002 Ondernemen in het Ambacht 2002 De opbrengsten van bedrijfsopleidingen Zelfstandigen Zonder Personeel: waarheden en mythes Small business, big markets, one world Kleinschalig ondernemen 2001 Hoe 'groen' is het MKB-milieubeleid? Het voorbereidingsproces: van start tot finish? De MKB-ondernemer en de inzet van en zorg voor personeel De ontwikkeling van de arbeidskosten in de jaren negentig De innovativiteit van de Nederlandse industrie Jonge ondernemingen in 2000 Regionale clusters nader bekeken Entrepreneurship in the Netherlands; New economy: new entrepreneurs! Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheidsontwikkeling, Editie 2000 Reductie administratieve lasten door ICT Wat betekent ICT voor vernieuwingen in het MKB? Ondernemen in de Groothandel 2001 Ondernemen in de Diensten 2001 Ondernemen in de Industrie 2001 Ondernemen in het Ambacht 2001 Bedrijvendynamiek, snelgroeiende bedrijven en regionaaleconomische ontwikkeling Ondernemen in de Detailhandel 2001
29
30
A200004 A200003
16-8-2000 6-7-2000
A200002 A200001 A199923 A199922 A199921 A199920 A199919 A199918 A199917
15-6-2000 16-6-2000 16-5-2000 11-5-2000 26-4-2000 2-3-2000 29-2-2000 28-2-2000 22-2-2000
A199916 A199915 A199914 A199913 A199912 A199911 A199909 A199908
15-2-2000 16-2-2000 16-2-2000 10-2-2000 24-1-2000 24-1-2000 24-1-2000 12-1-2000
Wat bepaalt het succes van een starter? Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheidsontwikkelingen Groeipatronen van bedrijven Kleinschalig ondernemen 2000 Bedrijfsleven in beeld: het particulier beveiligingsbedrijf The State of Small Business in the Netherlands 1997/1998 Scholing van werknemers Ondernemerschap in de grote steden De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector MKB-kenniscirkels Signalen uit de netwerkeconomie: samenwerken op Internet Financiering van startende vrouwelijke ondernemers Ondernemen in de Diensten 2000 Ondernemen in de Industrie 2000 Ondernemen in het Ambacht 2000 Ondernemen in de Groothandel 2000 Ondernemen in de Detailhandel 2000 Benchmark ondernemerschap Entrepreneurship in the Netherlands: Opportunities and threats to nascent entrepreneurship