Het belang van dialoog in Nederland
Triarii B.V. in samenwerking met de Nederlandse Dialoog Council April 2015 Visiedocument met inzichten en aanbevelingen over de rol van dialoog in de energietransitie
R&Dialogue Mauritskade 33 2514 HD The Hague
tel +31 70 328 3574
[email protected] www.rndialogue.eu
This project has receiv ed f unding f rom the European Union’s Sev enth Framework Programme f or research, technological dev elopment and demonstration under grant agreement no 288980. The views and opinions expressed in thi s publication ref lect the authors’ view and the European Union i s not liable f or any use t hat may be made of the inf ormation contained therein.
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord Stan Dessens – Hard werken .......................................................................................... 3
2.
Het belang van dialoog ...................................................................................................................... 4
3.
Wat houdt de dialoog in? ................................................................................................................... 5 3.1 Beleidsdialoog ............................................................................................................................. 5 3.2 Projectdialoog .............................................................................................................................. 5
4.
Belemmeringen in de energietransitie ............................................................................................... 6 Complexiteit van het energiesysteem ................................................................................................ 6 Urgentie ............................................................................................................................................. 6 Kennis ................................................................................................................................................ 6 Framing in communicatie ................................................................................................................... 7 Verdeling van kosten en baten .......................................................................................................... 7 Rol van de energiesector ................................................................................................................... 7 Rol van burgers ................................................................................................................................. 7 Rol van de overheid ........................................................................................................................... 7
5.
Bouwstenen voor een constructieve dialoog...................................................................................... 8 Onafhankelijke procesregisseur ......................................................................................................... 8 Toegankelijkheid ................................................................................................................................ 8 Transparant proces ............................................................................................................................ 9 Vertrouwen ........................................................................................................................................ 9 Mandaat ........................................................................................................................................... 10 Kennis delen .................................................................................................................................... 10 Committeren .................................................................................................................................... 10 Tijd nemen ....................................................................................................................................... 10
6.
De dialoog als instrument ................................................................................................................ 11 De interactie tussen beleidsdialoog en projectdialoog ..................................................................... 11
7.
Hoe zou een dialoog eruit kunnen zien? .......................................................................................... 12 Voorbeeld van een projectdialoog? ................................................................................................. 12 Hoe wordt een dialoogproces gestart? ............................................................................................ 12 Stakeholder en- belangenanalyse ................................................................................................... 13 Kennis en informatie ........................................................................................................................ 13 Flexibiliteit, compensatie en participatie .......................................................................................... 14
8.
Tot slot – Het belang van dialoog .................................................................................................... 14
Het Europees project R&Dialogue .......................................................................................................... 16 Colofon ................................................................................................................................................... 17
p 2/17
1. Voorwoord Stan Dessens – Hard werken De uitdaging waar de klimaatverandering ons voor stelt is tegelijkertijd confronterend en immens. Die klimaatverandering is het gevolg van de alsmaar toenemende CO 2-uitstoot, die voornamelijk afkomstig is van het gebruik van fossiele brandstoffen. Het tot staan brengen, terugdringen van die CO2uitstoot is dus onze opdracht. De aanpak van het mondiale klimaatprobleem is te vertalen in een wereldwijde omslag in de manier waarop we met energie omgaan en hoe we ons energiesysteem inrichten: de energietransitie. We staan aan het begin van de omslag naar een meer klimaatneutraal energiegebruik. Daar gaan we zeker decennia over doen. Nederland is al hard aan het werk om de energietransitie vorm te geven. Maar we zien ook dat de ingrijpende veranderingen die daarvoor nodig zijn moeizaam van de grond komen en het lijkt wel of dat steeds vaker het geval is. Neem bijvoorbeeld de weerstand tegen windparken in Drenthe of Friesland, of tegen activiteiten in de ondergrond, zoals CO2-opslag. Hoe komt het dat de energietransitie zo moeizaam op gang komt? Als we voor een enorme opgave staan is het van groot belang dat we met elkaar zoeken naar oplossingen en daar mankeert het nogal eens aan. Van onze voorouders kunnen we leren dat het aanpakken van een enorm probleem met een lange tijdsdimensie breed moet worden gedragen: zo hebben we in Nederland de voortdurende strijd tegen het water gestreden. Draagvlak is de steen, die de wijzen uit ons nationale verleden daarvoor aanreiken. Dat draagvlak kun je bereiken door met elkaar over de problemen en de oplossingen open in gesprek te gaan, de DIALOOG te voeren. Met vertegenwoordigers van kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, de energie- en industriesector hebben we, als leden van de Nederlandse Dialoog Council, onderzocht wat de rol van dialoog kan zijn om de energietransitie meer draagvlak te geven. Vanuit onze verschillende inzichten en ervaringen hebben we gezamenlijk gedragen aanbevelingen ontwikkeld over het optimaal inzetten van dialoog, waarvan de uitkomst niet vooraf vaststaat, maar met elkaar wordt gezocht. In het gezamenlijk geschreven 'vision paper', waarvan deze brochure de neerslag vormt, hebben we ons gebogen over de vraag waarom het voeren van zo'n dialoog zo essentieel is, maar ook waarom het toch ook zo moeilijk is dat goed te doen. Wij reiken u geen toverstaf aan: een goede dialoog voeren blijft hard werken. Wel hebben we handreikingen besproken en uitgewerkt over hoe je het goed kan doen, maar ook hoe en waarom het fout kan gaan. Het blijft een zoektocht, die telkens opnieuw moet worden 'uitgevonden'. Wij reiken daarvoor dus bouwstenen aan, die de kans op succes vergroten. Wij durven niet te garanderen dat DIALOOG tot succes leidt; wij durven wel te stellen dat GEEN DIALOOG de kans op succes aanzienlijk kleiner maakt. Namens de councilleden van R&Dialogue, Stan Dessens Voorzitter Nederlandse Dialoog Council André Jurjus – Netbeheer Nederland André Faaij - EAE en RUG Tjeerd Jongsma – ISPT Anton Buijs – Gasterra Emma ter Mors – Universiteit Leiden Robert Kleiburg – ECN Berend Scheffers – EBN Catrinus Jepma – RUG Reinier Gerrits - VNCI p 3/17
Anne Sypkens Smit – Energie-Nederland Bert Stuij – RVO Mart van Bracht – TNO Frank Dietz – PBL Brendan de Graaf – DE Unie Remko Ybema – ECN Barthold Schroot – EBN Hans Grünfeld – VEMW
2. Het belang van dialoog In Nederland en in Europa is geconstateerd dat er een proces, de energietransitie, nodig is om de beoogde energie- en klimaatdoelstellingen te halen. De energietransitie is een maatschappelijk veranderingsproces waarin de fossiele basis van de energievoorziening geleidelijk verschuift naar een meer duurzame energieproductie die ons schone, zekere en betaalbare energie zal verschaffen. Energietransitie vraagt om veranderingen in de brandstof- en energiemix en de daarbij behorende energie-infrastructuur, technologieën, wetgeving, en om gedragsverandering in de samenleving. Het gaat hierbij niet alleen om veranderingen in energie productie maar ook in transport en gebruik van energie. Zo dat ook energie-efficiëntie maatregelen in de industrie, de bebouwde omgeving en de mobiliteitssector een bijdrage kunnen leveren aan deze energietransitie. De energietransitie omvat een verzameling van complexe veranderingsprocessen in en van de samenleving, met als bijzondere moeilijkheid dat hiervoor geen blauwdruk klaar ligt. Om de transitie te laten slagen is het belangrijk dat de Nederlandse samenleving als geheel met dit complexe vraagstuk aan de slag gaat, om zo tot een gezamenlijke visie te komen over wat de energietransitie precies inhoudt (o.a. de omvang, het tempo en de technologieën). En, voortvloeiend hieruit, om zo tot gedragen besluitvorming te komen als het gaat om lokale energieprojecten (bijvoorbeeld het realiseren van windparken op land). Net zoals bij andere complexe grootschalige veranderingsprocessen in de maatschappij zal de energietransitie een langdurig dynamisch proces zijn. Visie en implementatie zullen daarbij regelmatig bijgesteld moeten worden op basis van ervaringen, voortschrijdend inzicht en technologische innovatie. We zien dat (grootschalige) energieprojecten die essentieel zijn voor energietransitie vaak vertraging oplopen, worden uitgesteld of zelfs worden afgeblazen. Eensgezindheid over de middelen en technologieën die de energietransitie mogelijk moeten maken is er vaak niet, en blijkt moeilijker naarmate projecten dichter bij de persoonlijke leefomgeving komen. Tegelijkertijd zien we dat bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties, en gemeenten meer dan ooit bereid zijn mee te denken over en te werken aan die energietransitie. Sterker nog veelal zijn zij de aanjagers voor deze transitie op lokaal niveau en dragen zij bij aan het ontwikkelen en realiseren van lokale energieprojecten. Wat gaat er dan mis? In de samenleving bestaat breed draagvlak voor een schone, zekere en betaalbare energievoorziening en de bereidheid tot verandering die dat vraagt is in beginsel aanwezig. Er ontbreekt een gezamenlijke visie over hoe we een dergelijke energievoorziening kunnen realiseren (het beleid), en welke projecten hieraan bijdragen. Op projectniveau zijn er vaak meer partijen die vanaf de start van een energieproject betrokken willen zijn dan aanvankelijk wordt gedacht door projectontwikkelaars en overheden. Hierdoor worden de belangen van die partijen nogal eens over het hoofd gezien. Als gevolg daarvan voelen deze partijen zich niet gehoord, waardoor doorgaans al snel protesten over energieprojecten heviger worden en het wederzijds wantrouwen tussen die partijen, overheden en projectontwikkelaars groeit. Dit leidt tot vertraging en stagnatie van energieprojecten die de kern vormen van de transitie. Hierdoor dreigen (schijnbare) patstellingen te ontstaan in de samenleving rond energieprojecten en energiebeleid. Waardoor het behalen van de energie- en klimaat doelstellingen moeilijker wordt. Volgens ons, de Nederlandse Dialoog Council, is het belangrijk om deze ogenschijnlijke patstellingen te doorbreken. In het project R&Dialogue is daarom gekeken welke rol de dialoog, als middel van overleg, zou kunnen spelen bij het ontwikkelen van energiebeleid en energieprojecten die bijdragen aan de energietransitie. Onze conclusie is dat de dialoog over energiebeleid en energieprojecten in de energietransitie momenteel onvoldoende plaats vindt. Dit terwijl energietransitie een complex maatschappelijk proces is, waarbij afstemming met en participatie van alle maatschappelijke partijen nodig en gewenst is. De dialoog kan een middel zijn om belangen beter in beeld te brengen. De dialoog draagt bij aan het identificeren van relevante partijen en belangen, en aan het formuleren van gemeenschappelijke doelen op beleids- en projectniveau. Daarnaast kan een goede dialoog een p 4/17
bijdrage leveren aan vergroten van maatschappelijk draagvlak voor het realiseren van energieprojecten. Een dialoog is daarbij nadrukkelijk geen wondermiddel of directe route naar het behalen van energie- en klimaatdoelstellingen en acceptatie van concrete energieprojecten. Anderzijds is het hoogst onwaarschijnlijk dat zonder het voeren van goed opgezette beleids-en projectdialogen energie- en klimaatdoelen worden behaald gegeven de divergerende ideeën, belangen of posities van partijen en de complexiteit van het vraagstuk.
3. Wat houdt de dialoog in? In deze beschouwing staat de rol die de dialoog kan hebben in de energietransitie centraal. Wat houdt de dialoog in? En wanneer en hoe kan een dialoog waarde toevoegen? Een dialoog is oplossingsgericht met elkaar in gesprek gaan met het doel om tot wederzijds begrip en een gezamenlijke visie te komen. Dialogen kunnen bij besluitvorming onmisbaar zijn voor het creëren van een gemeenschappelijk visie op de huidige situatie. Dialogen gaan vooraf aan besluitvorming. In een dialoog worden opties besproken met de daarbij behorende voor- en nadelen. Een via dialoog verkregen gemeenschappelijk visie is een essentiële stap om in de besluitvormingsfase consensus te bereiken en beslissingen te nemen die kunnen rekenen op draagvlak. Een goede opgezette en ingekaderde dialoog vergroot draagvlak en bevordert participatie, en kan zodoende positief bijdragen aan het versnellen van de energietransitie.
Dialoog is als volgt gedefinieerd: “Een dialoog vindt plaats in een omgeving waarin twee of meer mensen (partijen) gevoelens, perspectieven, inzichten en ideeën met elkaar uitwisselen en communiceren in een open, respectvol en eerlijk proces gericht op delen en samenwerking”. (R&Dialogue)
Wat is een dialoog niet? Een dialoog is geen (wonder)middel om bepaald beleid door te drukken of een project ondanks weerstand toch uit te voeren. In een dialoog ligt de nadruk op het oplossingsgericht uitwisselen van opinies, ideeën en kennis. Op projectniveau is dialoog bijvoorbeeld niet hetzelfde als inspraak ('indienen van zienswijzen'). De in de formele wetgeving, voorziene inspraakprocedures worden door partijen lang niet altijd ervaren als een reële mogelijkheid voor directe betrokkenheid en echte dialoog. Tijdens de gesprekken in de Nederlandse Dialoog Council over de potentiele rol van dialoog in de energietransitie is onderscheid gemaakt tussen twee typen dialogen: de beleidsdialoog en de projectdialoog. 3.1 Beleidsdialoog In de beleidsdialoog worden beleid en beleidsdoelstellingen op hoog en abstract niveau tussen partijen (veelal) op nationaal niveau nader met elkaar besproken. Het gaat hierbij ook over het Europees en nationaal energiebeleid in beleidsuitvoering, instrumenten en implementatie. Een beleidsdialoog is, als gevolg van de vele vraagstukken die spelen bij de energietransitie, een zoektocht naar oplossingen. In het tijdsverloop, dat gemoeid is met beleidsdialogen kan het proces aan verandering onderhevig zijn. De beleidsdialoog vindt, veelal, plaats tussen politici, beleidsmakers, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. 3.2 Projectdialoog Voortvloeiend uit de beleidsdialoog kunnen projecten ontstaan. In de projectdialoog staat de realisatie en uitvoering van concrete energieprojecten centraal. Bij deze projecten liggen het beleid en de beleidsdoelstellingen al vast. Het gaat om concrete projecten zoals bijvoorbeeld windprojecten op land en op zee of bodemactiviteiten zoals gasopslag en gaswinning.
p 5/17
4. Belemmeringen in de energietransitie Deze twee typen dialogen in ogenschouw nemende, hebben wij tijdens zes bijeenkomsten gesproken over belemmeringen die er mogelijk aan bijdragen dat de dialoog over de energietransitie slechts moeizaam van de grond komt. Het gaat hier om belemmeringen die kunnen spelen rondom de dialoog en de complexiteit van de energietransitie in bredere zin. Uit de besprekingen kwam een achttal punten naar voren die aandacht vragen in de dialoog over de energietransitie. Het is hierbij goed om expliciet te vermelden dat deze aandachtspunten niet op zichzelf staan en nauw met elkaar verbonden zijn. Verder is de opsomming van aandachtspunten niet uitputtend. Het is goed mogelijk dat er additionele belemmeringen zijn die een rol spelen in de dialoog over de energietransitie. De belemmeringen zijn uitgebreider beschreven in het Nederlandse R&Dialogue National Discussion Paper. Complexiteit van het energiesysteem Het energiesysteem is complex, niet altijd gemakkelijk te overzien of in zijn geheel te beschouwen. Dat leidt veelal tot een partiële benadering. Meestal is niet het hele energiesysteem onderwerp van gesprek, maar verschillende onderdelen daarvan (bijvoorbeeld warmte, elektriciteit of mobiliteit). Deze partiële benadering brengt het risico van suboptimalisatie met zich mee, waardoor het gevaar ontstaat dat verbeteringen in het ene subsysteem elders voor problemen zorgt. Zo lijkt het dat, afgezien van de locatie van de windmolens, hoe meer elektriciteit er met wind wordt opgewekt des te beter het is. Dit gaat voorbij aan de problemen die variaties in de windsnelheid kunnen geven voor de leveringszekerheid. Door de complexiteit van het systeem is het lastig te bepalen welke stappen en veranderingen noodzakelijk zijn voor het behalen van de energie- en klimaatdoelstellingen. Veranderingen in het energiesysteem vereisen tevens wijzigingen van wet- en regelgeving, wat een langdurig bestuurlijk proces kan zijn. Urgentie Er zijn vele decennia nodig voor de realisatie van de energietransitie. Tussen maatschappelijke partijen bestaat er verschil van inzicht over de mate van urgentie van deze transitie. Partijen schatten de noodzaak van de transitie anders in. Daarnaast bestaan er ook verschillen van inzicht over de wijze waarop de energietransitie gerealiseerd kan worden, het tempo en welke activiteiten noodzakelijk zijn. Dit maakt ook dat bij de implementatie van concrete projecten vervolgens (alsnog) vaak op projectniveau discussies over het aan die projecten ten grondslag liggende beleid optreden. Kennis De kwaliteit van informatie over energiethema’s is belangrijk voor het voeren van een dialoog en het nemen van de juiste beleidsbeslissingen. Als gevolg van de ontwikkelingen in de informatietechnologie is het steeds eenvoudiger om data en informatie te verkrijgen over verschillende energiethema’s, energiebeleid en projecten. Het internet en sociale media maken kennis toegankelijk voor iedereen. Er is ontzettend veel informatie beschikbaar in onze huidige informatiemaatschappij, maar de kwaliteit van deze informatie is soms erg wisselend en, of lastig om te beoordelen. Er zijn dan ook verschillende interpretaties en wegingen mogelijk van de kennis die beschikbaar is. Verschil in interpretaties over beschikbare kennis kan wantrouwen met zich meebrengen. Immers, “wie heeft er gelijk en wat is waar”? Daarnaast kan het er toe leiden dat men anderen wil overtuigen van 'hun gelijk' ten aanzien van wat ‘waar’ en 'niet waar' is. Dit bemoeilijkt de interactie tussen partijen en kan resulteren in onbegrip, divergerende inzichten en conflicten. Daarnaast zijn er verschillen in (start)kennis tussen partijen. Dit kan belemmerend werken voor zowel de dialoog als de implementatie van projecten. Bijvoorbeeld, bij energieprojecten heeft een projectinitiator vrijwel standaard in eerste instantie meer kennis dan de andere partijen die met het project te maken krijgen. Dit kan leiden tot wantrouwen, misverstanden en een ‘klein duimpje versus de grote reus’ gevoel. Het
p 6/17
beschikbaar stellen van tijd en middelen om tot een gelijkwaardiger (start)positie te komen zou hier kunnen helpen. Framing in communicatie Uiteenlopende partijen, zoals overheden, industrie, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, communiceren boodschappen over energiebeleid en energieprojecten. De informatie in deze boodschappen is niet altijd neutraal of correct. Vaak vindt er framing plaats. Het gaat daarbij om sturende boodschappen waarbij bepaalde aspecten of beelden uitgelicht worden en andere aspecten onderbelicht blijven. Framing komt voort uit verschillende belangen en interesses van de partijen in het energieveld. Het framen van boodschappen maakt het voeren van een constructieve dialoog niet eenvoudiger. Het resulteert in informatie die (ogenschijnlijk) tegenstrijdig is, subjectieve elementen bevat en soms ook onjuist is. Framing kan leiden tot wantrouwen en polarisatie tussen de verschillende partijen. Verdeling van kosten en baten Energieprojecten die bijdragen aan de energietransitie worden meestal regionaal of lokaal uitgevoerd. Een project brengt veranderingen met zich mee in de lokale omgeving die niet altijd als positief worden ervaren. De lasten worden lokaal ervaren terwijl de baten op nationaal niveau terecht kunnen komen. De kosten en baten van energieprojecten zijn dan vanuit lokaal of regionaal perspectief gezien niet eerlijk verdeeld. We zien dit bijvoorbeeld bij de gaswinning in Groningen, waar de lasten veelal lokaal zijn (zorgen over veiligheid, schade aan gebouwen, dalende huizenprijzen), terwijl de opbrengsten van gaswinning voornamelijk nationaal terecht komen. Mogelijk zou hierop kunnen worden ingespeeld door bijvoorbeeld beter gebruik te maken van compensatiemaatregelen voor partijen die zich geschaad voelen, of door het aanbieden van mogelijkheden tot participatie in de energieprojecten. Een relevante vraag hierbij is op welke wijze lokale, regionale en nationale belangen beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Rol van de energiesector De energiesector (in de breedste zin) kan zelf een belangrijke rol spelen in de energietransitie. De sector heeft ook de middelen en de technologische kennis om deze rol te spelen. De rol die de sector zelf in de verandering van het energiesysteem zou kunnen spelen, wordt echter door verschillende partijen niet op waarde geschat. Dit heeft als gevolg dat een sector die van wezenlijk belang is om de energietransitie mogelijk te maken, niet altijd optimaal en effectief kan bijdragen. Rol van burgers In de huidige samenleving willen burgers in toenemende mate betrokken worden bij veranderingen in de samenleving, meedenken en een volwaardige gesprekspartner zijn. Mogelijkheden tot inspraak in een later stadium voldoen daarbij niet. Er is een behoefte om in een vroeg stadium betrokken te worden. Burgers (en hun vertegenwoordigers) zijn steeds mondiger, beter in staat zichzelf te verenigen en hebben ook meer kennis tot hun beschikking. Enerzijds zien we dat terug in de protesten en demonstraties rondom de realisatie van energieprojecten, anderzijds wordt dit zichtbaar in de initiatieven van burgers om zichzelf te verenigen en zelf een bijdrage te leveren aan de energietransitie (de bottom-up initiatieven, door bijvoorbeeld het oprichten van energiecoöperaties). De vraag is hoe tegemoet gekomen kan worden aan de toenemende behoefte aan participatie van partijen. Dit is participatie die verder gaat dan de huidige formele besluitvormingsprocedures. Rol van de overheid De verschillende overheidslagen hebben verschillende rollen in relatie tot het energiebeleid en de realisatie van grote energieprojecten. De Rijksoverheid treedt op in de rol van beleidsmaker, aandeelhouder, vergunningverlener, etc.. Lagere overheden zijn onder meer verantwoordelijk p 7/17
voor de ruimtelijke ordening. Voor verschillende partijen betrokken bij energieprojecten is het veelal niet duidelijk in welke rol welke overheid, op welk moment opereert. Dit leidt tot onduidelijkheid en daaruit voortvloeiend ook wantrouwen. Daarnaast is er ook het element van de politisering van beleid. Het gemaakte beleid is erg gevoelig voor politieke ontwikkelingen en verkiezingen, wat als gevolg kan hebben dat beleid door de verschillende partijen als inconsistent kan worden gezien. Bovenstaande geïdentificeerde belemmeringen voor dialoog in combinatie met de complexiteit van de energietransitie leiden tot relevante vragen als het gaat om het te belopen pad richting energietransitie. Hoe komen we tot een gedeelde en gezamenlijk gedragen geïntegreerde (niet-gefragmenteerde) visie ten aanzien van de urgentie en inhoud van energietransitie? Hoe kunnen we nationale, regionale en lokale belangen bij elkaar brengen? Welke rol nemen overheden, bedrijven en burgers in een veranderende maatschappij? Welke gevolgen heeft dit voor het energiesysteem en de besluitvormingsprocedures? Hoe worden de kosten en baten van energietransitie verdeeld? Hoe om te gaan met verschillen in kennis tussen partijen, de veelheid van informatie en met framing van informatie? Deze en andere vragen zijn gesteld in de Nederlandse Dialoog Council. Alleen al het delen van die vragen is relevant. De Nederlandse Dialoog Council heeft niet alle antwoorden op bovenstaande vragen. Het zijn deels ook vragen die onderdeel van een (nationale) dialoog zouden moeten zijn. We denken wel, zoals eerder betoogd, dat het voeren van goed opgezette beleids- en projectdialogen bij kan dragen aan het behalen van energie-en klimaatdoelstellingen en het selecteren van barrières ten aanzien van de energietransitie. Met nadruk op dialogen: er zijn vele dialogen nodig gezien de complexiteit van het onderwerp, de diverse niveaus waarop het speelt en de veelheid aan participanten. Hoewel elke dialoog zijn eigen unieke kader/probleemstelling en proces heeft en een generieke ‘handleiding’ daarom niet mogelijk of wenselijk is, hebben we in de Nederlandse Dialoog Council een aantal bouwstenen geïdentificeerd die de kans op een constructieve dialoog vergroten. Deze lijst van bouwstenen is wederom niet uitputtend, maar geeft wel richting aan de wijze waarop een dialoog tot het gewenste resultaat kan leiden.
5. Bouwstenen voor een constructieve dialoog De volgende bouwstenen voor een constructieve dialoog zijn geïdentificeerd door de Nederlandse Dialoog Council: Onafhankelijke procesregisseur Een onafhankelijke procesregisseur is nodig om het dialoogproces te leiden. De procesregisseur heeft de regie en bewaakt het afgesproken proces en de vraagstelling. Deze persoon is inhoudelijk deskundig op energiegebied, ervaren in het leiden van overlegprocessen met meerdere partijen en draagt zorg voor een gelijkwaardige deelname in het proces van alle betrokken partijen. De procesregisseur heeft autoriteit en gezag en wordt geaccepteerd door de deelnemende partijen in de dialoog. Daardoor kan de procesregisseur daadkrachtig en koersbepalend gedeelde oplossingen bereiken. In bepaalde gevallen, zeker als de posities al ingenomen zijn, kan de rol van de procesregisseur, zeker in het begin, het karakter van “mediation” (bemiddeling) hebben. Naast onafhankelijk voorzitter zoekt de procesregisseur continu naar oplossingen voor problemen die zich in het dialoogproces voortdoen. Toegankelijkheid Een dialoog dient toegankelijk te zijn voor alle partijen die zichzelf relevant vinden om deel te nemen aan de dialoog, ongeacht de startpositie van partijen ten aanzien van specifiek beleid of een concreet energieproject. Voor de identificatie van de verschillende partijen is het raadzaam om een stakeholder en -belangen analyse uit te voeren. Alle partijen krijgen een gelijkwaardige positie ten opzichte van andere stakeholders in de dialoog. De dialoog biedt partijen dus een
p 8/17
gelijke en gelijkwaardige rol. In de dialoog is er respect en wederzijds begrip voor elkaar, ondanks de verschillende perspectieven, belangen of interesses. Transparant proces Een dialoog dient een open en transparant proces te zijn. Dat heeft enerzijds betrekking op het proces zelf en anderzijds op de vraagstelling. Bij het proces dient het helder te zijn voor de deelnemende partijen hoe het dialoogproces eruit gaat zien en op welke wijze het proces verloopt. Daarbij kunnen aspecten als de samenwerking en vertegenwoordiging meegenomen worden. Bij de vraagstelling is het essentieel om duidelijk te hebben wat de hoofdvragen of thema's zijn, die de partijen gezamenlijk willen behandelen. Er dient dus gestart te worden met de formulering van de vraagstelling. Partijen zullen het eens dienen te worden over de vraag die in de dialoog dient te worden beantwoord. Ook dient helder te zijn waar de dialoog geen betrekking op heeft. Waar gaan we het wel of niet over hebben. Vanuit de Nederlandse Dialoog Council vinden we het relevant om te benadrukken dat de ene dialoog de andere niet is. In de ene dialoog is het bijvoorbeeld een gegeven dat een project gerealiseerd gaat worden en kan er alleen gesproken worden over de randvoorwaarden. Bij een andere dialoog kan er gesproken worden of een project er überhaupt komt en in welke vorm. Gedurende het dialoogproces kan het nodig zijn om terug te komen op de hoofdvraag of het thema. Het kan noodzakelijk zijn dit te herformuleren. Het geven van deze mogelijkheid bevordert de transparantie en openheid van het proces.
Wind op zee Windenergie, waaronder wind op zee, behoort tot een van de Nederlandse beleidsdoelstellingen. Nabij Noordwijk en Zandvoort is er gestart met de bouw van een windpark op zee. Dit project riep lokaal weerstand op. We hebben gekeken naar de gevoerde dialoog bij de aanleg van het windpark nabij Noordwijk. Een van de meest in het oog springende punten is dat bepaalde partijen vanaf de start van het project meer betrokken hadden willen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de provincie en gemeenten, maar ook de kustbewoners, strandpachters en partijen met activiteiten op zee, zoals vissers, zeezeilers, olie- en gasbedrijven. Deze partijen wilden meer betrokken zijn en wilden weten waarom er een project met windmolens op zee uitgevoerd moest worden. Bij aanvang van het project waren de gemeenten, kustbewoners en strandpachters geen onderdeel van de groep stakeholders waarmee in eerste instantie het gesprek werd aangegaan. Dit niet betrokken zijn bij besluitvorming speelde een rol in uiteindelijke lokale protesten tegen de komst van het windmolenpark. Het project liep mede hierdoor vertraging op. Sindsdien is er bij wind op zee projecten uitgebreider gekeken welke stakeholders betrokken zouden moeten zijn en welke belangen zij hebben. Samen wordt de dialoog aangegaan over de toekomst van wind op zee gericht op ieders belangen en het bereiken van consensus.
Vertrouwen De partijen die de dialoog aangaan dienen een basis van bereidwilligheid te hebben om elkaar uiteindelijk te vertrouwen in het proces van dialoog. Dat betekent niet dat elke deelnemer, op voorhand, alle andere deelnemers bij aanvang vertrouwt. Het verleden rond, bijvoorbeeld, de ontwikkeling van beleid of de planning en uitvoering van energieprojecten kan aanleiding zijn tot wantrouwen. Het te voeren dialoogproces is bij voorkeur zo open dat partijen ook expliciet hun vertrouwen of wantrouwen durven en willen uitspreken en ook hun eigen belangen naar voren brengen. In een dergelijke open atmosfeer kan het makkelijker worden om de aan discussie onderhevige onderwerpen te scheiden van de personen en instanties. Vertrouwen is dus geen voorwaarde voor dialoog, maar is wel iets wat door het dialoogproces kan ontstaan en groeien. Het is mogelijk dat het formuleren en beantwoording van de gezamenlijke vraagstelling bijdraagt aan het opbouwen van dit wederzijds vertrouwen. Daarnaast worden in het realisatieproces van (grote) energieprojecten regelmatig onderzoeken uitgezet over p 9/17
verschillende vraagstukken. De formulering van een gezamenlijke onderzoeksvraag van de partijen in het dialoogproces is een heel belangrijk punt, evenals de keuze voor een onderzoeksinstituut of bureau. Dit maakt dat kennis leidend is in de beantwoording van de vraagstelling en voorkomt ook dat kennis gewantrouwd wordt. Daarnaast is het aan te raden om voorafgaand en gedurende het dialoogproces afspraken te maken over communicatie naar buiten richting bijvoorbeeld de media. Al deze afspraken kunnen het wederzijds vertrouwen vergroten en kunnen bij dragen aan het vinden van een gemeenschappelijke oplossing. Mandaat Het heeft de voorkeur om alle relevante partijen aan de dialoog deel te laten nemen. Belangrijke randvoorwaarde hierbij is wel dat partijen die deelnemen aan de dialoog mandaat hebben van hun achterban om die dialoog aan te gaan en daadwerkelijk bij kunnen (en willen) dragen aan de oplossing van de vraagstelling. Dit mandaat houdt in dat elke deelnemer met de andere deelnemers in de dialoog bindende afspraken kan maken namens zijn achterban. Partijen zonder mandaat kunnen niet direct meedoen aan de dialoog. Voor hen kan het van belang zijn om zich te organiseren en te werken aan een achterban die hen mandaat verleent. Partijen in de dialoog dragen daardoor gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de uitkomsten en zijn in staat afspraken met elkaar te maken. Het is mogelijk dat de effectiviteit van de dialoog afneemt als het aantal deelnemers te groot wordt. Kennis delen Aan het begin van het dialoogproces hebben de verschillende partijen verschillende kennisniveaus. Deze verschillen in kennisniveau kunnen voorkomen op een veelheid van terreinen (energie, technologie, gezondheid, ruimtelijke ordening, financiën, etc.). Het verwerven en delen van deze kennis en informatie is van groot belang in de dialoog. Het maakt daarnaast inzichtelijk op welke wijze en via welke informatie men tot bepaalde standpunten is gekomen. Het delen van informatie en kennis kan bijdragen tot het vergroten van het wederzijds begrip en vertrouwen. De onafhankelijkheid van onderzoeksbureaus t.a.v. het onderwerp speelt ook een grote rol bij het verkrijgen van vertrouwen. Daar toe kan het zinvol zijn om partijen te betrekken bij onderzoeksanalyses (bijvoorbeeld een LCA levenscyclus analyse) om samen de gewichtsfactoren van bepaalde impacts vast te stellen. Tevens kan het delen van kennis en informatie bijdragen aan de kwaliteit van de oplossingen. Kennis en informatie dienen gedeeld te worden. Partijen met een kennisachterstand krijgen idealiter tijd (en eventueel middelen) om deze achterstand in te halen. Committeren Partijen die deelnemen aan de dialoog zijn bereid voor een langere periode met elkaar in gesprek te gaan. Zij committeren zich aan de dialoog en het dialoogproces maar leggen zich op voorhand niet vast op de uitkomsten van de dialoog. Het dialoogproces kan veel tijd en inzet vergen van de deelnemende partijen voordat een gedeelde oplossing wordt bereikt. Het is dan ook in ieders belang dat deelname aan de dialoog ook betekent dat elke partij zich committeert, en kan committeren, aan de benodigde inzet. De uitkomst van de dialoog is namelijk bij aanvang van het dialoogproces onzeker. In de dialoog dient de gezamenlijke geformuleerde vraagstelling beantwoord te worden. Voor partijen heeft een dialoog pas consequenties zodra er een handtekening is gezet onder de uitkomsten. Tijd nemen De factor tijd is erg belangrijk in de dialoog. Het is belangrijk om de tijd te nemen om de dialoog aan te gaan, elkaar beter te leren kennen en vertrouwen op te bouwen. Het is verstandig om de tijd te nemen om gezamenlijk resultaten te bereiken. Deze bouwstenen vergroten de kans op een constructieve dialoog.. Wat belangrijk is om in het achterhoofd te houden is dat een goede dialoog niet synoniem is aan het realiseren van het beleid of het p 10/17
project. Een goede dialoog betekent dat er gezamenlijk, vanuit het delen van kennis en gericht op samenwerking, gepoogd wordt consensus te vinden en gezamenlijk tot besluitvorming te komen. Die besluitvorming kan leiden tot het realiseren van een energieproject, het anders inrichten van een project voor wat betreft uitvoering of technologie, of het niet doorgaan van een project, en alle schakeringen daar tussen. Onze visie is dat de dialoog de kans op draagvlak voor het energiebeleid en energieprojecten kan vergroten, en daarmee de energietransitie zou kunnen versnellen. Een energiedialoog is, zoals eerder genoemd, echter geen oplossing voor alle mogelijke problemen die zich rond energiebeleid en energieprojecten voordoen, het is een middel, een van de middelen.
6. De dialoog als instrument In het voorafgaande is onderscheid gemaakt tussen een beleidsdialoog en een projectdialoog. Beide typen dialogen hebben overeenkomsten. Bovengenoemde belemmeringen en bouwstenen kunnen voor beide dialogen van toepassing zijn. De interactie tussen beleidsdialoog en projectdialoog De initiator voor de beleidsdialoog kan de Rijksoverheid zijn met deelname van kennisinstellingen, brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties, en regionale overheden. De beleidsdialoog wordt vaak gevoerd op een redelijk hoog en abstract niveau. Deze kan leiden tot nationale energiedoelstellingen binnen de Europese randvoorwaarden. Dit kan vervolgens leiden tot de ontwikkeling van instrumenten voor de uitvoering van dit beleid. De beleidsdialoog heeft een dynamischer en complexer karakter dan de projectdialoog. De beleidsdialoog is namelijk nooit af. Deze is voortdurend onderhevig aan interactie tussen de deelnemende partijen. Bijvoorbeeld, ontwikkelingen op het gebied van technologische innovaties, veranderingen in regelgeving, en beïnvloeding tussen voorheen gescheiden nationale energiemarkten, kunnen leiden tot nieuwe dynamiek en aanpassing van beleid. In de toekomst kunnen verschuivingen optreden in de beleidsdoelen, de beleidsinstrumenten, en in de betrokkenheid van partijen die aan de beleidsdialoog deelnemen. Een voorbeeld kan zijn dat wanneer een groot deel van het wagenpark elektrisch wordt, automobilisten een speler worden in de elektriciteitsmarkt, en daarmee een factor worden in het beleid. Daarnaast kent de interactie tussen beleidsdialoog en projectdialoog nog een andere dynamiek die de complexiteit kan verhogen. Een voorbeeld hiervan is de ontstane discussie over windenergie. Er ontstaat weerstand tegen de beleidsvoornemens om in deze mate voor wind te kiezen als oplossing voor duurzame opwekking. Dit is enerzijds een beleidsdiscussie (Hebben we zoveel windenergie nodig? En is windenergie de oplossing voor het probleem?) en anderzijds een projectdiscussie (Moeten die windmolens nu wel op land komen, en in deze regio?). Hierbij wordt regionaal en lokaal het beleid ter discussie gesteld, dus ook op projectniveau wordt de discussie over het beleid gevoerd. Dit kan tot veel vertraging leiden met het potentieel risico dat het maatschappelijk p 11/17
Nationaal Energieakkoord In september 2013 hebben meer dan 40 organisaties een akkoord afgesloten voor duurzame groei. Onder leiding van de Sociaal en Economische Raad (SER), hebben deze partijen gewerkt aan een akkoord over de verduurzaming van de Nederlandse samenleving en economie. Samen zijn zij de dialoog aangegaan. Op energiegebied is het maken van afspraken binnen de SER, van de Rijksoverheid, werkgevers- en werknemersorganisaties en maatschappelijke en milieuorganisaties bijzonder. Deze dialoog heeft geleid tot het Nationaal Energieakkoord. In het Nationaal Energieakkoord is veel ervaring opgedaan hoe een beleidsdialoog gevoerd kan worden en wat de voordelen en de beperkingen zijn. In dit akkoord zijn uiteenlopende belangen, van onder andere maatschappelijke organisaties, brancheorganisaties en industrie, overbrugd. Gezamenlijk hebben zij zich door middel van overleg gecommitteerd aan het eindresultaat in termen van doelen, middelen en oplossingsrichtingen. De opgedane ervaringen kunnen goed gebruikt worden voor een toekomstige beleidsdialoog rondom de implementatie van de afspraken voor de periode van na 2020.
draagvlak voor het integrale Nationaal Energieakkoord minder zou kunnen worden. Soms moet de beleidscyclus dus nog een keer opnieuw geheel of gedeeltelijk worden doorlopen, tot dat de ‘waarom vragen’ beantwoord zijn. Anders dan de beleidsdialoog, richt een projectdialoog zich veelal op activiteiten die op een concrete locatie uitgevoerd worden. De concrete locatie is veelal aangewezen door de Rijksoverheid, terwijl de verantwoordelijkheid voor de voortgang van de projectuitvoering ligt bij provincies of gemeenten. Het is wellicht verstandig om nationaal overeengekomen beleid te vertalen in lokale projectdialogen, met onder andere provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, projectontwikkelaars etc. Het is lastig om deze complexiteit te overzien en te beheersen. Partijen die deelnemen aan de beleidsdialoog, zouden zich bewust moeten zijn van een breed draagvlak in de samenleving voor de beleidsafspraken voordat er tot implementatie wordt overgegaan. Bij de start van de beleidsdialoog zou men rekening moeten houden met het constructief kunnen voeren van een projectdialoog die hieruit voortvloeit. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er ruimte moet worden geschapen voor compensatie, participatie en andere instrumenten nodig om draagvlak en participatie te vergroten. Als deze processen goed worden doorlopen zou mogelijk een aantal beleidsdiscussies niet hebben plaatsgevonden op projectniveau. Dat betekent dat het aanbeveling verdient om, als vervolg op het gevoerde proces om tot het huidige ‘Nationaal Energieakkoord 2020’ te komen, een nationale energiedialoog te voeren over het energie- en klimaatbeleid voor de periode na 2020. Als vervolg op het huidig Nationaal Energieakkoord zullen voor de periode na 2020 wederom ingrijpende keuzes gemaakt dienen te worden, deze keuzes verdienen opnieuw een breed draagvlak in de samenleving.
7. Hoe zou een dialoog eruit kunnen zien? Op basis van onze discussies is duidelijk geworden dat er niet zoiets bestaat als het ideale format voor het voeren van dialogen over het energiebeleid of (grootschalige) energieprojecten. Wat is dan wel haalbaar? Er zijn op terreinen buiten de energiesector ervaringen opgedaan met dialogen die ons geïnspireerd hebben om te kijken naar de toepassing van het instrument dialoog in de energiesector. Voorbeelden van geslaagde dialoogprocessen buiten de energiesector op projectniveau zijn onder meer “de Alderstafels” rond Schiphol en de realisatie van de Tweede Maasvlakte. Dit zijn voorbeelden waaruit de energiesector lessen kan trekken. Op basis van de case studies, verschillende presentaties en onze gemeenschappelijke discussies is getracht zaken die concreet een rol spelen in een dialoogproces rond energiebeleid en energieprojecten te identificeren en te beschrijven. Hoe zou een dialoogproces er in het energieveld uit kunnen zien? Hoe hiermee om te gaan vanaf het moment dat er een min of meer concreet idee bestaat voor de realisatie van een energieproject (bijvoorbeeld, een windmolenpark of een ondergronds gas(opslag)project)? Voorbeeld van een projectdialoog? Uitgangspunt van het dialoogproces is dat er een concreet idee is voor een (grootschalig) energieproject. De dialoog heeft betrekking op de inrichting en de uitvoering van dit project. Het dialoogproces richt zich op de beantwoording van de waarom, wat en hoe –vragen. De uitkomst van het dialoogproces kan zijn dat het project wordt uitgevoerd, aangepast wordt of niet doorgaat. Hoe wordt een dialoogproces gestart? Veelal is op voor hand niet voor alle betrokkenen duidelijk welke partijen verantwoordelijk zijn voor het initiëren en daarna voor de uitvoering van een energieproject. Projecten worden vaak gestart vanuit de beleidsdoelstellingen van een overheid. De projectontwikkelaar is meestal afkomstig uit de markt. Denkbaar is dat een overheid een dialoog opstart voordat overgegaan wordt tot de selectie van een projectontwikkelaar. Bij deze uitvoering zijn echter tegelijkertijd wederom overheden betrokken. Dit kan de Rijksoverheid zijn, soms zijn het provincies en gemeenten. Het is van belang voor alle partijen in de dialoog dat deze rollen duidelijk worden.
p 12/17
Stakeholder en- belangenanalyse De initiator organiseert de projectdialoog. Deze kan dit doen samen met andere partijen zoals de provincie en gemeenten. Een brede stakeholderanalyse kan vervolgens uitgevoerd worden. In eerste instantie dienen alle partijen die menen een positie te hebben in en relevant zijn voor de projectdialoog deel te kunnen nemen. Het identificeren van stakeholders is niet eenvoudig, ook vanuit het oogpunt van representativiteit. Het identificeren van stakeholderorganisaties en individuele burgers is essentieel voor het voeren van een open en transparante dialoog. Vervolgens dient in beeld te worden gebracht welke belangen de verschillende stakeholders hebben. Het gaat dan om het uitvoeren van een stakeholdersanalyse in combinatie met een belangenanalyse voorafgaand aan het eigenlijke dialoogproces. Deze analyses kunnen uitgevoerd worden door de verantwoordelijke overheidsinstantie of de projectontwikkelaar. Het is echter aan te raden om de onafhankelijk procesregisseur vanaf dit moment in te zetten.. De projectregisseur is onafhankelijk, en dus niet afkomstig van een betrokken overheid of de projectinitiator. Een projectdialoog kan het beste zo lokaal mogelijk worden besproken. Dit bevordert het vertrouwen en de relatie tussen alle betrokken stakeholders. Daarnaast hebben decentrale overheden en stakeholders vaak kennis van de regio, wat kan bijdragen aan het vergroten van vertrouwen. Het kan ook helpen wanneer de procesregisseur uit de regio afkomstig is. Samen met de stakeholders worden afspraken gemaakt over het dialoogproces. De eerste stap hierin zal zijn de gezamenlijke formulering van de vraag die beantwoord moet worden naar aanleiding van het voorgestelde project. Een gezamenlijk geformuleerde vraag leidt tot meer wederzijds vertrouwen en vergroot daardoor het draagvlak voor de uitkomsten. Afspraken dienen gemaakt te worden over communicatie naar buiten over het project, zoals wie de woordvoerders zijn en over welke onderwerpen op welk moment in het proces wordt gecommuniceerd. Het is aan te raden om afspraken te maken over het te volgen tijdpad. Kennis en informatie Het samen verwerven en delen van informatie en kennis is een belangrijk element in de dialoog. Door dit gezamenlijk en gelijktijdig te doen hebben de betrokken stakeholders eenzelfde startpositie, kunnen ze een mening vormen over het project en de uitvoering, wat wederzijds begrip vergroot. Ervaring leert dat stakeholders zich buitenspel gezet voelen als zij via media informatie over de projectuitvoering vernemen. Persoonlijk en direct contact is aan te bevelen bij het delen van informatie. Bij de realisatie van grote projecten worden vaak onderzoeksrapporten van instituten gebruikt. Over de inhoud en de conclusies kan discussie ontstaan tussen de stakeholders. Wanneer vooraf, samen met de onafhankelijke procesbegeleider, besloten wordt welke vraag gesteld wordt p 13/17
Compensatie Compensatie kan een instrument zijn om de waargenomen onbalans tussen kosten op lokaal niveau en baten die nationaal of elders liggen meer in balans te krijgen. Het gaat hierbij niet altijd om meetbare of in geld uitgedrukte kosten zoals vermindering in huizenprijzen of de terugloop van toerisme, maar ook om niet of moeilijk in geld uit te drukken kosten zoals zorgen over veiligheid, landschapsvervuiling of een afname in woonplezier. Compensatie kan ingezet worden om de lokale omgeving mee te laten delen in projectopbrengsten en iets positief terug te geven aan een gemeenschap die geconfronteerd wordt met een energieproject. Compensatie kan daarnaast betekenen dat schade en ongemakken die het resultaat zijn van projectimplementatie vergoed worden. Belangrijk bij het bieden van compensatie is dat de compensatie aansluit bij lokale waarden, zorgen en behoeften. Gesprekken over compensatie raken aan lokale belangen en de verdeling van kosten en baten en dienen daarom vanaf de start van een project onderdeel uit te maken van de projectdialoog. Net zoals dialoog geen wondermiddel is, is compensatie dit ook niet. Het is geen middel om projectacceptatie ‘te kopen’. Compensatie wordt bijvoorbeeld toegepast bij de aanbouw van een windpark op land nabij Delfzijl. De projectontwikkelaar heeft voor de periode van 15 jaar een Gebiedsfonds opgericht waar jaarlijks € 50.000,- in wordt gestort. Het fonds wordt gebruikt voor lokale projecten op het gebied van leefbaarheid, duurzaamheid en ecologie. De bewoners van Delfzijl kunnen zelf projectvoorstellen indienen. Eenzelfde type fonds is opgezet rondom het windmolenpark Luchterduinen op zee nabij Noordwijk. Ook hier profiteert de lokale omgeving van het fonds.
aan een gezamenlijk geselecteerd onderzoeksinstituut of bureau, is de kans op acceptatie van de uitkomsten groot. Laat waar mogelijk deze onderzoeksinstituten of bureaus actief deelnemen aan het dialoogproces. Zo wordt voorkomen dat stakeholders contra-expertises laten uitvoeren door andere instituten en uitkomsten van elkaars onderzoeken bekritiseren en wantrouwen. Tevens is het op voorhand mogelijk maken van financiering door de projectontwikkelaar van onafhankelijk onderzoek behulpzaam, omdat stakeholders vaak deze middelen niet tot hun beschikking hebben. Dit kan het vertrouwen in elkaar vergroten en bevordert een gedeeld verantwoordelijkheidsgevoel en eigenaarschap voor het project. Flexibiliteit, compensatie en participatie In het dialoogproces hebben partijen besloten te proberen er rond het regionale energieproject gezamenlijk uit te komen. Dit proces zal niet zonder slag of stoot gaan. In het dialoogproces dient voldoende flexibiliteit aanwezig te zijn om bepaalde stappen opnieuw te kunnen doorlopen. Om het proces vlot te trekken kan besloten worden het project te wijzigen of bij te stellen. Ook andere instrumenten kunnen helpen het dialoogproces op te starten en gaande te houden. Indien aan de start van of gedurende het dialoogproces bijvoorbeeld spanning ervaren wordt op gebied van de verdeling van de kosten en de baten, kan er als onderdeel van de dialoog gesproken worden over compensatie; het direct of indirect vergoeden van (gepercipieerde geleden) schade en het laten delen in opbrengsten. Tevens kan er gesproken worden over participatie waarbij partijen in de gelegenheid gesteld worden deel te nemen in het energieproject, en op deze wijze de invulling van een project kunnen (bij)sturen of profijt kunnen trekken uit de realisatie van het project. Dit kan bijdragen aan een constructieve dialoog en het vergroot hiermee ook de kans op draagvlak bij de uitvoering van energieprojecten. In de ideale situatie leidt een dialoog tot een gezamenlijk gedragen besluit ten aanzien van een energieproject. De uitkomst van de dialoog is echter pas duidelijk aan het einde van het proces. Een dialoog kan leiden tot een (bijgesteld) project maar kan ook leiden tot de conclusie dat het verstandiger is het project af te blazen. Dit hangt uiteraard ook af van het startkader van de procesdialoog.
Participatie Door middel van participatie kunnen stakeholders direct of indirect deelnemen in energieprojecten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van het medeontwerpen van een project, maar ook door financiële deelname in het project. Een mogelijkheid hierbij is om bij de uitvoering van projecten lokale energie coöperaties op te zetten of bestaande coöperaties te betrekken. Doordat stakeholders medebelanghebbend worden in de exploitatie van een energieproject, is het project meer ‘eigen’, vrijwillig aangegaan en komen niet alleen kosten van een project lokaal terecht, maar ook de baten. Dit geeft vertrouwen en signaleert dat een partij serieus wordt genomen en kan hierdoor bijdragen aan een groter draagvlak voor een project.
8. Tot slot – Het belang van dialoog Wij hebben gekeken naar de rol van dialoog in de energietransitie en de wijze waarop de dialoog kan bijdragen aan het behalen van Europese en nationale klimaat- en energiedoelstellingen. Momenteel zien we dat de dialoog onvoldoende of nauwelijks een positie heeft in de besluitvormingsprocedures rondom het ontwikkelen van energiebeleid en het uitvoeren van energieprojecten. Ook zien we dat een dialoog vaak wordt verward met inspraak of het kunnen indienen van zienswijzen op te nemen besluiten. Het hebben van formele inspraakprocedures is niet hetzelfde als het voeren van een dialoog. Een dialoog is een manier om gezamenlijk tot inzichten te komen, consensus te vinden en met een breed gedragen besluitvorming tot gedeelde uitkomsten te komen. Deze dialoog kan plaatsvinden op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Dit kan samenwerking bevorderen en vertrouwen in elkaar vergroten. Voor de energiesector zou het nuttig kunnen zijn om hierbij naar dialoogprocessen te kijken buiten de energiesector, om daar lering uit te trekken, zoals de dialogen rondom de ontwikkelingen in de luchtvaart met “de Alderstafels” en de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Van belang zou kunnen zijn dat in een aantal concrete situaties een (project)dialoogproces gestart wordt. Op deze manier leert men in de praktijk op welke wijze de dialoog kan bijdragen bij het tot stand p 14/17
komen van energiebeleid en energieprojecten. Het praktisch toepassen van de (beleids)dialoog op verschillende gebieden in de energiesector, zoals voor warmte, elektriciteit en mobiliteit of in de sectoren zoals chemie en procesindustrie, kan tot innovaties leiden in de beleidsontwikkeling en de projectuitvoering. De dialoog kan, wanneer deze goed en op het juiste moment wordt ingezet, bijdragen aan de energietransitie en daarmee aan het behalen van de energie- en klimaatdoelstellingen. De uitdaging zit hem in het gezamenlijk aangaan van DE DIALOOG. Namens de councilleden van R&Dialogue, Stan Dessens Voorzitter Nederlandse Dialoog Council André Jurjus – Netbeheer Nederland André Faaij - EAE en RUG Tjeerd Jongsma – ISPT Anton Buijs – Gasterra Emma ter Mors – Universiteit Leiden Robert Kleiburg – ECN Berend Scheffers – EBN Catrinus Jepma – RUG Reinier Gerrits - VNCI Namens het R&Dialogue team Ron Overgoor – Triarii Stijn Santen – Triarii Melanie Provoost – Triarii
p 15/17
Anne Sypkens Smit – Energie-Nederland Bert Stuij – RVO Mart van Bracht – TNO Frank Dietz – PBL Brendan de Graaf – DE Unie Remko Ybema – ECN Barthold Schroot – EBN Hans Grünfeld – VEMW
Het Europees project R&Dialogue R&Dialogue heeft als doel om inzichten te verkrijgen in de rol van de dialoog in de energietransitie in de 10 deelnemende landen en voor Europa als geheel. Het gaat om de dialoog met stakeholders zoals onderzoeksinstellingen, maatschappelijke organisaties, industrie en politiek, maar ook de burger. De 10 deelnemende landen zijn: Noorwegen, Duitsland, Groot-Brittannië, Tsjechië, Frankrijk, Nederland, Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Het project R&Dialogue wordt gecoördineerd door het Nederlandse consultancybureau Triarii B.V. en bestaat uit 15 organisaties in de diverse deelnemende landen. Per land wordt onderzocht wat de rol van de dialoog is en kan zijn voor het bereiken van de energietransitie. Tevens wordt deze dialoog ook daadwerkelijk vormgegeven samen met National Dialogue Councils in de 10 deelnemende landen. Zij zijn tot inzichten en aanbevelingen gekomen. Deze inzichten worden nu door elk land ontwikkeld en daarna gebundeld en aangeboden aan de Europese Commissie. Op 18 november 2015 worden de aanbevelingen gepresenteerd in Brussel. Meer informatie op www.rndialogue.eu en http://rndialogue.tumblr.com/
p 16/17
Colofon Triarii B.V. is de projectcoördinator en verantwoordelijk voor de Nederlandse dialoog. Triarii B.V. Mauritskade 33 2514 HD Den Haag 070-328 3574 www.triarii.nl www.rndialogue.eu
[email protected] http://rndialoguenl.tumblr.com/ Ron Overgoor Melanie Provoost Stijn Santen
p 17/17