Herijking individuele Wmo-verstrekkingen
Rapport Gemeente Duiven en gemeente Westervoort
BMC september 2010 drs. J.A.M. Zondag drs. H.W. Born Projectnummer: 125043 Correspondentienummer: MO-1509-42515
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
INHOUD HOOFDSTUK 1
INLEIDING
2
1.1
Aanleiding
2
1.2
Compensatieplicht
2
1.3
Kanteling Wmo
4
1.4
Besparingsmogelijkheden
5
1.5
Leeswijzer
5
HOOFDSTUK 2
ALGEMENE BEZUINIGINGSMAATREGELEN
HOOFDSTUK 3
HULP BIJ HET HUISHOUDEN
7 11
3.1
Hulp bij het Huishouden in het kort
11
3.2
Besparingsvoorstellen Hulp bij het Huishouden
11
HOOFDSTUK 4
WOONVOORZIENINGEN
20
4.1
Woonvoorzieningen in het kort
20
4.2
Voorstellen met betrekking tot de woonvoorzieningen
20
ROLSTOEL: VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
31
HOOFDSTUK 5
5.1
Rolstoelvoorzieningen in het kort
31
5.2
Voorstellen met betrekking tot de rolstoelen
31
HOOFDSTUK 6
VERVOER
35
6.1
Vervoer in het kort
35
6.2
Besparingsvoorstellen lokaal vervoer
35
6.3
Besparingsvoorstellen verplaatsingen om het huis
39
BIJLAGE 1
FINANCIEEL OVERZICHT VAN MOGELIJKE BESPARINGEN
44
BIJLAGE 2
UITGANGSPUNTEN VOOR DE BEREKENINGEN
49
BIJLAGE 3
TOELICHTING KERNBEGRIPPEN WMO
51
1/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding De afgelopen jaren zijn de kosten in de (gezondheids)zorg aanzienlijk gestegen. In het algemeen houdt de stijging van die kosten verband met de vergrijzing en de stand van de medische techniek. Mensen leven langer en het gezegde ‘ouderdom komt met gebreken’ geldt nog steeds. In het verleden werden die kostenstijgingen steeds opgevangen door hogere premies en belastingen. Wat dat betreft zitten gemeenten, sinds de invoering van de Wmo, in een nadelige positie en met de rug tegen de muur. De nadelige positie ontstaat enerzijds omdat binnen het zorgstelsel een soort doorschuifmechanisme van verantwoordelijkheden ontstaat en de gemeenten zitten daarbij op het laagste punt. En anderzijds omdat sinds de invoering van de Wmo een budget is toegevoegd aan het Gemeentefonds en daar moeten de gemeenten het mee doen. Het resultaat daarvan is dat veel, dan niet alle gemeenten, momenteel te maken hebben met een forse stijging van de kosten van de Wmo. Dit maakt dat diezelfde gemeenten momenteel nadenken over een verantwoorde en duurzame wijze waarop de Wmo uitgevoerd moet worden. Landelijke bezuinigingen versterken deze noodzaak. Dit speelt ook binnen de gemeenten Duiven en Westervoort. In het algemeen moet er flink worden bezuinigd, dit heeft ook consequenties voor de individuele Wmoverstrekkingen. Daarom hebben beide gemeenten besloten nader onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden om kosten op de individuele Wmovoorzieningen te besparen (en eventueel extra inkomsten te genereren). Aansluitend hierop is BMC verzocht een objectief beeld te geven van de bezuinigingsmogelijkheden op de uitvoering van de Wmo binnen de gemeenten Duiven en Westervoort, inclusief een financiële vertaling van de verschillende bezuinigingsmaatregelen. Daarbij mochten de grenzen van de wet opgezocht worden. In die gevallen waarbij dit gebeurt zijn de juridische risico’s aangegeven. De gemeentebesturen van Duiven en Westervoort maken vervolgens zelf een afweging en (politieke) keuzes welke maatregelen wel en niet overgenomen gaan worden en wanneer. Hierbij geldt uiteraard wel het feit dat de Wmo een zogenoemde openeinderegeling is, die vooraf nooit volledig financieel afgedicht kan worden.
1.2
Compensatieplicht De betekenis van de compensatieplicht die de Wmo aan de gemeente stelt, is veelvuldig onderwerp geweest van discussie. De begripsomschrijving die nu gehanteerd wordt is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo.
2/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Compensatieplicht kan als volgt worden omschreven: ‘De plicht van het college van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is’. Maatwerk Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: ‘Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.’ De grenzen van de Wmo zijn niet altijd hard, aangezien de Wmo geen voorzieningenwet is maar een participatiewet. Bij de afweging van de verschillende maatregelen en het maken van keuzes is en blijft de compensatieplicht (artikel 4 van de Wmo) leidend. De compensatieplicht vormt enerzijds een verplichting voor gemeenten, maar geeft anderzijds gemeenten beleidsruimte in de uitvoering. De compensatieplicht is een juridisch begrip dat contextafhankelijk is. De wijze waarop een gemeente invulling geeft aan de compensatieplicht is dan ook van invloed bij het zoeken naar besparingsmaatregelen op de individuele voorzieningen. De mate waarin besparingsmaatregelen doorgevoerd kunnen worden, zijn daarom mede afhankelijk van andere maatregelen en initiatieven die een gemeente neemt in haar zoektocht naar het compenseren van haar burgers. Steeds moet een gemeente motiveren op welke wijze zij haar burgers compenseert. Dat kan, zoals tot op heden veelal gebeurde, via allerlei individuele voorzieningen maar dat kan ook door het inzetten van voorliggende, collectieve voorzieningen. De ontwikkeling van algemene servicediensten als een klussen- of boodschappendienst zijn daar voorbeelden van. Het opzetten van dergelijke voorzieningen vergt echter wel een investering.
3/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Maar om met toekomstperspectief te kunnen bezuinigen op de individuele Wmovoorzieningen wordt geadviseerd dat de gemeenten Duiven en Westervoort bij haar politieke afwegingen en keuzes niet alleen kijken naar mogelijke bezuinigingsmaatregelen, maar daar ook de nodige en gewenste investeringen bij betrekken. Het resultaat is dan een afgewogen arrangement van enerzijds besparingsmaatregelen en anderzijds investeringen. Om de uitvoering mogelijk te maken kunnen de opbrengsten van de besparingsmaatregelen gedeeltelijk ter dekking ingezet worden voor de benodigde investeringen. 1.3
Kanteling Wmo Bezuinigen betekent zaken niet, minder of anders (slimmer) doen. De beste bezuinigingen zijn bezuinigingen die als trigger voor veranderingen en verbeteringen kunnen worden gebruikt. De Wmo is bij uitstek een wet die de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van burgers wil ondersteunen. Snijden in het niveau van individuele verstrekkingen kan onzes inziens de dienstverlening aan de burger dan ook ten goede komen, door onafhankelijkheid en participatie te bekrachtigen. Door het niveau van de dienstverlening voor bepaalde doelgroepen te verlagen, kan bovendien de groep die daadwerkelijke ondersteuning van de gemeente nodig heeft beter bediend worden. Voor de betaalbaarheid en de duurzaamheid van de regelingen en om vorm te geven aan de civil society is het dan ook belangrijk om, ook ten tijde van bezuinigingen, te investeren in een verschuiving in verantwoordelijkheden van burger en gemeente. Deze verschuiving in verantwoordelijkheden hangt samen met een landelijke ontwikkeling binnen de Wmo die ook wel ‘De Kanteling’ wordt genoemd. Vanaf de invoering op 1 januari 2007 is de Wmo in veel gemeenten op de oude leest van de AWBZ en Wvg geschoeid; daarmee bedoelen we dat burgers veelal redeneerden vanuit de oude claimgedachte (‘ik heb recht op ...’) en zo ook bediend zijn. Vragen aan het loket werden niet zozeer vanuit een behoefte of noodzaak geformuleerd, maar vooral vanuit de gedachte dat men vond dat men recht had op een voorziening. De ontwikkeling die nu landelijk wordt ingezet is dat gemeenten, via hun loket, meer het gesprek met de burger aan willen gaan en meer vraaggericht willen gaan werken. In het gesprek staat niet zozeer meer de claim voorop, maar de vraag en de behoefte van de burger, en ook de rol en de verantwoordelijkheden die de burger zelf heeft bij het compenseren van zijn/haar beperking.
4/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
De Kanteling van de Wmo is niet alleen van invloed op de wijze waarop in het loket wordt gewerkt (het gesprek), maar ook op de wijze waarop (individuele) voorzieningen worden georganiseerd en verstrekt. In de nieuwe, gekantelde situatie wordt er meer en meer gekeken naar andere, slimmere manieren om voorzieningen in de gemeente te organiseren, onder andere door algemene, collectieve voorzieningen te organiseren, zoals een klussendienst of een boodschappendienst. Deze gedachte van De Kanteling sluit in Duiven en Westervoort goed aan bij de ontwikkeling van ‘De Liemers helpt’ en het project ‘Vertrouwd Wonen’. 1.4
Besparingsmogelijkheden In het zoeken naar besparingsmogelijkheden voor de gemeenten Duiven en Westervoort is de gedachte van De Kanteling van de Wmo en de ontwikkeling van ‘De Liemers helpt’ en het project ‘Vertrouwd Wonen’ meegenomen. De besparingsmogelijkheden zijn grofweg te verdelen naar onderstaande principes: • een collectief aanbod in plaats van een individueel aanbod; • Wmo-gerichte oplossingen verbinden met andere gemeentelijke verantwoordelijkheden en met verantwoordelijkheden van partners; • inzetten op de goedkoopst compenserende oplossing; • minder zorg voor de cliënt door zijn/haar eigen verantwoordelijkheid optimaal te gaan benutten; • maximaal toepassen van de mogelijkheden voor het heffen van een eigen bijdrage voor voorzieningen; • minder leunen op procedures en meer op eigen (intern) vakmanschap; • gemeentelijk handelen verplaatsen van juridische en formele grond naar informeel kader. Op grond van deze principes wordt een aantal algemene maatregelen globaal benoemd en uitgewerkt. Vervolgens worden ze meer concreet toegepast op de vier mogelijke individuele voorzieningen die de Wmo kent, te weten: • Hulp bij het Huishouden (HH); • de woonvoorzieningen; • de rolstoel- en de vervoersvoorzieningen.
1.5
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een globaal overzicht van de mogelijke algemene maatregelen. De hoofdstukken 3 tot en met 6 behandelen vervolgens de concrete maatregelen per individuele voorziening. Hierbij wordt in de uitwerking een aantal symbolen gebruikt. : hier worden waar mogelijk de financiële gevolgen van een besparingsmogelijkheid beschreven. ! : hier worden de mogelijke risico’s van een maatregel beschreven. + : hier worden aanvullende voordelen van een maatregel beschreven.
5/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
In bijlage 1 is een financieel totaaloverzicht opgenomen van alle mogelijke besparingsmaatregelen. Ofschoon de verleiding direct op de loer ligt om alle besparingsmaatregelen op te tellen, wordt dit in bijlage 1 bewust niet gedaan omdat dit eenvoudigweg niet mogelijk is aangezien de ene besparing van invloed kan zijn op een andere. Omdat een aantal besparingsmaatregelen veronderstellen dat er ook investeringen gedaan worden (hetzij in de eigen organisatie dan wel in een andere organisatie of activiteiten), is waar – enigszins mogelijk – ook een indicatie van de investeringen gegeven. Het betreft steeds een globale indicatie van de investeringen. In het vervolgproces richting de realisatie is een nadere uitwerking nodig. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van cijfers die als uitgangspunt zijn gehanteerd bij de berekening van de besparingen. In bijlage 3 wordt een aantal kernbegrippen kort toegelicht, omdat de rapportage mogelijk ook gelezen en gebruikt wordt door mensen die niet dagelijks met de uitvoering van de Wmo te maken hebben.
6/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Hoofdstuk 2 Algemene bezuinigingsmaatregelen In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van algemene besparingsmogelijkheden die niet direct gericht zijn op de individuele verstrekking van Wmo-voorzieningen en daarom in het kader van deze opdracht niet specifiek voor de gemeenten Duiven en Westervoort zijn onderzocht. Deze besparingsmogelijkheden zijn bijvoorbeeld door andere gemeenten geopperd of hebben betrekking op landelijke trends of ontwikkelingen. We willen ze in dit kader van de bezuinigingen op de individuele voorzieningen in Duiven en Westervoort wel noemen, omdat ze mogelijk een plek hebben of kunnen krijgen in de oplossingen voor de toekomst. Subsidierelaties betrekken bij uitvoering van beleid Een beweging die ook in Duiven en Westervoort ingezet wordt (onder andere via ‘De Liemers Helpt’ en ‘Vertrouwd Wonen’) is die van het vervangen van individueel gerichte voorzieningen door algemene of collectieve voorzieningen. Meer en meer kunnen uitvoerende werkzaamheden die voortvloeien uit het Wmo-beleid door maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd. Hiervoor kan het subsidiebeleid gericht worden ingezet. Zeker als het gaat om lichte ondersteuning (bijvoorbeeld rondom welzijn) dient de bestaande lokale maatschappelijke infrastructuur zo veel mogelijk zelf het een en ander op te vangen. De gemeente heeft hierbij de rol van regisseur. Vaak gaat dit gepaard met andere typen afspraken met onder andere de welzijnsorganisatie, namelijk meer resultaat- of effectgerichte afspraken in plaats van productgerichte afspraken. Dit heeft als gevolg dat ook de welzijnsorganisatie in dit geval haar eigen werk anders moet gaan organiseren. Wijze van aanbesteden Nu gemeenten steeds meer gewend raken aan het aanbesteden van dienstverlening en producten ontwikkelen zich een aantal trends. Gemeenten streven naar langdurige contracten, waarbij met de aanbieder(s) een vorm van partnerschap ontstaat die zorgt voor continuïteit van de dienstverlening en een gegarandeerd kwaliteitsniveau. In bestekken wordt ten aanzien hiervan eisen gesteld. Steeds meer wordt er gewerkt met procedures waarin aanbieders zich dienen te conformeren aan voorafgestelde kwaliteitseisen. Wanneer aanbieders hier niet mee instemmen, dingt men niet langer mee naar de opdracht. Die kwaliteitseisen worden vaak de minimale eisen genoemd. Echter, die minimale eisen kunnen ook als maximaal worden gezien. De gemeente bepaalt immers op die manier de hoogte van de kwaliteit vooraf. De hoogte van die kwaliteit kan door de gemeente in het kader van de Wmo direct gekoppeld worden aan het criterium ‘goedkoopst adequaat’1. Een subjectieve beoordelingsprocedure bij aanbesteding kan in veel gevallen achterwege blijven. Steeds vaker wordt er alleen op prijs gegund. Vanuit deze constructie dwingen gemeenten aanbieders daarmee om de gewenste kwaliteit te leveren tegen de gunstigste prijs.
1
In het kader van De Kanteling van de Wmo wordt het begrip ‘goedkoopst compenserend’ gehanteerd.
7/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Aanbesteden op deze wijze zal het grootste positieve effect hebben op de uiteindelijke kosten, zowel rondom het proces van aanbesteding als rondom de inkoop van diensten en producten. In het verlengde hiervan is het ook aan te bevelen om in aanbestedingen een boeteclausule op te nemen en die ook daadwerkelijk toe te passen. Let wel: het doel hiervan is niet om extra inkomsten te genereren via het opleggen van boetes. Via de boeteclausule heeft de gemeente een instrument in handen om haar partners goed bij de les te houden en het feitelijke gedrag bij te sturen, eventueel onder dwang van het opleggen van een boete. Wijze van beleid maken In de manier waarop beleid wordt vormgegeven kan doorgaans meer prioritering en focus worden aangebracht. Dit kan ondersteunend zijn bij besparingen. Uitgangspunt hierbij is het formuleren van de gewenste maatschappelijke effecten, waardoor helder is wat de gemeente wil bereiken met het beleid. Benoem concrete te behalen resultaten en leid hier (sub)doelstellingen uit af. Vertaal deze naar concrete activiteiten. Maak hierbij een duidelijke (en beargumenteerde) prioritering in tijd- en middelenverdeling, zodat duidelijk wordt wat het eerst moet en wat later kan (en waarom). Zoek verbinding tussen beleid en uitvoering. Een regelmatige uitwisseling van praktijkervaring en bredere beleidsontwikkelingen zullen beleid en uitvoering positief beïnvloeden. Speciale aandacht verdient de wijze waarop de administratie is ingericht. Gemeenten hebben veel moeite om relevante specifieke gegevens uit de administratie te herleiden. Anderzijds is er geen eenduidig beeld welke informatie van belang wordt geacht. Een aanknopingspunt hiervoor biedt in ieder geval de informatie die gevraagd wordt bij de benchmark van de SGBO. Beleidsmedewerkers en administratieve krachten zouden gezamenlijk een model kunnen ontwikkelen waardoor relevante managementinformatie, bijvoorbeeld halfjaarlijks, eenvoudig geleverd kan worden. Verbinden beleidsterreinen Uit ervaring blijkt dat winst te behalen is uit het koppelen van initiatieven vanuit diverse beleidsvelden en wetten. Te denken valt aan de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorzieningen, het Participatiebudget en de Wmo. Er zijn verbindingen met minimaregelingen en de bijzondere bijstand. Ook worden steeds vaker bijstandsgerechtigden of SW-geïndiceerden in het kader van re-integratie dan wel toeleiding naar betaald werk of scholieren in het kader van maatschappelijke stages ingezet om voorzieningen vanuit de Wmo in te vullen, dan wel gebruik te voorkomen. Te denken valt aan een klussendienst, een maatjesproject, een boodschappendienst et cetera. Een aandachtspunt bij dergelijke diensten is uiteraard de kwaliteit en de aansprakelijkheid. Ook kunnen bijvoorbeeld preventieve jeugdvoorzieningen gekoppeld worden aan jeugdbeleid en sport of leefbaarheid in de wijken aan al bestaand lokaal sociaal beleid en ten slotte gezondheidsbeleid gekoppeld aan de Wmo. Het maken van koppelingen tussen de verschillende wettelijke instrumenten die je als gemeente hebt is niet gemakkelijk en gaat niet vanzelf.
8/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Om dit in een vorm te gieten moeten de diverse beleidsvelden bestudeerd worden om overlap en aanvullende mogelijkheden te herkennen. Organiseren van gemeenschapszorg De overheid streeft met de Wmo naar een grotere verantwoordelijkheid van burgers als het gaat om de ondersteuning van mensen met een beperking. In de praktijk blijkt echter dat het terrein grotendeels bezet wordt door betaalde vakmensen. Door het organiseren van gemeenschapszorg, waarbij zowel vakmensen als vrijwilligers betrokken zijn, wordt de zorg deels teruggeven aan ‘gewone’ mensen. Hierbij kan een besparing worden gerealiseerd en kan de betrokkenheid van burgers worden gestimuleerd. Doorgaans kunnen veel (kleine) burgerinitiatieven prima zonder directe gemeentelijke bemoeienis functioneren en kan de ondersteuning van gemeenten zich vooral richten op het in stand houden van vrijwilligersinitiatieven die voorkomen dat mensen anderszins een beroep doen op de Wmo. Van aanbod- naar vraaggericht werken: De Kanteling van de Wmo Het maken van een beweging van aanbod- naar vraaggericht werken kan besparing en verbetering van de dienstverlening opleveren. Denk hierbij aan de uitgangspunten van De Kanteling, waarbij de vraag van de cliënt centraal staat en niet ‘het recht op’ en de procedure. De kunst hierbij is om de vraag achter de vraag te ontdekken. Door in het werkproces letterlijk uit te gaan van de vraag van de cliënt, kan de kortste en meest duurzame weg naar resultaat worden afgelegd en kan worden beoordeeld of een dienst dan wel product ook daadwerkelijk verschil gaat maken voor de cliënt en of dit vanuit de Wmo dan wel vanuit andere voorzieningen bekostigd kan en moet worden. Doorgaans is beleid en uitvoering ingericht conform wat gemeenten denken dat nodig is. Door de vraag van cliënten scherper in beeld te krijgen, kan een prioritering worden aangebracht in het totaalpakket rondom wat wel en niet kan en hoe het aan te bieden is. Uit een dergelijke analyse kan blijken dat aanbod overbodig is of niet bijdraagt aan het beantwoorden van de werkelijke vraag. Ook kan blijken dat er een andere (goedkopere of niet-Wmo-gerelateerde) mogelijkheid is om aan de vraag te voldoen. Bekend is bijvoorbeeld dat veel sociaalemotionele problemen zich vertalen naar fysieke klachten. Door deze klachten als zijnde fysiek op te pakken, ga je voorbij aan het werkelijke probleem, zal de oplossing beperkt effectief zijn en kan het probleem zelfs groter worden, hetgeen kan leiden tot meer vraag. Een concrete maatregel om deze gekantelde manier van werken te bevorderen is het afschaffen van het aanvraagformulier en het voortaan gaan werken met een meldformulier. Op deze wijze hebben de consulenten een titel om met een persoon een gesprek aan te gaan, zonder dat dit gesprek direct gestuurd wordt door een concrete aanvraag die op tafel ligt en die beantwoord moet worden.
9/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VERSTREKKINGEN
Stimuleer vakmanschap: bestrijd protocollisering In plaats van handelen vanuit procedures en protocollen zet je persoonlijk vakmanschap in om via de kortste weg het beste resultaat te bereiken. Vakmanschap levert doorgaans betere resultaten op en is goedkoper dan een werkwijze gebaseerd op controle, beheersing en verantwoording. Vanuit een behoefte aan meer efficiency zijn er de afgelopen jaren allerlei instrumenten ontwikkeld om hier meer sturing aan te geven. Een voorbeeld hiervan is dat in het verstrekkingenboek onder andere opsommingen van individuele voorzieningen of van uitzonderingen worden opgenomen, waarnaar in beschikkingen eenvoudigweg verwezen kan worden. Dit soort maatregelen heeft een positieve bijdrage geleverd, maar in de praktijk zijn deze middelen soms een doel op zich geworden. Het sturen vanuit beleid en formele regels gaat ten koste van de betrokkenheid en ‘zelfdenkzaamheid’ van medewerkers. De procedure staat centraal, niet het beoogde resultaat, de kortste weg en de cliënt. Dit leidt veelal tot meer in plaats van minder kosten. Een oplossing kan zijn om straks, door middel van de gekantelde benadering, meer ruimte te bieden aan het gesprek tussen de burger en de consulent en daarbinnen oplossingen te zoeken die reëel en duurzaam zijn. Het bestrijden van protocollisering moet niet verward worden met minder controle. Het bestrijden van protocollisering is vooral gericht op het creëren van handelingsruimte en -vrijheid voor zowel medewerker als burger bij het zoeken naar een geschikte en efficiënte oplossing voor de vraag/behoefte van een burger. Controle op een feitelijke uitvoering blijft daarbij onverminderd legitiem, aangezien het gemeenschapsmiddelen betreft. Specifieke of generieke uitvoering Wat voor beleid geldt, geldt ook voor de uitvoering. Uitvoeringsstructuren kunnen specifiek (lees gespecialiseerd) dan wel generiek (‘iedereen doet alles’) zijn ingericht. Er kan winst worden behaald (zowel wat betreft de dienstverlening als in financieel opzicht) om ofwel met specialisten ofwel met generalisten te werken. Aan de poort kan iemand met een specialisme bijvoorbeeld onterechte aanvragen voorkomen en kan iemand met een generalisme vanuit een breder blikveld de hulpvraag van de cliënt beoordelen en invullen. Ook kan in de uitvoering een verdeling gemaakt worden naar geografisch gebied (wijken/kernen), zodat iedere consulent voor zijn/haar werkgebied tijd heeft om zich in te werken in de sociale structuur van de betreffende wijk. Ervaring bij andere gemeenten op dit punt zijn positief. Het kan ten slotte lonend zijn om te beoordelen of in de huidige inrichting van de werkprocessen nog verbeteringen mogelijk zijn. Bijvoorbeeld in de afbakening van taken tussen consulenten en de administratieve ondersteuning of in het proces rond bezwaar- en beroepsprocedures.
10/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Hoofdstuk 3 Hulp bij het Huishouden 3.1
Hulp bij het Huishouden in het kort Ter compensatie van beperkingen van burgers die hun zelfredzaamheid beïnvloeden, waardoor zij moeilijk een huishouden kunnen voeren, hanteren beide gemeenten één vorm van HH: De werkzaamheden kunnen zowel schoonmaken als de regie (organisatie) van de huishouding inhouden. De cliënt betaalt een eigen bijdrage op basis van het inkomen. Duiven: Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van een uurtarief van 21,70. Westervoort: De eigen bijdrage wordt gebaseerd op 12,60 per uur. De gemeente betaalt 21,70 per uur.
3.2
Besparingsvoorstellen Hulp bij het Huishouden 1. De eigen bijdrage baseren op de gemeentelijke kostprijs De gemeente Westervoort kan net als de gemeente Duiven het bedrag waarover de eigen bijdrage wordt berekend optrekken naar de daadwerkelijke kostprijs. Door de eigenbijdragesystematiek heeft dit geen consequenties voor mensen met een minimum inkomen. Alleen mensen met een hoger inkomen zullen mogelijk meer eigen bijdrage gaan betalen. Deze maatregel levert geen besparing op in Duiven, omdat de kostprijs al de basis voor de eigen bijdrage is. Voor de gemeente Westervoort zal dit iets meer inkomsten uit eigen bijdrage opleveren. Eventueel zullen cliënten ervoor kiezen om dan zelf de huishoudelijke hulp te regelen en betalen. 2. HH als één voorziening of splitsen in HH en een plusvraag Bij de laatste aanbesteding is gekozen voor één vorm van HH. Aanbieders krijgen hiervoor allemaal 21,70 per uur (prijspeil 2010). Voor de gemeente leidt dit tot een zeer transparant systeem. Alle uren kosten hetzelfde en daar kan dus gemakkelijk op begroot en verantwoord worden. De meeste gemeenten gaan (nog) uit van twee vormen van HH. De eerste vorm is HH1 en de tweede vorm is HH2. Bij HH2 wordt ook de regie van de huishouding door de huishoudelijke hulp overgenomen. Het nadeel van dit systeem is echter dat de HH2-hulp duurder is, terwijl de werkzaamheden voor minimaal 80% gelijk zijn aan die van de HH1-hulp. De gemeenten Duiven en Westervoort hebben dit fenomeen al vroeg onderkend en daar ook naar gehandeld. Ze hebben daarom één prijs met de aanbieders bedongen die lager ligt dan de HH2-prijs.
11/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Het grote voordeel hiervan is dat beide gemeenten alleen de benodigde werkzaamheden hoeven te indiceren. De zorgaanbieders kunnen zelf bepalen welke medewerker (ongeacht de mate van opleiding) past bij de vraag van de cliënt. Beide gemeenten moeten vóór 31 december 2011 weer opnieuw aanbesteden. Overwogen zou kunnen worden om dan alleen het schoonmaken aan te besteden. In de keukentafelgesprekken, die met de cliënten worden gevoerd, kan een duidelijk beeld gevormd worden welke plusvraag er eventueel ligt. Deze extra vraag kan wellicht ook anders worden ingevuld. Zo kan iemand behoefte hebben aan administratieve ondersteuning. Dit kan bijvoorbeeld door een vrijwilliger worden opgepakt. Deze vrijwilliger zou weer iemand kunnen zijn die zelf HH krijgt. Ook kan iemand psychosociale ondersteuning nodig hebben. Dit zou door het maatschappelijk werk geleverd kunnen worden. Bij de nieuwe indicaties voor HH zou al kritischer gekeken kunnen worden of HH de meest adequate compensatie voor de plusvraag van de cliënt oplevert. Vanuit deze ervaring kan gezocht worden naar mogelijkheden om maatschappelijke organisaties hierin een rol te geven. Het project ‘De Liemers helpt’ kan hierin een belangrijke rol spelen. In de berekening van de besparing zijn de volgende overwegingen meegenomen: Een besparing kan pas na de volgende aanbesteding ingeboekt worden. Tot 2012 zal al wel minder HH-uren geïndiceerd kunnen worden door het anders compenseren van de plusvraag. Dit moet echter nog verder vorm krijgen, waardoor onvoldoende zeker is dat dit direct een besparing oplevert. Vanaf 2012 hoeft in de prijs voor HH geen rekening te worden gehouden met de HH2-component. Hierdoor kan de prijs circa 2,— lager liggen dan de huidige prijs. Uit de Benchmark van de SGBO over 2009 blijkt dat landelijk gezien 61,1% van de vraag wordt uitgevoerd door HH1-ondersteuning. Totaal besparing ZIN en PGB voor HH vanaf 2012 ten opzichte van 2009 (waarbij geen rekening is gehouden met een indicering van de kostenstijging): Besparing Duiven: 256.956,— Westervoort: 168.572,— Duiven In 2009 werd 81.000 uur ZIN HH uitgevoerd voor 621 cliënten. Uitgaande van het landelijk gemiddelde zou 61,1% van het aantal uren onder HH1 vallen. Stel dat voor 2012 dezelfde aantallen en percentages gelden dan zou in 2012 de uitgaven voor HH als volgt lager kunnen zijn: 81.000 uur x 61,1% x 2,— = 98.982,— Het restant aantal uren is 81.000 x 38,9% = 31.509 uur.
12/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
80% van deze uren bestaan uit schoonmaken: 31.509 x 80% x 2,— = De overige uren ( 31.509 x 20%= 6.302) zijn de plusuren Door alternatieve invulling hoeft slechts een deel hiervan tot extra gemeentelijke kosten te leiden. Geschat wordt dat 50% van deze uren bespaard kunnen worden: 50% x 6.302 uur x 21,70 = Totaal besparing ZIN
50.414,—
68.377,— 217.773,—
In 2009 werd 26.122 uur PGB verstrekt. Ook in deze uren is 20% aan plusuren verwerkt. 50% kan hierop bespaard worden: 20% van 26.122 x 50% x 15,— per uur = 39.183,— Totaal besparing ZIN en PGB in 2012 ten opzichte van 2009 256.956,— Westervoort In 2009 werd 52.800 uur ZIN HH uitgevoerd voor 401 cliënten. Uitgaande van het landelijk gemiddelde was 61,1% van het aantal uren HH1. Stel dat voor 2012 dezelfde aantallen gelden dan zouden in 2012 de uitgaven als volgt lager kunnen zijn: 52.800 uur x 61,1% x 2,— = 64.522,— Het restant aantal uren is 52.800 x 38,9% = 20.539 uur. 80% van deze uren bestaan uit schoonmaken: 20.539 x 80% x 2,— = 32.862,— De overige uren ( 20.539 x 20%= 4.108) zijn de plusuren Door alternatieve invulling hoeft slechts een deel hiervan tot extra gemeentelijke kosten te leiden. Geschat wordt dat 50% van deze uren bespaard kunnen worden: 50% x 4.108 uur x 21,70 = 44.572,— Totaal besparing ZIN 141.956,— In 2009 werd 17.744 uur PGB verstrekt. Ook in deze uren is 20% aan plusuren verwerkt. 50% kan hierop bespaard worden: 20% van 17.744 x 50% x 15,— per uur 26.616,— Totaal besparing ZIN en PGB in 2012 ten opzichte van 2009 168.572,— ! De gemeenten Duiven en Westervoort kennen ook één tarief voor het PGB. Dit tarief past al goed bij de uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden. De alternatieve compensatie van de plusvraag kan voor een groot deel geleverd worden door bestaande algemene, voorliggende voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een ouderenadviseur of een vrijwilliger via de vrijwilligerscentrale). Voor zover dit niet voldoende compenseert zal extra hulp geboden moeten worden. Ter dekking van deze extra kosten is het restantbedrag van de besparing op de plusvraag beschikbaar. Voor Duiven is dit 107.560,— ( 68.377,— + 39.183,—) en voor Westervoort is dit 71.188,— ( 44.572,— + 26.616,—).
13/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
+ Cliënten ontvangen meer specifieke ondersteuning: naast het schoonmaken wordt de plusvraag cliëntgericht ingevuld. 3. Gemeentelijke uitvoering PGB De gemeenten zouden het PGB onder eigen verantwoordelijkheid kunnen gaan uitvoeren. Hiervoor zal wel extra personeel nodig zijn. De besparing die dit oplevert zou ingezet kunnen worden om hiervoor extra personeel aan te trekken. Onder de AWBZ verstrekte en controleerde het zorgkantoor Menzis de PGB’s voor HH. Bij de invoering van de Wmo is door beide gemeenten gekozen om de verstrekking en controle op het PGB bij Menzis te laten. De budgethouders ontvangen een netto PGB en regelen zelf hun HH. Dit betekent dat de budgethouders hun eigen bijdrage moeten toevoegen aan het nettobudget en daarmee hulp moeten inkopen. De uitgaven worden steekproefsgewijs (5%) door Menzis gecontroleerd. Hierbij wordt geen relatie gelegd met het aantal uren, waarvoor de indicatie bedoeld was. Bovendien wordt alleen gekeken naar de besteding van het nettobudget. Van dit nettobudget is 250,— vrij besteedbaar. In 2009 betaalde de gemeente Duiven 19.500,— en de gemeente Westervoort 12.600,— voor de diensten van Menzis. Voorgesteld wordt: • om de verstrekking en controle van de PGB’s door de gemeente zelf te laten uitvoeren; • een bruto PGB te verstrekken en de eigen bijdrage via het CAK te regelen; • 100% verantwoording van het PGB. Besparing Duiven Besparing Westervoort
19.500,— + 125 cliënten x 250,— = 50.750,— 12.600,— + 58 cliënten x 250,— = 27.100,—
! Er moet geïnvesteerd worden in extra personeel in verband met deze extra taak. 4. Jaarlijkse controle PGB Uit ervaring bij een andere gemeente bleek, dat slechts 80% van de geïndiceerde uren voor ZIN daadwerkelijk werden uitgevoerd. Uit onderzoek van de zorgaanbieder bleek dat de cliënt zelf koos voor minder uren, bijvoorbeeld in verband met vakantie van de cliënt of de hulp maar ook omdat de cliënt geen vervanging wilde voor de zieke hulp. Voor ZIN betaalt de gemeente de daadwerkelijk uitgevoerde uren. PGB’s worden echter voor 100% van de geïndiceerde uren uitbetaald aan de cliënt. Zo werd in 2009 in de gemeente Duiven gemiddeld voor 4 uur HH per week aan de PGB cliënt uitbetaald, terwijl gemiddeld voor 2,5 uur per ZIN-cliënt werd verstrekt. In Westervoort is dit verschil nog groter. Gemiddeld is in 2009 2,53 uur ZIN en 5,88 uur PGB betaald.
14/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Er kan dan ook worden aangenomen dat de hiervoor genoemde constatering bij ZIN ook geldt voor cliënten met een PGB. Er zijn dus besparingen mogelijk door een goede jaarlijkse controle van de volledige besteding van de PGB’s in te voeren. Stel dat het gemiddelde aantal uren per PGB-cliënt gelijk is aan het gemiddeld aantal uren voor de cliënt met ZIN, dan zou na afrekening de volgende bedragen kunnen worden teruggevorderd: Duiven: (4 uur - 2,5 uur) x 125 cliënten x 52 weken x 15,— (PGB-bedrag 2010) = 146.250,— Westervoort: (5,88 uur - 2,53 uur) x 58 cliënten x 52 weken x 15,— =
151.544,—
! Wellicht is het goed om te onderzoeken of de gemiddelde indicatie van ZIN en van PGB verschillend is. Dit zou (een deel van) het verschil kunnen verklaren. Er zal geïnvesteerd moeten worden in de controle. Naar verwachting kost dit minder dan de opbrengsten. + De gemeente rekent af op basis van het geleverde aantal uren HH en betaalt niet voor hetgeen wel geïndiceerd maar niet geleverd is. 5. Stimuleren gebruik PGB In Duiven en Westervoort is het PGB vastgesteld op 15,— per uur. Dit is landelijk gezien een redelijk tarief voor particuliere hulp. Deze vorm van HH is voor een gemeente en een cliënt financieel aantrekkelijk. Veel cliënten zijn echter huiverig voor de verantwoordelijkheden die dit werkgeverschap met zich meebrengt. In de praktijk zien we dat de markt zich aanpast aan het feit dat zorgaanbieders geen gebruik meer mogen maken van alfahulpen. Tegen geringe kosten zijn diverse organisaties in de markt in opkomst die het werkgeverschap voor PGB-houders dusdanig verlichten dat het een goed alternatief kan zijn voor ZIN. De gemeente kan deze ontwikkeling stimuleren door zelf of regionaal een soort ‘alfacheque’ (concept dat in Tilburg is ontwikkeld) op te zetten. Of de gemeente kan met een organisatie afspraken maken over de dienstverlening en de cliënten hierover voorlichten. De alfacheque is een in Tilburg ontwikkeld concept voor alfahulpdienstverlening, dat wellicht kan worden meegenomen in het project ‘De Liemers helpt’. Dit concept stelt gemeenten in staat de uitvoering van de Wmo-voorziening HH1 met de inzet van alfahulpen (zonder de inzet van zorgaanbieders) te kunnen blijven continueren. In dit concept voert een uitvoerende organisatie de kassiersfunctie (salarisbetaling) en de bemiddelingsfunctie (matching van vraag en aanbod) uit, zonder dat het als werkgever optreedt. De rol van de Wmo-klant als werkgever wordt versterkt.
15/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
De uitvoeringsorganisatie ondersteunt hierbij zowel de klant als de alfahulp in de administratieve taken en activiteiten (opstellen arbeidsovereenkomst, gegevensuitwisseling met het CAK, verantwoording aan gemeente). Het concept biedt mogelijkheden om bij de uitvoering een maximale inzet van Wwb’ers en gesubsidieerde medewerkers (Wsw, voormalige ID- en Wiw-medewerkers, re-integratiekandidaten) te realiseren. Per uur kan ongeveer 5,— bespaard worden. In Tilburg vindt nu 75% van de HH1 plaats via de alfacheque. Cliënten gaan minder eigen bijdrage betalen. Veel huishoudelijke hulpen zijn nu tijdelijk in dienst van de zorgaanbieders. De meeste hebben kleine contracten gekoppeld aan hun klanten. Via de alfahulpconstructie verdienen de hulpen per uur meer. Stel dat cliënten voldoende vertrouwen hebben in de PGB-vorm die ontwikkeld wordt, waardoor 40% van de huidige ZIN-uren overgaan naar PGB, bijvoorbeeld via het alfachequeconcept, dan levert dit de volgende besparing op: Duiven 81.000 uur (2009) x 40% x 5,— = 162.000,— Westervoort 52.781 uur (2009) x 40% x 5,— =
105.562,—
! Uitgezocht moet worden of deze vorm strijdig is met de contracten die met de zorgaanbieders zijn gesloten in verband met de gesuggereerde omvang van de dienst, waarop de zorgaanbieders wellicht hun tarief gebaseerd hebben. Wellicht zal een deel van de opbrengst ingezet moeten worden om de verstrekking en controle van de PGB’s uit te kunnen voeren. + Cliënten worden voor de ‘regelzaken’ ondersteund. Ze kunnen meer zelf bepalen wie ze over de vloer krijgen en welke werkzaamheden wanneer worden uitgevoerd. De verantwoording aan de gemeente kan door de bemiddelingsorganisatie plaatsvinden. De gemeente kan over de verantwoording afspraken maken met de bemiddelingsorganisatie zodat de controle op het PGB zo weinig mogelijk extra inzet vergt en toch goed en efficiënt uitgevoerd kan worden. 6. Optimaliseren gebruik kinderopvang in plaats van HH Bij calamiteiten of ontwrichting van een gezin kan tot 40 uur HH geïndiceerd worden, in verband met de verzorging van kinderen. Tot nu toe wordt uitgegaan van een maximale periode van 3 maanden waarin de ouder(s) naar een andere oplossing moet(en) zoeken. De Wet Kinderopvang is een voorliggende voorziening voor de Wmo, die ook de mogelijkheid biedt voor opvang van kinderen in de thuissituatie. Door aanvragers hier meer gebruik van te laten maken, kan bespaard worden is op de kosten voor HH.
16/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Het kan ook zijn dat (één van) de ouder(s) niet werkt en derhalve geen gebruik kan maken van de regeling. Gezien de situatie is dan sprake van een sociaal medische indicatie en zal de gemeente de kinderopvang moeten bekostigen. Dit is bijna altijd goedkoper dan HH verstrekken. Door de combinatie Kinderopvang (bijvoorbeeld door een gastouder aan huis) en HH hoeft maximaal 12 uur HH per week te worden geïndiceerd in plaats van 40 uur. Bespaard wordt tenminste 40 – 12uur x 13 weken x 20,— (gemiddeld uurtarief HH1) = 7.280,— per aanvraag. ! De Kinderopvang kan niet altijd per direct een gastouder leveren. In dat geval kan voor bijvoorbeeld een maand extra HH worden toegekend. + Cliënten ontvangen meer ondersteuning: naast de huishoudelijke hulp komt er iemand speciaal om de kinderen te verzorgen. 7. Afstemming Wmo op de AWBZ-zorg Sinds de invoering van de Wmo is het niet meer mogelijk om de indicatie voor ‘Persoonlijke Verzorging’ (PV) voor bijvoorbeeld echtparen te ruilen voor HH. Dit komt omdat PV onder de (financiële) verantwoordelijkheid van het zorgkantoor valt en HH onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Het komt regelmatig voor dat een cliënt de indicatie voor PV afwijst omdat hij/zij door de partner verzorgd wil worden. Ter compensatie wordt dan vaak (een uitbreiding van) HH aangevraagd. De gemeente is verplicht de partner als mantelzorger te ondersteunen. Wanneer overbelasting van de mantelzorger dreigt zal deze uitbreiding van uren worden toegekend. De gemeente betaalt dan feitelijk de vervangende PV die anders uit de AWBZ bekostigd zou worden. Door hierover afspraken te maken met het zorgkantoor kan een andere financiële constructie worden afgesproken, waarbij vanuit de AWBZ een financiële bijdrage wordt geleverd. Besparing op de kosten HH ten behoeve van de ontlasting van mantelzorgers. ! Wellicht is het zinvol om hiervoor in regioverband met het zorgkantoor afspraken te maken. Zorgkantoren zijn over het algemeen lastige partijen om zaken mee te doen. Van belang is om de afspraken zo in te richten dat ze de mantelzorg stimuleren, aangezien dit over het algemeen een besparing op de verstrekking van andere individuele voorzieningen betekent.
17/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
+ Cliënten worden nog beter gecompenseerd conform hun specifieke ondersteuningsvraag. 8. Opzetten algemene huishoudelijke diensten Algemene huishoudelijke diensten, eventueel gekoppeld aan bestaande diensten, kunnen de zelfredzaamheid van cliënten vergroten. Cliënten hoeven voor deze diensten niet of nauwelijks geïndiceerd te worden. Ze kunnen zelf afspraken maken over de mate waarin ze gebruikmaken van de diensten. Als algemene huishoudelijke diensten zou in ieder geval opgezet kunnen worden: • een boodschappendienst; • een was- en strijkservice; • ramen zemen; • tuinonderhoud. Deze diensten moeten cliëntgericht worden opgezet. Zo zou de boodschappendienst bijvoorbeeld ook de mogelijkheid kunnen bieden dat cliënten bij het zelf boodschappen doen, begeleid worden. Voor de organisatie en uitvoering van deze dienst kan een koppeling worden gemaakt met re-integratie van bijstandsgerechtigden of de Wsw, met vrijwilligers of scholieren in het kader van maatschappelijke stages. Wellicht kan dit samenvallen met het project ‘De Liemers helpt’. Zodra de diensten zijn opgezet hoeven deze werkzaamheden slechts in specifieke gevallen te worden toegekend. Dit laatste geldt echter niet voor tuinonderhoud, want dit valt niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Als deze dienst zou worden meegenomen in dit project, dan is dit een extra service voor de burger. Aangenomen wordt dat 50% van de cliënten gebruik kunnen maken van de algemene huishoudelijke diensten. Hiervoor moeten dan wel alle cliënten geherindiceerd worden. Er kan ook worden gekozen om alleen nieuwe cliënten en cliënten die geherindiceerd moeten worden hiervoor te indiceren. De besparing door invoering van deze diensten zal dan in de loop van een aantal jaren oplopen tot de 50% van het cliëntenbestand. Als voor de diensten in 2009 gemiddeld 1 uur HH per cliënt werd geïndiceerd, dan levert dit, zodra de diensten zijn opgezet, op basis van de gegevens van 2009 de volgende besparing op: Duiven Eerste jaar: 746 cliënten x 10% x 1 uur x 52 weken x 80% levering x 20,— = 62.063,— Na 5 jaar structureel: 746 cliënten x 50% x 1 uur x 52 weken x 80% levering x 20,— =
18/53
310.336,—
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Westervoort Eerste jaar: 459 cliënten x 10% x 1 uur x 52 weken x 80% levering x 20,— =
38.189,—
Na 5 jaar structureel: 459 cliënten x 50% x 1 uur x 52 weken x 80% levering x 20,— =
190.944,—
! De gemeente zal moeten investeren in het opzetten van de algemene diensten. Indien de cliënt de exploitatiekosten betaalt, betekent dit dat het totale bedrag bespaard kan worden. Wellicht zou aan de doelgroep met een smalle beurs een lagere bijdrage gevraagd kunnen worden.
19/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen 4.1
Woonvoorzieningen in het kort Woonvoorzieningen in het kader van de Wmo bestaan uit: • een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten; • een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening; • een niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening; • een uitraasruimte. Eigen bijdrage Wettelijk: Een eigen bijdrage voor in eigendom verstrekte voorzieningen is gedurende drie jaar mogelijk. Daarnaast kan de huurprijs voor gehuurde voorzieningen volledig meetellen in de berekening van de eigen bijdrage. Voor beide vormen geldt dat de cliënt nooit meer dan de kostprijs mag betalen. Situatie in Duiven en Westervoort: • Een vast bedrag voor tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten van 1.500,— (in 2009 zesmaal in Duiven en eenmaal in Westervoort verstrekt). • Voor voorzieningen in eigendom wordt geen eigen bijdrage gevraagd. • Er wordt geen gebruik gemaakt van gehuurde woonvoorzieningen. • Het anti-speculatiebeding wordt gedurende vijf jaar afgebouwd met jaarlijks een afname van 20% van de waardestijging door de aanpassing (artikel 13 van de financiële besluiten van beide gemeenten). • Beide gemeenten subsidiëren het project ‘Vertrouwd Wonen’. • Duiven kent in haar financieel besluit zowel een voorziening voor het bezoekbaar als logeerbaar maken. Westervoort alleen voor het bezoekbaar maken van een woning. • In 2009 waren er in Duiven 175 woningaanpassingen en betroffen de uitgaven in totaal 254.703,—; en in Westervoort 119 woningaanpassingen en betroffen de uitgaven in totaal 326.441,—. Algemeen gebruikelijk Centrale verwarming. Verhuizing op grond van leeftijd.
4.2
Voorstellen met betrekking tot de woonvoorzieningen 1. De forfaitaire tegemoetkoming bij verhuizing verhogen naar 5.000,— In 2009 is in Duiven zesmaal en in Westervoort eenmaal een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten ad 1.500,— verstrekt. De tegemoetkoming is bedoeld om mensen tegemoet te komen in de kosten van de noodzakelijk geachte verhuizing wanneer zij, vanwege hun beperking: • nauwelijks meer van het toilet, de badkamer, de woonkamer, de slaapkamer en/of de keuken gebruik kunnen maken; • niet meer naar buiten kunnen.
20/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In vergelijking met andere gemeenten, maar ook in vergelijking met de feitelijke kosten van een verhuizing (inclusief de inrichting) is de huidige verhuiskostenvergoeding zeer bescheiden. De kosten die mensen maken bij een verhuizing liggen in de praktijk vaak beduidend hoger dan de forfaitaire vergoeding van 1.500,—. De vergoeding is dan ook niet of nauwelijks een stimulans voor mensen om eventueel te verhuizen naar een aangepaste woning. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is wel dat er adequate, aangepaste woningen aanwezig moeten zijn. Ook dit blijkt in de praktijk maar in beperkte mate het geval te zijn. Besparing
Duiven 19.000,— Westervoort 36.500,— In eerste instantie kost deze maatregel meer geld, omdat de vergoeding verhoogd wordt van 1.500,— naar 5.000,— en omdat verwacht wordt dat meer mensen gebruik gaan maken van de voorziening. De besparing zit in het feit dat hierdoor naar verwachting minder en minder dure woningaanpassingen nodig zijn. Uitgaande van een toename van twee verhuisvergoedingen (ten opzichte van 2009) in elke gemeente, komt dit voor Duiven neer op acht en voor Westervoort op drie verhuisvergoedingen per jaar. In de uitgaven betekent dit dat Duiven 31.000,— (8 x 5.000,— - 6 x 1.500,—) en Westervoort 13.500,— extra kwijt zal zijn aan de verhuiskostenvergoedingen. Het betekent echter ook dat per gemeente twee minder duurdere verbouwingen hoeven plaats te vinden. Uitgaande dat deze twee verbouwingen gemiddeld 25.000,— kosten, levert dit een extra besparing per gemeente van 50.000,— op. Netto levert deze maatregel voor Duiven een besparing op van 19.000,— en in Westervoort van 36.500,—. + Burgers ontvangen een hogere en reële vergoeding voor de te maken verhuis- en inrichtingskosten. Daarmee wordt het ook meer gestimuleerd te kiezen voor een verhuizing. 2. Aanscherpen prestatieafspraken met woningcorporatie en toezien op naleving Om de inzet van het instrument van een verhoging van de verhuiskostenvergoeding onder 4.2.1 mogelijk te maken, is het een randvoorwaarde dat er een aanbod is van adequate en aangepaste woningen. Daarvoor is het nodig om op dit onderdeel eenduidige prestatieafspraken te maken, dan wel de bestaande te herzien of aan te scherpen én met de woningcorporatie er op toe te zien dat de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen. Hiervoor is het nodig dat de verschillende gemeentelijke afdelingen die betrokken zijn bij het opstellen en naleven van de prestatieafspraken nadrukkelijk samenwerken. De afspraken met de woningcorporatie(s) kunnen betrekking hebben op: • de bemiddeling van cliënten naar aangepaste woningen; • het levensloopbestendig bouwen en aanpassen van woningen; • ouderen stimuleren te verhuizen uit onaanpasbare woningen; • ouderen voorrang te geven voor levensloopbestendige woningen;
21/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
•
•
bij groot onderhoud of nieuwbouw rekening houden met het aanleggen van collectieve voorzieningen (niet alleen automatische deuropeners en hellingbanen, maar ook ruimtes voor een scootmobiel- en rolstoelpool); voldoende parkeermogelijkheden dichtbij de woningen realiseren, zodat er geen overdaad aan GPP-plaatsen hoeven te worden gerealiseerd.
De effecten van deze maatregel zijn afhankelijk van de te maken prestatieafspraken. Sommige effecten, zoals afspraken over het levensloopbestendig bouwen, zullen pas op langere termijn effect hebben, omdat dan het aanbod van dergelijke woningen vergroot is. Aan deze maatregel zijn voor de gemeente geen extra kosten verbonden. De besparingen zijn voor de korte termijn geboekt bij maatregel 1, maar zullen op den duur verder oplopen. + Het voordeel van het optimaal toepassen van deze maatregel is, naast de toekomstige besparing, dat de corporatie en de gemeente gezamenlijk hun verantwoordelijkheid oppakken voor het toegankelijk maken van het woningbestand in de gemeente en samen denken en handelen in het zoeken naar structurele oplossingen. De burger heeft hier alleen maar profijt van. 3. Mogelijk maken om in sommige gevallen ook te werken met een flexibele financiële vergoeding, die afhankelijk is (20%) van de te compenseren aanpassing. In sommige gevallen is een verhuiskostenvergoeding van 5.000,— niet voldoende en niet passend om een verhuizing mogelijk te maken, terwijl een verhuizing naar een aangepaste/aanpasbare woning wel mogelijk is. In dat geval zou de gemeente gebruik moeten kunnen maken van een flexibele financiële vergoeding, die is aangepast aan de individuele situatie. Bijvoorbeeld: de eigen woning van een persoon zou, ter compensatie van beperkingen die het normale gebruik van de woning beïnvloedt, aangepast moeten worden voor een bedrag van 100.000,—. Een alternatief voor deze persoon is een nieuwbouwproject elders in de gemeente, waar rekening gehouden kan worden met alle specifieke aanpassingswensen. Alleen deze woning kost 50.000,— meer dan de huidige woning. Ter stimulering van de verhuizing zou de gemeente in dit geval de betreffende persoon een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding kunnen aanbieden van 20.000,— (20% van de te compenseren aanpassing) waarmee ook een structureel deel van de extra hypotheekkosten kan worden betaald. Het opnemen van een dergelijke mogelijkheid biedt zowel de gemeente als de burger meer mogelijkheden om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken die voor beide partijen voordelen heeft.
22/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
De toepassing van deze maatregel zal slechts in zeer beperkte mate voorkomen, maar levert dan wel 80% besparing op ten opzichte van de aanpassing van de woning. De besparing is erg afhankelijk van een diversiteit aan factoren en geen jaar is gelijk. Daarom wordt de besparing op PM gezet. De maatregel vergt geen investering en zal alleen uitgaven besparen. ! Verhuizing in het geval van een eigen woning is in de praktijk (nog) complexer dan in het geval van een huurwoning. Dit komt omdat een aantal cliënten voor hun inkomen afhankelijk is van een (WAO)uitkering. Voor hen is het veelal moeilijk, dan wel onmogelijk om een nieuwe hypotheek te krijgen voor de andere, aangepaste woning. In dergelijke gevallen zou een gemeentelijke bemiddeling in de contacten met de SVB (als hypotheekverstrekker) mogelijk nog kunnen helpen. 4. Invoeren eigen bijdrage voor woonvoorzieningen Deze maatregel betreft het toepassen van de algemene maatregel om daar waar mogelijk het heffen van een eigen bijdrage op individuele voorzieningen toe te passen. Invoering van een eigen bijdrage zal voor cliënten die reeds een eigen bijdrage betalen voor HH niet of nauwelijks gevolgen hebben. De precieze inkomsten uit de eigen bijdrages zijn niet te berekenen, omdat die per situatie afhankelijk zijn van verschillende factoren (zoals leeftijd; wel/niet samenwonend, inkomen en afname overige individuele voorzieningen met eigen bijdrage). Bovendien kan het toepassen van de eigenbijdragesystematiek ertoe leiden dat een aantal mensen ervoor kiest om geen voorziening via de Wmo af te nemen maar deze zelf aan te schaffen. Om de inkomsten van het invoeren van de maximale eigen bijdrage voor alle woonvoorzieningen, behalve de verhuiskostenvergoedingen, te berekenen moet een aantal aannames gedaan worden: • In 2009 zijn in Duiven 175 woningaanpassingen verricht en in Westervoort 118. Voor beide gemeenten wordt aangenomen dat deze aantallen ook na 2009 jaarlijks gelden, waarvan 50% in eigendom. • Voor in eigendom verstrekte woonvoorzieningen geldt een maximale eigenbijdrage termijn van drie jaar. Gesteld wordt dat 88 woonvoorzieningen in Duiven en 57 in Westervoort in eigendom verstrekt worden. • De laatste aanname betreft de combinatie met andere Wmo-voorzieningen (met name HH). Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met alle ontvangen Wmo-voorzieningen.
23/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Aangenomen wordt dat 75% van de cliënten die een woningvoorziening ontvangen, ook HH ontvangt (van de overige 25% is dan te verwachten dat er nog mogelijkheden zijn om een eigen bijdrage te innen). De gemiddelde eigen bijdrage per cliënt was in 2009 336,—2 per jaar voor Duiven. Voor Westervoort lag dit gemiddelde op 243,—3 per cliënt per jaar. Stel dat het aantal woningaanpassingen in 2011 gelijk is aan de aanpassingen in 2009 dan kunnen de volgende eigen bijdragen opgelegd worden: Duiven • Doorlopende eigen bijdrage: (175 - 88) x 25% x 336,— = • voor de in eigendom verstrekte aanpassing geldt een maximale termijn van 3 jaar: 88 x 25% x 336,— =
7.308,—
7.392,— 14.700,—
In jaar 1 kan een bedrag van 14.700,— geïnd worden. In jaar 2: 14.700,— + 88 in eigendom + 87 in bruikleen: 14.700,— + 88 x 25% x 336,— + 87 x 25% x 336,— = 14.700,— + 7.392,— + 7.308,— = 29.400,— In jaar 3: 29.400,— + 7.392,— + 7.308,— 44.100,— In jaar 4: 44.100,— - 7.392,— (eigendom van jaar 1) + 7.392,— + 7.308,— 51.408,— In jaar 5: 51.408,— - 7.392,— (eigendom jaar 2) + 7.392,— + 7.308,— 58.716,— Westervoort • Doorlopende eigen bijdrage: (118 - 59) x 25% x 243,— = • voor de in eigendom verstrekte aanpassing geldt een maximale termijn van 3 jaar: 59 x 25% x 243,—
3.584,—
3.584,— 7.168,—
In jaar 1 kan een bedrag van 7.168,— geïnd worden. In jaar 2: 7.168,— + 59 in eigendom + 59 in bruikleen: 7.168,— + 59 x 25% x 243,— + 59 x 25% x 243,— = 7.168,— + 3.584,— + 3.584,— = 14.336,— In jaar 3: 14.336,— + 3.584,— + 3.584,— = 21.504,— In jaar 4: 21.504,— - 3.584,— (eigendom van jaar 1) + 3.584,— + 3.584,— 25.088,— In jaar 5: 25.088,— - 3.584,— (eigendom jaar 2) + 3.584,— + 3.584,— 28.672,—
2
Deze aanname van 336,— is gebaseerd op het huidige gemiddelde niveau van de eigen bijdrage voor HH in Duiven per cliënt per jaar ( 250.673 totaal eigen bijdrage : 746 cliënten) . 3 Deze aanname van 243,— is gebaseerd op het huidige gemiddelde niveau van de eigen bijdrage voor HH in Westervoort per cliënt per jaar ( 111.341 totaal eigen bijdrage : 459 aantal cliënten) .
24/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In jaar 1 kan in totaal voor 14.700,— (Duiven) en 7.168,— (Westervoort) aan eigen bijdragen worden geïnd. De eigen bijdragen lopen jaarlijks op. ! De invoering van een eigen bijdrage genereert enerzijds extra inkomsten voor de gemeente en creëert anderzijds een drempel voor mensen om een aanvraag te doen. Invoering van deze maatregel kan als gevolg hebben dat er extra vragen van burgers aan het loket gesteld worden over de bepaling van de eigen bijdrage, waardoor extra inzet en ondersteuning nodig is. De verwachting is dat dit in het begin wel enige extra druk kan geven, maar een goede voorlichting die gepaard gaat met het invoeren van de eigenbijdragesystematiek kan veel druk wegnemen. De uitgaven voor het CAK zullen enigszins toenemen, aangezien zij meer administratieve taken moeten uitvoeren. Het invoeren van een eigen bijdrage op reeds uitgevoerde woningaanpassingen is niet aan te raden. Cliënten hebben geen rekening kunnen houden met de eigen bijdrage. Nu de aanpassing eenmaal gerealiseerd is kan de voorziening ‘niet teruggegeven worden’, zoals bij een roerende voorziening wel mogelijk is. + Een bijkomend voordeel van het in rekening brengen van een eigen bijdrage voor alle woonvoorzieningen is dat de burger op de rekening van het CAK een financieel overzicht ziet van het totale aantal voorzieningen dat hij/haar ontvangt en waarover de eigen bijdrage wordt berekend. Dit totale overzicht draagt bij aan de bewustwording van de klant over de verkregen voorzieningen. Nota bene! Op dit moment is het zowel in Duiven als in Westervoort niet aan de orde dat mensen woonvoorzieningen ontvangen waar de gemeente huur voor betaalt. Mocht dit in de toekomst wel gebeuren dan geldt ook hiervoor dat de betreffende huur volledig kan worden meegenomen in de berekening van de eigen bijdrage. 5. Eenvoudige of goedkope woonvoorzieningen Rond de eenvoudige of goedkope woonvoorzieningen zien wij een drietal varianten voor besparingen. Variant 1. Eenvoudige woonvoorzieningen (zijnde de douche-/toiletstoel, de drempelhulp en de badplank) en aanpassingen onder de 500,— worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en moeten derhalve zelf bekostigd worden. Inmiddels zijn de meeste woonvoorzieningen algemeen verkrijgbaar en steeds meer mensen passen hiermee zelf hun huis aan. Op basis van de in 2009 verstrekte voorzieningen kan een lijst worden gemaakt van voorzieningen die hieronder vallen.
25/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In 2009 zijn in Duiven 131 en in Westervoort 414 woonvoorzieningen verstrekt die minder dan 500,— kosten. De kosten voor deze woonvoorzieningen in Duiven waren 31.653,— en in Westervoort 11.644,— (41 x 284,—) dit kan in deze variant bespaard worden. Een tweede voordeel is dat er geen indicatie hoeft te worden afgegeven voor deze woonvoorzieningen en er derhalve bespaard kan worden op proceskosten In het verlengde daarvan zijn er ook minder administratieve lasten, omdat er geen eigen bijdrage hoeft te worden berekend en aan het CAK te worden doorgegeven. Duiven: 131 x 408,505 uitgaven woningaanpassingen < 500,— Totaal besparing
53.514,— 31.653,— 85.167,—
Westervoort: 41 x 408,50 uitgaven woningaanpassingen < 500,— Totaal besparing
16.748,— 11.644,— 28.392,—
! Deze werkwijze kan leiden tot een verhoging van het aantal bezwaarschriften. Er bestaat landelijk nog geen jurisprudentie over het uitvoeren van een dergelijke maatregel. Uit eerdere uitspraken is wel duidelijk dat de rechter van mening is dat gemeenten per persoon een afweging moeten maken in het licht van het compenseren van iemands beperkingen. Het enkel verwijzen naar een algemene voorziening voldoet dan niet in alle gevallen. De gemeenten kunnen ter compensering haar burgers meer ondersteuning bieden door de mogelijkheid te bieden om dergelijke voorzieningen te laten realiseren door een goede klussendienst ( en het eventueel toepassen van de bijzondere bijstand als vangnet voor mensen die deze voorzieningen wel nodig hebben, maar ze niet kunnen betalen). Variant 2. Verstrekking van eenvoudige of goedkope woonvoorzieningen tot 500,— organiseren via het project ‘Vertrouwd Wonen’.
4
In 2009 zijn in totaal 118 woningaanpassingen verricht. Uit een steekproef van 30% van alle woningaanpassingen blijkt dat het in 35% van de gevallen een aanpassing onder de 500,— betreft. De gemiddelde uitgaven van de kleine woningaanpassingen bedroeg 284,—. 5 Door omstandigheden is het SGBO-rapport over Duiven en Westervoort van de Benchmark 2010 Individuele Voorzieningen (over het jaar 2009) nog niet beschikbaar. Het landelijk benchmarkgemiddelde van de kostprijs per indicatie is inmiddels wel bekend ( 408,50) en deze is hier gehanteerd.
26/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In dit geval wordt de verstrekking van de eenvoudige of goedkope woonvoorzieningen uitbesteed via het project Vertrouwd Wonen als voorliggende algemene voorziening. Burgers kunnen zich voor dergelijke voorzieningen aanmelden bij het project Vertrouwd Wonen, waarbij de woning in zijn totaliteit bekeken wordt en er ook een advies wordt gegeven voor het opplussen van de woning met mogelijke andere aanpassingen. Duiven 131 indicaties kleine woningaanpassingen x 408,50 Uitgaven kleine woningaanpassingen x 80% besparing Totaal besparing Westervoort 41 indicaties kleine woningaanpassingen x 408,50 41 minder kleine woningaanpassingen van gemiddeld 284,— x 80% besparing Totaal besparing
53.514,— 25.250,— 78.764,_
16.748,— 9.315,— 26.063,—
Ook in dit geval hoeft er geen indicatie te worden afgegeven voor deze woonvoorzieningen, dit scheelt indirecte kosten. De advisering loopt dan via het project Vertrouwd Wonen. De directe uitgaven voor de voorzieningen worden minder, aangezien mensen via het project een deel van de gemeente vergoed krijgen (20%) en een deel zelf moeten betalen. In dat geval levert dit een besparing op van ongeveer x (80% van de totale uitgaven voor eenvoudige of goedkope voorzieningen). Eventueel kunnen de besparingen weer in het project ingezet worden door de gemeentelijke bijdrage (nu 20%) voor het opplussen van woningen eventueel te verhogen. Het doel daarvan is om meer mensen te stimuleren gebruik te maken van het project Vertrouwd Wonen. In totaal leidt dit dan niet tot een besparing (behalve op de indirecte kosten), maar wel tot een groter bereik van het project, wat weer een grotere preventieve werking tot gevolg heeft. ! Nadeel van deze variant is dat de oorspronkelijke doelstelling (vergroten van de bewustwording) van het project Vertrouwd Wonen veranderd wordt. Verschillende randvoorwaarden (zoals de doelgroep) voor het project Vertrouwd Wonen moeten in dat geval aangepast worden, terwijl dit project nog geëvalueerd moet worden en het onduidelijk is of er politiek draagvlak voor is om dit te continueren. De kosten van het project nemen toe. Ook voor deze variant geldt dat de gemeente meer ondersteuning kan bieden om dergelijke voorzieningen te realiseren door een goede algemene klussendienst en het eventueel toepassen van de bijzondere bijstand als vangnet voor die mensen die de betreffende voorzieningen wel nodig hebben, maar niet kunnen betalen.
27/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Variant 3. Eenvoudige of goedkope woonvoorzieningen gedurende 1 jaar meenemen in de eigen bijdrageregeling van cliënten in plaats van de huidige gratis verstrekking. De aanmelding en verstrekking van de voorzieningen blijft in dit geval lopen via de consulenten in het loket. Afhankelijk van de kosten van de voorziening zullen een aantal mensen mogelijk besluiten om de gevraagde voorziening zelf aan te schaffen. Duiven 131 kleine verstrekkingen x 25% x 336,—
11.004,—…
Westervoort 41 kleine verstrekkingen x 25% x 243,—
2.490,—………
Voor de berekening van de besparing is uitgegaan van een eigen bijdrage van 25% van de betreffende cliënten. De andere 75% van de cliënten betalen reeds de maximale eigen bijdrage doordat ze ook HH ontvangen. Voor het bedrag van de eigen bijdrage is gebruik gemaakt van de gemiddelde eigen bijdrage die voor HH betaald wordt. Overigens kunnen aan deze maatregel ook een aantal extra kosten verbonden zijn, vanwege de extra administratieve ondersteuning die vanuit het loket nodig is (vanwege een toename van het aantal vragen over het innen van de eigen bijdrage) en de extra administratieve taken die door het CAK worden verricht. 6. Onderzoek naar uitbreiding algemene woonvoorzieningen: een klussendienst en het project Vertrouwd Wonen Onder invloed van de Wmo ontstaan steeds meer algemene voorzieningen. Deze voorzieningen worden door gemeenten ondersteund, omdat ze een alternatief kunnen bieden aan mensen met een beperking voor een vaak veel duurdere individuele voorziening. Indien mogelijk kunnen hierbij koppelingen gemaakt worden met bestaande klussendiensten van een corporatie of met bestaande re-integratieprojecten. In het kader van de woonvoorzieningen kan gedacht worden aan het opzetten van een klussendienst (bijvoorbeeld via het GUUS-project, waarbij ook een verbinding met de re-integratieactiviteiten vanuit de Wwb wordt gezocht en eventueel met de Wsw). Naast de klussendienst ondersteunen beide gemeenten, samen met de corporatie Vivare, het project Vertrouwd Wonen. Via dit project kan een woning opgeplust worden met praktische aanpassingen zoals het weghalen van drempels, een extra trapleuning, bewegingsmelders of een elektronisch deurslot. Via Vertrouwd Wonen kan een woning getest worden op de geschiktheid voor het langer zelfstandig wonen.
28/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Momenteel zijn al rond de 100 aanvragen binnengekomen. Het project richt zich vooral op 55-65 jarigen. Vanuit het project wordt 20% van de aanpassingskosten (tot een maximum van 500,— per aanvraag) door de gemeente betaald. Het project maakt de mensen bewuster van de benodigde aanpassingen en laat ze ook nadenken over de mogelijkheid van een eventuele verhuizing. Een algemene voorziening als een klussendienst, kan ook ingezet worden bij verhuizingen (en herinrichting) in het kader van de Wmo en bij de aanpassingen (het opplussen) van woningen via het project Vertrouwd Wonen. 7. Verlengen van de termijn voor restitutie met betrekking tot het anti-speculatie-beding van 5 naar 10 jaar Op dit moment wordt volgens de geldende verordeningen in zowel Duiven als Westervoort een termijn van 5 jaar gehanteerd waarbinnen restitutie aan de gemeente betaald moet worden over de meerwaarden van de woning, in geval van verkoop van de woning. Voorgesteld wordt deze termijn te verdubbelen naar 10 jaar, een gebruikelijke termijn en ook in geval van aanpassingen aan onroerende goederen een reëlere termijn. De restitutie bedraagt het eerste jaar 100% van de meerwaarde en deze loopt jaarlijks met 10% terug. Aan deze maatregelen zijn geen risico’s verbonden. De financiële voordelen zijn moeilijk aan te geven, aangezien dergelijke restitutiegevallen slechts sporadisch voorkomen. De financiële voordelen worden daarom op pm gezet. 8. Invoeren van een financiële drempel in de vorm van een vermogenstoets op basis van de Wwb-norm In de Wmo is geregeld dat het vermogen buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de eigen bijdrage. Dit laat echter mogelijk ruimte voor gemeentelijke beleidsvrijheid voor het in aanmerking nemen van eigen vermogen als financiële drempel voor het verstrekken van een voorziening. Als een aanvrager beschikt over eigen vermogen, kan de vraag gesteld worden of de gemeente nog wel een compensatieplicht heeft. De aanvrager heeft immers de middelen om zelf in de kosten te voorzien. Voor zover bekend zijn er echter (nog) geen gemeenten in Nederland die werken met een vermogensdrempel voor individuele Wmo-voorzieningen. Als u kiest voor deze vermogensdrempel, adviseren wij u dat alleen in te voeren voor bouwkundige woningaanpassingen boven een bepaald (aanzienlijk) bedrag, stel 25.000,—. Bouwkundige woningaanpassingen, zeker de grotere, dragen namelijk bij aan de waardevermeerdering van de woning. Bij het bepalen en hanteren van de vermogensdrempel kan aangesloten worden bij de vermogensnormen in de Wwb. In de Wwb wordt van de bezittingen (anders dan de woning) een bedrag van 5.460,— (voor een alleenstaande) of 10.960,— (voor een gezin) vrijgelaten. Van het vermogen in een eigen woning wordt in de Wwb 46.100,— vrijgelaten.
29/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Het financiële voordeel van deze maatregel is moeilijk vooraf te bepalen, aangezien er geen vergelijkende gegevens en ervaringen zijn. Gesteld dat het per gemeente één dure woningaanpassing van 40.000,— scheelt, dan is dat tegelijkertijd de jaarlijkse besparing van de invoering van deze vermogensdrempel. ! Het hanteren van een vermogenstoets bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage is bij de wet niet toegestaan. Staatssecretaris Bussemaker was van plan om vanaf 1 juli 2009 de vermogenstoets in de AWBZ en in Wmo in te voeren. Onder aanvoering van regeringspartij CDA verzette de Tweede Kamer zich tegen de vermogenstoets omdat dit spaarzaamheid zou afstraffen en vooral de lagere en middeninkomens zou treffen. Voor zover bekend zijn er geen gemeenten die werken met een vermogensdrempel voor individuele Wmo-voorzieningen. Het invoeren van een dergelijke vermogensdrempel is dus pionierswerk en vergt een grondige juridische en beleidsmatige voorbereiding. Daarnaast is het te verwachten dat als er ooit een afwijzing op grond van deze vermogensdrempel komt, hierop een bezwaar- en beroepsprocedure zal volgen, omdat cliënten en cliëntorganisaties via een uitspraak van een rechter willen weten waar de grenzen van de Wmo op dit punt liggen.
30/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Hoofdstuk 5 Rolstoel: verplaatsen in en rond de woning 5.1
Rolstoelvoorzieningen in het kort Het doel van de rolstoelvoorzieningen zoals in de Wmo omschreven is: ‘Compenseren van de beperkingen van de cliënt, zodat hij/zij zelfredzaam kan zijn door zich te kunnen verplaatsen in en om de woning.’ Rolstoelvoorzieningen in het kader van de Wmo bestaan uit: • rolstoel (handbewogen of elektrisch); • sportrolstoel; • rolstoel voor incidenteel gebruik. Eigen bijdrage De voorziening ‘rolstoel’ heeft een bijzondere plek in de regelgeving. Rolstoelen voor dagelijks gebruik moeten namelijk zonder eigen bijdrage verstrekt worden. De gemeente Duiven kent alleen een sportrolstoel in het financieel besluit en geen sportvoorziening. Algemeen gebruikelijk In het kader van verplaatsen in en rond de woning worden een fiets en een stok als algemeen gebruikelijk beschouwd.
5.2
Voorstellen met betrekking tot de rolstoelen 1. Onderzoek naar uitbreiding algemene rolstoelvoorzieningen: de rolstoelpool In het kader van de Wmo ontstaan steeds meer algemene voorzieningen of collectieve Wmo-voorzieningen (zie bijlage 3 voor een toelichting op deze begrippen). Deze voorzieningen worden door gemeenten ondersteund, omdat ze een alternatief kunnen bieden aan mensen met een beperking voor een veelal duurdere individuele voorziening. In het kader van de rolstoelvoorziening kan gedacht worden aan het opzetten van een rolstoelpool voor rolstoelen voor incidenteel gebruik. In verzorgingsinstellingen of bij speciaal ingerichte verhuurpunten (bijvoorbeeld bij winkelcentra) kunnen personen die de rolstoel niet dagelijks nodig hebben en geen specifieke aanpassingen nodig hebben, een rolstoel (of scootmobiel) lenen. Deze uitleenpunten kunnen eventueel worden opgezet in het kader van de re-integratie van uitkeringsgerechtigden, de Wsw, met vrijwilligers en/of scholieren in het kader van hun maatschappelijke stages. Voorgesteld wordt om met de invoering van deze rolstoelpools te beginnen bij een verzorgingstehuis, omdat dit praktisch en organisatorisch eenvoudiger te regelen is. De opgedane ervaringen kunnen vervolgens gebruikt worden om ook elders in de beide gemeenten dergelijke pools op te zetten.
31/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Geadviseerd wordt om een dergelijke rolstoelpool te combineren met een pool voor scootmobielen. Duiven Rolstoelpool: Minder indicaties Totaal besparing
32.360,— 8.987,— 41.347,—
Westervoort Rolstoelpool: Minder indicaties Totaal besparing
11.517,— 11.438,— 22.955,—
Het voordeel van de rolstoelpool is dat er minder (individueel te verstrekken) rolstoelen en scootmobielen nodig zijn. Dit levert een voordeel op in de directe kosten voor de verstrekkingen. Verwacht wordt dat circa 80% van de incidentele rolstoelgebruikers voldoende gecompenseerd worden door gebruik te maken van de rolstoelpool. Naar verwachting kan de verhouding bij de rolstoelpool teruglopen van twee personen op één voorziening. Ervan uitgaande dat 25% van de uitgaven van rolstoelen de uitgifte van incidentele rolstoelen betreft (hierover zijn binnen de gemeenten geen exacte gegevens bekend) dan kan een besparing op de directe uitgaven bereikt worden van: Duiven: 25% van 323.598,— x 80% x 50% = 32.360,— Westervoort: 25% van 115.169,— x 80% x 50% = 11.517,— Daarnaast levert deze benadering van een rolstoelpool een besparing op voor de indicatiekosten en de onderhoudskosten (eenvoudig onderhoud kan op het uitleenpunt plaatsvinden, hetgeen scheelt in de voorrijdkosten en voordelen bij de inkoop van het onderhoud oplevert). Overigens moet bij de onderhoudskosten wel rekening gehouden worden met de verwachting dat het gebruik per voorziening intensiever wordt, wat leidt tot extra slijtage- en onderhoudskosten. Voor de indicatiekosten geldt dat circa 20% van de incidentele rolstoelgebruikers nog geïndiceerd moet worden. Stel dat deze maatregel voor de gemeente Duiven 22 indicaties (80% van 27 nieuwe aanvragen6) en in Westervoort 28 indicaties (is 50%7 van het aantal nieuwe rolstoelaanvragen per jaar) voor incidentele rolstoelen scheelt. Dan is dit een besparing op de jaarlijkse indicatiekosten van: Duiven: 22 x 408,50,— = 8.987,— Westervoort: 28 x 408,50,— = 11.438,— Tenslotte levert de rolstoelpool een besparing op in de kosten voor het construeren van een stallingmogelijkheid wanneer de cliënt die niet heeft. 6
In 2009 heeft Duiven 27 incidentele rolstoelen aangeschaft (voor in totaal 10.800,—) en waren er dat jaar in totaal 79 aanvragen voor een rolstoelvoorziening (met uitzondering van een sportrolstoel). 7 In de gemeente Westervoort zijn er 114 incidentele rolstoelen op een totaal uitstaand bestand van 178 (= 64%). Uitgaande van de aanname dat 80% hiervan in aanmerking kan komen voor de rolstoelpool komt het percentage dat hiervoor beschikbaar is uit op 51,2%. Afgerond komt dit op 50%.
32/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Tegenover de besparingen staat ook een aantal investeringen. Op korte termijn zal er extra geïnvesteerd moeten worden om de rolstoelpools te organiseren en in te richten en er bekendheid aan te geven. Het betreft zowel eenmalige kosten (in 2011) als jaarlijkse kosten voor de exploitatie. ! Het inrichten en instellen van een rolstoelpool is makkelijker opgeschreven dan gedaan. De opzet en werkwijze van de pool moet zo zijn dat burgers eenvoudig over de gevraagde voorziening kunnen beschikken. Wellicht is het mogelijk dat centraal ‘geboekt’ wordt en dat decentraal de voorzieningen naar de cliënt gebracht worden. De rolstoelpool zou in combinatie met de pools voor scootmobielen opgezet kunnen worden. Voor het gebruik van scootmobielen geldt dat de bediening hiervan moeilijker is dan het lijkt en daardoor gevaarlijke situaties kan opleveren. Het is daarom verstandig dat personen die gebruik willen maken van een scootmobiel eerst een training volgen en een bekwaamheidstest afleggen. Voor rolstoelen geldt dat personen die geïndiceerd zijn op basis van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten een tegemoetkoming kunnen ontvangen. Voor deze groep blijft dus een indicatieproces noodzakelijk. + Op het eerste gezicht lijkt deze maatregel ten koste te gaan van het niveau van de dienstverlening aan de burger, omdat hij/zij niet meer zijn eigen (altijd beschikbare) vervoersmiddel om de hoek heeft staan. Anderzijds worden deze personen ook ontzorgd omdat het onderhoud georganiseerd wordt en bij problemen met een vervoersmiddel is er een ander exemplaar beschikbaar. Ook niet-geïndiceerden kunnen eenvoudig een voorziening lenen. En voor mensen met geen of beperkte stallingmogelijkheid is deze constructie een uitkomst. 2. Onderzoek naar de mogelijkheid van een onderhoudsdienst voor kleine reparaties en onderhoud In aansluiting op andere voorstellen gericht op de realisatie van algemene voorliggende diensten zou er ook een algemene onderhoudsdienst ingesteld kunnen worden voor het klein onderhoud en reparaties aan rolstoelen en scootmobielen. Deze komt daarmee in de plaats van het huidige onderhoud dat door de leveranciers wordt uitgevoerd. Er kan dan bespaard worden op de kosten van onderhoudscontracten en de individuele uitgaven voor onderhoud. Deze onderhoudsdienst kan in de praktijk waarschijnlijk gekoppeld worden aan de eerder genoemde klussendienst en ingevuld worden in het kader van de re-integratie van uitkeringsgerechtigden, de Wsw en zo mogelijk met inzet van vrijwilligers en/of scholieren (in het kader van de maatschappelijke stage). Het opzetten van een onderhoudsdienst leidt tot een investering en structurele uitgaven. Een deel van die uitgaven kan mede gefinancierd worden uit Wwb- en/of Wsw-middelen. De onderhoudsdienst zorgt voor een leerzame en uiterst zinvolle werkomgeving voor de medewerkers en vrijwilligers.
33/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Op de langere termijn wordt bespaard op de individuele verstrekkingen voor onderhoud en reparatie aan rolstoelen en scootmobielen. + en ! De verwachting is dat de toegang tot de service en dienstverlening eenvoudiger wordt, omdat het lokaal georganiseerd wordt en direct aanwezig is. Daardoor is wel een toename van het gebruik te verwachten.
34/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Hoofdstuk 6 Vervoer 6.1
Vervoer in het kort De Wmo-vervoersvoorzieningen zijn bedoeld voor lokaal vervoer en voor verplaatsingen om het huis. De gemeente is alleen verantwoordelijk voor de compensatie van beperkingen die mensen niet of slecht in staat stellen om zich lokaal te verplaatsen. Voor regionaal/landelijk vervoer kan gebruikgemaakt worden van Valys. Vervoer: lokaal De gemeenten Duiven en Westervoort komen op de volgende wijze tegemoet aan deze compensatie: Duiven • Geïndiceerde personen met een inkomen tot 1,5 maal het norminkomen ontvangen een financiële tegemoetkoming vervoer op basis van de vervoersbehoefte tot een maximum van 2.500 kilometer per jaar. Deze voorziening kent de volgende nadelen: - de klant is niet tevreden; - de klant ervaart de tegemoetkoming niet als vervoersvoorziening; - de methode is arbeidsintensief; - het geeft onduidelijkheid in de regio: chauffeurs verwijzen klanten naar de gemeente voor een CVV-pas; - kost veel geld. Westervoort • Iedereen met een indicatie krijgt een CVV-pas voor maximaal 650 zones + 138,— per jaar voor ritreservering en calamiteiten. • Klanten met een lager inkomen dan 1,5 maal de norm mogen kiezen CVV + 138,— of een financiële tegemoetkoming. • Het maximum aantal zones CVV wordt met 25% verlaagd indien de cliënt óók een scootmobiel heeft.
6.2
Besparingsvoorstellen lokaal vervoer 1. Lokaal vervoer wordt beperkt tot geïndiceerden met maximaal 1,5 maal het norminkomen De financiële tegemoetkoming wordt toegekend, indien de cliënt vanwege beperkingen niet door het CVV gecompenseerd wordt in zijn/haar lokale verplaatsingsbehoefte. De tegemoetkoming voor ritreservering en calamiteiten vervalt.
35/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Alleen personen met een (gezins)inkomen tot 1,5 het norminkomen kunnen geïndiceerd worden voor collectief vervoer of indien collectief vervoer niet mogelijk is voor een financiële tegemoetkoming. De maatregel leidt tot de volgende aanpassingen: Duiven:
De doelgroep blijft gelijk. Het CVV wordt ingevoerd als voorliggende voorziening. Westervoort: De doelgroep verandert van alle geïndiceerden, naar geïndiceerden met een inkomen tot 1,5 maal het norminkomen. De keuze voor een financiële tegemoetkoming vervalt. De tegemoetkoming voor ritreservering vervalt. Uit jurisprudentie (al in de Wvg-tijd) blijkt dat de CRvB (Centrale Raad van Beroep) ervan uitgaat dat mensen met een inkomen hoger dan de gestelde norm, zelf in hun vervoersbehoefte kunnen voorzien. De vervoerskosten voor mensen met een beperking zijn over het algemeen gelijk aan de vervoerskosten die personen met een gelijk inkomen hebben. Er is dus geen reden om deze groep voor vervoerskosten te compenseren. Wel zal bij indicatie voor vervoer moeten worden afgewogen of er redenen zijn om de te indiceren cliënt hiervoor wel te compenseren. Besparing Duiven: 178.261,—; Westervoort: 89.601,— Duiven In 2009 ontvingen 440 personen een financiële tegemoetkoming voor vervoer. De totale uitgaven hiervoor bedroegen 259.861,—. Gemiddeld kostte de tegemoetkoming 590,— per cliënt per jaar. Stel dat 40 personen niet met het CVV kunnen. Dan kunnen 400 personen een CVV-pas aanvragen. Indien alle 400 personen een CVV pas aanvragen en het gemiddelde gebruik gelijk is aan het gebruik in Westervoort, dan levert deze maaregel de volgende besparing op: De totale gemeentelijke uitgaven voor financiële tegemoetkomingen vervoer bedroegen in 2009: 259.861,— Kosten na invoering besparingsvoorstel: • 40 cliënten ontvangen een forfaitaire vergoeding van gemiddeld 590,— voor 2.500 km per jaar: • 400 cliënten CVV-pas met een gemiddeld gebruik gelijk aan Westervoort: 400 x 145,— Totale kosten na invoering maatregel:
23.600,—
58.000,— 81.600,—
Besparing Duiven
178.261,—
36/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Westervoort In 2009: Financiële tegemoetkomingen: 197 CVV 143 Ritreservering CVV 143 x 138,— = Totale kosten 2009:
96.700,— 18.879,—
19.734,— 135.313,—
Stel dat na invoering van de maatregelen: • nog 27 personen in aanmerking blijven komen voor een financiële tegemoetkoming; • 20 personen een hoger inkomen hebben, waardoor de voorziening vervalt. • de overige 150 personen een CVV-pas aanvragen. De cliënten die een CVV-pas hebben ontvangen geen vergoeding meer voor de telefoonkosten voor ritreservering. De besparing ziet er dan als volgt uit: Minder gemeentelijke uitgaven: Ritreservering: 143 x 138,— 170 minder financiële vergoedingen: 96.700,— :197 x 170 20 minder indicaties 8: 20 x 408,50 Meer gemeentelijke uitgaven: 150 cliënten extra met gemiddeld gebruik: 150 x 145,— Besparing Westervoort
19.734,— 83.447,— 8.170,— 111.351,—
21.750,— 89.601,—
2. Vaststellen van een maximum aantal kilometers per jaar van 750 of 1.500 km voor alle vervoervoorzieningen. Minimaal moeten gemeenten 1.500 kilometer aan verplaatsingen in en om het huis compenseren. Diverse cliënten hebben voor deze lokale verplaatsingen zowel een scootmobiel of ander verplaatsingsmiddel als een CVV-pas of financiële tegemoetkoming voor vervoer gekregen. Voor deze cliënten kan de reisafstand met het CVV beperkt worden tot 50% van het maximum aantal kilometers per jaar. In Westervoort kunnen cliënten die een scootmobiel hebben 25% minder gebruik maken van het CVV. Voor personen die geen ander Wmo-verplaatsingsmiddel hebben kan de maximale reisafstand beperkt worden tot 1.500 kilometer per jaar. Ook cliënten die, als de scootmobielpool wordt ingevoerd, daar gebruik van maken zouden maximaal 1.500 kilometer tegen de gereduceerde prijs kunnen reizen.
8
De kosten voor uitvoering per aanvraag waren in 2009 gemiddeld voor alle deelnemende gemeenten aan het SGBO-Benchmarkonderzoek 408,50.
37/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Op de kosten voor het CVV zal dan nauwelijks bespaard worden op de groep die geen ander Wmo-verplaatsmiddel heeft, omdat slechts weinig personen meer dan 1.500 kilometer per jaar met het CVV reizen. Op de financiële tegemoetkomingen kan bespaard worden door de beschikbaar te stellen bedragen te berekenen voor maximaal 1.500 kilometer. Beperking van de jaarlijkse reisafstand in combinatie met maatregel 1 leidt tot de volgende financiële tegemoetkomingen: Besparing (in combinatie met maatregel 1) Duiven: 12.980,—; Westervoort: 7.513,— Duiven Na invoering van het CVV wordt aangenomen dat nog 40 financiële tegemoetkomingen voor vervoer blijven gehandhaafd. Voor de berekening van de besparing wordt uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan financiële tegemoetkoming. Dit was in 2009 590,—. Stel dat 50% van deze cliënten tevens een scootmobiel van de gemeente gebruiken, dan ontstaat de volgende besparing: Verlaging 20 vergoedingen met 1.000 km naar 1.500 km: 590,— : 2.500 x 1.000 = 236,— x 20 = 4.720,— Verlaging 20 vergoedingen met 1.750 km naar 750 km: 591,— : 2.500 x 1.750 = 413,— x 20 = 8.260,— Totaal besparing Duiven
12.980,—
Westervoort De gemiddelde financiële tegemoetkoming vervoer in 2009 bedroeg: 96.700,— : 197 is 491,— per cliënt per jaar. Na invoering van maatregel 1 resteren 27 financiële tegemoetkoming vervoer. Stel dat 15 cliënten tevens een gemeentelijke scootmobiel gebruiken, dan ontstaat de volgende besparing: Verlaging 12 vergoedingen met 1.000 km naar 1.500 km: 491,— : 2.500 x 1.000 = 196,40 x 12 = 2.357,— Verlaging van 15 vergoedingen met 1.750 km naar 750 km: 491,— : 2.500 x 1.750 = 343,70 x 15 = 5.156,— Totaal besparingen Westervoort
7.513,—
De verlaging van het maximum aantal kilometers tot 750 per jaar, in verband met het gebruik van een scootmobiel, zal de gemeentelijke kosten van het CVV verminderen.
38/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
6.3
Besparingsvoorstellen verplaatsingen om het huis De gemeente moet haar inwoners compenseren indien zij door een beperking problemen ondervinden bij verplaatsingen om het huis. In de praktijk gaat het om mensen die onvoldoende kunnen lopen en/of niet kunnen fietsen. De gemeente kan deze beperkingen compenseren door het beschikbaar stellen van diverse soorten vervoermiddelen voor de korte afstand. 3. Invoeren van een eigen bijdrage voor alle verplaatsingsmiddelen om het huis In de praktijk blijkt dat cliënten die een verplaatsingsmiddel van een gemeente ontvangen niet altijd geregeld van het vervoermiddel gebruikmaken. Door het invoeren van een eigen bijdrage zullen scootmobielen en andere verplaatsingsmiddelen, die nauwelijks of weinig gebruikt worden, bij de gemeente ingeleverd worden. Besparing op uitgaven voor scootmobielen: Eerste jaar: Duiven: 24.960,—; Westervoort: 11.919,— Duiven Eind 2009 waren 256 scootmobielen in omloop. In dat jaar werden 45 scootmobielen toegekend. Stel dat 16 van de bestaande verplaatsingsmiddelen worden teruggebracht en deze middelen gemiddeld 300,— per jaar kosten, dan bespaart dit de gemeente: 16 x 300,— per jaar = 4.800,—. Stel dat 60 van de overige 240 cliënten (= 25%) geen andere Wmo-voorzieningen hebben en dus een eigen bijdrage gaan betalen van gemiddeld 336,— per jaar: 60 x 336,— = 20.160,— Totale besparing jaar 1: 24.960,— In het volgende jaar komen hier bovenop de verstrekkingen die in dat jaar plaatsvinden. Voor het gemak worden deze extra verstrekkingen op veertig per jaar gesteld. Van 25% van deze nieuwe cliënten kan een eigen bijdrage worden geïnd. Dus: Jaar 1: 24.960,— Jaar 2: 24.960,— + 40 x 25% x 336,— = 28.320,— Jaar 3: 28.320,— + 3.360,— = 31.680,— Jaar 4: 31.680,— + 3.360,— = 35.040,— Jaar 5: 35.040,— + 3.360,— = 38.400,— Westervoort Eind 2009 waren 143 scootmobielen in omloop. In dat jaar werden 59 scootmobielen toegekend. Stel dat 13 verplaatsingsmiddelen worden teruggebracht en deze middelen gemiddeld 300,— per jaar kosten, dan bespaart dit de gemeente: 13 x 300,— per jaar = 3.900,— Stel dat 33 van de overige 130 cliënten (= 25%) geen andere Wmo-voorzieningen hebben en dus een eigen bijdrage gaan betalen van gemiddeld 243,— per jaar: 33 x 243,— = 8.019,— Totale besparing jaar 1: 11.919,—
39/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In het volgende jaar komen hier bovenop de verstrekkingen die in dat jaar plaatsvinden. Voor het gemak worden deze extra verstrekkingen op veertig per jaar gesteld. Van 25% van deze nieuwe cliënten kan een eigen bijdrage worden geïnd. Dus: Jaar 1: 11.919,— Jaar 2: 11.919,— + 40 x 25% x 243,— = 14.349,— Jaar 3: 14.349,— + 2.430,— = 16.779,— Jaar 4: 16.779,— + 2.430,— = 19.209,— Jaar 5: 24.255,— + 2.430,— = 26.685,— ! De eigen bijdrage kan ook voor andere verplaatsingsmiddelen, zoals driewielfietsen, tandem en dergelijke worden ingevoerd. De opbrengst van deze eigen bijdrage is niet in de cijfers meegenomen. 4. Scootmobielen algemeen gebruikelijk voor mensen met 1,5 keer het norminkomen In 1994 is door de Centrale Raad van Beroep vastgesteld, dat mensen met een inkomen van 1,5 keer de norm in staat worden geacht zelf in hun vervoer te kunnen voorzien. Deze vaststelling wordt tot nu toe uitsluitend toegepast op een auto of een daarmee vergelijkbare voorziening. Scootmobielen zijn echter ook vervoersvoorzieningen. Bovendien zijn scootmobielen tegenwoordig in de reguliere handel te koop. Ze worden steeds vaker ook gekocht door personen die hiervoor geen Wmo-indicatie krijgen. De aanschafprijs is steeds meer in lijn gekomen met een vergelijkbaar product (bijvoorbeeld een (elektrische) fiets). Deze argumenten pleiten ervoor om een scootmobiel ook als algemeen gebruikelijk voor personen met een inkomen boven 1,5 keer het norminkomen te gaan beschouwen. Overigens is hier geen jurisprudentie over, waardoor de gemeente een risico loopt. Toenemende besparing. Jaar 1: Duiven: 59.100,—; Westervoort: 48.900,— Duiven Stel dat 30% van de aanvragers een hoger inkomen heeft dan 1,5 maal de norm, dan hoeven (uitgaande van 40 nieuwe scootmobielen per jaar) er per jaar 12 minder te worden aangeschaft en kunnen van het uitstaande bestand van 256 scootmobielen er 77 worden teruggebracht. De volgende besparing kan dan gerealiseerd worden: Jaar 1: 12 x 3.000,— (gemiddelde aanschafprijs) = 36.000,— 77 verplaatsingsmiddelen minder: 77 x 300,— = 23.100,— Totaal besparing jaar 1: 59.100,— Jaar 2: 36.000,— + ( 77 + 12) x 300,— = 62.700,— Jaar 3: 36.000,— + ( 89 + 12) x 300,— = 66.300,— Jaar 4: 36.000,— + (101 + 12) x 300,— = 66.300,— Jaar 5: 36.000,— + (123 + 12) x 300,— = 72.900,—
40/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Westervoort Stel dat 30% van de aanvragers een hoger inkomen heeft dan 1,5 keer de norm, dan hoeven (uitgaande van 40 nieuwe scootmobielen per jaar) er per jaar twaalf minder te worden aangeschaft en kunnen van het uitstaande bestand van 143 scootmobielen er 43 worden teruggebracht. De volgende besparing kan dan gerealiseerd worden: Jaar 1: 12 x 3.000,— (gemiddelde aanschafprijs) = 36.000,— 43 verplaatsingsmiddelen minder: 43 x 300,— = 12.900,— Totaal besparing jaar 1: 48.900,— Jaar 2: 36.000,— + (43 + 12) x 300,— = 52.500,— Jaar 3: 36.000,— + (55 + 12) x 300,— = 56.100,— Jaar 4: 36.000,— + (67 + 12) x 300,— = 59.700,— Jaar 5: 36.000,— + (79 + 12) x 300,— = 63.300,— ! Voor zover bekend is er geen gemeente die deze inkomensgrens hanteert. Invoering van deze beleidswijziging zal in ieder geval leiden tot één of meerdere bezwaarschriftenprocedures, waarvan niet duidelijk is hoe de rechter hierover zal oordelen. 5. Invoeren van een scootmobielpool Opzetten van een algemene voorliggende voorziening waarmee inwoners tegen geringe vergoeding een scootmobiel thuis afgeleverd krijgen of op een centrale plaats bijvoorbeeld een winkelcentrum gebruik kunnen maken van een scootmobiel. De pool is bedoeld voor personen die incidenteel een scootmobiel gebruiken. Zo zijn er gemeenten waar cliënten een scootmobiel krijgen om winkels en winkelcentra in te gaan, terwijl ze voor het vervoer ernaartoe voldoende hadden gehad aan een fiets met trapondersteuning. Personen die dagelijks een scootmobiel gebruiken of die vanwege hun beperking een specifieke voorziening nodig hebben, blijven in aanmerking komen voor een individuele scootmobiel. Een nieuwe aanvraag voor een individuele scootmobiel wordt pas in behandeling genomen nadat de persoon een proeftijd gebruik heeft gemaakt van de scootmobielpool. Om gebruik te kunnen maken van de scootmobielpool moet de gebruiker rijvaardig zijn. Totale besparing: jaarlijks van 112.755,— (Duiven) en 101.655,— (Westervoort). Duiven Eind 2009 waren 256 scootmobielen in omloop. Stel dat eenderde deel van de scootmobielen minder nodig is door het starten van een scootmobielpool en het gebruik van scootmobielen op specifieke plaatsen, zoals de winkelcentra, dan betekent dit dat de gemeente Duiven op dit moment genoeg zou hebben aan 171 scootmobielen. Voor specifieke cliënten blijft een individuele voorziening noodzakelijk. Dit betekent dat er beperkt nog nieuwe scootmobielen moeten worden aangeschaft.
41/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
In plaats van 40 wordt uitgegaan van 5 nieuwe scootmobielen per jaar voor specifieke cliënten en 10 per jaar voor de vernieuwing van de scootmobielen die in de pool gebruikt worden. Jaarlijks worden dus 25 scootmobielen minder aangeschaft. Bovendien hoeven 85 minder scootmobielen onderhouden en gerepareerd te worden en hoeft er voor deze 85 geen verzekering te worden betaald. De besparing is als volgt berekend: 25 minder nieuw aan te schaffen scootmobielen x 3.000,— = 75.000,— 85 minder in onderhoud x 300,— = 25.500,— Stel dat het aantal indicaties met 30 kan afnemen: 12.255,— 408,509 per indicatie (SGBO: over 2009) x 30 Totaal 112.755,— Westervoort Eind 2009 waren 143 scootmobielen in omloop. Stel dat eenderde deel van de scootmobielen minder nodig is, door het starten van een scootmobielpool en het gebruik van scootmobielen op specifieke plaatsen, zoals de winkelcentra, dan betekent dit dat de gemeente Westervoort op dit moment genoeg zou hebben aan 95 scootmobielen. Voor specifieke cliënten blijft een individuele voorziening noodzakelijk. Dit betekent dat er beperkt nog nieuwe scootmobielen moeten worden aangeschaft. In plaats van 40 wordt uitgegaan van 5 nieuwe scootmobielen per jaar voor specifieke cliënten en 10 per jaar voor de vernieuwing van de scootmobielen die in de pool gebruikt worden. Jaarlijks worden dus 25 scootmobielen minder aangeschaft. Bovendien hoeven 48 minder scootmobielen te worden onderhouden en gerepareerd en hoeft er voor deze 48 geen verzekering te worden betaald. De besparing is als volgt berekend: 25 minder nieuw aan te schaffen scootmobielen x 3.000,— = 75.000,— 48 minder in onderhoud x 300,— = 14.400,— Stel dat het aantal indicaties met 30 kan afnemen: 12.255,— 408,5010 per indicatie (SGBO: over 2009) x 30 Totaal 101.655,— !/+ De scootmobielpool kan wellicht opgezet worden binnen het project ‘De Liemers helpt’. De voorziening kost geld, dat (ten dele) opgebracht kan worden door de gebruikers. Groot voordeel van deze voorziening is dat iedereen, die scootmobielrijvaardig is, hier gebruik van kan maken.
9
Het landelijk benchmark gemiddelde van de kostprijs per indicatie is ( 408,50).
10
Het landelijk benchmark gemiddelde van de kostprijs per indicatie is ( 408,50).
42/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
6. Invoeren van een eigen risico van 150,— bij schade Op dit moment betaalt de gemeente alle kosten voor de verplaatsingsmiddelen, inclusief verzekering, onderhoud en reparatie. De gemeente kan een eigen risico invoeren voor schade aan het verplaatsingsmiddel. Niet alleen kan dit ervoor zorgen dat mensen nog bewuster en voorzichtig met de voorziening omgaan, maar ook vergoedt dit een deel van de onkosten. Wellicht is dit zelfs zo te realiseren dat de gemeente een lagere verzekeringspremie gaat betalen. Duiven en Westervoort Een besparing per gemeente van 3.000,—. Stel dat er twintig schades per jaar zijn, dan bespaart dit 3.000,—.
43/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Bijlage 1 Financieel overzicht van mogelijke besparingen In onderstaand overzicht zijn alle besparingsvoorstellen op een rij gezet. De mogelijke besparingen zijn door ons bewust niet opgeteld in dit overzicht. Dat komt omdat het doorvoeren van de ene maatregel van invloed kan zijn op een andere. Indien bijvoorbeeld gekozen wordt voor zowel het invoeren van een eigen bijdrage voor scootmobielen en voor het invoeren van een scootmobielpool, dan levert de eigen bijdrage een minder grote besparing op. Daarnaast vergen een aantal maatregelen juist extra investeringen (die geheel of gedeeltelijk uit besparingen betaald kunnen worden). De investeringen zijn in het overzicht aangegeven met een ‘-‘ teken. Per besparing of investering is aangegeven vanaf welk jaar deze kan worden ingevoerd en is aangegeven of het een structurele (s) of incidentele (i) besparing of investering betreft. Herijking
Vanaf
Besparing of
jaar
investering
Opmerkingen
Invoeren van veranderingen 1. Subsidierelaties
2011
Neutraal
Resultaat- effectgerichte afspraken die burgers compenseren voor hun beperkingen in zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
2. De Kanteling
2010
- PM (i/s)
2011
Investeren in scholing in de nieuwe werkwijze + vervanging personeel tijdens scholing.
3. Invoeren van de
2011
- PM
(i)
besparingsmogelijkheden
Tijdelijke uitbreiding van personeel om alle veranderingen binnen een jaar door te kunnen voeren.
4. Opzetten de ‘De Liemers
2011
- PM (i/s)
Investering is zeer afhankelijk van de
helpt’ en uitbreiden
gemeentelijke invulling.
doelgroep ‘Vertrouwd
Betreft een incidentele investering in
Wonen’
2011/2012 voor de start. Vanaf 2012 betreft de investering vooral structurele inzet van personeel. Ter dekking kan de provinciale subsidie ingezet worden en dient de verbinding met Wwb, Wsw en participatiebudget onderzocht te worden.
5. Integrale beleidsvorming en -uitvoering
2011
PM
Het slim koppelen van mogelijkheden en initiatieven vanuit diverse beleidsvelden en wetten.
44/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Herijking
Vanaf
Besparing of
jaar
investering
Opmerkingen
Hulp bij het Huishouden 1. De eigen bijdrage
2011
W: PM
In Duiven gebeurt dit reeds.
2012
D: 256.956,— (s)
In 2011 meenemen in de aanbesteding.
W: 168.572,— (s)
Besparing is gebaseerd op herindicatie
baseren op de gemeentelijke kostprijs 2. HH als één voorziening of splitsen in HH en een plusvraag
van alle cliënten met een Plusvraag in 2011.
3. Gemeentelijke
2011
-PM (i)
2011
D: 50.750,—(s)
Uitgaande van aantal PGB-houders in
W: 27.100,—(s)
2009.
verstrekking en controle PGB
-PM (s)
Herindicatie.
Tevens vervalt het vrij besteedbare budget van 250,— per PGB-houder. Structurele investering in personeel in samenhang met maatregel 4 en 5.
4. Jaarlijkse controle PGB
2011
D: 146.250,— (s)
Basis is het gemiddeld aantal uren ZIN
W: 151.544,— (s)
per cliënt. Onderzocht moet worden of
- PM (s)
gemiddelde indicatie voor PGB 1,5 uur (Duiven) tot 3,35 uur (Westervoort) hoger is dan ZIN. Structurele investering in samenhang met maatregel 3 en 5.
5. Stimuleren gebruik PGB
2012
D: 162.000,— (s)
Uitgaande van 40% omzetting van ZIN
W: 105.562,— (s)
in PGB.
-PM (i/s)
Incidentele investering betreft het opzetten van een regionale organisatie of voorlichting- en publiciteitscampagne in samenwerking met een marktpartij. Structurele investering kan (gedeeltelijk) samenvallen met investering voor maatregel 3 en 4.
6. Optimaliseren gebruik
2011
Kinderopvang 7. Afstemming Wmo op de
D: 7.280,— (s)
Uitgaande van 3 crisissituaties per jaar.
W: 7.280,— (s) 2011
PM (s)
Wellicht in regioverband.
2012
D: 62.063,—
‘De Liemers helpt’. Invoeringsjaar 10%
W: 38.189,—
van de cliënten. Jaarlijks 10% meer
2016
D: 310.336,— (s)
cliënten. Uiteindelijk 50% van de
W: 190.944,— (s)
cliënten 1 uur HH vervangen door de
AWBZ-zorg 8. Opzetten algemene huishoudelijke diensten
diensten.
45/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Herijking
Vanaf
Besparing of
jaar
investering
Opmerkingen
Woonvoorzieningen 1. Verhogen forfaitaire
2011
verhuisvergoeding 2. Aanscherpen van de
D: 19.000,— (s)
Voorkoming van 2 extra
W: 36.500,— (s)
woningaanpassingen van 25.000,—.
2010
PM (s)
2011
PM (s)
prestatieafspraken met woningcorporatie en toezien op naleving 3. Flexibele financiële
Voor incidentele gevallen.
vergoeding 4. Invoeren eigen bijdrage voor woonvoorzieningen
2011
D: 14.700,— W. 7.168,— (s) - PM (i)
46/53
Besparing wordt jaarlijks meer.
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Herijking
Vanaf
Besparing of
jaar
investering
Opmerkingen
Woonvoorzieningen (vervolg) 5. Eenvoudige of goedkope
2011
woonvoorzieningen
Variant 1.
Voor variant 1 en 2 geldt dat een extra
D: 85.167,— (s)
investering nodig is in het opzetten van
W: 28.392,— (s)
een klussendienst. De kosten hiervan zijn zeer afhankelijk van gemeentelijke
Variant 2. D: 78.764,— (s) W: 26.063,-— (s)
invulling en bijdragen/inzet van andere maatschappelijke organisaties en de gebruikers.
Variant 3. D: 11.004,— (s) W: 2.490,— (s) 6. Onderzoek naar
2011
uitbreiding algemene
PM - PM (i)
Klussendienst en uitbreiding project ‘Vertrouwd Wonen’. De kosten zijn zeer
woonvoorzieningen: een
afhankelijk van gemeentelijke invulling
klussendienst
en bijdragen/inzet andere maatschappelijke organisaties en de gebruikers.
7. Verlengen van de termijn
2011
PM (i)
2011
PM(i)
voor restitutie met betrekking tot het antispeculatiebeding van 5 naar 10 jaar 8. Invoeren van een financiële vermogens-
Vermogenstoets is wettelijk niet toegestaan.
drempel op basis van de
- PM
Wwb-norm
Invoeren van een vermogensdrempel is pionierswerk. Vergt veel voorbereiding en zeer waarschijnlijk beroepsprocedure.
Rolstoel 1. Rolstoelpool
2011
D: 41.347,— (s)
2011
W: 22.955,— (s)
Structurele investeringen koppelen aan
- PM (i/s)
‘De Liemers helpt’. In 2011 zullen extra investeringen nodig zijn voor voorbereiding en voorlichting.
2. Onderzoek naar onderhoudsdienst
47/53
2011
- PM (i)
Koppelen aan ‘De Liemers helpt’. Meenemen in aanbesteding.
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Herijking
Vanaf
Besparing of
jaar
investering
Opmerkingen
Vervoer Lokaal vervoer 1. Invoeren CVV in (D) -
2011
Doorvoeren
D: 178.261,— (s) W: 89.601,— (s)
inkomensgrens voor CVV en financiële tegemoetkoming vervoer -
Afschaffen ritreservering (W)
2. Vaststellen van een
2011
maximum aantal
D: 12.980,— (s) W: 7.513,— (s)
kilometers per jaar van 750 of 1.500 km voor alle vervoervoorzieningen Verplaatsingen om het huis 3. Invoeren eigen bijdrage
2010
voor de scootmobielen
D: 24.960,— (s)
Besparing loopt jaarlijks op.
W: 11.919,— (s)
Maatregel kan ook voor andere verplaatsingsmiddelen worden ingevoerd.
4. Scootmobielen algemeen
2011
gebruikelijk voor mensen met 1.5 x norminkomen
D: 59.100,— (s)
De besparing loopt jaarlijks op.
W: 48.900,— (s)
Over deze maatregel bestaat geen
-PM (i)
jurisprudentie. Kan in 2011 leiden tot extra bezwaarprocedures
5. Invoeren van een
2011
scootmobielpool
D: 112.755,— (s) W: 101.655 ,—(s) - PM (i/s)
6. Invoeren van een eigen risico
48/53
2011
3.000,— (s)
Uitvoering en investering koppelen aan ‘De Liemers helpt’ Wellicht ook lagere verzekeringskosten
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Bijlage 2 Uitgangspunten voor de berekeningen In deze bijlage vindt u de uitgangspunten die bij het berekenen van de besparingen zijn gehanteerd. De gegevens zijn verstrekt door de gemeente Duiven en Westervoort. Tabel 1: Externe kosten Wmo-verstrekkingen 2009 Duiven 16.398,— 19.500,— 15.038,— 29.372,— 80.308,—
Advisering indicatie Verstrekking en controle PGB: Menzis SVB SVB en CAK Totaal
Westervoort 27.456,— 12.600,— 11.187,— 33.213,— 84.456,—
Tabel 2: Eigen bijdrage 2010 Duiven en Westervoort (13 perioden van 4 weken) Ongehuwde personen minimaal per periode Gehuwde personen minimaal per periode
17,60 25,20
Tabel 3: Tarieven HH 2010 per uur Duiven en Westervoort
ZIN PGB
2009 21,50 17,20
2010 21,70 15,00
Tabel 4: Overzicht aantal personen en geleverde uren HH 2009
ZIN PGB Totaal HH
Duiven Aantal Aantal uren personen 80.973 621 26.122 125 107.095 746
Westervoort Aantal Aantal uren personen 52.781 401 17.744 58 70.525 459
Tabel 5: Overzicht uitgaven HH 2009 Duiven en Westervoort
ZIN HH PGB Totaal eigen bijdrage Nettoresultaat
49/53
Duiven 1.723.915,— 354.827,— - 250.673,— 1.828.069,—
Westervoort 1.074.015,— 202.814,— - 111.341,— 1.165.488,—
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Tabel 6: Overzicht aantallen en uitgaven woonvoorzieningen 2009
Aantal woningaanpassingen > 500,— Aantal woningaanpassingen < 500,— Verhuizingen/inrichtingen Onderhoud reparatie, vrijmaken woning Totaal
Duiven Aantal Uitgaven 38 215.458,—
Westervoort Aantal Uitgaven 77 313.297,—
131
31.653,—
41
11.644,—
6
7.592,—
1
1.500,—
175
254.703,—
119
326.441,—
Tabel 7: Overzicht aantallen en uitgaven Rolstoelen 2009 Duiven
Incidenteel gebruik Permanent gebruik Sportvoorziening
Toegekend in 2009 27 52 1
Duiven Eindstand 2009
Uitgaven 2009
305 323.598,—
Tabel 8: Overzicht aantallen en uitgaven Rolstoelen 2009 Westervoort
Incidenteel gebruik Permanent gebruik Sportvoorziening
Toegekend in 2009 56
Westervoort Eindstand 2009
Uitgaven 2009
114 64
115.169,—
1
Tabel 9: Overzicht aantallen en uitgaven vervoer 2009 Duiven en Westervoort
Toegekend in 2009 Overige kosten vervoer Scootmobiel Fin. tegemoetkoming CVV
50/53
45 61 n.v.t.
Duiven Stand eind 2009 256 440 n.v.t.
Uitgaven 2009 92.142,— 250.561,— 259.861,— n.v.t.
Toegekend in 2009
59 53
Westervoort Stand eind 2009 143 197 143
Uitgaven
295.111,— 96.700,— 18.879,—
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Bijlage 3 Toelichting kernbegrippen Wmo De Wmo kent een aantal specifieke begrippen die om toelichting vragen. Deze begrippen worden hieronder toegelicht. Voorliggende voorzieningen Dit zijn voorzieningen die via een andere wettelijke regeling voor de cliënt beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) of de Wet Kinderopvang. Algemene voorzieningen Dit is een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid en een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Bestaande voorbeelden vormen de maaltijdservice en personenalarmering. Algemeen gebruikelijk Voorzieningen die normaal in de winkel te koop zijn, die door de gemiddelde Nederlander gewoon gebruikt worden en die een geaccepteerde prijsstelling hebben. Dus niet: • een tillift: deze is niet gewoon in de winkel te koop; • een rolstoel: deze wordt gebruikt door mensen met een beperking; • een driewielfiets: deze is veel duurder dan een fiets. Collectieve Wmo-voorziening Een collectieve Wmo-voorziening is een gezamenlijke (dus niet-individuele) voorziening, waarvoor een persoon wel geïndiceerd moet worden. Dit in tegenstelling tot een algemene voorziening die toegankelijk is voor een persoon zonder daarvoor geïndiceerd te hoeven worden. Een voorbeeld van een collectieve Wmo-voorziening is het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV). Zorg in natura (ZIN) Een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt. Persoonsgebonden budget (PGB) Een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Op PGB kan een eigen bijdrage in mindering worden gebracht van maximaal de inkomensafhankelijke Wmo-bijdrage. Financiële tegemoetkoming Een geldbedrag bedoeld om een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte te kunnen doen. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee en dat deel wordt ‘het eigen aandeel’ genoemd in de kosten van een voorziening.
51/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
Voor het bepalen van het eigen aandeel is de gemeente gehouden aan de eigenbijdrageregels van de Wmo. Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming Het verschil tussen beide is klein. Helder is wel dat bij een bouwkundige woningaanpassing die aan de eigenaar, niet de bewoner, moet worden uitbetaald, niet gesproken kan worden van een PGB. Forfaitaire financiële tegemoetkoming Dit is een bedrag dat los van de werkelijke kosten en los van het inkomen wordt vastgesteld. Gedacht kan worden aan de verhuiskostenvergoeding of een auto- of taxikostenvergoeding. Inkomensafhankelijke eigen bijdrage (regels) De Wmo beschikt over een regeling voor het heffen van een eigen bijdrage die volledig afhankelijk is van het (verzamel)inkomen van de cliënt. Gemeenten kunnen dan ook de maximale eigenbijdragemogelijkheden van de Wmo-regeling benutten, zonder dat minima hierdoor in de financiële problemen komen. Het is zelfs zo dat als de gemeente besluit ergens geen eigen bijdrage voor te vragen, daarmee de minima niet automatisch bevoordeeld zijn. Eigen bijdrageregeling van de Wmo Het Rijk heeft regels gesteld aan de maximale eigen bijdrage die van Wmo en AWBZ-cliënten gevraagd mag worden. Zo is, om te voorkomen dat cliënten zowel voor de Wmo als voor de AWBZ betalen, bepaald dat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de eigen bijdrage voor beide regelingen int. De eigenbijdragebetaling voor de Wmo gaat voor op de eigen bijdrage die voor een AWBZ-voorziening betaald moet worden. Het CAK bepaalt, op basis van het verzamelinkomen van de aanvrager, het maximale eigenbijdragebedrag voor vier weken. Dit betekent dat, ook al zijn de kosten voor de voorzieningen van een cliënt hoger, er niet meer eigen bijdrage geïnd wordt dan het door het CAK als maximum bepaalde bedrag. Het laagste bedrag dat via het CAK als maximum bijdrage voor vier weken wordt vastgesteld is 17,60 per vier weken voor een alleenstaande jonger dan 65 jaar. Het CAK werkt in totaal met 13 perioden van vier weken per jaar (= 52 weken in totaal). De regels voor het heffen van een eigen bijdrage voor een Wmo-voorziening • De eigen bijdrage mag (opgeteld) niet meer zijn dan de kostprijs van de voorziening. • Bij de kostprijs van een voorziening kunnen ook de kosten voor onderhoud, reparatie en keuring worden meegenomen. • Voor HH kan, binnen de inkomensafhankelijke grenzen, de kostprijs per uur worden gevraagd. • Voor rolstoelen mag geen eigen bijdrage worden gevraagd. • Bij PGB voor HH of voor individuele voorzieningen worden in beginsel dezelfde eigen bijdragen gehanteerd als bij voorzieningen in natura.
52/53
HERIJKING INDIVIDUELE WMO-VOORZIENINGEN DUIVEN EN WESTERVOORT
•
• •
53/53
Voor het verschaffen in eigendom van een roerende zaak of bouwkundige of woontechnische aanpassing mag maximaal drie jaar (39 periodes) een eigen bijdrage gevraagd worden. Personen onder de 18 jaar betalen geen eigen bijdrage. De huur die de gemeente betaalt voor een voorziening kan via het CAK doorberekend worden in de eigen bijdrage van de cliënt.