Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden ‘kruimelgevallen’
Gemeente Duiven
Versie: januari 2011 Vastgesteld op: 8 februari 2011 Inwerkingtreding: 8 februari 2011
Inhoud 1
Inleiding Aanleiding Leeswijzer Planologische afwijkingsmogelijkheden in de Wabo Voorbereidingsprocedure Beleid Planologische Afwijkingsmogelijkheden Randvoorwaarden Beleidsregels 2.1 Algemene bepalingen 2.2 Wijze van meten 2.3 Wettelijke afwijkingsmogelijkheden en nadere uitwerking in beleidsregels 2.3.1 Bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom 2.3.2 Bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom 2.3.3 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening 2.3.4 Bouwwerk geen gebouw zijnde 2.3.5 Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding 2.3.6 Antenne-installatie 2.3.7 Een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling 2.3.8 Een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd 2.3.9 Het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen 2.3.10 Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, 2.3.11 Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning Planschadeovereenkomst Hardheidsclausule Titel 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
3 4 5
Toelichting op de beleidsregels
5 5 5 5 6 6 7 8 8 13 14 14 15 16 16 16 17 17 17 17 18 19 19 19 20 21
1
Inleiding
1.1 Aanleiding Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo integreert 25 stelsels van vergunningen, ontheffingen en meldingen op het gebied van de fysieke leefomgeving tot één omgevingsvergunning. Het lokale beleid dat is gebaseerd op deze regelgeving dient te worden aangepast aan de Wabo. Met de komst van de Wabo verandert er veel op het gebied van het afwijken van het bestemmingsplan. De inwerkingtreding van de Wabo geeft dan ook aanleiding om een goed ‘afwijkingenbeleid’ (artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 en 2 Wabo) te hebben. Op grond van dit beleid kan het meewerken aan of het weigeren van een afwijking van het bestemmingsplan worden afgewogen en gemotiveerd. In deze notitie zijn beleidsregels geformuleerd voor de planologische afwijkingsmogelijkheden zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). NB. In de Wet ruimtelijke ordening werd gesproken over ontheffing. Deze term vervalt en wordt met de Wabo gewijzigd in afwijking. 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt een uiteenzetting gegeven van de werking van de nieuwe regels zoals opgenomen in de Wabo en het Bor met, waar nodig, een vergelijking naar de huidige regels. In hoofdstuk 2 wordt het gemeentelijk beleid ter zake de uitvoering van de planologische afwijkingsmogelijkheden beschreven. In hoofdstuk 3 t/m 6 zijn achtereenvolgens de planschadeovereenkomst, de hardheidsclausule, de inspraak en de titel van de beleidsnotitie opgenomen. In de toelichting is allereerst de meest relevante wettekst opgenomen (Artikel 4 van bijlage II van het Bor) en wordt vervolgens een toelichting op afzonderlijke beleidsregels, de planschadeovereenkomst en de hardheidsclausule gegeven. 1.3 Planologische afwijkingsmogelijkheden in de Wabo Artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo geeft aan dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om gebruiken in ruime zin. Dat betekent dat het gaat om het feitelijk gebruik, een activiteit en om het gebruik van het gebouw van de grond. Waarbij het gaat om de bouwregels. Een aanvraag om gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan loopt in de praktijk vaak samen met een bouwactiviteit, al dan niet vergunningvrij. Wanneer een activiteit in strijd is met het bestemmingsplan moet een omgevingsvergunning in principe worden geweigerd. In artikel 2.12 van de Wabo zijn echter gevallen omschreven waarvoor omgevingsvergunning kan worden verleend om gronden of bouwwerken te mogen gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Het college is in de meeste gevallen het bevoegd gezag om deze vergunning te verlenen.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
5
1.4 Voorbereidingsprocedure De toelichting van de invoeringswet Wabo geeft aan dat een afwijking binnen de reguliere voorbereidingsprocedure weliswaar niet meer ter inzage hoeft te worden gelegd, maar geeft ook aan dat artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb wel van toepassing zijn. Hierin staat het volgende:
artikel 4:7: 'Voordat een bestuursorgaan een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt’; artikel 4:8: 'Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.'
In geval dat het college het voornemen heeft om de vergunning te weigeren, kan objectief worden bepaald of artikel 4:7 Awb van toepassing is. Het is niet altijd duidelijk of belanghebbenden die de beschikking niet hebben aangevraagd bedenkingen zullen hebben. Hierbij geldt dat een de coördinator van de omgevingsvergunning en de front-office medewerkers een signaalfunctie hebben. Wanneer wordt verwacht dat belanghebbenden bezwaar hebben, zullen deze in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Indien niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd kunnen belanghebbenden bezwaar maken tegen de verleende vergunning, waarna de beschikking op bezwaar open staat voor beroep. 1.5 Beleid Planologische Afwijkingsmogelijkheden Zoals al aangegeven is in artikel 2.12 Wabo aangegeven waarbij vergunningverlening in afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij het toepassen van dit artikel dient een belangenafweging plaats te vinden. De mogelijkheden die in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo juncto artikel 4 van Bijlage II van de Bor worden geboden zijn zeer ruim. Gemeente Duiven acht het daarom noodzakelijk om deze ontheffingsmogelijkheden te nuanceren. Ook voor de afwijkingingsmogelijkheden genoemd in de bestemmingsplannen is het noodzakelijk om een afwegingskader te hebben. Bij beide afwijkingsmogelijksheden gaat het om ‘kleine’ afwijkingen met een geringe ruimtelijke impact, daarom wordt het juist geacht om voor beide mogelijkheden één afwegingskader te hanteren. In overeenstemming met artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan door burgemeester en wethouders beleid worden vastgesteld als afwegingskader bij afwijkingen van het bestemmingsplan. In deze beleidsregels worden in eenduidige regels vastgelegd in welke gevallen in principe medewerking wordt verleend aan een afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1° en 2°, van de Wabo. Door hun opzet beperken beleidsregels het toepassingsgebied van de afwijkingsbevoegdheid. (Bouw)plannen die aan dit beleid voldoen, hebben doorgaans slechts geringe ruimtelijke impact. Vanuit ruimtelijk oogpunt bestaan voor deze gevallen daarom over het algemeen geen zwaarwegende bezwaren. Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
6
1.6 Randvoorwaarden Er kan alleen conform de gemeentelijke beleidsregels worden afgeweken van het bestemmingsplan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
er wordt aangetoond dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast (indien van toepassing) uitbreiding of het bijgebouw is in overeenstemming met de uitgangspunten, zoals verwoord in de welstandsnota en naar het oordeel van de welstandscommissie;
het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet geschaad (geen strijd met redelijke eisen van welstand en stedenbouwkundige eisen);
de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
7
2
Beleidsregels
Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden, als genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1° en 2° Wabo, de hiernavolgende beleidsregels worden toegepast. 2.1 Algemene bepalingen In deze beleidsregels1 wordt verstaan onder:
Aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Aan huis verbonden beroep een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
Aan huis verbonden bedrijf een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
Achtererfgebied erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
Antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
Antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
Bebouwde kom De bebouwde kom zoals bedoeld in de bouwverordening;
1
De begripsbepalingen c.q. definities zijn gebaseerd op het bestemmingsplan Duiven-Zuid en (cursief) artikel 1, eerste lid van Hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) van Bijlage II, Bor. Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
8
Bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Bebouwingspercentage een in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
Bedrijfsmatige exploitatie recreatieverblijven het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
Bedrijfsvloeroppervlak de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
Bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
Bestaand a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald; b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
Bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
Bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
Bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
9
Bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
Bouwgrens de grens van een bouwvlak;
Bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;
Bouwvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Daknok
hoogste punt van een schuin dak;
Dakvoet
laagste punt van een schuin dak;
Detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Dienstverlening het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
Dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
Eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond;
Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
10
Gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Gebruiken gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
Hoofdgebouw gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Kantoor een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige zakelijke dienstverlening waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen;
Maatschappelijke voorzieningen educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, zorgvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
Mantelzorg het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
Normaal onderhoud, gebruik en beheer een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
Onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
Ontheffing een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
Openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
Overkapping een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
11
Uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Uitvoeren uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
Uitwerking een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
Voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
Voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; Voorgevelrooilijn
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;
Wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
Zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, achter (het verlengde van) de voorgevel. a beschermd zijerf: Een zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waarbij het oprichten van bouwwerken niet, of alleen met afwijking van het bestemmingsplan, is toegestaan, zoals de bestemming Tuin. b niet-beschermd zijerf: Zijerf dat overwegend is aangeduid een bestemming waar het oprichten van bouwwerken is toegestaan, zoals de bestemmingen wonen. NB. Zijerven waarbij de eerste drie meter achter de voorgevel rooilijn zijn aangeduid met de bestemming Tuin en daarachter de bestemming Wonen hebben, behoren tot de categorie niet beschermd zijerf.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
12
2.2 Wijze van meten Bij toepassing van de beleidsregels wordt als volgt gemeten en berekend2: de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; de bouwhoogte van een windmolen vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen; de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de horizontale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; de oppervlakte van een overkapping tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping. Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten: a. afstanden loodrecht, b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven. Bij de toepassing van de aanhef en onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
2
zoals geregeld in bestemmingplan Duiven-Zuid en (cursief) artikel 1, tweede lid van Hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) van Bijlage II Bor Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
13
2.3 Wettelijke afwijkingsmogelijkheden en nadere uitwerking in beleidsregels De wettelijke afwijkingsmogelijkheden op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo juncto artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo zijn geregeld in Hoofdstuk IV3 / artikel 4 van Bijlage II van de BOR. Deze volgorde wordt hieronder aangehouden voor de nadere uitwerking. 2.3.1 Bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 1, onder a: een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom. Beleidsregels Een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een woning is mogelijk voor: a. een erker of entree aan een woning op het voorerfgebied, mits het profiel van de straat respectievelijk het straatbeeld dit toelaat en de erker voorts voldoet aan de volgende kenmerken: 1. de diepte vanaf de voorgevel van de woning bedraagt niet meer dan 1,5 meter; 2. de breedte van de erker mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de woning bedragen; 3. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, mag maximaal 3 meter bedragen dan wel maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw; 4. de afstand van de erker of entree tot de voorzijde van het perceel moet tenminste 2,5 meter bedragen. Een uitzondering voor de maximale diepte van een entree wordt gemaakt, wanneer een bijgebouw, vanuit het oorspronkelijk ontwerp, bij een tussenwoning dan wel hoekwoning van een rij, voor de woning is gesitueerd. In dat geval kan ontheffing worden verleend om de ruimte tussen het bijgebouw en de woning op te vullen als entree. De maximale diepte van de entree mag in dat geval 2,5m bedragen. b.
een bijbehorend bouwwerk bij een woning op het niet-beschermde zijerf en/of achtererfgebied dat voldoet aan de volgende kenmerken: 1. Een gezamenlijke oppervlakte, buiten het bouwvlak, van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal: -
2.
3. 4.
5.
55 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2;
- 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m2; - 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2 Indien geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding, wordt met een bouwvlak gelijkgesteld: de oorspronkelijke woning. Het bebouwingsoppervlak op het bij het oorspronkelijke hoofdgebouw behorende achtererfgebied mag niet meer dan 70% van de oppervlakte van dit gebied bedragen. Het bouwwerk is minimaal 2 meter achter (het verlengde van) de voorgevel gelegen, of in geval een carport tenminste 0,3 meter achter de voorgevel gesitueerd. Voor aangebouwde (bij)gebouwen en overkappingen geldt dat de goothoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein niet hoger is dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, niet hoger is dan 4 meter en niet hoger is dan het hoofdgebouw. De bouwhoogte blijft ten minste 2 meter onder het hoogste punt van het hoofdgebouw en mag minimaal 3 meter en maximaal 6,6 meter bedragen. Voor vrijstaande (bij)gebouwen en overkappingen geldt dat de goothoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt. De bouwhoogte blijft ten minste 1 meter onder het hoogste punt van het hoofdgebouw en mag minimaal 3 meter en maximaal 6 meter bedragen.
3
Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de wet kan worden verleend. Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
14
Voor zowel vrijstaande als aangebouwde (bij)gebouwen en overkappingen geldt dat indien een dakvorm in het bestemmingsplan is vastgesteld, deze maatgevend is voor de vormgeving. Voor zijerven met de bestemming ’tuin’ of soortgelijke bestemming met beperkte bebouwingsmogelijkheden, wordt per geval bekeken of de gevraagde bebouwing geen nadelige effecten op de stedenbouwkundige situatie heeft. c. Specifieke regeling ten behoeve van uitbreiding vanuit sociaal-medische redenen. Indien er sprake is van aanvragen voor uitbreidingen in verband met mantelzorg, wordt in overleg met VROG/Stedenbouw per geval bekeken wat de mogelijkheden op het betreffende perceel zijn. Binnen de bebouwde kom geldt voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen een aanvullend maximum van 20 m2 mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is, uitsluitend in verband met het gebruik van een aan- en uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits advies is verkregen van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige en mits het aantal woningen niet toeneemt. In het buitengebied kan ontheffing worden verleend voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte en bewoonbare oppervlakte van een woning en bijgebouwen met maximaal 50 m2, mits onder meer het aantal woningen niet toeneemt. d.
Voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van andere bouwwerken dan een woning, is geen beleidsregel opgesteld vanwege het specifieke/eenmalige karakter van de aanvragen. De mogelijkheden worden per geval onderzocht.
2.3.2 Bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 1, onder b: een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf, 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden; Beleidsregels Let op: Op grond van de wetgeving geldt het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel van 70% (zoals geldend voor bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom) niet voor dergelijke bouwwerken buiten de bebouwde kom. Dit is beperkt tot 50%. Op grond van de wetgeving geldt de maximale hoogte van 6 meter (zoals geldend voor bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom) voor dergelijke bouwwerken buiten de bebouwde kom. Dit is beperkt tot 5 meter. a.
Ten aanzien van een erker aan een woning op het voorerfgebied kan worden verwezen naar de afwijkingsmogelijkheden zoals beschreven bij bijbehorend bouwwerken binnen de bebouwde kom
b.
een (uitbreiding van) een bijgebouw of een overkapping bij een woning op het achtererfgebied binnen het bouwvlak, dat voldoet aan de kenmerken zoals deze gelden ten aanzien van bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom met de uitzondering dat de gezamenlijke oppervlakte van het bijgebouw c.q. de bijgebouwen niet meer dan 90m² bedraagt.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
15
c.
Voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van andere bouwwerken dan woningen, is geen beleidsregel opgesteld vanwege het specifieke/eenmalige karakter van de aanvragen. De mogelijkheden worden per geval onderzocht.
2.3.3 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 2: een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 5 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² Beleidsregel Gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. 2.3.4 Bouwwerk geen gebouw zijnde Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 3: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 10 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor bouwwerken die voldoen aan de kenmerken van artikel 4 lid 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Beleidsregel Een erfafscheiding bij een woning komt voor afwijking in aanmerking mits de hoogte maximaal 1 meter bedraagt, of maximaal 2 meter indien deze tenminste 1 meter achter de voorgevel van de woning is geplaatst. De afwijkingsmogelijkheden van andere aanvragen worden, gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen, per geval onderzocht.
2.3.5 Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 4: een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw Beleidsregels a. Dakkapel Een ontheffing van het bestemmingsplan wordt verleend voor een dakkapel ten behoeve van een woning of ander gebouw met inachtneming van de uitgangspunten verwoord in de welstandsnota en voldoet aan redelijke eisen van welstand naar het oordeel van de welstands/monumentencommissie, waarbij in geval van eerdere precedenten op naburige gebouwen, hiermee zorgvuldig rekening wordt gehouden. b. Dakopbouw Voor het oprichten van een dakopbouw wordt in principe geen medewerking verleend tot het afwijken van het bestemmingsplan.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
16
2.3.6 Antenne-installatie Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 5: een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m Beleidsregels Er wordt alleen van het bestemmingsplan afgeweken, als de antenne-installatie: Algemene criteria - zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast; - de mogelijkheid biedt tot site-sharing; - de mogelijkheid biedt tot roaming; - niet wordt gebouwd op en bij monumenten; - een hoogte heeft van niet meer dan 40 meter; - past binnen het gemeentelijk en nationaal antennebeleid. De plaatsing in de directe nabijheid van bestaande bebouwing (geen woonbebouwing) verdient te voorkeur. Aanvullende criteria v.w.b. bebouwde kom - wordt gesitueerd op gronden die in het bestemmingsplan niet zijn voorzien van een woonbestemming. Aanvullend voor wat betreft buiten bebouwde kom - zoveel mogelijk in nabijheid van bestaande bebouwing wordt gesitueerd. 2.3.7 Een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 6: een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998 Beleidsregel Gezien het specifieke karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. 2.3.8 Een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 7: een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocédé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procédé genoemde nevenbestanddelen Beleidsregel Gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. 2.3.9 Het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 8: het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen Beleidsregel
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
17
Gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. 2.3.10 Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 9: het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom, en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m² Beleidsregels Er kunnen een vijftal categorieën bouwwerken worden onderscheiden waarvoor a.d.h.v. specifieke beleidsregels afwijkingen mogelijk kunnen worden gemaakt. a. Gebouw, een woning of woongebouw zijnde Gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. b. Gebouw, een aan-of uitbouw of aangebouwd bijgebouw aan een woning voor Mantelzorg zijnde Van toepassing zijn de criteria volgend uit de specifieke regeling ten behoeve van uitbreiding vanuit sociaal-medische redenen (zie Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 1, onder a: een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom). c. Gebouw, een woning, een aan-of uitbouw of aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf: Er kan van het betreffende bestemmingsplan worden afgeweken ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf onder de volgende voorwaarden: a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2; b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur; c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend; d. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf. Per geval wordt met VROG overlegd of er nog bijkomende voorwaarden moeten worden gesteld. d. Gebouw, geen woning of woongebouw zijnde: Gezien het specifieke karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. Slechts bij hoge uitzondering wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De dringende noodzaak dient te zijn aangetoond en de overwegingen om van het bestemmingsplan af te wijken dienen zorgvuldig te zijn onderbouwd. In de onderbouwing dient per geval tenminste aangegeven te worden waarom:
de nieuwe functie past binnen de omgeving; er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaat; de nieuwe functie geen onevenredige negatieve milieueffecten veroorzaakt voor de omgeving.
e. Bouwwerken geen gebouwen zijnde: Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
18
Gezien het specifieke/eenmalige karakter van deze aanvragen worden de afwijkingsmogelijkheden per geval onderzocht. 2.3.11 Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning Afwijkingsmogelijkheid ex artikel 4, onder 10: het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was. Beleidsregel Er wordt geen vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het veranderen van de gebruiksfunctie, recreatief woongebruik, naar een woongebruik voor permanente bewoning.
3
Planschadeovereenkomst
Op grond van artikel 6.1 tweede lid onder c Wro kennen burgemeester en wethouders degene die als gevolg van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven (planschadevergoeding) Uit artikel 6 lid 2 Wro blijkt dat geringe waardevermindering, in ieder geval indien dit minder dan 2% bedraagt, tot een normaal maatschappelijk risico behoort. Het onderhavige beleid is bedoeld voor geringe afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze hebben invloed op de omgeving, echter zouden niet een dusdanige nadelige invloed mogen hebben dat er sprake is van planschade. Wanneer toepassing van het beleid leidt tot grote waardevermindering van omliggende bebouwing moet worden onderzocht of toepassing van het afwijkingenbeleid redelijk is en zo ja, of een planschadeovereenkomst met een aanvrager moet worden aangegaan. Dit moet per geval worden bekeken.
4
Hardheidsclausule
Er wordt alleen een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het betreffende bestemmingsplan in de onder hoofdstuk 2 onderscheiden categorieën. Indien strikte toepassing van de in hoofdstuk 2 genoemde (beleids)regels leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd, kan van voornoemde (beleids)regels worden afgeweken. De dringende noodzaak om van deze hardheidsclausule gebruik te kunnen maken, dient te zijn aangetoond.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
19
5
Titel
Deze notitie kan worden aangehaald als: Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden.
Aldus vastgesteld op Burgemeester en wethouders van Duiven,
secretaris
burgemeester
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
20
Toelichting op de beleidsregels In deze notitie zijn voor elke afwijkingscategorie van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht beleidsregels geformuleerd. Artikel 4 van bijlage II van het Bor luidt als volgt: ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: 1. een bijbehorend bouwwerk: a. binnen de bebouwde kom, b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf; 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en; 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte/ de inhoudsmaat die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden; 2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 5 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; 3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 10 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; 4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw; 5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m; 6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998; 7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocédé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procédé genoemde nevenbestanddelen; 8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; 9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom, en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m²;
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
21
10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.’ De beleidsregels zijn dus van toepassing op deze afwijkingsmogelijkheden maar vormen ook de leidraad voor de planologische afwijkingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan zelf al zijn genoemd. In het kader van de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (juli 2008) heeft de gemeente Duiven zich als doel gesteld om voor het Duivense grondgebied nieuwe actuele bestemmingsplannen te ontwikkelen en in samenhang daarmee het aantal bestemmingsplannen terug te brengen (ter vervanging van de bestaande bestemmingsplannen). De afwijkingsmogelijkheden in de nieuwe bestemmingsplannen worden afgestemd op de onderhavige beleidsregels. Hieronder worden beleidsregels waar nodig nader toegelicht. Ad 2.1 Algemene bepalingen Bij het formuleren van de in de beleidsregels gehanteerde definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de definities die in de Wabo en Bor worden gebruikt. Een aantal definities is afkomstig uit andere beleidsregels, zoals bestemmingsplannen en APV. Ad 2.3 Wettelijke afwijkingsmogelijkheden en nadere uitwerking in beleidsregels Een bijbehorend bouwwerk Bij deze afwijking wordt een onderscheid gemaakt tussen woningen en andere gebouwen. Woningen De meeste voorkomende aanvragen hebben betrekking op het uitbreiden van of het plaatsen van een bijgebouw bij een woning. Binnen bepaalde grenzen kan dat vergunningsvrij worden gedaan. Ondanks de restricties die nu zijn opgenomen in het Bor, blijft er behoefte bestaan om aanvullende richtlijnen op te stellen voor het al dan niet verlenen van een afwijking van de bestemmingsplanvoorschriften. Hiervoor kan een onderscheid worden gemaakt tussen bouwen op het voor- en achtererfgebied. In principe wordt er geen medewerking verleend voor het bebouwen van het voorerfgebied. Juist de situering aan de voorkant van een hoofdgebouw is bepalend voor het stedenbouwkundige beeld en de begrenzing van de openbare ruimte. Een uitzondering kan worden gemaakt voor die gevallen waarbij sprake is van ondergeschikte onderdelen, zoals erkers. Voor de voorwaarden hiervoor is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk. Bebouwing op het achtererfgebied zal over het algemeen minder gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Wel dient voorkomen te worden dat percelen volledig dichtslibben. Daarom is de maximaal toelaatbare hoeveelheid aan uitbreidingen van of bijgebouwen bij een woning gesteld op maximaal 70%. Bij uitbreiding van of een bijgebouw bij woning op het Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
22
achtererfgebied dient voorkomen te worden dat smalle, ontsierende en moeilijk te onderhouden stroken grond ontstaan. Om deze reden wordt als eis gesteld dat op minimaal 1 meter afstand van het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd. Voor de hoogte is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen. Daarnaast mag een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning geen invloed hebben op het aantal benodigde parkeerplekken op eigen terrein en dient te worden voldaan aan welstandseisen. Voorts mag het beoogde gebruik van een uitbreiding of een bijgebouw niet afwijken van het gebruik van het (bestaande) hoofdgebouw. Andere gebouwen Voor andere gebouwen geldt dat naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden. Daarnaast mag een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw geen invloed hebben op het aantal benodigde parkeerplekken op eigen terrein, dient er te worden voldaan aan welstandseisen en geldt een maximaal bebouwingsoppervlak van 70%. Voorts mag het beoogde gebruik van een uitbreiding of een bijgebouw niet afwijken van het gebruik van het (bestaande) hoofdgebouw. Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen Onder deze afwijkingsmogelijkheid vallen gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient door de initiatiefnemer goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking door de initiatiefnemer zorgvuldig onderbouwd te worden. Bouwwerken, geen gebouw zijnde Het is niet mogelijk om beleidsregels, beschreven in objectieve grootheden, voor elk denkbaar bouwwerk te formuleren. Het kan bij deze afwijking gaan om speeltoestellen, vlaggenmasten, lichtmasten op een sportterrein of een kleine tribune, een goot voor kuilvoer, een verticaal staande opslagtank voor bijvoorbeeld CO2 of een bassin. Zo kan men schier eindeloos veel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedenken, die niet groter zijn dan 50 m2 en niet hoger dan 10 meter. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldige onderbouwd te worden. Dakkapellen Een dakkapel is een, met dakpannen omringde, (ondergeschikte) toevoeging aan een schuine kap. In de Duivense bestemmingsplannen worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen bezien. Voor de noodzakelijke ontheffingen, noodzakelijk in de beschermde dorpsgezichten, wordt dan ook aangesloten bij de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota en het advies van de welstands/monumentencommissie.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
23
Antenne-installatie Mobiele telefonie is niet meer uit de samenleving weg te denken; iedereen wil overal bereikt kunnen worden (bereik en capaciteit van de antennes zijn hierbij sleutelwoorden). Er moeten dan ook voldoende antennes met voldoende (zend)capaciteit zijn. Uitgangspunt is dat in Duiven een optimale dekkingsgraad voor mobiele telefonie wordt bereikt. Antenne-installaties dienen zoveel mogelijk te worden aangepast aan het karakter van de omgeving om te voorkomen dat het aangezicht in landschappelijk en/of stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast. Deze aanpassing kan bijvoorbeeld worden geoptimaliseerd door gebruikmaking van bestaande reclamemasten of –zuilen, elektriciteitsmasten, schoorstenen, etc. Bij de plaatsbepaling binnen de bebouwde kom en voor zover geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande gebouwen of bouwwerken, verdient de plaatsing op bedrijfslocaties en (grote) infrastructurele voorzieningen (hoofdweg/hoogspanningsmasten) de voorkeur. Middels de gestelde criteria wordt voorkomen dat er onevenredige landschappelijke en/of stedenbouwkundige verstoringen zullen ontstaan. Met site-sharing en roaming kunnen het aantal antennelocaties worden beperkt. Op grond van de (bouw)regelgeving mag een vergunning overigens niet geweigerd worden om redenen van gezondheid. Ook kunnen aan de vergunning geen voorwaarden worden verbonden die hierop betrekking hebben. Dit neemt niet weg dat veel bezwaren tegen antennes hierop zijn gebaseerd. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat hoe dichter de antennes bij de gebruikers staan, hoe lager de uitgezonden vermogens. Uit diverse onderzoeken zijn geen aanwijzingen voor negatieve korte termijneffecten van GSM en UMTS-signalen op de gezondheid en het welbevinden gevonden. Over lange termijneffecten bestaat nog geen helderheid. Installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf In deze wordt onder een warmtekrachtkoppeling verstaan: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden. Installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf Artikel 5 lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet luidt als volgt: ‘Bij ministeriële regeling kunnen afvalstoffen of reststoffen, categorieën afvalstoffen of reststoffen of eindproducten van bij die regeling omschreven bewerkingsprocédés worden aangewezen, indien er naar het oordeel van Onze Minister geen landbouwkundige en milieukundige bezwaren bestaan dat deze stoffen als meststof worden verhandeld of bij de productie van meststoffen worden gebruikt’. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
24
Evenementen pm Op dit moment heeft de gemeente Duiven nog geen vastgestelde beleidsregels inzake evenementen.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
25
Wijzigen gebruik bouwwerken Hier gaat het om een functiewijziging van een bouwwerk. Ook hiervoor geldt dat het vrijwel ondoenlijk is om hiervoor gedetailleerde en algemeen geldende beleidsregels vast te stellen omdat de omstandigheden, waarin het verzoek om een functiewijziging zich kan voordoen, zeer divers kunnen zijn. Bovendien is er altijd sprake van maatwerk. De wetgever heeft het over een bouwwerk. Dat zijn dus alle denkbare bouwwerken; van een verkeersbord of een zendmast tot aan een schuurtje of een gemeentewerf. De wetgever verdeelt bouwwerken in twee categorieën: -gebouwen en -bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen Er dient een dringende noodzaak te zijn om van deze afwijking gebruik te kunnen maken. Hier zal naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moeten worden geoordeeld of er een dringende noodzaak is en daarmee een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden. Het omzetten van een woning of woongebouw in een andere functie past niet binnen deze beleidsregels. Voor omzetting van de functie is een projectprocedure dan wel een herzieningsprocedure noodzakelijk. Om die reden wordt hieraan geen medewerking verleend. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Er zijn zeer diverse bouwwerken die geen gebouwen zijn. De functie die zij hebben is eveneens zeer divers. De functie van een beeldhouwwerk of kunstwerk is om de visuele beleving te prikkelen en daarbij gevoelens van behagen of onbehagen op te roepen. De functie van een erf afscheiding is om het grensgebied tussen twee verschillende kadastrale percelen te markeren. De functie van een lantaarnpaal is om een bepaald gebied daaronder te verlichten. De functie van een hoogspanningsmast is om elektriciteitsleidingen te dragen. Zover de fantasie reikt zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te benoemen met de heel specifieke functie daarvan. Het kenmerk van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is dus dat zij ontworpen zijn voor een heel specifieke functie en nagenoeg niet geschikt zijn voor een andere functie. Natuurlijk is het denkbaar om een zendmast te gebruiken als een vlaggenmast. Omgekeerd ligt het minder voor de hand. Wat wel vaak voorkomt is dat een lantaarnpaal wordt voorzien van een lichtreclame. Volgens vaste jurisprudentie krijgt die lantaarnpaal er dan een functie bij. Dat kan dan in strijd zijn met een bestemmingsplan. De lantaarnpaal is ook onmiddellijk niet meer vergunningsvrij. Om alle triviale discussie over functiewijzigingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde te weren, is het praktisch om juist geen afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Ad 3 Planschade-overeenkomst Gelet op de economische uitvoerbaarheid van de (bouw)plannen waarvoor een ontheffing noodzakelijk is wordt ter afwenteling van de eventueel optredende planschade een planschade overeenkomst gesloten overeenkomstig de binnen de gemeente geldende planschaderegeling tussen initiatiefnemer en de gemeente. De eventuele planschadekosten komen voor rekening van de initiatiefnemer van het plan. Indien initiatiefnemer hieraan niet tijdig meewerkt is het meewerken aan een (bouw) initiatief dat niet binnen het bestemmingsplan past economisch niet uitvoerbaar waardoor medewerking niet verleend kan worden.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
26
Ad 4 Hardheidsclausule De afwijkingsmogelijkheden in het algemeen en de hardheidsclausule in het bijzonder dienenmet terughoudendheid te worden toegepast. Het spreekt daarbij vanzelf dat toepassing vande hardheidsclausule uiterst zorgvuldig dient te worden gemotiveerd. Als eerste uitgangspunt geldt: Het bestuur handelt overeenkomstig de beleidsregel. Het vastleggen van beleidsregels heeft tot gevolg dat het college van burgemeester enwethouders, handelt overeenkomstig de uitgangspunten die in dit beleid zijn geformuleerd endat ook derden daarop moeten kunnen vertrouwen. Als tweede uitgangspunt geldt: Behoudens bijzondere omstandigheden. Er kunnen altijd bijzondere omstandigheden zijn die bij toepassing van het vastgesteldebeleid in een concreet geval tot onevenredige hardheid kunnen leiden. In het algemeen zal ereen beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan indien:
Er bijzondere omstandigheden kunnen worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van het beleid noodzaken en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd;
Als de aanvraag weliswaar niet binnen het geldende beleid past, maar een beleidswijziging als gevolg van het verzoek in de rede ligt;
Een aanvraag weliswaar past binnen de in dit beleid neergelegde uitgangspunten maar dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, er geen medewerking dient te worden verleend. Voorkomen dient te worden dat de in de beleidsregels neergelegde uitgangspunten als een recht worden toegepast. Aan ieder ontheffingsbesluit gaat een belangenafweging vooraf die in een concreet geval, zelfs als het verzoek past binnen de in dit beleid opgenomen randvoorwaarden, tot weigering van het ontheffingsverzoek kan leiden. Onderkend moet worden dat elk beleid onvoorziene neveneffecten kan hebben. Met een beroep op de hardheidsclausule kunnen onvoorziene onaanvaardbare gevolgen van beleidsregels worden voorkomen.
Indien de hardheidsclausule wordt toegepast of in afwijking van de in de beleidsregels opgenomen criteria geen medewerking aan een aanvraag wordt verleend, wordt zowel de aanvraag als de voorgenomen beleidswijziging aan het college voorgelegd. Periodiek wordt het beleid geëvalueerd en wordt, indien nodig, een integraal aanpassingsvoorstel aan het college voorgelegd.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Duiven –versie november 2010 – vastgesteld d.d. 8 februari 2011 Datum inwerkingtreding: 8 februari 2011
27