Bijlage perstekst
Helft zorgverzekerden komt niet rond 1. Het belang van de zorgverzekering Het HIVA onderzoek (2008)1 bevestigt het nut van de Vlaamse zorgverzekering. Voor zorgerkenden maakt het wel degelijk een groot financieel verschil of ze al dan niet een tegemoetkoming vanuit de Vlaamse zorgverzekering ontvangen. Het HIVA onderzoek toont aan dat vooral de tegemoetkoming vanuit de zorgverzekering ervoor zorgt dat de bestaansonzekerheid bij zwaar zorgbehoevende aanzienlijk daalt. Grafiek 1 (afkomstig uit het HIVA onderzoek) toont aan hoe het percentage bestaansonzekerheid2 evolueert. De objectieve bestaansonzekerheid van personen die een premie van de zorgverzekering ontvangen, bedraagt louter op basis van het inkomen (equivalent inkomen 3) 33 %. Deze stijgt naar 38 % als de medische kosten worden toegevoegd en naar 54 % als de niet medische kosten worden toegevoegd. De tussenkomsten van de MAF en de forfaitaire tussenkomsten voor chronisch zieken (zorgforfait, incontinentieforfait en palliatief forfait) doen de bestaansonzekerheid niet veel dalen (tot 52 %). Met de tussenkomst vanuit de zorgverzekering daalt de bestaansonzekerheid aanzienlijk van 52 % naar 38 %. De bestaansonzekerheid blijft toch nog iets hoger dan in het geval er geen kosten zouden zijn. Grafiek 1: Impact van medische en niet-medische kosten op de objectieve bestaansonzekerheid bij personen met een tegemoetkoming ‘mantel-en thuiszorg’ voor de zorgverzekering
1
Pacolet J., Spruytte N., Merckx S. (2008), Bestaansonzekerheid in Vlaanderen bij chronisch zorgbehoeftige zieken thuis: belang van de Vlaamse zorgverzekering, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Hoger instituut voor de arbeid. 2 Het percentage bestaansonzekerheid refereert naar het % personen met een equivalent inkomen dat beneden de grens van 60 % van het mediaan inkomen voor de totale bevolking ligt. Dit is de gangbare definitie van de armoedegrens die in Europees verband wordt gebruikt. 3 Bij het equivalent inkomen houdt men rekening met de gezinssamenstelling. Het equivalent inkomen is een berekening van het inkomen dat ongeveer beschikbaar is per gezinslid.
2. Compenseert de tegemoetkoming de niet-medische kosten? Het HIVA voerde in 2006 een studie4 uit naar de impact van de Vlaamse zorgverzekering op de financiële situatie van personen met een erkenning binnen de Vlaamse zorgverzekering. Er werden 1.425 enquêtes uitgevoerd bij personen met een erkenning ‘mantel – en thuiszorg’ in de Vlaamse zorgverzekering. In het onderzoek gebeurde een raming van de niet-medische kosten voor de volgende posten: een vergoeding voor de mantelzorger, verzorgingsmiddelen, vervoerskosten, poetshulp en gezinszorg 5. Tabel 1 toont aan dat de mediaankost voor de niet-medische kosten 128 euro bedraagt. Voor een kleine groep lopen de niet-medische kosten bijzonder hoog op. 25 % van de ondervraagde personen hebben kosten die hoger liggen dan 230 euro per maand. Tabel 1: de niet-medische kosten bij personen met een thuiszorg erkenning
Bron: HIVA studie (2008) Eind 2010 waren er 210.215 personen die een erkenning hadden in de Vlaamse zorgverzekering, waarvan zo’n 138.803 personen binnen de thuiszorg. Volgens de resultaten uit de HIVA studie zou de helft hiervan of ongeveer 70.000 personen niet toekomen met deze tegemoetkoming. In het HIVA onderzoek werd ook gepeild naar indicatoren die wijzen op bestaansonzekerheid. 33 % van de ondervraagde personen heeft een inkomen onder de armoedegrens (822 euro in 2005) 6. Enkele onderzoeksresultaten die de subjectieve bestaansonzekerheid weergeven: - 61 % zegt moeilijk rond te kunnen komen - Voor 78 % passen de gezondheidskosten moeilijk tot onmogelijk in hun budget 6 % heeft het voorbije jaar noodzakelijke medische zorgen van zichzelf of een gezinslid uitgesteld uit financiële overwegingen
3. Wie zijn de zorgverzekerden? Opmerking vooraf: 51 % van alle leden die zijn aangesloten bij een zorgkas, is lid van CM-Zorgkas. Bovendien is er slechts een minieme afwijking op de leeftijdsverdeling tussen de CM-Zorgkas-leden en de leden van alle zorgkassen samen. Op basis van deze vaststellingen kan men besluiten dat de 4
Pacolet J., Spruytte N., Merckx S. (2008), Bestaansonzekerheid in Vlaanderen bij chronisch zorgbehoeftige zieken thuis: belang van de Vlaamse zorgverzekering, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Hoger instituut voor de arbeid. 5 Omwille van non-respons en onzuiverheden kon geen betrouwbare analyse gebeuren van de nietterugbetaalde medicatie, duurzame hulpmiddelen, woningaanpassing en andere niet-medische professionele hulpverening. 6 De armoedegrens is het equivalent inkomen dat beneden de grens ligt van 60 % van het mediaan inkomen voor de totale bevolking.
onderzoeksresultaten op basis van de CM-Zorgkas gegevens de algemene tendensen weergeven die gelden voor alle erkenden binnen de Vlaamse zorgverzekering. De erkende zorgverzekerde uit 20097: –
–
–
–
–
wordt hoofdzakelijk thuis verzorgd 64 % heeft een erkenning van mantel- en thuiszorg 36 % heeft een erkenning binnen de residentiële zorg heeft een hogere leeftijd De mediane leeftijd8 in de mantel- en thuiszorg erkenning = 78 jaar De mediane leeftijd in de residentiële zorg erkenning = 85 jaar Een kleine minderheid van de erkenden (2,7 %) zijn kinderen of jongeren (0-25 jaar). Deze zijn (bijna) uitsluitend terug te vinden onder de mantel- en thuiszorgerkenningen. 14 % is tussen de 26 en 64. is vaak een vrouw In de mantel-en thuiszorg erkenning is 59 % een vrouw. In de residentiële zorg erkenning is 73 % een vrouw. de meerderheid bevindt zich in een financieel kwetsbare situatie Van alle CM-Zorgkas leden heeft slechts een minderheid (14 %) het VT statuut. Van alle personen die een erkenning hebben binnen CM-Zorgkas heeft de meerderheid (64 %) het VT-statuut, ontvangt in sommige gevallen ook een tegemoetkoming vanuit de verplichte ziekteverzekering Binnen de mantel-en thuiszorg erkenningen ontvangt 58 % van de personen ook een tegemoetkoming vanuit de verplichte ziekteverzekering (VP). (hoofdzakelijk: terugbetaling MAF, zorgforfait en incontinentieforfait) • Binnen de residentiële zorg erkenning ontvangt 39 % een tegemoetkoming vanuit de VP. (hoofdzakelijk: terugbetaling MAF en zorgforfait)
Grafiek 2: Leeftijdsverdeling residentiële zorg en mantel-en thuiszorg erkenning 2009
7
2009 wordt als analysejaar genomen omdat op het moment van de samenstelling van de bestanden (31-122010) nog niet alle gegevens uit 2010 beschikbaar waren. 8 Indien men alle personen rangschikt op basis van hun leeftijd, dan bevindt de persoon met de mediane leeftijd zich net in het midden. 50 % van de personen is dus ouder 50 % van de personen is jonger dan de persoon met de mediane leeftijd.
4. Hoelang blijft de zorgverzekerde erkend? Enkel voor de erkenningen die ondertussen al beëindigd zijn, kan de werkelijke duurtijd berekend worden. Gemiddeld verblijven de zorgverzekerden 30 maanden of 2,5 jaar in de zorgverzekering. Voor de erkenningen die nog lopende zijn, kan enkel een minimale duurtijd berekend worden. Als fictieve einddatum werd 31-12-2010 genomen. De gemiddelde duurtijd voor de nog lopende erkenningen bedraagt 45,5 maanden of 3,5 jaar. De gemiddelde duurtijd wordt beïnvloed door enkele factoren: – de duurtijd is langer indien er tijdens de erkenning veranderd wordt van zorgvorm (vb: overgang van een thuiszorg naar een residentiële erkenning); – de duurtijd is langer voor personen die op het einde van hun erkenning een erkenning binnen de residentiële zorg hebben; – hoe jonger men is bij de instroom in de zorgverzekering, hoe langer de duurtijd van de erkenning is. Specifiek voor de al beëindigde erkenningen: – de duurtijd is langer voor personen die erkend zijn tot aan hun overlijden (doorlopende erkenning) (31 maanden) dan voor personen die erkend zijn tot ze niet meer voldoen aan de inclusievoorwaarden voor wat betreft de graad van zorgbehoevendheid of opname in een instelling (tijdelijke erkenning) (22 maanden).
5. Het bereik van de zorgverzekering Om erkend te worden moet men aantonen dat men zorgbehoevend is. In de meerderheid van de gevallen (59 % in 2009) wordt dit bewezen aan de hand van een attest (attest van afhankelijkheidsproblemen of opname in een erkende instelling). In de andere gevallen toont men dit aan met een indicatiestelling, uitgevoerd door een erkende instantie. Personen met een attest dat recht geeft op een erkenning binnen de zorgverzekering, moeten hiervoor steeds een aanvraag tot erkenning indienen. Deze verplichte tussenstap van een erkenningsaanvraag kan tot gevolg hebben dat een zeker aantal personen met een geldig attest toch niet erkend is in de zorgverzekering (=non-take up). Dankzij de koppeling tussen verplichte ziekteverzekeringsgegevens van CM (bezit van een attest) en CM-Zorgkasgegevens (erkenning) kon voor de eerste keer de non-take up berekend worden. De nontake up werd berekend voor de volgende 3 attesten: attest thuisverpleging (forfait B of C), opnameattest ROB (Rustoord voor bejaarden) of RVT (rust- en verzorgingstehuis) en een opnameattest PVT (psychiatrisch verzorgingstehuis). De 3 geselecteerde attesten zijn goed voor de meerderheid (73 %) van de attesten gebruikt als bewijsvoering bij lopende erkenningen in 2009. Tabel 2 toont aan dat procentueel gezien de non-take up zeer beperkt is (tussen 0,46 % en 2,21 % naargelang het onderzochte attest). Dit wijst erop dat personen met een attest dat het recht opent op een erkenning in de zorgverzekering, de weg naar de zorgverzekering ook vinden. De non-take up die in 2005 al beperkt was, is in de loop der jaren nog verkleind. In absolute aantallen gaat het om 718 personen die in 2009 niet erkend zijn, ondanks het bezit van het vereiste attest.
Tabel 2: De non-take up in de zorgverzekering
9
6. De evolutie in het aantal erkenningen In 2009 waren 134.801 personen binnen CM-Zorgkas erkend als zorgbehoevend. Op een totaal van 2.283.786 leden, betekent dit dus 5,90 % van alle CM-Zorgkas leden. Het aantal lopende 10 erkenningen stijgt jaarlijks met 5 à 6 %. Grafiek 3 toont aan dat vooral de mantel- en thuiszorgerkenningen – die jaarlijks met 7 à 9 % stijgen – verantwoordelijk zijn voor deze jaarlijkse stijging. De residentiële erkenningen stijgen slechts met 1 à 3 % per jaar. Met uitzondering van de startjaren (2002 – 2004) kan men zeggen dat de erkenningen binnen de zorgverzekering eenzelfde jaarlijkse toename kennen. Grafiek 3: Jaarlijks aangroeipercentage in aantal erkenningen
9
*: personen met een VP-attest maar zonder een erkenning binnen de zorgverzekering **: aandeel non-take up = aantal personen met een VP-attest maar zonder erkenning/ aantal personen met een VP-attest (met erkenning + zonder erkenning) 10 Lopende erkenningen zijn het aantal nieuwe erkenningen (van een bepaald jaar) + het aantal bestaande erkenningen (die het jaar ervoor al bestonden en gewoon doorlopen)