Heldere ideeën, heldere architectuur Grunstra Architecten Groep BNA Jaargang 4, Editie 8, 2005
ARCHEtype
Architecten en directieleden Grunstra Architecten Groep / Burger Grunstra architecten adviseurs
Harmen
Siebren
Akkerman
Baars
Maartje
Leo
BerenschotPostmus
ter Beke
Arnold
Hans Buitenhuis
Burger
Pieter
Harmen Grunstra
In deze ARCHEtype
Koot
Eduard
Robert Landstra
Robert Schoutsen
Rothbauer
Sjouke Sieperda
Gerrit van der Steege
In ARCHEtype 8 leest u onder meer over onze ontwerpen voor een cultureel-educatief centrum in Langedijk, een school voor kinderen met een leerprobleem in Heerenveen en de nieuwe brandweerkazerne in diezelfde plaats. Daarnaast ziet u het prijswinnende ontwerp van Siebren Baars voor een Fries ‘Waterworld’ en leest u of zijn kapper het daarbij drooghoudt.
Teunis Vonk
Verder vertellen vier architecten over hun betrokkenheid bij kleinschalig wonen in de zorg en doet directielid Gerrit van der Steege ons het nieuwe IWA-keurmerk uit de doeken. Ten slotte neemt Paul Loof u mee naar de hectiek op de bouwplaats van het Martini Ziekenhuis in Groningen en verbaast Arnold Burger zich over de onverwachte spin-off van zijn ontwerp van dit ziekenhuis.
Arnold (Wereld ) Burger
Frequent flyer Arnold Burger
Terwijl de bouw van het Martini Ziekenhuis al ruim een jaar in volle gang is, besteedt architect Arnold Burger nog steeds veel tijd aan het project. Niet alleen is hij druk bezig met de verdere uitwerking ervan, ook wordt hij regelmatig gevraagd om op congressen en symposia zijn innovatieve en prijswinnende ontwerp toe te lichten.
Grote belangstelling “Samen met Jack Thiadens, bestuursvoorzitter van het Martini Ziekenhuis, en Gerrit Afink van AT Osborne heb ik het ontwerp en de visie erachter gepresenteerd op twee Nederlandse zorgcongressen, op twee congressen in Brussel en in Lissabon voor The European Health Property Network”, somt Burger op. “Verder hebben we een presentatie gehouden in de Industrieele Groote Club in Amsterdam. Daarnaast zijn er diverse afvaardigingen uit Nederland, Europa, Amerika en Australië op bezoek geweest in Groningen.”
Wereldcongres De nieuwbouw van het ziekenhuis heeft van het Ministerie van VROM de prestigieuze status gekregen van ‘Demonstratieproject Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen’. Burger: “In dat kader heeft het Martini Ziekenhuis drie ronde tafelbesprekingen georganiseerd met vooraanstaande projectmanagers, architecten en aannemers. Afgelopen april heb ik op het wereldcongres ‘The Architecture of Hospitals’ het plan toegelicht tijdens de landenpresentatie en gezamenlijk met Thiadens en Afink bij een werkbezoek van congresgangers aan de bouwplaats.”
Waardering van collega-architecten Ook collega-architecten zijn zeer te spreken over het ontwerp. “Een groep architecten uit Estland is bij ons op het bureau langs geweest en onlangs zijn we door architectenbureau AIX uit Stockholm gevraagd om mee te doen in de selectie voor het Universiteitsziekenhuis Karolinska in Stockholm. Je kunt wel stellen dat ik dankzij het ontwerp voor het Martini Ziekenhuis het nodige van de wereld zie.”
Als elke seconde telt
In een brandweerkazerne draait het om snelheid. Na een melding van een brand of ongeval moeten de brandweervoertuigen zo snel mogelijk ter plaatse zijn. Het logistieke proces en de inrichting van de nieuwe brandweerkazerne in Heerenveen zijn dan ook volledig op die snelheid afgestemd.
Alles klopt gewoon “Wij hebben bij sommige branden de plicht om binnen zes minuten aanwezig te zijn. Dat is inclusief de tijd die de vrijwilligers nodig hebben om naar de kazerne toe te komen. Een functioneel gebouw waar alles precies zit waar je het verwacht, is dan ook een absolute noodzaak. Zo’n gebouw hebben we nu”, zegt Hans Edens, hoofd operationele voorbereiding van Brandweer Heerenveen. “Kijk bijvoorbeeld naar de uitrukzijde: onze brandweermensen kunnen dicht bij de ingang parkeren, komen direct in de kleedkamer uit en zitten met een paar passen al in de brandweerwagen. Het gebouw is zo functioneel dat iedereen zich er na een paar weken al thuisvoelde. Alles klopt hier gewoon.”
Het ontwerpen van een kazerne vraagt om het inleven in het brandweervak, zegt architect Harmen Akkerman. “De brandweerlieden zijn grotendeels vrijwilligers die bij een oproep vliegensvlug naar de kazerne komen. Waar parkeren ze? Waar kleden ze zich om? Hoe vertrekken ze en hoe komen ze terug? De belangrijkste eis was dat de brandweervoertuigen voldoende ruimte kregen om snel te kunnen uitrukken. De rest van het gebouw hebben we er dan ook omheen ontworpen. Alles wat met uitrukken en terugkomen te maken heeft, is op de begane grond gehuisvest. De kantoren en oefenruimtes liggen op de verdieping.”
Snel, maar veilig “Ondanks dat snelheid voorop staat, is het toch een heel veilig gebouw”, vervolgt Edens. “De poort is bijvoorbeeld breed genoeg om aankomende en vertrekkende voertuigen door te laten. Parkerende auto’s zijn gescheiden van uitrukkende brandweervoertuigen. De gangpaden zijn twee meter breed zodat je elkaar niet in de weg loopt en brandweerauto’s kunnen van de achterkant benaderd worden. Collega’s lopen dus niet het risico om abusievelijk aangereden te worden.”
“‘Brandweer’-uitstraling” “Het ontwerp van het gebouw straalt ook aan de buitenkant ‘brandweer’ uit”, aldus Akkerman. “De brandweervoertuigen staan centraal in de nieuwe kazerne. We zetten ze ’s avonds dan ook letterlijk in de schijnwerpers. Bovendien zijn ze altijd zichtbaar omdat ze achter deuren staan die nagenoeg transparant zijn. De uitrukzijde straalt kracht en snelheid uit door de overstekende gevel. En het stoere van de brandweer wordt benadrukt door het materiaalgebruik: veel aluminium en gegalvaniseerd staal. Het is voor de buitenwereld dan ook volstrekt helder: hier waakt de brandweer. Daar heb je geen gebouw in ‘brandweer-rood’ voor nodig.” Ook Edens is tevreden: “Het is een gebouw dat laat zien wat er gebeurt en ondanks het materiaalgebruik heeft het een warm karakter. Qua inrichting, materiaalgebruik en detaillering steekt het ver boven het gemiddelde uit. We wilden een gebouw voor de toekomst. Dat is gelukt: we kunnen hier minstens dertig jaar vooruit.”
Hans Edens en Harmen Akkerman
Natuurlijk leren in De Compagnie De Compagnie in Heerenveen is een geheel vernieuwde school voor praktijkonderwijs in Heerenveen. Directeur Peter de Jong: “Onze leerlingen onderscheiden zich door hun leerproblemen van leeftijdsgenootjes. Ze zijn prima in staat om theorie op te nemen, maar alleen wanneer ze die direct kunnen toepassen in de praktijk. Onze nieuwe school maakt dat mogelijk. Het is niet een school waar praktijkles wordt gegeven, maar een praktijkruimte waar ook theorie wordt onderwezen.” Jarenlang kampte De Compagnie met een enorm ruimtegebrek. “In de vorige school had elke leerling in mijn houtbewerkingslokaal nog geen vierkante meter bewegingsruimte”, aldus leraar bouwtechniek Pieter Hoogeboom. “De nieuwe school is twee keer zo groot. Daardoor kunnen leerlingen hun eigen plekje zoeken, maar ook ‘in beweging komen’ – zichzelf ontplooien. Datzelfde geldt overigens ook voor de leraren: met name de lerarenkamer is een ontmoetingsruimte geworden. Veel collega’s komen er aan het eind van de dag nog even napraten. Voorheen ging iedereen direct naar huis.”
Leraar bouwtechniek Pieter Hoogeboom te midden van zijn leerlingen
Wat je doet, dat doet ertoe Waar je ook rondkijkt in de nieuwe school, overal zie je leerlingen aan het werk. “Wat door de leerlingen gedaan kan worden, dóén ze ook zelf. Van het bereiden van snacks voor de lunch, via het groenonderhoud binnen en buiten tot en met het maken van de opbergkasten in het houtbewerkingslokaal”, verklaart De Jong. “We zetten sterk in op de eigen verantwoordelijkheid. Leren door te doen. En wat je doet, dat dóét er toe. We werken op deze school met interne stages die afspiegelingen zijn van het toekomstige werk van onze leerlingen. Al op school werken ze in de praktijk.”
Van beschutting naar ontmoeting Het schoolgebouw van De Compagnie begeleidt dit ‘natuurlijke leren’. “Ons onderwijs is in tweeën gedeeld”, vertelt De Jong. “Om de overgang van de basisschool naar onze school te vergemakkelijken, bieden we onze leerlingen in de eerste fase een beschutte werkomgeving aan, waar ze de basisvaardigheden opdoen. Dit ‘basisgebied’ heeft vorm en sfeer gekregen in een ‘sociaal plein’ met daaraan het internetcafé. Na de basisperiode stromen de leerlingen door naar de arbeidsvoorbereiding. Het karakter van de theorievakken wijzigt hier van ‘instructie’ in ‘ontmoeting’. De sfeer wordt bepaald door een ‘bedrijfsplein’ met een open, uitdagende en bedrijvige uitstraling.” De omliggende praktijkruimten ademen de sfeer van de praktijk, vult Hoogeboom aan: “De keuken is écht een keuken, niet een lokaal waar gekookt kan worden. Ook de praktijkruimtes voor hout- en metaalbewerking hebben een eigen sfeer. Wanneer de kinderen later gaan werken, komen ze op vergelijkbare werkplekken terecht.”
De nieuwbouw is achter het oorspronkelijke schoolgebouw geplaatst en bestaat uit twee denkbeeldige dozen die langs elkaar geschoven zijn
Bedrijfsplein
En detail: de werkplekken In de openingen van de twee dozen zijn werkplekken gecreëerd, waarbij in de detaillering duidelijk is terug te vinden dat het hier om twee denkbeeldige dozen gaat. Zo hebben beide dozen hun eigen staalconstructie waar constructief gezien een samengestelde constructie voldoende is. Wie van de ene doos in de andere doos kijkt, ziet dan ook de buitengevelbeplating terugkeren. Een ander detail is het systematisch terugkeren van een donker geschilderde naad om zo de denkbeeldige scheiding van de twee dozen te benadrukken. Werkplekken
Leermoment De Jong en Hoogeboom hebben de samenwerking met Grunstra Architecten Groep als zeer prettig ervaren. “Er is goed naar onze wensen geluisterd en de architect heeft ons uitgedaagd om een stapje verder te gaan”, aldus De Jong. “Daardoor hebben we nu een efficiënt en doelmatig gebouw. Het gebouw straalt uit dat de leerlingen het waard zijn om in te investeren. Het is ook echt ‘hun’ school: ze zijn er trots op en voelen zich er verantwoordelijk voor. Het is een school waar je als leerling kunt groeien.”
Ook het bouwproces was bij Grunstra Architecten Groep in goede handen. De Jong: ”De nieuw- en verbouw moest in een snel tempo gerealiseerd worden. Dat betekende dus strakke deadlines. Die zijn we in het onderwijs niet zo gewend. Maar de ‘gezonde druk’ beviel ons eigenlijk wel. We hebben deze werkwijze zelf ook ingevoerd en zijn tijdens vergaderingen nu een stuk daadkrachtiger.”
Directeur Peter de Jong
En detail: de ramen en de ‘schilderijen’ In de lokalen is gekozen voor een dubbele rij lange vensterstroken in de gevel. Dit geeft aan de buitenzijde van het gebouw de suggestie van grootschaligheid. Er is gekozen voor vensterstroken om zo de onafhankelijkheid van de draagstructuur (constructief) en de lichte gevelbeplating te versterken. Aan weerszijden van de nieuwbouw is op de eerste verdieping een sectie naar buiten geschoven. Dit wordt benadrukt door het toepassen van andere materialen en kleuren. De glazen pui aan de voorzijde van de sectie is omlijst door een metalen frame. Dit wekt de suggestie van een lijst om een schilderij. Vanuit de uitgeschoven sectie is er een prachtig uitzicht op de omgeving.
w
IWA-keurmerk garantie voor brede dienstverlening
“Duidelijkheid en kwaliteit bieden. Dát zijn de doelstellingen van IWA”, aldus directielid Gerrit van der Steege. Grote architectenbureaus, zoals Grunstra Architecten Groep, zijn full service. Ze hebben de kennis en vaardigheden in huis om actief te zijn in het gehele bouwproces: van initiatief, bouwvoorbereiding, calculatie, bouwbegeleiding tot en met beheer. Tegelijkertijd is dat bij veel opdrachtgevers onbekend. Zij zien de architect nog vooral als ontwerper en schakelen hem daarom veel later in het proces in. Dat is jammer, want wanneer een
architectenbureau vroegtijdig aan tafel wordt gevraagd, dan kan het bouwprojecten integraal aanpakken. Daardoor neemt de kwaliteit van het product en van het proces toe. Bij een integraal werkend architectenbureau zijn alle disciplines naadloos op elkaar afgestemd en worden ze al in het beginstadium bij de planontwikkeling betrokken. Daarmee kunnen problemen voorkomen of vroegtijdig onderkend worden en kunnen er bijvoorbeeld snel alternatieven worden ontwikkeld. En dat komt opdrachtgevers ten goede.”
Grunstra Architecten Groep heeft zich aangesloten bij IWA, een BNA-samenwerkingsverband van ruim dertig Integraal Werkende Architectenbureaus. Ons architectenbureau voldoet aan alle voorwaarden en mag daarom het IWA-keurmerk voeren.
Werken aan kwaliteit IWA is meer dan een keurmerk dat aangeeft dat architectenbureaus integraal werken. De samenwerkende bureaus gaan ook actief aan kwaliteitsverbetering doen. “We gaan de ontwikkelingen in de markt volgen en onze criteria daarop aanpassen. Het IWA-keurmerk wordt dus geen statisch gegeven. Daarnaast gaan we regelmatig met andere betrokkenen bij het bouwproces om de tafel. Zo hebben we onlangs al gesproken met bouwmanagers over wat we van elkaar verwachten en kunnen leren. Ten slotte gaan we ook opleidingen verzorgen, bijvoorbeeld op het gebied van techniek en wet- en regelgeving.”
Externe audit Grunstra Architecten Groep voldoet als een van de initiatiefnemers van de IWA ruimschoots aan de toetredingsvoorwaarden. “We hebben alle gevraagde disciplines in huis, hebben meer dan voldoende gekwalificeerd personeel en zijn ISO-gecertificeerd.” Over drie jaar controleert een onafhankelijk instituut of de architectengroep nog steeds aan de IWA-voorwaarden voldoet. “Daar ben ik niet bang voor. Grunstra Architecten Groep heeft die kwaliteitseisen eigenlijk al ruim een halve eeuw hoog in het vaandel staan.”
Gerrit van der Steege op de trappen van het BNA-kantoor
Kleinschalig wonen brengt de
“Vroeger zagen zorginstellingen er uit als ziekenhuizen. Grote kamers, wit en steriel, met meerdere mensen op zaal. Dat beeld verandert snel: de trend in de zorg is nu kleinschalig wonen, waarbij de menselijke maat voorop staat. Dat blijkt ook uit het taalgebruik. Ontwerpers spreken bijvoorbeeld niet meer over ‘een natte cel’, maar weer gewoon over ‘een badkamer’. Architecten Hans Buitenhuis, Leo ter Beke, Teunis Vonk en Sjouke Sieperda over de uitdagingen van kleinschalig wonen.
v.l.n.r. Hans Buitenhuis, Leo ter Beke, Sjouke Sieperda en Teunis Vonk
n in de zorg menselijke maat terug
“Hét kleinschalige wonen bestaat niet”, begint Ter Beke. “Er zijn vele mogelijkheden. Zo kan elke bewoner een eigen huishouding hebben, maar kunnen ook zes tot tien bewoners gezamenlijk een woongroep vormen. Zorg, dagbesteding en verpleging kunnen daarbij ‘in huis’ worden aangeboden, maar bewoners kunnen daarvoor bijvoorbeeld ook naar een – vaak naastgelegen – verpleeghuis gaan.” “Wat alle vormen van kleinschalig wonen met elkaar gemeen hebben, is dat de thuissituatie wordt nagebootst: huiselijkheid, warmte, geborgenheid en privacy”, vult Vonk aan. “Dat uit zich bijvoorbeeld in een gemeenschappelijke woonkamer en een eigen slaapkamer.” “De ene vorm van kleinschalig wonen is niet beter dan de andere”, zegt Sieperda. “Er is nu weliswaar een trend naar het wonen in groepsverband, maar er zijn ook zorginstellingen die daar juist weer van afstappen. Mensen zijn niet gelijk. Waar het om gaat, is dat de gekozen vorm past bij de bewoners, de instelling en de medewerkers. Wat ervaren zij als prettig en werkbaar?”
Verpleegwoningen aan de Jelles Meineszleane in Balk Dit onlangs gerealiseerde project biedt huisvesting aan 32 bewoners met psychogeriatrische problemen. De bewoners zijn ondergebracht in vier huizen met elk acht bewoners. De woningen zijn per twee geschakeld door een gecombineerde bijkeuken. De huizen hebben een eigen voordeur, met daaraan een gemeenschappelijke huiskamer. Dit benadrukt de kleinschaligheid en versterkt de sfeer van ‘thuis op bezoek gaan bij opa en oma of pa en ma’. De kamers van de bewoners zijn door hun oppervlakte van twintig vierkante meter en het weglopend plafond bijzonder ruim; bovendien heeft iedere bewoner zijn eigen badkamer. De achterdeur komt uit op een gang die de woningen onderling en met het nabijgelegen verzorgingshuis Talmahiem verbindt. Deze verbindingsgang is voor bewoners een besloten, overdekt en vertrouwd wandelcircuit. Door de verbindingsgang ontstaat een omsloten binnentuin.
Visie helder krijgen
Kleinschalig wonen bijzonder wonen
Als architect heb je daarbij de plicht ervoor te zorgen dat klanten een volledig beeld krijgen. “Opdrachtgevers moeten een passende keuze kunnen maken. Dat betekent dat je je eigen voorkeur moet wegcijferen en ze het volledige palet aan mogelijkheden moet laten zien”, vindt Buitenhuis. “Als Grunstra Architecten Groep hebben we op dit gebied veel kennis en we weten wat er in de markt speelt. Bovendien hebben we zelf ook het nodige ontworpen. We organiseren daarom regelmatig rondleidingen zodat opdrachtgevers aan de hand van praktijkvoorbeelden zich zelf een visie kunnen vormen.”
“Als architecten gaan we er ver in om de visie en de wensen van de opdrachtgever helder te krijgen”, zegt Ter Beke. “Want alleen dan kun je een goed ontwerp maken. De visie bepaalt namelijk ook heel praktische zaken. Krijgt elke woongroep zijn eigen wasmachine en keuken of gebeuren wassen en koken centraal? Belt bezoek aan bij de woongroep, of melden ze zich aan de balie? Hoe is de zorg ’s nachts geregeld? Krijgen de bewoners een eigen wastafel en dus een vaste plek voor hun tandenborstel of moeten ze delen? Al dit soort zaken zijn wezenlijk voor de beleving en voor het ontwerp.”
Bennemastate in Hardegarijp Dit project betreft een uitbreiding van woonzorgcentrum Bennemastate. Net als bij de Jelles Meineszleane in Balk heeft de opdrachtgever hier gekozen voor een ‘huisjesmodel’; ditmaal met zes bewoners per woning. De woningen hebben de uitstraling van een luxe villa. Waar de woningen in Balk een eigen voordeur aan de buitenzijde hebben, worden de woningen in Bennemastate gegroepeerd rondom een gezellig centraal binnenplein. Dit plein krijgt de uitstraling van een buitenruimte, maar wordt overdekt.
Bijzondere verantwoordelijkheid Ontwikkelingen in de zorg gaan vaak langzaam. Er kunnen dus de nodige jaren voorbijgaan voordat een ontwerp daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Buitenhuis: “Er zijn projecten waar wij langer bij betrokken zijn dan het bouwbegeleidingsteam van de betrokken instelling. Wij zijn dan de constante factor in een veranderende organisatie in plaats van andersom. Dat geeft ons als architecten een bijzondere verantwoordelijkheid.”
Woonvorm Talant nabij verzorgingshuis Frittemahof in Sneek In dit complex wonen zestien ouderen met een verstandelijke beperking individueel en zelfstandig. Overdag ontvangen ze ondersteuning van medewerkers van Talant en ’s nachts van medewerkers van woonzorgcentrum Frittemahof. Naarmate de zorgbehoefte toeneemt, wordt de samenwerking met Frittemahof intensiever. De zestien bewoners beschikken elk over een ruime zit-/slaapkamer met kitchenette en badkamer met toilet. De bewoners bepalen zelf de inrichting. De appartementen bevinden zich op de verdiepingen, op de begane grond zijn onder meer een gezamenlijke woonkamer, een wijksteunpunt en een ruimte voor dagbesteding. De activiteiten daar zijn bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking, zowel van binnen als van buiten de woonvorm.
De Wittenberg in Haaften Verzorgingshuis De Wittenberg volgt de landelijke trend waarin traditionele verzorgingshuizen veranderen in multidisciplinaire gebouwen met verschillende vormen van wonen met zorg. Zo zijn circa twintig intramurale zorgplaatsen omgezet in extramurale plaatsen in nieuwe woningen. Verder zijn er in het bestaande gebouw 24 nieuwe ‘kleinschalige’ verpleegplaatsen gekomen. Hiervan zijn er twintig bedoeld voor psychogeriatrische patiënten, verdeeld over drie groepen. Elke groep heeft een eigen huiskamer.
De multifunctionele ruimte - van aula tot theater - vanaf het water gezien
Het nieuwe hart van Langedijk Langedijk, in de kop van Noord-Holland, krijgt een nieuw hart. Tegenover het gemeentehuis verrijst de komende jaren het Cultureel-Educatief Centrum (CEC). Hierin wordt onder meer een school voor voortgezet onderwijs, een muziekschool, een bibliotheek, een spel-o-theek, een creativiteitscentrum en jeugd- en jongerenwerk gehuisvest. Gemeentelijk projectleider Gerard Beukers: “Het wordt een markant gebouw waar scholieren, cultuurliefhebbers en inwoners uit de wijde omgeving veel plezier aan gaan beleven.”
Gerard Beukers en Cees Bood
Het CEC volgt de landschappelijke structuur van Langedijk: een centrale verkeersas die de lange dijk volgt met eilandjes aan weerszijden
Actief betrokken Het Jan Arentszcollege wordt de grootste gebruiker van het CEC. Ook vestigingsdirecteur Cees Bood is bijzonder te spreken over het ontwerp. “Niks moet, maar alles kan. Ik hoop op een kruisbestuiving met de andere gebruikers van het pand.” Samenwerking is ook het thema bij de verdere vormgeving van de school, vervolgt Bood. “We doen dat samen met de leerlingen. Ze gaan actief meedenken over de aanschaf van het interieur, enzovoorts. Dat maakt de school ook hún school.” Bood is vol lof over de betrokkenheid van de architecten. “We willen een nieuw onderwijsconcept waarbij de zelfwerkzaamheid van de leerling centraal staat. De architecten hebben vanuit hun ervaring duidelijk aangegeven wat dat betekent voor de huisvesting en welke mogelijkheden er zijn in de uitwerking. Naar aanleiding van die discussies hebben we gekozen voor 50 procent lokalen en 50 procent ruimte voor zelfstandig werken. Daarmee kunnen we ons onderwijs verder ontwikkelen. Niet alleen het gebouw is klaar voor de toekomst, wij zijn dat ook!”
De landschappelijke structuur van Langedijk vormt de leidraad voor de hoofdopzet van het CEC. Architect Arnold Burger: “Het gebied kenmerkt zich door een historische verkeersas (de ‘lange dijk’) die noord-zuid is gericht. Ten oostzijde hiervan ligt het zogenoemde ‘eilandenrijk’ bestaande uit kleine eilandjes in oost-westrichting. Het CEC krijgt dezelfde opzet: een centrale verkeersas die de richting van de lange dijk volgt, met aan weerszijden ‘eilandjes’. Deze eilandjes bestaan uit rechthoekige, uniforme blokken van drie lagen. Op de begane grond worden de culturele functies ondergebracht; de school komt op de eerste en tweede verdieping.” Burger heeft aan de uiteinden van de verbindingszone twee opvallende elementen ontworpen: een spraakmakende entree en een aula waarin ook professionele theatervoorstellingen gegeven kunnen worden. “Deze multifunctionele ruimte, die functioneert van aula tot theater, staat met zijn voeten in het water en kijkt uit over het landschap. Bij de materiaalkeuze hebben we aansluiting gezocht bij de omgeving. Oude materialen passen we op een moderne manier toe. De kleurstelling van de bouwblokken sluit bijvoorbeeld aan op die van de Dorpstraat. Het hele entreegebouw wordt bekleed met lood.”
Arnold Burger
Robert Schoutsen
Ontwerp stimuleert samenwerking Het ontwerp stimuleert deelgebruik en samenwerking. “Door culturele en educatieve instellingen samen te brengen, hopen we iets extra’s te genereren”, vertelt gemeentelijk projectleider Beukers. “Daarom komen bijvoorbeeld de creatieve ruimtes van de school en het atelier bij elkaar. Ze kunnen dan gemakkelijk samen initiatieven ontplooien. Het leescafé naast de bibliotheek wordt ook gebruikt door de dam- en schaakvereniging en de aula wordt zodanig ingericht dat verenigingen er voorstellingen kunnen geven. Daarnaast biedt de centrale gang voldoende ruimte om gezamenlijk exposities te organiseren. Het gebouw gaat zo – samen met een activiteitencoördinator – een enorme impuls geven aan het culturele leven in deze gemeente.”
Het opvallende entreegebouw
Hoog ambitieniveau De gemeente heeft als opdrachtgever een hoog ambitieniveau. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de toepassing van betonkernactivering en warmte-/koude-opslag. De warmte wordt in de zomer afgevoerd en in de grond opgeslagen en in de winter weer gebruikt. Daarmee is het ’s zomers koel en ’s winters warm. En dat met een zeer laag energieverbruik.
Begin dit jaar schreef de Leeuwarder Courant een prijsvraag uit met als prangende vraag: hoe woon je in een waterwereld? Ruim 42 deelnemers – amateurs en professionals – kwamen met plannen over het wonen in 2030 in een Friesland dat door een forse zeespiegelstijging grotendeels onder water is komen te staan. Winnaar van deze prijs werd het plan ‘Om-Sloten’ van NOsuchARCHitects, een pseudoniem van architect Siebren Baars van Grunstra Architecten Groep. De jury roemde zijn redding voor het Friese cultuurhistorisch erfgoed. Om plaatsen als Sloten bedacht hij een beschermende ringdijk, de elf steden krijgen een monorailverbinding. Een korte toelichting op Baars’ visie.
Om-Sloten in een
Landschap Friesland staat in 2030 voor het grootste deel onder water en in rechtstreekse verbinding met de zee. Het is een kwelderlandschap waar de waterstanden sterk fluctueren. Er bezinkt constant materiaal waardoor het land langzaam opslibt. Naast ondiepe zeeën zijn er grote gebieden die maar enkele keren per jaar onder water staan.
Economie Friesland draait voor een groot gedeelte op dienstverlening, waarbij mensen werken in een virtuele werkomgeving. Het kwelderlandschap is een enorme toeristische trekpleister, maar levert ook unieke landbouwproducten op zoals het zeldzame zeekraal. Watersporters weten het Friese kweldergebied massaal te vinden en ook de vissersvloot breidt sterk uit.
Nutsvoorzieningen Door de grillige ontwikkelingen in het kwelderlandschap bestaat er geen vaste infrastructuur voor nutsvoorzieningen. Woongemeenschappen moeten dus zelfvoorzienend zijn. Aan de dijk worden windmolens geplaatst, energietransport en -opslag bevinden zich in de dijk. Dijkwoningen staan tegen de dijk en maken er constructief deel van uit.
waterwereld
Siebren Baars
Vervoer Naast de luchtkussenboten en draagvleugelboten is de monorail de enige veilige en gegarandeerde vorm van openbaar vervoer. De monorail verbindt de elf omdijkte steden en is een toeristische topattractie. Meerpalen houden drijfterp op zijn plaats.
grondterp
drijfterp Drijfwoningen zijn in principe zelfstandig en kunnen ook solitair afmeren.
inversieterp
Gestandaardiseerde maat voor drijfwoningen maakt vrije uitwisseling mogelijk.
Bebouwing Bebouwing kan alleen worden gehandhaafd op de hogere gedeelten of gedeelten die worden beschermd tegen het water. Het waterlandschap kent drie soorten terpen: de grondterp (zoals we die al kennen), de drijvende terp en de inversieterp. Bij de inversieterp wordt bestaande, waardevolle bebouwing (zoals het stadje Sloten) omdijkt. De drijfterp koppelt in het zomerseizoen aan de inversieterp en biedt onderdak aan seizoensarbeiders of wordt gebruikt als vakantiewoning.
PV cellen op dak t.b.v. zonne-energie Motorboot
Drijfvlonder
Over wassen en watergolven Kapper Nan Bulthuis is al ruim 30 jaar een bekende naam in Leeuwarden. Het gaat er bij hem anders aan toe dan in de meeste kapsalons. Zo verwelkomt hij zijn klanten niet met een oude leesmap en een lauw kopje koffie, maar met kunstexposities van klanten en aan het eind van de middag met een goed glas wijn. De meest recente exposant in de kapperzaak is architect Siebren Baars. Hij stelt bij Nan Bulthuis zijn prijswinnende visie op het Friese terpenlandschap tentoon. “Een ontwerp dat zich prima leent voor een goed gesprek tijdens een knipbeurt”, aldus Nan Bulthuis.
Siebren Baars onder handen bij kapper Nan Bulthuis
Nan Bulthuis vindt het leuk om in zijn kapperszaak zowel bekende als beginnende kunstenaars een kans te geven. “Ik heb een band met schilders, beeldhouwers, schrijvers en architecten. We zijn toch kunstenaars onder elkaar: een schilder schept en creëert met verf, ik doe dat met kam en schaar. En net als in de architectuur moeten ook in mijn vak het fundament en de ondergrond goed zijn.” Nan Bulthuis gaat dan ook graag het gesprek aan met Baars tijdens de dertig minuten durende knipbeurt. “Siebren is een man met een visie die vol overgave over zijn vak kan vertellen. Dat bleek weer eens toen ik hem feliciteerde met zijn eerste prijs in de ontwerpwedstrijd ‘Ontwerp een terp’ van de Leeuwarder Courant. Hij is ’s avonds speciaal terug gekomen om mij het ontwerp te laten zien. Toen is ook het idee ontstaan om dit werk te exposeren. Want ook dit noem ik kunst.”
Vertrouwd futuristisch Nan Bulthuis krijgt in de kapperstoel veel reacties op Baars’ voorstellen voor wonen in een Friese waterwereld. “Veel klanten beginnen erover. Je wordt immers ook niet elke dag geconfronteerd met een Friesland dat door doorgebroken dijken en het wassende water grotendeels onder de zeespiegel verdwijnt. De reacties variëren van ‘het zal mijn tijd wel duren’ tot ‘help, mijn huis verdwijnt onder water’. Veel mensen vinden het heel intrigerend hoe Siebren daarmee is omgegaan. Hij ziet het water als een kans en niet als een bedreiging. Vooral zijn oplossing van drijvende huizen waarmee je op vakantie kunt gaan en de magneettrein worden erg gewaardeerd. Bovendien is het leuk om te zien hoe vertrouwd zijn futuristische ideeën eigenlijk zijn. Vroeger woonden ze in Friesland op terpen, dat doen we in de toekomst weer. Er is eigenlijk niemand die het wonen op Siebrens terp als raar of onwerkelijk ervaart. Bovendien vinden veel mensen dat delen van de provincie toch niet echt Fries meer zijn en dus best onder water mogen komen te staan. Persoonlijk kan ik bijvoorbeeld de maïsvelden in deze provincie best missen...”
Ogen openen De expositie van Baars opent je ogen, vindt Nan Bulthuis. “Door deze expositie ga je anders tegen de inrichting van de openbare ruimte aankijken. Je kunt deze ideeën nog verder doortrekken en dan zie je dat er heel veel meer mogelijk is. Wonen aan, op en in het water... Wonen op een vuilnisbelt... Siebren laat een beeld zien van een mogelijke toekomst. Architecten zijn voorlopers: goede ideeën over de inrichting van de openbare ruimte moeten van dit soort mensen komen.”
De week van Paul Loof Paul Loof is projectcoördinator van BurgerGrunstra architecten adviseurs bij de bouw van het nieuwe Martini Ziekenhuis in Groningen. “Ik ben het verlengstuk van de architect op de bouwplaats”, zegt hij. “Ik zorg ervoor dat alle betrokkenen - opdrachtgever, adviseurs en uitvoerenden - op het juiste moment over de juiste gegevens beschikken.” Dat klinkt eenvoudig, maar blijkt in de praktijk een gigantische klus. Loof hield voor ARCHEtype een week een dagboek bij.
Maandag
Woensdag
“Vandaag staat in het teken van de projectafstemming. Dagelijks zijn er zo’n duizend-en-één dingen waarover een knoop moet worden doorgehakt. Vanwege de snelheid van dit project – maximaal 31 maanden bouwen waar een paar jaar geleden nog anderhalf keer deze tijd gebruikelijk was – ligt er een enorme druk op de kwaliteit van de procesbewaking. Op dit moment zijn er buiten de drie hoofdaannemers zo’n 60 onderaannemers bij het project betrokken en zijn er ongeveer 250 mensen op de bouw aan het werk. Daarnaast wordt er ook veel buiten de werkplaats gemaakt. Zijn ze op de bouw bijvoorbeeld nog bezig met het storten van het beton, dan worden in de fabriek de kozijnen al gemaakt. Daarom moet alle informatie veel sneller bij de aannemers liggen. Het is dus belangrijk dat iedereen goed op de hoogte is van wat er wordt gedaan.”
“Op woensdag en donderdag ben ik op de bouw aanwezig. Dat betekent dat ik in alle vroegte vertrek vanuit mijn woonplaats Alkmaar. Op de bouw is het vervolgens een komen en gaan van aannemers. In de tussentijd probeer ik dagelijks ook nog de 25 ‘belangrijke’ e-mailtjes te beantwoorden en pleeg ik tientallen telefoontjes. Daarnaast overleg ik met de aannemers over de branddeuren. De opdrachtgever wil daar namelijk graag een toegangsregistratiesysteem aan koppelen. We kijken hoe we dat zo kunnen invullen dat het toch aan de voorschriften van de brandweer voldoet. Tegen de avond vertrek ik naar een bed-and-breakfast in de buurt. Daar werk ik nog een paar uurtjes aan de besprekingen van morgen.”
Dinsdag “Bij de start van de bouw is het ziekenhuis in grote lijnen ontworpen, maar zijn nog niet alle details uitgewerkt. Dat betekent dat ik binnen het bureau intensief contact heb met tekenaars en de afdeling calculatie en buiten het bureau met opdrachtgever en aannemers. Vandaag heb ik bijvoorbeeld onder meer een bespreking met de aannemer over de dekvloeren: brengen we eerst de afwerkvloeren aan en dan de sparingen of andersom? Dat soort werkprocessen bepaal je in goed overleg.”
Donderdag “Vandaag weer de nodige besprekingen. Het voorlopig ontwerp van de parkeergarage is klaar, dus overleg ik met de brandweer of dit ontwerp voldoet aan hun technische eisen. Vervolgens een gesprek met de projectleiders van de bouwcombinatie over meer- en minderwerk, waarna ik direct door kan naar de projectvoortgangsvergadering met het organisatiebureau en overige adviseurs. We lossen een aantal knelpunten op en discussiëren over de aanbestedingen van de prefab operatiekamers en het vast timmerwerk. Deze laatste bespreking loopt behoorlijk uit, zodat ik nog maar net op tijd ben voor het door de opdrachtgever georganiseerde feestje ter ere van het bereiken van het hoogste punt.
Daarna doen we dat feestje met de betrokken medewerkers van ons bureau nog eens bescheiden over, zodat ik pas diep in de nacht weer in Alkmaar arriveer.”
Vrijdag “Vandaag is een bijzondere dag: we hebben met alle medewerkers van Grunstra Architecten Groep een personeelsuitje. Leuk om alle medewerkers van de andere vestigingen weer eens te ontmoeten. En ondanks dat de dag bedoeld is ter ontspanning, praat ik toch nog even met de architect over het werk.”
epytEHCRA
ruutcetihcra eredleh ,nëeedi eredleH ANB peorG netcetihcrA artsnurG
Algemeen
Vestiging Bolsward
Vestiging Heerenveen
Vestiging Leeuwarden
. www.grunstra.nl .
[email protected]
Skilwyk - Bolsward
Turfschip Heerenveen
Schrans Leeuwarden
Postadres Postbus Bolsward
Postadres Postbus Heerenveen
Postadres Postbus Leeuwarden
. [] . []
. [] . []
. [] . []
Burger Grunstra architecten adviseurs Alkmaar Hertog Aalbrechtweg Alkmaar Postadres Hertog Aalbrechtweg Alkmaar . [] . [] . www.burgergrunstra.nl .
[email protected]