ARCHEtype
Heldere ideeën, heldere architectuur Grunstra Architecten Groep BNA
Jaargang 6, Editie 12, 2007
Architecten en directieleden Grunstra Architecten Groep / Burger Grunstra architecten adviseurs
In deze
Siebren Baars
Maartje BerenschotPostmus
Leo ter Beke
Robbert Bron
Arnold Burger
Hans Buitenhuis
René van Dam
Pieter Koot
Harmen Grunstra
Robert Landstra
Eduard Rothbauer
Robert Schoutsen
Sjouke Sieperda
Guido Schuurman
Gerrit van der Steege
Teunis Vonk
ARCHEtype
Architectuur staat niet op zichzelf, maar krijgt pas betekenis door de context. Zij maakt deel uit van het grotere geheel: de inrichting van onze leef-, woon- en werkomgeving. Grunstra Architecten Groep is dan ook meer dan puur een architectenbureau. Wij werken vaak ‘op het randje’. Op het randje omdat onze creativiteit niet beperkt blijft tot het ontwerpen, maar wij ook nadenken over de grenzen van het vakgebied: over stedenbouw, de inrichting van het proces, de wisselwerking tussen gebouw en bedrijfsvoering, de financiering van het project, enzovoorts. Wij kiezen voor een integrale benadering van het bouwvraagstuk. In deze uitgave van ARCHEtype geven we u hiervan enkele sprekende voorbeelden.
U leest over: · Een multifunctionele polikliniek in het Medisch Centrum Alkmaar. · K leinschaligheid in de zorg. · De verbinding van park en stedelijkheid in woonzorgcomplex Boulevard in Enschede. · De stedenbouwkundige inpassing van de uitbreiding van woonzorgcomplex Lelypark in Wieringerwerf. · Een prijswinnend plan voor een facelift van de centrumrand van Leeuwarden. · Onze visie op de gezondheidszorg in 2025. · Nauwere samenwerking dankzij computerondersteund 3d-modelleren. · Een grensoverschrijdende architect in Leeuwarden.
De polikliniek van de toekomst De polikliniek van de toekomst. Met een representatieve balie waar de baliemedewerker alle tijd voor je heeft. En waar, als je dan toch moet wachten, je dat in een aansprekende omgeving doet. De arts haalt je vervolgens op uit de wachtruimte en begeleidt je naar een multifunctionele spreek-/onderzoekszone waar alle benodigde specialisten voor je klaar zitten. Klinkt te goed om waar te zijn? Niet in het Medisch Centrum Alkmaar (MCA). Daar ontwierp architect Robert Schoutsen, ondersteund door projectleider Peter Has, een nieuwe polikliniek met een klantgerichte filosofie.
Zo’n vier jaar geleden was het anders. De oude wachtruimte was donker en je zag erg geen daglicht. Iedere arts had er zijn eigen kamer met zijn eigen inrichting. Bovendien stonden die kamers een groot deel van de tijd leeg omdat de arts in een ander deel van het ziekenhuis aan het werk was. Zorggroepmanager Tim Koelman: “Het sloot niet aan bij de eisen van de moderne patiënt en paste ook niet bij de gewenste uitstraling van het ziekenhuis. Bovendien was het geen verantwoorde bedrijfsvoering. Daarom besloten we het roer om te gooien. Wij wilden kwaliteit koppelen aan efficiëntie en een doelmatig gebruik van collectieve middelen. De nieuwe opzet moest duidelijk aangeven dat de patiënt – de klant – bij ons centraal staat. Dat was niet alleen een organisatorisch vraagstuk, maar ook een bouwkundig.”
Entreezone “In de nieuwe opzet zijn er drie zones”, legt architect Robert Schoutsen uit. “Je komt binnen in de entreezone die bestaat uit een wachtruimte en een servicezone met drie balies. Je meldt je bij de eerste balie en wordt doorverwezen naar een van de andere balies. Als je moet wachten, kun je dat actief doen. Er is een koffiehoek en er zijn kinderspeelplekken, internetvoorzieningen en leestafels. Deze wachtzone ligt aan de gevelkant. Er is dus volop daglicht.”
Marijke Schröder, Tim Koelman en Marion Kaandorp-Frinking.
Actief wachten in de entreezone.
“Naast de balies zijn privacyruimtes”, aldus projectleider Peter Has. “Kleine spreekkamertjes waar patiënten terechtkunnen om zich even af te zonderen nadat ze bijvoorbeeld slecht nieuws te horen hebben gekregen. Ook kunnen ze er even napraten met de medewerker en in alle rust vervolgafspraken maken. Die spreekkamer is visueel een onderdeel van het baliemeubel.”
Onderzoekszone Wanneer je aan de beurt bent, begeleidt de arts je naar de onderzoekszone: vier blokken met zes tot zeven spreek-/onderzoekskamers per blok. Marion Kaandorp-Frinking, leidinggevende van de chirurgieen orthopediepolikliniek en de polikliniek plastische chirurgie: “Per blok is er een centrale kamer voor de superviserende arts. Daaromheen werken co-assistenten, artsen in opleiding en nurse-practitioners. De kamers staan met elkaar in verbinding: ruggespraak houden is dus eenvoudig.” “We hebben daarbij bewust gekozen voor multifunctionele kamers”, vervolgt Kaandorp. “Elke kamer heeft dezelfde inrichting, dezelfde hulpmiddelen en kan door alle specialismen worden gebruikt. Alleen het blok met de wondbehandeling heeft een eigen inrichting. Ondanks de uniforme opzet hebben de kamers wel een individuele uitstraling. De architect had al gekozen voor basiskleuren per blok die terugkomen in onder meer de deuren en het wastafelmeubel. Wij hebben met kunst in dezelfde kleurstelling een persoonlijke noot aan iedere kamer gegeven. In de praktijk blijkt dat ook prima te werken: we krijgen positieve reacties van patiënten.”
Projectleider Has: “We hebben bewust de keuze gemaakt de onderzoekzone als geheel indirect met de gevel te verbinden. We kozen er dus niet voor om een paar kamers direct daglicht te geven en de rest helemaal niet. Om transparantie en licht binnen te brengen, zijn de buitenwanden van die blokken in glas met matte folie uitgevoerd. Hierdoor kan licht toch optimaal naar binnen treden.” Architect Robert Schoutsen vult aan: “De opdrachtgever wilde een hightech-uitstraling. Je vindt die terug in de glaswanden, maar ook in de kleurstellingen. Enerzijds hebben we gekozen voor harde en strakke materialen zoals glas, roestvrij staal en grijsgekleurd metaal. Anderzijds hebben we juist warme materialen toegevoegd zoals een houten achterwand bij de balies. Deze markeert de overgang van de entreezone naar de spreek-/ onderzoekskamers. Het is een heel sterk en krachtig element, dat een prachtig tegenwicht geeft aan de strakke technische uitstraling.”
Robert Schoutsen
Peter Has
Themagericht werken “In onze polikliniek van de toekomst kiezen wij voor een doelgroepbenadering”, aldus zorggroepmanager Koelman. “Per dagdeel gaan wij een ander accent leggen. Dinsdagochtend staat bijvoorbeeld in het teken van borstkanker. De verschillende specialismen op dit gebied werken dan zij aan zij. Een patiënt hoeft dus niet meer het hele ziekenhuis door en kan sneller en prettiger geholpen worden. Deze manier van werken wordt door de nieuwe polikliniek prima ondersteund.”
Efficiëntiewinst “De nieuwe opzet staat primair in dienst van de patiënt”, zegt Koelman tot slot. “Maar we kunnen nu ook slimmer omgaan met de beschikbare vierkante meters. Waar we vroeger woekerden met de ruimte, onderzoeken we nu of we de plastische chirurgie ook in de nieuwe polikliniek kunnen huisvesten. Dat betekent dat we op dezelfde oppervlakte veel meer patiënten kunnen helpen dan vroeger. Dat zou een enorme efficiëntiewinst betekenen.”
Basiskleuren per blok en kunstwerken geven individuele uitstraling aan multifunctionele kamers.
Verwerkingszone “Voor het personeel is een zone gecreëerd waarin zij rustig kunnen werken”, aldus stafmedewerker Marijke Schröder. “Artsen kunnen er hun dossiers bijwerken, studeren, met collega’s bijpraten, enzovoorts. Dit is de eerste stap naar de ontwikkeling van een specialistenlounge met werkplekken en faciliteiten zoals een medische bibliotheek en vergaderruimten. Deze opzet wordt nu al als zeer prettig ervaren. Er wordt ook meer informatie uitgewisseld.” In de verwerkingszone is ook de backoffice gehuisvest. Schröder: “Voorheen deed dezelfde medewerker tegelijkertijd de patiëntenontvangst en de telefoonafhandeling. We hebben die functies gesplitst. De patiënt meldt zich bij een baliemedewerker die alle tijd voor hem of haar heeft. De telefoongesprekken en de administratie vinden plaats in de backoffice.”
3d-modelleren: werken in de bouw, maar niet “Eigenlijk zit het huidige proces van idee naar uitvoering vreemd in elkaar”, vindt Burger. “Als architect vorm je een ruimtelijke weergave in je hoofd. Dat idee probeer je via schetsen over te dragen aan een tekenaar die het uitwerkt in tweedimensionale abstracties zoals plattegronden en gevelaanzichten. Vervolgens moet de opdrachtgever zich op basis van die tekeningen een idee vormen van het ruimtelijke ontwerp en van het functioneren in de praktijk. Dat blijkt voor veel mensen erg moeilijk. Met een 3d-model maak je je ontwerp vanaf het eerste moment inzichtelijk.”
Meer sturingsinformatie “Met een computerondersteund 3d-model bouw je vanaf het begin van de ontwerpfase aan het complete gebouw”, zegt 3d-modelleur Arno de Lange. “Je tekent geen lijntjes meer, maar je maakt een muur met bakstenen. Je creëert een complete voorstelling van hoe het gebouw er uit gaat zien, inclusief alle bouwkundige eigenschappen ervan. Het is dus meer dan een digitale maquette. Het model heeft intelligentie in zich. Je kunt bijvoorbeeld al uit een massastudie bepalen hoeveel vierkante meter grondoppervlakte je beschikbaar hebt, hoe groot de gevel is, enzovoorts. Vervolgens verfijn je dit ontwerp verder en wordt ook de beschikbare informatie steeds gedetailleerder. Met een paar muisklikken genereer je plattegronden en gevelaanzichten en krijg je inzicht in kostenposten. Je hebt dus als opdrachtgever en als architect vanaf het begin veel meer sturingsmogelijkheden tot je beschikking.”
Minder kans op fouten
Model ontmoet werkelijkheid in het nieuwe Martini Ziekenhuis in Groningen.
“In de vliegtuigbouw en bij auto-ontwerpers is het de normaalste zaak om driedimensionaal (3d) te modelleren”, zegt architect Arnold Burger. “Maar in de conservatieve bouwwereld werken we al 20.000 jaar op dezelfde manier. Ik denk dat 3d-modelleren met de computer het ontwerpproces de komende jaren drastisch gaan veranderen en waarschijnlijk de nieuwe standaard wordt.” Grunstra Architecten Groep loopt voorop in de toepassing hiervan.
Ook voor de architect is een 3d-model een handig hulpmiddel. Burger: “Je ziet eerder een vertaling van het ruimtelijke idee dat je in je hoofd hebt. Vervolgens ga je dat bijschaven en verfijnen.” Een model verkleint ook de kans op fouten. Burger: “Wanneer je vroeger bijvoorbeeld een deur in een ontwerp verplaatste, dan moest je ervoor zorgen dat dit handmatig op alle tekeningen, bestekken, en dergelijk werd aangepast. Nu gaat dat automatisch.”
Arnold Burger
Arno de Lange
in de kou Sjouke Sieperda
Gebouwenbeheer
Integratie van werkstromen Architect Sjouke Sieperda verwacht dat 3d-modelleren verschillende werkstromen samen gaat brengen. “Voorheen maakte je als architect een ontwerp, vervolgens werkte een tekenaar het uit. Daarna ging een calculator aan het rekenen en maakte een presentatietekenaar of een maquettebouwer een visuele presentatie voor de opdrachtgever. Nu worden al die losse elementen in elkaar geïntegreerd. De architect ontwerpt én tekent. De modelleur tekent én rekent én maakt presentaties. De calculator hoeft zich niet meer bezig te houden met het uitrekenen van de hoeveelheden, die krijgt hij uit het systeem. Hij kan zich dus focussen op de kern van de zaak: prijsvorming. Dat geldt ook voor de architect en de modelleur: zij kunnen zich meer richten op de uitwerking van het ontwerp tot architectuur. Het levert dus tijdswinst en kwaliteit op.” Ook aannemers en installateurs hebben voordeel van de nieuwe ontwerpmethodiek. Sieperda: “Ze krijgen een schat aan informatie. Bovendien krijgen ze een veel beter inzicht van mogelijke knelpunten in de bouw. Die kunnen daardoor al vooraf worden verholpen. Het zal dus minder voorkomen dat er ad hoc tijdens de bouw problemen moeten worden opgelost. Bovendien kunnen ze dankzij het 3d-model beter de logistiek van de bouw inplannen.”
Een volgende stap is dat de opdrachtgever het model gaat gebruiken voor zijn Facility Management. Burger: “Stel dat hij een offerte wil aanvragen bij een glazenwasser, dan weet hij met het model direct hoeveel vierkante meter glas hij heeft. Of hij signaleert een lekkage bij een afsluiter boven een systeemplafond. Hij hoeft dan niet meer boven het plafond en in allerlei dossiers te zoeken welke merk het is en waar hij onderdelen kan bestellen. Dat ziet hij met één druk op de knop. Ook ziet hij wie het ding geplaatst heeft en of er nog garantie op zit. Zover is het nog niet, maar het duurt niet lang meer.”
Prijsvraag Het werken met 3d-modellen is een hulpmiddel, aldus Burger. Het vervangt het ontwerpproces niet. “Een model maken is niet gemakkelijk. Je moet een goed ruimtelijk inzicht hebben en weten wat de consequenties zijn van je keuzes.” Dat Arno de Lange die vaardigheden beheerst, bleek onlangs. In de Autodesk Revit Library Contest in Hong Kong sleepte hij een eervolle derde plaats in de wacht. “Ik vind het werk fantastisch. Het geeft hetzelfde gevoel als vroeger met Lego, dat was ook geweldig om mee te bouwen. Ik ben eigenlijk degene die nu het gebouw bouwt. Alleen doe ik dat in de computer en niet door daadwerkelijk bakstenen te stapelen. Ik werk in de bouw, maar niet in de kou.” Een filmpje van het prijswinnende ontwerp van Arno de Lange staat op Youtube.com. Gebruik de zoektermen ‘Grunstra’ en ‘Revit’. Burger Grunstra architecten adviseurs heeft daarnaast een vacature voor een 3d-modelleur. Kijk op www.burgergrunstra.nl voor meer informatie.
Lelypark zoekt grenzen op Huidige hoofdgebouw
Gemeentehuis
Het Lelypark in Wieringermeer is een zorgcentrum met daarbij zorggerelateerde huur- en koopwoningen. Naast dit complex worden in een bijzondere stedenbouwkundige situatie zo’n vijftig zorgwoningen gerealiseerd. Bovendien wordt het bestaande gebouw verbouwd tot een intramurale voorziening voor verplegen en verzorgen. Vanuit de grenzen van het vakgebied – stedenbouw en specialistische kennis en advieswerk op het gebied van zorg en wonen – werken architecten Leo ter Beke en Robert Landstra naar het centrum ervan: de architectuur.
“Door de jaren heen heb ik veel ervaring opgedaan met bouwen voor de zorg”, vertelt architect Leo ter Beke. “Ik heb de taal leren spreken van gebruikers, opdrachtgevers en van subsidiërende en controlerende instanties zoals het College Bouw Zorginstellingen. In dit project richt ik me vooral op de verbouwing en het coördineren van wet- en regelgeving. Mijn collega Robert Landstra neemt de stedenbouwkundige invulling en het ontwerp voor zijn rekening.” “Om een gebouw toekomstwaarde te geven, moet het flexibel zijn en mee kunnen groeien met veranderende denkbeelden over zorgen en verplegen. Het moet wellicht zelfs ooit een andere functie kunnen huisvesten”, vervolgt Ter Beke. “Het huidige Lelypark is zo’n ‘flexibel’ gebouw. Zonder heel veel kosten te maken, worden enkele functieveranderingen doorgevoerd. Er wordt gestreefd naar integratie van verplegen en verzorgen en naar het bieden van meer vierkante meters. Hiermee nemen we een voorschot op de toekomstige vraag en geven we het gebouw meerwaarde.”
Raymund Limburg
Grandpré Molière Ook bij de nieuwbouw van de zorgwoningen zijn de grenzen opgezocht. In sommige gevallen zelfs letterlijk. “Het huidige Lelypark is een grootschalig gebouw in een parkachtige omgeving aan de rand van Wieringerwerf. De uitbreiding komt aan de rand van het park te liggen tussen het bestaande complex en het monumentale gemeentehuis”, schetst architect Robert Landstra de uitgangssituatie. “We wilden de uitbreiding minder grootschalig laten overkomen. Bovendien wilden we zoveel mogelijk recht doen aan het oorspronkelijke stedenbouwkundige basisplan van Wieringerwerf dat is ontworpen door Grandpré Molière. Daarin spelen zichtlijnen met markante gebouwen en pleinen een belangrijke rol. Door de tijd heen zijn de uitgangspunten van dit plan echter verwaterd. Deze opgave bood de kans om die kwaliteiten op onderdelen opnieuw in te voegen.”
Meerwaarde voor het gebied Landstra koos voor drie volumes met een onderlinge verbinding. “Het eerste volume ligt direct naast het bestaande Lelypark en krijgt een hoogteaccent om een contrast te creëren met het bestaande complex. Om op straatniveau de geïntroduceerde zichtlijnen op het park in stand te houden, komt er tussen het tweede en het derde volume een luchtbrug waar je onderdoor kunt kijken. Het derde volume ligt vlak naast het gemeentehuis. Daardoor krijgt de open vlakte naast het gemeentehuis een gevelwand en daarmee de uitstraling van een plein. We doen hiermee recht aan de visie van Grandpré Molière en creëren hiermee bovendien meerwaarde voor het gebied.”
Robert Landstra
Leo ter Beke
Stedenbouw is de basis Raymund Limburg is werkzaam bij de Bouwcompagnie, de ontwikkelafdeling van woningcorporatie Wooncompagnie in Hoorn (Noord-Holland). Hij vindt een gedegen stedenbouwkundige invulling zeer belangrijk. “De financiële onderbouwing is natuurlijk het belangrijkste uitgangspunt, maar als corporatie moeten wij er mede voor zorgen dat de leefbaarheid in de kernen gewaarborgd blijft. Dat vraagt om goede huizen en een goede manier van wonen. En dat begint met goede stedenbouw.” Limburg is content met de samenwerking tot dusver. “Je merkt voortdurend dat de regelgeving in de zorg weerbarstig is. Het is daarom belangrijk dat je om tafel zit met een architect die daar goed de weg in weet. En dat is Leo Ter Beke.” Ook de stedenbouwkundige invulling krijgt zijn goedkeuring.
“Robert Landstra heeft de gevoeligheden in het gebied naar behoren onderkend en een goede verkaveling ontworpen. Belangrijke plekken in het centrum van Wieringerwerf krijgen de aandacht die ze verdienen. Kijk bijvoorbeeld naar de mooie beëindiging van het plein rond het stadhuis, naar de doorzichten het landelijke gebied in en naar de manier waarop het huidige gebouw wordt afgeschermd.”
Spannende toekomst Nu de stedenbouwkundige kaders naar tevreden zijn bepaald, breekt de fase van de architectonische invulling aan. Limburg: “Nu gaan we ons richten op de verdere uitwerking zoals de organisatie van het woongebouw, de relatie met de straat, het binnenkomen en het faciliteren van ontmoeting. Ik vind dat een gebouw moet blijven verrassen. Het moet spannend en interessant zijn en geen gimmick worden. Bovendien moet het toekomstwaarde hebben en meegroeien met ontwikkelingen in de zorg. Dáár gaan we nu samen met de architect hard aan werken.”
Boulevard Enschede: leven naar In ARCHEtype 9 schreven we al over het ontwerp van verpleegaccommodatie Boulevard in Enschede. Een gebouw dat ontwikkel- en bouwsnelheid koppelt aan architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit én een Twents Bourgondisch chic interieur. Wim Walet van opdrachtgever AriënsZorgpalet noemt het gebouw de exponent van de visie van zijn zorginstelling: leven naar úw wens. Bouwmanager Harm Katoele van ABC Bouwmanagement Groep roemt vooral de onderlinge sfeer en het professionalisme van het bouwteam: “Door de tijdsdruk ontstond een mooie verbondenheid van het op tijd willen en gaan klaren van de klus!” Plan Boulevard is een zes bouwlagen tellende uitbreiding van woonzorgcomplex De Eschpoort. Op de begane grond bevinden zich de centrale voorzieningen zoals een Grand Café met restaurantgedeelte. Op de vijf bouwlagen erboven wonen tachtig cliënten met een verpleeghuisindicatie. Per verdieping zijn er twee groepen van acht bewoners. Vanwege de ligging was een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing vereist. Wim Walet: “Het gebouw staat aan een belangrijke ontsluitingsweg van het centrum van Enschede, namelijk De Boulevard 1945. Daarnaast grenst het aan een prachtig park. Het springt enorm in het oog. Wij wilden daarom niet alleen een functioneel en exploitabel gebouw, maar ook een gebouw met uitstraling, goed ingepast in de stedenbouwkundige setting. Dat is architecten Harmen Grunstra en Teunis Vonk goed gelukt. Zij wisten een aansluiting op het bestaande gebouw te creëren, die enerzijds verbindt en anderzijds een heel eigen stijl heeft. De gevel bestaat bijvoorbeeld uit een omlijsting van metselwerk met daarin lichte aluminium platen. Het sluit aan op het bestaande gebouw, maar heeft er niet het zware karakter van. Ook de plaatsing van een deel van het gebouw op kolommen voegt veel kwaliteit toe. Hiermee blijft vanaf de weg het achterliggende park zichtbaar. Door de kolommen in een waterpartij te plaatsen, wordt de verbinding met het park bovendien extra versterkt.”
Harm Katoele: “Boulevard is voor mij een voorbeeldproject.”
Harmen Grunstra
úw wens
Pieter Koot
Teunis Vonk
Bewuste keuze Al deze kwaliteitselementen werkten kostenverhogend. “Maar ze waren een bewuste keuze van AriënsZorgpalet”, aldus bouwmanager Harm Katoele. “We hebben samen kritisch gekeken of de huidige normen wel toereikend zijn om een product de komende decennia op een goede manier in de markt te zetten. De eisen van toekomstige bewoners zijn hoger dan die in de wetgeving. Wij hebben daarom samen met de architect en de opdrachtgever toekomstgericht ontworpen om een gebouw te maken dat zijn waarde houdt. Dat is gelukt: Boulevard steekt ver boven de middelmaat uit, maar is toch exploitabel.” “De behoefte aan privacy wordt steeds groter. Bewoners willen hun familie, of een arts of fysiotherapeut, in hun eigen woonkamer kunnen ontvangen”, vervolgt Katoele. “Om dat mogelijk te maken, is gekozen voor eigen kamers die groter zijn dan de norm. Daarnaast hebben de bewoners allemaal eigen sanitair. Ten slotte zijn ook de gemeenschappelijke huiskamers groter.”
Wim Walet: “Een functioneel en exploitabel gebouw mét uitstraling.”
Veel glas toegepast Ook het vele glasgebruik voegt kwaliteit toe aan het gebouw. Walet: “In zoveel mogelijk kamers loopt het glas door tot de vloer. Hierdoor kan een bewoner die de hele dag op bed ligt veel beter contact houden met de buitenwereld dan wanneer er een borstwering zou zijn aangebracht.” De grote raampartijen dragen ook bij aan het toetreden van daglicht in het gebouw. Architect Teunis Vonk: “Er is een inkeping over de volle hoogte van het gebouw. Daarin zijn drie grote balkons aangebracht; elk twee bouwlagen hoog. Daarachter is een vide met een geheel glazen pui. Die brengt daglicht tot diep in het gebouw. Wanneer je binnen bent, sta je daardoor toch voortdurend in contact met de buitenwereld.”
Voorbeeldproject Ontmoeting faciliteren Een restaurant op de begane grond is een ander opvallend punt in het gebouw. Interieurarchitect Pieter Koot van Grunstra Architecten Groep speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming ervan. “Ik wilde bewoners de mogelijkheden aanreiken om er zoveel mogelijk zelfstandig te vertoeven en zelf sturing te geven. Dat past ook bij de ‘Leven naar úw wens’-gedachte van AriënsZorgpalet. Nergens ademt het Grand Café de sfeer van een ouderwetse eetzaal annex activiteitenruimte. Het is een restaurantconcept met een menukaart en keuzemogelijkheden. Het ademt een culinaire atmosfeer uit. Ik omschrijf het als Twents Bourgondisch chic.” Het projectteam, bestaande uit Harmen Grunstra, Teunis Vonk, Pieter Koot en projectleider Johannes Schukken, hebben samen met de opdrachtgever er bewust voor gekozen om een open gebouw te maken waar ontmoeting gefaciliteerd wordt. Koot: “Je komt binnen en door de keuze van materialen voel je je direct op je gemak. Die laagdrempeligheid wordt versterkt doordat de openbare straat van buiten binnen nog even doorloopt en je als het ware het gebouw inleidt.”
Het gebouw wordt door bewoners, familie en medewerkers zeer gewaardeerd. En dat terwijl het in een razend tempo is ontworpen en gebouwd. Katoele onthult het geheim. “Er zijn meerdere succesfactoren, maar de belangrijkste zijn teamwork en respect. Duidelijkheid naar elkaar toe. Aangeven wat moet, wat kan en ook wat niet kan. Accepteren dat iemand zich op een positieve manier bemoeit met jouw werkterrein. Met als doel om een zo goed mogelijk gebouw neer te zetten. De druk van de tijd werkte daarbij ook inspirerend. Er was geen tijd om uit te wijden over bijzaken, we moesten dóór! We hebben allemaal onze schouders eronder gezet en hadden duidelijk dezelfde visie en einddoel. Het is ons gelukt om binnen alle kaders een prachtig gebouw te realiseren. Als bouwmanager is dit voor mij een voorbeeldproject. Zo doe ik ze graag!”
Het jaar 2025 De behoeftes in de zorg zullen de komende decennia sterk veranderen. Op initiatief van Grunstra Architecten Groep heeft een multidisciplinair team van topmensen uit verschillende landelijke organisaties en bedrijven in een aantal workshops een visie ontwikkeld op de toekomst van de zorg en hoe hierop geanticipeerd kan worden. Een futuristisch verhaal waar wetenschap, trendwatching, analyse en creativiteit aan elkaar gekoppeld een verrassend beeld van de toekomst schetsen. Het team werd geformeerd in het kader van een prijsvraag van het College Bouw Zorgvoorzieningen over de zorg in 2025. Architect Arnold Burger: “De opgave was om in het IJsselmeer een nieuwe stad voor 160.000 inwoners te ontwerpen met de zorgvoorzieningen die daar in 2025 bijhoren. Wij vonden dat deze opgave een brede benadering vereiste. 2025 is immers zover weg dat je je eerst een voorstelling moet maken van hoe de maatschappij er dan eigenlijk uitziet. Vervolgens kijk je dan welke zorg men behoeft. Pas de derde vraag is hoe de gebouwen eruit moeten zien die dit moeten faciliteren. We wisten dat we met deze benadering weinig kans zouden maken om de prijsvraag te winnen, maar we wilden niet afwijken van onze gebruikelijke werkwijze: eerst het doorgronden van de opgave, dan een visie en een concept en pas daarna een architectonische oplossing. Dat laatste vonden we voor deze opgave niet relevant.”
Brede benadering “Omdat wij als architect pas aan het eind van het proces staan, vonden we het verstandig om de groep ‘meedenkers’ veel groter te maken”, vertelt architect Guido Schuurman. “We hebben daarom een aantal visionairs, opinion leaders en dergelijke uitgenodigd voor twee brainstormsessies. We hebben daarbij zeer breed ingestoken. We hebben bijvoorbeeld gediscussieerd of er in 2025 überhaupt nog steden zijn. En of er nog curatieve zorg is of dat alles verschuift naar preventie.” Ze waren allemaal heel enthousiast om mee te werken, vult Burger aan. “Omdat iedereen vanuit zijn eigen vakgebied een beeld schetste van Nederland in 2025, leverde dat heel verschillende beelden op. Toch werden er ook een aantal trends zichtbaar. Die hebben we in de tweede workshop verder uitgediept.”
is ons nu een zorg
Verschillende toekomstscenario’s Uit de workshops kwamen verschillende toekomstscenario’s naar voren. Gekozen werd voor de uitwerking van een enigszins extreme variant om zo veranderingen in de zorg beter neer te kunnen zetten. Architect Siebren Baars: “Een van de belangrijkste medische trends die wij voorzien, is de verschuiving van repareren naar preventie. Dat is voor mij een echte eye-opener. Het past bij de tweede trend waarbij in 2025 werk, vrije tijd, sociale binding en zorg geen gescheiden elementen meer zijn, maar een continu proces waarbij alles door elkaar loopt. De horizontale indeling van ons leven gaat kantelen. Je leert terwijl je werkt. Thuis heb je via internet realtime contact met je vrienden die over de hele wereld verspreid zitten, draai je mee met je gezin en werk je nog wat mailtjes voor je werk weg. En over een aantal jaar sta je wellicht in een sporthal te fitnessen terwijl je tegelijkertijd deelneemt aan een vergadering in Japan. De traditionele indeling van door de week werken, op zaterdag sporten en op zondag rust gaat volledig verdwijnen.” Dat is ook logisch, vindt Burger. “Niet alleen gebeurt werken veel mondialer, maar daarnaast leidt deze indeling tot grote maatschappelijke problemen zoals files. Maar hij leidt ook tot fysieke problemen. Je zit de hele dag stil. Dan ga je na een sportschool waar je als een idioot gaat bewegen. Daarmee loop je blessures op die hersteld moeten worden. De volgende dag ga je weer stil zitten. Daar zijn we niet voor gemaakt.” Schuurman: “Zorgpreventie zal een veel bewuster onderdeel van onze dagbesteding gaan uitmaken. Mensen leven en werken straks volgens een ander patroon. Je werkt zeven dagen per week, gedurende een maand of negen. Dat doe je in een gebied dat economisch interessant is. Vervolgens pak je je twee koffers en vertrek je naar een ander gebied om te herstellen en te optimaliseren. Er komen dus ‘activity communities’ op economisch interessante gebieden en ‘recovery communities’ in gebieden zoals de Waddenzee en de Veluwe of aan de Middellandse Zee. Die zien er qua vormgeving totaal anders uit en vragen ook om andere zorgvoorzieningen.” Activity communities.
Siebren Baars
Arnold Burger
Recovery communities.
Guido Schuurman
Verschuiving van de zorg “Ook de invulling van de zorg gaat veranderen”, verwacht Burger. “Nu is 70% van de energie gericht op ‘damage control’, 15% op preventie en 15% op optimalisatie. In de toekomst zal ‘damage control’ niet meer de corebusiness zijn. Het gaat dan vooral om preventie en optimalisatie.” De zorg zal grotendeels rondom de communities worden georganiseerd, denkt Baars. “De centra waar hoogtechnische diagnostiek en ingrepen gaan plaatsvinden, zullen niet meer zo ruim verdeeld zijn. Ze richten zich op grote bevolkingsgroepen met een omvang van zo’n 6 miljoen mensen. In deze centra bevinden zich de kapitaalintensieve bronnen zoals dure apparatuur, huisvesting en mensen. Preventie, waarbij geen directe verbondenheid hoeft te zijn met de dienstverlener, zal vooral plaatsvinden in de activity communities waarbij de aandacht uitgaat naar het onderhouden van lichaam en geest. Ook de voormalige eerstelijnsdiagnostiek en -behandeling vinden daar plaats. Optimalisatie gebeurt met name in de recovery communities waar gewerkt wordt aan zowel lichaamscorrecties als mentale bijstellingen. Een persoonlijke begeleiding en behandeling zijn daarbij van belang. In deze communities hebben mensen ook meer tijd om voor ouderen en hulpbehoevenden te zorgen.”
Belangrijke opgave Uit de analyse werd duidelijk dat er enorme stedenbouwkundige en landschappelijke opgaven op Nederland en de rest van de wereld afkomen. Baars: “Ik vraag me af hoe bewust men zich hiervan is in plannend Nederland. Er is geen overkoepelend idee van hoe wij onze zorg in Nederland moeten realloceren. Er is geen sturing en dus onderstaat er wildgroei.” Tegelijkertijd gieten veel directeuren hun zorgvisie in beton. Burger: “Zij kiezen voor een gebouw dat bij de eisen van deze tijd past, maar dat nauwelijks kan muteren. Er zijn veel ziekenhuizen in Nederland, die kunnen niet allemaal hetzelfde blijven doen. Er is slechts behoefte aan een klein aantal hoogspecialistische instellingen. De rest doet er goed aan om zich langzaam te gaan oriënteren op bijvoorbeeld preventie of optimalisatie. Het traditionele ziekenhuis met poliklinieken en beddenhuizen zoals wij dat nu kennen, zal dan ook in 2025 niet meer bestaan.”
“Zijn wij wel grensverleggend bezig?” De interesses van directielid Hans Buitenhuis reiken ver voorbij de fases waarbij een architect normaliter wordt betrokken. Hij denkt met opdrachtgevers en gebruikers mee nog voordat er een concreet beeld is van de gebouwwensen. Na de bouw komt hij terug en onderzoekt hij kritisch of de gebouwen voldoen aan de wensen van destijds. Momenteel richt Buitenhuis zich op kleinschalig wonen in de zorg. Zijn vraag: ‘zijn wij wel grensverleggend bezig?’
“Mijn stelling is: durf altijd iemand te bevragen”, stelt Buitenhuis. “Dat geldt voor anderen, maar ook voor jezelf. Durf kritisch te zijn. Ben je wel grensverleggend bezig? Is het geen afspiegeling van wat er eigenlijk altijd al is geweest? Wij maken iets voor organisaties in ontwikkeling. Ik stel opdrachtgevers daarom voortdurend de vraag: bouw je wel voldoende voor de toekomst? Bij het opstellen van een Programma van Eisen wordt nog te vaak gekeken naar wat een organisatie nu nodig heeft. Ik ga verder. Ik wil weten wat over vijf jaar nodig is. En over tien jaar. Daarvoor wil ik bijvoorbeeld de zorgvisie van een instelling kennen. Is er bijvoorbeeld wel goed nagedacht over grootschaligheid versus kleinschaligheid?”
Risico’s nemen Met plezier ziet Buitenhuis dat opdrachtgevers bij nieuwbouw steeds meer risico durven te nemen. Naar de toekomst kijken en regels wat ruimer interpreteren. “Daarom ga ik met opdrachtgevers op pad langs gebouwen; ook van andere architecten. Ik laat ze zien hoe uiteenlopende zorgvisies zijn vertaald in een ontwerp. Vervolgens vraag ik ze: hoe gaan wij dat straks doen?” Onlangs bezocht Buitenhuis met een opdrachtgever een aantal kleinschalige woonzorgvoorzieningen. “Wat ik daar zie, spiegel ik aan wat wij in het verleden hebben gedaan. Vervolgens kijk ik naar de toekomst. Op het gebied van kleinschaligheid in de zorg, zie ik bijvoorbeeld een aantal vraagstukken. Wat is kleinschaligheid? Is dat een huisje waarin een groep men-
Hans Buitenhuis (l.) in gesprek met Han Noten.
sen de schijn van een familieband ophoudt? Hoe ervaren de bewoners en familieleden dat? Een ander thema is de exploitatie. Veel deskundigen zeggen dat het niet uit kan, anderen wijzen op de kwaliteit en het lagere ziekteverzuim onder medewerkers. Tegelijkertijd woedt de discussie of woongroepen van zes of juist van acht beter zijn. Volgens de één is een groep van zes of een veelvoud ervan slecht rendabel te krijgen. Anderen wijzen op het kwaliteitsaspect van persoonlijke betrokkenheid. Ik vind het belangrijk dat opdrachtgevers zich tijdig met dit soort vragen bezighouden en de financiële aspecten goed afzetten tegen een visie op goede zorg. En dan zullen volgens mij steeds meer instellingen kiezen voor kleinschaligheid.” In de volgende artikelen gaat Buitenhuis op zoek naar de antwoorden op zijn vragen. Hij spreekt hiervoor met een aantal betrokkenen.
“Kleinschaligheid gaat niet alleen om de bewoners, maar ook om familie en personeel” Han Noten is voorzitter van ACTIS, de branchevereniging voor de thuiszorg en verpleging- en verzorgingshuizen. Hij vindt dat in kleinschalige woonvoorzieningen een goede balans moet zijn tussen de belangen van bewoners, bezoekers, en personeel. Hans Buitenhuis sprak met hem. “Voor het gevoel van welzijn en welbevinden is het belangrijk dat mensen de dingen die in hun thuissituatie belangrijk waren, mee kunnen nemen naar een verpleegof verzorgwoning. Het gaat om het zo goed mogelijk voort kunnen zetten van het wonen zoals ze dat gewend zijn”. Aan het woord is Han Noten. “Het gaat om leefbaarheid. Daar is moeilijk in te sturen, maar je moet het wel zo goed mogelijk willen doen. Kleinschaligheid is een van de oplossingen.”
Mythes doorbreken Er zijn in zorgland de nodige mythes te doorbreken, vindt Noten. “Vooral op het gebied van efficiëntie. Volgens de heersende opvatting brengen standaardisering en grootschaligheid per definitie lagere kosten met zich mee. Ik ben daarvan niet overtuigd. Ook kleinschaligheid kan goedkoop en efficiënt georganiseerd worden. Maar je moet dan wel open durven kijken naar de taken, functies en verantwoordelijkheden van de mensen die er werken. En durf ook met een open blik naar de huisvesting te kijken.”
Groot voorstander van de aanpak in Balk
Arbeidsmarkt
Noten vervolgt: “Het gaat bij kleinschaligheid om structuur en herkenbaarheid. Niet alleen voor de mensen die verzorgd worden, maar ook voor de familie en degenen die er werken. Je wilt niet steeds andere gezichten ervaren. Het gaat ook om toegankelijkheid en laagdrempeligheid. Ik ben een groot voorstander van de manier waarop dit in Balk is toegepast. Bewoners en medewerkers koken er bijvoorbeeld samen. Tegen etenstijd verspreidt de geur zich door de gangen. Net als vroeger thuis. Dat brengt een heel andere dynamiek met zich mee. Dat heb ik in Balk kunnen ervaren. Dat is zo belangrijk, ook voor architecten. Het gaat niet alleen om het creëren van ruimtes; het gaat er ook om dat je de verbinding weet te maken met de gemeenschap die er gebruik van gaat maken.”
Noten benadert het vraagstuk van kleinschaligheid ook vanuit het personeelsmanagement. “Een groot probleem in de zorg is het vinden van goede mensen. Dat wordt een kritische factor in de bedrijfsvoering. Je kunt het werk van mensen interessant maken, en daarmee het vak aantrekkelijk, door ze meer autonomie te geven. Dat betekent dat je een werkgemeenschap moet creëren waarin mensen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en waarmaken. Daar past kleinschaligheid goed bij.”
Noten vindt dat mensen nog te weinig nadenken over waar zij zelf terecht willen komen wanneer ze zorgbehoeftig worden. “Ik zou kiezen voor de verpleegwoningen in Balk. Dat is het soort voorziening dat ik nog kan overzien. Je hebt er niet het gevoel dat je wordt weggestopt. En je kunt er nog iets meenemen van je vorige leven.”
“De gedachten over huisvesting zijn weerbarstig”, stelt Noten. “We denken nog steeds dat grootschalig bouwen goedkoper is. Een grootschalig gebouw met weinig flexibiliteit belemmert je echter bij toekomstige vernieuwingen en veranderingen. Je zet jezelf met kapitaal en stenen vast. Daardoor ben je ontzettend kwetsbaar. Het is nu succesvol, maar je hebt een probleem wanneer de vraag uit de markt verandert.”
“Privacy is zo belangrijk! Deze woningen bieden dat.” “Iedere bewoner beschikt over een grote woon-/slaapkamer waar eigen meubelen geplaatst kunnen worden waardoor wij als partner, kinderen en familieleden de mogelijkheid krijgen ons daar met onze dierbaren terug te trekken en op die manier wat dichter bij ze kunnen zijn. Ook de eigen royale bad-/toiletruimte biedt ruimte om de mensen in al hun kwetsbaarheid een stukje privacy te geven zonder gestoord te worden.” “Naast deze privacy ontdekten we ook de bespreekbaarheid met de leidinggevenden. Omdat de lijnen kort zijn, kan er snel worden gereageerd, ook dit is een voordeel van de kleinschaligheid. Verder wordt er gekeken en gehandeld naar wat de bewoner zélf nog kan. Ze worden hierin gestimuleerd en dat ervaar ik als een groot goed! Omdat de woongroep klein is, is de betrokkenheid tussen familieleden, bewoners en verzorgers groot. Dit alles draagt bij aan een stukje kwaliteit van leven.”
Als gevolg van de ziekte van Alzheimer verhuisde de partner van Tineke Smit uit Elahuizen zo’n twee jaar geleden naar een verpleegwoning in Balk. Omdat zij in een tijd van toenemende werkdruk, bezuinigingen en negatieve persaandacht rond de verpleegzorg een positief geluid wil laten horen, schreef zij de volgende bijdrage.
“Aanvankelijk stond ik sceptisch tegenover opname. Eenieder die hier mee te maken krijgt, begrijpt mijn gevoel van twijfel, het verdriet om los te moeten laten. Maar toen ik samen met mijn man een kijkje in Balk had genomen, kwam er ook een ander gevoel boven! Een gevoel van dankbaarheid dat we zo dicht bij huis een nieuwe vorm van verpleeg-wonen ontdekten. Deze vorm van wonen in een kleinschalig project (4 woonunits voor totaal 32 bewoners) sprak en spreekt ons zeer aan. Er is namelijk veel privacy, en deze privacy is mijns inziens van essentieel belang. Immers een groep mensen die letterlijk en figuurlijk al zoveel kwijtraken kunnen we op deze manier nog een stukje ‘thuis’ aanreiken. Een elementaire behoefte waar men recht op heeft.”
Herinneringen “In de woningen wordt de woonsituatie van thuis zoveel mogelijk doorgezet. De was wordt grotendeels in eigen beheer uitgevoerd. Ik zie geregeld de vrouwelijke bewoonsters het wasgoed sorteren, opvouwen en strijken. Dit alles brengt een huiselijke sfeer met zich mee. Sinds een paar maanden wordt er per woning zelfstandig gekookt. Geregeld wordt er samen met de bewoners gewinkeld in de plaatselijke supermarkt en vervolgens helpen de bewoners die dat nog kunnen, mee bij het bereiden van de maaltijd. De bedrijvigheid rond dit hele gebeuren is goed voor deze mensen. De geur van het eten koken roept een herinnering op én een niet te verwaarlozen aspect: de eetlust wordt hierdoor opgewekt!”
Groot respect
te creëren voor een groep kwetsbare mensen die onze liefde en aandacht meer dan verdienen.”
“Ik heb groot respect voor de leiding en de medewerkers. Ik zie hoe ze – zo kort na opening – dwars door alle werkdruk en ‘kinderziektes’ heen al veel hebben gerealiseerd en tot volle tevredenheid constateer ik hoe liefdevol men omgaat met de medemens. Verder zie ik mooie functionele woningen die het mogelijk maken een huiselijk en warm leefklimaat
“Ik wil dit verhaal kwijt om vast te houden wat goed is. Dit soort wonen en begeleiden is goed en dat wil ik hier door middel van dit verhaal graag verwoorden en aan anderen doorgeven!”
“Zoeken naar de balans tussen exploitatie en kwaliteit”
Peter Dijkstra
Peter Dijkstra is locatiemanager bij zorggroep Plantein en onder andere verantwoordelijk voor de door Grunstra Architecten Groep gerealiseerde verpleegwoningen in Balk. “We hebben er heel bewust voor gekozen om deze woningen geen overkoepelende naam te geven. We willen dat het genormaliseerd wonen is. Wanneer je woningen een naam geeft, dan krijgt het geheel al snel een institutioneel karakter. Dat wilden we juist niet.” “Kleinschaligheid in de zorg kun je op twee manieren bekijken”, stelt Dijkstra. “Vanuit het fysieke en vanuit het organisatorische. Vanuit het fysieke heb je het over woningen die gegroepeerd zijn, met per woning een klein aantal bewoners. Zij proberen er zo normaal mogelijk hun eigen leven voort te zetten en worden er gesteund in de beperkingen die zij dagelijks ervaren. Maar je kunt ook in een grootschaliger voorziening best kleinschaligheid organiseren. Je kunt trachten de kleinschaligheid, het normale leven en wonen, na te bootsen in een grote instelling. Een kleinschalige voorziening kan ook alleen maar bestaan bij de gratie van een grote voorziening op de achtergrond. Je zult altijd intensief moeten samenwerken, anders is het domweg niet exploitabel te krijgen. Dat is zelfs met zo’n voorziening op de achtergrond al moeilijk genoeg.”
De bewoner centraal Kleinschaligheid is woekeren met de beschikbare vierkante meters, erkent Dijkstra: “We proberen zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van een bewoner en aan het leven dat hij of zij daarvoor geleefd heeft. Daarvoor wilden wij letterlijk de ruimte creëren. Vervolgens is dan de vraag: wat betekent dit voor de medewerkers en hoe kunnen wij hun werk zo goed mogelijk organiseren? Wij hebben in Balk gekozen voor grote gemeenschappelijke huiskamers, grote persoonsgebonden kamers en individuele badkamers. We hebben daarvoor ruimte onttrokken aan de dienstruimtes voor de medewerkers. Een bewuste keuze. Wij willen dat onze medewerkers zoveel mogelijk met de bewoners bezig zijn. En overleg met een bewoner of zijn familie kan ook prima in de eigen kamer.”
Van acht naar zes In Balk ging Plantein nog uit van acht bewoners per eenheid. Inmiddels kiest de stichting voor groepen van zes. Dijkstra: “Eén groep van zes is niet echt exploitabel, met twee groepen wordt het iets gunstiger. Nog beter is het om met drie of vier groepen van elk zes bewoners te werken. Maar het gaat ons niet alleen om het geld. De belangrijkste reden om terug te gaan van acht naar zes is een kwalitatieve. We zien dat de zorgzwaarte van bewoners sterk toeneemt. Een personeelslid moet dit ook allemaal maar kunnen behappen en goede zorg kunnen leveren. Je kunt vanuit exploitatieredenen dan wel kiezen voor een groep van acht, maar wat heb je daaraan wanneer de zorg achteruit holt? Met zes bewoners kunnen we net een goede balans bieden tussen enerzijds de bedrijfsvoering en anderzijds de kwaliteit die gevraagd wordt. En dáár gaat het om in de zorg.”
CRE8 Architecten botoxt stadscentrum van Leeuwarden Jaarlijks organiseert ARK Fryslân tijdens de Nacht van de Architectuur een ideeënprijsvraag. Nadat vorige keer Grunstra Architecten Groep via architect Siebren Baars de hoofdprijs veroverde, was het deze keer de beurt aan Robert Landstra en Teunis Vonk van CRE8 Architecten. Onder het pseudoniem BOTOX gaven zij samen met de Italiaanse architect Vincenzo Mennillo een gebied aan de rand van het centrum van Leeuwarden een prijswinnende facelift.
“De prijsvraag vroeg om een nieuwe invulling voor een gebied aan de rand van het Leeuwarder centrum: de Tesselschadestraat en omstreken”, aldus Landstra. “Dat werd omschreven als een straat met vele functies voor de stad; een verbinding tussen oud en nieuw, tussen stadsrand en centrum en tussen wonen en werken. Mooie woorden, maar het is gewoon een prachtig stukje Leeuwarden – aan het water en dicht tegen het centrum – dat nu nauwelijks gebruikt wordt.” De locatie komt in 2008 beschikbaar. In de prijsvraag werd de vraag gesteld: welke ontwikkelingen zijn er dan op deze veelzijdige plek in de stad gewenst? Landstra: “Waar veel inzenders kozen voor een architectonisch hoogstandje, zochten wij een stedenbouwkundig antwoord. Wij vinden het belangrijker om eerst te bepalen wat een gebied kan betekenen voor een stad. Je kunt immers wel een mooi gebouw ontwerpen, maar het gaat om de verankering van dat gebied: wat heeft het nodig om een impuls te kunnen geven aan de stad?”
Gedegen analyse Een goede stedenbouwkundige invulling begint met een gedegen analyse. Teunis Vonk: “Leeuwarden is als oude handelsstad nog steeds rijkelijk voorzien van grachten en kanalen. De stad is zich ook bewust van deze rijkdom en wil de wateromgeving aantrekkelijker maken voor toeristen, recreanten en de eigen inwoners. Voor de trend ‘wonen aan het water’ heeft de stad alle ingrediënten in huis. Het wordt ook tijd dat Leeuwarden inspringt op deze behoefte, maar het moet wel gedaan worden op een schaal die bij een stad past. Wonen aan het water wordt nu in Leeuwarden vooral geassocieerd met een aanlegplaats in een achtertuin. De entrepothaven van Rotterdam en de eilanden in Amsterdam laten zien dat het ook anders kan. Het gebied ligt aan de Harlingervaart en op loopafstand van het oude stadscentrum. Via de Harlingervaart kun je naar de oude stadsgrachten varen die ‘s avonds sfeervol verlicht zijn. Ook kun je naar het Prinses Margrietkanaal, van waaruit het Friese merengebied eenvoudig is te bereiken. Het is dus de ideale plek om een binnenhaven te creëren met daaromheen appartementen in het duurdere segment. Het is ‘the place to be’ voor de Leeuwarder yuppen, zakenlui en senioren die de luxe van de binnenstad en de luxe van een boot allebei binnen handbereik wil hebben.”
Teunis Vonk
Robert Landstra
Parkeergarage
Fries Architectuur Instituut
ElfstedenHaven
Escher museum
Winkels & Wonen Brug
Harlingervaart Marshallweg
Cruciale plek De locatie ligt op een cruciaal punt aan de route van binnenstad naar het WTC Expo. Landstra: “Het volstaat daarom niet om alleen woningbouw toe te passen. Deze plek heeft een impuls nodig die de route van het centrum naar het WTC Expo interessant maakt en gevoelsmatig verkort. Aangezien Leeuwarden er naar streeft het centrum van de stad zoveel mogelijk autoluw te maken, is het een ideale plek om ondergronds parkeermogelijkheden te creëren. Via een transferium kan men vervolgens het WTC Expo of het centrum van de stad bereiken. Dat kan op verschillende manieren: via betrekkelijk eenvoudige ingrepen hebben we bijvoorbeeld een aantal groenzones aan elkaar gekoppeld waardoor er een aantrekkelijke wandelroute naar het centrum is ontstaan. Maar je kunt ook een stadsbus of een watertaxi pakken. Door alles bij elkaar te laten komen, krijg je echte beleving.”
Vincenzo Mennillo
“Met de plannen voor de ‘haak’ rond Leeuwarden zal de aangrenzende Marshallweg een van de belangrijkste invalswegen van de stad worden”, vervolgt Landstra. “Wil ons transferium een kans van slagen hebben, dan moet er letterlijk een brug geslagen worden tussen de Marshallweg en het transferium. Hierdoor zal de locatie als het visitekaartje van de stad gaan fungeren.”
Elfstedentocht en Escher Met de rijke geschiedenis van Leeuwarden is er ook voldoende historisch materiaal om te laten zien. Dat wordt nu nog onvoldoende benut: afgezien van de monumentale panden en grachten kan men buiten de musea weinig van deze historie ontdekken. Vonk: ”Leeuwarden is bijvoorbeeld het start- en finishpunt van de Friese Elfstedentocht. In de stad is er echter maar weinig dat hieraan refereert. Om de bezoeker van de stad iets mee te geven van deze geschiedenis, hebben we in de binnenhaven het thema ‘Elfstedentocht’ verwerkt. Deze haven heeft de vorm van het traject: in de verschillende ‘steden’ kunnen bezoekers informatie over die stad vinden. De haven en het museumplein kunnen ook gebruikt worden als startpunt voor alle verschillende Elfstedentochten.”
‘Dokkum’
Ook de in Leeuwarden geboren grafisch kunstenaar M.C. Escher is in de vergetelheid geraakt. De meeste Leeuwarders weten niets van zijn afkomst. “Op het voormalige NHL-terrein hebben wij een Fries Architectuur Instituut gepland”, vult Landstra aan. “Door middel van tentoonstellingen, met een vaste vleugel voor het werk van Escher, moet dit instituut zowel het professionele werkveld als het grote publiek informeren, inspireren en stimuleren. Dit alles maakt het voor de middenstand ook interessant om zich op de locatie te vestigen.”
‘Leeuwarden’ ‘Franeker’ ‘Harlingen’
Plan met potentie ‘Sneek’ ‘Bolsward’ ‘IJlst’ ‘Workum’
‘Hindelopen’ ‘Staveren’
‘Sloten’
De jury gaf aan dat de grootste plus van de invulling van CRE8 Architecten in het stedenbouwkundige plan ligt. Goede delen van de huidige bebouwing blijven behouden, en de nieuwbouw aan de kade volgt de omgeving. Door huizen te situeren aan de noordelijke rand van het plangebied, vindt het concept aansluiting op de naburige woonwijk. Kortom: volgens de jury zou de stad dit plan moeiteloos in zich op kunnen nemen.
Made in Italy. In Friesland. Toen Mennillo begin dit jaar besloot om in Nederland te gaan werken, had hij de grote bureaus voor het uitkiezen. Toch koos hij voor het kleine CRE8 Architecten. Een bezoekje aan de website trok hem daarbij over de streep. “Ik was zeer geïnteresseerd in het project dat Robert Landstra en Teunis Vonk een aantal jaar geleden in Arum hebben gedaan. Daar kreeg een kleine, maar archetypische dorpsschool een hele moderne uitbreiding. Toen ik dat zag, kreeg ik echt het gevoel dat ik op het gebied van architectuur op dezelfde lijn zit als Teunis en Robert. Zij hebben bij het schooltje gekozen voor een moderne uitbreiding die contrasteert met het oude schoolgebouw. Maar tegelijkertijd sluit de aanbouw er heel mooi op aan. De nieuwbouw geeft allure aan de oudbouw. En de oudbouw brengt het functionele en archetypische over naar de nieuwbouw. Beide delen geven samen expressie aan één nieuw concept. In Italië zou men er bij zo’n aanbouw voor kiezen om de oudbouw te reproduceren. Daar ben je welhaast verplicht om het oude te respecteren en zul je er zelden nieuwe materialen en zienswijzen aan toevoegen.”
De Italiaanse architect Vincenzo Mennillo studeerde architectuur en interieurarchitectuur aan de universiteit van Napels ‘L.Vanvitelli’. Na omzwervingen over de hele wereld is hij nu in Nederland aanbeland. Bij CRE8 Architecten voelt het voor hem als thuiskomen: “Ik ben onder de indruk van de architectuur in dit land. Nederlanders lopen voorop met de toepassing van nieuwe materialen en staan open voor nieuwe concepten en ideeën.”
Dit ontwerp van De Opslach in Arum trok Vincenzo over de streep.
Nederlandse taal Mennillo heeft bij CRE8 Architecten meegewerkt aan het prijswinnende ontwerp voor de centrumrand van Leeuwarden (zie het vorige artikel). “Dat was heel leuk om te doen; een vliegende start. Op dit moment ben ik me aan het verdiepen in de Nederlandse wetten en regels. Ik ben trots op mijn Italiaanse ‘ontwerp-roots’, maar probeer alles zoveel mogelijk op zijn Nederlands te doen. Want om goede architectuur te kunnen leveren, moet je je verdiepen in de aard en de identiteit van de gebruikers. Architectuur beïnvloedt het leven van mensen, maar andersom is dat ook het geval.”
Algemeen
Vestiging Bolsward
Vestiging Heerenveen
CRE8 Architecten
. www.grunstra.nl .
[email protected]
Skilwyk - Bolsward
Turfschip Heerenveen
Schrans Leeuwarden
Postadres Postbus Bolsward
Postadres Postbus Heerenveen
Postadres Postbus Leeuwarden
. [] . []
. [] . []
. [] 9 99 . [] 6 54 41 . www.cre8-architecten.eu .
[email protected]
Burger Grunstra architecten adviseurs Alkmaar Hertog Aalbrechtweg Alkmaar Postadres Hertog Aalbrechtweg Alkmaar . [] . [] . www.burgergrunstra.nl .
[email protected]