HBO Bacheloropleiding Business Management
Praktijkgids voor bedrijfsmentoren
Auteur
Thies van der Linde en Miranda Vermeulen Datum
Oktober 2013 Cursuscodes Traineeship P Traineeship 1 Traineeship 2 Traineeship 3 Traineeship 4
MPNL-BATRJOB1-12 MBBM-TRAIN1-13 MBBM-TRAIN2-13 MBBM-TRNESHP3-09 MBBM-ABKTRSHI-10
© Hogeschool Utrecht, Utrecht, 2013
Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan.
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Inhoudsopgave Belangrijke adressen 4 Inleiding 4 Algemene informatie 5 De Hogeschool Utrecht (HU) .................................................................................................... 5 De Faculteit Economie & Management (FEM) ....................................................................... 5 Praktische informatie traineeship 6 Doelstellingen traineeships ....................................................................................................... 6 Competentieontwikkeling........................................................................................................... 6 Voorwaarden voor het traineesbedrijf 6 Traineeship propdeuse 7 Opzet traineeship........................................................................................................................ 7 Competentieontwikkeling ........................................................................................................... 7 begeleiding praktijkopdracht door bedrijfsmentor .................................................................. 7 Aantal werkdagen in het traineebedrijf .................................................................................... 8 Bedrijfsbezoeken docentbegeleider ......................................................................................... 8 Traineeship 1 & 2 8 Opzet traineeship........................................................................................................................ 8 competentieontwikkeling............................................................................................................ 9 Begeleiding praktijkopdracht door bedrijfsmentor .................................................................. 9 Aantal werkdagen in het traineebedrijf .................................................................................... 9 bedrijfsbezoeken docentbegeleider ....................................................................................... 10 Traineeship 3 10 Opzet traineeship...................................................................................................................... 10 competentieontwikkeling.......................................................................................................... 11 Begeleiding praktijkopdracht door bedrijfsmentor ................................................................ 11 Aantal werkdagen in het traineebedrijf .................................................................................. 11 bedrijfsbezoeken docentbegeleider ....................................................................................... 12 Traineeship 4 12 opzet traineeship ...................................................................................................................... 12 competentieontwikkeling.......................................................................................................... 13 Begeleiding praktijkopdracht door bedrijfsmentor ................................................................ 13 Aantal werkdagen in het traineebedrijf .................................................................................. 14 bedrijfsbezoeken docentbegeleider ....................................................................................... 14 Goedkeuringsprocedure traineeship 14 Vergoeding en afspraken 14 Invulling en activiteiten traineeship 15 Vóór de start van het traineeship ........................................................................................... 15 De eerste weken van het traineeship .................................................................................... 15 Activiteiten tijdens het traineeship .......................................................................................... 16 In te leveren documenten ........................................................................................................ 17 Rolverdeling tijdens het traineeship 17 De rol van de docentbegeleider .............................................................................................. 17 De rol van de bedrijfsmentor ................................................................................................... 18 De rol van de student ............................................................................................................... 18 De rol van de accountmanager / coördinator traineeships ................................................. 18 De rol van het Praktijkbureau FEM ........................................................................................ 18 Afronding traineeship 18 Afronding bij het leerbedrijf...................................................................................................... 18 Beoordeling van het traineeship ............................................................................................. 19 Visie en didactiek Business Management 19 Algemeen ................................................................................................................................... 19 Didactisch concept ................................................................................................................... 20 Opleidingsstructuur................................................................................................................... 20 Didactische instrumenten ........................................................................................................ 21 2/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Thema’s vanaf het tweede studiejaar .................................................................................... 22 Specifieke rol SLB/docentbegeleider ..................................................................................... 22 Niveau ........................................................................................................................................ 23 Toetsing bij Business Management ....................................................................................... 23 Bijlage: Competenties 24
3/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
BELANGRIJKE ADRESSEN De opleiding Business Management valt onder het Institute for Business Administration, Faculteit Economie en Management (FEM) van de Hogeschool Utrecht. Het adres is: Hogeschool Utrecht Faculteit Economie & Management - Institute for Business Administration Opleiding Business Management Padualaan 101, 3584 CH Utrecht Postbus 85029, 3508 AA Utrecht Accountmanager / Coördinator traineeships Business Management • Dhr. T. van der Linde 088 481 63 26 Kamer 1.78 thies.vanderlinde @hu.nl Teamleider Business Management • Dhr. A. Molenaar Kamer 2.41 HU Amersfoort
[email protected] Praktijkbureau FEM • Mevr. M. Vermeulen 088 – 481 6251 Kamer 1.63
[email protected] Het Praktijkbureau is verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling van de traineeships. Traineeship beoordelingen dienen naar het Praktijkbureau gemaild of gefaxt te worden. Ook aanvragen voor eventueel toekomstige traineeships kunnen door het Praktijkbureau op de interne stage vacature site geplaatst worden. U kunt deze aanvragen indienen via een online formulier. Voor meer informatie: Kijk op internet: www.praktijkbureaufem.hu.nl voor algemene informatie en vind daar op de webpagina van het Insitute for Business Administration de specifieke informatie over de Business Management traineeships. Beroepenveldcommissie De Beroepenveldcommissie heeft in zijn algemeenheid als taak de opleiding te adviseren over het beroepenveld. De opleiding legt plannen en dilemma’s betreffende de invulling van het onderwijs voor aan deze vertegenwoordiging van het beroepenveld. Voor Business Management wordt een Beroepenveldcommissie gevormd met vertegenwoordigers van het MKB. INLEIDING De opleiding Business Management is in september 2007 van start gegaan en richt zich op het opleiden van studenten die graag actief zijn in leidinggevende functies binnen kleine en middelgrote bedrijven (MKB). Het gaat daarbij om de zakelijke dienstverlening en de handel. Een belangrijk onderdeel van de studie is het leren in de praktijk. Deze praktijkgids voor bedrijfsmentoren bevat informatie over de begeleiding van studenten die hun traineeship van de opleiding Business Management in uw organisatie vervullen. Bij de opleiding Business Management wordt werken en leren op een bijzondere wijze gecombineerd, wat ingaat vanaf het eerste studiejaar. In het tweede en derde jaar volgt de student twee dagen in de week onderwijs op school en daarnaast werkt én leert de student drie dagen in de week in een bedrijf. In het vierde jaar volgt de student een dag in de week onderwijs op school en leert de student vier dagen in de week in een bedrijf. Zo leert hij/zij via de onderwijsvorm ‘werkend leren’ bedrijfskundige, commerciële en HRM-competenties aan, die men nodig heeft om straks goed als bedrijfsmanager te functioneren.
4/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
De opleiding geeft de hoofdlijnen aan van wat de student moet kennen en kunnen om straks recht te hebben op een bachelordiploma. De inkleuring van de competenties die de student moet beheersen kan hij/zij deels zelf bepalen door bijvoorbeeld de keuze van het leerbedrijf, zijn/haar rol daarbinnen en het type opdrachten en werkzaamheden die de student kan uitvoeren. De opleiding Business Management, u als bedrijfsmentor en de student maken via de traineeships feitelijk samen als zogenoemde co-makers een deel van het onderwijs. Dit doen we samen, maar let wel: de student creëert daarin zijn/haar eigen kansen, maar is ook tegelijkertijd zelf verantwoordelijk voor het eigen leerproces. Want dat is wat de student straks ook moet kunnen als hij/zij later in een managementfunctie terecht komt. De praktijkcoördinator, opleidingsmanager, docentbegeleider en het Praktijkbureau zorgen samen voor de coördinatie van het traineeship en voor het goede verloop en de kwaliteit van deze bijzondere vorm van praktijkonderwijs. In deze praktijkgids en op de website van ons Praktijkbureau (www.praktijkbureaufem.hu.nl) treft u hierover alle relevante informatie. Wij bedanken u dat u onze student wilt helpen bij zijn competentieontwikkeling, door het beschikbaar stellen van een leer-/werkplek. Wij wensen u een leuk, leerzame, uitdagende en vooral succesvolle periode voor wat betreft het begeleiden van onze student! Thies van der Linde Accountmanager / Coördinator traineeships Business Management ALGEMENE I NFORMATIE DE HOGESCHOOL UTRECHT (HU) De HU is een grote hogeschool die centraal in Nederland gevestigd is. Met de zeventig opleidingen op het gebied van gezondheidszorg, communicatie en journalistiek, educatie, natuur en techniek, maatschappij en recht en economie en management bestrijkt de HU vrijwel alle maatschappelijke velden. Jaarlijks studeren meer dan 5000 studenten af aan de verschillende opleidingen. Meer nog dan een onderwijsinstelling is de HU een kennisinstituut. De docenten onderhouden intensieve contacten met de beroepspraktijk. Door toegepast onderzoek weten ze het vakgebied steeds verder te verdiepen. De HU werkt nauw samen met andere onderwijsinstellingen, met het bedrijfsleven, met overheden en maatschappelijke organisaties om in constante wisselwerking het onderwijsaanbod en de hierbij behorende kennis op peil te houden. De Hogeschool Utrecht bestaat uit verschillende Instituten, Academies en Centra, onderverdeeld in verschillende faculteiten: Economie & Management (FEM), Natuur en Techniek (FNT), Communicatie en Journalistiek (FCJ), Maatschappij en Recht (FMR), Educatie (FE) Gezondheidszorg (FG). DE FACULTEIT ECONOMI E & MANAGEMENT (FEM) De FEM verzorgt voltijd-, deeltijd- en duale onderwijsopleidingen voor een bachelor-degree in de volgende instituten. Een instituut kan uit één of meerdere opleidingen (met eventueel een specialisatie) bestaan: Institute for Business Administration: • Business Management (BM) • Bedrijfskunde MER (BKMER) • Logistiek en Economie (LE) • International Business and Management Studies (IBMS) (Engelstalige opleiding) Institute for Business Economics: • Bedrijfseconomie (BE) • Accountancy (AC) • Financial Services Management (FSM) 5/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Institute for Marketing & Commerce: • Commerciële Economie (CE): - Sales Marketing & Management (SMM) - International Management & Marketing (IMM) - Sport & Entertainment Marketing (SEM) - One-to-One-Marketing - Leisure & Events Marketing (LEM) • International Business and Languages (IBL) De opleidingen kennen een gemeenschappelijk doel: studenten theoretisch en praktisch voorbereiden op het uitoefenen van managementfuncties. Deze doelstelling is alleen te verwezenlijken in nauwe samenwerking met de beroepspraktijk. Die samenwerking kent de hogeschool sinds de oprichting in 1970. De FEM beschouwt contacten met het beroepenveld dan ook als cruciaal voor de kwaliteit van de opleidingen. De vierjarige studie aan de hogeschool, onderverdeeld in een propedeusejaar en een hoofdfase van drie jaar, mondt uit in de titel “bachelor”. Het praktijkelement neemt tijdens de studie een belangrijke plaats in; het aandeel van projecten, practica, gastcolleges, bedrijfsbezoeken, praktijkopdrachten, stages en de afstudeeropdracht beslaat ongeveer een derde van het totaal van een gemiddelde studie. De opleidingen binnen de FEM kennen allemaal twee stageperiodes. De opleiding Business Management heeft deze stages vertaald in traineeships. In het tweede en derde studiejaar ligt het leeraccent voor een groot deel in de praktijk. In het vierde studiejaar ten slotte vindt een afstudeeronderzoek plaats bij een bedrijf. PRAKTISCHE INFORMATI E TRAINEESHIP DOELSTELLINGEN TRAIN EESHIPS De uitgangspunten van de traineeships zijn voor een belangrijk deel geënt op de algemene doelstellingen van de FEM: De vorming van toekomstige managementfuncties in het bedrijfsleven. Het specifieke van de traineeships zit ‘m in een betere afstemming op de praktijk middels vraagsturing, flexibilisering en just-in-time werkzaamheden. Daarnaast ontwikkelen de studenten competenties (zie ook de bijlage) ten aanzien van de volgende doelstellingen: leren werken, leidinggeven en ondernemen in een professionele beroepsomgeving; theorie vertalen naar de praktijk van bedrijfsvoering in een MKB-bedrijf; resultaat- en oplossingsgericht leren werken in de dynamiek van de dagelijkse praktijk; ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden om een organisatie aan te sturen; het aanleren van een professionele beroepshouding binnen de bedrijfscultuur van het commerciële bedrijfsleven/MKB. Het spreekt voor zich dat de deelnemende bedrijven aan de ontwikkeling van de competenties meewerken en de trainee de ruimte geven voor een eigen kijk en aanpak bij onderzoek en uitvoering van de werkzaamheden. COMPETENTIEONTW IKKEL ING Leidraad voor de beoordeling van het traineeship is de competentiekaart Business Management. De competentiekaart is een uitgewerkt toetsinstrument op basis van de algemene domeincompetenties (zie bijlage). Elke student heeft een competentiekaart, dat hij/zij als vast onderdeel van het portfolio kan beschouwen.
VOORWAARDEN VOOR HET TRAINEESBEDRIJF Een traineebedrijf voldoet aan de volgende voorwaarden. In sommige gevallen kan na screening door de accountmanager worden besloten enigszins af te wijken.
Bij het traineebedrijf werken minimaal 10 medewerkers en maximaal 250 medewerkers. Het traineebedrijf is een (commerciële) organisatie in de zakelijke dienstverlening of handelsbranche (b.v.k. geen winkel). 6/30
© Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Het traineebedrijf heeft een grote mate van beleidsvrijheid c.q. is relatief onafhankelijk van een eventuele moederorganisatie. De student heeft de gelegenheid om zijn/haar competenties te ontwikkelen omtrent de diverse facetten van bedrijfsvoering op operationeel en tactisch niveau, met behulp van opdrachten en training ‘on the job’. De student heeft de mogelijkheid om ‘alle’ processen binnen de dagelijkse bedrijfsvoering mee te maken. De werkzaamheden zijn op HBO-niveau. De student krijgt de benodigde faciliteiten om goed te kunnen functioneren in de organisatie (werkplek, inlogaccount, etc) De bedrijfsmentor(minimaal HBO niveau) is minimaal één van de werkdagen per week beschikbaar voor begeleiding. De student krijgt een financiële vergoeding voor zijn/haar activiteiten voor de meewerkdagen. Deze vergoeding is conform (minimaal) minimumloon, tenzij met de student anders afgesproken.
Voorwaarden t.a.v. Traineeship Propedeuse De student krijgt een kwart van de tijd ruimte om aan de duurzaamheidsopdracht te werken. Voorwaarden t.a.v. de overige traineeships De student wordt betrokken bij het leidinggeven / management, passend in het doel van de opleiding om leidinggevenden op te leiden. De student krijgt gelegenheid te werken aan de inhoudelijke onderwijsopdrachten en heeft toegang tot de benodigde managementinformatiebronnen. Deze schoolopdrachten leiden tot concrete beroepsproducten, die waarde kunnen toevoegen aan het leerbedrijf. TRAINEESHIP PROPDEUS E OPZET TRAINEESHIP De studenten van Business Management werken aan het eind van het eerste jaar (april-juni) 8 weken, 2 dagen per week bij een leerbedrijf in het MKB. Tijdens deze periode maken zij kennis met het bedrijf en kijken en werken mee bij het bedrijf. Daarnaast maken zij een themaopdracht over duurzaamheid, hier dient een kwart van de tijd aan besteed te worden. In de ideale situatie is Traineeship Propedeuse door alle partijen goed bevallen en is er wellicht een mogelijkheid om de stagiair voor jaar 2 te behouden. Dit kunt u uiteraard al tijdens Traineeship Propedeuse met de student en de HU bespreken. COMPETENTIEONTW IKKEL ING De competentiekaart dient als middel voor studenten om werkzaamheden te koppelen aan competenties. Het doel hiervan is dat de student inzichtelijk krijgt waar hij/zij sterk in is of waar hij/zij zich in moet ontwikkelen. In het tweede jaar van de opleiding gaan studenten verder met de uitgangspositie van Traineeship Propedeuse. Kortom de kaart dient als een zgn. 0-meting voor wat betreft vaardigheden, beroepshouding en reflectievermogen. Tijdens het assessment wat de docenten aan het einde van jaar 1 afnemen wordt er dieper ingegaan op de competentieontwikkeling. Het beoordelingsformulier voor het traineeship dat u aan het einde van de periode invult, is direct afgeleid van de competentiekaart jaar 2. Zowel de competentiekaart als het beoordelingsformulier voor de bedrijfsmentor treft u aan op de website van het Praktijkbureau. De student kan zelf richting geven aan zijn/haar competentieontwikkeling tijdens het traineeship in jaar 2 met behulp van de competentiekaart. BEGELEIDING PRAKTIJKOPDRACHT DOOR BEDRIJFSMENTOR De student maakt tijdens het traineeship een duurzaamheidsopdracht. Van u wordt gevraagd of u de opdracht wilt beoordelen en van feedback wilt voorzien. Indien u wilt, kunt u ook tijdens de uitvoering van de opdracht de praktijkcoördinator raadplegen om te zorgen dat u de student goed kunt begeleiden. De instructie voor de duurzaamheidsopdracht ontvangt u via de student.
7/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
AANTAL W ERKDAGEN IN HET TRAINEEBEDRIJF De student dient een logboek bij te houden met het aantal gewerkte uren en de verrichte werkzaamheden. Hij/zij zal u vragen om dit wekelijks af te tekenen. Zo ontstaan er achteraf geen discussies over het aantal gewerkte uren. De student levert dit logboek in bij de docentbegeleider en telt mee in de beoordeling. Een student werkt elke week twee dagen aan zijn traineeship in het bedrijf. In totaal dient de student 16 dagen bij het leerbedrijf door te brengen. Het traineeship start in april te zijn gestart en dient uiterlijk in juni te zijn afgerond. Binnen deze periode van 10 weken heeft de student dus de gelegenheid om 16 dagen te werken in de praktijk van het leerbedrijf. De overige weken zijn een buffer, waarin studenten de ruimte hebben om tentamens in te halen, ziek te zijn, of vrij kunnen nemen. Opnemen van vrije dagen geschiedt na akkoord met de bedrijfsmentor. BEDRIJFSBEZOEKEN DOCENTBEGELEIDER Gezien de duur van de traineeship zal de docentbegeleider telefonisch contact opnemen met de bedrijfsmentor. Tijdens dit gesprek kunnen afspraken gemaakt worden over de invulling en begeleiding. TRAINEESHIP 1 & 2 OPZET TRAINEESHIP De student gaat na het kennisfundament uit het eerste jaar, in de hoofdfase niet alleen leren op school, maar ook in de praktijk. De studenten van Business Management werken het gehele tweede studiejaar drie dagen per week bij een leerbedrijf in het MKB. Op deze leer-/werkplek is de student voor twee dagen een werknemer. Dat is een verschil met een stage. Het betekent dat de student op gelijke voet staat met de collega’s en zij ook afspraken kunnen maken over een vergoeding voor de werkzaamheden in het bedrijfsproces. LEREN IN DE PRAKTIJK Het traineeship bestaat feitelijk uit meerdere delen, die afzonderlijk worden beoordeeld: traineeship, “on the job” (in het leerbedrijf), Praktijkopdrachten gelieerd aan de cursussen binnen de opleiding. Bestaande uit verschillende lesblokken op school in combinatie met opdrachten in de praktijk voor onderwijsthema´s die samen een beter beeld geven over de diverse facetten van bedrijfsvoering. Deze onderwijsthema’s zijn: o Financieel Management o Projectmanagement o Business Process Management o Algemene Economie o Marketing 2 o Management Informatiesystemen o Human Resource Management o Bedrijfsethiek Van de drie bedrijfsdagen (wo-do-vr) werkt de student in het kader van Traineeship 1 en 2 één dag per week in het bedrijf aan één of meerdere themaopdrachten die op dat moment in het onderwijs op school centraal staan. Dit zijn vaste opdrachten, maar zijn wel dusdanig gekozen dat ze ook zoveel mogelijk waarde toevoegen aan de organisatie. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, wordt in overleg met de bedrijfsmentor, docentbegeleider en de vakdocent gekeken in hoeverre er een alternatieve opdracht wordt geformuleerd. De overige twee dagen werkt de student mee in het leerbedrijf ´on the job´ en wordt ingespeeld op de wensen van het bedrijf met opdrachten of door mee te werken in het primaire proces. Dit noemen wij ‘training on the job´. De invulling van dit meewerken aan opdrachten/projecten/activiteiten van het bedrijf is in grote mate vrij in te vullen door het bedrijf en de student, maar heeft als wel voorwaarden dat deze activiteiten bijdragen aan de competentieontwikkeling van de student op het gebied van commercieel bedrijfsmanagement en de student in de gelegenheid stelt kennis te maken met zoveel mogelijk facetten van bedrijfsmanagement op operationeel en tactisch niveau. De inhoud van de opdrachten mag dus door u als organisatie of door de student worden aangedragen, zolang wordt voldaan aan de bovenstaande voorwaarden. In de eerste weken van het traineeship worden de
8/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
activiteiten / opdrachten vastgelegd in een Plan van Aanpak. Dit Plan van Aanpak dient te worden geaccordeerd door u als bedrijfsmentor, de student en de opleiding (docentbegeleider). LEREN OP SCHOOL Naast het werk volgt de student ook op de maandag en dinsdag colleges aan de hogeschool. De vakken sluiten aan bij de situaties waarmee studenten mogelijk in het werk mee te maken en worden voor een groot deel gegeven door deskundigen uit de beroepspraktijk. De werkervaring en theoretische kennis sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan en er wordt steeds gezocht naar verbindingen. Op school worden tevens een aantal keer per jaar managementtrainingen gegeven, waaraan de student deelneemt om hun management- en leiderschapscompetenties verder te ontwikkelen. Mocht een student op het werk situaties tegenkomen die niet genoeg terugkomen tijdens de lessen, dan kan de student altijd een beroep doen op de vakdocenten, docentbegeleider of op u als bedrijfsmentor. Uiteraard kunt u ook contact opnemen met de opleiding als u vragen heeft of advies nodig heeft voor iets wat op het werk speelt of de student aangaat. Meer informatie over de invulling van de inhoudelijke colleges en themaopdrachten van Traineeship 1 en 2 staat in de cursuswijzers van de opleiding. Indien u deze wilt ontvangen, dan zijn deze opvraagbaar bij de opleiding. COMPETENTIEONTW IKKEL ING De competentiekaart dient als middel voor studenten om werkzaamheden te koppelen aan competenties. Het doel hiervan is dat de student inzichtelijk krijgt waar hij/zij sterk in is of waar hij/zij zich in moet ontwikkelen. In het tweede jaar van de opleiding gaan studenten verder met de uitgangspositie van Traineeship Propedeuse. Kortom de kaart dient als een zgn. 0-meting voor wat betreft vaardigheden, beroepshouding en reflectievermogen (zie ook §4.1). Tijdens het assessment wat de docenten aan het einde van jaar 1 afnemen wordt er dieper ingegaan op de competentieontwikkeling. Het beoordelingsformulier voor het traineeship dat u aan het einde van de periode invult, is direct afgeleid van de competentiekaart jaar 2. Zowel de competentiekaart als het beoordelingsformulier voor de bedrijfsmentor treft u aan op de website van het Praktijkbureau. De student kan zelf richting geven aan zijn/haar competentieontwikkeling tijdens het traineeship in jaar 2 met behulp van de competentiekaart. BEGELEIDING PRAKTIJK OPDRACHT DOOR BEDRIJ FSMENTOR Tijdens het traineeship maakt de student elk blok van 10 weken een thema-opdracht over het kennisonderwerp wat in dat blok centraal staat. Van u wordt gevraagd of u de thema-opdrachten wilt beoordelen en van feedback wilt voorzien. De specifieke vraag aan u is per thema verschillend. Daarom volgt er elk blok een instructie bij de themaopdracht en kunt u indien nodig contact opnemen met de vakdocent (contactinformatie is op te vragen bij de student) voor nadere toelichting c.q. aanscherping. De instructie voor de thema-opdrachten van ontvangt u via de student. AANTAL W ERKDAGEN IN HET TRAINEEBEDRIJF De student dient een logboek bij te houden met het aantal gewerkte uren en de verrichte werkzaamheden. Hij/zij zal u vragen om dit wekelijks af te tekenen. Zo ontstaan er achteraf geen discussies over het aantal gewerkte uren. De student levert dit logboek in bij de docentbegeleider en telt mee in de beoordeling. Een student werkt elke week drie dagen (wo-do-vr) aan zijn traineeship in het bedrijf. In totaal dient de student 336 uur bij het leerbedrijf door te brengen. Bij werkdagen van 8 uur zijn dat zo’n 42 dagen. De student werkt in dat geval in totaal 28 dagen aan Traineeship 1, dus ´on the job´ aan opdrachten /werkzaamheden die u van belang vindt, tegen een financiële vergoeding. De overige 14 dagen (1 dag per week) werkt de student veelal onbetaald aan de themaopdrachten / beroepsproducten die zijn verbonden aan de vier onderwijsthema´s van het traineeship en die (hopelijk) van waarde zijn voor het leerbedrijf. Traineeship 1 dient uiterlijk in september te zijn gestart en dient in januari te zijn afgerond. Traineeship 2 dient uiterlijk in februari te zijn gestart en dient in juni te zijn afgerond. Binnen een periode van ongeveer 20 weken heeft de 9/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
student dus de gelegenheid om 28 weken en 1 dag te werken in de praktijk van het leerbedrijf. De overige weken zijn een buffer, waarin studenten de ruimte hebben om tentamens in te halen, ziek te zijn, of vrij kunnen nemen. Opnemen van vrije dagen geschiedt na akkoord met de bedrijfsmentor en dient in de planning van het Plan van Aanpak te zijn opgenomen. BEDRIJFSBEZOEKEN DOCENTBEGELEIDER Tijdens dit traineeship neemt de docentbegeleider telefonisch contact met u op om de voortgang van het traineeship met u te bespreken. Dit contact vindt ongeveer vier weken vanaf de start plaats. Hierbij wordt onder andere het Plan van Aanpak besproken en de eerste resultaten die zijn geboekt. De student plant en organiseert dit gesprek en geeft inzicht in zijn/haar persoonlijke competentieontwikkeling. Indien u op een later moment alsnog contact wenst met de docentbegeleider dan kun u hem/haar uiteraard benaderen. TRAINEESHIP 3 OPZET TRAINEESHIP De derdejaarsstudenten van Business Management hebben het gehele tweede studiejaar drie dagen per week bij een bedrijf gewerkt. In de tweede helft van het derde jaar wordt dit “rooster” voortgezet. Op de leer-/werkplek is de student voor drie dagen een werknemer. Dat is een verschil met een stage. Het betekent dat de student op gelijke voet staat met de collega’s en zij ook afspraken kunt maken over een vergoeding voor de werkzaamheden in het bedrijfsproces. LEREN IN DE PRAKTIJK Het traineeship bestaat feitelijk uit meerdere onderdelen, die afzonderlijk worden beoordeeld: Traineeship 3, “on the job”, dat wil zeggen dat de student werkt aan de eigen competentieontwikkeling als manager in spé door te werken aan opdrachten gegeven vanuit het bedrijf vanuit de rol van junior manager. Praktijkopdrachten gelieerd aan de cursussen binnen de opleiding. Bestaande uit verschillende lesblokken op school in combinatie met opdrachten in de praktijk voor drie onderwijsthema´s die samen een beter beeld geven over de diverse facetten van bedrijfsvoering. Deze onderwijsthema´s zijn: o Financieel Management, o Strategisch Management o Performance Management Van de drie bedrijfsdagen (ma-di-wo)werkt de student in het kader van traineeship minstens een halve dag per week in het bedrijf aan drie praktijkopdrachten die op dat moment in het onderwijs op school centraal staan. Dit zijn vaste opdrachten, maar zijn wel dusdanig gekozen dat ze ook zoveel mogelijk waarde toevoegen aan de organisatie. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, wordt in overleg met de bedrijfsmentor, docentbegeleider en de vakdocent gekeken in hoeverre een alternatieve opdracht wordt geformuleerd. De overige twee dagen werkt de student mee in het leerbedrijf ´on the job´ en wordt ingespeeld op de wensen van het bedrijf met opdrachten of door mee te werken in het primaire proces. Dit noemen wij traineeship 3: ´ training on the job´. De invulling van dit meewerken aan opdrachten/projecten/activiteiten van het bedrijf is in grote mate vrij in te vullen door het bedrijf en de student, maar heeft als wel voorwaarden dat deze activiteiten bijdragen aan de competentieontwikkeling van de student op het gebied van commercieel bedrijfsmanagement en de student in de gelegenheid stelt kennis te maken met zoveel mogelijk facetten van bedrijfsmanagement op operationeel en tactisch niveau. In jaar 3 verwachten we dat een student kan acteren vanuit de rol van junior manager. Als junior manager en rechterhand kan de student meerwaarde bieden aan de organisatie door werkzaamheden op tactisch / strategisch niveau uit handen te nemen van de manager. Verder moet de student in staat zijn bijvoorbeeld kleine of middelgrote projecten te leiden, managementinformatie te analyseren of een managementsysteem op te zetten en of hierover advies geven. Een student kan ook een verbeterproject voor uw organisatie oppakken en uitvoeren, wat misschien al langer in het vat zit, maar dat men door tijdgebrek niet eerder heeft kunnen uitvoeren. Of nog beter, wellicht kan de student “op de winkel passen” en af en toe waarnemen voor de manager/bedrijfsleider en leiding geven aan een klein
10/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
team. Kortom, de student kan veel betekenen voor een bedrijf met de kennis en vaardigheden die ze tot nu toe hebben opgedaan. De inhoud van de opdrachten zijn door u als organisatie of door de student vrij te kiezen, zolang wordt voldaan aan de bovenstaande inrichting. In de eerste weken van het traineeship worden de activiteiten / opdrachten vastgelegd in een Plan van Aanpak Traineeship. Dit Plan van Aanpak dient te worden geaccordeerd door u als bedrijfsmentor, de student en de opleiding (docentbegeleider). LEREN OP SCHOOL Naast het werk volgt de student ook op de donderdag en vrijdag colleges aan de hogeschool. De vakken sluiten aan bij de situaties waarmee studenten mogelijk in het werk mee te maken en worden voor een groot deel gegeven door deskundigen uit de beroepspraktijk. De werkervaring en theoretische kennis sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan en er wordt steeds gezocht naar verbindingen. Op school worden tevens een aantal keer per jaar managementtrainingen gegeven, waaraan de student deelneemt om hun management- en leiderschapscompetenties verder te ontwikkelen. Mocht een student op het werk situaties tegenkomen die niet genoeg terugkomen tijdens de lessen, dan kan de student altijd een beroep doen op de vakdocenten, docentbegeleider of op u als bedrijfsmentor. Uiteraard kunt u ook contact opnemen met de opleiding als u vragen heeft of advies nodig heeft voor iets wat op het werk speelt of de student aangaat. Meer informatie over de invulling van de inhoudelijke colleges en themaopdrachten van Traineeship 3 staat in de cursuswijzers van de opleiding. Indien u deze wilt ontvangen, dan zijn deze opvraagbaar bij de opleiding. COMPETENTIEONTW IKKEL ING De competentiekaart beschrijft concreet wat de student na afronding van het traineeship moet beheersen, voor wat betreft vaardigheden, beroepshouding en reflectievermogen. Tijdens het assessment dat de docenten aan het einde van het traineeship afnemen wordt van de competentiekaart een 'foto' gemaakt zodat vorderingen zichtbaar worden. Hiermee wordt zichtbaar of de student zich voldoende heeft ontwikkeld, conform de verwachtingen. Het beoordelingsformulier voor het traineeship dat u aan het einde van de periode invult, is direct afgeleid van de competentiekaart van het voorgaande jaar. De student kan zelf richting geven aan zijn/haar competentieontwikkeling tijdens het traineeship met behulp van de competentiekaart. De student maakt een keuze uit het aanbod van beroepsproducten vanuit de thema´s behorend bij de competentie waaraan dan gewerkt wordt of de student komt zelf met een voorstel, na overleg met het bedrijf. Meer informatie over de betreffende beroepsproducten kan de student halen uit de cursuswijzers van de cursussen. De student bepaalt waarin hij/zij zichzelf wil verbeteren en legt dit vast in het Plan van Aanpak. BEGELEIDING PRAKTIJK OPDRACHT DOOR BEDRIJ FSMENTOR Tijdens het traineeship maakt de student elk blok van 10 weken een thema-opdracht over het kennisonderwerp wat in dat blok centraal staat. Van u wordt gevraagd of u de thema-opdrachten wilt beoordelen en van feedback wilt voorzien. De specifieke vraag aan u is per thema verschillend. Daarom volgt er elk blok een instructie bij de themaopdracht en kunt u indien nodig contact opnemen met de vakdocent (contactinformatie is op te vragen bij de student) voor nadere toelichting c.q. aanscherping. De instructie voor de thema-opdrachten van ontvangt u via de student. AANTAL W ERKDAGEN IN HET TRAINEEBEDRIJF De student dient een logboek bij te houden met het aantal gewerkte uren en de verrichte werkzaamheden. Hij/zij zal u vragen om dit wekelijks af te tekenen. Zo ontstaan er achteraf geen discussies over het aantal gewerkte uren. De student levert dit logboek in bij de docentbegeleider en telt mee in de beoordeling. Een student werkt elke week drie dagen aan zijn traineeship in het bedrijf. In totaal dient de student 336 uur bij het leerbedrijf door te brengen. Bij werkdagen van 8 uur zijn dat zo’n 336 dagen. De student werkt in dat geval in totaal 28 dagen (2 dagen per week) aan Traineeship 3, dus ´on the job´ aan opdrachten /werkzaamheden die u van belang vindt, tegen een financiële vergoeding. Van de overige 14 dagen (1 dag per week) werkt de student veelal onbetaald 11/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
aan de thema-opdrachten / beroepsproducten die zijn verbonden aan de drie onderwijsthema´s van Traineeship 3 en die (hopelijk) van waarde zijn voor het leerbedrijf. Het traineeship dient uiterlijk in februari te zijn gestart en dient in juni te zijn afgerond. Binnen deze periode van ongeveer 20 weken heeft de student dus de gelegenheid om de 42 dagen te werken in de praktijk van het leerbedrijf. De evt. overige weken zijn een buffer, waarin studenten de ruimte hebben om tentamens in te halen, ziek te zijn, of vrij kunnen nemen. Opnemen van vrije dagen geschiedt na akkoord met de bedrijfsmentor en dient in de planning van het Plan van Aanpak te zijn opgenomen. BEDRIJFSBEZOEKEN DOCENTBEGELEIDER Tijdens dit traineeship neemt de docentbegeleider telefonisch contact met u op om de voortgang van het traineeship met u te bespreken. Dit contact vindt ongeveer vier weken vanaf de start plaats. Hierbij wordt onder andere het Plan van Aanpak besproken en de eerste resultaten die zijn geboekt. De student plant en organiseert dit gesprek en geeft inzicht in zijn/haar persoonlijke competentieontwikkeling. Indien u op een later moment alsnog contact wenst met de docentbegeleider dan kun u hem/haar uiteraard benaderen. TRAINEESHIP 4 OPZET TRAINEESHIP De vierdejaarsstudenten van Business Management hebben het gehele tweede jaar en de laatste helft van het derde jaar drie dagen per week binnen een bedrijf gewerkt. De eerste helft van het vierde jaar zal de student vier dagen per week binnen het bedrijf werkzaam zijn. Op de leer-/werkplek is de student voor vier dagen een werknemer. Dat is een verschil met een stage. Het betekent dat de student op gelijke voet staat met de collega’s en zij ook afspraken kunt maken over een vergoeding voor de werkzaamheden in het bedrijfsproces. LEREN IN DE PRAKTIJK Het traineeship bestaat feitelijk uit meerdere onderdelen, die afzonderlijk worden beoordeeld:
Traineeship 4, “on the job, dat wil zeggen dat de student werkt aan de eigen competentieontwikkeling als manager in spé door te werken aan opdrachten gegeven vanuit het bedrijf vanuit de rol van junior manager. Praktijkopdrachten gelieerd aan de cursussen binnen de opleiding. bestaat uit verschillende lesblokken op school in combinatie met opdrachten in de praktijk voor drie onderwijsthema´s die samen een beter beeld geven over de diverse facetten van bedrijfsvoering. Deze onderwijsthema´s zijn: o Onderzoek vaardigheden o Inkoop en Logistiek o Risicomanagement en Arbo o Trends en Topics in het MKB Organisatiediagnose: aangezien de vierdejaarsstudenten dit jaar gaan afstuderen en onderzoek een belangrijke component is bereidt Traineeship 4 ze hierop goed voor. Zoals hierboven beschreven volgen de studenten o.a. het vak Onderzoek vaardigheden en in dit kader zullen zij een organisatiediagnose stellen. Een organisatiediagnose is een organisatie breed gedragen probleemdefinitie welke een hoofdvraag en sub vragen zal bevatten. De studenten ontvangen wekelijks begeleiding op verschillende methoden en modellen. Idealiter leidt deze probleemdefinitie tot een afstudeeropdracht, echter dit is niet noodzakelijk.
Van de vier bedrijfsdagen (ma-di-wo-vr) werkt de student in het kader van de praktijkopdrachten en organisatiediagnose 2 dagen per week in het bedrijf. Deze praktijkopdrachten worden in § 3.4 nader toegelicht. Dit zijn vaste opdrachten, maar zijn wel dusdanig gekozen dat ze ook zoveel mogelijk waarde toevoegen aan de organisatie. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, wordt in overleg met de bedrijfsmentor, docentbegeleider en de vakdocent gekeken in hoeverre een alternatieve opdracht wordt geformuleerd. De overige twee dagen werkt de student mee in het leerbedrijf ´on the job´ en wordt ingespeeld op de wensen van het bedrijf met opdrachten of door mee te werken in het primaire proces. Dit noemen wij Traineeship 4: ´ training on the job´. De invulling van dit meewerken aan opdrachten/projecten/activiteiten van het bedrijf is in grote mate vrij in te 12/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
vullen door het bedrijf en de student, maar heeft als wel voorwaarden dat deze activiteiten bijdragen aan de competentieontwikkeling van de student op het gebied van commercieel bedrijfsmanagement en de student in de gelegenheid stelt kennis te maken met zoveel mogelijk facetten van bedrijfsmanagement op operationeel en tactisch niveau. In jaar 4 verwachten we dat een student kan acteren vanuit de rol van junior manager. Als junior manager en rechterhand kan de student meerwaarde bieden aan de organisatie door werkzaamheden op tactisch / strategisch niveau uit handen te nemen van de manager. Verder moet de student in staat zijn bijvoorbeeld kleine of middelgrote projecten te leiden, managementinformatie te analyseren of een managementsysteem op te zetten en of hierover advies geven. Een student kan ook een verbeterproject voor uw organisatie oppakken en uitvoeren, wat misschien al langer in het vat zit, maar dat men door tijdgebrek niet eerder heeft kunnen uitvoeren. Of nog beter, wellicht kan de student “op de winkel passen” en af en toe waarnemen voor de manager/bedrijfsleider en leiding geven aan een klein team. Kortom, de student kan veel betekenen voor een bedrijf met de kennis en vaardigheden die ze tot nu toe hebben opgedaan. De inhoud van de opdrachten zijn door u als organisatie of door de student vrij te kiezen, zolang wordt voldaan aan de bovenstaande inrichting. In de eerste weken van het traineeship worden de activiteiten / opdrachten vastgelegd in een Plan van Aanpak. Dit Plan van Aanpak dient te worden geaccordeerd door u als bedrijfsmentor, de student en de opleiding (docentbegeleider). LEREN OP SCHOOL Naast het werk volgt de student ook op de donderdag colleges aan de hogeschool. De vakken sluiten aan bij de situaties waarmee studenten mogelijk in het werk mee te maken en worden voor een groot deel gegeven door deskundigen uit de beroepspraktijk. De werkervaring en theoretische kennis sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan en er wordt steeds gezocht naar verbindingen. Op school worden tevens een aantal keer per jaar managementtrainingen gegeven, waaraan de student deelneemt om hun management- en leiderschapscompetenties verder te ontwikkelen. Mocht een student op het werk situaties tegenkomen die niet genoeg terugkomen tijdens de lessen, dan kan de student altijd een beroep doen op de vakdocenten, docentbegeleider of op u als bedrijfsmentor. Uiteraard kunt u ook contact opnemen met de opleiding als u vragen heeft of advies nodig heeft voor iets wat op het werk speelt of de student aangaat. Meer informatie over de invulling van de inhoudelijke colleges en themaopdrachten van Traineeship 4 staat in de cursuswijzers van de opleiding. Indien u deze wilt ontvangen, dan zijn deze opvraagbaar bij de opleiding. COMPETENTIEONTW IKKEL ING De competentiekaart beschrijft concreet wat de student na afronding van het traineeship moet beheersen, voor wat betreft vaardigheden, beroepshouding en reflectievermogen. Tijdens het assessment dat de docenten aan het einde van het traineeship afnemen wordt van de competentiekaart een 'foto' gemaakt zodat vorderingen zichtbaar worden. Hiermee wordt zichtbaar of de student zich voldoende heeft ontwikkeld, conform de verwachtingen. Het beoordelingsformulier voor het traineeship dat u aan het einde van de periode invult, is direct afgeleid van de competentiekaart van het voorgaande jaar. De student kan zelf richting geven aan zijn/haar competentieontwikkeling tijdens het traineeship met behulp van de competentiekaart. De student maakt een keuze uit het aanbod van beroepsproducten vanuit de thema´s behorend bij de competentie waaraan dan gewerkt wordt of de student komt zelf met een voorstel, na overleg met het bedrijf. Meer informatie over de betreffende beroepsproducten kan de student halen uit de cursuswijzers van de cursussen. De student bepaalt waarin hij/zij zichzelf wil verbeteren en legt dit vast in het Plan van Aanpak. BEGELEIDING PRAKTIJK OPDRACHT DOOR BEDRIJ FSMENTOR Tijdens het traineeship maakt de student elk blok van 10 weken een thema-opdracht over het kennisonderwerp wat in dat blok centraal staat. Van u wordt gevraagd of u de thema-opdrachten wilt beoordelen en van feedback wilt voorzien. De specifieke vraag aan u is per thema verschillend. Daarom volgt er elk blok een instructie bij de themaopdracht en kunt u indien nodig contact opnemen met de vakdocent (contactinformatie is op te vragen bij de student) voor nadere toelichting c.q. aanscherping.
13/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
De instructie voor de thema-opdrachten van ontvangt u via de student. AANTAL W ERKDAGEN IN HET TRAINEEBEDRIJF De student dient een logboek bij te houden met het aantal gewerkte uren en de verrichte werkzaamheden. Hij/zij zal u vragen om dit wekelijks af te tekenen. Zo ontstaan er achteraf geen discussies over het aantal gewerkte uren. De student levert dit logboek in bij de docentbegeleider en telt mee in de beoordeling. Een student werkt elke week vier dagen aan zijn traineeship in het bedrijf. In totaal dient de student 550 uur bij het leerbedrijf door te brengen. Bij werkdagen van 8 uur is dat ongeveer 56 dagen. De student werkt in dat geval in totaal 28 dagen (2 dagen per week) aan Traineeship 4, dus ´on the job´ aan opdrachten / werkzaamheden die u van belang vindt, tegen een financiële vergoeding. Van de overige 28 dagen (2 dag per week) werkt de student veelal onbetaald aan de thema-opdrachten / beroepsproducten die zijn verbonden aan de onderwijsthema´s van Traineeship 4 en die (hopelijk) van waarde zijn voor het leerbedrijf. Het traineeship dient uiterlijk in september te zijn gestart en dient in februari te zijn afgerond. Binnen deze periode van ongeveer 20 weken heeft de student dus de gelegenheid om de 56 dagen te werken in de praktijk van het leerbedrijf. De evt. overige weken zijn een buffer, waarin studenten de ruimte hebben om tentamens in te halen, ziek te zijn, of vrij kunnen nemen. Opnemen van vrije dagen geschiedt na akkoord met de bedrijfsmentor en dient in de planning van het Plan van Aanpak te zijn opgenomen. BEDRIJFSBEZOEKEN DOCENTBEGELEIDER Tijdens dit traineeship komt de docentbegeleider een maal langs bij uw bedrijf om de voortgang met u te bespreken van het traineeship. Dit gesprek met de bedrijfsmentor, de docentbegeleider en de student vindt plaats bij het leerbedrijf na ongeveer vier weken vanaf de start. Hierbij wordt onder andere het Plan van Aanpak besproken en de eerste resultaten die zijn geboekt. De student plant en organiseert dit gesprek en geeft inzicht in zijn/haar persoonlijke competentieontwikkeling. Indien u op een later moment alsnog contact wenst met de docentbegeleider dan kun u hem/haar uiteraard benaderen. GOEDKEURINGSPROCEDUR E TRAINEESHIP Hieronder volgt in het kort een uiteenzetting van de goedkeuringsprocedure die de student moet doorlopen, voordat hij/zij daadwerkelijk aan de slag kan bij het leerbedrijf. Heeft de student een bedrijf gevonden waar het traineeship kan worden vervuld, dan geeft hij/zij dit zo snel mogelijk door aan de praktijkcoördinator. De praktijkcoördinator bekijkt of het gevonden leerbedrijf voldoet aan de criteria en zo ja, geeft hij de student (al dan niet na een bezoek aan het bedrijf) toestemming om het traineeship daar uit te voeren. Als het bedrijf, de student en de praktijkcoördinator akkoord zijn, ondertekenen alle partijen de praktijkovereenkomst. Na het tekenen en inleveren van de overeenkomst wordt het traineeship geregistreerd door het Praktijkbureau. Zonder overeenkomst kan de student niet starten met het traineeship! Het is een verplicht onderdeel. Vervolgens verstuurt het Praktijkbureau de benodigde informatie naar het bedrijf en de toegewezen docentbegeleider. VERGOEDING EN AFSPRAKEN
VERGOEDING De vergoeding voor het traineeship is in eerste instantie een zaak van opdrachtgever en student / trainee. De opleiding Business Management staat daar in principe buiten. Toch vragen opdrachtgevers regelmatig naar de vergoedingsregeling, vandaar de volgende opmerkingen: Het is redelijk om ervan uit te gaan dat de opdrachtgever de onkosten vergoedt, die de student voor het traineeship maakt. Te denken valt aan reis- en verblijfkosten. Aangezien veel studenten genoodzaakt zijn hun parttime werk op te schorten gedurende het traineeship, lijkt een maandelijkse vergoeding redelijk, gebaseerd op het 14/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
minimumjeugdloon. Deelnemende bedrijven verstrekken gemiddeld 300 tot 400 euro netto per maand op basis van 5 werkdagen per week. De ‘bonus’ komt steeds vaker voor. Bij goede resultaten kan de opdrachtgever een bepaalde bonus geven. AANSPRAKELIJKHEID Het bedrijf is conform artikel 7:658 BW aansprakelijk voor letsel of schade die de trainee eventueel zelf lijdt tijdens de uitoefening van werkzaamheden. De wettelijke aansprakelijkheid van de trainee jegens derden is door het bedrijf verzekerd. De wettelijke aansprakelijkheid van de trainee jegens het bedrijf is meeverzekerd onder de WAverzekering van de hogeschool, onder de in de desbetreffende polis opgenomen voorwaarden. GEHEIMHOUDING De trainee wordt geacht geheim te houden, datgene wat hem tijdens het traineeship onder geheimhouding wordt toevertrouwd of waarvan de trainee de vertrouwelijkheid behoort te begrijpen. VRIJE DAGEN De trainee heeft recht op vakantie- en verlofdagen en vakantietoeslag conform de bij het leerbedrijf geldende regels. Vrije dagen én ziektedagen dienen door de student te worden gecompenseerd, opdat aan de voor het traineeship vereiste aantal effectieve werkuren wordt voldaan. INVULLING EN ACTIVIT EITEN TRAINEESHIP Om de verwachtingen helder te krijgen, volgt hierna een overzicht van activiteiten die door de student, bedrijfsmentor en/of de opleiding dienen te worden verricht voorafgaand, tijdens en na afloop van het traineeship. VÓÓR DE START VAN HE T TRAINEE SHIP Het is de bedoeling dat de student voor aanvang van het traineeship contact opneemt met de bedrijfsmentor en een afspraak maakt voor een persoonlijk gesprek. Indien deze persoonlijke afspraak gezien niet lukt vóór aanvang, dan is het wenselijk dit in de eerste week van de praktijkperiode te laten plaatsvinden. Onderwerpen die tijdens dit eerste gesprek aan de orde zouden kunnen komen zijn: Kennismaking student en bedrijfsmentor; achtergrond leerbedrijf; welk beeld heeft de student van het bedrijf en welk beeld heeft de bedrijfsmentor van de student; wat hoopt de student te leren; welke werkzaamheden gaat / wil de student doen; hoe denkt de student / bedrijfsmentor dat de eerste twee/drie weken van het traineeship eruit gaan zien; persoonlijke leerdoelen van de student; kan de student aangeven wat zijn sterke kanten zijn (waar heeft hij zelf wat aan; waar zou de opdrachtverlener iets aan kunnen hebben) en wat zijn minder sterke kanten zijn (wat zou verbeterd moeten worden en (hoe) zou dat in deze praktijkperiode kunnen); welke verwachtingen heeft de student van de bedrijfsmentor en vice versa + en evt van “anderen”; welke verwachtingen heeft de bedrijfsmentor van de student; het maken van afspraken over het contact / bereikbaarheid tussen student en bedrijfsmentor (wijze, frequentie) en over de evaluatie/feedback. DE EERSTE W EKEN VAN HET TRAINEESHIP
START MET EEN PLAN V AN AANPAK TRAINEESHI P Bij aanvang van het traineeship is het belangrijk om een plan op te stellen, waarin het thema ‘zelfontwikkeling’ bij de student centraal staat. Uiteindelijk wil de student immers bepaalde competenties verbeteren en zonder degelijk plan bestaat het risico dat uit het eindassessment gaat blijken dat hij/zij leerdoelstellingen van het tweede jaar niet heeft gehaald.
15/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
In het praktijkovereenkomst is zeer summier beschreven wat de student gaat doen bij uw organisatie. Laat de student nu in samenwerking met u concreet de invulling van het traineeship bepalen en laat hem/haar dit vastleggen in een plan van aanpak traineeship of traineeshipplan. In dit plan van aanpak staat uitgebreider waaraan men gaat werken, welk doel men daarmee voor ogen heeft en hoe de student dat gaat doen (activiteiten in het bedrijf) en hoe hij/zij daarbij de persoonlijke ontwikkelingsdoelen realiseert. Als dit niet lukt om een concreet plan te schrijven voor het gehele jaar, laat de student dan in ieder geval op hoofdlijnen de activiteiten / werkzaamheden beschrijven voor het gehele jaar, maar laat hem/haar wel concreet (SMART) voor de eerste periode de activiteiten beschrijven die wel te overzien zijn. De competenties van Business Management en de leervragen van de student zijn leidend in het plan. Het plan wordt uiterlijk twee weken na de start van het traineeship ter goedkeuring voorgelegd aan de bedrijfsmentor en de docentbegeleider. Een goedgekeurd plan van aanpak is een verplicht onderdeel van het traineeship. Het plan is de leidraad voor het gehele traineeship en vormt het uitgangspunt voor de reflectie van de student in het eindverslag. Zoals elk plan van aanpak is het dynamisch en zal het zeker voorkomen dat de student het plan moet bijstellen of moet aanvullen om te zorgen dat hij/zij op koers blijft en de juiste dingen leert. STARTEN BIJ UW ORGANISATIE De docentbegeleider belt u in de eerste paar weken voor kennismaking en eventuele vragen en bijzonderheden. Het leerbedrijf wijst een inhoudelijke begeleider / bedrijfsmentor toe, die de student kan begeleiden bij de dagelijkse gang van zaken en die de student kan inschakelen om te bespreken hoe hij/zij het beste de leervragen kan realiseren in de organisatie. Ook zal deze bedrijfsmentor de student introduceren in de organisatie en zorgt voor een geschikte werkplek vanaf de eerste werkweek. De student maakt in de eerste weken kennis met de organisatie en de mensen die werkzaam zijn op alle niveaus. Hij/zij loopt mee in zoveel mogelijk bedrijfsprocessen, zodat de student na periode 1 goed is ingewerkt. Belangrijk is dat de student aan het einde van de eerste week een voortgangsgesprek met u heeft om de eerste indrukken, vragen en resultaten te bespreken. ACTIVITEITEN TIJDENS HET TRAINEESHIP
PLAN VAN AANPAK TRAI NEESHIP Bedrijf, student en opleiding dienen overeenstemming te hebben over de te verrichten werkzaamheden / opdrachten. Wat de student tijdens het traineeship precies doet, verschilt per student en wordt vastgelegd in het plan van aanpak traineeship, dat eerder nader is toegelicht. Dit plan van aanpak is de leidraad voor het traineeship en fungeert als basis voor de reflectie aan het einde van de periode. VOORTGANGSGES PREKKEN EN FUNCTIONE RINGSGESPREKKEN MET BEDRIJFSME NTOR Het is belangrijk dat de student direct vanaf het begin van het traineeship een vast moment voor voortgangsgesprekken inplant met de bedrijfsmentor. In de eerste periode is een wekelijks voortgangsgesprek aan te raden om de student snel wegwijs te maken in de organisatie. Tijdens het voortgangsgesprek komt in ieder geval aan de orde: Verloop werkzaamheden binnen traineeship; Rapporteren over de uitvoering van de duurzaamheidsopdracht en verkrijgen van feedback of ondersteuning vanuit de bedrijfsmentor; Feedback van de bedrijfsmentor op de persoonlijke ontwikkeling van de student en de geformuleerde leerdoelen. (NB. Ook de docentbegeleider zal dit regulier doen tijdens de onderwijsdagen en bij de bedrijfsbezoeken.) U als bedrijfsmentor houdt minimaal 2 keer een tussentijds functioneringsgesprek (bij Traineeship Propedeuse is 1 keer voldoende). Leidraad bij dit functioneringsgesprek is een ingevuld eindbeoordelingsformulier (gebaseerd op de competentiekaart) of een eigen functioneringsformulier. Het functioneringsgesprek geeft aan waar de student op dat
16/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
moment staat in zijn/haar ontwikkeling en hoe hij/zij functioneert in de organisatie als werknemer. U maakt een verslag van het gesprek en geeft dit aan de student en aan de docentbegeleider LOGBOEK De student houdt een logboek bij met daarin minimaal het aantal gewerkte uren per dag en de verrichte activiteiten. Dit logboek laat de student elke week aftekenen door de bedrijfsmentor en verstuurt hij/zij aan het einde van elke periode naar de docentbegeleider. Het logboek is een verplicht onderdeel van het traineeship. Het logboek helpt om de gewerkte uren bij te houden, maar is vooral ook handig om achteraf nog te weten welke activiteiten er zijn verricht en zo aan te tonen aan welke competenties er is gewerkt. CONTACTEN MET DE DOCENTBEGELEIDER De student is verantwoordelijk om de docentbegeleider te informeren over de voortgang op het leerbedrijf. Het tussentijdse contact tussen de docentbegeleider en de student is bedoeld om de traineeshipperiode te bewaken en informatie te verzamelen ten behoeve van een gefundeerde evaluatie en eindbeoordeling. Het tussentijdse contact vindt plaats conform de afspraken die hierover gemaakt zijn tussen de docentbegeleider en de student en kan per situatie verschillen. Raadzaam is de docentbegeleider bijvoorbeeld elke twee weken verslag (telefoon, fax of email) te doen. Onderwerpen van gesprek/verslag kunnen zijn: resultaten van de assessments; werkzaamheden (t.b.v. opdracht en overige werkzaamheden); zijn er problemen; zijn er wijzigingen in de planning en/of aanpak; rol/functioneren van de bedrijfsmentor/leidinggevende; En periodiek bijvoorbeeld: collega's en samenwerking; organisatie/planning van de werkzaamheden cultuur van de organisatie; tegenvallers/meevallers; positie/werkzaamheden van de bedrijfsmentor/leidinggevende. Periodiek ontvangt de student via de mail of de Sharepointsite van de docentbegeleider, het Praktijkbureau of de vakdocent informatie die op dat moment belangrijk is. IN TE LEVEREN DOCUME NTEN Een schooljaar bestaat uit vier perioden. Na afloop van elke periode staan de volgende activiteiten op het programma, ten behoeve van tussentijdse voortgangsbewaking: De student levert aan het einde van elke periode het bijgewerkte logboek in bij de docentbegeleider en de bedrijfsmentor in. De student levert in de eerste lesweek van elke periode een bijgesteld Plan van Aanpak met planning in bij de bedrijfsmentor en de docentbegeleider; De student maakt als afsluiting van elke periode een reflectieverslag, waarin een toelichting wordt gegeven op zijn/haar vervaardigde beroepsproducten /resultaten bij het leerbedrijf, de verrichte werkzaamheden ‘on the job’ bij het leerbedrijf en op de competenties waaraan is gewerkt; Het reflectieverslag worden besproken met de bedrijfsmentor en de docentbegeleider. Dit reflectieverslag wordt meegenomen in de voortgangsgesprekken en in de beoordeling. ROLVERDELING TIJDENS HET TRAINEESHIP DE ROL VAN DE DOCENTBEGELEIDER De zorg voor de begeleiding en beoordeling van de student vanuit de opleiding ligt bij de docentbegeleider. Met deze docentbegeleider heeft de student voor de start van het traineeship reeds een kennismakingsgesprek gevoerd. De docentbegeleider heeft een maximaal aantal uur tot zijn beschikking om het leerproces op de werkplek te begeleiden en te beoordelen via onder meer een assessment. Desgewenst kan de docentbegeleider de student ondersteunen bij het oplossen van problemen en het realiseren van de leerdoelen. Hij/zij coacht de student in het reflecteren op de competentieontwikkeling aan de hand van de competentiekaart. Het coachen leidt tot een portfolio waarin 17/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
leerervaringen, leerdoelen en leereffecten in de vorm van competentieontwikkeling worden beschreven. Dit portfolio vormt het basisdocument voor het eindassessment. De docentbegeleider fungeert ook als direct aanspreekpunt voor u als bedrijfsmentor en ziet er op toe dat de inhoud van het traineeship overeenkomt met de eisen van de opleiding en dat de traineeshipactiviteiten op voldoende niveau zijn. Informeert u s.v.p. de docentbegeleider, als er iets wijzigt in de opdracht of als er andere bijzonderheden aan de hand zijn. DE ROL VAN DE BEDRIJ FSMENTOR Zoals eerder gezegd zijn naast de docentbegeleider ook de bedrijfsmentor en de vakdocent actief. U begeleidt de student binnen het bedrijf. De bedrijfsmentor is verantwoordelijk voor: De introductie van de student binnen de organisatie; De inhoudelijke begeleiding van de student; Het voeren van periodieke voortgangsgesprekken met de student; Het voeren van een functioneringsgesprek en de resultaten vastleggen in een verslag voor student en docentbegeleider; Het geven van feedback op de onderwijsopdrachten die vanuit de opleiding door de student dienen te worden uitgevoerd; De beoordeling van de student, d.w.z. de toetsing van het kennisniveau, de vaardigheden en de werkinstelling van de student en het door de student geleverde eindresultaat. DE ROL VAN DE STUDENT De student heeft bij de opleiding Business Management een eigen verantwoordelijkheid en wordt hier binnen het traineeship nadrukkelijk ook op aangesproken. Straks als leidinggevende zal de student, naast het leiden van bedrijfsprocessen, vooral ook leiding moeten geven aan zichzelf. Bovendien legt de student verantwoording af aan de bedrijfsmentor, docentbegeleider en de peergroup van medestudenten waarvan hij/zij deel uitmaakt. Het betrekken van de bedrijfsmentor bij de uit te voeren schoolopdrachten is een van de aandachtspunten tijdens het traineeship, aangezien studenten nog wel eens vergeten de bedrijfsmentor te informeren of op de hoogte te stellen van de planning. DE ROL VAN DE ACCOUNTMANAGER / COÖRDINAT OR TRAINEESHIPS De hoofdtaak van de accountmanager is het bewaken van de kwaliteit van het traineeship. Hij treedt ook als bemiddelaar op, indien er problemen ontstaan tussen student, docentbegeleider en/of bedrijfsmentor. Ook voor de inhoudelijke kant van het traineeship, overleg bij problemen met het vinden van een traineeshipplaats het goedkeuren van het leerbedrijf en alle overige zaken met betrekking tot het traineeship, kan men terecht bij de praktijkcoördinator. In het begin van deze praktijkgids staat hoe u hem/haar kunt bereiken. DE ROL VAN HET PRAKT IJKBUREAU FEM Het Praktijkbureau zorgt onder meer voor de (administratieve) organisatie van het traineeship. U kunt bij dit bureau terecht voor algemene informatie over stages, traineeships en brochures. Het Praktijkbureau is iedere werkdag open van 9.00 tot 16.00 uur. Het Praktijkbureau is onderdeel van de Faculteit Economie en Management. AFRONDING TRAINEESHI P AFRONDING BIJ HET LE ERBEDRIJF Uiteraard zorgt de student ervoor dat zijn/haar werkzaamheden zijn afgerond of goed zijn overgedragen aan collega’s. Vervolgens vindt er in de laatste week van het traineeship een eindgesprek plaats, dat in het teken staat van uw eindbeoordeling (bedrijfsmentor). Het eerste eindgesprek gaat tussen u als bedrijfsmentor en de student, waarin uitgebreid zijn/haar beoordeling wordt besproken en wordt besproken hoe de student de werkzaamheden heeft afgerond. Ook dient u als bedrijfsmentor goedkeuring te geven voor het eindverslag dat de student gaat 18/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
inleveren bij de opleiding. De student moet ervoor zorgdragen dat dit op tijd bij u wordt aangeleverd, zodat u dit nog kan lezen en van feedback kan voorzien. Wellicht vindt er in dit kader ook nog een eindpresentatie plaats van een project dat door de student is afgerond. Het tweede eindgesprek vindt plaats tussen de student en de docentbegeleider. Hierin worden de belangrijkste items besproken van het beoordelingsformulier en wordt de competentieontwikkeling van de student nader belicht. Ook is er aandacht voor het eindverslag en het portfolio. Daarnaast is er ruimte voor evaluatie, verbetertips en complimenten voor de opleiding, het leerbedrijf en de student. BEOORDELING VAN HET TRAINEESHIP
BEOORDELING DOOR DE BEDRIJFSMENTOR De eerste die het traineeship beoordeelt is de bedrijfsmentor, dit formulier ontvangt u per e-mail. Bij de beoordeling wordt op de volgende punten gelet: De mate waarin de student zich heeft ontwikkeld voor wat betreft de domeincompetenties; Aanpak en resultaten van de duurzaamheidsopdracht en het meewerken; De totale indruk die u als mentor heeft van de student als beroepsbeoefenaar (beroepshouding, reflectie). U legt zijn/haar beoordeling vast op een beoordelingsformulier. Uw beoordeling bespreekt u met de student in een eindgesprek, dat plaatsvindt vlak voordat het traineeship beëindigt. De student is verantwoordelijk voor de organisatie van dat gesprek, dat wil zeggen dat de student: ervoor zorgt dat u als mentor op tijd het eindverslag heeft; een tijdstip afspreekt waarop het gesprek plaatsvindt; zich voorbereidt op het gesprek. Als voorbereiding op het eindgesprek kan de student ook zelf het beoordelingsformulier annex competentiekaart invullen. Op die manier wordt inzichtelijk of er verschillen in de beoordeling zitten. Ook kan de student de uitkomsten vergelijken met de scores op zijn/haar competentiekaart in het begin en zich afvragen in hoeverre er vooruitgang is geboekt wat betreft de daar beschreven competenties. Wat is het niveau dat de student nu haalt? Is hij/zij daar tevreden mee? Zijn er verschillen in score ten opzichte van de scores van de bedrijfsmentor? Bij het eindgesprek met de student geeft u het origineel van het door u ingevulde beoordelingsformulier aan de student. Een gescande kopie van het formulier (voorzien van uw handtekening) dient gemaild te worden naar
[email protected] of per fax naar 020-708 93 55. Een kopie van het ingevulde beoordelingsformulier is voor docentbegeleider. BEOORDELING DOOR OPL EIDING De docentbegeleider geeft een eindbeoordeling voor het traineeship. De basis van de eindbeoordeling door de docentbegeleider wordt gevormd door de indrukken die de desbetreffende docent heeft opgedaan tijdens gesprekken met de student en de bedrijfsmentor, door zijn of haar beoordeling van de eindproducten en middels het assessment, dat aan het eind van het schooljaar wordt afgenomen om het niveau van de competenties aan te tonen. Uiteindelijk is het de docentbegeleider die de eindbeoordeling formuleert. Daarbij zal hij/zij zowel de beoordeling van de mentor en de 2e assessor (m.u.v. Traineeship Propedeuse) als zijn/haar eigen oordeel laten meewegen. Net als de bedrijfsmentor vult ook de docentbegeleider een beoordelingsformulier in. Dat doet de docentbegeleider na afloop van het eindassessment. VISIE EN DIDACTIEK BUSINESS MANAG EMENT ALGEMEEN Het Institute for Business Administration (BA) leidt mensen op voor het diploma Bachelor of Business Administration (afkorting: BBA). De opleiding verzorgt het onderwijs in nauwe samenwerking met het beroepenveld. Omdat vanuit het bedrijfsleven in het algemeen en het MKB in het bijzonder steeds meer vraag kwam naar kwalitatief goed opgeleid personeel, meende de FEM er goed aan te doen hiervoor een speciale opleiding te starten. Met het MKB
19/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
als partner werd de opleiding Business Management ontwikkeld die door haar opzet in het bijzonder is toegesneden op het profiel van mbo’ers en praktisch ingestelde Havisten. DIDACTISCH CONCEPT Bij de opleiding Business Management wordt werken en leren op een bijzondere wijze gecombineerd. Hoewel deze onderwijsvorm bekend lijkt onder de naam werkend leren, spreekt de opleiding Business Management liever van 'Ondernemend Leren' . De trainee brengt zelf vraag en aanbod bij elkaar, dit geldt ook voor het combineren van theorie met praktijk. De trainee creëert daarin eigen kansen. De trainee wordt binnen het traineebedrijf, dus ‘in company’ verantwoordelijk voor het eigen leerproces. Naast het leren in de beroepspraktijk wil de opleiding Business Management middels flexibilisering en vraagsturing zoveel mogelijk aansluiten bij de ontwikkelingen en vraag vanuit het bedrijfsleven. Vraagsturing vormt bovendien een belangrijk speerpunt binnen de Hogeschool Utrecht. Omdat de Hogeschool Utrecht vraagsturing sterk wil vormgeven in de komende jaren, is men extra geïnteresseerd in de ontwikkeling van de opleiding Business Management en haar bijzondere samenwerking met het bedrijfsleven. Vraagsturing, flexibilisering en just-in-time zijn de belangrijkste pijlers van ondernemend leren vragen een aangepast didactisch concept. Hiervoor zijn speciale didactische instrumenten ontwikkeld. Alvorens te kijken naar de opleidingsstructuur en didactische instrumenten is het van belang om even stil te staan bij genoemde pijlers.
VRAAGSTURING Vraagsturing kan naar twee kanten worden uitgelegd. Naar het bedrijfsleven en naar de student. Omdat het beroepenveld vraagt om goed onderwijs afgestemd op de beroepspraktijk, is het bedrijfsleven van meet af aan betrokken geweest bij het ontwerpen van het programma en het afstemmen van het niveau. Daarnaast is het aan de student om te voldoen aan de vraag van het bedrijf. Het bedrijf moet kunnen vragen en de student moet kunnen draaien.
FLEXIBILISERING Om vraagsturing mogelijk te maken is flexibilisering nodig. En dat raakt nu juist het spanningsveld binnen het MKB dat werken in deze sector zo aantrekkelijk maakt. Kleinschalige ondernemingen kennen doorgaans een flexibele structuur. Het is van belang dat de student zich binnen deze cultuur kan inpassen. De student moet kunnen versnellen en verdiepen om het bedrijf zo min mogelijk hinder te laten ondervinden van het opleidingscurriculum. Goede afstemming is daarbij dan ook noodzakelijk.
JUST-IN-TIME Het onderwijs moet zoveel mogelijk just-in-time worden aangeboden. Dat betekent dat de student een actuele vraag uit het bedrijf direct kan uitvoeren. Maar het kan ook betekenen dat een beroepsproduct niet een-op-een kan worden uitgevoerd in de praktijk. Een goede afstemming (lees maatwerk) is dan wenselijk. Bedrijf, student en opleiding moeten daarom een eenheid vormen De student zal leren om mooie kansen te benutten, hetgeen prima past bij de ontwikkeling van ondernemende instelling bij de student. OPLEIDINGSSTRUCTUUR Het programma is opgebouwd volgens het leerlijnenmodel, zoals dat in het opleidingscurriculum is aangegeven. De integratie van theorie en praktijk vindt niet op school plaats in projecten, maar in de beroepspraktijk zelf. Daar is de student drie dagen per week in het leerbedrijf actief. Twee dagen (de groene dagen) als trainee en één dag werkt de student aan beroepsproducten van school. De resterende twee dagen is de student op de opleiding met de studie bezig.
KLEURENMODEL
20/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Om vraagsturing mogelijk te maken is flexibele structuur nodig. Onderwijs is echter veelal niet rondom de vraag van de student opgebouwd. Niet uit onwil, maar omdat de onderwijslogistiek in veel gevallen bepalend is en een bepaalde volgorde wenselijk blijkt. Het proces van onderwijsuitvoering is in de meeste gevallen veel bepalender dat het proces van de onderwijsvraag. Het denken in leerjaren maakt het ook niet eenvoudiger de ontwikkeling meer vraaggericht te laten verlopen. Het kleuren model biedt een overgangsstructuur die gelijke tred kan houden met de ontwikkeling van de student In het begin meer structuur (rood) en later in de opleiding een toenemende vraag (groen). De instroom en de uitstroom worden de komende jaren steeds meer divers en daarom zal de vraagsturing ook op dat gebied steeds meer gaan toenemen. Een opleiding moet hier aan de ‘voorkant’ en aan de ‘achterkant’ een antwoord op formuleren. De relatie is daarbij een belangrijk begrip. Deze begint bij het willen vinden van antwoorden op vragen. Nieuwsgierig zijn naar de achterliggende motivatie. Dat is vooral mogelijk bij het maken van keuzen. Het drie kleuren model laat deze mogelijkheid toe door die keuze toe te laten en te beheersen. Het denken in drie fasen is in alle aandachtsgebieden van het onderwijsleerproces terug te vinden .Zie hiervoor het hierna volgende schema. Dag
Invulling door
Kleur
Leerlijn
Focus
Toetsing
Ma
Opleiding
Rood
Conceptueel
Beroeps kennis
Zie cursuswijzer
BA/BMMKB Di
Integratie
vast gestelde ruimte Oranje
Conceptueel /
Groen
vaardigheden/
deels vastgestelde ruimte deels vrije ruimte
Zie cursuswijzer
persoonlijk functioneren
360 feedback
werken aan competentieontwikkeling in bedrijfsprocessen
assessments
vrije ruimte
portfolio
SLB Wo
Bedrijf / student
Groen
Do
Bedrijf / student
Groen
Integratie
competentiekaart
persoonlijk functioneren competentiekaart Vrij
Bedrijf / opleiding
Oranje
Conceptueel /
werken aan beroepsopdracht
gekozen
beroepsproduct
integratie
DIDACTISCHE INSTRUME NTEN Om de bijzondere leeromgeving van het traineeship van de opleiding Business Management tot een succes te maken is een aantal instrumenten ontwikkeld, waaronder de competentiekaart en de ‘peer groups’(referentiegroep bestaande uit 4 studenten met verwante opdracht/organisatie/ontwikkelingsdoelen).
DE COMPETENTIEKAART 21/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Op de competentiekaart worden de competenties uitgewerkt waaraan de student werkt. De te behalen beroepsprestaties zijn zo uitgeschreven dat de student in overleg met zijn SLB/docentbegeleider en bedrijfsmentor de relevantie voor zijn beroepspraktijk kan bepalen en zo actueel mogelijk kan aansluiten bij de wensen van het bedrijf. De opleiding kan hiermee maximaal flexibel zijn naar het bedrijf. In overleg met het bedrijf en de opleiding wordt bepaald welk beroepsprestatie centraal staat. De student gebruikt hiervoor zijn twee 'groene' dagen in het bedrijf. Bij elke prestatie wordt de toetscyclus doorlopen. Bij een voldoende beoordeling behaalt de student de competentie op het afgesproken niveau. Elke student krijgt een competentiekaart. Deze is een vast onderdeel van zijn portfolio. Tijdens elk assessment wordt van de kaart een 'foto' gemaakt zodat vorderingen zichtbaar worden. De competentiekaart maakt studievoortgang zichtbaar, de mate van zelfsturing en biedt de ondernemende student de mogelijkheid zijn vraag als startpunt te nemen voor versnelling en verdieping. Op termijn kan het instrument steeds flexibeler worden ingezet als de opleiding met haar aanbod individueler kan inspelen op de onderwijsvraag uit de praktijk. De student kan vraagsturing vormgeven door middel van de competentiekaart. De student maakt een keuze uit het aanbod van beroepsproducten vanuit de thema´s behorend bij de competentie waaraan gewerkt wordt of komt zelf met een voorstel, na overleg met het bedrijf. Meer informatie over de competentiekaart en de beroepsproducten tref je in de themaboeken.
DE ‘PEER GROUPS’ De studenten zijn drie dagen per week actief in de praktijk en daarnaast twee dagen per week op de opleiding aanwezig. Deze vorm van onderwijs lijkt sterk op duaal- of deeltijdonderwijs, maar het is nog steeds voltijdonderwijs. We spreken liever van hybride onderwijs dat beter aansluit bij de huidige leervraag. De student van Business Management volgt eigenlijk naast een dagopleiding bijna een gehele praktijkopleiding in een bedrijf. De binding met de studie is hierdoor een stuk minder. Om toch binding te houden worden studentgroepen gevormd als resultaatgerichte teams. Deze teams noemen we peer groups. De studenten in een peer group hebben met elkaar een bijzondere relatie. Ze zijn medeverantwoordelijk voor elkaar en bieden elkaar daarom coaching en ondersteuning. De peer groups komen wekelijks bij elkaar en leggen aan elkaar verantwoording af en helpen elkaar o.a. bij het reflecteren. THEMA’S VANAF HET TW EEDE STUDIEJAAR Onder verantwoordelijkheid van vakdocenten vanaf het tweede jaar van de opleiding Business Management vier themaboeken ontwikkeld met elk een eigen thema. De thema’s zijn verdeeld over de onderwijsperioden van het hele schoolseizoen. Elk thema kent eigen beroepsproducten / praktijkopdrachten die bij het bedrijf moeten worden ontwikkeld. Het is de bedoeling dat de bedrijfsmentor deze opdrachten begeleidt binnen het bedrijf. Het centrale thema’s zijn: - ‘Facetten van bedrijfsvoering’ (tweede studiejaar) - ‘Persoonlijke professionalisering en integrale besturing van organisaties (derde studiejaar) - ‘Beroeps specifieke specialisatie ‘(vierde studiejaar) Elk themaboek bestaat uit een aantal cursuswijzers en geeft naast informatie over het betreffende thema, de manier van werken, de te leveren beroepsproducten, de beoordeling, de aanbevolen of verplichte literatuur ook de studiebelasting. De studenten krijgen de themaboeken in hardcopy uitgereikt, maar ze zijn ook te vinden op Sharepoint. SPECIFIEKE ROL SLB/ DOCENTBEGELEIDER Eén van de belangrijkste inzichten in het profiel van MKB’ers is wel de ‘hands on’ – mentaliteit. Uitdrukkingen als ‘Aanpakken en doorpakken’, ‘Met je voeten in de klei’, ‘Je leert het pas in de praktijk’, komen veelvuldig voor in het jargon van de MKB’er. Hiermee wordt in het didactisch concept rekening gehouden. Vertrekpunt hierbij is het leerstijlenmodel van KOLB. Zijn theorie is dat voor een effectief en efficiënt leerproces vier fasen moeten worden doorlopen. Zie hiervoor bijgaand model.
22/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Leercyclus van KOLB
Met name voor Business Management is het van belang dat de vier leerstijlen evenwichtig worden aangeboden. Dat wil zeggen ruime aandacht voor het actief experimenteren: actief en concreet bezig zijn. Dit is immers de zwakke schakel bij de reguliere opleidingen binnen Bedrijfskunde. Om dit te realiseren worden leerbedrijven geworven waar de student vanaf het tweede jaar drie dagen per week als trainee actief is. Daarbij werkt de student twee dagen aan opdrachten die door het bedrijf worden geformuleerd en één dag aan opdrachten die door de opleiding worden geformuleerd. De door school verstrekte opdrachten passen in de vijf thema’s die door vakdocenten worden ingevuld en getoetst. Het ‘actief experimenteren’ is dus gestructureerd van uit de organisatie en van uit school. NIVEAU Binnen Business Management geldt net als binnen de andere opleidingen bij het instituut voor Business Administration een groeiend niveau van taakuitvoering. Dit betekent dat de complexiteit toeneemt, het niveau hoger wordt en de mate van zelfsturing toeneemt. Wordt in de propedeuse nog veel gewerkt onder begeleiding, in het tweede jaar leert men om van samenwerken te groeien naar zelfstandig werken. Dit zal bij de uitvoering van de werkzaamheden duidelijk zichtbaar moeten zijn Als belangrijke niveau-indicatoren zal gebruik gemaakt worden van de niveau-indeling naar Dublin Descriptoren. Deze zijn verwerkt in de competentiekaart. TOETSING BIJ BUSINES S MANAGEMENT Bij de opleiding Business Management worden verschillende vormen van toetsing gehanteerd. Toetsen van kennis, vaardigheden, beroepshouding en vermogen tot reflecteren. TOETSING VAN KENNIS: Het opdoen, toepassen en weer verder uitbouwen van kennis wordt tijdens elk studiejaar op verschillende manieren en momenten getoetst in de aangeboden cursussen. De kennis wordt getoetst via bijvoorbeeld een tentamen of werkstuk. TOETSING VAN VAARDIGHEDEN: Bij vaardigheden moet u niet alleen denken aan beroepsspecifieke (technische) vaardigheden, maar ook aan algemene vaardigheden zoals projectmatig handelen, analytisch denken, communiceren, en leiding geven. Op het uitvoeren en toepassen van vaardigheden wordt de student regelmatig getoetst. De opleiding hanteert verschillende instrumenten voor vaardighedentoetsing: 23/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Self-assessment: student legt zijn eigen functioneren onder de loep via de vragenlijsten uit het boek “Competentiemanagement”(Grit). Peer-assessment (peer groups): medestudenten (peers) bekijken het functioneren en geven vervolgens feedback. Dit gebeurt onder meer bij de thema-opdrachten van Traineeship 2, maar ook informeel gedurende het hele jaar en op verzoek. Assessment op managementvaardigheden: Oefenen met managementvaardigheden doet de student tijdens het traineeship en in de managementtrainingen. Tijdens de tweedaagse ondergaat de student het assessment voor wat betreft management- en leiderschapskwaliteiten. Dit wordt vastgelegd in een reflectieverslag voor de cursus Managementvaardigheden en Leiderschap. Eindassessment op domeincompetenties en de daaruit voorvloeiende competentiekaart jaar 2. Dit is het eindassessment, waarin de student laat zien welke competenties van de competentiematrix en competentiekaart jaar 2 hij/zij beheerst. Dit is dan ook een toetsonderdeel van traineeship 1.
-
-
-
TOETSING VAN BEROEPS HOUDING: Voor het toetsen van de beroepshouding bestaat geen apart toetsmoment en geen apart toetsinstrument. De student feedback geven is het belangrijkste doel, vandaar dat ook voor het toetsen van de beroepshouding vaak self- en peer-assessment worden gebruikt. En wel op diverse momenten: binnen het traineeship, in je peer group, tijdens stages en noem maar op. Dus de beoordeling van de bedrijfsmentor van het traineeship speelt hierin ook een belangrijke rol. Herhaaldelijk moet de student op eigen initiatief aan anderen een beoordeling van zijn/haar professionele gedrag vragen en de feedback vertalen in een persoonlijk ontwikkelingsplan of Plan van Aanpak. TOETSING VAN REFLECTIEVERMOGEN: De eis dat de student moet kunnen reflecteren op het eigen professionele handelen betekent in feite dat men in staat is zijn/haar eigen doen en laten van een afstandje te bekijken en beoordelen en op grond daarvan bij te sturen. Voortdurend reflecteren is nodig omdat men daardoor als professional bewust bekwaam blijft in de beroepsuitoefening. Reflectievermogen is daarom zeer regelmatig punt van aandacht. Het vermogen tot reflecteren is onder meer nodig om een goed eindverslag over het traineeship te schrijven en gebruikt men in het assessment om te reflecteren op de vorderingen aan de hand van het plan van aanpak. Reflecteren leidt tot een continu aanpassen van het plan van aanpak en het bijstellen van de persoonlijke leerdoelen. BIJLAGE: COMPETENTIES Vanuit de Europese generieke competenties zijn domeincompetenties geformuleerd. Deze generieke competenties dienen als basis voor het Institute for Business Administration in het algemeen en voor de opleiding Business Management in het bijzonder. Het gaat bij competenties om de eigenschappen waardoor iemand een professional is in zijn beroep. Tijdens de opleiding en tijdens jouw traineeship zijn de onderstaande 8 competenties richtinggevend. Bij het formuleren van de leerdoelen voor het traineeship kan worden uitgegaan van de onderstaande domeincompetenties. Bij het actief meewerken en uitvoeren van de opdrachten in de praktijk gaat het immers om die competenties. Elke activiteit of opdracht kan gekoppeld worden aan één of meer competenties van de opleiding Business Management:
COMPETENTIEKAART JAAR 1 + 2 Competentie 1: Processen beheersen Gedragsobservaties De student:
kan zijn/haar werkzaamheden / opdrachten planmatig cq. projectmatig voorbereiden en uitvoeren.
neemt op de juiste momenten initiatief teneinde de lopende werkzaamheden goed uit te voeren.
kan problemen oplossen.
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
24/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
evalueert projectprocessen en resultaten.
kan hoofdzaken van bijzaken onderscheiden.
kan goed onder (tijds)druk werken zonder verlies aan kwaliteit.
Competentie 2: Verkopen Gedragsobservaties De student:
maakt contact met de klant en heeft een goed servicegevoel.
kan zichzelf en het bedrijf goed representeren.
snapt wat de klant wil cq. kan zich verplaatsen in de behoeften van de klant.
ziet kansen voor nieuwe producten, diensten en/of markten.
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 3: Beleid vertalen naar actie Gedragsobservaties De student:
snapt de invloed van trends en ontwikkelingen op een organisatie
kan (strategische) doelstellingen / besluiten vertalen naar concrete acties binnen het eigen takenpakket of opdracht
kan een simpele analyse maken van een situatie en hieruit conclusies, adviezen en verbeteracties formuleren
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 4: Theorie en vakkennis koppelen aan praktijk Gedragsobservaties De student:
beschikt over voldoende vakkennis om zijn/haar functie in het traineeship inhoudelijk goed te kunnen uitvoeren.
gebruikt vakkennis om de werkzaamheden in zijn/haar beroepspraktijk meer verdieping of verbreding mee te geven.
gebruikt theorie om de werkzaamheden in zijn/haar beroepspraktijk of in de opleiding zelf meer verdieping of verbreding mee te geven.
heeft oog voor zowel de theoretische kant van het vraagstuk als de praktische gevolgen van het vraagstuk voor een organisatie
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
25/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Competentie 5: Sturen Gedragsobservaties De student:
organiseert overleg
stelt doelen en resultaten
stimuleert en motiveert projectleden, collega-medewerkers of medestudenten
kan snel en daadkrachtig beslissingen nemen
evalueert projectprocessen en resultaten
heeft leiderschapskwaliteiten en laat deze waar mogelijk zien in de functie, bij de uitvoering van zijn/haar opdrachten of in een schoolsituatie
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 6: Communiceren Gedragsobservaties De student:
kan zich mondeling duidelijk en concreet uitdrukken.
kan schriftelijk helder formuleren.
geeft andere medewerkers of studenten duidelijkheid over verwachtingen en durft hen daarop ook aan te spreken (of bij te sturen).
bespreekt conflicten en kritiekpunten met betrokkene(n) en zoek constructief naar oplossingen.
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 7: Zelfstandig werken Gedragsobservaties De student:
kan in grote mate van zelfstandigheid de werkzaamheden behorende tot zijn/haar taken / opdrachten vervullen.
haalt afgesproken doelstellingen en is afspraakbetrouwbaar.
is vasthoudend om zijn/haar werk gedaan te krijgen.
voelt zich verantwoordelijk voor de tot zijn/haar functie of opdracht behorende werkzaamheden.
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 8: Groeien Gedragsobservaties
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score
26/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
De student:
toont zich verantwoordelijk voor de eigen ontwikkeling en betrekt anderen bij zijn/haar leerproces
is zelfkritisch.
staat open voor feedback van anderen en doet er iets mee.
hanteert een goede balans tussen de te verrichten werkzaamheden voor de functie en de uit te voeren praktijkopdrachten voor school.
1
2
3
4
5
COMPETENTIEKAART JAAR 3 + 4 Competentie 1: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens Gedragsobservaties De student:
doet methodisch onderzoek naar de politieke, sociale en economische omgevingsfactoren
brengt ontwikkelingen in kaart en kan deze met elkaar in verband brengen
adviseert op basis van doelstellingen over geschikte wijze van samenwerking en relatiebeheer
evalueert resultaten en stelt bij (PDCA-cyclus)
gebruikt een breed scala aan modellen om een bedrijfssituatie in kaart te brengen
doet methodisch onderzoek naar de politieke, sociale en economische omgevingsfactoren.
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 2: Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming Gedragsobservaties De student:
ontwerpt kaders en methodieken voor het onderzoek van bedrijfsprocessen, organisaties en procedures op grond van vastgestelde doelstellingen en gebruikt deze voor onderzoek
analyseert resultaten, weegt alternatieven in de relevante context, en beargumenteert conclusies
draagt zorg voor noodzakelijke input voor besluitvorming
ontwerpt kaders en methodieken voor het onderzoek van bedrijfsprocessen, organisaties en procedures op grond van vastgestelde doelstellingen en gebruikt deze voor onderzoek
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
27/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Competentie 3: Toepassen Human Resource Management als onderdeel van de strategie van de organisatie Gedragsobservaties De student:
maakt op basis van algemene kaders en doelstellingen plannen op het gebied van HRM zoals personeels-, wervings-, en scholingsplannen. Sociale plannen en strategische personeelsplannen
zorgt voor juridische, financiële toetsing van ontwikkelde plannen
overlegt over en verdedigt plannen op verschillende niveaus. Doet dat integer en ethisch verantwoord
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 4: Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen Gedragsobservaties De student:
analyseert op methodische wijze ketens van bedrijfs- of organisatieprocessen
richt bedrijfs- en organisatieprocessen in, rekening houdend met wensen en eisen van de opdrachtgever, structuur- en cultuuraspecten, leidend tot een effectieve bedrijfsvoering
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 5: Analyseren van financieel juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken Gedragsobservaties De student:
ontwerpt een managementinformatiesysteem op basis van eisen (kengetallen)
draagt bij aan de interpretatie van managementinformatie (benchmarking)
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 6: Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces Gedragsobservaties De student:
leidt eenvoudige veranderingsprojecten
gebruikt bij het ontwikkelen van veranderingstrajecten relevante informatie uit organisatie en omgeving wat betreft de veranderaanpak, weerstand en strategie
is flexibel in de keuze van methoden
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
28/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Competentie 7: Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk en organisatorisch) Samenwerken in een beroepsomgeving en meewerken over doelen en inrichting van de organisatie. Communiceren, mondeling en schriftelijk, intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare berdrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels Gedragsobservaties De student:
geeft informatie in toegankelijke teksten weer
houdt een presentatie
verwoordt doeltreffend een standpunt op heldere wijze
functioneert met gevoel voor bedrijfscultuur
geeft constructief feedback
reageert oplossingsgericht
checkt of aan verwachtingen voldaan is
kan samenwerken binnen een team
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 8: Zelfsturende competentie Sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden, flexibiliteit; Nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; Ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen; Leveren van een bijdrage aan de verdere professionalisering van de branche, publicaties, bijdragen aan congressen enzovoort. Gedragsobservaties De student:
reflecteert op eigen ontwikkeling
brengt zelf sterke en zwakke kanten in kaart
past werkwijze aan n.a.v. feedback en reflectie
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
29/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management
Praktijkgids Bedrijfsmentoren – Traineeships Business Management
Competentie 9: Leiding geven aan een bedrijf, een bedrijfsonderdeel bedrijfsprocessen of een project Gedragsobservaties De student:
organiseert overleg
stelt doelen en resultaten
stimuleert en motiveert projectleden, collega-medewerkers of medestudenten kan snel en daadkrachtig beslissingen nemen
evalueert projectprocessen en resultaten
heeft leiderschapskwaliteiten en laat deze waar mogelijk zien in de functie, bij de uitvoering van zijn/haar opdrachten of in een schoolsituatie
geeft leiding aan een bedrijf, bedrijfsonderdeel of project
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
Competentie 10: Initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten, zelfstandig en ondernemend, ingegeven door ondernemingsbeleid Gedragsobservaties De student:
maakt contact met de klant en heeft een goed servicegevoel
kan zichzelf en het bedrijf goed representeren
snapt wat de klant wil c.q. kan zich verplaatsen in de behoeften van de klant
ziet kansen voor nieuwe producten, diensten en/of markten
Beoordeling student, waarbij: 1 = laagste score en 5 = hoogste score 1 2 3 4 5
30/30 © Hogeschool Utrecht, opleiding Business Management