Hart voor Scripta Natuur & Milieu Door Wim Althuis - Petra van Rijssen - Martine Vonk
Colofon Scripta is een publicatie reeks van PerspectieF ChristenUnie-jongeren. In een cripta wordt een politiek thema uitgediept en wordt er vanuit een christelijk perspectief een aanzet gedaan tot stellingnames. Scripta is zeer geschikt als studiemateriaal maar ook als aanzet voor een discussiebijeenkomst. Tekst: Wim Althuis, Petra van Rijssen, Martine Vonk Lay-out: Frank Visser Drukwerk: Bureau ChristenUnie 1e druk, 24 februari 2001
Scripta Hart voor Groen
Inhoudsopgave Inleiding..................................................................................................................... 5 1
Ontgroening....................................................................................................... 7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Groen beleid .................................................................................................... 13 2.1 2.2 2.3 2.4
3
Christelijk is groen?!....................................................................................... 23 Groen versus christelijk?................................................................................ 24 Christelijk en groen ........................................................................................ 25 Groen in de christelijke politiek ...................................................................... 26 Stellingen ....................................................................................................... 28
Stop de ontgroening! ...................................................................................... 29 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
6
Schepping...................................................................................................... 18 Bewerken en bewaren ................................................................................... 19 De Breuk........................................................................................................ 20 Herstel ........................................................................................................... 20 Liefde en recht ............................................................................................... 21 Vragen ........................................................................................................... 22 Stellingen ....................................................................................................... 22
Groen en christelijk ......................................................................................... 23 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
Internationaal milieubeleid ............................................................................. 13 Milieubeleid in Nederland............................................................................... 14 Vragen ........................................................................................................... 17 Stellingen ....................................................................................................... 17
Groen in de bijbel ............................................................................................ 18 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4
Geschiedenis in vogelvlucht ............................................................................ 7 Tegenbewegingen ........................................................................................... 8 Anno 2001 ....................................................................................................... 9 Vragen ........................................................................................................... 10 Stellingen ....................................................................................................... 11
Hart voor groen! ............................................................................................. 29 Ecologische economie ................................................................................... 29 Hard voor groen! ............................................................................................ 30 Een vitale natuur ............................................................................................ 31 Een gezonde agrarische sector ..................................................................... 32 Mobiliteit op maat........................................................................................... 32 Gedeelde rijkdom........................................................................................... 33 Vragen ........................................................................................................... 34 Stellingen ....................................................................................................... 34
Groen doen! ..................................................................................................... 35 6.1 6.2 6.3 6.4
Een schoner milieu begint bij jezelf................................................................ 35 Consuminderen! ............................................................................................ 35 Bewust kopen ................................................................................................ 36 Schone en eerlijke producten ........................................................................ 36
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
3
Scripta Hart voor Groen
6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 7
Spaar water en energie.................................................................................. 37 Rijd en reis bewust!........................................................................................ 37 Tot slot ........................................................................................................... 38 Vragen ........................................................................................................... 38 Stellingen ....................................................................................................... 38
Samenvatting................................................................................................... 40
Literatuurlijst........................................................................................................... 41 Bijlage 1: ‘Door schade en schande’ .................................................................... 43 Bijlage 2: ‘Op goede sporen en rechte wegen’ .................................................... 46 Bijlage 3: Milieucode .............................................................................................. 50
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
4
Scripta Hart voor Groen
Inleiding “Natuur is voor tevredenen of legen. En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant, een heuvel met wat villaatjes ertegen.” J.C. Bloem Tegenwoordig rijden bijna alle auto’s in Nederland loodvrij, zwemt er weer zalm in de Rijn en zijn er meer zeehonden in de Waddenzee dan ooit tevoren. Toch blijkt ‘milieu’ voor jongeren een belangrijk item te zijn waar ze zich grote zorgen over maken: Hoe ziet de wereld er uit als ik oud ben? Zullen mijn (eventuele) kinderen en kleinkinderen nog van het landschap kunnen genieten? Ook de christelijke politieke partijen hebben de zorg voor het milieu hoog in hun vaandel staan. In 1998 bleek de RPF zelfs het groenste verkiezingsprogramma te hebben (‘Actie Schoon Schip’) en werd RPF-parlementariër Dick Stellingwerf door de Dierenbescherming uitgeroepen tot 'Dierenbeschermer van het jaar'. Ook het GPV heeft zich bewezen als voorvechter van een gezond milieu. Maar hoe groen zal de ChristenUnie in de 21ste eeuw blijken te zijn? In deze Scripta doen we een voorzet voor een groene, integrale en evenwichtige milieuparagraaf. Maar ook voor een groen en consequent milieugedrag, want groene woorden vragen om groene daden en groene leefstijlen. Vroeger hebben christenen dikwijls het voortouw genomen in de strijd tegen armoede, ziekte, onrecht en ethische verloedering. Echter in de strijd voor een gezond milieu doet niet iedereen even enthousiast mee. Hebben we hart voor onze leefomgeving? De titel van deze scripta slaat ‘natuurlijk’ op het groen om ons heen: natuur en milieu. Daarnaast verwijst het naar ons hart; als we ergens hart voor hebben, kan het niet blijven bij mooie woorden, maar moeten we daar ook naar handelen. Hierbij hebben we bewust gekozen voor een positief-kritische insteek: naast alle negatieve effecten moeten ook de positieve ontwikkelingen genoemd worden. We dagen ook jou als lezer uit om niet zomaar alles te slikken als zoete koek, maar om er constructief-kritisch over na te denken.
Leeswijzer Natuur- en milieubeleid vormen een complex geheel, waar temidden van de vele bomen ‘het bos’ in meerdere opzichten snel zoek raakt. In deze scripta bieden we een inleiding c.q. opstapje om enig inzicht in en overzicht van de hoofdlijnen en (levensbeschouwelijke)achtergronden van dit beleidsveld te krijgen Het verhaal begint met een historische schets van de gebeurtenissen en processen die hebben geleid tot de tegenwoordige milieuproblematiek (hoofdstuk 1) en de daarmee samenhangende milieuwetgeving (hoofdstuk 2). Vervolgens kijken we naar wat de bijbel zegt over de natuur en het milieu (hoofdstuk 3), waarna dit wordt uitgewerkt naar een aantal concrete richtlijnen voor een christelijke levenshouding in de omgang met onze natuurlijke leefomgeving (hoofdstuk 4). Hierna volgt een PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
5
Scripta Hart voor Groen
praktische toepassing ervan in een aantal concrete standpunten en aanbevelingen voor een groen en christelijk milieubeleid (hoofdstuk 5). Tenslotte wordt dit ook uitgewerkt voor het persoonlijke milieugedrag in het dagelijks leven (hoofdstuk 6), immers een gezond milieu begint bij jezelf! Elk hoofdstuk wordt besloten met enkele vragen en stellingen. Deze kunnen worden gebruikt voor persoonlijke bezinning dan wel voor gebruik in een discussiegroep. Achterin vind je als bijlage het gezamenlijke Milieumanifest (1991) en Mobiliteitsmanifest (1998) van de RPF-jongeren, SGP-jongeren en GPJC, de Milieucode van de RPF-jongeren, een werkblad om jouw persoonlijke ‘Ecologische voetafdruk’ te bepalen en een lijst met adressen van allerlei natuur- en milieu(jongeren)organisaties.
Enkele begrippen Voor we verder gaan, staan we even stil bij de betekenis van een aantal veel voorkomende kernwoorden. Om te beginnen: wat bedoelen we eigenlijk met het woord ‘natuur’? Volgens sommige biologen staat dit synoniem voor alle vormen van leven. Voor sommige ‘stadsmensen’ is dit alles buiten de stad: gras, koeien en boerinnen. Natuur is er in alle soorten en maten, variërend tussen de twee uitersten ‘stad’ en ‘wildernis’, waartussen oneindig veel variaties bestaan. ‘Natuur’ en ‘cultuur’ laten zich onderscheiden door de mate van menselijk ingrijpen. Ze zijn niet scherp van elkaar te scheiden omdat er tegenwoordig geen enkele plek op aarde is die niet beïnvloed is door menselijke activiteiten (Althuis, 1998). Ten tweede het begrip ‘milieu’. Dit is een oneindig breed begrip dat het best valt te beschrijven als ‘de sociale en natuurlijke omgeving van de mens’. Kortweg: onze leefomgeving. Meestal wordt deze term gebruikt in verwijzing naar bedreigingen van de gezondheid van de mens of van de natuur. Ten derde de term ‘duurzaamheid’. Dit is een erg ruim begrip dat in feite alles omvat wat bijdraagt aan een gezonde en leefbare wereld, zowel nu als in de toekomst. Wij zullen hier volstaan met de oudste bekende formulering, afkomstig van Calvijn: "De aarde moet in cultuur gebracht worden, evenwel niet zo dat de grond uitgeput raakt, maar op zo'n wijze dat de aarde in nog betere staat aan de toekomstige generatie kan worden overgedragen” (Van Workum, 1997).
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
6
Scripta Hart voor Groen
1 Ontgroening “De beschaving van een volk is af te meten aan het aantal wouden dat wordt geveld om er tissues van te maken” Midas Dekkers
1.1
Geschiedenis in vogelvlucht
In den beginne was Nederland woest en ledig: een onbegaanbaar zompig kweldergebied met hier en daar een bewoonbare (rivier)duin. De eerste bewoners waren rondtrekkende jagers en verzamelaars. Veel later kwamen er mensen die nederzettingen bouwden en die landbouw probeerden te bedrijven. Wie denkt dat deze oermensen in complete harmonie leefden met hun omgeving vergist zich. Vanaf het vroegste begin zijn verhalen bekend over de aantasting van de natuur door de mens. Zo weten we bijvoorbeeld dat elanden in Scandinavië overbejaagd werden, in het tijdperk van jagers en verzamelaars. Toen men zich permanent ging vestigen, werd op lokale schaal de grond nog al eens uitgeput en werden bomen gekapt en struikjes verbrand ten bate van de vruchtbaarheid van de landbouwgrond. Overal waar geoogst of geproduceerd wordt, laten mensen meer dan alleen hun voetsporen na. Vanaf de tijd dat er meer gereisd werd, al enkele eeuwen voor Christus, liftten ratten en muizen en later ook varkens en kippen mee met de boten. Dit had enorme gevolgen voor onder meer de inheemse dieren op eilanden, die vaak niet op konden concurreren tegen de nieuwelingen. Ze waren daar niet op ingesteld vanwege het ontbreken van roofdieren (‘predatoren’) op die eilanden. Op Hawaï is tachtig procent van de inheemse fauna verdwenen. In het Mediterrane gebied, dat vroeger bedekt was met bomen, heeft de vanuit het noorden geïntroduceerde geit flink huisgehouden. Al snel was er bijna geen boom meer over. Dit had onder andere verdroging en uitputting van de bodem tot gevolg. In de Middeleeuwen zijn in heel Europa grote oppervlakten bos verdwenen. Ook vijfhonderd jaar geleden waren er zodoende al talloze historische voorbeelden van aantasting van natuur en milieu. Van het uitsterven van dieren, erosie en uitputting tot watervervuiling in de Middeleeuwse steden (riolen!) en drooglegging van moerassen waardoor watervogels verdwenen. De meeste rampen waren van lokale of regionale aard, waardoor de schade relatief binnen de perken bleef. Het is overigens een misverstand om te denken dat menselijk ingrijpen altijd leidt tot verlies van natuurlijke waarden. Er bestaan talloze voorbeelden van soortenrijke landschaptypen die hun rijkdom te danken hebben aan het menselijk handelen, zoals onze heidevelden, veenafgravingen (‘petgaten’) en bloemrijke hooilanden. Ook is aangetoond dat het aantal plantensoorten in Midden-Europa enorm is toegenomen na de komst van de landbouw (Althuis, 1998). Sinds de opkomst van de industrie en het tijdperk van de Verlichting (17de en 18e eeuw) veranderde er ingrijpend veel. Vaak wordt de huidige milieuproblematiek geweten aan de denkomslag in de Verlichting, waarin het reductionisme en PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
7
Scripta Hart voor Groen
rationalisme door denkers als Descartes gemeengoed werden. De Industriële Revolutie van rond 1800 was de technologische uiting van het Verlichtingsideaal van materiële welvaart en productie. Het zorgde voor een keerpunt in de geschiedenis, ook voor het milieu. Sinds de uitvinding van de stoommachine werden steeds modernere machines en voertuigen ontwikkeld en kwam een explosieve uitbreiding van de productiecapaciteit en ook van de infrastructuur op gang. Langzaam maar zeker verdween de kleinschaligheid en variatie die het landschap tot dan toe gekenmerkt hadden. We staan aan het begin van de massale verbouw van graan en andere gewassen. Een ander voorbeeld is de schaalvergroting in de walvisvangst in de afgelopen eeuwen, waar men nieuwe technieken ging gebruiken. Hierdoor zijn inmiddels verscheidene walvissoorten uitgestorven. De energiewinning met behulp van mijnbouw en elektriciteitsproductie heeft geleid tot het kappen van talloze bomen en het kanaliseren en afdammen van talloze rivieren, wat niet zonder gevolgen bleef voor de natuur en het milieu. Zo zijn er veel meer voorbeelden te noemen. Een recenter keerpunt, met wellicht nog grotere gevolgen, is de periode van wederopbouw van West-Europa na de Tweede Wereldoorlog. De productie van de industrie schoot omhoog en drukte een steeds zwaarder stempel op het landschap. De bevolkingsgroei nam toe, evenals de welvaart en de consumptie. Dit resulteerde in een intensivering en schaalvergroting binnen de land- en tuinbouw, veeteelt en visserij. Door de massale uitstoot van verbrandingsproducten door het verkeer en de industrie raakten de lucht en de neerslag vervuild met ammoniak en zwaveldioxide. Via de neerslag (‘zure regen’) kwamen deze stoffen in bodem terecht en zorgden voor verzuring en verruiging van het landschap waardoor veel plant- en diersoorten zijn verdwenen. Op het platteland werd het grondwaterpeil steeds verder verlaagd, waardoor natuurgebieden verdroogden en waterwinning bemoeilijkt werd. Steeds meer bestrijdingsmiddelen en andere chemicaliën werden gebruikt. Deze drongen door in de bodem en het water, wat tot massale vissterfte heeft geleid. Zeehonden legden het loodje door een overdosis aan PCB's en roofvogels bezweken massaal onder het landbouwgif DDT. In de jaren zeventig bereikte de haringpopulatie in de Noordzee een dieptepunt. De toename in virussen en plaagdieren in de landbouw hadden misoogsten en de ontwikkeling van dure en agressieve gewasbeschermingsmiddelen tot gevolg. Ondanks deze gevolgen bleef het beleid gericht op intensivering en schaalvergroting in alle sectoren. De (Europese) politiek subsidieert deze ontwikkeling al jaren en met 'succes': we gaan en masse verder in de 'vooruitgang'.
1.2
Tegenbewegingen
Het heeft lang geduurd voordat men ging beseffen dat er een keerzijde zit aan de 'vooruitgang'. Pas in de jaren zestig ontstond een tegenbeweging die pleitte voor onder andere een schonere landbouw en een gezonde Wadden- en Noordzee. Verschillende natuur- en milieuorganisaties zijn in die tijd van de grond gekomen, waaronder de Waddenvereniging en de Stichting Natuur en Milieu. Vanaf de jaren tachtig werd ‘milieu’ een belangrijk maatschappelijk thema en werd ‘groen’ ook in de politiek een factor van betekenis. Een onmiskenbare aanleiding voor deze ‘groene golf’ is de nucleaire ramp in de kerncentrale van Tsjernobyl, die veel mensen in
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
8
Scripta Hart voor Groen
West-Europa heeft doen beseffen hoe groot de effecten en risico’s zijn voor onze eigen gezondheid en veiligheid. Veel ouder dan de milieugeschiedenis is de geschiedenis van de natuurbescherming. Al in de 17e en 18e eeuw was er in Amerika sprake van natuurbescherming, dankzij mensen als Thoreau en Leopold. In Nederland staken enkele natuurvorsers pas eind 19e en begin 20e eeuw de koppen bij elkaar. Erg bekend werd Jac. P.Thijsse met zijn “Verkade albums met inplakplaatjes’, maar ook als oprichter van Vereniging Natuurmonumenten. Hij voorkwam dat het Naardermeer een afvalstort werd door het gebied op te kopen. Uit die tijd stammen eveneens de Vogelbescherming, de Dierenbescherming en de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV). De redenen om natuur te beschermen zijn velerlei. De natuur heeft een economische functie (als bron van voedsel, grondstoffen et cetera), een regulerende functie (bijvoorbeeld de zuurstofvoorziening door bomen), een esthetische functie (natuur is mooi en inspirerend), een recreatieve functie en een informatieve functie. Ook spreekt men van de 'intrinsieke waarde' van de natuur. De natuur is het beschermen waard omwille van de natuur zelf. Nederland wordt gekenmerkt door karakteristieke landschappen. Dit schept een culturele band tussen de Nederlanders, waarmee ook dit aspect een argument voor natuurbescherming kan zijn. Inmiddels kent ons land een heel scala aan dieren-, natuur- en milieubeschermingsgroeperingen (waarvan een beknopte lijst is opgenomen in Bijlage 5). Hoewel deze niet bij iedereen even geliefd zijn, hebben ze hun nut inmiddels overduidelijk bewezen. Zonder de Waddenvereniging was Ameland nu geen eiland meer, maar verbonden met het vaste land en hadden gasboringen wellicht al jaren terug plaatsgevonden. Zonder Natuurmonumenten waren heel wat waardevolle landgoederen verkocht geweest aan projectontwikkelaars. De milieubeweging heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de opkomst van de biologische landbouw en de afvalscheiding en recycling. De inzet voor een gezonde leefomgeving is tegenwoordig niet langer een zaak van de overheid of natuur- en milieuorganisaties. Ook voor bedrijven is het een belangrijke vestigingsfactor geworden en houden diverse multinationals zelfs PR-campagnes voor een ‘groen imago’. Investeren in groen is fiscaal aantrekkelijk geworden en Sponsoring van natuurorganisaties door bedrijven is niets nieuws meer.
1.3
Anno 2001
Hoewel al veel maatregelen zijn getroffen, gaat het toch nog niet echt goed met de natuur en het milieu in Nederland. Er is meer verzuring, versnippering, verdroging, verrijking, verruiging en vermesting (de zogenaamde 'ver'-processen) dan ooit tevoren. De katalysator en minder belastende brandstoffen bleken het groeiende autoverkeer niet te kunnen compenseren. De kritische geluiden naar de moderne landbouw en de inzet van veehouders om er een mineralenboekhouding en mestinjector op na te houden hebben het mestprobleem nauwelijks doen verkleinen. Het carpoolinitiatief, de OV-jaarkaart en inzet van snellere treinen hebben de aanleg van nieuwe autowegen niet tegen kunnen houden. De overheidsspotjes om zuiniger om te gaan met water en de stijging van de waterprijzen hebben het watergebruik niet doen verminderen. De nieuwe technologieën voor hergebruik van plastics PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
9
Scripta Hart voor Groen
hebben de afvalbergen niet tot slinken gebracht. Kortom, ondanks onze inzet lijken we toch gefaald te hebben. In Nederland heeft nog maar zo'n vier procent van het grondoppervlak de bestemming 'natuur'. En zelfs dit kleine beetje natuur dat we nog hebben is niet gevrijwaard van vernietiging. Uitbreiding van Schiphol, een Tweede Maasvlakte en de aanleg van de Betuwelijn, nieuwe snelwegen en woonwijken hangen als het zwaard van Damocles boven het natuurlandschap, ondanks fel protest. Tegelijk met het verdwijnen van natuur vindt er aantasting plaats van de kwaliteit van de overgebleven natuur, oftewel van bodem, lucht en water en de flora en fauna. Dan hebben we het over de verzuring door milieuschadelijke stoffen, waaronder CO2, SO2 en NOx, uitgestoten door het vlieg- en autoverkeer en de industrie. Ook kunnen we denken aan de versnippering door de aanleg van nieuwe wegen, waardoor bijvoorbeeld vlinder- en plantenpopulaties geïsoleerd raken. Niet alleen in Nederland, maar ook op mondiale schaal moeten natuur en landschap flinke klappen incasseren. Veel Derde Wereldproblematiek is direct terug te voeren op milieurampen als uitputting van de grond, erosie, verdroging en plagen. Het verhaal van de Nijlbaars en Waterhyacint in het Victoriameer in Kenia en Tanzania illustreert dit maar al te goed. Deze beide soorten werden hier voor commerciële doeleinden uitgezet, met alle gevolgen van dien. Het meer dat voorheen een levensbron was voor de hele regio raakte totaal ontwricht. Inheemse vissoorten verdwenen, ziekten breidden zich uit en mensen stierven van de honger, omdat het meer niet veel goeds meer te bieden had. Niet alleen mensen sterven aan milieuvernietiging, elk jaar verdwijnen er naar schatting 25.000 tot 50.000 dier- en plantensoorten van onze aardbol. Het tropisch regenwoud is door bepaalde milieudeskundigen al opgegeven, het kappen gaat onverlet door. De import en aankoop van tropisch hardhout zijn nog geen verleden tijd. Daarnaast worden oerbossen uit de meer noordelijke streken zoals de voormalige USSR op grote schaal gekapt. Vernietigende overstromingen zijn niet uitzonderlijk, denk alleen al aan de bijna jaarlijkse overstromingen in Bangladesh, India en Venezuela of aan de Yangtze-rivier die buiten haar oevers trad. De Chinezen erkennen dat de rigoreuze indamming van de rivier had geleid tot deze, reeds vroeg voorspelde, ramp. Inmiddels is een milieuprogramma gestart om herhaling te voorkomen. Helaas is dit pessimistische lijstje, waarin natuur en milieu het onderspit delven, nog veel langer, maar daar willen we nu niet op ingaan. Stuk voor stuk zijn het ernstige keerzijden van ons Westerse consumptiegedrag. Maar wat valt er hieraan te doen? Wat wordt eraan gedaan? In het volgende hoofdstuk staan we stil bij het internationale en Nederlandse natuur- en milieubeleid in de afgelopen decennia.
1.4 1. 2. 3. 4. 5.
Vragen
Wat versta jij onder ‘natuur’? en wat onder ‘cultuur’ Wat is jouw eerste gedachte bij het woord ‘milieu’? en bij ‘duurzaamheid’? Wanneer heb je voor het laatst in de natuur in gewandeld of gefietst?! Welke natuurtype spreekt je het meest aan (bijv. bos, heide, bergen) en waarom? Van welke milieuorganistaties ben jij lid / donateur? en waarom / waarom niet?
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
10
Scripta Hart voor Groen
1.5
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen? In Nederland kennen we geen natuur: Echte ongetemde natuur is niet zoetsappig maar indrukwekkend (bergen), ruw en mededogenloos (bijv. aardbevingen). We moeten ons niet druk maken over milieuvervuiling, klimaatverandering en uitsterven van soorten; dit hoort nu eenmaal bij de natuur (c.q. ‘evolutie’). De consument is de grootste vervuiler, want die vraagt om producten die vervuilende fabrieken en landbouwmethodes noodzakelijk maken.
Het broeikaseffect Het broeikaseffect is een natuurlijk proces dat wordt versterkt door de uitstoot van de zogenoemde broeikasgassen. Door menselijk handelen worden broeikasgassen in de atmosfeer gebracht die daar warmtestraling vasthouden. Hoewel er nog veel onduidelijkheden zijn over de exacte oorzaken deze klimaatveranderingen, valt de grote invloed hierop van menselijk handelen niet langer te ontkennen (VN-rapport, 2001). Door de trage reactie van het klimaatsysteem en door de natuurlijke variaties zullen de gevolgen van menselijke beïnvloeding van het klimaat echter veelal pas na geruime tijd zichtbaar worden. Desalniettemin zijn in het afgelopen decennium wereldwijd de hoogste oppervlaktetemperaturen waargenomen sinds 1880 (CBS, 1999). Dit is ook in Nederland het geval. In de Nederlandse natuur treden verschuivingen op die verband lijken te houden met de temperatuurstijgingen. De gevolgen van klimaatverandering door het broeikaseffect zijn ingrijpend, zoals wereldwijd optredende ecologische, sociale en economische veranderingen door onder andere stijging van de zeespiegel, veranderingen in de regenval en verdamping en daardoor mogelijke droogte. De broeikaswerking wordt uitgedrukt in Global Warming Potential-factoren (GWP). De GWP-factor voor kooldioxide (CO2 ) is gelijkgesteld aan één. De broeikaswerking van andere stoffen wordt hieraan gerelateerd (Intergovernmental Panel on Climate Change, 1996); de GWP-factoren voor methaan (CH4) en stikstofdioxide (N2O) zijn respectievelijk 21 en 310 (CBS, 1999). De Nederlandse emissie van broeikasgassen bestond in 1998 voor 75% uit CO2. CH4 en N2O droegen ieder ongeveer 10% bij. De emissie van CO2 lag in 1998 circa 11% boven het 1990-niveau. De emissie van methaan daalde in dezelfde periode met circa 18%, terwijl de uitstoot (‘emissie’) van distikstofoxide steeg met zo´n 11% (CBS, 1999). De verdeling van de emissie van CO2 in 1998 per doelgroep als volgt: Industrie en raffinaderijen 30%, Energie 27%, Verkeer 19%, Consumenten 11% en Landbouw 4%. De groei van de CO2 emissie wordt vooral veroorzaakt door de groei van het wegverkeer, de stijgende elektriciteitsvraag en de toename van de productie van de chemische industrie. Ondanks het zuiniger worden van de auto´s wordt de emissie door het verkeer steeds groter door de spectaculaire groei van de mobiliteit. Arme landen dragen het minst bij aan het broeikaseffect, maar lijden de meeste schade als gevolg van klimaatsveranderingen: denk bijvoorbeeld aan de schrijnende tv-beelden over droogte, hongersnood en overstromingen…. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
11
Scripta Hart voor Groen
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
12
Scripta Hart voor Groen
2 Groen beleid “Ik houd het meest van half-landelijkheid: van vage weidewinden die met lijnen vol wasgoed spelen; van fabrieksterreinen waartussen armelijk gras de lorrie rijdt.” S. Vestdijk
2.1
Internationaal milieubeleid
In 1972 werd de wereld wakker geschud door het alarmerende rapport van de Club van Rome, een groep van verontruste wetenschappers. Ze stelden dat we met het huidige verbruik tegen een aantal grenzen zou aanbotsen, met betrekking tot grondstoffen, energie, voedsel, vervuiling en bevolkingsomvang. Als er niets zou veranderen voorzagen ze dat West-Europa door grootschalige vervuiling en massale bossterfte binnen enkele decennia zou veranderen in een maanlandschap. De gedachte dat de natuur onuitputtelijk of onbeperkt veerkrachtig zou zijn bleek een illusie. Vanaf toen werd het ook voor de politiek duidelijk dat economische vooruitgang grenzen had. In 1972 vond de Conferentie van Stockholm (UNCHE: United Nations Conference on the Human Environment) plaats. Dit was een mijlpaal in de milieugeschiedenis: 114 delegaties uit alle werelddelen spraken de bereidheid uit tot gezamenlijke actie ten behoeve van het milieu. Helaas waren er om politieke redenen geen Oosteuropese landen aanwezig. De conferentie mondde uit in een verklaring, een Actieplan voor internationale milieubescherming en het nieuwe milieu-orgaan binnen de VN, de United Nations Environment Programma (UNEP). De Europese Gemeenschap bracht in 1972, in navolging van 'Stockholm', het eerste Milieu-actieprogramma uit. Hierin waren voorwaarden en algemene doelstellingen voor een gemeenschappelijk milieubeleid opgenomen. Uit die tijd stamt ook het principe van 'de vervuiler betaalt' dat werd geïntroduceerd door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Nadere afspraken over lucht- en waterverontreiniging werden binnen de EG gemaakt, maar helaas hadden deze weinig voeten in de aarde. Cultuur en beleid van de landen verschilden toen onderling al aanzienlijk en het handhaven van een eenduidig internationaal beleid kostte veel moeite. Veel afspraken zijn overigens niet los te zien van economische doelstellingen; dit bemoeilijkt een eerlijke afweging tussen de vaak tegengestelde belangen van milieuzorg en economische ontwikkeling. In 1987 werd door de WCED (World Commission for Environment and Development) de term ‘duurzame ontwikkeling’ gelanceerd. Deze werd gedefinieerd en vastgelegd in het Brundtlandrapport ‘Our Common Future’. Het begrip 'duurzame ontwikkeling' geeft aan dat milieuzorg en economische groei op den duur zouden moeten integreren. Tijdens de beroemde UNCED conferentie (United Nations Conference on Environment and Development) 'Rio '92', is 'duurzame ontwikkeling' een begrip PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
13
Scripta Hart voor Groen
geworden. Duurzame ontwikkeling wil zeggen dat de maatschappelijke ontwikkeling die nagestreefd moet worden wel voorziet in de behoefte van de huidige generatie, maar daarnaast ook garant staat voor natuurbescherming en de behoeftevoorziening van toekomstige generaties. Een stap in de goede richting is de aandacht van de Wereldbank en het International Monetair Fund (IMF) voor milieuvriendelijke projecten. Besluitvorming blijft echter traag. Zowel aan harde afspraken als aan 'soft laws' (niet-bindende uitspraken, zoals aanbevelingen en resoluties) gaan jaren van voorbereiding en onderhandelingen vooraf. Opvallend is dat op dit moment binnen de Europese Unie aan de ene kant duidelijke richtlijnen zijn ter bescherming van natuur en milieu, zoals de Vogel- en de Habitatrichtlijn, het Ramsarverdrag om 'wetlands' te beschermen (naar aanleiding van de conferentie in Ramsar), de Bergboerenregeling en allerhande milieutechnische richtlijnen. Anderzijds worden schaalvergroting en intensivering binnen de landbouw en visserij gestimuleerd. Economie en ecologie liggen nog lang niet op één lijn. Een (voorlopig?) diepte punt van het internationale milieubeleid was de Klimaatconferentie ‘Den Haag 2000’. De internationale milieuministers, onder leiding van minister Pronk, slaagden er niet in om eerder gemaakte milieuafspraken te vertalen in concrete maatregelen om de CO2-uitstoot te beperken. Hierdoor kwamen veel eerder gemaakte internationale afspraken op losse schroeven te staan. Een belangrijk probleem is het meningsverschil tussen Europa en de VS, waar men erg huiverig is om harde maatregelen te treffen om de CO2-uitstoot terug te dringen. De VS willen dat landen met veel bossen (zoals de VS), die veel CO2 opnemen (z.g. ‘sinks’), minder hoeven te doen aan uitstootreductie.
2.2
Milieubeleid in Nederland
In Nederland zijn vanaf 1963 verschillende wetten op milieugebied uitgevaardigd. Voorbeelden zijn De Kernenergiewet (1963), de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (1969) en de Wet Bodembescherming (1986). Aanvankelijk richtte de overheid zich op de elementen lucht, bodem en water. Hier vloeiden Indicatieve Meerjarenprogramma's (IMP's) uit voort. Omdat veel milieuproblemen niet ‘binnen de grenzen van een element’ spelen, stuitte de sectorale aanpak op problemen. De overheid richt zich sinds eind jaren '80 op een integrale aanpak. Dit leidde tot het Nationaal Milieubeleidsplan (1989) en de Wet Milieubeheer (1993). Het NMP richt zich op thema's, doelgroepen en gebieden. Zodoende is er sprake van 'maatwerk': per geval wordt gekeken wat de beste beleidsvorm is. In ieder NMP, dat eens in de vier jaar verschijnt, staan de resultaten vermeld die tot dan toe behaald zijn. Ook de economische en ruimtelijke effecten van het beleid en de raakvlakken met ander beleid komen aan de orde. Het beleid is dus vollediger dan voorheen. Naast het NMP is er de Wet Milieubeheer, waar veel (sectorgerichte) wetten zijn ondergebracht. Deze wet is een kaderwet en wordt aangevuld door specifiekere wetten. Rijk en provincie worden door deze wet gedwongen om milieubeleidsplannen te maken. Gemeenten zijn hiertoe niet verplicht. Op elk overheidsniveau moet ieder jaar een milieuprogramma worden opgesteld.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
14
Scripta Hart voor Groen
Onderdeel van de Wet Milieubeheer is de Milieu-effectrapportage (MER). De overheid hanteert strategieën als het 'de vervuiler betaalt'-principe, dat we al eerder zijn tegengekomen en een 'tweesporenbeleid', waarin vervuiling zowel bron- als effectgericht aangepakt wordt. Wanneer het vermoeden bestaat dat bepaalde ontwikkelingen in een gebied gepaard gaan met milieuschade, wordt een rapport opgesteld waarin de mogelijke milieueffecten beschreven staan. Door een onafhankelijke commissie wordt een oordeel over het project geveld. Een voorbeeld is de MER Waddenzee waarin vermeende milieueffecten en risico's van gasboringen beschreven staan. Nauw aansluitend bij het milieubeleid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) zijn de beleidsstukken van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Zoals gezegd heeft het natuurbeleid een langere geschiedenis, maar de discussies over de precieze invulling daarvan waren er niet minder om. Het Natuurbeleidsplan (NBP, 1990) is het belangrijkste natuurbeleidsinstrument van de overheid. Doelstelling van het NBP is 'duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden'. Een speerpunt uit het NBP is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een middel om de versnippering van natuurgebieden tegen te gaan en deels ook op te heffen. Bestaande natuurgebieden (500.000 ha) worden beschermd en uitgebreid door ze onderling te verbinden tot een netwerk van natuur. Hiervoor wordt nieuwe natuur ontwikkeld (50.000 ha gepland), vaak op landbouwgrond. Natuurontwikkeling krijgt al dan niet gestalte na nauw overleg met natuurbeheersorganisaties. de provincie (deze ontwerpt Provinciale Natuurbeleidsplannen), de gemeenten die met het beoogde gebied te maken hebben en de boeren. Tijdens de voorbesprekingen laaien de gemoederen niet zelden hoog op. Het natuur- en milieubesef groeit sterk door de recente ontwikkelingen die de overheid op gang heeft gebracht. Toch is de EHS volgens sommige ecologen een façade; de beoogde uitwisseling van planten en dieren tussen de aaneengeregen gebieden blijft meestal uit en vaak moeten EHS-gebieden wijken voor infrastructuur en woningbouw. Dit gebeurt natuurlijk tot groot ongenoegen van boeren en natuurbeschermers. Een ander belangrijk beleidsinstrument is het Structuurschema Groene Ruimte (SGR), waarin plannen zijn opgenomen waarin naast natuur- en milieubehoud ook aandacht aan cultuurhistorie en archeologie wordt besteed. Daarnaast zijn Planologische Kernbeslissingen (PKB's) van belang, zeker als het gaat om gebieden waarin ruimtelijke veranderingen plaatsvinden. Veel waarde wordt gehecht aan de opvattingen van betrokken belangengroepen. Boeren worden actief betrokken bij bescherming van natuur en milieu door het ‘agrarisch natuurbeheer'. Voorbeelden hiervan zijn de weidevogelbescherming en het slootkantbeheer, waardoor zeldzaam geworden planten meer kans krijgen. De overheid subsidieert agrarisch natuurbeheer en sluit Beheersovereenkomsten af met de boeren. Het doel is om 200.000 ha Relatienotagebied te realiseren; dit zijn waardevolle natuurgebieden waar het beheer is uitbesteed aan boeren. Verder hebben agrariërs te maken gekregen met de MINAS-boekhouding, die hen verplicht om precies bij te houden hoeveel meststoffen er in hun bedrijf gebruikt worden, waaraan harde grenzen worden gesteld door de Europese nitraatrichtlijn. Dit heeft PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
15
Scripta Hart voor Groen
effect op de groeimogelijkheden c.q. inkrimping van met name de intensieve veehouderij. Tenslotte zijn er meer specifieke wetten inzake jacht, bosbeheer, visserij, landinrichting en de bescherming van zeldzame dier- en plantensoorten. Het Ministerie van LNV werkt nauw samen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en dat van VROM en daarnaast met de overheden op lagere niveaus en met belangengroepen. Ondanks de samenwerking botsen belangen zeer regelmatig. Het Paarse kabinet propageert een relatie tussen economie en ecologie waarbij de economie zou kunnen blijven groeien zonder al te veel milieuschade. Hiervoor is een aantal begrippen geïntroduceerd: 'econologie', ‘ontkoppeling’ en ‘win-win-situatie’ (EZ, Nota Milieu & Economie, 1998). De vraag is echter in hoeverre deze mooie termen de tegenovergestelde belangen kunnen opheffen. In de praktijk moeten de ministers van VROM en LNV zich na lang touwtrekken vaak neerleggen bij de voorstellen van Economische Zaken of V&W. Hieruit blijkt dat er nog een lange weg te gaan is voordat 'econologie' en duurzame ontwikkeling in de praktijk gerealiseerd zullen worden.
Natuur- en landschapsbeheer In 1996 was er in Nederland 4580 km2 natuurterrein aanwezig, exclusief grote wateren, waarvan 3214 km2 bos en 1366 km2 overige natuurterreinen. Voor de bescherming hiervan zijn diverse wettelijke regelingen van kracht. Bescherming op basis van de Natuurbeschermingswet, de natuurschoonwet of de aanwijzing als Nationaal Park zijn hiervan de belangrijkste. Daarnaast vormen ook de grote wateren, zoals Waddenzee en Oosterschelde belangrijke natuurgebieden. Hiervan is ongeveer 3000 km2 beschermd, voornamelijk op grond van de Wetlandsconventie. Terreinen kunnen geheel of gedeeltelijk worden beschermd op grond van meerdere wetten en regelingen. Zo valt het Nationale Park ‘de Waddenzee’ behalve onder de Natuurbeschermingswet ook onder de Wetlandsconventie en de EG-vogelrichtlijn. Naast wettelijke bescherming is ook het aankopen van natuurterreinen een instrument om gebieden veilig te stellen. Dit wordt voornamelijk gedaan door het Rijk en particuliere natuurbeschermingsorganisaties als Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten en de provinciale beheersorganisaties. Deze particuliere organisaties krijgen hiervoor financiële steun van de overheid. Voor 2018 moet op grond van het Natuurbeleidsplan 50.000 ha natuurontwikkeling en 100.000 ha reservaat worden verworven binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De realisatie van natuurontwikkelingsgebieden bedroeg in 1998 slechts de helft van de geplande oppervlakte.
Tabel 1, Oppervlakte natuurlijk terrein 1970-1996 (CBS 1999) Jaar Nat Droog Totaal 1970 76 123 199 (x 1000 ha) 1980 72 86 158 1993 54 87 141 1996 52 85 137
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
16
Scripta Hart voor Groen
2.3
Vragen
1. In hoeverre mag je boeren dwingen om land af te staan aan ‘natuurontwikkeling’? 2. Kan economische groei en een beter milieu volgens jou samen gaan? 3. Vind je dat landen minder CO2-uitstoot hoeven terug te dringen als er veel bossen aanwezig zijn die CO2 opnemen (z.g. ‘sink’)?.
2.4
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen? Via de portemonnee kun je mensen het beste leren om op verantwoordelijke wijze met het milieu om te gaan. Het drinkwater in Nederland zou duurder moeten zijn, dan zou er minder verspild worden. Iedere grondeigenaar zou twee procent van zijn grondareaal (bijvoorbeeld de perceelranden) als natuur moeten inrichten. De overheid kan beter geld investeren in de bescherming van (veel grotere en meer bijzondere) natuurgebieden in Oost-Europa, Afrika en Zuid-Amerika, dan in de versnipperde en duurdere Nederlandse ‘mini-natuur’. Het moet ontmoedigd worden om vaker dan eenmaal per jaar een verre reis (bijv. van meer dam 2000 km) te maken.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
17
Scripta Hart voor Groen
3 Groen in de bijbel “Gij hebt de bloemen op de velden met koninklijke pracht bekleed. De zorgeloze vogels melden dat Gij uw schepping niet vergeet” J.Wit
3.1
Schepping
Voor het ontwikkelen van een christelijke milieuvisie zijn we allereerst aangewezen op wat in de bijbel geschreven staat over dit thema. Hoewel begrippen als ‘natuur’, ‘milieu’ en ‘duurzaamheid’ niet in de bijbel voorkomen, worden er wel een aantal principes en richtlijnen genoemd die er alles mee te maken hebben. Waar wij spreken over de natuur en leefomgeving, worden deze zaken in de bijbel genoemd en beschreven als de schepping van God. Het scheppingsverhaal laat zien dat de natuur niet bij toeval is ontstaan, maar bewust gecreëerd is met een doel. In Genesis 1 lezen we dat God na bijna iedere scheppingsdag het gecreëerde overzag en concludeerde dat het goed ('tov') was. Het had Gods goedkeuring en Hij was erover zeer tevreden! Voor het omschrijven van het Gods scheppend handelen worden in de bijbel verschillende beelden gebruikt: God als verwekker (bijv. Ps. 90: 2); God als koning-architect (Spr. 8: 22-31); en God als ambachtsman (Ps. 136: 6). Het zwaarte punt van het spreken over Gods schepping in de bijbel ligt niet in het beschrijven van gebeurtenissen in een ver verleden, maar in de betekenis ervan voor ons in het hier en nu (Paas, 1998). Niet alleen de mens, maar de hele schepping speelt een belangrijke rol in het loven en aanbidden van God, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Psalm 148: "Dat zij de naam des Heren loven, want Hij gebood en zij waren geschapen". Het erkennen van God als Schepper geeft een intrinsieke waarde aan natuur: natuur heeft waarde omdat het door God is gemaakt, omdat het van Hem is. Natuur dient niet alleen ter gebruik voor de mens, maar is in eerste instantie gemaakt voor Gods eer. Dit is op meerdere plekken in de bijbel terug te vinden. God sluit na de zondvloed niet alleen een verbond met de mensen, maar ook met de dieren, wanneer Hij tegen Noach zegt: “Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte der aarde bij u…” (Gen.9:11). Ook de mens is onderdeel van de schepping. De mens is geschapen naar het beeld van God, op Hem gelijkend dus. In het ‘beeld van God zijn’ liggen twee dingen besloten: enerzijds dat de oorsprong en het doel van de mens bij God liggen en anderzijds dat hij in staat is over zichzelf en zijn handelen in vrijheid te beschikken. Beeld(drager) van God zijn betekent dat de mens door God aanspreekbaar is en met Hem in gemeenschap staat. Daarnaast heeft hij binnen de schepping een verantwoordelijke taak. De mens krijgt de opdracht om over de natuur te heersen (Gen 1: 28) evenals God de aarde onderhoudt. Het woord ‘heersen’ heeft hier de PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
18
Scripta Hart voor Groen
betekenis van: regeren, besturen, leiding geven, beheren, zorgen voor, begeleiden, ofwel: ‘management’. God blijft als eigenaar en onderhouder zijn schepping regeren, als mensen mogen we onze taken uit voeren in afhankelijkheid van Hem (Jes. 40:68). Ons ‘management’ moet gebeuren met alle liefde, wijsheid en verantwoordelijkheid en vloeit voort uit de relatie Schepper – schepping, Componist – compositie, Dirigent – orkestuitvoering, Vader – kind (Poeder, 1995). God investeert nog steeds in de wereld. Alles heeft waarde voor Hem. Wij kunnen ook niet bestaan zonder de natuur. Ons probleem is dat we de natuur vaak onderwaarderen als schepping van de tweede garnituur. We hoeven de natuur niet te verheerlijken, maar we moeten deze wel op waarde schatten. De schepping waarderen begint met oog krijgen voor het wonder in de schepping en het zien van de hand van de Schepper. Genieten van de schepping vraagt tegelijk zorg voor deze schepping, uit liefde voor de Maker en de schepping zelf. De diepste motieven voor onze omgang met natuur en milieu liggen niet in ecologische dreiging of menselijk activisme, maar in liefde voor Gods Schepping en gehoorzaamheid aan Hem als de Schepper.
3.2
Bewerken en bewaren
De eerste mensen kregen de opdracht om de schepping te bewerken en te bewaren (Gen 2:15). Aan hen was de taak om de aarde te beheren, naar het beeld van de God de schepper en onderhouder van het universum. De mens heeft de aarde en de natuur dus niet als eigendom in bezit gekregen om er maar mee te doen wat hij leuk vindt. Wij hebben de aarde als ‘rentmeesters’ in beheer gekregen om te bewerken en te bewaren; dit is onze ‘cultuuropdracht’. Het woord ‘bewerken’ is in het Latijn ‘colere’ waarvan ons woord ‘cultuur’ is afgeleid. We zijn er niet alleen om ‘op de winkel te passen’. Wij hebben de opdracht om als beelddragers van God de mogelijkheden in de schepping te ontwikkelen en te ontplooien. De mens mag de aarde gebruiken, maar heeft daarbij de verantwoordelijkheid voor al wat leeft. De volgende generaties moeten nog net zoveel plezier kunnen beleven aan de schepping als wij nu. De hele bijbel door wordt gesproken over zorg voor de schepping. In Leviticus wordt dit bijvoorbeeld concreet gemaakt in de regelgeving voor het vieren van de regelmatige sabbats- en jubeljaren. Iedere zeven jaar krijgt het land een jaar rust, waardoor het beschermd wordt tegen onnodige uitputting. Ook mensen met schulden kunnen weer even op adem komen en mogen weer met een schone lei beginnen. Er is rust voor iedereen. We worden concreet op onze daden aangesproken en daarin wordt spilzuchtig gedrag verworpen. We kunnen gebruik maken van de vruchten van de schepping, tot we genoeg hebben. Oververzadiging van enkelen met als resultaat ondervoeding van anderen en een uitgeputte schepping staan hier haaks op. Hoe kunnen wij gezond leven als onze omgeving ziek is, met inbegrip van de mensen die lijden onder de zieke, vervuilde aarde? Hoewel in de bijbel gesproken wordt over het lijden van de natuur (Jer. 28, Hos. 4) worden de milieuproblemen zoals we die in onze tijd kennen, niet genoemd. Toch blijft de opdracht tot behoud van de schepping onverkort van kracht. De schepping is en blijft van God (Psalm 24:1). De aarde is het erfdeel van Jahwe (Ex. 15:17, 1 Sam. 14:16, 2 Sam. 20:19 en Jer. 2:7). Het is een plaats voor de mens om te verblijven, samen met de dieren en de planten. Er is ruimte voor akkerbouw en veeteelt, PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
19
Scripta Hart voor Groen
metaalbewerking, stedenbouw en het maken van muziekinstrumenten. Hoewel stedenbouw het symbool wordt van de hoogmoed (bijv. Babel!) en veroveringszucht, hebben steden soms juist ook weer een hele positieve betekenis (met name Jeruzalem!). We mogen de schepping gebruiken en bebouwen, echter zonder haar te vernielen, waarbij we als verantwoordelijke ‘managers’ dienen te streven naar benadering van een ecologisch evenwicht.
3.3
De Breuk
Helaas is er weinig meer over van de prachtige schepping zoals God die bedoeld had. Waar de eerste mensen vol verwondering namen gaven aan al die nieuwe soorten, moeten we vandaag de dag keer op keer soorten wegstrepen die door ons toedoen van de aardbodem zijn verdwenen. Tussen 1970 en 2000 is 30% van alle diersoorten van de aardbodem weggevaagd (WNF), in 1990 verdween er zelfs elk uur een diersoort (Van der Tuin, 1999). “De schepping is vruchteloos en in barensnood en kijkt reikhalzend uit naar de komst van het koninkrijk van God” (Rom. 8). Het Griekse woord voor ‘vruchteloosheid’ dat hier wordt gebruikt, ‘mataiotes’ heeft de betekenis van ‘afgoderij’. Doordat mensen afgoden dienen, onderwerpen zij zichzelf en de schepping aan de gevolgen daarvan. In onze tijd is dit te meer actueel, nu we met de verafgoding van de techniek en de welvaart onherstelbare schade toebrengen aan de natuur. De schepping komt daardoor niet tot haar doel en blijft dus zonder vrucht. De milieucrisis is ten diepste een gevolg van de geestelijke crisis waarin de mensheid zich bevindt. Deze crisis vindt haar wortels in de ‘zondeval’: het moment waarop de eerste mensen zich afkeerden van hun Schepper. Sinds deze zondeval is er gebrokenheid in de wereld. Als gevolg daarvan is er scheiding en vervreemding in de relatie tussen de mensen en God, de mensen onderling, maar ook tussen mens en natuur en de interacties binnen de natuur. Deze eerste twee, de spirituele en sociale breuklijnen, krijgen in de kerk en theologie vaak alle aandacht, terwijl deze laatste twee, ecologische, breuklijnen niet of nauwelijks worden genoemd. De gebrokenheid is te merken in heel de schepping: bij dieren, bij planten, bij mensen en bij de niet-levende natuur (lucht, water, etc). De natuur lijdt onder de ontrouw van mensen om het ‘beeld zijn van God’ te vertalen in zorg voor Zijn schepping. Hosea 4:1-3 laat zien dat het land verkwijnt en de dieren in het veld, de vogels en de vissen doodgaan, omdat bij de mensen trouw, liefde en kennis van God ontbreekt. Wanneer mensen zich los maken van God, raken ze het zicht kwijt op de bijbelse betekenis van het heersen naar het beeld van God. Mensen worden dan geleid door eigen verlangens en zullen de natuur gebruiken, en zelfs uitbuiten, voor eigen behoeften.
3.4
Herstel
Ondanks de puinhoop die wij van de aarde gemaakt hebben laat God de wereld niet los. Zijn liefde voor ons is onvoorwaardelijk en zelfs het nietigste schepsel gaat Hem aan het hart. In de bekende bijbeltekst ‘Want alzo lief had God de wereld..’ wijst het woord wereld (‘kosmos’) naar de hele aarde met alle mensen, planten en dieren die er op leven. Gods liefde voor zijn schepping is zo groot, dat Hij zichzelf letterlijk heeft vereenzelvigd met de pijn en het lijden in de wereld. Hij werd één met onze pijn, onze vernederingen en onze dood door zelf een mens van vlees en bloed te worden en de PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
20
Scripta Hart voor Groen
pijn, verachting, het lijden en zelfs de dood aan den lijve te ondergaan. God kwam in onze wereld in de persoon van Jezus en werd deel van onze wereld en onze natuur en luidde daarmee het keerpunt in van onze geschiedenis. Door Jezus’ dood en opstanding werd de vicieuze cirkel van de zonde doorbroken en opende God de weg voor de hele schepping voor een eeuwige verbondenheid met Hem, tot over de grenzen van de dood. Niet alleen is er nu herstel mogelijk van de verbroken relatie tussen God en mens, maar kan er ook een einde komen aan de menselijke vervreemding van zichzelf, de medemens en de natuur. De ontregeling van de natuur wordt ten principale hersteld. De opstanding van Christus uit de dood, die evenzeer gekarakteriseerd kan worden als ‘opwekking’ of ‘wedergeboorte’, moet niet alleen worden begrepen als een daad die vooruitwijst naar Zijn terugkomst. Het is evenzeer de start van het herstel van de wereld. Het is een alles veranderend feit: het begin van de bevrijding van mensen en van heel de zuchtende schepping (Rom. 8); het begin van de vernietiging van de dood en het begin van de verschijning van het eeuwige leven. Het zuchten van de schepping wordt in de bijbel vergeleken met de pijnlijke weeën van een bevallende vrouw (Rom. 8). Evenzo zal ook de pijn van de natuur uiteindelijk uitlopen op een nieuw leven. In Openbaringen staat dat God alle dingen nieuw maakt; en niet dat Hij nieuwe dingen maakt. Er vindt op zijn tijd verzoening en herstel plaats. Het is de volledige verlossing voor de hele schepping. Christenen die dat geloven zullen zo met de natuur omgaan dat ze daarin wijzen naar deze verlossing van de natuur in de toekomst. Onze hoop en verwachting richten zich op een totale verlossing in de toekomst, van zowel de mens als de gehele schepping. Op grond hiervan behoren de navolgers van Jezus mensen te zijn die, met Gods hulp en in de kracht van de Heilige Geest, nu met de natuur handelen in de richting van hoe de schepping dan zal zijn (Schaeffer, 1973). Dit handelen zal nu niet volmaakt worden maar moet wel wezenlijk zijn.
3.5
Liefde en recht
Het is belangrijk om hierbij niet te vervallen in pretentieus en eenzijdig activisme. In feite vraagt God niets anders van ons dan “recht te doen en in liefde en bescheidenheid te wandelen met Hem” (Micha 6:8). Daarbij mogen we het voorbeeld navolgen van Jezus, ‘WWJD’: wat zou Jezus doen?!. Karakteristiek in zijn optreden is de betrokkenheid met de zwakken en ‘outcasts’, zijn vertrouwen op God de Vader en bovenal het bewerken van verzoening en verlossing voor de hele schepping. Hij geeft ons in de Bergrede en talloze gelijkenissen door wat dat vertrouwen inhoudt. Hij zegt het onomwonden met het verhaal van een man die almaar meer verzamelde in zijn schuren en vervolgens stierf. Daarna wijst Hij op de rijkdom van de leliën des velds en vogels in de lucht die alle 'aardse' rijkdom te boven gaan (Luc. 12). Het grote gebod om onze naaste lief te hebben als onszelf laat geen twijfel dat we armoede en uitbuiting met kracht moeten bestrijden. In Ezechiël 34 wordt een beeld geschetst van ‘rijke, vette schapen’ die zich verrijken ten koste van de ‘zwakke magere schapen’… De zwakken worden door God verlost, maar de vette schapen geoordeeld. Met rijkdom op zich is niets mis, je kunt het zien als zegen van God; kijk bijvoorbeeld naar Abraham en Salomo. Deze zegen is echter nooit alleen voor jezelf maar ook ten bate van andere mensen en de schepping. Rijkdom mag nooit leiden PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
21
Scripta Hart voor Groen
tot uitbuiting van de naaste en de schepping. Het zijn echter vaak alleen de sterke schouders die dergelijke weelde kunnen dragen… Een ander aspect van rijkdom is tevreden kunnen zijn met wat je hebt. Ofwel: genieten van genoeg! Dit blijkt voor veel mensen, ook vandaag een moeilijke zaak. Veel profeten en ook Jezus zelf, spreken zich dan ook kritisch uit over de luxe en rijkdom. In zijn brief aan Timotheus is Paulus heel radicaal over rijkdom. De gelijkenis van Jezus over Lazarus en de rijke man spreekt ook boekdelen. 2000 jaar geleden was er blijkbaar ook al sprake van ongelijkheid. Koppelen we terug naar de recente geschiedenis, dan zien we dat de hang naar meer luxe en rijkdom medeoorzaak zijn van de milieuproblemen zoals schaalvergroting, intensivering en bodemuitputting. Al ons handelen, individueel en collectief, moet gekenmerkt worden door onze liefde voor en het recht doen aan mensen, de natuur en God. Een belangrijke maatstaf daarbij is het principe van het opkomen voor het zwakke en verdrukte (1 Thes. 5: 14). De spreukendichter zegt het zo: “Doe uw mond open ten bate van de stomme, ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen. Open uw mond, oordeel rechtvaardig, verschaf den verdrukten en slachtoffers recht” (Spr. 31: 8, 9). Dit geldt zowel voor verarming en tweedeling in onze samenleving dichtbij en wereldwijd, als voor de verdrukte schepping. Zo zullen we als christenen werken aan een wereld waarin zowel de mensen, de natuur, als God tot zijn recht komt. Hiermee zijn de fundamenten gelegd voor een ‘sociaal ecologische rechtstaat’. Deze zullen verder worden uitgewerkt in hoofdstuk 5.
3.6
Vragen
1. Welke plaats heeft natuurbeleving in jouw geloofsleven? 2. Hoe komt jouw geloof tot uiting in jouw omgang met de natuur en milieu?
3.7
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen? Milieuactivisme blijft machteloos gespartel als je niet inziet dat de aarde Gods schepping is (ds. W.G. Rietkerk). ‘Geldzucht is de wortel van alle ... milieuvervuiling’ (vergelijk 1 Tim.6!): hoe rijker de mens, hoe meer hij het vervuilt! Milieuzorg heeft weinig zin, want als Jezus terugkomt, komt er een nieuwe aarde.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
22
Scripta Hart voor Groen
4 Groen en christelijk "Het probleem is niet dat het christendom geen antwoord zou hebben op de milieucrisis, maar dat we niet hebben gehandeld vanuit dat antwoord." Francis Schaeffer
4.1
Christelijk is groen?!
Nu we bekeken hebben wat er allemaal in de bijbel staat over de verhouding tussen God, de mens en de natuur, doen we in dit hoofdstuk een eerste stap om het toe te passen in de praktijk. Daarbij stellen we voorop dat milieubewust leven niet alleen een zaak is van het uitvoeren van een aantal groene projecten of handelingen. Bovenal gaat het om een mentaliteitsverandering die vervolgens tot uiting komt in een bepaald leefpatroon. Allereerst moet er sprake zijn van een goede en gezonde grondhouding. De grondhouding van de mens ten aanzien van de natuur vindt zijn weerslag in het handelen. In het Rusland van Stalin werd de natuur gezien als kapitaal waar grenzeloos uit geput mocht worden. Dit leidde onder andere tot de problemen rond het Aralmeer, waar verdroging en verzilting zijn opgetreden en waar helaas geen weg terug is naar een gezonde situatie. Vissen, vogels en zoogdieren zijn gestorven, duizenden boeren en vissers zijn gedupeerd en het voormalige zeeklimaat, dat zorgde voor milde omstandigheden, is veranderd in jaarlijks terugkerende snikhete zomers en ijskoude winters. In het communistisch gedachtegoed is de mens alleenheerser over de natuur. Dit gedachtegoed was niet nieuw. Ook de oude Grieken zagen de natuur slechts als waardevol indien de mens er van kon profiteren. Helemaal aan de andere kant van de schaal staan de animisten of pantheïsten die er moeite mee hebben om dieren te doden en planten te oogsten of te beschadigen. Ze zijn bang dat de natuur, die bestaat uit bezielde wezens, pijn wordt gedaan. Christenen geloven dat de mens is geschapen om God te dienen en dat wij de natuur in bruikleen hebben gekregen om te kunnen leven. In de omgang met de natuur is de mens als het ware ‘vertegenwoordiger’ van God. De natuur is niet goddelijk, het staat buiten het wezen van God zelf, maar verdient respect omdat het Gods eigendom is. Je zou dus kunnen zeggen dat God centraal staat (‘Theocentrisme’). Andere opvattingen die er zijn, over wie of wat centraal staat, komen voort uit atheïsme en humanisme of uit overtuigingen waarin religie een rol speelt en de natuur heilig verklaard wordt. Bij de eerstgenoemde staat de mens centraal. Dit wordt ‘antropocentrisme’ genoemd. Daarbinnen worden verschillende houdingen tegenover de natuur onderscheiden: heerser, rentmeester of partner van de natuur. Bij de tweede opvatting, het ‘ecocentrisme’, staat de natuur centraal. De mens neemt deel aan de natuur, is participant, of gaat zelfs op in de natuur. Dit is grofweg de onderverdeling die tegenwoordig gangbaar is in de milieufilosofie (Kimman e.a., 1992). In de komende hoofdstukken zullen we op ons eigen handelen ingaan, teruggrijpend op de bijbelse grondhouding. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
23
Scripta Hart voor Groen
4.2
Groen versus christelijk?
Alvorens aan de slag te gaan met de uitwerking van de bijbelse principes en richtlijnen, is het ook belangrijk om te kijken hoe christenen dit in de loop der tijden in praktijk hebben gebracht. Hoewel we hebben gezien dat christenen alle reden hebben om het goede voorbeeld te geven, was dat in het verleden lang niet altijd het geval. Ook als we kijken naar het heden moeten we helaas constateren dat christenen vaak een bijzonder slecht voorbeeld geven. Dit is zelfs zo erg dat vandaag de dag nogal wat mensen het christendom als oorzaak zien van het milieuprobleem. Waar men vroeger bomen, stenen en natuurverschijnselen nog beschouwde als goed- of kwaadaardige machten waarvoor je goed moest oppassen, verdween dit ontzag langzaam met de komst van het christendom. Zendelingen als Bonifatius en Willibrord predikten de macht van God over alle andere geesten door demonstratief de heilige bomen om te hakken. Met de komst van het christelijk geloof werd de natuur ‘onttoverd’ en werd deze niet langer als magisch of bezield ervaren. Vanuit vele kloosters werd een belangrijke start gemaakt met de (veelal kleinschalige) ‘ontginning’ van de ‘woeste gronden’, die we ironisch genoeg vandaag de dag weer met veel geld via allerlei natuurontwikkelingsprojecten in ere proberen te herstellen. In de jaren zestig kwamen geluiden op als die van Lynn White die het calvinisme beschouwt als de bron van diverse milieuproblemen. Hij borduurt voort op de stelling van Max Weber dat calvinisten zulke harde werkers en spaarders zijn die daarmee de basis hebben gelegd voor het kapitalisme. Het moderne kapitalisme en materialisme hebben geleid tot consumptieve en verspillende leefstijlen. Volgens White zien christenen de natuur als een fysisch gegeven, zonder 'intrinsieke' waarde ‘in zichzelf’ waardoor ze zich niet geroepen voelen er zorg voor te dragen. Hoewel we ons deze theorieën zeker aan mogen trekken, geven ze beide een erg vertekend en oppervlakkig beeld van de werkelijkheid. In het vorige hoofdstuk zagen we al dat een bijbelse visie zich juist kenmerkt door de erkenning en accentuering van de grote intrinsieke waarde van alle individuele schepselen, zoals ze door God liefdevol gemaakt zijn en onderhouden worden. Een andere opmerkelijke constatering is dat de achteruitgang van het milieu opvallend genoeg samenvalt met het proces van secularisatie en ontkerstening in heel West-Europa. En is het niet juist de ‘calvinistische’ soberheid die een trendbreuk moet vormen, ten opzichte van de overdadige consumptiemaatschappij? Zoals gezegd kunnen we niet ontkennen dat veel van de hedendaagse problemen zijn ontstaan in de tijd dat Europa nog een uitgesproken christelijk continent was, op z’n minst in naam. Daarbij kun je nog een stapje verder gaan door te erkennen dat bepaalde elementen in het denken en spreken van de kerk destijds aanleiding hebben gegeven tot een onverantwoorde omgang met Gods schepping. Met name in de Middeleeuwen werd de theologie sterk beïnvloed door de antieke Griekse filosofie (‘Hellenisme’), waardoor steeds scherpere scheiding (‘dualisme’) werd gemaakt tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Men leefde in een gespleten wereld: de tastbare materiële werkelijkheid (‘natuur’) werd ver ondergewaardeerd terwijl de geestelijke ideeënwereld (‘bovennatuur’) steeds verder werd opgehemeld. Door de kunstmatige splitsing van de natuur en bovennatuur, werd de natuur steeds meer PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
24
Scripta Hart voor Groen
gezien als een zelfstandig gesloten werkelijkheid, en raakte de verbinding en gerichtheid op God steeds verder buiten het gezichtsveld. Deze Hellenistische denkbeelden raakten in de loop van der eeuwen innig verweven met het christelijke geloven en denken. Daarmee ging men de natuur steeds meer als minderwaardig beschouwen en behandelen. Tot op heden blijken dergelijke ideeën, veelal onbewust, nog steeds grote invloed uit te oefenen. De moderne tijd is het tijdperk gebleken van grootschalige ecologische vernieling. In feite is dit een vorm van minachting van de natuur wat heeft geleid tot de moderne onderwerping en verwoesting. Het is van groot belang om te beseffen dat dit Hellenistische gespleten wereldbeeld en de samenhangende onderwaardering van het geschapene op zeer gespannen voet staan met de kern van het christelijk geloof. Als christenen geloven dat de komst van Jezus de verlossing betekent voor de hele wereld in al haar facetten, betreft dit ook de natuurlijke wereld. Er kan niet gesproken worden over heil voor de mensheid zonder verlossing van de hele natuur, omdat mensen natuurlijke wezens zijn. Dit betekent een radicale afrekening met het Hellenistische gedachtegoed en de daarmee samenhangende onderwaardering van lichamelijkheid, materie en ecologie. Want hoe kunnen we zeggen God lief te hebben als we niet liefhebben wat hij met liefde gemaakt heeft?
4.3
Christelijk en groen
Vooral in de laatste jaren zijn vanuit christelijke hoek veel initiatieven ontplooid om 'iets' met natuur of milieu te doen. Dat 'iets' kan een reeks bijbelstudies voor jongeren zijn, maar ook een project om het tropisch regenwoud te beschermen. Bij de Wereldraad van Kerken was bijvoorbeeld heelheid van de schepping, naast vrede en gerechtigheid, één van de pijlers van het Conciliair Proces. In de praktijk betekent dit dat er bezinning op gang gekomen is rond deze thema’s en gezocht is naar praktische verwerking ervan in het eigen kerkgebouw en het dagelijkse leven van kerkgangers. In sommige kerken zijn werkgroepen actief die structureel bezig zijn met natuur, milieu en Derde Wereld. Stichting Aardewerk (een fusie van de christelijke milieu- en natuurorganisaties ‘Hof van Heden’ en ‘Stichting Zwaluw’) organiseert themadagen en stuurt voorlichtingsmateriaal naar kerken. Een vermeldenswaardig initiatief is het genoemde 'Christelijk Ecologisch Appèl', een groene, christelijke visie op politiek. Dit manifest werd door tientallen christelijke organisaties ondertekend en is overhandigd aan minister Pronk van VROM. Een ander gezamenlijk initiatief is 'Time to Turn'. Dit is een christelijk jongerenproject over milieu en armoede. Met het motto ‘genieten van genoeg’ wil Time to Turn jongeren stimuleren tot een verantwoorde levensstijl, met zorg voor de arme naaste en het natuurlijk leefmilieu. Je kunt aan de slag door te besparen en die besparing ook te meten door de kilo's afval, autokilometers en de water- en energiemeter bij te houden. Bijbelstudies ondersteunen de thema's. Op 11 januari 1998 ging het project officieel van start. Time to Turn is een samenwerkingsproject van de Evangelische Alliantie, christelijk studiecentrum ICS, Dorkas Hulp Nederland, IFES-Nederland, Jeugd met een Opdracht Amsterdam, Ronduit-club, TEAR fund en Youth for Christ. Elders in de wereld gebeurt ook van alles. In de Verenigde Staten is 'Target Earth' (voorheen de 'Christian Environmental Association', CEA) van de grond gekomen. Wereldwijd coacht Target Earth diaconale projecten in ecologische rampgebieden, PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
25
Scripta Hart voor Groen
worden milieuprogramma's opgezet op hogescholen en universiteiten en maken leden zich sterk voor natuurbescherming als politiek issue. Target Earth is al jaren actief in Belize, een klein land in Midden-Amerika. Hier koopt men tropisch regenwoud aan om dit te vrijwaren van motorzagen en graafmachines. De lokale bevolking en overheid hebben een aandeel in het project door mee te werken aan educatieve projecten voor schoolkinderen en toeristen. Natuurbescherming en ontwikkelingswerk gaan vaak hand in hand. Ook andere christelijke ontwikkelingshulporganisaties krijgen steeds meer oog voor de koppeling tussen armoede en milieuproblemen. TEAR fund heeft recentelijk een project in ZuidAmerika gestart om zowel de houtkap als delfstofwinning in het regenwoud tegen te gaan als de inheemse volken hulp te bieden. World Vision organiseert trainingen voor jongeren om de link tussen milieu en armoede te leren inzien. Op het gebied van natuurbescherming is A Rocha actief. Het doel van A Rocha is om de opdracht Gods schepping te beheren, handen en voeten te geven. Deze christelijke natuurbeschermingsorganisatie is ruim 15 jaar geleden opgericht door een Britse predikant. Inmiddels is A Rocha actief in Portugal, Libanon, Frankrijk en Kenia, waar natuurcentra zijn opgezet. Er wordt onderzoek gedaan, educatie en voorlichting gegeven en overleg gepleegd met lokale overheden over bescherming van bedreigde natuurgebieden. Ook in Nederland begint A Rocha langzaam van de grond te komen.
4.4
Groen in de christelijke politiek
Zoals al eerder werd genoemd hebben christenen door de jaren heen vaak meer oog gehad voor het ‘ontplooien’ dan het ‘bewaren’ van de schepping. Vooral in het begin van de 20e eeuw en in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ging alle aandacht uit naar (weder)opbouw van de samenleving en de nationale economie. Waar Abraham Kuijper met succes de ‘Sociale Kwestie’ op de politieke agenda zette, zweeg hij over de milieuvervuiling en natuurvernietiging die toen al grote vormen begonnen aan te nemen (Kimman e.a. 1992). Het heeft geduurd tot de jaren zestig dat in de politiek aandacht werd besteed aan natuur- en milieubeleid. Opvallend is dat de christelijke partijen elk een eigen invalshoek hebben ten aanzien van het milieubeleid. Het CDA streeft naar een samenleving die evenveel waarde hecht aan het bewaren als aan het bewerken van de schepping. Natuur en milieu zijn collectieve goederen, ze zijn van iedereen, niet on- maar wel bovenpersoonlijk. Ze zijn het fundament voor al het menselijk leven en handelen. De mens maakt deel uit van de natuur en kan zich daar, op straffe van verlies aan toekomstperspectief, niet aan onttrekken. Natuur verdient een positie in de samenleving te verkrijgen die vergelijkbaar is met cultuur, met nadruk op verantwoordelijk en duurzaam ondernemen en verweving van natuur en landbouw. We moeten wijs omgaan met ‘ruimteschip aarde’ waarbij de sleutel tot echte duurzaamheid ligt in het scheppen van voorwaarden waarbij economie en milieu in elkaars verlengde liggen (Van Wijmen, 1998). Het is echter de vraag in hoeverre deze visie ook daadwerkelijk wordt gepraktiseerd in de politieke afwegingen en keuzes van het CDA. In de omgang met natuur en milieu benadrukt het GPV de ontwikkeling van de schepping vanuit de cultuuropdracht ‘bouwen en bewaren’ (Janssens e.a. 1997). PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
26
Scripta Hart voor Groen
Daarnaast was het begrip rentmeesterschap bepalend voor de nadere invulling van deze ontwikkelingstaak van de overheid. Als uitvloeisel van de universele opdracht aan de mens om God te eren, toonde het GPV zich voorstander van grote ontwikkelingsprojecten voor stadsvernieuwing en landaanwinning (zoals bijvoorbeeld de Zeeuwse Deltawerken en de inpoldering van de Markerwaard). Vanaf de jaren tachtig kwamen noties als ‘natuurmandaat’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘milieubeheer’ steeds meer voor het voetlicht en nam de aandacht voor het milieuvraagstuk en het natuurbelang steeds meer toe. De SGP heeft vanouds van mening dat de overheid geen ontwikkelingstaak heeft. Alle bemoeiing door de overheid moet volgens de SGP daarom zoveel mogelijk worden beperkt (Janssens e.a. 1997). Als uitgangspunt voor de overheidstaken spreekt de SGP liever in termen van recht en gerechtigheid dan te verwijzen naar het cultuurmandaat. De cultuurvisie wordt bepaald door de drieslag schepping, zondeval en verzoening. De SGP heeft geen enkele verwachting dat activiteiten van overheid en burgers het Koninkrijk van God dichterbij kunnen brengen. Het rentmeesterschap wordt gebruikt in tweeledige betekenis van vrijheid en verantwoordelijkheid enerzijds en milieu en soberheid anderzijds. In 1977 werd in het verkiezingsprogramma voor het eerst expliciet aandacht besteed aan het milieubeleid. Net als toen pleit de SGP nog steeds voor duurzame economie in plaats van de huidige wegwerpeconomie. De milieuparagraaf van de RPF wordt ingevuld vanuit de centrale notie van het Koninkrijk van God (Janssens e.a. 1997). God regeert over alle dingen in de hele wereld, die geschapen is tot Zijn eer. Omdat God de Schepper en Heer is van de schepselen, hebben deze een eigen intrinsieke waarde die niet kan worden afgeleid van hun nut voor de mens. De verscheidenheid en veelvormigheid van de schepping verkondigt de heerlijkheid van God en heeft een eigen waardigheid in relatie tot God. De mens is medeschepsel te midden van medeschepselen. De cultuuropdracht krijgt vorm en betekenis vanuit het dubbele liefdegebod en het rentmeesterschap als zorgvuldig beheer. De RPF bepleit een sociaal-ecologische rechtstaat waar waarden en normen de wildgroei en eisen van de markteconomie in toom houden. Al met al een kleurrijke verzameling van variaties op het bijbelse rentmeesterschapprincipe, die langs verschillende wegen teruggrijpt op de eerder beschreven bijbelse noties en begrippen. Hoewel er best wat meer te zeggen valt over de onderlinge verschillen en de validiteit van de ‘principiële onderbouwingen’ moeten we hier volstaan met bovengenoemde karakteriseringen. De belangrijkste vraag is niet zozeer in hoeverre de verschillende benaderingen elkaar aanvullen of uitsluiten, maar vooral hoe de verschillende uitgangspunten hun vertaling en uitwerking krijgen in concrete praktijksituaties. Een typerend voorbeeld vormen de debatten enkele jaren geleden over de aanleg van de Betuwelijn en uitbreiding van Schiphol: het GPV en CDA waren overtuigd voorstander, terwijl RPF en SGP zich er tegen hebben verzet. In politieke debatten blijkt bij voorkomende conflictsituaties tussen ecologische en economische belangen dat het CDA tot op heden toch vaak voorrang geeft aan die laatste. De kleine christelijke partijen hebben een kritische houding ontwikkeld ten opzichte van de overheersende rol van de markteconomie en hebben doorgaans een opvallend groen stemgedrag. In 1998 bleek de RPF, met GroenLinks, zelfs het groenste verkiezingsprogramma te hebben (Actie Schoon Schip) en werd RPFPerspectieF, ChristenUnie-jongeren
27
Scripta Hart voor Groen
parlementariër Dick Stellingwerf door de Dierenbescherming uitgeroepen tot 'Dierenbeschermer van het jaar'. Ook het GPV-programma scoorde op de groenschaal bijzonder positief. De actuele vraag is welke koers de ChristenUnie gaat varen in de 21ste eeuw. In het volgende hoofdstuk doen we hiertoe graag een voorzet.
4.5
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen Het aantal auto's voor de kerk zegt genoeg over het milieubesef van de gemeenteleden. Qua milieugedrag onderscheiden christenen zich nauwelijks van anderen. Kerken moeten niet vrijgesteld worden van energieheffingen omdat juist van christenen wel een extra milieubijdrage verwacht mag worden. Vanwege het gigantische energieverbruik in oude kerkgebouwen zouden de kerkdiensten ’s winters verplaatst moeten worden (bijv. naar nabijgelegen buurtcentra of aula’s). Alle christelijke jongeren zouden eens een jaartje als vrijwilliger moeten meedoen aan een natuur- of milieubeschermingsproject
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
28
Scripta Hart voor Groen
5 Stop de ontgroening! “In de harten van alle mensen staat geschreven dat lucht, bloemen, bossen en dieren onaangetast moeten blijven.” Maarten Luther
5.1
Hart voor groen!
Door de koortsachtige technologische en economische ontwikkelingen is onze samenleving chronisch oververhit en onze leefomgeving structureel overbelast. De tegenwoordige milieuproblemen zijn een logisch gevolg van ons westerse denk- en leefpatroon, dat draait om ‘meer, meer, meer’. Een verantwoord, evenwichtig en integraal milieubeleid vereist een trendbreuk, waarbij niet langer welvaart en consumptie, maar welzijn, waarden en identiteit bepalend zijn. In al het beleid behoort recht te worden gedaan aan mensen, de natuur en aan God. Doel en ijkpunt is een ‘sociaal-ecologische rechtstaat’ waarin zowel de mens, de natuur als God tot zijn recht kan komen. Kenmerkend daarbij zijn de bijbelse principes van ‘liefde voor de schepping’, ‘goed rentmeesterschap’, ‘genieten van genoeg’ en ‘opkomen voor het zwakke en verdrukte’. Hieronder een bescheiden aanzet om deze principes uit te werken in een aantal algemene beleidsprioriteiten en -aanbevelingen. Een efficiënte milieuwetgeving begint bij de basis: het nastreven van een daadwerkelijke gedrags- en mentaliteitsverandering. Voor een goede motivatie is het essentieel dat we ons weer leren verwonderen over de mooiheid van de natuur. Voorlichting en educatie over natuur en milieu (NME) dragen bij aan een bredere kennis en acceptatie. Hoewel vooral onder jongeren enig milieubesef aanwezig is, blijven duidelijke keuzes en (financiële) offers nog te veel uit. Hierbij roepen we de overheid op om de randvoorwaarden te creëren die nodig zijn voor schone en eerlijke leefstijlen. Het is de hoogste tijd om de 'groene woorden' om te zetten in 'groene daden'. Natuur- en milieubeleid kunnen aangescherpt worden (het NBP en NMP). Belangrijke aandachtspunten zijn: duurzame ontwikkeling, bescherming en herstel van de biodiversiteit, internationale aanpak, vermindering van consumptie, uitstoot en vervuiling. Naast een mondiale aanpak is het belangrijk dat ieder individu bij zichzelf nagaat wat hij kan doen. Hieronder noemen we een aantal concrete aandachtspunten, waarbij de diverse paragrafen grofweg corresponderen met de volgende beleidsterreinen: Economische Zaken (5.2), Milieu (5.3), Ruimtelijke Ordening en Natuurbeheer (5.4), Landbouw (5.5), Verkeer & Vervoer (5.6) en last but not least Ontwikkelingssamenwerking (5.7).
5.2
Ecologische economie
Economische groei en technologische ontwikkeling zijn geen doelen maar middelen, voor het naleven van onze sociale en ecologische verantwoordelijkheid. We moeten vechten tegen de aantasting van sociale en ecologische waarden in een steeds meer PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
29
Scripta Hart voor Groen
vertechniseerde en vercommercialiseerde samenleving. Beleid moet gebaseerd worden op waarden en inhoudelijke afwegingen in plaats op van dollar- en eurotekentjes. Economie en techniek als zodanig zijn niet slecht, maar wel hun voorrang en het bij voorbaat gewettigd zijn van de toepassing ervan (Goudzwaard, 1974). Wat op vrij korte termijn nodig zal zijn, is het leren invoegen van onze economische en technische processen binnen de grenzen van het milieu, de beperkte (fossiele) energievoorraden en de beperkte hoeveelheid grondstoffen. Het paarse kabinet gaat uit van een ‘ontkoppeling’ van economische groei en toenemende milieubelasting. Hierbij lijkt steeds meer ‘de wens de vader der gedachte’ te zijn. Dit ‘wishful thinking’ wordt echter steeds sterker weersproken door de onverminderde toename van het autoverkeer en vakantievluchten, het al maar overdadiger consumptiegedrag, alsmede de navenant toenemende afvalproductie. Het is de hoogste tijd voor een trendbreuk en overschakeling naar ‘selectieve’ groei die door overheidsbeleid in een bepaalde richting wordt gestuurd, waarbij het risico van onomkeerbare processen wordt geminimaliseerd. Dit vereist een economische en beleidsmatige heroriëntatie, waarbij ecologie en duurzame ontwikkeling maatgevend zijn. Een duurzame economie kan allen worden bereikt als milieuschadelijke sectoren krimpen, het belastingstelsel verder wordt vergroend, consumptie van milieuschadelijke producten wordt verminderd, uitputting van grondstoffen drastisch wordt afgeremd, milieukosten in prijzen worden verrekend en betaalbare alternatieven worden aangeboden. Een klein land als Nederland zou zich niet moeten profileren als oprit en sjouwer van Europa, maar veeleer als centrum voor innovatieve duurzame en hoogwaardig technologische producten. Geen ‘Nederland Distributieland’ maar ‘Nederland Kennisland’, ’Brainports’ in plaats van ‘mainports’. In plaats van miljardeninvesteringen in grote infrastructurele projecten zoals de Betuwelijn en een Tweede Maasvlakte, kan er beter worden geïnvesteerd in milieuvriendelijke projecten en minder ruimtevragende sectoren zoals hoogwaardige technologie, alternatieve energievoorziening, duurzame woningbouw en ecologische landbouw (Jongerencoalitie, 1997).
5.3
Hard voor groen!
De overheid moet zich meer hard maken voor onze natuurlijke leefomgeving. De belangen van natuur en milieu moeten met meer kracht worden verdedigd tegen het eenzijdige marktdenken. Natuur- en milieuaspecten horen integraal deel uit te maken van alle (relevante) project- en beleidsplannen, waarbij natuur- en milieuwaarden standaard financieel worden vertaald (vervangingswaarde) en vermeld op de begroting. Het spreekt voor zichzelf dat onverhoopte milieuschade royaal dient te worden gecompenseerd. Hoewel er inmiddels al enige bescheiden resultaten worden geboekt met betrekking tot de emisiereductie, is dit nog lang niet genoeg. De al maar verder toenemende uitstoot van CO2 en NOx moet met harde hand teruggedrongen worden, evenals de vervuiling door zware metalen PAK’s en PCB’s. Nederlandse bijdrage aan uitstootbeperkingen in het buitenland (Derde Wereldlanden) zijn ongeloofwaardig als we ons niet eerst inspannen om de uitstoot in eigen land te minimaliseren. Hiervoor is het van groot belang om meer te investeren in duurzame energiebronnen zoals biomassa-, zon- en windenergie. Een streefnorm van 25 % duurzame energie in PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
30
Scripta Hart voor Groen
2020 zou minimaal haalbaar moeten zijn. De Europese CO2-doelstellingen moeten onverkort worden uitgevoerd en zo mogelijk aangescherpt. De uitkomsten van Rio '92 (UNCED) zouden meer geconcretiseerd moeten worden. Als laag-gelegen, dicht bevolkt en hoogproductief land zou Nederland een voortouw moeten nemen om bindende internationale afspraken na te streven èn na te leven… Binnen de EU kan grensoverschrijdende vervuiling steviger aangepakt worden met behulp van een ‘ecotax’ en het principe van 'de vervuiler betaalt (mee)'. Bij alle productieprocessen behoort duurzame ontwikkeling een belangrijk uitgangspunt te worden, dat terug te vinden is in productieprocessen, prijzen, heffingen en arbeidsverdeling. Onderlinge afspraken (convenanten) tussen de overheid en maatschappelijke organisaties kunnen een bruikbaar instrument zijn. Het beleid moet gericht zijn op besparing van energie en grondstoffen, op verlenging van de levensduur van consumptiegoederen en op bevordering van de mogelijkheden van nuttig hergebruik. Reductie en recycling van afval kunnen veel meer worden gestimuleerd.
5.4
Een vitale natuur
Hoewel de kwantiteit van de natuur in Nederland voor het eerst sinds lange tijd toeneemt, neemt de kwaliteit (o.a. diversiteit en soortenrijkdom) nog steeds af. Een kwalitatieve natuur (optimale biodiversiteit) vereist zowel uitbreiding van het totale natuurareaal (‘natuurontwikkeling’) als de onderlinge verbinding van natuurgebieden (‘ontsnippering’). Minister Van Aartsen (LNV) pleitte in 1998 op de Europese Ministerraad voor natuuruitbreiding tot een percentage van tien procent van het totale landoppervlak, wat we graag vertaald zouden zien in concrete beleidstappen, evenals de tijdige uitvoering van de Europese richtlijnen. Verder zal er fors moeten worden geïnvesteerd om verdere vertraging in de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) te voorkomen. Een zo mogelijke versnelling van de uitvoering van de EHS wordt krachtig aanbevolen. Natuurontwikkeling moet plaatsvinden in nauwe aansluiting bij de cultuurhistorie en geomorfologie van een gebied. Ook buiten de EHS moet de natuur prioriteit en ruimte krijgen. Bij de ruimtelijke (her)inrichting behoren natuurlijke, landschappelijke en sociaal-historische waarden primair bepalend te zijn in plaats van een ‘leuk extraatje’. Wij pleiten voor aanleg van ecologische zones langs (spoor)wegen, dijken en kanalen en ecologisch bermbeheer. Door een dergelijke ‘groendooradering’ van het cultuurlandschap kan een fijnmazig ecologisch netwerk worden gecreëerd ter versterking van de EHS. Boeren en natuurorganisaties zouden in de toekomst (nog) meer moeten samenwerken; verdere uitbreiding van agrarisch natuurbeheer daartoe wordt sterk aanbevolen. Voor een gezonde biodiversiteit is het essentieel dat kwetsbare natuurtypes, plantenen diersoorten optimaal worden beschermd. Beschermde natuurgebieden moeten worden gevrijwaard van belastende nevenfuncties (zoals gasboringen in de Biesbosch en de Waddenzee). In de 21ste eeuw is er niet langer plaats voor plezierjacht in onze samenleving. De overheid dient zich, ook in Europees verband, hard te maken voor de beëindiging van dit dier-onwaardige anachronisme. Daarbij pleiten we voor consequente doorvoering van de beheersjacht als basis voor het beleid. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
31
Scripta Hart voor Groen
5.5
Een gezonde agrarische sector
Voor een gezonde natuur en de leefbaarheid van het platteland is revitalisering van de agrarische sector essentieel. In plaats van vergaande liberalisering zou de overheid zich moeten richten op productiebeheersing, waarmee de prijsvorming ten voordeel van boeren kan worden beïnvloed (Stellingwerf, 2000). Gezonde boerenbedrijven kunnen op eigen benen staan en moeten niet afhankelijk zijn van subsidiëring, maar hebben wel recht op een financiële bijdrage voor hun bijdrage aan natuur- en landschapsbeheer. Boeren leveren sinds mensenheugenis een belangrijke bijdrage aan de inrichting en beheer van het landschap, waarvoor een reële beloning op zijn plaats is. Er moet op korte termijn geïnvesteerd worden in betere toekomstperspectieven voor de sector, waarbij milieuwetgeving en de alledaagse praktijk beter op elkaar afgestemd moeten worden. Overschakeling naar ecologische landbouw biedt aanzienlijke voordelen voor de werkgelegenheid in de landbouw, kwalitatief betere producten waar veel vraag naar is, alsmede voor het milieu. Er zou een significante groei nagestreefd moeten worden van het aantal ecologische bedrijven en van het aantal biologisch beheerde hectares. Een streefnorm van twintig procent van het totaal aantal bedrijven voor 2010 (zoals in Duitsland) zou daarbij niet misstaan. De overheid zou hierbij zorg behoren te dragen voor een gestroomlijnde overschakeling en de ketenbewaking van ecologische producten, zodat deze producten in de supermarkten beter betaalbaar worden (Jongerencoalitie, 1996). Zolang er geen duidelijkheid is over de gevaren en risico’s van genetisch veranderde gewassen en zolang er geen serieuze principiële bezinning heeft plaats gevonden over de aanvaardbaarheid gevolgen van deze technieken, moet de productie en verkoop van dergelijke ‘biotech’-producten worden verboden.
5.6
Mobiliteit op maat
Tegenwoordig worden we dagelijks geconfronteerd met tal van infrastructurele problemen. Is het niet in de dagelijkse file of in een overvolle veelal vertraagde trein, danwel door overvliegende vliegtuigen en langsdenderende goederentreinen. Ondertussen worden trein- en busdiensten steeds verder uitgekleed en blijven vervoerstarieven maar stijgen. De gevolgen hiervan zijn een afnemende bereikbaarheid en een toenemende belasting van onze leefomgeving. De befaamde ‘ontkoppeling’ van economische groei en toenemende milieubelasting lijkt niet op te gaan voor de mobiliteit: de beleidsdoelstellingen voor uitstootbeperking worden bij lange na niet gehaald, daarbij zijn stank- en geluidsoverlast, vervuiling, natuurvernietiging en versnippering vaker regel dan uitzondering. In plaats van deze hypermobiliteit een halt toe te roepen, investeert het paarse kabinet in een verdere toename ervan: nog meer asfalt, waardoor files veeleer opschuiven dan oplossen en bovendien extra automobiliteit wordt gegenereerd. Gezonde mobiliteit begint met bevordering van een bewust en verantwoordelijk mobiliteitsgedrag en zou moeten leiden tot een kritische houding ten opzichte van autogebruik, zakenreizen, vliegvakanties, etc. Hiervoor is een mentaliteitsverandering nodig. Het aantal mobiliteitsbewegingen moet worden terug gedrongen. Bijvoorbeeld door een krachtige bevordering van de digitale snelweg en telewerken. Daarnaast moeten mensen meer worden gestimuleerd om dichter bij hun werk te gaan wonen, onder andere door beperkende regelgeving met betrekking tot woon/werkverkeer, zoals PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
32
Scripta Hart voor Groen
bijvoorbeeld het terugdringen van de ´auto van de baas’-hype en verlaging van de onkostenvergoedingen voor autogebruik. Er is een verschuiving nodig van automobiliteit naar openbaar vervoer en verkeer te voet en per fiets. Een geloofwaardig, gezond en veilig vervoersalternatief is noodzakelijk bij de bestrijding van het fileprobleem. Bovendien is het een essentiële basisfaciliteit van onze samenleving, dat niet overgelaten mag worden aan de markteconomie. Mensen moeten bij wijze van spreken opgroeien in het openbaar vervoer. In plaats van te bezuinigen op het openbaar vervoer zou het kabinet er goed aan doen om er fors in te investeren. Ten aanzien van de luchtvaart bepleiten we een verschuiving van korte afstandsvluchten naar internationaal treinverkeer (HSL) en alternatieve vervoersvormen zoals de Zeppelin. Bij het goederentransport dient er een verschuiving te komen van spoor- en wegtransport naar binnenvaart en nieuwe transportvormen zoals ‘combi-road’ en buizentransport. Doorvoer van personen en bulkgoederen, zonder dat er sprake is van een substantiële toegevoegde waarde, staat haaks op een duurzaam mobiliteitsbeleid en mag daarom niet langer worden bevorderd. Grootschalige uitbreiding van het Rotterdamse en Amsterdamse havengebied (resp. Maasvlakte II en Afrikahaven) en Schiphol leiden tot en ongewenste overbelasting van het wegennet in de Randstad en tot kapitaalvernietiging. Voorts pleiten we voor een open en heldere besluitvorming bij grote infrastructurele projecten, met een directe afstemming op de wensen, belangen en behoeften van alle betrokken partijen; en een evenredige honorering van sociale en ecologische waarden (voor een verdere uitwerking zie het Mobiliteitsmanifest, Bijlage 2).
5.7
Gedeelde rijkdom
In het rijke Westen leeft een klein aantal mensen dat langzaam toeneemt en veel vervuilt; in de rest van de wereld (Zuiden en Oosten) leeft een groot aantal arme mensen dat snel groeit en weinig vervuilt. Of in getallen: de rijkste 20 % van de wereldbevolking verbruikt ruim 85 % van de grondstoffen; de armste 80 % van de wereldbevolking verbruikt samen minder dan 15 % van alle grondstoffen. Arme landen dragen het minst bij aan het broeikaseffect, maar lijden de meeste schade als gevolg van klimaatsveranderingen: denk bijvoorbeeld aan de schrijnende tv-beelden over droogte, hongersnood en overstromingen. Nog steeds verrijkt het rijke Westen ten koste van de Derde Wereldlanden en groeit de kloof tussen arm en rijk met de dag. Wellicht is dit één van de grootste problemen van de 21ste eeuw. Het is zonneklaar dat deze ontwikkeling zo niet langer door kan gaan. Behalve de directe beëindiging van deze scheefgroei (en kwijtschelding van de z.g. ‘leningen’) zou het Westen zich met terugwerkende kracht moeten inzetten voor het herstellen van de schade die ze in de afgelopen eeuwen heeft veroorzaakt. Als rijk Westers land en ex-koloniale mogendheid heeft Nederland een belangrijke verantwoordelijkheid voor deze onrechtvaardige en mensonterende situatie. Meer dan voorheen moeten ontwikkelingslanden ondersteund en begeleid worden bij het ontwikkelen van een stabiele en duurzame economie en een efficiënte natuurbescherming. Derde Wereldlanden mogen niet langer worden opgezadeld met onze afgedankte vervuilende technologie en ons onverwerkbare afval. Dit vergt forse PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
33
Scripta Hart voor Groen
financiële investeringen. Om te beginnen zou het schrale budget voor Ontwikkelingssamenwerking (minder dan één procent van het BNP) een ‘wonderbaarlijke vermenigvuldiging’ mogen ondergaan. De moeilijkheid blijft echter om de bovenstaande doelen te bereiken zonder dat er (neo-koloniale) afhankelijkheidsrelaties ontstaan. Ecologische voetafdruk De Nederlandse economie is geen gesloten systeem en de milieugevolgen van de consumptie van de Nederlanders strekken zich uit tot buiten de grenzen. Er is een toenemend beslag, zowel direct als indirect, op de ruimte en energievoorraden in het eigen en andere landen. Ofwel: onze ecologische ‘voetafdruk’ wordt steeds groter. Voor hout en houtproducten ligt de mate van zelfvoorziening van ons land slechts op 6,5%. Ondanks de intensieve wijze van de Nederlandse landbouw ligt de mate van zelfvoorziening op bijna 20% voor veevoer en ruim 30% voor overige landbouwproducten (CBS 1999) en is Nederland de derde exporteur ter wereld (na de V.S. en Frankrijk). Ruwweg een derde van de ruimte in Nederland wordt in beslag genomen voor de productie voor exportgoederen. Er blijkt een duidelijke relatie te zijn tussen de omvang van de welvaart aan de ene kant en het landgebruik en de CO2-uitstoot aan de andere kant. Met andere woorden: rijke landen leggen wereldwijd veel meer beslag op landbouwgrond dan armere landen en zijn verantwoordelijk voor een veelvoud aan CO2-uitstoot per inwoner.
5.8
Vragen
1. Bereken jouw eigen ecologische voetafdruk! (zie Bijlage 4 of surf naar www. Voetenbank.nl/home.htm) 2. Koop jij wel eens voedsel met het EKO keurmerk? Waarom wel/niet? Let je er op in de winkel?
5.9
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen? Economische belangen wegen bij het bedrijfsleven en de industrie zwaarder dan milieu. De enige die daar wat aan kan doen is de overheid. Dat wij overschotten aan produkten hebben, is niet slecht, want daar kun je de Derde Wereld mee helpen. Ontwikkelingssamenwerking draagt bij aan een ongewenste toename van de ecologische voetafdruk in arme landen. Hergebruik is ook economisch interessant omdat je er geld mee bespaart.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
34
Scripta Hart voor Groen
6 Groen doen! “De rave trekt met trage vederslagen, voorbij zwaar en zwart gelijk den kerkhofwagen en roept mij, onverwacht, terwijl zij henen vaart, al in één woord heur boodschap: ‘spaaart!’” Guido Gazelle
6.1
Een schoner milieu begint bij jezelf
Wij kunnen niet zomaar doen met deze aarde wat we willen, simpelweg omdat het niet ons eigendom is. Dat betekent ook dat we genoegen moeten nemen met 'genoeg' en leren delen met anderen. Een beter milieu vraagt ingrijpende keuzes van ieder individu, waarbij we niet eerst afwachten wat een ander doet. Wanneer we beseffen dat we gebruik mogen maken van spullen van een Ander, zullen we er zorgvuldig mee omgaan en er volop van genieten. Vergelijk het met het lenen van de fiets van je beste vriend: je zult het niet in je hoofd halen deze zonder zadel en stuur terug te geven. Zijn wij als christenen het licht der wereld, beelddragers, ook als het gaat om omgang met de schepping? Maakt het verschil dat wij geloven in God als Schepper van hemel en aarde? Slaan wij de aarde niet over, op weg naar de hemel? We kunnen het beste voor onszelf nagaan wat het antwoord op deze vragen is en hoe belangrijk we dat antwoord vinden. Onze uitdaging en opdracht is om verantwoordelijkheid te nemen voor onze leefwereld en zo te leven dat we recht doen aan Gods schepping. We moeten leren meer bewust te kiezen. We zitten niet in een keurslijf, al lijkt dat vaak wel zo. Hieronder bespreken we puntsgewijs een aantal voorbeelden, aanbevelingen en tips waarmee jij zo jouw (milieu) voordeel kunt doen!
6.2
Consuminderen!
In onze Westerse wereld consumeren we per persoon 16 keer zoveel als de zogenaamde Derdewereldburgers. Veel mensen moeten overleven zonder de mogelijkheden om een menswaardig leven te leiden. Ongeveer 1 miljard mensen hebben niet genoeg te eten en krijgen onvoldoende medische verzorging of onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ook 1 miljard mensen die veel meer materiële goederen bezitten dan ze nodig hebben. Bijna negentig procent van de grondstoffen wordt verbruikt door de rijkste twintig procent van de wereldbevolking, waartoe ook wij in Nederland behoren. We hebben grote huizen, kunnen met de auto overal komen en hebben kleren in overvloed. Toch blijven we almaar meer producten aanschaffen en vaak zonder dat we die echt nodig hebben. Omdat we niet zien welke gevolgen ons gedrag heeft, lijkt het alsof het allemaal wel lekker gaat. Toch sterven per dag 11.000 mensen omdat ze geen toegang hebben tot voldoende schoon drinkwater en daardoor ziek worden. In 1994 leefden 1,3 miljard mensen onder de armoedegrens en dit aantal stijgt jaarlijks met 25 miljoen, dus reken maar uit. Ieder jaar sterven in de Derde Wereld 12,2 miljoen kinderen PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
35
Scripta Hart voor Groen
jonger dan 5 jaar. In het westen is arbeid erg duur en zijn grondstoffen goedkoop. Gaat onze televisie kapot, dan blijkt het goedkoper te zijn een nieuwe aan te schaffen dan om 'm te laten repareren. Die som is snel uitgerekend. We maken het onszelf wel moeilijk. Zeker als we tegelijk nadenken hoe we leven en wat de gevolgen daarvan zijn. Zijn we langzaamaan niet ingeslapen, wiegend in een gespreid bed van luxe en comfort? Worden ons niet alleen de positieve kanten voorgespiegeld van het consumeren? Hangt geluk echt af van hoeveelheden, meer, groter, perfecter? Het lijkt misschien dat we nu eenmaal in luxe omstandigheden leven en dat we ons daar bij neer moeten leggen, maar dat is slechts schijn. Het wordt tijd dat we onze luxe leefstijlen gaan aanpassen en leren genieten van genoeg! Door minder te consumeren besparen we naast veel ongewenste effecten voor het milieu of elders in de wereld, bovendien nog geld uit ook!
6.3
Bewust kopen
De keuzes voor een beter milieu kunnen in ons eigen huishouden beginnen. Een gemiddeld Nederlands huishouden produceert 1140 kilo afval per jaar, zo'n 150 volle vuilniszakken. Dit afval wordt gerecycled, gestort of verbrand. Welke methode ook gebruikt wordt, het kost ruimte en heeft invloed op het milieu. Het totaal aan geproduceerd afval per jaar in Nederland is ongeveer 60.000 miljoen kilo. Op dit moment is meer dan 20% van het huishoudelijk afval verpakkingsmateriaal. Met iets meer aandacht voor hervulbare of in ieder geval minder verpakkingen kan dit percentage makkelijk slinken. Onze hoeveelheid afval kunnen we in de hand houden door bewuster en selectiever te kopen en weg te gooien. Bewust kopen kan dus beginnen met het kopen van artikelen met weinig verpakkingsmateriaal. Fruit en groenten hoeven niet verpakt te worden in plastic en een boodschappentas voorkomt veel plastic zakjes. Meer dan 110.000 ton kleding komt jaarlijks bij de vuilnis terecht. Kopen we onze kleding met iets meer zorg, het liefst van duurzaam materiaal, dan scheelt dat al stukken. Vaak komt milieuonvriendelijk gedrag voort uit gemakzucht; voorverpakte producten besparen immers tijd. Het scheiden van afval is al aardig ingeburgerd in Nederland, maar voor afval geldt vooral: voorkomen is beter dan scheiden!
6.4
Schone en eerlijke producten
De overheid stimuleert gezonde en natuurvriendelijke voeding. In 1996 verscheen het 'Plan van aanpak biologische landbouw', van LNV. Tot 2000 is 60 miljoen gulden uitgetrokken om knelpunten die er nu zijn op te heffen. In de meeste supermarkten vind je eco-zuivel, -brood, -groente, -aardappels en ook thee en koffie met het ‘ECOkeurmerk’, dat biologische afkomst garandeert. Biologisch houdt in dat er geen bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt worden, dieren een goede verzorging krijgen en dat er geen conserverings- en andere chemisch/synthetische middelen worden toegevoegd aan de producten. Een ander initiatief is de oprichting van het Forest Stewardship Council (FSC) in 1993. Dit is een onafhankelijke organisatie die een internationaal keurmerk heeft geïntroduceerd voor hout uit gegarandeerd goed beheerde bossen. Dit wil zeggen dat er geen 'oerbos' gekapt is en geen bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn in de bosbouw. In veel doe-het-zelf-zaken is FSChout te koop. Verder kun je volop kiezen tussen PET-flessen, pakken en glas, tussen PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
36
Scripta Hart voor Groen
verse (biologische) groente van het seizoen en van eigen bodem en groente in blik, overgevlogen uit Afrika en tussen het openbaar vervoer en de auto. Je kunt de wc schoonmaken met chloor, maar beter voor het milieu is groene zeep. Minder en bewuster consumeren leidt bijna automatisch tot minder energiegebruik en afvalbeperking. Ons koopgedrag heeft niet alleen gevolgen voor het milieu, maar ook voor mensen in ontwikkelingslanden. Veel grondstoffen en halffabrikaten komen uit de 'Derde Wereld', waarbij sprake is van hele andere werkomstandigheden dan in Nederland en soms veel te lage prijzen. Door te kiezen voor producten met een keurmerk (Max Havelaar, Goed Werk, Fair Trade) koop je gegarandeerd een product waarbij de producenten niet zijn uitgebuit. Daarnaast kun je belangrijke keuzes maken op het gebied van seizoensgroenten, vleesconsumptie, cosmeticaproducten, bloemen en kleding. Goede informatie over de herkomst en het productieproces van een product kan veel milieubelasting voorkomen.
6.5
Spaar water en energie
Energiebesparing in onze huishoudens blijkt nog moeilijk te zijn. De laatste tien jaar is in Nederland het energiegebruik gestegen met dertig procent. Hoewel veel producten energiezuiniger zijn geworden, neemt het aantal energieverslinders per huishouden drastisch toe. Met name de apparaten die meer dan 500 kWh per jaar verbruiken nemen aan populariteit toe: keramische of inductie kookplaten, elektrische geisers, wasdrogers, airconditioning en waterbedden. Het is dus goed om vooraf te bedenken of deze apparaten daadwerkelijk nodig zijn in ons huishouden voor we tot aanschaf besluiten. Verder valt het aan te bevelen om ‘natuurstroom’ te gebruiken; hiermee steun je het gebruik van zon- en windenergie! Water is een kostbaar iets geworden in Nederland. Hoewel een liter water niet veel geld kost voor de gebruiker, is het kostbaar omdat zonder water geen leven mogelijk is. De gemiddelde Nederlander gebruikt 135 liter water per dag, waarvan het meeste opgaat aan het toilet en de douche. Het veranderen van enkele gewoontes kan al veel water besparen. Een stopknop op het toilet of een fles in de stortbak scheelt een aantal liters per dag, evenals de gewoonte om de kraan 'even te laten lopen' bij het handenwassen of tandenpoetsen. Elke minuut korter douchen bespaart tien liter water. Op jaarbasis kan dat aardig oplopen! Een andere suggestie is het gebruik van regenwater, bijvoorbeeld voor de tuin (regenton!). Inmiddels zijn er ook systemen ontwikkeld voor het gebruik van regenwater voor toiletspoeling.
6.6
Rijd en reis bewust!
Het gaat dan niet alleen om eten, gebruik van gas, water en elektra in directe zin, maar ook reizen is een belangrijke post op ons lijstje van energieverslindende activiteiten. Het aantal autokilometers dat Nederlanders gemiddeld afleggen is gegroeid tot 14.316 autokilometers per huishouden per jaar. Het gebruik van de auto is bij veel mensen een gevoelig punt. De auto geeft gemak, privacy en veel vrijheid. De nadelige gevolgen, zoals de aantasting van natuur en landschap, luchtvervuiling en duizenden gewonden per jaar, nemen het automatisme van het autogebruik niet weg. Zestig procent van de kilometers wordt gebruikt voor ritjes van minder dan 7 kilometer. Veel van deze ritjes kunnen worden afgelegd per fiets. Andere alternatieven zijn het openbaar vervoer en het delen van de auto. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
37
Scripta Hart voor Groen
Ook het moderne massatoerisme rijst de pan uit, zelfs zo erg dat veel vliegvelden en autosnelwegen juist tijdens de ‘ontspannen’ vakantieperiodes potdicht zitten. De meeste vakantiereizen worden gemaakt door mensen uit Noordwest-Europa, NoordAmerika, Australië en Japan. In 1950 werden al 25.000.000 internationale vakanties geboekt, in 1994 waren dat er 532.000.000 (wat gemoeid ging met 337.000.000.000 dollar aan uitgaven) en men verwacht in 2010 de 'mijlpaal' van 1 miljard bereikt te hebben. In de Alpen alleen al komen jaarlijks meer dan 40.000.000 wintersporters en 60.000.000 dagjesmensen (Youth and Environment, 1990). De negatieve gevolgen van het massatoerisme, waar ook wij graag aan meedoen, zijn gigantisch. Het punt is dat wij daar weinig van merken, maar dat mensen met name rond de Middellandse zee, de Alpen en in ontwikkelingslanden er zwaar onder lijden. Deze gevolgen waren niet alleen voorspelbaar, maar zijn al tientallen jaren zichtbaar. In de jaren zestig is al kritisch naar dit fenomeen gekeken, met als resultaat een nieuwe vorm van toerisme: het ecotoerisme. Doel van deze nieuwe tak is dat de toerist een (economische) bijdrage levert aan natuur en cultuur in het land van bestemming. De reeksen ethische codes en gedragsregels omtrent het ecotoerisme ten spijt, wordt slechts in enkele gevallen de lokale bevolking beter van de toerist en draagt deze bij aan natuurbehoud. Met dit relaas willen we je zeker niet jouw vakantieplezier vergallen, maar je aan het nadenken zetten over de vele ongewenste neveneffecten. Bij het uitzoeken van een vakantiebestemming zijn dit ook zaken die je mee moet laten wegen, evenals de vorm van vervoer. Je kunt een weekendje naar Londen of Parijs met het vliegtuig, maar ook met de trein of bus.
6.7
Tot slot
Resumerend kan gesteld worden dat schone en eerlijke leefstijlen voor iedereen vanzelfsprekend zouden moeten zijn. Dit allereerst voor christenen die de Schepper van de natuur willen volgen en liefhebben. Hierbij is het niet de bedoeling dat we aan allerlei (milieu)regeltjes moeten voldoen. Het gaat er om dat we ons weer gaan verwonderen over de mooiheid van Gods schepping, maar ons daarnaast ook bewust worden van de milieueffecten van ons eigen gedrag. Sta eens stil bij de vraag hoe je (eventueel met behulp van bovenstaande tips) jouw leefstijl zo kunt in (her)richten dat je de schepping zo weinig mogelijk schade toebrengt. Wellicht dat je hierbij je voordeel kunt doen met de bijgevoegde Milieucode en adressenlijst van natuur- & milieuorganisaties (resp. Bijlage 3 en 4). Want een gezonde leefwereld begint bij jezelf!
6.8
Vragen
1. Wat doe jij zoal ‘aan het mileu’? 2. Wat zou je concreet kunnen en willen(!) doen om jouw ‘milieugedrag’ te verbeteren?
6.9
Stellingen
Wat vind je van de volgende stellingen? Energiebesparing is goed, zolang het geen geld en moeite kost. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
38
Scripta Hart voor Groen
Veel jongeren geven hun geld liever uit aan dure merkkleding, scooters en genotsmiddelen dan aan (vaak wat duurdere) ecologische produkten Het heeft geen zin huisvuil te scheiden, omdat het maar een kleine druppel op de gloeiende plaat is. Je moet spullen pas vervangen als ze niet meer te repareren zijn. Een milieubewust christen gaat niet verder dan 20 km van zijn / haar werk of school wonen. Mensen zouden niet vaker dan eens per jaar op vliegvakantie moeten gaan.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
39
Scripta Hart voor Groen
7 Samenvatting Milieuproblemen zijn niet een recent fenomeen. Door de hele geschiedenis heen kun je zien dat menselijk handelen vaak ten koste gaat van de natuur. Nieuw is echter de gigantische schaal van de natuurvernietiging en de wereldwijde desastreuze (neven)effecten van onze moderne samenleving voor het milieu. Hoewel er inmiddels veel wordt gedaan, gaat het nog steeds niet zo goed met de natuur en milieu in Nederland. Bewogenheid met en actieve inzet voor een gezonde schepping is niet alleen iets voor natuurfreaks en milieuactivisten, maar zou voor iedere christen een vanzelfsprekendheid behoren zijn. Oprechte liefde voor Gods schepping dient zich te vertalen in schone en eerlijke leefstijlen, zowel individueel als collectief. Dit vraagt allereerst om een maatschappijbrede mentaliteitsverandering waarbij niet langer consumptie en welvaart centraal staan, maar de kwaliteit van het leven. Christelijke politiek heeft hart voor groen en maakt zich hard voor een gezonde leefomgeving. Dit vereist consciënsieuze afwegingen tussen ecologische en economische belangen, waarbij de economie niet langer het doel maar een middel is. Grote groene woorden zijn slechts geloofwaardig als ze gepaard gaan met groene (individuele) leefstijlen. Immers geldt nog steeds: een beter milieu begint met jezelf!
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
40
Scripta Hart voor Groen
Literatuurlijst Althuis, W.A., 1998, Biodiversiteit: een kwestie van leven en dood, In: Natura 95/5, p.148-150. Bosch, K. van den (1994) Het Ministerie In: Milieudefensie 7/8, p. 6–9. CBS, 1999, Het milieu in cijfers, Milieucompendium 1999. Goudzwaard, B., 1974, Schaduwen van het groei-geloof, Kok, Kampen. Heijden, S. van der en M. Vonk (red.), 1997, Time to Turn. Milieu, bijbelse bezinning en actie, Kok Voorhoeve, Kampen. Grune Liga e.V. (1997) Reiselust und Reiselast Netzwerk okologischer Bewegungen, Berlin. Janssens, R., R. Kuiper, J. Mulder (red.), 1997, Pionier of pelgrim? de ontwikkelingstaak van de overheid in de visie van GPV, RPF en SGP, Buijten en Schipperheijn, Amsterdam. Jongerencoalitie, 1997, Milieu en Economie: kiezen voor wensen; NJMO, Utrecht. Jongerencoalitie, 1996, Plan van Aanpak Biologische Landbouw; NJMO, Utrecht. Kimman, E.J.J.M., D.G.A. Koelega, G. Manenschijn & E.J. Tuininga, 1992, Milieu en mentaliteit, de noodzaak om keuzes te maken, Kok Agora, Kampen. Manen, N. van, G. Huppes en H.U de Haes, 1990, Straf, beloning of gewetensrust? Over lange-termijnbeleidsinstrumenten In: Het Milieu: denkbeelden voor de 21e eeuw, commissie lange termijn milieubeleid, Kerkebosch B.V., Zeist. Knijff, H.W. de, 1995, Tussen woning en woestijn, milieuzorg als aspect van christelijke cultuur Kok, Kampen. Ministerie van LNV, 1989, Natuurbeleidsplan, SDU Uitgeverij, ’s-Gravenhage. Ministerie van VROM, 1989, Nationaal Milieubeleidsplan, SDU Uitgeverij, ’sGravenhage. Ministerie van VROM en Ministerie van BZ, 1993, Verklaring van Rio en Agenda 21, ’s-Gravenhage. Moltman, J., 1994, Wie is Christus voor ons vandaag? Baarn, Ten Have. Murris, J., U.G. Hoser & J. Poeder, 1995, Ecologie & Rentmeesterschap, Amersfoortse studies nr. 20, Leiden, J.J. Groen & Zn. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
41
Scripta Hart voor Groen
Paas, S. , 1998, Schepping en oordeel, Uitgeverij Groen, Heerenveen. RIVM, 1993, Nationale Milieuverkenning 1993-2015, Alphen aan de Rijn. Schaeffer, F. A., 1973, Milieuvervuiling en de dood van de mens, Amsterdam. Spaargaren et al., 1993, Internationaal milieubeleid, SDU Uitgeverij, ’s-Gravenhage. Stellingwerf, D., 2000, Boeren, burgers en buitenlui; Een visie op rentmeesterschap; RPF-fractie, Den Haag. Tuin, L. van der, 1999, Catechese en diaconie. Een empirisch theologisch onderzoek naar de effecten van milieucatechese op milieubewust handelen, Tilburg University Press. Wijmen, P. van, 1998, Natuur en milieu: bij uitstek een CDA-thema, in: CD/Actueel 10/1998, p. 22-23. Windt, H.J. van der, 1995, En dan: wat is natuur nog in dit land? Boom, Meppel. Windt, H.J. van der et al, 1998, Natuur, Milieu en Beleid, cursussyllabus, RuG, Haren. Workum, J. van (red.), 1997, Van wie is de wereld?, NCDO, Amsterdam. Youth and Environment, 1990, Ecotourism and the impact of tourism on the environment. Special theme-issue, vol. 5. Zanden, J.L. van en S.W. Verstegen, 1993, Groene geschiedenis van Nederland, Het Spectrum, Zeist.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
42
Scripta Hart voor Groen
Bijlage 1: ‘Door schade en schande’ Gezamenlijk Milieumanifest RPF-j, SGP-j & GPJC (1991), overhandigd aan minister Alders (VROM) op 22 oktober 1991. De jongerenorganisaties van SGP, GPV en RPF spreken hun grote bezorgdheid uit over de voortschrijdende grootscheepse verwoesting van natuur en milieu. De mens pleegt roofbouw op de aan hem in beheer gegeven schepping. Hij maakt, als rentmeester en beelddrager van God, zijn verantwoordelijkheid niet waar. Het niet in acht nemen van Gods heilzame leefregels leidt uiteindelijk tot een onleefbare wereld. De aarde verdort en kwijnt weg. Dier- en plantensoorten sterven uit. Lucht, water en bodem zijn zodanig aangetast dat zelfs klimatologische veranderingen optreden en de ozonlaag wordt aangetast. De aantasting lijkt in veel gevallen zelfs onomkeerbaar. Wij erkennen dat christenen medeschuldig zijn aan de verwoesting van milieu en natuur. Leer en leven zijn vaak niet in overeenstemming met elkaar geweest. Wij constateren dat de verwoesting met name wordt veroorzaakt door het streven naar onbegrensde welvaart en onbeperkte individuele vrijheid en wordt versterkt door een normloze ontwikkeling van wetenschap en techniek. Haast en hebzucht liggen aan dit alles ten grondslag en veroorzaken mondiaal ecologische schade. Welvaartspolitiek is ongeremd. Wij constateren dat er in deze wereld sprake is van een enorme geestelijke nood en benadrukken dat ten aanzien van waarden en normen een heroriëntatie van de samenleving dringend noodzakelijk is. Om tot een krachtdadige aanpak van de milieuproblematiek te komen wees de Club van Rome reeds op de noodzaak van een fundamentele verandering in de waarden van de samenleving. Ook het rapport "Zorgen voor morgen 2" toont glashard aan dat technologische veranderingen alléén onvoldoende zijn. Het materialisme dat de méns centraal stelt is, vanwege haar verspillende karakter, onmachtig in de huidige situatie verandering te brengen. Overschatting van het menselijk kunnen heeft juist tot de huidige natuurontwrichting geleid. De milieucrisis is naar onze mening ten diepste een gevolg van de geestelijke crisis waarin de mens zich bevindt. Een crisis veroorzaakt door de menselijke keus tegen zijn Schepper. Wij zijn er van overtuigd dat het Bijbels christendom de oplossingsrichting biedt voor de verstoorde verhouding tussen mens en natuur. Een vanuit het authentiek christendom voortvloeiende visie op oorzaken, gevolgen en oplossingsrichtingen dient uit te lopen op consistent lange-termijnbeleid. Daarbij liggen de diepste motieven voor ons niet in ecologische dreiging of menselijk activisme maar in dienstbaarheid en gehoorzaamheid aan God de Schepper. Dit geldt ook ten aanzien van de omgang met natuur en milieu en met wetenschap en techniek. Wij erkennen tegelijkertijd de beperktheid van de menselijke mogelijkheden in deze gebroken wereld. Veel gevolgen van het menselijk handelen zijn onvoorzienbaar of vooralsnog onzichtbaar. We constateren echter dat de mensheid bij voortduring PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
43
Scripta Hart voor Groen
materialistische korte-termijndoelstellingen centraal blijft stellen. In geld te waarderen zaken maken nog steeds uit wat waardevol is. De schepping is echter ten diepste een geheim dat primair op immateriële wijze gewaardeerd en gerespecteerd dient te worden. Onbeheerste groei dient volgens ons te worden omgebogen in de richting van stabilisering, consolidering en duurzaamheid. Dit betekent o.a. dat tijd vrij komt voor zorgcapaciteit en voor ontwikkeling van gemeenschapszin. Kwalitatieve groei kan met andere woorden in de plaats komen van kwantitatieve groei. Begrippen als± schoonheid, zorgvuldigheid, creativiteit, selectiviteit, soberheid, diversiteit, harmonie, rust en integriteit zijn hierbij bruikbaar om na te streven. Scherpe normstellingen, financiële prikkels, preventie, hergebruik en herbruikbaarheid, voorlichting en educatie, emissiebestrijding aan de bron en handhaving en controle zijn onontbeerlijke beleidsinstrumenten voor de overheid. Daarnaast is een vergaande offerbereidheid bij de Nederlandse bevolking noodzakelijk. Zelfs zodanig dat de koopkracht niet langer op het huidige peil kan worden gehandhaafd. Noden zullen boven verlangens dienen te worden gesteld. We zullen ons moeten afvragen of onze behoeften wel werkelijke behoeften vertegenwoordigen. Genoeg moet ook genoeg zijn. De vrijkomende middelen zijn nodig om verkwisting uit het verleden ongedaan te maken, om schade aan milieu en natuur te herstellen, om achterstallig onderhoud te realiseren en om de dienst aan de verre naaste beter gestalte te geven. Dit laatste is mogelijk wanneer het belang wordt ingezien van rentmeesterschap, integrale verantwoordelijkheid, solidariteit en gerechtigheid. Deze begrippen zullen politiek vertaald moeten worden. Pragmatisch korte termijnbeleid schuift naar onze mening de problemen vooruit en is daarom verwerpelijk. Er zal veel moed, wijsheid en overtuigingskracht nodig zijn. De verwevenheid en de samenhang van de diverse maatschappelijke problemen dienen te worden benadrukt. Het beleid ten aanzien van lonen, werkgelegenheid, milieu, ontwikkelingssamenwerking en landbouw vertoon samenhang en vereist daarom een integrale benadering. Met name bij de ontwikkelingssamenwerking, bij de zorg voor de verre naaste, kan geleerd worden van door onszelf gemaakte fouten. Overeenkomstig onze uitgangspunten moet dit beleid gericht worden op kleinschaligheid, zelfvoorziening en kringloopprocessen. Wetenschap en techniek, waarvan de belangrijke rol niet wordt ontkend, zullen aan van tevoren vastgestelde sociale, ecologische en ethische randvoorwaarden moeten voldoen. Met name ontwikkelingen als biotechnologie en genetische manipulatie dienen buitengewoon kritisch te worden getoetst en begeleid. De politieke jongerenorganisaties van SPG, GPV en RPF onderkennen dat voor het vormgeven van de in dit manifest verwoorde visie, die een ware omslag in de maatschappij inhoudt, veel gevraagd wordt van politiek, overheid en samenleving. We hopen dat velen de motieven die ten grondslag liggen aan dit manifest PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
44
Scripta Hart voor Groen
onderschrijven en roepen de Nederlandse bevolking op om dié radicale keuzes te maken die nodig zijn om tot een verantwoord beheer van de schepping te komen. Alleen op die wijze kunnen zowel burger als overheid woord en daad tot de zo bitter noodzakelijke eenheid smeden! SGP-jongeren (LVSGS), Den Haag GPV-jongeren (GPJC), Zwolle RPF-jongeren (RPJO), Amersfoort
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
45
Scripta Hart voor Groen
Bijlage 2: ‘Op goede sporen en rechte wegen’ Gezamenlijk Mobiliteitsmanifest RPF-j, SGP-j & GPJC (1998) Overhandigd aan minister Tineke Netelenbos (Verkeer & Waterstaat) op 26 oktober 1999 Tegenwoordig worden we als Nederlandse burgers dagelijks geconfronteerd met tal van infrastructurele problemen. Is het niet in de (dagelijkse) file of in een overvolle (veelal vertraagde) trein, danwel door de bulderende vliegtuigmotoren en denderende goederentreinen. Door de ongebreidelde groei van automobiliteit en luchtvaart raakt Nederland Distributieland, als ‘oprit van Europa’, chronisch verstrikt in zijn eigen ‘succes’. In plaats van deze hypermobiliteit een halt toe te roepen investeert het paarse kabinet in een verdere toename ervan: nog meer asfalt, verdere uitbreiding van Schiphol, nieuwe zeehavens (Maasvlakte II en Afrikahaven), waardoor files veeleer opschuiven dan oplossen en bovendien extra automobiliteit wordt aangetrokken. De gevolgen hiervan zijn een afnemende bereikbaarheid en een toenemende belasting van onze leefomgeving. De befaamde ‘ontkoppeling’ van economische groei en toenemende milieubelasting lijkt niet op te gaan voor de mobiliteit: de beleidsdoelstellingen voor uitstootbeperking worden bij lange na niet gehaald, daarbij zijn stank- en geluidsoverlast, vervuiling, natuurvernietiging en versnippering vaker regel dan uitzondering. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van het openbaarvervoer structureel achter gebleven en vormt het voor automobilisten geen geloofwaardig alternatief. Terwijl de trein- en busdiensten verder worden uitgekleed, gaan de vervoerstarieven al maar omhoog. Rechte wegen Als christelijke politieke jongerenorganisaties kunnen wij dergelijke ontwikkelingen niet toejuichen. In een klein land als Nederland, met één van de hoogste asfaltdichtheden ter wereld, is rust en ruimte een schaars goed. Grote infrastructurele projecten hebben aanzienlijke en veelal onomkeerbare gevolgen voor landschap en ruimtelijke ordening en vereisen derhalve een zorgvuldige afweging van nut, noodzaak, (milieu)effecten en maatschappelijke wenselijkheid. We spreken onze bezorgdheid uit over de wijze waarop in het recente verleden ingrijpende beslissingen zijn genomen, met verstrekkende gevolgen voor de toekomst. Daarbij werden belanghebbenden (gemeentelijke en provinciale overheden) bij herhaling genegeerd; typerende voorbeelden hiervan zijn de besluitvorming over de Betuwelijn, de uitbreiding van Schiphol, en de HSL-route. Hiermee wordt geen recht gedaan aan gemeenschappelijke belangen en worden directe betrokkenen buiten spel gezet. Keer op keer zien we dat sociale en ecologische belangen moeten wijken voor macro-economische belangen waar lang niet iedereen baat bij heeft. Hierdoor worden, ons inziens, zowel democratische als rechtvaardigheidsprincipes geweld aan gedaan. De Bijbel roept ons op tot rechtvaardig handelen. In alle beleidsvoering dient recht te worden gedaan aan de medemens, de natuur en bovenal aan God. We hebben de aarde als rentmeesters in bewaring gekregen om er op verstandige en verantwoordelijke wijze mee om te gaan. De behoeften, mogelijkheden en wensen van individuele burgers en de algemene belangen lopen echter maar al te vaak uiteen. Ten aanzien van mobiliteit en infrastructuur heeft de overheid, als behartiger van het algemeen belang, een belangrijke PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
46
Scripta Hart voor Groen
sturende taak. Terwille van een gezonde en rechtvaardige samenleving pleiten we voor een open en heldere besluitvorming bij grote infrastructurele projecten, met een directe afstemming op de wensen, belangen en behoeften van alle betrokken partijen; en een evenredige honorering van sociale en ecologische waarden. Zonder een dergelijke brede maatschappelijke inspraak is ieder ‘Poldermodel’ betekenisloos: polderlucht en polderleegte. De toenemende mobiliteitsontwrichting vraagt om daadkrachtig overheidsbeleid. Er kan niet langer worden volstaan met kosmetische correcties: het roer moet om! Er moeten ingrijpende en beslissende keuzes worden gemaakt voor sociaal-maatschappelijke waarden en duurzaamheid. Mobiliteit is een essentiële randvoorwaarde voor het sociale en maatschappelijke verkeer en mag derhalve niet geheel worden overgelaten aan het marktmechanisme van vraag en aanbod. Goede sporen Om de Nederlandse mobiliteit weer op goede sporen en rechte wegen te krijgen hebben de gezamenlijke christelijke politieke jongerenorganisaties een aantal concrete beleidsaanbevelingen geformuleerd. I. Verantwoordelijk mobiliteitsgedrag Gezonde mobiliteit begint met bevordering van een bewust en verantwoordelijk mobiliteitsgedrag en zou moeten leiden tot een kritische houding ten opzichte van autogebruik, zakenreizen, vliegvakanties, etc. Voor het stimuleren van een mentaliteitsverandering moet educatie en voorlichting op dit punt aanzienlijk worden verbeterd. Mensen moeten opgroeien in het openbaar vervoer; een ov-kortingskaart voor alle jongeren wordt daartoe sterk aanbevolen. II. Stimuleren van mobiliteitsafname Waar mogelijk moet het aantal mobiliteitsbewegingen worden beperkt. Bijvoorbeeld door een krachtige bevordering van de digitale snelweg en telewerken. Daarnaast moeten mensen meer worden gestimuleerd om dichter bij hun werk te gaan wonen, onder andere door beperkende regelgeving met betrekking tot woon/werkverkeer, zoals afschaffing van onkostenvergoedingen voor autogebruik. III. Verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit Doorvoer van personen en bulkgoederen, zonder dat er sprake is van een substantiële toegevoegde waarde, staat haaks op een duurzaam mobiliteitsbeleid en mag daarom niet langer worden bevorderd. Grootschalige uitbreiding van het Rotterdamse en Amsterdamse havengebied (resp. Maasvlakte II en Afrikahaven) en Schiphol leiden tot en ongewenste overbelasting van het wegennet in de Randstad en tot kapitaalvernietiging. In plaats van te investeren in een rol als oprit en sjouwer van Europa, dient Nederland te investeren in innovatieve duurzame en hoogwaardige technologische productie. Een keuze voor ’brainports’ in plaats van ‘mainports’, laat ‘Nederland Distributieland’ plaats maken voor ‘Nederland Kennisland’!. IV. Krachtige uitbreiding van openbaar vervoer Forse inversteringen in het openbaar vervoer op korte termijn zijn essentieel voor het creëren van een geloofwaardig, comfortabel en veilig vervoersalternatief voor het autoverkeer. De Nederlandse overheid zou een voorbeeld moeten nemen aan het aangrenzende buitenland, zoals het Ruhrgebied, waar zestig procent van alle PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
47
Scripta Hart voor Groen
verkeersbewegingen met het openbaar vervoer plaatsvindt. Capaciteitstoename, betere aansluitingen, lagere tarieven en storingsgevoeligheid zijn daarbij van wezenlijk belang. Revitalisatie van ongebruikte of ‘onrendabele’ spoorlijnen met nieuwe technieken (bijv. lightrail); en het stimuleren van meerdere concurerende spoorwegmaatschappijen kunnen hiertoe bijdragen, evenals een versnelde overschakeling naar een 25 kilovoltsysteem. De miljarden guldens die zijn begroot voor de aanleg van de Betuwelijn en de uitbreiding van Schiphol zouden beter kunnen worden aangewend voor de verbreding en uitbreiding van (de relatief kwetsbare dubbelsporige) intercitylijnen. Een klantvriendelijke benadering door openbaarvervoersmaatschappijen is dringend gewenst: bij vertragingen hebben de passagiers recht op vriendelijke excuses, enige uitleg en een (financiële) vergoeding (zoals bijvoorbeeld in Frankrijk gebruikelijk is). Een aardige suggestie is om te onderzoeken in hoeverre ‘gratis openbaar vervoer’-intiatieven zoals in het Belgische Hasselt in Nederland navolging kunnen krijgen. V. Verschuiving van file naar openbaar vervoer Ruim zestig procent van alle verreden autokilometers bestaat uit ritten korter dan zeven kilometer. Er dient een verschuiving te worden bewerkstelligd van automobiliteit naar openbaar vervoer en mobiliteit te voet en per fiets; dit kan niet zonder krachtige overheidsinspanningen. Bruikbare instrumenten hiertoe zijn: kilometerbelasting (meer betalen bij meer autogebruik!), snelheidsbegrenzers, forsere stimulering van carpooling, herintroductie van een regelmatige autoloze zondag, en voorrangsregels ten gunste van fietsers en openbaar vervoer. Voorts moet er structureel meer geld worden uitgetrokken voor de verbetering van fietsinfrastructuur en de aanleg van bewaakte (gratis) fietsenstallingen bij trein- en busstations. VI. Verschuiving van korte afstandsvluchten naar HSL Het explosief groeiende vliegverkeer moet worden geremd door het invoeren van hoge kerosineaccijns en hoge BTW op vliegtickets. Circa zeventig procent van alle vluchten vanaf Schiphol zijn korter dan duizend kilometer; alleen al de vluchten naar Londen en Parijs vormen samen zo’n tien procent. Ongeveer veertig procent van alle passagiersbewegingen vanaf Schiphol betreft transfervluchten, die economisch weinig interessant zijn, maar wel aanzienlijk bijdragen aan de milieuoverlast. Er dient een verschuiving te worden bewerkstelligd van korte-afstandsvluchten naar internationaal spoorverkeer (HSL) en zeppelins. Hierdoor kan het aantal korte-afstandsvluchten en het aantal regionale luchthavens worden gehalveerd. Uitbreiding van Schiphol en de aanleg van een extra luchthaven zijn daarmee zowel onnodig als ongewenst. Regionale luchtvaart moet worden ontmoedigd en mag niet langer worden gesubsidieerd. Selectieve groei van de luchtvaart (lange afstandsvluchten) mag alleen plaatsvinden binnen de bestaande milieunormen. VII. Meer goederenvervoer per binnenvaart Er dient een verschuiving te komen van spoor- en wegtransport naar binnenvaart, combiroad en buizentransport. Er moeten meer overslagpunten komen van wegspoor- en binnenvaartvervoer en een verbod op vrachtvervoer op zondag (zoals in Frankrijk en Spanje). Het Betuwelijnproject dient te worden heroverwogen wegens ernstige ecologische en economische bezwaren en een ontbrekend maatschappelijk draagvlak. We hopen dat de minister onze aanbevelingen ter harte neemt, en er haar voordeel mee doet. Graag wensen we haar veel wijsheid en sterkte toe bij de beleidsvorming en PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
48
Scripta Hart voor Groen
de belangrijke en ingrijpende keuzes die daarbij horen. Als christelijke politieke jongerenorganisaties voelen we ons betrokken bij deze verantwoordelijke taak; en zullen we haar verrichtingen op de voet blijven volgen: naar wij hopen op goede sporen en rechte wegen....
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
49
Scripta Hart voor Groen
Bijlage 3: Milieucode Intentieverklaring ter minimalisering van ongewenst milieubelastend gedrag;geprestenteerd op de Algemene Vergadering van de Vereniging RPF-jongeren op 26 september 1998. Oproep aan alle RPF-jongeren, in het bijzonder de actieve leden Aanleiding De verkiezingen zijn achter de rug, met vele mooie woorden en beloften. Nu wordt het tijd om ze uit te voeren! De RPF heeft een goede reputatie opgebouwd met haar 'groenste verkiezingsprogramma van Nederland' (vergelijkendwarenonderzoek door Milieudefensie en Stichting Natuur & Milieu). Bij een sociaal-christelijke partij als de RPF staat het 'rentmeesterschap' hoog in het vaandel. Ook de RPF-jongeren hebben de afgelopen jaren een traditie en imago opgebouwd van groen-progressieve-jongerenclub. Er mag geen onduidelijkheid over bestaan dat we Gods schepping een warm hart toedragen. Groene Maskerade? Maar met grote groene woorden is alles niet gezegd. Als we kijken naar het gedrag van RPF-jongeren, of naar concrete invulling van activiteiten, blijkt dat de aanwezige groene intenties lang niet altijd in de praktijk worden gebracht. Anno 1998 is het helaas geen uitzondering dat er massaal op ongerecycled-gebleekt-papier enkelzijdig wordt gedrukt, uit plastic bekertjes wordt gedronken, OV-onvriendelijk wordt vergaderd, afval niet wordt gescheiden, enzovoort. In een recentelijk grootschalig onderzoek werd geconstateerd dat christelijke jongeren zich qua milieugedrag niet onderscheiden van de gemiddelde Nederlandse jongere. Hoe kan dat?! Is het groene-imago dan niet meer dan een masker? Zijn onze vrome woorden niet meer dan lokaas en een zoethoudertje voor onszelf en de buitenwereld? Of nog indringender: mogen we nog spreken van geloof in de Schepper en liefhebben van God, als dat niet blijkt uit onze manier van omgaan met Zijn schepping? Naar schone en eerlijke leefstijlen Het past ons niet om hier oppervlakkig over te denken of lichtzinnig mee om te gaan. Maar ook niet om bij de pakken neer te zitten. Na iedere misstap is er vergeving en herstel mogelijk bij God. Dit is geen ‘goedkope oplossing’ want dit heeft Hem alles gekost: Zijn Zoon Jezus die voor ons een gruwelijke kruisdood is gestorven. Ons berouw moet daarom oprecht zijn evenals onze inzet voor een schone en eerlijke levensstijl. 'Groen doen' betekent allereerst je bewust zijn van jouw plaats in Gods schepping en bewust te worden van de gevolgen van je handelingen en gedrag voor andere mensen en voor onze gezamenlijke leefomgeving. Om dit concreet en praktisch te maken hebben we onze Grote Groene Woorden vertaald in een aantal gedragsregels: de Milieucode. Gedragscode als geheugensteuntje De Milieucode is een intentieverklaring om een aantal nader te noemen vormen van milieubelastend gedrag te minimaliseren. Deze collectieve afspraak is geen nieuwe vorm van wetticisme of zedenmeesterij; maar is bedoeld als geheugensteuntje om de PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
50
Scripta Hart voor Groen
(helaas vaak latent) aanwezige goede bedoelingen in herinnering te roepen. Een welkome aanleiding en attendering om Gods schepping niet (onbedoeld) te verzieken. Om je gebonden te weten aan de code is ondertekening een papierverspillende overbodigheid; hiervoor kan worden volstaan met loyaliteit aan de RPF-grondslag of het verkiezingsprogram.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
51
Scripta Hart voor Groen
Milieucode De Milieucode is een intentieverklaring ter minimalisering van ongewenst milieubelastend gedrag. Met dit interne manifest spreken de RPF-jongeren zich uit om een aantal hieronder nader omschreven gedragsregels bewust na te streven. De gedragsregels zijn per definitie onvolledig en tijdgebonden; de centraal terugkerende thema's erin zijn tevens toepasbaar op allerlei niet genoemde terreinen. Dat er nog vele aanvullingen en herzieningen mogen volgen! 1. 2.
3.
4. 5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Wees zuinig met grondstoffen en energie; streef naar maximale besparing en hergebruik. Laat niet onnodig lampen branden of audiovisuele apparaten (‘stand-by’) aanstaan, maak gebruik van thermoskannen om koffie en thee warm te houden. Let op de verwarming van de vergaderruimte: verwarm niet onnodig andere ruimtes, laat de temperatuur niet te hoog oplopen en doe de verwarming tijdig uit. Wees zuinig met water (keuken, toilet) en maak gebruik van milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen (geen choor, bijvoorbeeld wel: Ecover of groene zeep). Gebruik alleen gerecycled chloor- en houtvrij papier, en wel aan beide kanten (zoals onze nieuwe RPF-jongeren-folder!). Enkelzijdig bedrukt of beschreven velletjes worden niet weggegooid maar gebruikt voor proefprintjes of als kladpapier. Hergebruik dozen en enveloppen als dat mogelijk is. Maak geen onnodige prints of copietjes; denk goed na voor je naar het copieerapparaat gaat. Vermijd het donker bedrukken van grote oppervlakken; dus zo weinig mogelijk grote zwarte afbeeldingen. Reis per fiets, te voet of per openbaarvervoer. Bij onverhoopt autogebruik is carpoolen gewenst. Activiteiten en vergaderingen worden gepland op lokaties die goed per bus, trein of tram bereikbaar zijn. Parkeergelegenheid en bereikbaarheid per auto gelden als principieel van ondergeschikt belang. Let bij inkopen doen op de verpakking en kies voor de minst schadelijke optie. Vermijd produkten die klein chemisch afval opleveren (bepaalde inktstoffen, batterijen, etc.) Plastic wegwerpbekertjes, -servies en -bestek behoren voor goed tot het verleden. Gebruik liever mokken (kopjes, etc.) die je kunt afwassen en hergebruiken (anders liever karton!). Maak zoveel mogelijk gebruik van ‘schone en eerlijke’ producten; deze zijn herkenbaar aan het Eco-keurmerk. Voorbeelden zijn (zo mogelijk ecologische) Max Havelaar koffie en thee, rietsuiker en ecologisch geteelde zuivelproducten. Daarbij genieten voedingsmiddelen van het seizoen en die van eigen bodem de voorkeur (niet om te discrimineren maar om de mobiliteit te beperken). Gebruik milieuvriendelijk promotiemateriaal (mokken, posters, advertenties, ecopennen, eco-hapjes, etc.) in plaats van de traditionele milieubelastende middelen (ballonnen, stickers, strooifolders, etc.). Probeer je afval zoveel mogeljik te scheiden voor hergebruik: papier-, glas-, blik-, gft-, en chemischafval, oude apparatuur (computers, koelkasten etc.), lege flessen en cartridges van printers, etc.
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
52
Scripta Hart voor Groen
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren
53
PerspectieF, ChristenUnie-jongeren Postbus 302 8070 AH Nunspeet T: 0341-256744 F: 0341-260348 E:
[email protected] http://www.perspectief.nu