HANDREIKING LIMBURGS TRADITIONEEL SCHIETEN Handreiking van 9 mei 2006 van het College van Gedeputeerde Staten van Limburg aan de colleges van burgemeester en wethouders in de provincie Limburg betreffende de belasting van het milieu bij het Limburgs traditioneel schieten.
Colofon Uitgave Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel: (043) 389 99 99 Fax: (043) 389 79 63 e-mail:
[email protected] internet : www.limburg.nl Fotografie : Luc Wolters Fred Vliegen
mei 2006
Pagina 1 van 42
Pagina 2 van 42
Voorwoord In de provincie Limburg zijn ruim 170 schutterijen gevestigd. De schutterijen vinden hun oorsprong in de Middeleeuwse schuttersgilden, die tot taak hadden hun stad of plaats te verdedigen. Mede gezien de lange en rijke historie vervullen de schutterijen in de provincie Limburg tot op de dag van vandaag een belangrijke maatschappelijke functie. Zij verzorgen onder meer culturele evenementen zoals verenigingswedstrijden en bondsfeesten. De activiteiten van de schutterijen zijn diep geworteld in en vormen een belangrijke uiting van de regionale cultuur. Centraal bij de activiteiten van de schutterijen staat het Limburgs traditioneel schieten, ook wel Oudlimburgs schieten genoemd. In de afgelopen jaren zijn wij in toenemende mate geconfronteerd met de (milieu)problematiek rondom het Limburgs traditioneel schieten. Zo is het voor schutterijen steeds moeilijker gebleken om te voldoen aan de geluidregelgeving. Hierbij speelt onder meer een rol dat schutterijen er naar streven om de activiteiten zo dicht mogelijk bij de (dorps)kernen te situeren zodat er sprake is van een optimale binding met de gemeenschap. Tevens geldt dat het gebruik van een doorzichtige kogelvanger (bij Oudlimburgs schieten moet de hemel zichtbaar zijn) leidt tot overschrijding van de toegestane geluidsbelasting. Bovendien is gebleken dat er geen sluitend, actueel beoordelingskader is voor het verlenen van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer aan inrichtingen, die zijn bestemd voor het Oudlimburgs schieten. Gemeenten maken (om die reden) nog steeds gebruik van de Circulaire traditioneel schieten van de Minister van VROM van 1 april 1999 (kenmerk DGM/SVS/98125504), die geldig was tot 1 april 2003, en de Circulaire schietlawaai van het Ministerie van VROM van 1979 (kenmerk 90.476.DGMH/G) waarnaar in de Circulaire traditioneel schieten wordt verwezen. Daarnaast bevat het Handboek milieuvergunningen (augustus 1997) een afzonderlijk hoofdstuk voor schietinrichtingen. In dit beoordelingskader wordt geen rekening gehouden met het bijzondere karakter van het Oudlimburgs schieten. Hier komt bij dat veel gemeentebesturen zich door ruimtegebrek en het samenvoegen van gemeenten zich steeds vaker gedwongen zien tot het centraliseren van schietterreinen. Het gevolg hiervan is dat schutterijen worden gedwongen hun dorpskern te verlaten, welke van levensbelang is voor hen. Schutterijen leven van oudsher in en van hun plaatselijke gemeenschap en kennen daarmee een grote verbondenheid. Uitplaatsing bedreigt dan ook in veel gevallen het voortbestaan van de schutterijen. Gezien al deze ontwikkelingen hebben wij in 2005 een werkgroep ingesteld om de problematiek van het traditioneel schieten in de provincie Limburg inzichtelijk te maken en naar oplossingen te zoeken voor de geconstateerde knelpunten. In de werkgroep waren naast de provincie, het Ministerie van VROM, de betrokken gemeenten en de Oud-Limburgse Schuttersfederatie (OLS) vertegenwoordigd. Op basis van de bevindingen van de werkgroep is deze handreiking opgesteld en heeft de Staatssecretaris van VROM in het kader van de herziening van de Circulaire schietlawaai de circulaire buiten toepassing verklaard voor Oudlimburgs schieten (brief van 17 maart 2006, gepubliceerd in de Staatscourant van 4 mei 2006, nummer 87, pagina 20). De handreiking heeft tot doel een beoordelingskader te bieden voor de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer aan schutterijen in Limburg voor wat betreft de aspecten geluid, bodem en veiligheid. De handreiking heeft uitdrukkelijk geen bindend karakter. Wij willen de gemeenten slechts uitgangspunten aanreiken, die zij kunnen gebruiken ter invulling van hun beoordelingsvrijheid bij de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer. Wij willen, met andere woorden, vooral ruimte laten voor lokaal maatwerk. Deze handreiking richt zich op de bodem, geluid- en veiligheidsaspecten bij de milieuvergunningverlening van de permanente schietinrichtingen. De handreiking heeft daarmee
Pagina 3 van 42
betrekking op zowel schietactiviteiten, die met regelmaat plaatsvinden in de inrichting (de representatieve bedrijfssituatie), als incidentele schietactiviteiten die binnen de inrichting plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld jaarlijkse evenementen. De handreiking ziet niet op schietactiviteiten buiten een inrichting. Deze activiteiten worden in beginsel gereguleerd door de APV van de betrokken gemeenten. Ter informatie is aan deze handreiking wel een bijlage gehecht waarin de terzake relevante procedures en regelgeving zijn opgenomen. Wij zijn voornemens de handreiking te evalueren na een periode van 2 jaar. Hier zullen wij onder meer de betrokken gemeenten en het Ministerie van VROM bij inschakelen. Ten behoeve van de evaluatie zullen in de komende periode een aantal onderzoeken worden uitgevoerd. Het betreft onderzoek naar (onder andere) de beleving van de schutterijactiviteiten bij vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, die zijn verleend met gebruikmaking van de handreiking, de haalbaarheid van reducties door mitigerende maatregelen en de milieueffecten daarvan in termen van omgevings- en milieukwaliteit. Na de evaluatie zullen wij de handreiking aanpassen, indien de resultaten van de onderzoeken hiervoor aanleiding geven of wanneer hiervoor andere redenen zijn. Hierbij denken wij onder meer aan het aanpassen van de handreiking aan de stand van de techniek. Zo zijn geluidreducerende technieken als geluidgedempte kogelvangers inmiddels wel breed geïntroduceerd, maar in technische zin nog sterk in ontwikkeling. Daarnaast zijn wij voornemens om, indien gewenst door de betrokken gemeenten, na de evaluatie de handreiking op bepaalde punten aan te vullen. Hierbij kan worden gedacht aan een set van modelvoorschriften, een (nader uitgewerkte) checklist voor andere voor schutterijen relevante zaken, zoals de relatie met de ruimtelijke ordening, evenementenvergunningen op grond van de APV, de vergunningen die benodigd zijn voor (het repeteren door) muziekcorpsen op het terrein van een schutterij, het afvuren van saluutschoten (zgn. “kamerschieten” bij evenementen) etc.
Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg
Pagina 4 van 42
Begrippenlijst Affuit/oplegsteun Voorziening waarin de buks wordt geklemd en die zodanig kan worden afgesteld dat de bewegingsvrijheid van de buks voldoende beperkt wordt teneinde alle schoten binnen een bepaald gebied (veelal een kogelvanger) af te geven. Baancommandant of schietmeester Functionaris, die tijdens schietactiviteiten verantwoordelijk is voor het naleven van de regelgeving. Hij/zij kan eventueel herkenbaar zijn gemaakt door een minstens 2 cm brede rode armband. Bos Een als zelfstandige eenheid te onderscheiden gebied van meer dan 20 bij elkaar staande bomen of struiken, niet zijnde een beplanting op een rij, met een oppervlakte groter dan 1000 m². Tevens wordt als bos in een intensieve valzone aangemerkt een verzameling bosjes (ook struiken bevattend), ieder kleiner dan 1000 m², met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 4300 m². Zie tevens bijlage 1. Hark Doel bestaande uit een aantal (3 of 5) staanders, die elk weer voorzien zijn van dwarslatjes waarop houten “bolletjes” zijn aangebracht (meestal 180 per hark). Intensieve valzone Het gebied, gelegen op een afstand van 250-500 meter van de schietboom, met een minimale breedte van 250 meter en een maximale breedte van 400 meter. Kalibernummer Bij de zware buksen, die worden gebruikt bij het Oudlimburgs schieten, wordt voor de aanduiding van de grootte van de middellijn van de loop niet het “kaliber” gebruikt, maar het kalibernummer. Dit nummer geeft het aantal ronde loden kogels aan met een middellijn, die gelijk is aan de middellijn van de loop en die tezamen een Engels pond = 453,59 g wegen. Het nummer varieert van 4 tot 104. Naarmate het kalibernummer groter wordt, is het “kaliber” kleiner (omdat de kogel lichter is en er dus meer kogels in een Engelse pond gaan): Gebruikte kalibernummers voor het Oudlimburgs Schieten zijn: • kaliber nr. 12 = kaliber 18,51 mm; ronde kogel 38 g, cilinderkogel 58 gram (in de praktijk vaak 45 gram) • kaliber nr. 16 = kaliber 17,01 mm; ronde kogel 28 g, cilinderkogel 43 gram (in de praktijk vaak 40 gram) Kogelvanger Voorziening waardoor kogels worden opgevangen. Onveilige zone/schootsveld Gebied waar projectielen – direct of indirect – terecht kunnen komen en waar derhalve gevaar bestaat (ook: valzone) voor mens en dier. Schietboom Paal waarop het doel is aangebracht. Vogel Houten doel voor het schieten, in de vorm van een vogel op een houten plaat, ook wel een blok hout, ook in de vorm van een vogel.
Pagina 5 van 42
Inhoudsopgave
1. Beschrijving Limburgs traditioneel schieten
p. 7
2. Het beoordelingskader
p. 8
A. Geluid B. Bodem C. Veiligheid
p. 9 p.16 p.18
3. Samenvatting
p.20
4. Literatuurlijst
p.22
Bijlagen
p.24
Pagina 6 van 42
1. Beschrijving Limburgs traditioneel schieten Binnen het Limburgs traditioneel schieten worden twee varianten onderscheiden: het harkschieten en het vogelschieten. De schutter schiet vanaf een vaste standplaats op het doel (de hark of de vogel), dat is aangebracht op een schietboom. Bij het gebruik van een kogelvanger rust het wapen hierbij op een oplegsteun of affuit. In het algemeen worden bij het Limburgs traditioneel schieten geweren (zware buksen) gebruikt met munitie met de kalibernummers 12 en 16. Dit zijn cilindrische kogels met een massa van circa 45 gram voor de cilindrische kogel van het kaliber 12 en circa 40 gram voor de cilindrische kogel van het kaliber 16. De aanvangssnelheid van de profielen bedraagt maximaal 230 m/sec aan de loop. Als doel wordt de hark of de vogel gebruikt. De hark is een houten raamwerk en bestaat uit een groot aantal houten regels met daarop, middels dwarslatjes, bevestigd een groot aantal blokjes hout (maximaal 180) die door middel van stokjes zijn verbonden aan verticale houten regels. De blokjes worden als doel gebruikt. Het zogenaamde Koningschieten gebeurt niet overal op dezelfde manier. De vorm van het doel en het kaliber waarmee wordt geschoten, variëren. Bij het koningsschieten is het doel veelal een vogel. De uitvoering van de vogel kan verschillen tussen een afbeelding van een vogel op een houten plaat tot een blok hout in de vorm van een vogel. Bij de houten plaat is degene, die de afbeelding van de vogel losschiet, de Schutterskoning. Bij het blok hout in de vorm van een vogel (geplaatst op een stalen staak) is het de bedoeling eerst de staart van de vogel eraf te schieten; dat levert de schutter de derde prijs op en vervolgens de kop, goed voor de tweede prijs en het laatst de romp waarmee de eerste prijs wordt behaald en de titel Schutterskoning. In beide gevallen, dus zowel bij het schieten op de hark als bij het schieten op de vogel, maakt men gebruik van dezelfde wapens. De inrichting kan bestaan uit één of meer schietbomen, die minimaal 5 meter uit elkaar moeten worden geplaatst. Bij het jaarlijks kampioenschap van OLS worden soms wel tot 50 schietbomen gebruikt.
Pagina 7 van 42
2. Het beoordelingskader Inrichtingen, die zijn bedoeld voor Limburgs traditioneel schieten, vallen onder categorie 17 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb): ‘inrichtingen waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen’.1 Dit betekent dat op basis van artikel 8.1, lid 1 Wet milieubeheer (Wm) de inrichtingen van schutterijen zijn aangewezen als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en in beginsel vergunningplichtig zijn. Op grond van artikel 8.2 van de Wet milieubeheer zijn burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin de inrichting van een schutterij geheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen, het bevoegd gezag om te beslissen op een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat een vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen, die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijk bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen, die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt. Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt het bevoegd gezag een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.Wij hebben op basis van onder meer een uitgebreid literatuuronderzoek, een beoordelingskader geformuleerd voor het verlenen van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer voor inrichtingen, die zijn bestemd voor Limburgs traditioneel schieten. Het uitgangspunt hierbij is het gestelde in de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer en het feit dat de beoordelingsvrijheid van het bevoegd haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. Binnen deze randvoorwaarden is getracht een oplossing te zoeken voor de in de praktijk gesignaleerde problemen bij de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer voor inrichtingen, die zijn bedoeld voor Limburgs traditioneel schieten. In het bijzonder is hierbij gekeken naar de problemen, die zich voordoen bij het toepassen van de Circulaire traditioneel schieten, de Circulaire schietlawaai en het Handboek milieuvergunningen. Hierbij is onder meer gekeken naar de relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beoordelingskader ziet op de aspecten bodem, geluid en veiligheid en staat op zichzelf. De voornoemde circulaires en het Handboek milieuvergunningen hebben, met andere woorden, geen aanvullende rol. Het beoordelingskader ziet op Oudlimburgs schieten binnen een inrichting.
1
Bepaalde schietinrichtingen vallen tevens onder de categorie 19, onderdeel 19.1, onder c en e van het Ivb: sportscholen, sporthallen of andere inrichtingen, niet zijnde sportterreinen, waar één of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport (onder c), sportterreinen, openluchttheaters en andere inrichtingen waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden waar een geluidinstallatie is opgesteld (onder e).
Pagina 8 van 42
A. Geluid - Algemeen Het beoordelingskader voor geluid is gebaseerd op de gedachte dat bij de beoordeling van de geluidhinder, die wordt veroorzaakt door Oudlimburgs schieten, moet worden gekeken naar de geluidsbelasting, die wordt veroorzaakt door enerzijds de enkelvoudige knal (Lknal), en anderzijds door de herhaald hoorbare knallen (Lr). In de handreiking zijn voor beide parameters toetsingswaarden opgenomen. Deze waarden gelden voor de representatieve bedrijfssituatie binnen een inrichting. - Enkelvoudige knal: Lknal De toetsingswaarde voor Lknal is: Nieuwe inrichting
: Lknal ≤
Bestaande inrichting
: Lknal ≤ ½ * Lomg + 50
½ * Lomg + 50
Ontheffing: na treffen maatregelen ontheffing mogelijk tot Lknal ≤ Lomg + 55 Lknal Lomg 50 55
= het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls, als invallend geluid ter plaatse van gevoelige bestemming = het geluidniveau gebaseerd op de omgevingstypologie = de correctiefactor voor nieuwe inrichtingen = de correctiefactor (met ontheffing na maatregelen) voor bestaande inrichtingen
Omgevingstypologie Landelijk gebied / weinig, geen verkeer Verspreide bebouwing / beperkt verkeer Woonwijk / verkeer
Lomg,etm 40 dB(A) 45 dB(A) 50 dB(A)
De waarden voor Lomg in de avondperiode zijn 5 dB(A) lager. Toelichting: Bij hogere geluidniveaus kunnen schrikeffecten aanleiding geven tot afwijking van de algemene dosis-effect relatie. Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij deze effecten optreden, is afhankelijk van het achtergrondgeluidniveau ter plaatse. Dit is tot uitdrukking gebracht in bovenstaande formules door Lknal te relateren aan Lomg. De waarden voor Lomg kunnen worden bepaald op basis van de omgevingstypologie. Vooral de aanwezigheid van verkeer blijkt in de praktijk bepalend voor het aanwezige achtergrondniveau. In geval van onduidelijkheid over de gebiedstypering of in geval van twijfel kan Lomg ook door meting worden vastgesteld. De manier waarop deze meting plaatsvindt, is beschreven in de handreiking ‘Vastleggen bestaande situatie geluid (nulsituatie)’ van de Regiegroep Geluid Limburg (wwww.geluidlimburg.nl). Een probleem bij metingen is in veel gevallen dat deze slecht zijn te reproduceren en dat de gemeten waarden daarom sterk kunnen variëren. Metingen van het achtergrondniveau zullen in veel gevallen dan ook over langere perioden uitgevoerd moeten worden. Onze voorkeur gaat dan ook, indien mogelijk, uit naar het hanteren van de gebiedstypologieën zoals hierboven aangegeven. Voor bestaande inrichtingen is een correctiefactor van ten hoogste 55 dB(A) gehanteerd. Uitgangspunten zijn hierbij dat met het treffen van aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld gedempte buksen) redelijkerwijs geen verdere reductie meer realiseerbaar is en dat reeds
Pagina 9 van 42
getroffen maatregelen respectievelijk aanwezige voorzieningen niet zonder meer telkens vervangen hoeven te worden door nieuwe, verbeterde uitvoeringen. In bestaande situaties is na het treffen van maatregelen nog een ontheffing mogelijk. Dit is in het geval dat het gebruik van een kogelvanger leidt tot een overschrijding van het toegestane geluidniveau. Voor nieuwe inrichtingen wordt conform de circulaire Traditioneel schieten uitgegaan van een correctiefactor van 50 dB(A). Een ontheffing is in deze situaties uitsluitend mogelijk wanneer door het treffen van maatregelen geen verdere reductie meer mogelijk is. Wij achten dit toelaatbaar vanuit de gedachte dat bij nieuwe inrichtingen de maatregelen initieel beter afgestemd kunnen worden op de toelaatbare geluidsimmissie. Lknal wordt bepaald door metingen. Geluidmeters, die worden gebruikt voor het meten van pulsvormige geluiden zoals knallen van schietwapens, dienen te voldoen aan de norm van het International Electrotechnical Committee IEC 179A: ‘Precision Impulse Soundlevel Meters’, waarin een meterfunctie is gestandaardiseerd met een integratietijd van 35 msec. Om overeenstemming te krijgen met de frequentie-afhankelijke eigenschappen van het menselijk gehoor hoort de meter bovendien voorzien te zijn van een ‘A’-filter. De metingen worden uitgevoerd in de stand ‘impuls’ met gelijktijdige ‘A’-weging. De activiteiten van Schutterijen vinden plaats in de dagperiode en de vroege avond. Het is voor de uitvoering van metingen praktisch, maar vanuit hinderoptiek ook redelijk, niet verder te differentiëren in verschillende meethoogtes per etmaalperiode. Voor de metingen van de Lknal bij het Oudlimburgs schieten wordt daarom een uniforme meethoogte gehanteerd van 1,5 meter.
- Herhaalde knallen: Lr Voor de berekening van Lr gelden voor zowel bestaande als nieuwe inrichtingen de volgende formules.
Etmaalgemiddelde Lr Weekgemiddelde Lr Jaargemiddelde Lr Lknal n 33 Cb Cw Cj
= Lknal + 10 log n – 33 + Cb = Lknal + 10 log n – 33 + Cb + Cw = Lknal + 10 log n – 33 + Cb + Cj
= het geluidsniveau van een enkel schot, gemeten in Aimpuls = het aantal schoten per uur = correctieterm voor schieten gedurende 1 uur = de bedrijfsduurcorrectie berekend volgens 10* log (Us/Ub) Us = het aantal schieturen Ub = het aantal uren in de beoordelingsperiode (dag: 12, avond: 4) = een correctie voor het aantal schietdagen per week volgens 10*log(Dw/7) Dw = het aantal dagen per week waarop geschoten wordt = een correctie voor het aantal schietdagen per week volgens 10*log(Dj/365) Dj = het aantal dagen per jaar waarop geschoten wordt
Als toetsingskader geldt: Etmaalgemiddeld Lr ≤ Lomg +10 Weekgemiddeld Lr ≤ Lomg + 5 Jaargemiddeld Lr ≤ Lomg De etmaalgemiddelde waarde wordt bepaald aan de hand van de hoogste bijdrage in enige beoordelingsperiode, rekening houdend met de geldende straffactor. Voor schutterijen zijn alleen de dag- en avondperiode als beoordelingsperioden aan de orde. In de praktijk is voor schutterijen vrijwel altijd de avondperiode maatgevend indien na 19.00 uur geschoten wordt.
Pagina 10 van 42
Toelichting: Ten behoeve van het opstellen van deze handreiking heeft Witteveen+Bos in opdracht van de Provincie Limburg onderzoek gedaan naar de geluidhinder, die wordt veroorzaakt door het Oudlimburgs schieten. De bevindingen van Witteveen+Bos zijn neergelegd in een rapport van 2 mei 2006, dat is getiteld ‘Ondersteuning bij opstellen beleid voor schutterijen’(kenmerk Mt782-2). Hieruit volgt dat voor de 26 schutterijen, die zijn betrokken in het onderzoek, een aanpassing van de beoordeling van Lknal een positieve invloed heeft op het kunnen voldoen aan de normen, zoals die zijn vervat in de circulaire Schietlawaai. Lr vormt echter een probleem voor vrijwel alle schutterijen. Witteveen+Bos heeft bekeken of er mogelijkheden zijn om te komen tot een nieuwe formule voor Lr. Dit heeft geleid tot het formuleren van de hiervoor opgenomen formule voor Lr, welke is gebaseerd op het volgende. Uit onderzoek van TNO (bij onregelmatig gebruikte schietbanen) is gebleken dat de hinder, die wordt ondervonden bij schietlawaai, afhankelijk is van het aantal dagen dat wordt geschoten en van het aantal schieturen per dag.2 In de Circulaire schietlawaai wordt de ervaren hinder gerelateerd aan het aantal schoten per uur. Hiermee wordt de ervaren hinder als gevolg van 1 uur schieten in de dagperiode gelijk gesteld aan de ervaren hinder als gevolg van 8 uur schieten in de dagperiode. In de huidige systematiek van de Circulaire schietlawaai wordt, met andere woorden, ten onrechte geen rekening gehouden met het beperkte aantal schietdagen en het beperkte aantal schieturen per dag bij Oudlimburgs schieten. Het oefenschieten vindt in het algemeen plaats in de periode april tot en met oktober, waarbij gedurende 1 tot 2 keer per week 1 tot 2 uur wordt geschoten3. In de aanloop naar een wedstrijd kan het voorkomen dat vaker geoefend wordt. Gezien het voorgaande, zijn wij van mening dat de formule voor Lr moet worden aangepast, zodat deze is toegesneden op het bijzondere karakter van het Limburgs traditioneel schieten. Hierbij merken wij op dat niet is gekozen voor de optie van het in het geheel schrappen van Lr in combinatie met een vaste limitering van het aantal schoten. De reden hiervoor is het grote belang dat, in het algemeen, bij de beoordeling van geluidshinder door inrichtingen wordt gehecht aan Leq. Lr is bij de beoordeling van meerdere knallen immers de maat voor de beoordeling van de hinder over de tijd. Normaal wordt hiervoor (bij andere bronnen) Leq gehanteerd. De formule voor de Lr is opgebouwd uit, samengevat, de formule voor Lr uit de Circulaire schietlawaai inclusief een bedrijfsduurcorrectie, een correctie voor het aantal schietdagen per jaar en een correctie voor het aantal schietdagen per week. - Bedrijfsduurcorrectie De Lr heeft betrekking op de geluidsbelasting als gevolg van meerdere schoten. In principe kan de Lr vergeleken worden met de LAr,LT zoals deze wordt gebruikt bij industrielawaai. De richtwaarde voor de Lr is gelijk aan het heersende referentieniveau. Bij de vergunningverlening voor industrielawaai is het gebruik van een bedrijfsduurcorrectie volledig geaccepteerd. Indien een inrichting 8 uur geluid produceert gedurende de 12-urige dagperiode wordt de inrichting hiervoor gecompenseerd. De hiervoor gebruikt formule is algemeen aanvaard en wordt hier niet verder uitgelegd. Met de formule uit de Circulaire schietlawaai als uitgangspunt kan deze bedrijfsduurcorrectie worden verwerkt. Voorgesteld wordt hierbij voor de dagperiode uit te gaan van een periode van 12 uur en voor de avondperiode van een periode van 4 uur, overeenkomstig de perioden bij industrielawaai. Indien veel uren geschoten wordt, resulteert dit in een hoge Lr en bij weinig schieturen in een lage Lr. 2
De bevindingen van TNO zijn neergelegd in een rapport 3 juni 1992, getiteld ‘Geluidhinder rond onregelmatig gebruikte schietbanen: een studie naar het verwachte effect van verschillende tijdschema’s’. 3 In 1997 is een enquete gehouden onder Limburgse schutterijen. Van de 95 schutterijen die hebben deelgenomen aan de enquete, hebben 10 schutterijen aangegeven 2 maal per week te oefenen. Alle overige schutterijen oefenen 1 maal per week.
Pagina 11 van 42
Het referentieniveau is de hoogste waarde van het gemeten Lomg of de berekende geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer – 10 dB. Dit betekent dat het referentieniveau niet overeen hoeft te komen met het geluidsniveau dat op een willekeurig moment ervaren wordt. In de buurt van een weg is het equivalente geluidsniveau zelfs 10 dB(A) hoger dan het referentieniveau. Voor de Lr daggemiddeld wordt voorgesteld uit te gaan van het ter plaatse heersende referentieniveau verhoogd met 10 dB(A). Een verhoging van het referentieniveau met 10 dB(A) wordt om diverse redenen redelijk geacht. Zoals reeds is aangegeven, is het referentieniveau gedeeltelijk gebaseerd op het geluidsniveau als gevolg van wegverkeer – 10 dB. Dit betekent dat bij schutterijen die gelegen zijn nabij een (drukke) verkeersweg het heersende equivalente geluidsniveau ongeveer gelijk zal zijn aan de daggemiddelde Lr die veroorzaakt mag worden. Daarnaast is in de handreiking Industrielawaai en vergunningverlening aangegeven dat piekgeluiden ten opzichte van de reguliere situatie bij voorkeur maximaal 10 dB(A) hoger zijn dan de reguliere geluidsbelasting. - Aantal schietdagen per jaar De toekomstige dosismaat LDEN gaat uit van een jaargemiddelde geluidsbelasting en niet van de momenteel gebruikte dagwaarde. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de LDEN voor industriële bedrijven bepaald moet worden. Om die reden, kan voor het aantal schietdagen per jaar alleen een correctie bepaald worden op een wijze die analoog is aan de bepaling van de bedrijfsduurcorrectie. Indien gekozen wordt voor de aangehaalde formule betekent dit dat het aantal schietdagen per jaar vastgelegd moet worden in de vergunning. Aangezien schutterijen reeds een logboek moeten bijhouden met betrekking tot het aantal verschoten kogels, kan het aantal schietdagen eenvoudig gecontroleerd worden door het aantal verschoten kogels per schietdag (op datum) te noteren. Indien echter alleen het aantal schietdagen wordt vastgelegd ontstaat in theorie de mogelijkheid dat een schutterij alle schietdagen gedurende een korte periode gebruikt (bijvoorbeeld 40 schietdagen in 8 weken in plaats van in 30 weken). Hierdoor neemt de overlast op de omgeving aanzienlijk toe. - Aantal schietdagen per week Naast het aantal schietdagen per jaar zal ook nog het aantal schietdagen per week vastgelegd moeten worden. Dit kan op papier in de vergunning gebeuren, maar dit kan ook door een Lr op basis van een aantal schietdagen per week te bepalen. Voor de normstelling voor de Lr weekgemiddeld bestaat binnen de huidige wet- en regelgeving geen kader dat gebruikt kan worden als onderbouwing voor de normstelling. Er wordt voorgesteld de normstelling voor Lr daggemiddeld en jaargemiddeld te gebruiken als uitgangspunt. Vanuit die gedachte wordt de normstelling voor Lr weekgemiddeld dan het heersende referentieniveau verhoogd met 5 dB(A). Voordelen van de gekozen methodiek voor Lr Voor deze methodiek is mede gekozen vanwege de praktische voordelen die er in de praktijk aan verbonden zijn. De schutterijen biedt het meer flexibiliteit in de te hanteren bedrijfssituatie naar de mogelijkheden die een locatie biedt. Voor de omgeving betekent het een betere bescherming omdat zowel de maximaal toelaatbare representatieve bedrijfssituaties voor de schutterijen zowel per dag, per week en per jaar, rekening houdend met de locale omstandigheden kunnen worden bepaald en bewaakt. Per locatie kan nu vooraf, uitgaande van behoud van voldoende omgevingskwaliteit, de variatieruimte in bedrijfsvoering worden bepaald. Deze situaties kunnen vervolgens in de vergunning worden vastgelegd. De aldus bepaalde maximale “hinderdoses” zijn daarmee sterk gerelateerd aan het maximaal toelaatbare aantal schoten per etmaal (rekening houdend met dagen avondperiode), week en jaar. Hierdoor ontstaat een voor zowel schutterijen als omwonenden meer inzichtelijke situatie omdat voor een specifieke situatie vooral het aantal schoten bepalend is, uitgaande van de locale omstandigheden en in te zetten buksen, kogelvangers, technieken,
Pagina 12 van 42
maatregelen. Het aantal schoten wordt door de schutterijen vanouds reeds bijgehouden in een logboek, zodat ook controle achteraf mogelijk is en de handhaving bijgevolg sterk vereenvoudigd wordt. Voor het (vooreerst indicatief) bepalen van randvoorwaarden voor de te vergunnen bedrijfssituaties kan gebruik worden gemaakt van het rekenprogramma Acoustishot dat door de Provincie wordt aangeboden en wordt onderhouden. Het is te downloaden via de website www.limburg.nl. Met het programma kunnen ook de vanuit hinderoptiek vereiste maatregelen en nog toelaatbare bedrijfssituaties indicatief worden bepaald. Voor vergunningaanvragers wordt het hiermee tevens gemakkelijker verschillende varianten te vergelijken. Inherente afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van de toetsingswaarden. Hierbij gaan onze gedachten uit naar de onderstaande situatie, waarbij is aangesloten bij hetgeen hierover in de Circulaire traditioneel schieten is bepaald:
1.
2.
3. 4.
in de afgelopen 10 jaar zijn geen klachten over geluidhinder tengevolge van schietactiviteiten opgetreden (waarbij één of twee incidentele klachten binnen deze periode niet als maatgevend worden beschouwd). de geluidsbelasting tengevolge van een vergunningplichtige wijziging (bijvoorbeeld het plaatsen van een kogelvanger) neemt niet essentieel toe. Als zodanig wordt gedacht aan een toename van maximaal 3 dB(A). de vigerende activiteiten mogen niet in omvang zijn toegenomen. de activiteit vindt niet plaats in of nabij een stiltegebied, zoals opgenomen in de provinciale milieuverordening.
Incidentele activiteiten Er kan in de Wet milieubeheervergunning ontheffing worden verleend om maximaal twaalf maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren, die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de representatieve bedrijfssituatie uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties), welke niet worden gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Dat wil niet zeggen dat daaraan geen limiet kan worden gesteld: de jurisprudentie en het ALARAbeginsel vereisen dat in deze gevallen wordt nagegaan in hoeverre de hinder kan worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door minder ontheffingen te verlenen, geluidgrenzen op te leggen of de duur van de ontheffingen te beperken. Handhaving Uitgangspunt is dat het aantal schoten per dag wordt geregistreerd. Aan de hand van het logboek dat door schutterijen wordt bijgehouden is achteraf een gemakkelijke controle mogelijk. Ook ontstaat er met de gekozen methodiek voor Lr gemakkelijker en sneller inzicht in het mogelijk kunnen optreden van ontoelaatbare hindersituaties rond een bepaalde locatie. - Geluidreducerende maatregelen Door het treffen van geluidreducerende maatregelen kan het geluid tengevolge van het Limburgs traditioneel schieten in belangrijke mate worden gereduceerd. De vraag of en zo ja, welke geluidreducerende maatregelen in een specifieke situatie worden opgelegd bij het verlenen van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, laten wij over aan de gemeenten. Hierbij wijzen wij er op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat traditionele en folkloristische belangen in zoverre een rol kunnen spelen bij de invulling van de beoordelingsvrijheid, dat deze betrokken mogen worden bij de vraag welke geluidbeperkende
Pagina 13 van 42
maatregelen redelijkerwijs kunnen worden verlangd.4 Bij het treffen van geluidreducerende maatregelen kan worden gedacht aan: 1. de situering van het terrein ten opzichte van gevoelige objecten. Het situeren van een schietterrein op voldoende afstand van de dichtstbijgelegen geluidgevoelige bestemmingen (woningen) is van groot belang. Door voldoende afstand te houden, blijft de Lknal binnen hetgeen toelaatbaar is. Daarnaast kan de situering van het schietterein ten opzichte van de reeds in de periferie van het terrein aanwezige (niet gevoelige) objecten, die een afschermende werking hebben, effect sorteren.
2. de oriëntatie van het terrein in verband met de richtingsgevoeligheid van de geluiduitstraling. De richting van het schietterrein ten opzichte van de woningen kan zo mogelijk worden geoptimaliseerd. De geluiduitstraling van de buksen is namelijk in voorwaartse richting aanmerkelijk hoger dan in achterwaartse richting.
3. de toepassing van geluidgedempte voorzieningen. Door het toepassen van voorzieningen als gemodificeerde buksen en gedempte kogelvangers zijn aanmerkelijke reducties van Lknal te realiseren (waarover later meer).
4. de toepassing van maatregelen in de overdracht. Afschermende maatregelen nabij de schutter kunnen in sommige situaties een extra reductie van de geluiduitstraling opleveren. Doorgaans is deze maatregel minder effectief bij de toepassing van een kogelvanger, aangezien de geluiduitstraling van de inslag van de kogels op deze hooggelegen niet afgeschermde bron dan in de meeste gevallen maatgevend wordt.
5. de optimalisatie en zonodig beperking van de bedrijfsduur van de schietinrichting. Dit biedt vooral soelaas in het geval niet aan de normering voor Lr kan worden voldaan. Door beperking van de bedrijfsduur (vooral in de avond) levert de op basis daarvan toe te passen bedrijfsduurcorrectie een lagere waarde van Lr op.
Voor wat betreft de toepassing van geluidgedempte voorzieningen, zoals een gemodificeerde buks en een gedempte kogelvanger, merken wij aanvullend het volgende op. Voor nieuwe inrichtingen is de haalbaarheid van de norm voor Lknal in sterke mate afhankelijk van de toepassing van de gedempte buks als bronmaatregel. Met de toepassing van de zogenaamde gemodificeerde buksen (met knaldemping door dempende huls, aan te brengen over de loop van de buks, bv. fabricaat Hendrix, voor de zogenaamde Janssen-buks) is een aanzienlijke reductie op de geluiduitstraling van het knalgeluid te realiseren. Bijkomende voordelen zijn dat toepassing van deze voorzieningen geen nadelige invloed op de precisie van de buksen hebben, op de meeste (zware) buksen kunnen worden toegepast en een hoge kosteneffectiviteit kennen. Uit akoestisch onderzoek (onder andere van DvL bij een viertal Limburgse schutterijen; rapportnr. A-042159, d.d. 16 december 2004) naar de geluiduitstraling bij het schieten met de al dan niet gemodificeerde conventionele grote buks kunnen de volgende conclusies worden getrokken omtrent de indicatieve gemiddelde bronvermogens. Indicatieve bronvermogens conventionele grote buks en gemodificeerde buks bij enkelvoudige knal in dB(A) Meetrichting
zonder voorziening
Voorwaarts Zijwaarts Achterwaarts
141 133 130
4
Uitspraak van 14 maart 2005, nr. E03.98.0671.
Pagina 14 van 42
gemodificeerde buks (gedempt) 126 123 122
gem. reductie (dB) 15 10 8
Wij achten het wenselijk om ter verificatie van de bovenstaande gegevens een onderzoek uit te voeren naar de geluidemissie van de gedempte buks. De uitkomst van dit onderzoek zal worden betrokken bij de evaluatie van de handreiking. Hierbij wijzen wij volledigheidshalve op het volgende. Gemodificeerde buks Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen een gemodificeerde buks, zoals hiervoor besproken, en een geluiddemper, zoals bedoeld in de Wapenwet en de Circulaire wapens en munitie, die aan het einde van de loop van een wapen kan worden aangebracht. Het gebruik van een dergelijke geluiddemper is in Nederland vooralsnog niet toegestaan. Wanneer toepassing van geluiddempers juridisch niet is toegestaan en er geen andere geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn, is het naar onze mening redelijk om gemotiveerd (en tijdelijk) een verruiming toe te staan wanneer de mogelijkheden tot het treffen van bronmaatregelen en eventueel aanvullende afschermende maatregelen zijn uitgeput. Geluidgedempte kogelvanger Voor geluidgedempte kogelvangers geldt het volgende. Voor de inslag van een kogel op een geluidgedempte kogelvanger geldt (indicatief) een bronniveau van circa 120 dB(A). Daarmee is het bronvermogen aanzienlijk lager dan dat van het geluid tengevolge van de conventionele buks. In sommige gevallen waarbij sprake is van een afschermende objecten tussen schutter en gevoelige bestemming, blijkt na het installeren van een kogelvanger de geluidbelasting toe te nemen, als gevolg van de nieuwe hooggepositioneerde en niet-afgeschermde bron ten gevolge van de kogelinslag op de kogelvanger. In die gevallen dient onderzocht te worden of er alternatieve oplossingen zijn. Er zijn inmiddels ook kogelvangers beschikbaar met een niet-transparante achterplaat met een nog hogere demping, waarbij de kogel in een absorberende laag (zgn. “ wattenbak”) wordt opgevangen. In dit geval draagt de kogelvanger vrijwel niet meer bij aan de geluiduitstraling. De geluidimmissie van een gedempte kogelvanger is onvoldoende bekend, hiervoor zal een aanvullend onderzoek uitgevoerd moeten worden. Mogelijk kan de geluidemissie gemeten worden door gebruik te maken van een gemodificeerde buks in een geluiddempende koker. De tot op heden uitgevoerde onderzoeken naar de geluidemissie van de geluidgedempte kogelvangers geven momenteel nog een onvoldoende consistent beeld van de bij toepassing in de praktijk realiseerbare bronniveaus. De hierboven genoemde waarden lijken vooralsnog een goede indicatie, maar zullen in de praktijk aan de hand van een aanvullend onderzoek worden getoetst. Hierbij zullen verschillende typen geluidgedempte kogelvangers worden betrokken. Het betreft hier zowel de kogelvangers met transparante, verend opgehangen plaat, als de niet doorzichtige met zogenaamde “wattenbak”. Met deze laatste is een verdergaande reductie van de geluidemissie van de kogelvanger realiseerbaar. Sommige verenigingen achten dit een te grote concessie aan de uitgangspunten van het Oudlimburgs schieten, namelijk dat gericht wordt met de vrije hemel als achtergrond. Schutterijen, die hiertegen geen bezwaar hebben, kunnen deze optie echter meenemen in hun overwegingen, juist in anderszins moeilijk vergunbare situaties. De uitkomsten van het onderzoek worden betrokken bij de evaluatie van de handreiking.
Pagina 15 van 42
B. Bodem Voor het aspect bodem worden voor reguliere activiteiten de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Uitgangspunt : kogelvanger in combinatie met affuit Uitzondering : tijdelijk voorschrijven van raapverplichting voor bestaande inrichtingen, die voldoen aan strikte voorwaarden, en waarbij het plaatsen van een kogelvanger niet mogelijk is vanwege geluidhinder.
Toelichting: Bij het Limburgs traditioneel schieten wordt gebruikt gemaakt van loden kogels. Lood is toxisch voor de mens en de meeste loodverbindingen zijn matig toxisch voor plant en dier. In het kader van het IMP Milieubeheer 1987-1990 is lood geplaatst op de lijst van zwarte stoffen in het milieubeleid voor de compartimenten bodem en lucht. Dit betekent dat het in het milieu brengen van deze stof dient te worden vermeden. Tot op heden is lood echter het enige geschikte metaal om kogels van te vervaardigen ten behoeve van het Limburgs traditioneel schieten. Wellicht dat dit in de toekomst zal veranderen. Indien dit het geval is, zal de handreiking hierop worden aangepast. Tot dat moment is het uitgangspunt dat permanente schiet-inrichtingen moeten zijn voorzien van een (doorzichtige) kogelvanger in combinatie met een affuit. Dit moet, op basis van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, worden gerekend tot de best bestaande technieken ter voorkoming van loodemissie op of in de bodem (buiten het terrein van traditionele schietinrichtingen). 5 In het kader van de circulaire Traditioneel schieten is, mede met behulp van de provincie, in 1999 een Stimuleringsregeling aanschaf kogelvangers ingesteld. Deze stimuleringsregeling is begin 2004 beëindigd. Tot op heden zijn ca. 80 kogelvangers binnen de provincie geïnstalleerd. Naar verwachting wordt op dit moment circa 95% van alle verschoten kogels via kogelvangers en rapen teruggewonnen. In de praktijk is inmiddels gebleken dat de toepassing van kogelvangers een negatief effect heeft op de geluidhinder, die wordt veroorzaakt door het schieten. Dit geldt in het bijzonder voor het gebruik van een kogelvanger met een transparante achterplaat. Door de inslag op de kogelvanger ontstaat een nieuwe ‘hoge’ geluidsbron, met bijgevolg een relatief gemakkelijke geluidsoverdracht. De geluiduitstraling blijkt in de praktijk toe te nemen en in sommige gevallen zelfs de maximaal toelaatbare waarden voor de geluidbelasting te overschrijden. Het gebruik van een geluidgedempte kogelvanger (trillingsvrij opgehangen) biedt deels soelaas (iets lagere bronsterkte van de kogelinslag op de achterplaat). Inmiddels zijn ook betere geluidgedempte kogelvangers ontwikkeld, welke niet beschikken over een transparante achterwand, maar over een absorberende laag waarin de kogel wordt opgevangen. Hierbij ontbreekt wel het door veel schutterijen wenselijk geachte ‘zicht op de vrije hemel’ bij het schieten. Ook verdient de ontwikkeling van de kogelvanger waarbij de baan van de kogel wordt afgebogen en geremd vermelding. De huidige eerste meetresultaten hiervan zijn bemoedigend. De momenteel beschikbare meetgegevens zijn deels echter nog onzeker en dus nog indicatief. Concrete gegevens over haalbare reducties zijn pas na nader onderzoek beschikbaar. Met het oog op het voorgaande hebben wij ons gebogen over de vraag of en zoja, in welke omstandigheden kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat een kogelvanger moet worden voorgeschreven, lees: of in bepaalde gevallen kan worden toegestaan dat wordt volstaan met een raapverplichting. 5
Uitspraken van 4 december 2002, gemeente Weert (LJN: AF1435) en 4 december 2002, gemeente Maasbree (LJN:AF1437).
Pagina 16 van 42
Wij zijn tot de conclusie gekomen dat wanneer het gebruik van een kogelvanger leidt tot een te hoge geluidsbelasting voor de omgeving er primair bronmaatregelen moeten worden getroffen in de vorm van gedempte buksen en een gedempte kogelvanger. Dat kan ook een doorzichtige kogelvanger zijn. Indien deze bronmaatregelen niet het gewenste resultaat hebben, dan kan de in deze handreiking geboden berekeningssystematiek voor de geluidhinder soelaas bieden, ondersteund door de motivering dat de best beschikbare techniek (de kogelvanger) is toegepast en ernaar is gestreefd om de daaruit voortvloeiende geluidseffecten zo veel mogelijk terug te dringen. Dit alles is vanuit het streven dat het huidige pakket aan maatregelen, dat zowel recht doet aan de bijzondere aspecten van het Oudlimburgs Schieten als aan de milieu-eisen, op termijn door ontwikkelingen in de techniek (die deels als gevolg van deze handreiking een nieuwe impuls zullen krijgen) zal resulteren in een situatie waarin geen afwijking van de landelijke normen meer nodig is. Voor bestaande schutterijen wordt om die reden in de onderhavige regeling voor de beoordeling van geluid ook enige extra ruimte gegeven. Dit is vanuit de optiek dat de bestaande schutterijen in redelijkheid en zonodig de tijd gegund moet worden om te groeien naar een milieuhygienisch betere situatie. Bovendien zijn geluidbeperkende technieken momenteel nog sterk in ontwikkeling. Wij stellen ons voor dat deze inrichtingen uiterlijk 2012 moeten kunnen voldoen aan de uitgangspunten zoals deze vanaf heden in onderhavige handreiking voor nieuwe inrichtingen gelden. Deze termijn lijkt redelijk vanuit de gedachte dat hiertoe verdergaande technische mogelijkheden gezocht en gevonden moeten worden en bij een aantal bestaande inrichtingen in de tijd gespreide investeringen noodzakelijk zullen zijn. Om juist de verenigingen met beperkte financiële draagkracht niet in hun voortbestaan te bedreigen, wordt gelet op de noodzakelijke investeringen (kosten voor een kogelvanger bedragen afhankelijk van het type en de situatie ca. 10.000 tot 15.000 euro) deze termijn (gespreide investering over maximaal 7 jaar) redelijk geacht. Met de genoemde termijn is ook een balans gevonden met het streven vanuit milieuhygienische optiek: binnen de genoemde termijn zal gaandeweg een milieuhygienisch betere situatie worden gerealiseerd. Hierbij achten wij onder meer van belang dat uit onderzoek van Witteveen+Bos (1995) genaamd ‘Verkennend onderzoek naar de milieu-effecten van het gebruik van loden kogels bij schietactiviteiten van Oud-Limburgse schutterijen is gebleken dat er bij het gebruik van loden kogels vanuit humaan-toxicologisch oogpunt geen sprake is van een ontoelaatbaar risico. Er werden op een aantal langdurig voor schietactiviteiten gebruikte locaties geen concentraties boven de streefwaarde aangetroffen en de uitloging van de nog in de bodem achtergebleven kogels bleek verwaarloosbaar te zijn. Gezien het voorgaande, kan naar onze mening in bij wijze van tijdelijke uitzondering in bijzondere situaties, namelijk bij bestaande inrichtingen waarbij het plaatsen van een kogelvanger niet mogelijk is vanuit het oogpunt van geluidhinder, worden volstaan met het opleggen van een raapverplichting onder de volgende uitdrukkelijke voorwaarden, welke afkomstig zijn uit de circulaire Traditioneel schieten:
Pagina 17 van 42
1.
de aard van het terrein maakt een goede terugwinning van de kogels mogelijk (geen bos, moeras, oppervlaktewater, of struikgewas in het valgebied);
2.
terugwinning vindt zo goed mogelijk plaats ( ten minste 90% van de in de bodem aanwezige kogels per ‘terugwinoperatie’);
3.
gezien de aard en het gebruik van de grond bestaan er geen verhoogde risico’s als gevolg van de na het rapen tijdelijk in de grond achterblijvende kogels.
4.
indien van toepassing: de eigenaar van het terrein moet op voorhand toestemming hebben verleend voor het rapen; de vergunning dient waarborgen te bevatten waarmee het voldoen aan de raapplicht gecontroleerd en geverifiëerd kan worden;
5.
de gemeente dient deze controles ook daadwerkelijk en aantoonbaar uit te voeren.
Het voorgaande houdt niet in dat in deze gevallen het uitgangspunt, dat binnen de inrichtingen een kogelvanger dient te worden toegepast, vanaf dat moment verlaten kan worden. Steeds zal moeten worden bezien of met de in deze handreiking opgenomen berekeningssystematiek voor de geluidsimmissie, indien nodig gecombineerd met bronmaatregelen, bereikt kan worden dat (alsnog) tot plaatsing van een (doorzichtige) kogelvanger kan worden overgegaan. Nieuwe, stillere kogelvangers die op termijn naar verwachting beschikbaar komen, kunnen aanleiding zijn om – uiteraard binnen een redelijke termijn en na een zorgvuldige belangenafweging – om de vergunning te actualiseren. Incidentele actviteiten Voor incidentele activiteiten (zoals schuttersfeesten) binnen een inrichting houden wij vast aan de systematiek van de circulaire Traditioneel schieten. Dit betekent dat het schieten in het vrije veld zonder kogelvanger het uitgangspunt is mits het terrein en de omstandigheden zich hiervoor lenen. Uitgangspunt hierbij is dat dient te worden voldaan aan de voorwaarden ten aanzien van omstandigheden en terrein zoals hiervoor reeds is genoemd.
Pagina 18 van 42
C. Veiligheid Vanuit het oogpunt van veiligheid moet bij het schieten een onveilige zone in acht worden genomen. Bij het Oudlimburgs schieten zijn er drie soorten onveilige zones: 1. de onveilige zone bij het schieten op open veld 2. de onveilige zone bij het schieten op een kogelvanger (25 m x 25 m) 3. de onveilige zone bij het zogeheten vogelschieten, waarbij wordt geschoten op een vogel in de vorm van een blok hout. Ad 1. Schieten op open veld Bij het schieten op open veld moeten minimaal de onderstaande afstanden in acht worden genomen. Voor de bepaling van minimale dimensionering van de onveilige zone (het schootsveld) verwijzen wij naar bijlage 1. Afstand oplegsteun tot schietboom (meter) 8 9 10
Schiethoek (graden) 55 52 49
Afstand AB (minimale afstand vanaf aanlegpalen) (meter) 590 610 630
Toelichting: Op pagina 32 van de circulaire Traditioneel schieten is aangegeven dat de afmetingen van de onveilige zone, zoals die worden gehanteerd in het Handboek milieuvergunningen, zijn gebaseerd op een historische situatie. Thans zijn, aldus de circulaire, de reglementen waaronder geschoten wordt dusdanig (bijvoorbeeld het maximaal toegestane kruit- en kogelgewicht en de maximaal toegestane mondingsnelheid zijn nauwkeurig gedefinieerd) dat er waarschijnlijk aanleiding is om de onveilige zone opnieuw te berekenen, hetgeen een kleiner gebied zou kunnen opleveren. Dit valt echter buiten de scope van de circulaire, zo wordt gemeld. Daarnaast geldt dat ten aanzien van de normering voor het te hanteren schootsveld uit de circulaire het vermoeden bestaat dat dit (mogelijk door een berekeningsfout) in het verleden onnodig ruim is vastgesteld. Dit levert in de praktijk de nodige ruimtelijke problemen en beperkingen op voor de schutterijen bij het inrichten en vinden van een schietterrein. Gezien het voorgaande hebben wij de onveilige zone opnieuw berekend. Wij hebben ons hierbij beperkt tot de situaties waarin de afstand van de oplegsteun tot de schietboom respectievelijk 8, 9 of 10 meter is. De varianten waarbij de afstand van de oplegsteun tot de schietboom 6 of 7 meter bedraagt, zoals die zijn vermeld in het Handboek milieuvergunningen, zijn niet opgenomen omdat deze in de praktijk niet meer worden gehanteerd vanwege de steile schiethoek. De herberekening heeft geresulteerd in een aanpassing van de in acht te nemen afstand aan weerszijden van de schutter. Dit is nu 5 meter. In het Handboek milieuvergunningen wordt uitgegaan van 50 meter. Een afstand van 50 meter is naar onze mening onnodig ruim, gezien het gebruik bij het Oudlimburgs schieten van een aanlegpaal, een vaste schietrichting en een strikte laadprocedure.6 Ook de lengte van het onveilige gebied is aangepast. De afstand is nu gekoppeld aan de verticale schiethoek. Hierbij is rekening gehouden met de gerapporteerde ervaringen en afstanden waarop
6
In het Huishoudelijk Reglement van de Oudlimburgse Schuttersfederatie 2000 zijn voorschriften opgenomen die zien op, respectievelijk bijdragen aan de veiligheid tijdens het Oudlimburgs schieten. Zo dient bijvoorbeeld op grond van artikel 4.1. onder punt 14 van het reglement iedere schietmeester en iedere schutter het laden van de buks zodanig te laten verlopen dat er geen gevaar voor de omgeving kan ontstaan en mag de buks alleen geladen of ontladen worden wanneer deze op de aanlegpaal rust met de loopmonding in de richting van het gedeelte van de schietboom waarop geschoten moet worden.
Pagina 19 van 42
kogels in de praktijk worden teruggevonden en is een extra veiligheidsmarge van ca. 10% in acht genomen. Wij zijn bij het berekenen van de onveilige zone uitgegaan van de voor Oudlimburgs schieten gebruikelijke zware buks, gebruikelijke munitie en kruitlading en de daaruit resulterende maximale mondingssnelheid van 230 m/s, bij een maximale meewind tijdens het schieten van 5 m/s. Bij toetsing van een aanvraag voor een Wet milieubeheervergunning aan bovengenoemde afstanden raden wij aan de voornoemde uitgangspunten als voorschriften te verbinden aan de vergunning. Daarnaast raden wij aan om in de Wet milieubeheer-vergunning te bepalen dat de afstand van de oplegsteun tot de schietboom.minimaal 8 meter moet bedragen. Tevens verdient het aanbeveling de verplichting op te nemen dat de in te zetten buksen jaarlijks worden gecontroleerd op het kunnen voldoen aan de hierboven gegeven randvoorwaarden (o.a. door meting van de mondingssnelheid). Tot slot merken wij op dat het in bepaalde gevallen vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk kan zijn om (indien dat niet reeds om andere redenen vereist is) het gebruik van een kogelvanger voor te schrijven. Het gebruik van een kogelvanger beperkt de omvang van de onveilige zone drastisch. Ad 2. Schieten op een kogelvanger Bij het gebruik van een afgestelde affuit met kogelvanger blijft de onveilige zone beperkt tot een gebied onder de schietboom. De grootte van dit gebied is een vierkant met zijden van 25 meter met de schietboom in het middelpunt. Ad 3. Vogelschieten Bij het zogeheten vogelschieten wordt een straal van 25 meter rond de schietboom aangehouden.
Pagina 20 van 42
4. Samenvatting A. Geluid - Enkelvoudige knal: Lknal
Nieuwe inrichting
: Lknal ≤
Bestaande inrichting
: Lknal ≤ ½ * Lomg + 50
½ * Lomg + 50
Ontheffing: na treffen maatregelen ontheffing mogelijk tot Lknal ≤ Lomg + 55 Lknal Lomg 50 55
= het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls, als invallend geluid ter plaatse van gevoelige bestemming = het geluidniveau gebaseerd op de omgevingstypologie = de correctiefactor voor nieuwe inrichtingen = de correctiefactor voor bestaande inrichtingen
Omgevingstypologie Landelijk gebied / weinig, geen verkeer Verspreide bebouwing / beperkt verkeer Woonwijk / verkeer
Lomg,dag 40 dB(A) 45 dB(A) 50 dB(A)
De waarden voor Lomg in de avondperiode zijn 5 dB(A) lager. - Herhaalde knallen: Lr Etmaalgemiddelde Lr Weekgemiddelde Lr Jaargemiddelde Lr Lknal n 33 Cb Cw Cj
= Lknal + 10 log n – 33 + Cb = Lknal + 10 log n – 33 + Cb + Cw = Lknal + 10 log n – 33 + Cb + Cj
= het geluidsniveau van een enkel schot, gemeten in Aimpuls = het aantal schoten per uur = correctieterm voor schieten gedurende 1 uur = de bedrijfsduurcorrectie berekend volgens 10* log (Us/Ub) Us = het aantal schieturen Ub = het aantal uren in de beoordelingsperiode (dag: 12, avond: 4) = een correctie voor het aantal schietdagen per week volgens 10*log(Dw/7) Dw = het aantal dagen per week waarop geschoten wordt = een correctie voor het aantal schietdagen per week volgens 10*log(Dj/365) Dj = het aantal dagen per jaar waarop geschoten wordt
Als toetsingskader geldt: Etmaalgemiddeld Lr ≤ Lomg + 10 Weekgemiddeld Lr ≤ Lomg + 5 Jaargemiddeld Lr ≤ Lomg
Pagina 21 van 42
B. Bodem
Uitgangspunt
: kogelvanger in combinatie met affuit
Uitzondering : tijdelijk voorschrijven van raapverplichting voor bestaande inrichtingen, die voldoen aan strikte voorwaarden, en waarbij het plaatsen van een kogelvanger niet mogelijk is vanwege geluidhinder.
C. Veiligheid Vanuit het oogpunt van veiligheid moet bij het schieten een onveilige zone in acht worden genomen. Bij het Oudlimburgs schieten zijn er drie soorten onveilige zones: 1. de onveilige zone bij het schieten op open veld 2. de onveilige zone bij het schieten op een kogelvanger (25 m x 25 m) 3. de onveilige zone bij het zogeheten vogelschieten, waarbij wordt geschoten op een vogel in de vorm van een blok hout. Bij het schieten op open veld moeten minimaal de onderstaande afstanden in acht worden genomen. Voor de bepaling van minimale dimensionering van de onveilige zone (het schootsveld) verwijzen wij naar bijlage 1. Afstand oplegsteun tot schietboom (meter) 8 9 10
Pagina 22 van 42
Schiethoek (graden) 55 52 49
Afstand AB (minimale afstand vanaf aanlegpalen) (meter) 590 610 630
5. Literatuurlijst 1. G.F. Smoorenburg, BG-HR-10-01 (voorlopige evaluatie van de geluidhinder van schietinrichtingen), TNO, juni 1979; 2. M.J.G. Delamboy, E.P.J. Eummelen en C.C. Gehlen, Bodemverontreiniging door loden kogels, Hogeschool Heerlen, januari 1990; 3. J. Vos en F.W.M. Geutsen, IZF 1992 A-13 (geluidhinder rond onregelmatig gebruikte schietbanen: een studie naar het verwachte effect van verschillende tijdschema’s), TNO, juni 1992; 4. H. Booij, M.A.G.T van den Hoop, J.A. Janus en B. Loos, Alternatieven onder schot (een vergelijking tussen bismut, zink en lood bij de jacht en sportvisserij), RIVM, september 1993; 5. H. Horbach en P. van der Haar, Een verantwoord schot in de toekomst (verkennend onderzoek naar de milieu-effecten van het gebruik van loden kogels bij schietactiviteiten van OudLimburgse schutterijen), Witteveen+Bos, februari 1995; 6. A.C. Leget, BU2.95/000339, Beperking loodbelasting van de bodem bij traditioneel schieten, TNO, mei 1995. 7. Circulaire inzake beperking loodbelasting van de bodem bij traditioneel schieten, Ministerie van VROM, september 1995; 8. E. Gordijn, W. Soede en J.J.W.M. Thewissen, Akoestisch onderzoek schutterijen, Witteveen+Bos, september 1998; 9. Circulaire traditioneel schieten, Ministerie van VROM, april 1999; 10. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Maternus Wijlre, Witteveen+Bos, mei 1999; 11. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Hubertus Schaesberg (Landgraaf), Witteveen+Bos, juni 1999; 12. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Nicolaas Meijel, Witteveen+Bos, augustus 1999; 13. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Willibrordus Meijel, Witteveen+Bos, augustus 1999; 14. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Aldegundis Buggenum, Witteveen+Bos, augustus 1999; 15. J.A. Janus, J.A. Annema, J.M.M. Aben, W. Slooff en L.G. Wesselink, Evaluatiedocument lood, RIVM, september 1999; 16. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Jan Grubbenvorst, Witteveen+Bos, september 1999; 17. C.M.E.M. Aquina, Akoestisch onderzoek schutterijen in de gemeente Weert, Gemeente Weert, november 1999; 18. E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij Wilhelmina-Hingen, Witteveen+Bos, november 1999; 19. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Urbanus Helden-Grashoek, Witteveen+Bos, november 1999; 20. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Paulus Epen, Witteveen+Bos, december 1999; 21. J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai het Naxhtwachtgilde Valkenburg, Witteveen+Bos, december 1999; 22. J.J.W.M. Thewissen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Cornelius Irene Posterholt, Witteveen+Bos, januari 2000; 23. E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Geluidsreductie bij het schieten met een kogelvanger, Witteveen+Bos, januari 2000; 24. E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek naar de verplaatsing van de DD schutterij naar de binnenstad, Witteveen+Bos, januari 2000; 25. J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij Prins Hendrik te St. Odiliënberg, Witteveen+Bos, juli 2000;
Pagina 23 van 42
26. J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Urbanus te Montfort, Witteveen+Bos, juli 2000; 27. J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Mechelen, Witteveen+Bos, juli 2000; 28. J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Martinus Vaesrade, Witteveen+Bos, juli 2000; 29. J. van den Bos, Schieten op schietbanen, sport, recreatie of bron van hinder, Van den Bos milieuadvies, december 2000; 30. E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Martinus Horn, Witteveen+Bos, december 2000; 31. E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. George te Simpelveld, Witteveen+Bos, februari 2001; 32. E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Joseph 1886 te Koningsbosch, Witteveen+Bos, maart 2001; 33. E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schuttersgezelschap St. Sebastiaan te Schimmert, Witteveen+Bos, juni 2001; 34. S. van der Sterren en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianusgilde Beegden, Witteveen+Bos, oktober 2001; 35. S. van der Sterren en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianusgilde te Heel, Witteveen+Bos, oktober 2001; 36. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Sebastianus te Eijsden, Witteveen+Bos, maart 2002; 37. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, mei 2002; 38. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt schutterij St. Sebastianus Oost-Maarland (Eijsden), Witteveen+Bos, maart 2003; 39. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, september 2003; 40. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Gilde Sevenum, Witteveen+Bos, januari 2004; 41. Besluit kleiduivenschieten Wms (Besluit van 19 mei 2004, houdende regels inzake het beperken van de milieugevolgen van het kleiduivenschieten), Ministerie van VROM, mei 2004; 42. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schutterijen (noodzakelijke afstand tot woningen), Witteveen+Bos, juni 2004; 43. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Nicolaas Meijel, Witteveen+Bos, juni 2004; 44. C.M.E.M. Aquina en J. van der Werf, Akoestisch onderzoek A-042159, DvL milieu en techniek, december 2004; 45. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Mheer, Witteveen+Bos, december 2004; 46. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, december 2004; 47. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij Sint Nicolaas te Meijel, Witteveen+Bos. januari 2005; 48. N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek behorende bij de aanvroog voor een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer schutterij Wilhelmina Echt-Hingen, Witteveen+Bos, juli 2005; 49. N.J.W. Pirovano, MT782-2/sumt/003, Ondersteuning bij opstellen beleid voor schutterijen, Witteveen + Bos, 2 mei 2006.
Pagina 24 van 42
Bijlagen Bijlage 1: 1. 2. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5. Bijlage 6. Bijlage 7.
Pagina 25 van 42
Figuren Bepaling van de onveilige zone bij het Limburgs traditioneel schieten bij evenementen Bepaling van de gecombineerde valzone en het omhullend schootsveld bij evenementen (voorbeeld) Definitie ‘bos’ bij het Limburgs traditioneel schieten Verzamelen van munitie Suggesties voor de controle en handhaving Stroomschema’s structurele activiteiten binnen de inrichting (met toelichting) Aanbevelingen ten behoeve van de beoordeling van incidentele schietactiviteiten buiten de inrichting Stroomschema incidentele activiteiten buiten een inrichting
Figuur 1.
Pagina 26 van 42
Bepaling van de onveilige zone bij het Limburgs traditioneel schieten bij evenementen
Figuur 2.
Bepaling van de gecombineerde valzone en het omhullend schootsveld bij evenementen (voorbeeld)
Toelichting: Bij evenementen en bij schietactiviteiten met meerdere schietpalen wordt geadviseerd de afzonderlijke schootsvelden zodanig uit te richten dat de hartlijnen elkaar kruisen op een afstand van ca. 450 meter ter plaatse van de intensieve valzone. Het te hanteren schootsveld wordt bepaald door de “omhullende” van de diverse afzonderlijke schootsvelden (A-Z). Hiermee wordt bewerkstelligd dat de kogels in een aanmerkelijk beperkt gebied (gecombineerde valzone) terecht komen en daardoor beter en gemakkelijker teruggevonden kunnen worden. De schietpalen mogen zich, in tegenstelling tot de figuur hierboven, daarbij desgewenst ook op één lijn bevinden.
Pagina 27 van 42
Bijlage 2 Definitie “bos” bij het Limburgs traditioneel schieten In deze handreiking wordt (in navolging van de circulaire Traditioneel schieten) onder het begrip ‘bos’ verstaan: een als zelfstandige eenheid te onderscheiden gebied van meer dan 20 bij elkaar staande bomen of struiken, niet zijnde een éénrijige beplanting, met een oppervlakte groter dan 1.000 m². Tevens wordt als bos in een intensieve valzone aangemerkt een verzameling bosjes (ook struiken bevattend), ieder kleiner dan 1.000 m² met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 4.300 m².
Pagina 28 van 42
Bijlage 3.
Verzamelen van munitie
Verzamelen van munitie in weide Onder weide wordt een gebied verstaan dat (in hoofdzaak) gebruikt wordt voor het weiden van vee dan wel voor het verbouwen van gras als voedergewas. Kenmerkend is het feit dat er niet jaarlijks geploegd wordt waardoor de zode vrij stevig is en vallende kogels niet erg diep de grond in dringen. Zoekacties kunnen in feite gedurende het gehele jaar gepland worden, afhankelijk van de weersomstandigheden en de aanwezigheid van vee in het gebied. Zo spoedig mogelijk na afloop van de jaarlijkse schietactiviteiten, maar in ieder geval voor het begin van het volgende seizoen (uiterlijk1 april), moet de onveilige zone met behulp van (een) metaaldetector(en) afgezocht worden. Dit dient bij voorkeur te geschieden door ervaren zoekers. Indien deze niet aanwezig zijn is het raadzaam om: • zich in het eerste jaar uitvoerig te laten voorlichten door (een) ervaren zoeker(s); • ieder jaar zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde zoeker(s) binnen een schutterij; • eventueel zoekacties van verschillende schutterijen te combineren door dezelfde zoekers te gebruiken. Teneinde de onveilige zone effectief te kunnen afzoeken, is het raadzaam het gebied in vakken onder te verdelen. De grootte van deze vakken, die bijvoorbeeld met behulp van houten (semi)permanente paaltjes en (tijdelijk) plastic afzetlint uitgezet kunnen worden, is afhankelijk van de hoeveelheid zoekers en daarmee dus ook van de grootte van het gebied dat bijvoorbeeld in één dagdeel afgezocht kan worden. Uit het verrichte onderzoek is gebleken, dat het percentage teruggevonden kogels afneemt met toenemende grootte van de uitgezette zoekvakken. De teruggevonden kogels dienen met een kleine steekschop (of anderszins, bijvoorbeeld een aspergemes) uit de grond gestoken te worden. Het werken in tweetallen is daarom aan te raden. De kogels worden verzameld, geregistreerd en zoveel mogelijk hergebruikt. Van de verschoten kogels moet na elk schietseizoen tenminste 90% worden opgespoord en uit de onveilige zone worden verwijderd. Bij het beëindigen van de werking van de schietinrichting moet de daaraan verbonden onveilige zone worden ontdaan van alle zich daarin bevindende kogels. Het zoeken met metaaldetectoren gebeurt door de detectieschijf van de op de juiste wijze ingestelde detector zo dicht mogelijk over de grond te zwaaien. Lang gras, gewassen, takken en oppervlakkige oneffenheden zullen het zoekproces bemoeilijken, terwijl sloten (waarvan dan ook het voorkomen in de onveilige zone geheel vermeden dienen te worden) het geheel onmogelijk maken. Bij het zoeken dient de schijf evenwijdig aan de grond te worden bewogen met een zodanige snelheid, dat de zwaai van links naar rechts (of van rechts naar links) in ca. één à twee seconde(n) wordt gemaakt. Nadat aldus een baan afgelopen is, dient met een lichte overlap en parallel hiermee een volgende baan te worden afgelopen. Op deze wijze wordt een vak in één keer, zonder onderbrekingen, afgewerkt. Metalen voorwerpen worden door een scherp signaal aangegeven en vervolgens uitgegraven.
Verzamelen van munitie in akkerland Onder akkerland wordt verstaan een gebied dat (in hoofdzaak) gebruik wordt voor het telen van akkergewassen. Kenmerkend is het feit dat er jaarlijks meestal één of meerdere malen geploegd wordt waardoor de bovengrond relatief zacht is en vallende kogels relatief diep de grond in dringen. Zoekacties kunnen veelal pas plaatsvinden als de geteelde gewassen geoogst zijn en er nog geen nieuwe gewassen gezaaid of gepoot zijn. De zoekperiode zal dan ook veelal in de
Pagina 29 van 42
winterperiode liggen, waardoor de hoeveelheid effectief beschikbare dagen vrij klein is. Men moet dan ook niet wachten met zoeken tot het voorjaar. Een ander kenmerk van akkerland is de vaak hogere gehalten aan mineralen in de bodem, afkomstig van meststoffen, die het detecterend vermogen van de apparatuur nadelig beïnvloeden. Door het frequent ploegen worden op termijn dieper liggende kogels uiteindelijk weer aan het oppervlak gebracht, waardoor verwijdering ervan mogelijk wordt. Zo spoedig mogelijk na afloop van de jaarlijkse schietactiviteiten, maar in ieder geval voor het begin van het volgende seizoen (uiterlijk 1 april) moet de onveilige zone met behulp van een metaaldetector afgezocht worden. Dit dient bij voorkeur te geschieden door ervaren zoekers. Indien die niet aanwezig zijn is het raadzaam om: • zich het eerste jaar uitvoerig te laten voorlichten door (een) ervaren zoeker(s); • ieder jaar zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde zoeker(s) binnen een schutterij. • eventueel zoekacties van verschillende schutterijen te combineren door dezelfde zoekers te gebruiken. Teneinde de onveilige zone effectief te kunnen afzoeken, is het raadzaam het gebied in vakken onder te verdelen. De grootte van deze vakken, die bijvoorbeeld met behulp van houten (semi)permanente paaltjes en (tijdelijk) plastic afzetlint uitgezet kunnen worden, is afhankelijk van de hoeveelheid zoekers en daarmee dus ook van de grootte van het gebied dat bijvoorbeeld in één dagdeel afgezocht kan worden. Uit het verrichte onderzoek is gebleken dat het percentage teruggevonden kogels afneemt met toenemende grootte van de uitgezette zoekvakken. De teruggevonden kogels dienen met een kleine steekschop (of anderszins, bij voorbeeld een aspergemes) uit de grond gestoken te worden. Het werken in tweetallen is daarom aan te raden. De kogels worden verzameld, geregistreerd en zoveel mogelijk hergebruikt. Van de verschoten kogels moet na elk seizoen tenminste 90% worden opgespoord en uit de onveilige zone worden verwijderd. Bij het beëindigen van de werking van de schietinrichting moet de daaraan verbonden onveilige zone worden ontdaan van alle zich daarin bevindende kogels. Het zoeken met metaaldetectoren gebeurt door de detectieschijf van de op de juiste wijze ingestelde detector zo dicht mogelijk over de grond te zwaaien. Lang gras, gewassen, takken en oppervlakkige oneffenheden zoals ploegvoren zullen het zoekproces bemoeilijken, terwijl sloten (waarvan dan ook het voorkomen in de onveilige zone vermeden dienen te worden) het geheel onmogelijk maken. Bij het zoeken dient de schijf evenwijdig aan de grond te worden bewogen met een zodanige snelheid dat de zwaai van links naar rechts (of van rechts naar links) in ca. één à twee seconde(n) wordt gemaakt. Iedere volgende zwaai moet aansluitend aan de vorige zwaai in de looprichting worden gemaakt. Nadat aldus een baan afgelopen is, dient met een lichte overlap en parallel hiermee een volgende baan te worden afgelopen. Op deze wijze wordt een vak in één keer, zonder onderbrekingen, afgewerkt. Metalen voorwerpen worden door een scherp signaal aangegeven en vervolgens uitgegraven.
Verzamelen van munitie in bos Uit proefnemingen is gebleken dat met de huidige apparatuur een effectieve zoekactie in bosgebieden niet mogelijk is. Door de vele obstakels (snoei- en tophout, ondergroei) en de vaak losse bodem, wordt het gewenste terugvindpercentage (> 90%) niet gehaald.
Pagina 30 van 42
Daar waar de onveilige zone uit bos bestaat, moet altijd gebruik gemaakt worden van een kogelvanger. Indien aan alle verdere eisen van een onveilig gebied wordt voldaan, kan het gebruik van een affuit achterwege blijven.
Pagina 31 van 42
Algemeen: Het verzamelen van kogellood Het lood dat zich in de kogelvanger verzamelt, dient periodiek te worden verzameld. Verzameld lood (afkomstig uit de kogelvanger dan wel van zoekacties) dient te worden hergebruikt dan wel via de reguliere handel in gebruikte metalen te worden afgevoerd. Loodhoudende houtresten (vogel, gaal, kogelvangerbekleding) en vulmaterialen uit de kogelvanger (bijv. glaswol) dienen als gevaarlijk afval te worden afgevoerd. Verantwoording Teneinde het bevoegd gezag desgewenst inzicht te kunnen geven in de effectiviteit van de getroffen maatregelen, dient door iedere schutterij een logboek bijgehouden te worden. Hierin dient te worden vermeld: • het aantal en de soort kogels dat per schietdag wordt verschoten; • de data waarop wordt geschoten; • de data waarop kogels worden ingezameld; • het aantal ingezamelde kogels. Het logboek moet aanwezig zijn in het schietlokaal, dan wel onder berusting zijn van een lid van de schutterij, waarvan naam en adres aan het gemeentebestuur is bekend gemaakt. Controle Ten minste twee weken voor de datum waarop verschoten kogels worden ingezameld, dient het bevoegd gezag van dit voornemen op de hoogte te worden gebracht. Aan het eind van het schietseizoen dient aan het bevoegd gezag een overzicht te worden verstrekt van het aantal kogels dat is verschoten en het aantal dat is ingezameld.
Pagina 32 van 42
Bijlage 4
Suggesties voor de controle en handhaving
Geluid Bij meting van Lknal dient deze plaats te vinden in de meterstand impuls. Ten aanzien van de uit te voeren controle en handhaving van geluid geldt dat het belangrijke voordelen kan hebben om de optredende Lknal niet enkel middels meting vast te stellen maar aan de hand van berekening. In dat geval wordt aan de hand van de (gemeten) optredende bronvermogens (van schot en kogelvanger) door middel van een overdrachtsmodel Lknal bepaald. Bij vaste schietopstellingen kan het vanuit het oogpunt van handhaving mogelijk doelmatiger zijn de handhaving te richten op een aantal in de vergunning op te nemen uitgangspunten welke voor de specifieke situatie kunnen worden bepaald: het maximaal aantal schieturen per dag, het maximaal aantal schietdagen per week. De hierboven aangegeven beoordelingsmethode biedt tevens een aantal andere voordelen ten aanzien van controle en handhaving. Indien de optredende bronvermogen van de schietactiviteiten bekend zijn kan vooraf middels berekening worden bepaald welke de maximaal toelaatbare geluidbelasting van de omgeving is. In de meeste gevallen zal dan de belangrijkste parameter het aantal schoten zijn. Aan de hand van het door vergunninghouders bij te houden logboek kan dit eenvoudig worden gecontroleerd. Het verdient aanbeveling om bij de vergunningverlening aandacht te schenken aan de wijze waarop handhaving dient plaats te vinden. In een logboek dienen aantal schietdagen, schieturen, en schoten te worden geregistreerd. Daarnaast dient te worden geregistreerd of kogelvanger(s) worden ingezet, en van welk type. Door het in de vergunning opnemen van de representatieve bedrijfssituatie kan de handhaving aanzienlijk worden vereenvoudigd en achteraf voor een belangrijk deel plaatsvinden aan de hand van de gegevens in het logboek van vergunninghouder. Bodem Controle en handhaving van de voorschriften welke op de bodemkwaliteit zien, dienen in het bijzonder plaats te vinden aan de hand van een logboek waarin schietdagen en –uren en verschoten munitie door de vergunninghouder worden geregistreerd. Dit logboek ligt voor het bevoegd gezag ter inzage. Raapacties dienen bij het bevoegd gezag te worden aangekondigd. De resultaten van de raapacties (aantallen teruggevonden kogels) dienen eveneens in het logboek te worden geregistreerd. Voor verdere aanbevelingen zie bijlage ... Veiligheid Controle en handhaving vindt hier in het bijzonder plaats aan de hand van de keuring van de kogelvangers door MILAN (Ministerie van Defensie). Daar waar geschoten wordt in het vrije veld kan het bevoegd gezag in voorkomende gevallen aan de hand van controle ter plaatse nagaan of voldaan is aan de noodzakelijke uitgangspunten ten aanzien van de veiligheid: bv. vrij schootsveld, afzetting schootsveld en signalering. De afmetingen van het schootsveld staan in nauwe relatie tot de maximale mondingssnelheid van de kogel. Daarom verdient het aanbeveling om jaarlijks middels meting controles uit te (doen) voeren van de maximale mondingssnelheid van de in te zetten buksen. Deze controles dienen tevens bij evenementen uitgevoerd te worden.
Pagina 33 van 42
Bijlage 5.
Stroomschema’s structurele activiteiten
Ter verduidelijking is in het navolgende in een aantal stroomschema’s aan de vergunningverlener, maar ook aan de schutterijen, een handreiking gegeven hoe in specifieke gevallen te kunnen komen tot optimale oplossingen. Hierbij worden de in deze handreiking behandelde aspecten bodem, geluid en veiligheid meer in samenhang beschouwd. Afhankelijk van het antwoord op de volgens de schema’s te stellen vragen kan dit leiden dit tot andere oplossingsrichtingen en daarmee tot meer maatwerk. De schema’s zijn daarmee in eerste instantie bedoeld om het proces van het vinden van de beste maatwerkoplossing voor een schutterij te ondersteunen. Dit kan zowel het creatieve proces zijn waarbinnen schutterijen zoeken naar de meest optimale schietlocatie en inrichting daarvan, of het proces om de vergunningaanvrager te ondersteunen bij het formuleren van een goede motivering bij de aanvraag, dan wel als ondersteuning voor de door de vergunningverlener te maken afweging bij de vergunningverlening. Dit laatste kan zowel bij een oprichtings- als een revisievergunning aan de orde zijn. De schema’s zijn voorzien van een korte toelichting. De hierbij gegeven overwegingen gelden als een voorbeeld voor een daarbij te volgen gedachtegang. Voor de details ten aanzien van specifieke uitgangspunten en te hanteren toetsingskader en onderdelen hiervan wordt echter verwezen naar de hoofdtekst. De stroomschema’s hebben in principe betrekking op de beoordeling van structurele activiteiten binnen de inrichting. Daarnaast is in bijlage 6. een schema toegevoegd voor de beoordeling van incidentele activiteiten buiten de inrichting, zoals evenementen, die doorgaans binnen de APV worden geregeld. Rekenprogramma geluid: “Acoustishot”: Met het door de Provincie opgestelde rekenprogramma “Acoustishot” kunnen indicatieve berekeningen ten aanzien van het aspect geluid worden uitgevoerd die een indicatie geven van de haalbaarheid in relatie tot te treffen maatregelen en waarmee mogeliijke locatievarianten op dit aspect kunnen worden vergeleken. Het is verkrijgbaar via de website van de provincie: www.limburg.nl
Pagina 34 van 42
Stroomschema structurele activiteiten: nieuwe inrichting
1. Uitgangspunt: kogelvanger toepassen Ja 2. Toets veilige zone OK?
Nee
5. Andere locatie
Niet vergunbaar
Ja 3. Geluidstoets
Nee Nee
4. aanvullende maatregelen mogelijk?
Lknal ≤ ½ *Lomg + 50 Lr toets
Ja Ja Vergunbaar
6. Bedrijfsbeperkingen
Nee
3. Geluidstoets Lknal ≤ ½ *Lomg + 50 Lr toets
Ja 8. Voorschriften
7. Niet vergunbaar
Vergunbaar
8. Voorschriften
Pagina 35 van 42
Toelichting op het stroomschema: Nieuwe inrichtingen zijn inrichtingen waarvoor nog niet eerder een vergunning is verleend. 1.
2. 3.
4.
5. 6. 7.
Bij nieuwe inrichtingen is toepassing van een kogelvanger uitgangspunt. Het is mogelijk dat de aard van de toe te passen kogelvanger mede afhankelijk is van de uitkomst van de geluidtoets. Naarmate deze meer kritisch is (nabijheid van geluidgevoelige objecten) zal een kogelvanger van het geluidgedempte type eerder vereist zijn. De verschillen in haalbare reducties met diverse typen kogelvangers zullen nog onderwerp van nader onderzoek, voorafgaand aan de evaluatie van deze handreiking zijn. De kogelvanger dient zodanig te worden geplaatst dat het te hanteren beperkte schootsveld van 25 x 25 meter rond de schietboom geen gevoelige objecten of gebieden (bv. open water, bos of struikgewas) bevat. Voldaan moet kunnen worden aan de geluidtoets voor Lknal (Lknal<= ½*Lomg+50 ) en Lr . Op Lr kan daarbij de bedrijfsduurcorrectie voor de verschillende beoordelingsperioden worden toegepast. In de praktijk betekent dit dat er meer “akoestische ruimte” is naarmate er minder in de avonduren (vanaf 19.00 uur ) wordt geschoten. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets dient te worden bezien of aanvullende maatregelen mogelijk zijn, bv. toepassing van geluidgedempte buksen, maatregelen in de overdracht, andere situering van het terrein in verband met richtingsafhankelijke geluiduitstraling, etc. Indien geen aanvullende maatregelen meer mogelijk zijn (bv. locale afschermingen), is de situatie in principe niet vergunbaar. In de meeste gevallen ligt de oplossing dan in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt. Indien wel aanvullende maatregelen mogelijk zijn, maar nog onvoldoende soelaas bieden om geheel aan de geluidtoets te kunnen voldoen kan overwogen worden met bedrijfsduurbeperking een oplossing te vinden. Indien na het doorlopen van bovenstaande stappen niet kan worden voldaan, is de situatie in principe niet vergunbaar. In de meeste gevallen ligt de oplossing dan in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt. De uit bovenstaande afweging voortkomende aanvullende voorwaarden worden naast de gebruikelijke en standaardvoorschriften in de vergunning opgenomen. Dit betreft: aanvullende maatregelen, geluidreducerende voorzieningen, bedrijfsuren, aantal schoten etc.
Pagina 36 van 42
Stroomschema structurele activiteiten binnen een inrichting: bestaande inrichting
Nee
1. Kogelvanger aanwezig?
6. In beginsel (op termijn) kogelvanger toepassen
Ja 2. Toets veilige zone OK?
Nee
10. Niet vergunbaar
Ja 3. Geluidstoets
Nee
Lknal ≤ ½ * Lomg + 50 Lr toetsen
4. Maatregelen (dempen etc.) Ja
Ja
7. Geluidstoets Ja
Vergunbaar
Lknal ≤ ½*Lomg + 55 Lr toetsen
Nee
Nee
8. Biedt ontheffing tav kogelvanger en/of bedrijfsbeperkingen i.c.m. afschermende maatregelen een oplossing?
Ja 5. Terrein geschikt? Ja 2. Toets schootsveld OK? Ja 9. Voorschriften
Pagina 37 van 42
12. tot 2012 vergunbaar
Nee
10. niet meer vergunbaar met huidige technieken
Nee 11. niet vergunbaar
Toelichting op het stroomschema structurele activiteiten binnen een bestaande inrichting. In deze handreiking worden als bestaande inrichtingen beschouwd: inrichtingen, die op 1 mei 2006 beschikten over een vigerende Wet milieubeheer-vergunning. In de praktijk kunnen dit inrichtingen zijn waar reeds een kogelvanger aanwezig is en inrichtingen waar dit (nog) niet het geval is. Het stroomschema geeft een algemene gedachtegang die kan worden gehanteerd bij het beschouwen van bestaande inrichtingen, bij voorbeeld wanneer een revisie van de bestaande vergunning aan de orde is. Algemeen uitgangspunt is dat bestaande situaties geacht worden voor 2012 te kunnen voldoen aan het regime voor nieuwe inrichtingen. 1.
2. 3.
4.
5.
6. 7. 8.
9.
Pagina 38 van 42
De eerste vraag is of er reeds een kogelvanger binnen de inrichting is geïnstalleerd. Indien geen kogelvanger aanwezig is dient deze in beginsel voortaan wel toegepast te worden indien mogelijk (zie hierna). Zolang (tijdelijk) geschoten wordt tegen de achtergrond van de vrije hemel dient getoetst te worden of het vrije schootsveld voldoet aan de vanuit veiligheid te stellen eisen (zie tabel in deze regeling en figuur 1. uit bijlage1.) Indien een kogelvanger aanwezig is dient een beperkt schootsveld van 25 x 25 meter rond de schietboom te worden gehanteerd. Tijdens het schieten mogen zich hierin geen mensen of vee bevinden. Voldaan moet kunnen worden aan de geluidtoets voor Lknal en Lr Op Lr kan daarbij de bedrijfsduurcorrectie voor de verschillende beoordelingsperioden worden toegepast. In de praktijk betekent dit meestal dat er meer “akoestische ruimte” is naarmate er minder in de avonduren (vanaf 19.00 uur ) wordt geschoten. Indien kan worden voldaan aan de geluidstoets is en blijft de situatie “vergunbaar” en kan de vergunde situatie worden gehandhaafd. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets dienen aanvullende geluidmaatregelen te worden overwogen: bv. toepassing van geluidgedempte buksen, maatregelen in de overdracht, andere situering van het terrein in verband met richtingsafhankelijke geluiduitstraling, etc. Indien geen kogelvanger aanwezig is en er dus geschoten wordt in het vrije veld dient te worden getoetst of het terrein voldoet aan de te stellen eisen met betrekking tot: - afwezigheid van gevoelige objecten, mensen en vee - afwezigheid van open water, bos en struikgewas - overzichtelijkheid van het terrein In situaties waarin momenteel geschoten wordt in het vrije veld zal op termijn – in elk geval voor eind 2012 alsnog een kogelvanger moeten worden toegepast. Na het treffen van aanvullende maatregelen kan indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets voor Lknal, aldus gemotiveerd, de eis met 5 dB(A) worden verruimd tot Lknal<=1/2*Lomg+55. Indien ook dit niet leidt tot een vanuit geluidoptiek “vergunbare situatie” (lees: situatie waarmee kan worden voldaan aan de geluidtoets), dan kan voor bestaande situaties, indien dit een oplossing biedt, worden overwogen om ontheffing te verlenen voor het gebruik van een kogelvanger indien deze als “geluidbron” (mede) oorzaak is van de overschrijding. Wel dient dan te worden voldaan aan de eisen voor het terrein en schootsveld als voornoemd en dienen deze in de vergunning te worden vermeld in de voorschriften. Indien ook na maatregelen niet kan worden voldaan aan de verruimde toets rest de mogelijkheid om oplossingen te vinden in beperking van de bedrijfsduur. Door minder in de avonduren te schieten kan “geluidruimte” worden gewonnen. De uit bovenstaande afweging voortkomende aanvullende voorwaarden worden naast de gebruikelijke en standaardvoorschriften in de vergunning opgenomen. Dit betreft: aanvullende maatregelen, geluidreducerende voorzieningen, bedrijfsuren etc. Bij schieten in het vrije veld dienen in de vergunning voorwaarden te worden gesteld aan het terugwinnen van de munitie.
10.
11. 12.
Pagina 39 van 42
Indien na het doorlopen van bovenstaande stappen niet kan worden voldaan, is er geen directe oplossing mogelijk door middel van het treffen van maatregelen. Er kan echter sprake zijn van bestaande rechten op grond van de vigerende vergunning. Hier zal afhankelijk van de situatie een vergunningtechnische c.q. tijdelijke oplossing moeten worden gevonden rekening houdend met de specifieke omstandigheden. Mogelijk bieden verbeterde technieken in de toekomst nog een oplossing. In veel gevallen ligt de oplossing op termijn echter in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt. Indien een ontheffing mogelijk is voor het gebruik van een kogelvanger, maar het schootsveld niet voldoet is de situatie niet vergunbaar zonder kogelvanger. Indien een tijdelijke ontheffing voor het gebruik van een kogelvanger aan de orde is kan dit tot uiterlijk eind 2012. Daarna wordt geacht dat bestaande inrichtingen kunnen voldoen aan het regime voor nieuwe inrichtingen (zie hierboven).
Bijlage 6.
Aanbevelingen voor de beoordeling van incidentele schietactiviteiten buiten de inrichting op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening
Deze handreiking ziet op het beoordelen van (structurele en incidentele) activiteiten binnen schietinrichtingen. Incidentele activiteiten buiten een inrichting worden gereguleerd door de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de betreffende gemeente. Ook daarbij is van belang de mogelijk optredende hinder zoveel mogelijk te beperken. In het navolgende worden enkele suggesties gedaan voor het bepalen van randvoorwaarden voor deze activiteiten in de APV. Geluid Voor het bepalen van de toelaatbare geluidbelasting kunnen desgewenst dezelfde uitgangspunten gehanteerd worden als voor incidenten binnen de inrichting. Verder zij hier verwezen naar de nota evenementen van de provincie Limburg, te vinden op www.geluidlimburg.nl. Daarnaast kan voor het bepalen van het maximaal toelaatbare geluidniveau bij grotere luidruchtige evenementen worden verwezen naar de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” van de Inspectie milieuhygiëne Limburg (januari 1999). Voor grote evenementen is vaak een evenementenvergunning aan de orde. Voor de beoordeling van grotere evenementen zoals het jaarlijkse OLS wordt hier verwezen naar de rapportage van de werkgroep die in 2006 de regelgeving rond dit jaarlijkse grote schuttersevenement zal onderzoeken en met voorstellen zal komen ter vereenvoudiging daarvan. Bodem Voor evenementen waarbij zonder kogelvanger wordt geschoten is in het bijzonder de terugwinverplichting van belang. Terugwinpercentages bij schieten met het open schootsveld, per evenement: tenminste 95% Cumulatief: bij terreinen die herhaaldelijk worden gebruikt voor evenementen: over de in totaal in de tijd verschoten kogels: tenminste 90% Veiligheid Voor evenementen waarbij zonder kogelvanger wordt geschoten is ten aanzien van de veiligheid het hanteren van de uitgangspunten voor de minimale omvang van het schootsveld van belang (zoals reeds aangegeven in bijlage 1.)
Pagina 40 van 42
Bijlage 7. Stroomschema incidentele activiteiten (evenementen) buiten de inrichting Het betreft hier veelal evenementen die door de gemeenten worden geregeld in de APV. Vaak betreft het evenementen waarbij met een groter aantal schietbomen wordt geschoten op een daartoe geschikt terrein. Het onderstaande stroomschema geeft een aanbeveling voor een hierbij in redelijkheid door de gemeente te hanteren gedachtegang bij het formuleren van de randvoorwaarden zoals die in de APV kunnen worden vastgelegd. Er kan bijvoorbeeld aan ontleend worden hoe ook in deze situaties gekomen kan worden tot maatwerk en een indicatie voor een in redelijkheid op te nemen maximaal toegestaan geluidniveau uit het oogpunt van het bieden van een redelijk te achten beschermingsniveau.
1. Uitgangspunt: geen kogelvanger Ja 2. Schootsveld OK
Niet toelaatbaar Nee
Ja 3. Terrein geschikt Ja 6. Geluidstoets Lknal < Lomg + 30 Ja
Nee
Nee
4. Alternatief terrein
Nee
5. Maatregelen (kogelvanger)
Ja Nee
7. Maatregelen (dempen etc.) Ja
“Vergunbaar”
“Vergunbaar”
8. Voorwaarden
8. Voorwaarden
Pagina 41 van 42
Nee
Toelichting 1. In het geval van incidentele activiteiten buiten de inrichting (te regelen in de APV) is het schieten in het vrije veld zonder kogelvanger mogelijk, mits het terrein en de omstandigheden zich daartoe lenen. 2. en/3. Getoetst dient te worden of het schootsveld voldoet en of het terrein geschikt is. Het betreft hier de afmetingen en de vanuit veiligheid te stellen eisen evenals de condities van het terrein: a. afwezigheid van gevoelige objecten, mensen en vee b. afwezigheid van open water, bos en struikgewas c. overzichtelijkheid van het terrein vanuit standplaats schutter Bij geringere knelpunten kan de oplossing gezocht worden in aanvullende maatregelen (bv. betere signalering tbv overzicht terrein, schiethoek aanpassen, verdraaiing schootsveld, combineren van meerdere schootsvelden (zie bijlage 1 figuur 2). 4. Indien het terrein op basis van het voorgaande niet geschikt is, lijkt het zoeken naar een ander, wel geschikt terrein de aangewezen weg. 5. Een oplossing bij knelpunten met de omvang van het schootsveld is het alsnog toepassen van (mobiele) kogelvangers (ingeval van beperkt aantal schietbomen) 6. Bij evenementen dient in beginsel ook te worden voldaan aan de in redelijkheid te stellen geluideisen. Redelijk is de geluidtoets Lknal<= ½ * Lomg + 55 voor de enkelvoudige knal. Overigens hoeft het aantal schoten (volgens de Lr toets) hierbij niet te worden beoordeeld. Er wordt bij evenementen dus enkel getoetst op Lknal (ter voorkoming van ontoelaatbare schrikreacties). Bij activiteiten buiten de inrichting zijn er nog mogelijkheden om - indien noodzakelijk - ook hogere niveaus voor Lknal te hanteren (in de APV). Beoordeling kan plaats vinden aan de hand van de in de bijlage genoemde documenten. 7. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets volgens 6. kan worden overwogen verdere geluidreducerende maatregelen zoals geluidgedempte buksen toe te passen. Mogelijk is ook een ander beoordelingsregime van toepassing (zie hierboven onder “geluid”) dat een ruimere normering redelijk maakt. 8. Voor grote evenementen (zoals het OLS) werkt de provincie aan een handreiking met vereenvoudigde regelgeving. Het kan van belang zijn in overleg met de vergunninghouder een geschikt moment in het seizoen voor een terugwinoperatie van de kogels overeen te komen. In andere gevallen dient dit doorgaans binnen afzienbare tijd na beëindiging van een evenement plaats te vinden. Bij grotere evenementen waarbij een groter aantal schietpalen wordt ingezet kan het opnemen van een voorschrift dat strekt tot het zodanig uitrichten de schietpalen dat zij één gezamenlijke intensieve valzone bestrijken, zinvol zijn (zie bijlage 1, figuur 2.)
Pagina 42 van 42