Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten van het College van Gedeputeerde Staten van Limburg aan de colleges van burgemeester en wethouders in de provincie Limburg betreffende het Limburgs traditioneel schieten.
Maastricht 19 mei 2009
4
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Voorwoord In de provincie Limburg zijn ruim 140 schutterijen gevestigd. De schutterijen vinden hun oorsprong in de Middeleeuwse schuttersgilden, die tot taak hadden hun stad of plaats te verdedigen. Mede gezien de lange en rijke historie vervullen de schutterijen in de provincie Limburg tot op de dag van vandaag een belangrijke maatschappelijke functie. Zij verzorgen onder meer culturele evenementen zoals verenigingswedstrijden en bondsfeesten. De activiteiten van de schutterijen zijn diep geworteld in en vormen een belangrijke uiting van de regionale cultuur. Centraal bij de activiteiten van de schutterijen staat het Limburgs traditioneel schieten. Op 9 mei 2006 hebben Gedeputeerde Staten aan de gemeenten in Limburg de Handreiking Limburgs traditioneel schieten aangeboden. Doel was gemeenten een eenduidig beoordelingskader te bieden ten behoeve van de vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer voor activiteiten van schutterijen in Limburg. Het betreft daarbij een kader op het gebied van geluid, bodembeheer en veiligheid. Inmiddels is de Handreiking uit 2006 geëvalueerd door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van VROM, 4 Limburgse gemeenten, Oud-Limburgse Schuttersfederatie en Provincie. Dit heeft geresulteerd in voorliggende geactualiseerde Handreiking. Hierbij hebben met name tussentijdse uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de uitkomsten van het in opdracht van de Provincie uitgevoerde belevingsonderzoek naar het Limburgs traditioneel schieten geleid tot aanpassingen van de oorspronkelijke Handreiking. Belangrijkste wijzigingen van de geactualiseerde Handreiking Limburgs traditioneel schieten ten opzicht van de oorspronkelijke versie zijn:
ten aanzien van het aspect geluid is naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State en op basis van de aanbeveling uit het rapport ‘Hinderbelevingsonderzoek Traditioneel Schieten in Limburg’ het beoordelingskader voor het herhaald aantal hoorbare knallen (de zogenaamde Lr) komen te vervallen en daarvoor in de plaats is een limiet gesteld voor het aantal schoten per uur (t.w. maximaal 120 schoten per uur);
ten aanzien van het aspect bodem is naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State het gebruik maken van de kogelvanger als uitgangspunt gesteld voor reguliere schietactiviteiten. De Provincie heeft ten behoeve hiervan begin dit jaar een nieuwe subsidieregeling voor de aanschaf van kogelvangers opengesteld;
ten aanzien van het aspect veiligheid is de onveilige zone bij reguliere activiteiten verkleind omdat een kogelvanger schoten afvangt. Indien bij incidentele activiteiten geen kogelvanger gebruikt wordt, is de onveilige zone juist vergroot. Dit naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State en op basis van nader onderzoek.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
5
De Handreiking heeft tot doel een actueel beoordelingskader te bieden voor de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer aan schutterijen in Limburg voor wat betreft de aspecten geluid, bodem en veiligheid. De Handreiking heeft uitdrukkelijk geen bindend karakter. Wij willen de gemeenten slechts uitgangspunten aanreiken, die zij kunnen gebruiken ter invulling van hun beoordelingsvrijheid bij de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer. Deze Handreiking richt zich op de bodem, geluid- en veiligheidsaspecten bij de milieuvergunningverlening van de permanente schietinrichtingen. De Handreiking heeft daarmee betrekking op zowel schietactiviteiten, die met regelmaat plaatsvinden in de inrichting (de representatieve bedrijfssituatie), als incidentele schietactiviteiten die binnen de inrichting plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld schuttersfeesten. De Handreiking richt zich niet op schietactiviteiten buiten een inrichting. Deze activiteiten worden namelijk in beginsel gereguleerd door de APV van de betrokken gemeenten. Ter informatie is aan deze Handreiking wel een bijlage gehecht waarin de terzake relevante procedures en regelgeving zijn opgenomen. Ook richt deze Handreiking zich niet op het noodzakelijke samenspel tussen gemeente, omwonenden en schutterij. Dit samenspel is evenwel van groot belang voor het optimaliseren van eenieders belang. Zo is het bijvoorbeeld wenselijk dat milieuvergunningen en wijzigingen in bestemmingsplannen in onderlinge samenspraak tot stand komen. Inmiddels is een wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder te noemen het Activiteitenbesluit) en van de daarbijbehorende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder te noemen de Activiteitenregeling) in voorbereiding, welke wijzigingen naar verwachting in 2010 in werking zullen treden. Uit de op 2 maart 2009 gepubliceerde ontwerpwijzigingsbesluiten blijkt dat voorgesteld wordt dat het traditioneel schieten onder de werking van het Activiteitenbesluit wordt gebracht. Dit betekent dat er geen milieuvergunning meer vereist is voor inrichtingen voor traditioneel schieten en dat in plaats daarvan algemene regels gelden. Tevens is in het ontwerp van de wijziging van het Activiteitenbesluit voor traditioneel schieten een vrijstelling opgenomen van de geluidseisen van het Activiteitenbesluit waarbij gemeenten de mogelijkheid wordt geboden bij gemeentelijke verordening geluidregels te stellen. Daarnaast zijn in het ontwerpwijzigingsbesluit van de Activiteitenregeling regels opgenomen ten aanzien van bodem en veiligheid. Als de wijzigingen van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling conform de nu gepubliceerde ontwerpbesluiten in werking treden, zal de betekenis van de handreiking voor gemeenten veranderen. Omdat in dat geval de vergunningplicht voor schietinrichtingen vervalt en in plaats daarvan algemene regels gelden, kan deze Handreiking dan als leidraad gebruikt worden bij het opnemen van aanvullende regels in de gemeentelijke verordeningen.
Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg
6
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Begrippenlijst Affuit/oplegsteun Voorziening waarin de buks wordt geklemd en die zodanig kan worden afgesteld dat de bewegingsvrijheid van de buks voldoende beperkt wordt teneinde alle schoten binnen een bepaald gebied (veelal een kogelvanger) af te vangen. Baancommandant of schietmeester Functionaris, die tijdens schietactiviteiten verantwoordelijk is voor het naleven van de regelgeving. Hij/zij kan eventueel herkenbaar zijn gemaakt door een minstens 2 cm brede rode armband. Bos Een als zelfstandige eenheid te onderscheiden gebied van meer dan 20 bij elkaar staande bomen of struiken, niet zijnde een beplanting op een rij, met een oppervlakte groter dan 1000 m². Tevens wordt als bos in een intensieve valzone aangemerkt een verzameling bosjes (ook struiken bevattend), ieder kleiner dan 1000 m², met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 4300 m². Evenementen Activiteiten buiten permanente schietinrichtingen zoals onder meer het Oud Limburgs Schuttersfeest (OLS) en andere schuttersfeesten. Incidentele activiteiten Activiteiten binnen een permanente schietinrichting die meer geluid produceren dan de representatieve bedrijfssituatie en die niet meer dan 12 dagen per jaar voorkomen. Hark Doel bestaande uit een aantal (3 of 5) staanders, die elk weer voorzien zijn van dwarslatjes waarop houten ‘bolletjes’ zijn aangebracht (meestal 180 per hark). Intensieve valzone Het gebied waar bij het schieten op openveld de meeste kogels terecht komen (zie N.J.W. Pirovano, Uitwendig ballistisch onderzoek, Witteveen+Bos, oktober 2008). . Kalibernummer Bij de zware buksen, die worden gebruikt bij het Oud Limburgs schieten, wordt voor de aanduiding van de grootte van de middellijn van de loop niet het ‘kaliber’ gebruikt, maar het kalibernummer. Dit nummer geeft het aantal ronde loden kogels aan met een middellijn, die gelijk is aan de middellijn van de loop en die tezamen een Engels pond = 453,59 g wegen. Het nummer varieert van 4 tot 104.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
7
Naarmate het kalibernummer groter wordt, is het ‘kaliber’ kleiner (omdat de kogel lichter is en er dus meer kogels in een Engelse pond gaan): Gebruikte kalibernummers voor het Oud Limburgs Schieten zijn:
kaliber nr. 12 = kaliber 18,51 mm, cilinderkogel 37,80 gram
kaliber nr. 16 = kaliber 17,01 mm, cilinderkogel 28,35 gram
Kogelvanger Voorziening waardoor kogels worden opgevangen. Onveilige zone/schootsveld Gebied waar projectielen – direct of indirect – terecht kunnen komen en waar derhalve gevaar bestaat (ook: valzone) voor mens en dier. Schietboom Paal waarop het doel is aangebracht. Vogel Houten doel voor het schieten, in de vorm van een vogel op een houten plaat, ook wel een blok hout, ook in de vorm van een vogel.
8
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Inhoudsopgave 1.
Beschrijving Limburgs traditioneel schieten
11
2.
Het beoordelingskader
13
A. Geluid
14
B. Bodem
19
C. Veiligheid
20
3.
Samenvatting
23
4.
Literatuurlijst
25
Bijlagen
29
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
9
10
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
1. Beschrijving Limburgs traditioneel schieten Binnen het Limburgs traditioneel schieten worden twee varianten onderscheiden: het harkschieten en het vogelschieten. De schutter schiet vanaf een vaste standplaats op het doel (de hark of de vogel), dat is aangebracht op een schietboom. Bij het gebruik van een kogelvanger rust het wapen hierbij op een oplegsteun of affuit. In het algemeen worden bij het Limburgs traditioneel schieten geweren (zware buksen) gebruikt met kogels met de kalibernummers 12 en 16. Dit zijn cilindrische kogels met een massa van 37,80 gram voor de kogel van het kaliber 12 en 28,35 gram voor de kogel van het kaliber 16. De aanvangssnelheid van de profielen bedraagt maximaal 230 m/sec aan de loop. Als doel wordt de hark of de vogel gebruikt. De hark is een houten raamwerk en bestaat uit een groot aantal houten regels met daarop, middels dwarslatjes, bevestigd een groot aantal blokjes hout (maximaal 180) die door middel van stokjes zijn verbonden aan verticale houten regels. De blokjes worden als doel gebruikt. Het zogenaamde Koningschieten gebeurt niet overal op dezelfde manier. De vorm van het doel en het kaliber waarmee wordt geschoten, variëren. Bij het Koningschieten is het doel veelal een vogel. De uit voering van de vogel kan verschillen tussen een afbeelding van een vogel op een houten plaat tot een blok hout in de vorm van een vogel. In beide gevallen, dus zowel bij het schieten op de hark als bij het schieten op de vogel, maakt men gebruik van dezelfde wapens. De inrichting kan bestaan uit één of meer schietbomen, die minimaal 5 meter uit elkaar moeten worden geplaatst. Bij het jaarlijks Oud Limburgs Schuttersfeest van de O.L.S.-Federatie worden soms wel tot 40 schietbomen gebruikt.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
11
12
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
2. Het beoordelingskader Inrichtingen, die zijn bedoeld voor Limburgs traditioneel schieten, vallen onder categorie 17 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb): ‘inrichtingen waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen’. Dit betekent dat op basis van artikel 8.1, lid 1 Wet milieubeheer (Wm) de inrichtingen van schutterijen zijn aangewezen als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en in beginsel vergunningplichtig zijn. Op grond van artikel 8.2 van de Wet milieubeheer zijn burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin de inrichting van een schutterij geheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen, het bevoegd gezag om te beslissen op een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat een vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan een vergunning voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast. Bij de toepassing van de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer komt het bevoegd gezag een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de best beschikbare techniek. Bij het opstellen van de Handreiking van 2006 is getracht een oplossing te zoeken voor de in de praktijk gesignaleerde problemen bij de verlening van vergunningen op grond van de Wet milieubeheer voor schietinrichtingen, waarin het Limburgs traditioneel schieten wordt beoefend. In het bijzonder is hierbij gekeken naar de problemen, die zich voordoen bij het toepassen van de Circulaire traditioneel schieten, de Circulaire schietlawaai en het Handboek milieuvergunningen. De onderhavige Handreiking is een actualisatie van de Handreiking van 2006. De Handreiking is met name aangepast naar aanleiding van een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het rapport Hinderbelevingsonderzoek traditioneel schieten in Limburg van 18 december 2008. De Handreiking richt zich op de aspecten bodem, geluid en veiligheid en biedt gemeenten een actueel niet bindend beoordelingskader bij het verlenen milieuvergunningen voor inrichtingen waarin het Limburgs traditioneel schieten wordt beoefend. Als de wijzigingen van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling conform de nu gepubliceerde ontwerpbesluiten in werking treden komt de vergunningplicht voor inrichtingen voor traditioneel schieten te vervallen en gelden in plaats daarvan algemene regels. In dat geval kunnen gemeenten de Handreiking als leidraad gebruiken bij het opnemen van aanvullende regels in de gemeentelijke verordeningen. Het beoordelingskader beperkt zich tot het Limburgs traditioneel schieten binnen een inrichting.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
13
A. Geluid - Algemeen In het verleden is gebleken dat het voor schutterijen in Limburg erg moeilijk is om te voldoen aan de geluidregelgeving. Hierdoor en door de centralisatie van schietterreinen worden schutterijen vaak gedwongen hun schietlocatie in de dorpskernen te verlaten. Door het verlies van de verbondenheid met het dorp, worden veel schutterijen in hun voortbestaan bedreigd. Om de traditie van Limburgs schieten te behouden is de Provincie Limburg in overleg met het ministerie van VROM op zoek gegaan naar oplossingen voor de geconstateerde knelpunten. Dit heeft ertoe geleid dat de Circulaire schietlawaai sinds 2006 niet meer van toepassing is op Limburgse schutterijen. Als alternatief beoordelingskader heeft de Provincie Limburg in 2006 de Handreiking Limburgs traditioneel schieten uitgebracht. Deze Handreiking moet oplossingen bieden voor de schutterijen en gelijktijdig de belangen van omwonenden beschermen. In deze Handreiking was een beoordelingskader opgenomen voor geluid. Het beoordelingskader bestond uit de Lknal voor de enkelvoudige knal en de Lr voor het herhaald aantal hoorbare knallen. In haar uitspraak van 13 juni 2007 met kenmerk 200606959 heeft de Raad van State aangegeven dat de onderbouwing van het toetsingskader voor de Lr ontoereikend is. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Provincie een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren (zie rapport ‘Hinderbelevingsonderzoek Traditioneel Schieten in Limburg’, 18 december 2008, Witteveen en Bos). In de voorliggende Handreiking zijn de aanbevelingen uit dit onderzoek opgevolgd. Dit betekent ten opzichte van de oorspronkelijke Handreiking dat: 1. Lknal gehandhaafd blijft ter voorkoming van gehoorschade en/of schrikreacties; 2. Lr en bijbehorende richtwaarden niet meer opgenomen zijn en daarvoor in de plaats een limiet gesteld is voor het aantal schoten per uur. - Enkelvoudige knal: Lknal
De toetsingswaarde voor Lknal is: Nieuwe inrichting
: Lknal ≤
½ * Lomg + 50
Bestaande inrichting : Lknal ≤ ½ * Lomg + 50
na treffen maatregelen verruiming mogelijk tot Lknal ≤ ½ * Lomg + 55
Lknal = het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls, als invallend geluid ter plaatse van
gevoelige bestemming Lomg
= het geluidniveau gebaseerd op de omgevingstypologie
Omgevingstypologie
L
Landelijk gebied / weinig, geen verkeer
40 dB(A)
Verspreide bebouwing / beperkt verkeer
45 dB(A)
Woonwijk / verkeer
50 dB(A)
14
omg,etm
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
De waarden voor Lomg in de avondperiode zijn 5 dB(A) lager. Toelichting: Bij hogere geluidniveaus kunnen schrikeffecten aanleiding geven tot afwijking van de algemene dosiseffect relatie. Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij deze effecten optreden, is afhankelijk van het achtergrondgeluidniveau ter plaatse. Dit is tot uitdrukking gebracht in bovenstaande formules door Lknal te relateren aan Lomg. De waarden voor Lomg kunnen worden bepaald op basis van de omgevingstypologie. Vooral de aanwezigheid van verkeer blijkt in de praktijk bepalend voor het aanwezige achtergrondniveau. In geval van onduidelijkheid over de gebiedstypering of in geval van twijfel kan Lomg ook door meting worden vastgesteld. De manier waarop deze meting plaatsvindt, is beschreven in de handreiking ‘Vastleggen bestaande situatie geluid (nulsituatie)’ van de Regiegroep Geluid Limburg (www.geluidlimburg.nl). Een probleem bij metingen is in veel gevallen dat deze slecht zijn te reproduceren en dat de gemeten waarden daarom sterk kunnen variëren. Metingen van het achtergrondniveau zullen in veel gevallen dan ook over langere perioden uitgevoerd moeten worden. Onze voorkeur gaat dan ook, indien mogelijk, uit naar het hanteren van de gebiedstypologieën zoals hierboven aangegeven. Voor bestaande inrichtingen is een correctiefactor van ten hoogste 55 dB(A) gehanteerd. Uitgangspunten zijn hierbij dat met het treffen van aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld gedempte buksen) redelijkerwijs geen verdere reductie meer realiseerbaar is en dat reeds getroffen maatregelen respectievelijk aanwezige voorzieningen niet zonder meer telkens vervangen hoeven te worden door nieuwe, verbeterde uitvoeringen. In bestaande situaties is na het treffen van maatregelen nog een ontheffing mogelijk. Dit is in het geval dat het gebruik van een kogelvanger leidt tot een overschrijding van het toegestane geluidniveau. Voor nieuwe inrichtingen wordt conform de circulaire traditioneel schieten uitgegaan van een correctiefactor van 50 dB(A). Een ontheffing is in deze situaties uitsluitend mogelijk wanneer door het treffen van maatregelen geen verdere reductie meer mogelijk is. Wij achten dit toelaatbaar vanuit de gedachte dat bij nieuwe inrichtingen de maatregelen initieel beter afgestemd kunnen worden op de toelaatbare geluidsimmissie. Lknal wordt bepaald door metingen. Geluidmeters, die worden gebruikt voor het meten van pulsvormige geluiden zoals knallen van schietwapens, dienen te voldoen aan de norm van het International Electro technical Committee IEC 179A: ‘Precision Impulse Soundlevel Meters’, waarin een meterfunctie is gestandaardiseerd met een integratietijd van 35 msec. Om overeenstemming te krijgen met de frequentie-afhankelijke eigenschappen van het menselijk gehoor hoort de meter bovendien voorzien te zijn van een ‘A’-filter. De metingen worden uitgevoerd in de stand ‘impuls’ met gelijktijdige ‘A’-weging. De activiteiten van Schutterijen vinden plaats in de dagperiode en de vroege avond. Het is voor de uitvoering van metingen praktisch, maar vanuit hinderoptiek ook redelijk, niet verder te differentiëren in verschillende meethoogtes per etmaal periode. Voor de metingen van de Lknal bij het Oud Limburgs schieten wordt daarom een uniforme meethoogte gehanteerd van 1,5 meter.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
15
- Herhaalde knallen Op basis van onderzoeksresultaten (zie rapport ‘Hinderbelevingsonderzoek Traditioneel Schieten in Limburg’, 18 december 2008, Witteveen en Bos) wordt geadviseerd om het aantal schoten per uur te limiteren. De gevonden correlatie tussen het aantal schoten per uur en de hinderfrequentie kan er namelijk op duiden dat de hinder toeneemt naar mate het aantal schoten per uur toeneemt. Bij een schotfrequentie van 120 schoten per uur (zie afbeelding 4.7 uit rapport ‘Hinderbelevingsonderzoek Traditioneel Schieten in Limburg’, 18 december 2008, Witteveen en Bos) wordt verwacht dat de hinderfrequentie maximaal 4 % zal bedragen, hetgeen zeer laag is in relatie tot andere geluidsbronnen. De verwachte mate van (ernstige) hinder daarbij is nihil. Aangezien een dergelijke situatie als zeer acceptabel te benoemen is, wordt geadviseerd de schotfrequentie te limiteren op 120 schoten per uur. - Inherente afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van de toetsingswaarden. Hierbij gaan onze gedachten uit naar de onderstaande situatie, waarbij is aangesloten bij hetgeen hierover in de Circulaire traditioneel schieten is bepaald: 1. in de afgelopen 10 jaar zijn geen klachten over geluidhinder tengevolge van schietactiviteiten opgetreden (waarbij één of twee incidentele klachten binnen deze periode niet als maatgevend worden beschouwd). 2. de geluidsbelasting tengevolge van een vergunningplichtige wijziging (bijvoorbeeld het plaatsen van een kogelvanger) neemt niet essentieel toe. Als zodanig wordt gedacht aan een toename van maximaal 3 dB(A). 3. de vigerende activiteiten mogen niet in omvang zijn toegenomen. 4. de activiteit vindt niet plaats in of nabij een stiltegebied, zoals opgenomen in de provinciale milieuverordening. - Incidentele activiteiten Er kan in de Wet milieubeheervergunning ontheffing worden verleend om maximaal twaalf maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren, die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de representatieve bedrijfssituatie uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties), welke niet worden gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Dat wil niet zeggen dat daaraan geen limiet kan worden gesteld: de jurisprudentie vereist dat in deze gevallen wordt nagegaan in hoeverre de hinder kan worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door minder ontheffingen te verlenen, geluidgrenzen op te leggen of de duur van de ontheffingen te beperken. - Handhaving Uitgangspunt is dat het aantal schoten per uur wordt geregistreerd. Aan de hand van het logboek dat door schutterijen wordt bijgehouden is achteraf een gemakkelijke controle mogelijk. - Geluidreducerende maatregelen Door het treffen van geluidreducerende maatregelen kan het geluid tengevolge van het Limburgs traditioneel schieten in belangrijke mate worden gereduceerd. De vraag of en zo ja, welke geluidreducerende
16
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
maatregelen in een specifieke situatie worden opgelegd bij het verlenen van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, laten wij over aan de gemeenten. Hierbij wijzen wij er op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat traditionele en folkloristische belangen in zoverre een rol kunnen spelen bij de invulling van de beoordelingsvrijheid, dat deze betrokken mogen worden bij de vraag welke geluidbeperkende maatregelen redelijkerwijs kunnen worden verlangd (uitspraak van 14 maart 2005, nr. E03.98.0671). Bij het treffen van geluidreducerende maatregelen kan worden gedacht aan: 1. de situering van het terrein ten opzichte van gevoelige objecten. Het situeren van een schietterrein op voldoende afstand van de dichtstbijgelegen geluidgevoelige bestemmingen (woningen) is van groot belang. Door voldoende afstand te houden, blijft de Lknal binnen hetgeen toelaatbaar is. Daarnaast kan de situering van het schietterein ten opzichte van de reeds in de periferie van het terrein aanwezige (niet gevoelige) objecten, die een afschermende werking hebben, effect sorteren. 2. de oriëntatie van het terrein in verband met de richtingsgevoeligheid van de geluiduitstraling. De richting van het schietterrein ten opzichte van de woningen kan zo mogelijk worden geoptimaliseerd. De geluiduitstraling van de buksen is namelijk in voorwaartse richting aanmerkelijk hoger dan in achterwaartse richting. 3. de toepassing van geluidgedempte voorzieningen. Door het toepassen van voorzieningen als gemodificeerde buksen en gedempte kogelvangers zijn aanmerkelijke reducties van Lknal te realiseren (waarover later meer). 4. de toepassing van maatregelen in de overdracht. Afschermende maatregelen nabij de schutter kunnen in sommige situaties een extra reductie van de geluiduitstraling opleveren. Doorgaans is deze maatregel minder effectief bij de toepassing van een kogelvanger, aangezien de geluiduitstraling van de inslag van de kogels op deze hooggelegen niet afgeschermde bron dan in de meeste gevallen maatgevend wordt. Voor wat betreft de toepassing van geluidgedempte voorzieningen, specifiek voor de gemodificeerde buks en de gedempte kogelvanger, merken wij aanvullend het volgende op: Gemodificeerde buks Voor nieuwe inrichtingen is de haalbaarheid van de norm voor Lknal in sterke mate afhankelijk van de toepassing van de gedempte buks als bronmaatregel. Met de toepassing van de zogenaamde gemodificeerde buksen (met knaldemping door een geperforeerde buis voor in het loopverlengstuk te plaatsten) is een aanzienlijke reductie op de geluiduitstraling van het knalgeluid te realiseren. Bijkomende voordelen zijn dat toepassing van deze voorzieningen geen nadelige invloed op de precisie van de buksen hebben, op de meeste (zware) buksen kunnen worden toegepast en een hoge kosteneffectiviteit kennen. Om te voorkomen dat de Lknal altijd gemeten moet worden, zijn in het verleden diverse onderzoeken uitgevoerd voor Limburgse schutterijen. Deze onderzoeken hadden betrekking op individuele schutterijen en op algemene gegevens voor schutterijen zoals de geluiduitstraling van een buks of kogelvanger (Akoestisch onderzoek schutterijen, Witteveen+Bos, september 1998; Geluidsreductie bij het schieten met een kogel-
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
17
vanger, Witteveen+Bos, januari 2000; Bepaling bronvermogens bij schietlawaai, Witteveen+Bos, maart 2008). In tabel 1 worden de gehanteerde bronvermogens getoond voor normale en gemodificeerde buksen. Daarnaast kan de buks in een omkasting worden geplaatst. Een omkasting levert een extra reductie van 10 dB(A). tabel 1. Gehanteerde bronvermogens in dB(A) ref. 10-12W positie* 31,5 Hz 63 Hz 125 Hz 250 Hz 500 Hz 1 kHz 2 kHz 4 kHz 8 kHz totaal normale buks 0° --106 116 130 135 136 131 121 139,8 90° --100 109 119 125 127 126 120 131,5 180° --98 106 116 121 125 126 119 129,8 gemodificeerde buks 0° 78 90 94 102 121 126 126 124 114 130,8 90° 87 87 87 92 107 112 114 117 108 120,1 180° 91 91 91 95 100 107 112 110 106 115,6 * 0° is de schietrichting, 90° is links of rechts ten opzichte van de schietrichting, 180° is tegenovergesteld aan de schietrichting.
Geluidgedempte kogelvanger Uit jurisprudentie komt naar voren dat kogelvangers de best beschikbare techniek zijn. In specifieke situaties kan het echter geluidtechnisch gezien noodzakelijk zijn om een geluidgedempte kogelvanger te plaatsen. Voor geluidgedempte kogelvangers geldt het volgende. Voor de inslag van een kogel op een (d.m.v. een kap) geluidgedempte kogelvanger geldt (indicatief) een bronniveau van circa 120 dB(A). Daarmee is het bronvermogen aanzienlijk lager dan dat van het geluid tengevolge van de conventionele buks. In sommige gevallen waarbij sprake is van een afschermende objecten tussen schutter en gevoelige bestemming, blijkt na het installeren van een kogelvanger de geluidbelasting toe te nemen, als gevolg van de nieuwe hooggepositioneerde en niet-afgeschermde bron ten gevolge van de kogelinslag op de kogelvanger. In die gevallen dient onderzocht te worden of er alternatieve oplossingen zijn. Er zijn inmiddels ook kogelvangers beschikbaar met een niet-transparante achterplaat met een nog hogere demping, waarbij de kogel in een absorberende laag (de zogenaamde ‘wattenbak’) wordt opgevangen. In dit geval draagt de kogelvanger vrijwel niet meer bij aan de geluiduitstraling. Om te voorkomen dat de Lknal altijd gemeten moet worden, zijn in het verleden diverse onderzoeken uitgevoerd voor Limburgse schutterijen. Deze onderzoeken hadden betrekking op individuele schutterijen en op algemene gegevens voor schutterijen zoals de geluiduitstraling van een buks of kogelvanger (Akoestisch onderzoek schutterijen, Witteveen+Bos, september 1998; Geluidsreductie bij het schieten met een kogelvanger, Witteveen+Bos, januari 2000; Bepaling bronvermogens bij schietlawaai, Witteveen+Bos, maart 2008). In tabel 2 worden de gehanteerde bronvermogens getoond voor normale en gedempte kogelvangers.
18
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
tabel 2. Gehanteerde bronvermogens in dB(A) ref. 10-12W positie* 31,5 Hz 63 Hz 125 Hz 250 Hz 500 Hz 1 kHz 2 kHz 4 kHz 8 kHz totaal normale kogelvanger rondom --100 109 122 128 130 132 124 135,6 gedempte kogelvanger rondom --85 94 107 113 115 116 108 120,1 * 0° is de schietrichting, 90° is links of rechts ten opzichte van de schietrichting, 180° is tegenovergesteld aan de schietrichting.
B. Bodem Voor het aspect bodem worden voor reguliere activiteiten de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Uitgangspunt: kogelvanger in combinatie met affuit
Toelichting: Bij het Limburgs traditioneel schieten wordt gebruikt gemaakt van loden kogels. Lood is toxisch voor de mens en de meeste loodverbindingen zijn matig toxisch voor plant en dier. In het kader van het IMP Milieubeheer 1987-1990 is lood geplaatst op de lijst van zwarte stoffen in het milieubeleid voor de compartimenten bodem en lucht. Dit betekent dat het in het milieu brengen van deze stof dient te worden vermeden. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft geoordeeld dat ter bescherming van de bodem gebruik moet worden gemaakt van de best beschikbare techniek (b.b.t.) en dat een kogelvanger als b.b.t. wordt aangemerkt. Dit houdt in dat schutterijen in principe binnen permanente schietinrichtingen gebruik moeten maken van kogelvangers. In de wijziging van het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Activiteitenregeling (die naar verwachting ingaat in 2010) zal deze verplichting worden opgenomen. De Provincie heeft voor 2009 een nieuwe subsidieregeling voor de aanschaf van kogelvangers opengesteld. Hiervoor is in totaal € 900.000,- beschikbaar gesteld. De nieuwe subsidieregeling is een vervolg op de oude subsidieregeling, die in 2004 is ingetrokken. Schutterijen die nog niet voorzien zijn van een kogelvanger kunnen in aanmerking komen voor een subsidie. Daarnaast is ook subsidie beschikbaar voor kogelvangers die in de periode 2004-2008 zijn geplaatst. Incidentele activiteiten Bij incidentele activiteiten kan, naar onze mening bij wijze van uitzondering in bijzondere situaties, worden volstaan met het opleggen van een raapverplichting onder de volgende uitdrukkelijke voorwaarden, welke afkomstig zijn uit de circulaire traditioneel schieten: 1. de aard van het terrein maakt een goede terugwinning van de kogels mogelijk (geen bos, moeras, oppervlaktewater, of struikgewas in het valgebied); 2. terugwinning vindt zo goed mogelijk plaats (ten minste 90% van de in de bodem aanwezige kogels per ‘terugwinoperatie’); 3. gezien de aard en het gebruik van de grond bestaan er geen verhoogde risico’s als gevolg van de na het rapen tijdelijk in de grond achterblijvende kogels.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
19
4. indien van toepassing: de eigenaar van het terrein moet op voorhand toestemming hebben verleend voor het rapen; de vergunning dient waarborgen te bevatten waarmee het voldoen aan de raapplicht gecontroleerd en geverifiëerd kan worden; 5. de gemeente dient deze controles ook daadwerkelijk en aantoonbaar uit te voeren.
C. Veiligheid Voor het aspect veiligheid worden voor reguliere activiteiten de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Uitgangspunten:
- kogelvanger in combinatie met affuit - onveilige zone van 4 meter (plus breedte kogelvanger) bij 8-10 meter
- mondingsnelheid van maximaal 230 m/s
- strikte laadprocedure
- schieten onder toezicht
Toelichting: Het bij het aspect bodem gehanteerde uitgangspunt van de kogelvanger in combinatie met de affuit, heeft ook een positief effect op de veiligheid. Door het gebruik van een kogelvanger met een adequaat afgestelde affuit worden immers alle kogels opgevangen en de onveilige zone blijft beperkt tot een gebied tussen de schietboom en oplegsteun. Geadviseerd wordt hiervoor een zone van 4 meter (plus de breedte van de kogelvanger) bij 8 tot 10 meter te creëren (zie onderstaande figuur). Ten behoeve van het minimaliseren van mogelijke ongemakken (zoals bijvoorbeeld geluidshinder en houtsnippers) voor omwonenden raden wij verder aan de onveilige zone zover mogelijk van omliggende percelen te situeren.
2m
kogelvanger
2m
4m
8-10 m
8-10 m
oplegsteun
verharding t.b.v. bodem1
Bovenstaande onveilige zone geldt overigens niet als geschoten wordt op een houten blok/knoest. In dat geval kan de kogel namelijk afketsen en niet in de kogelvanger terecht komen. Veiligheidshalve wordt dan geadviseerd te kiezen voor een onveilige zone waarbij een straal van 25 meter rond de schietboom wordt aangehouden. Vanwege de opvangcapaciteit van de kogelvanger kan worden volstaan met een halve cirkel. 1. Bij een wattenbak kan de verharding achterwege blijven.
20
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Voor wat betreft de wapens gaan wij uit van de voor Oud Limburgs schieten gebruikelijke zware buks, gebruikelijke munitie en kruitlading en de daaruit resulterende maximale mondingsnelheid van 230 m/s. Aanbevolen wordt om in de Wet milieubeheervergunning de verplichting op te nemen dat de in te zetten buksen jaarlijks worden gecontroleerd op hun veiligheid en mondingsnelheid. Tevens verkleint een strikte laadprocedure de kans op ongelukken. Geadviseerd wordt om voor te schrijven dat iedere schietmeester en iedere schutter het laden van de buks zodanig laat verlopen dat er geen gevaar voor de omgeving kan ontstaan en de buks alleen geladen of ontladen mag worden wanneer deze op de aanlegpaal rust met de loopmonding in de richting van het gedeelte van de schietboom waarop geschoten moet worden. Ook het schieten onder toezicht verhoogt de veiligheid. De Oud-Limburgse Schuttersfederatie heeft overigens zelf een document opgesteld met richtlijnen om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen (‘Veiligheid schootsveld’ d.d. november 2008). Geadviseerd wordt om in de Wet milieubeheervergunning de verplichting op te nemen dat gehandeld dient te worden in overeenstemming met (de meest recente versie van) het document ‘Veiligheid schootsveld’. Incidentele activiteiten Bij incidentele activiteiten kan, naar onze mening bij wijze van uitzondering in bijzondere situaties, geschoten worden op open veld. Voor de bepaling van de minimale dimensionering van de onveilige zone (het schootsveld) verwijzen wij naar bijlage 1. Om ervoor te zorgen dat geen kogels buiten het schootsveld komen, mag er dan wel niet geschoten worden bij windsnelheden van meer dan 5,0 m/s (vergelijkbaar met windkracht 3 op de schaal van Beaufort). Ten behoeve van de veiligheid moet op alle wegen en paden die toegang geven tot het schootsveld een wit waarschuwingsbord geplaatst worden met daarop met rode letters de tekst ‘SCHIETTERREIN. Het achter dit bord gelegen terrein is levensgevaarlijk wegens schietoefeningen wanneer op dit bord een rode vlag is geplaatst.’. De hoogte van de letters moet tenminste 80 mm bedragen. Tijdens het schieten moet op het bord een rode vlag zijn geplaatst.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
21
22
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
3. Samenvatting
A. Geluid - Enkelvoudige knal: Lknal
De toetsingswaarde voor Lknal is: Nieuwe inrichting
: Lknal ≤
½ * Lomg + 50
Bestaande inrichting : Lknal ≤ ½ * Lomg + 50
na treffen maatregelen verruiming mogelijk tot Lknal ≤ ½ * Lomg + 55
Lknal = het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls, als invallend geluid ter plaatse van
gevoelige bestemming Lomg
= het geluidniveau gebaseerd op de omgevingstypologie
Omgevingstypologie
L
Landelijk gebied / weinig, geen verkeer Verspreide bebouwing / beperkt verkeer Woonwijk / verkeer
40 dB(A) 45 dB(A) 50 dB(A)
omg,etm
De waarden voor Lomg in de avondperiode zijn 5 dB(A) lager. - Herhaalde knallen Maximale schotfrequentie van 120 schoten per uur.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
23
B. Bodem Uitgangspunt: kogelvanger in combinatie met affuit
C. Veiligheid Uitgangspunten:
- kogelvanger in combinatie met affuit - onveilige zone van 4 meter (plus breedte kogelvanger) bij 8-10 meter
- mondingsnelheid van maximaal 230 m/s
- strikte laadprocedure
- schieten onder toezicht
24
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
4. Literatuurlijst 1.
G.F. Smoorenburg, BG-HR-10-01 (voorlopige evaluatie van de geluidhinder van schietinrichtingen), TNO, juni 1979;
2.
M.J.G. Delamboy, E.P.J. Eummelen en C.C. Gehlen, Bodemverontreiniging door loden kogels, Hogeschool Heerlen, januari 1990;
3.
J. Vos en F.W.M. Geutsen, IZF 1992 A-13 (geluidhinder rond onregelmatig gebruikte schietbanen: een studie naar het verwachte effect van verschillende tijdschema’s), TNO, juni 1992;
4.
H. Booij, M.A.G.T van den Hoop, J.A. Janus en B. Loos, Alternatieven onder schot (een vergelijking tussen bismut, zink en lood bij de jacht en sportvisserij), RIVM, september 1993;
5.
H. Horbach en P. van der Haar, Een verantwoord schot in de toekomst (verkennend onderzoek naar de milieu-effecten van het gebruik van loden kogels bij schietactiviteiten van Oud-Limburgse schutterijen), Witteveen+Bos, februari 1995;
6.
A.C. Leget, BU2.95/000339, Beperking loodbelasting van de bodem bij traditioneel schieten, TNO, mei 1995.
7.
Circulaire inzake beperking loodbelasting van de bodem bij traditioneel schieten, Ministerie van VROM, september 1995;
8.
E. Gordijn, W. Soede en J.J.W.M. Thewissen, Akoestisch onderzoek schutterijen, Witteveen+Bos, september 1998;
9.
Circulaire traditioneel schieten, Ministerie van VROM, april 1999;
10.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Maternus Wijlre, Witteveen+Bos, mei 1999;
11.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Hubertus Schaesberg (Landgraaf), Witteveen+Bos, juni 1999;
12.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Nicolaas Meijel, Witteveen+Bos, augustus 1999;
13.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Willibrordus Meijel, Witteveen+Bos, augustus 1999;
14.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Aldegundis Buggenum, Witteveen+Bos, augustus 1999;
15.
J.A. Janus, J.A. Annema, J.M.M. Aben, W. Slooff en L.G. Wesselink, Evaluatiedocument lood, RIVM, september 1999;
16.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Jan Grubbenvorst, Witteveen+Bos, september 1999;
17.
C.M.E.M. Aquina, Akoestisch onderzoek schutterijen in de gemeente Weert, Gemeente Weert, november 1999;
18.
E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij Wilhelmina-Hingen, Witteveen+Bos, november 1999;
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
25
19.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Urbanus Helden-Grashoek, Witteveen+Bos, november 1999;
20.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Paulus Epen, Witteveen+Bos, december 1999;
21.
J.J.W.M. Thewissen, E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai het Naxhtwachtgilde Valkenburg, Witteveen+Bos, december 1999;
22.
J.J.W.M. Thewissen en E. Gordijn, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Cornelius Irene Posterholt, Witteveen+Bos, januari 2000;
23.
E.N.H. Heijnen en E. Gordijn, Geluidsreductie bij het schieten met een kogelvanger, Witteveen+Bos, januari 2000;
24.
E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek naar de verplaatsing van de DD schutterij naar de binnenstad, Witteveen+Bos, januari 2000;
25.
J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij Prins Hendrik te St. Odiliënberg, Witteveen+Bos, juli 2000;
26.
J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Urbanus te Montfort, Witteveen+Bos, juli 2000;
27.
J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Mechelen, Witteveen+Bos, juli 2000;
28.
J.J.W.M. Thewissen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Martinus Vaesrade, Witteveen+Bos, juli 2000;
29.
J. van den Bos, Schieten op schietbanen, sport, recreatie of bron van hinder, Van den Bos milieuadvies, december 2000;
30.
E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Martinus Horn, Witteveen+Bos, december 2000;
31.
E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. George te Simpelveld, Witteveen+Bos, februari 2001;
32.
E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Joseph 1886 te Koningsbosch, Witteveen+Bos, maart 2001;
33.
E.N.H. Heijnen en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schuttersgezelschap St. Sebastiaan te Schimmert, Witteveen+Bos, juni 2001;
34.
S. van der Sterren en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianusgilde Beegden, Witteveen+Bos, oktober 2001;
35.
S. van der Sterren en N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianusgilde te Heel, Witteveen+Bos, oktober 2001;
36.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt door schutterij St. Sebastianus te Eijsden, Witteveen+Bos, maart 2002;
37.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, mei 2002;
38.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai veroorzaakt schutterij St. Sebastianus OostMaarland (Eijsden), Witteveen+Bos, maart 2003;
39.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, september 2003;
26
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
40.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Gilde Sevenum, Witteveen+Bos, januari 2004;
41.
Besluit kleiduivenschieten Wms (Besluit van 19 mei 2004, houdende regels inzake het beperken van de milieugevolgen van het kleiduivenschieten), Ministerie van VROM, mei 2004;
42.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schutterijen (noodzakelijke afstand tot woningen), Witteveen+Bos, juni 2004;
43.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Nicolaas Meijel, Witteveen+Bos, juni 2004;
44.
C.M.E.M. Aquina en J. van der Werf, Akoestisch onderzoek A-042159, DvL milieu en techniek, december 2004;
45.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Sebastianus Mheer, Witteveen+Bos, december 2004;
46.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij St. Laurentius Spaubeek, Witteveen+Bos, december 2004;
47.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek schietlawaai schutterij Sint Nicolaas te Meijel, Witteveen+Bos. januari 2005;
48.
N.J.W. Pirovano, Akoestisch onderzoek behorende bij de aanvroog voor een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer schutterij Wilhelmina Echt-Hingen, Witteveen+Bos, juli 2005;
49.
N.J.W. Pirovano, MT782-2/sumt/003, Ondersteuning bij opstellen beleid voor schutterijen, Witteveen + Bos, 2 mei 2006;
50.
C.J. Valk, Hinderbelevingsonderzoek Traditioneel Schieten in Limburg, Witteveen+Bos, december 2008;
51.
OLS, Veiligheid schootsveld, november 2008.
52.
N.J.W. Pirovano, Uitwendig ballistisch onderzoek, Witteveen+Bos, oktober 2008
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
27
28
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Bijlagen
Bijlage 1. Onveilige zone bij schieten op openveld Bijlage 2. Verzamelen van kogels bij schieten op openveld Bijlage 3. Suggesties voor controle en handhaving Bijlage 4. Stroomschema’s structurele activiteiten binnen de inrichting Bijlage 5. Aanbevelingen ten behoeve van beoordeling van evenementen Bijlage 6. Stroomschema evenementen
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
29
Bijlage 1. Onveilige zone bij schieten op openveld Bij incidentele activiteiten of evenementen kan, naar onze mening indien er geen kogelvanger(s) voor handen zijn bij wijze van uitzondering, geschoten worden op open veld. Ten behoeve van de veiligheid wordt daarbij uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunten:
- onveilige zone conform figuur 1 - aanlegpalen (bij plaatsing rekening houden met standaardafwijking van alle kogels van 10 naar links)
- afstand oplegsteun tot schietboom 8-10 meter
- maximale wind van 5 m/s
- waarschuwingsborden schietgevaar bij toegangswegen
- mondingsnelheid van maximaal 230 m/s
- jaarlijkse controle buksen op mondingsnelheid
- strikte laadprocedure
- schieten onder toezicht
Toelichting: In figuur 1 is schematisch de bepaling van de onveilige zone aangegeven. De afmetingen zijn hierbij gebaseerd op de circulaire traditioneel schieten. In afwijking hiervan is wel de afstand aan weerszijde van de schutter verkleind van 50 naar 5 meter. Op basis van aanvullend onderzoek (N.J.W. Pirovano, Uitwendig ballistisch onderzoek, Witteveen+Bos, oktober 2008) is deze afwijking verantwoord.
30
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
ca. 690 – 785 meter
Figuur 1. Bepaling van de onveilige zone bij schieten op openveld
Figuur 2. Bepaling van de gecombineerde valzone en het omhullend schootsveld bij schieten op openveld (voorbeeld) Toelichting: Bij evenementen en bij schietactiviteiten met meerdere schietpalen wordt geadviseerd de afzonderlijke schootsvelden zodanig uit te richten dat de hartlijnen elkaar kruisen op een afstand van ca. 450 meter ter plaatse van de intensieve valzone. Het te hanteren schootsveld wordt bepaald door de ‘omhullende’ van de diverse afzonderlijke schootsvelden (A-Z). Hiermee wordt bewerkstelligd dat de kogels in een aanmerkelijk beperkt gebied (gecombineerde valzone) terecht komen en daardoor beter en gemakkelijker teruggevonden kunnen worden. De schietpalen mogen zich, in tegenstelling tot de figuur hierboven, daarbij desgewenst ook op één lijn bevinden.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
31
Bijlage 2. Verzamelen van kogels bij schieten op openveld Verzamelen van kogels in weide Onder weide wordt een gebied verstaan dat (in hoofdzaak) gebruikt wordt voor het weiden van vee dan wel voor het verbouwen van gras als voedergewas. Kenmerkend is het feit dat er niet jaarlijks geploegd wordt waardoor de zode vrij stevig is en vallende kogels niet erg diep de grond in dringen. Zoekacties kunnen in feite gedurende het gehele jaar gepland worden, afhankelijk van de weersomstandigheden en de aanwezigheid van vee in het gebied. Zo spoedig mogelijk na afloop van de jaarlijkse schietactiviteiten, maar in ieder geval voor het begin van het volgende seizoen (uiterlijk 1 april), moet de onveilige zone met behulp van een metaaldetector 1 afgezocht worden. Dit dient bij voorkeur te geschieden door ervaren zoekers. Indien deze niet aanwezig zijn is het raadzaam om:
zich in het eerste jaar uitvoerig te laten voorlichten door (een) ervaren zoeker(s);
ieder jaar zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde zoeker(s) binnen een schutterij;
eventueel zoekacties van verschillende schutterijen te combineren door dezelfde zoekers te gebruiken.
Teneinde de onveilige zone effectief te kunnen afzoeken, is het raadzaam het gebied in vakken onder te verdelen. De grootte van deze vakken, die bijvoorbeeld met behulp van houten (semi)permanente paaltjes en (tijdelijk) plastic afzetlint uitgezet kunnen worden, is afhankelijk van de hoeveelheid zoekers en daarmee dus ook van de grootte van het gebied dat bijvoorbeeld in één dagdeel afgezocht kan worden. Uit het verrichte onderzoek is gebleken, dat het percentage teruggevonden kogels afneemt met toenemende grootte van de uitgezette zoekvakken. De teruggevonden kogels dienen met een kleine steekschop (of anderszins, bijvoorbeeld een aspergemes) uit de grond gestoken te worden. Het werken in tweetallen is daarom aan te raden. De kogels worden verzameld, geregistreerd en zoveel mogelijk hergebruikt. Van de verschoten kogels moet na elk schietseizoen tenminste 90% worden opgespoord en uit de onveilige zone worden verwijderd. Bij het beëindigen van de werking van de schietinrichting moet de daaraan verbonden onveilige zone worden ontdaan van alle zich daarin bevindende kogels.
1 Het zoeken met een metaaldetector gebeurt door de detectieschijf van de op de juiste wijze ingestelde detector zo dicht mogelijk over de grond te zwaaien. Lang gras, gewassen, takken en oppervlakkige oneffenheden zullen het zoekproces bemoeilijken, terwijl sloten (waarvan dan ook het voorkomen in de onveilige zone geheel vermeden dienen te worden) het geheel onmogelijk maken. Bij het zoeken dient de schijf evenwijdig aan de grond te worden bewogen met een zodanige snelheid, dat de zwaai van links naar rechts (of van rechts naar links) in ca. één à twee seconde(n) wordt gemaakt. Nadat aldus een baan afgelopen is, dient met een lichte overlap en parallel hiermee een volgende baan te worden afgelopen. Op deze wijze wordt een vak in één keer, zonder onderbrekingen, afgewerkt. Metalen voorwerpen worden door een scherp signaal aangegeven en vervolgens uitgegraven.
32
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Verzamelen van kogels in akkerland Onder akkerland wordt verstaan een gebied dat (in hoofdzaak) gebruik wordt voor het telen van akker gewassen. Kenmerkend is het feit dat er jaarlijks meestal één of meerdere malen geploegd wordt waardoor de bovengrond relatief zacht is en vallende kogels relatief diep de grond in dringen. Zoekacties kunnen veelal pas plaatsvinden als de geteelde gewassen geoogst zijn en er nog geen nieuwe gewassen gezaaid of gepoot zijn. De zoekperiode zal dan ook veelal in de winterperiode liggen, waardoor de hoeveelheid effectief beschikbare dagen vrij klein is. Men moet dan ook niet wachten met zoeken tot het voorjaar. Een ander kenmerk van akkerland is de vaak hogere gehalten aan mineralen in de bodem, afkomstig van meststoffen, die het detecterend vermogen van de apparatuur nadelig beïnvloeden. Door het frequent ploegen worden op termijn dieper liggende kogels uiteindelijk weer aan het oppervlak gebracht, waardoor verwijdering ervan mogelijk wordt. Zo spoedig mogelijk na afloop van de jaarlijkse schietactiviteiten, maar in ieder geval voor het begin van het volgende seizoen (uiterlijk 1 april) moet de onveilige zone met behulp van een metaaldetector 2 afgezocht worden. Dit dient bij voorkeur te geschieden door ervaren zoekers. Indien die niet aanwezig zijn is het raadzaam om:
zich het eerste jaar uitvoerig te laten voorlichten door (een) ervaren zoeker(s);
ieder jaar zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde zoeker(s) binnen een schutterij.
eventueel zoekacties van verschillende schutterijen te combineren door dezelfde zoekers te gebruiken.
Teneinde de onveilige zone effectief te kunnen afzoeken, is het raadzaam het gebied in vakken onder te verdelen. De grootte van deze vakken, die bijvoorbeeld met behulp van houten (semi)permanente paaltjes en (tijdelijk) plastic afzetlint uitgezet kunnen worden, is afhankelijk van de hoeveelheid zoekers en daarmee dus ook van de grootte van het gebied dat bijvoorbeeld in één dagdeel afgezocht kan worden. Uit het verrichte onderzoek is gebleken dat het percentage teruggevonden kogels afneemt met toenemende grootte van de uitgezette zoekvakken. De teruggevonden kogels dienen met een kleine steekschop (of anderszins, bij voorbeeld een aspergemes) uit de grond gestoken te worden. Het werken in tweetallen is daarom aan te raden. De kogels worden verzameld, geregistreerd en zoveel mogelijk hergebruikt. Van de verschoten kogels moet na elk seizoen tenminste 90% worden opgespoord en uit de onveilige zone worden verwijderd. 2 Het zoeken met een metaaldetector gebeurt door de detectieschijf van de op de juiste wijze ingestelde detector zo dicht mogelijk over de grond te zwaaien. Lang gras, gewassen, takken en oppervlakkige oneffenheden zoals ploegvoren zullen het zoekproces bemoeilijken, terwijl sloten (waarvan dan ook het voorkomen in de onveilige zone vermeden dienen te worden) het geheel onmogelijk maken. Bij het zoeken dient de schijf evenwijdig aan de grond te worden bewogen met een zodanige snelheid dat de zwaai van links naar rechts (of van rechts naar links) in ca. één à twee seconde(n) wordt gemaakt. Iedere volgende zwaai moet aansluitend aan de vorige zwaai in de looprichting worden gemaakt. Nadat aldus een baan afgelopen is, dient met een lichte overlap en parallel hiermee een volgende baan te worden afgelopen. Op deze wijze wordt een vak in één keer, zonder onderbrekingen, afgewerkt. Metalen voorwerpen worden door een scherp signaal aangegeven en vervolgens uitgegraven.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
33
Bij het beëindigen van de werking van de schietinrichting moet de daaraan verbonden onveilige zone worden ontdaan van alle zich daarin bevindende kogels. Verzamelen van kogels in bos In deze Handreiking wordt (in navolging van de circulaire traditioneel schieten) onder het begrip ‘bos’ verstaan: een als zelfstandige eenheid te onderscheiden gebied van meer dan 20 bij elkaar staande bomen of struiken, niet zijnde een éénrijige beplanting, met een oppervlakte groter dan 1.000 m². Tevens wordt als bos in een intensieve valzone aangemerkt een verzameling bosjes (ook struiken bevattend), ieder kleiner dan 1.000 m² met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 4.300 m². Uit proefnemingen is gebleken dat met de huidige apparatuur een effectieve zoekactie in bosgebieden niet mogelijk is. Door de vele obstakels (snoei- en tophout, ondergroei) en de vaak losse bodem, wordt het gewenste terugvindpercentage (> 90%) niet gehaald. Daar waar de onveilige zone uit bos bestaat, moet altijd gebruik gemaakt worden van een kogelvanger. Indien aan alle verdere eisen van een onveilig gebied wordt voldaan, kan het gebruik van een affuit achterwege blijven. Algemeen: Het verzamelen van kogellood Het lood dat zich in de kogelvanger verzamelt, dient periodiek te worden verzameld. Verzameld lood (afkomstig uit de kogelvanger dan wel van zoekacties) dient te worden hergebruikt dan wel via de reguliere handel in gebruikte metalen te worden afgevoerd. Loodhoudende houtresten (vogel, gaal, kogelvangerbekleding) en vulmaterialen uit de kogelvanger (bijv. glaswol) dienen als gevaarlijk afval te worden afgevoerd. Verantwoording Teneinde het bevoegd gezag desgewenst inzicht te kunnen geven in de effectiviteit van de getroffen maatregelen, dient door iedere schutterij een logboek bijgehouden te worden. Hierin dient te worden vermeld:
het aantal en de soort kogels dat per schietdag wordt verschoten;
de data waarop wordt geschoten;
de data waarop kogels worden ingezameld;
het aantal ingezamelde kogels.
Het logboek moet aanwezig zijn in het schietlokaal, dan wel onder berusting zijn van een lid van de schutterij, waarvan naam en adres aan het gemeentebestuur is bekend gemaakt. Controle Ten minste twee weken voor de datum waarop verschoten kogels worden ingezameld, dient het bevoegd gezag van dit voornemen op de hoogte te worden gebracht. Aan het eind van het schietseizoen dient aan het bevoegd gezag een overzicht te worden verstrekt van het aantal kogels dat is verschoten en het aantal dat is ingezameld.
34
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Bijlage 3. Suggesties voor controle en handhaving Geluid Bij meting van Lknal dient deze plaats te vinden in de meterstand impuls. Ten aanzien van de uit te voeren controle en handhaving van geluid geldt dat het belangrijke voordelen kan hebben om de optredende Lknal niet enkel middels meting vast te stellen maar aan de hand van berekening. In dat geval wordt aan de hand van de (gemeten) optredende bronvermogens (van schot en kogelvanger) door middel van een overdrachtsmodel Lknal bepaald. In een logboek dient geregistreerd te worden waneer geschoten is (datum en tijdstip). Hieruit moet afgeleid kunnen worden hoeveel schoten per uur afgevuurd zijn. Daarnaast dient te worden geregistreerd of kogelvanger(s) worden ingezet, en van welk type. Door het in de vergunning opnemen van de representatieve bedrijfssituatie kan de handhaving aanzienlijk worden vereenvoudigd en achteraf voor een belangrijk deel plaatsvinden aan de hand van de gegevens in het logboek van vergunninghouder. Bodem Controle en handhaving van de voorschriften welke op de bodemkwaliteit zien, dienen in het bijzonder plaats te vinden aan de hand van een logboek waarin schietdagen en –uren en verschoten kogels door de vergunninghouder worden geregistreerd. Dit logboek ligt voor het bevoegd gezag ter inzage. Raapacties dienen bij het bevoegd gezag te worden aangekondigd. De resultaten van de raapacties (aantallen teruggevonden kogels) dienen eveneens in het logboek te worden geregistreerd. Veiligheid Controle en handhaving vindt hier in het bijzonder plaats aan de hand van de keuring van de kogelvangers door DMO (Dienst Materiaal en Organisatie). Daar waar geschoten wordt in het vrije veld kan het bevoegd gezag in voorkomende gevallen aan de hand van controle ter plaatse nagaan of voldaan is aan de nood zakelijke uitgangspunten ten aanzien van de veiligheid: bv. vrij schootsveld, afzetting schootsveld en signalering. De afmetingen van het schootsveld staan in nauwe relatie tot de maximale mondingssnelheid van de kogel. Daarom verdient het aanbeveling om jaarlijks middels meting controles uit te (doen) voeren van de maximale mondingssnelheid van de in te zetten buksen.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
35
Bijlage 4. Stroomschema’s structurele activiteiten binnen de inrichting Ter verduidelijking is in het navolgende in een aantal stroomschema’s aan de vergunningverlener, maar ook aan de schutterijen, een handreiking gegeven hoe in specifieke gevallen te kunnen komen tot optimale oplossingen. Hierbij worden de in deze Handreiking behandelde aspecten bodem, geluid en veiligheid in samenhang beschouwd. Het eerste stroomschema heeft betrekking op een nieuwe inricht waarvoor een oprichtingsvergunning nodig is en het tweede stroomschema heeft betrekking op een bestaande inrichting waarvoor een revisie- of wijzigingsvergunning nodig is. De schema’s zijn voorzien van een korte toelichting. De hierbij gegeven overwegingen gelden als een voorbeeld voor een daarbij te volgen gedachtegang. Voor de details ten aanzien van specifieke uitgangspunten en te hanteren toetsingskader en onderdelen hiervan wordt echter verwezen naar de hoofdtekst. De stroomschema’s hebben betrekking op de beoordeling van structurele activiteiten binnen de inrichting. Daarnaast is in bijlage 6. een schema toegevoegd voor de beoordeling van activiteiten buiten de inrichting, die doorgaans binnen de APV worden geregeld. Dat schema kan ook gebruikt worden voor de beoordeling van incidentele activiteiten binnen de inrichting. Van belang voor de toepassing van de stroomschema’s is dat met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit de vergunningplicht voor schietinrichtingen komt te vervallen. De stroomschema’s uit deze bijlage zijn dan dus niet meer bruikbaar. Rekenprogramma geluid: ‘Acoustishot’ Medio 2009 zal de Provincie een vernieuwde versie van het Rekenprogramma ‘Acoustishot’ via de website van de Provincie (www.limburg.nl) beschikbaar stellen. Met het programma ‘Acoustishot’ kunnen indicatieve berekeningen ten aanzien van het aspect geluid worden uitgevoerd die een indicatie geven van de haalbaarheid in relatie tot te treffen maatregelen en waarmee mogelijke locatievarianten op dit aspect kunnen worden vergeleken.
36
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Stroomschema structurele activiteiten binnen de inrichting: nieuwe inrichting
1. Toets kogelvanger kogelvanger?
Nee
Nee Niet vergunbaar
Ja
Ja Nee
2. Toets veilige zone
5. Andere locatie
Ja
3. Geluidstoets Lknal ≤ ½ · Lomg + 50 ?
Nee Nee Ja
4. Aanvullende maatregelen mogelijk?
Ja
Vergunbaar
6. Voorschriften
Toelichting op het stroomschema: Nieuwe inrichtingen zijn inrichtingen waarvoor nog niet eerder een vergunning is verleend. 1. Bij nieuwe inrichtingen is toepassing van een kogelvanger uitgangspunt. Het is mogelijk dat de aard van de toe te passen kogelvanger mede afhankelijk is van de uitkomst van de geluidtoets. Naarmate deze meer kritisch is (nabijheid van geluidgevoelige objecten) zal een kogelvanger van het geluidgedempte type eerder vereist zijn. 2. Er moet een onveilige zone zijn van 4 meter (plus de breedte van de kogelvanger) bij 8 tot 10 meter die geen gevoelige objecten of gebieden (bijvoorbeeld open water, bos of struikgewas) bevat. 3. Voldaan moet kunnen worden aan de geluidtoets voor Lknal (Lknal<= ½*Lomg+50). 4. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets dient te worden bezien of aanvullende maatregelen mogelijk zijn, bijvoorbeeld toepassing van geluidgedempte buksen, maatregelen in de overdracht, andere situering van het terrein in verband met richtingsafhankelijke geluiduitstraling, etc. Indien geen aanvullende maatregelen meer mogelijk zijn (bijvoorbeeld locale afschermingen), is de situatie in principe niet vergunbaar. In de meeste gevallen ligt de oplossing dan in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt. 5. Indien na het doorlopen van bovenstaande stappen niet kan worden voldaan, is de situatie in principe niet vergunbaar. In de meeste gevallen ligt de oplossing dan in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt. 6. De uit bovenstaande afweging voortkomende aanvullende voorwaarden worden naast de gebruikelijke en standaardvoorschriften in de vergunning opgenomen. Dit betreft: aanvullende maatregelen, geluid reducerende voorzieningen, aantal schoten etc.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
37
38
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
9. Voorschriften
Vergunbaar
Ja
5. Geluidstoets Lknal ≤ ½ · Lomg + 50 ?
Ja
3. Toets veilige zone
Ja
1. Kogelvanger?
Ja
Nee
Nee
7. Geluidstoets Lknal ≤ ½ · Lomg + 55 ?
Ja
6. Aanvullende maatregelen mogelijk?
Niet vergunbaar
Nee
Nee
Nee
Nee
8. Biedt ontheffing kogelvanger oplossing?
Ja
4. Toets veilige zone conform figuur 1 van bijlage 1?
Ja
2. Op termijn kogelvanger?
Nee
Nee
Niet vergunbaar
Niet vergunbaar
Stroomschema structurele activiteiten binnen de inrichting: bestaande inrichting
Toelichting op het stroomschema: Het stroomschema geeft een algemene gedachtegang die kan worden gehanteerd bij het beschouwen van bestaande inrichtingen, bij voorbeeld wanneer een revisie van de bestaande vergunning aan de orde is. 1. De eerste vraag is of er reeds een kogelvanger binnen de inrichting is geïnstalleerd. 2. Indien geen kogelvanger aanwezig is, dient deze in beginsel alsnog te worden geplaatst. Daarna wordt geacht dat bestaande inrichtingen kunnen voldoen aan het regime voor nieuwe inrichtingen. 3. Indien een kogelvanger aanwezig is, dient een veilige zone van 4 meter (plus de breedte van de kogelvanger) bij 8 tot 10 meter te worden gecreëerd. Tijdens het schieten mogen zich hierin geen mensen of vee bevinden. 4. Indien geen kogelvanger aanwezig is en er dus (bij wijze van overgangssituatie) geschoten wordt op het openveld, dient te worden getoetst of het terrein voldoet aan de te stellen eisen met betrekking tot: - veilige zone conform figuur 1 uit bijlage 1; - afwezigheid van gevoelige objecten, mensen en vee; - afwezigheid van open water, bos en struikgewas; - overzichtelijkheid van het terrein. 5. Voldaan moet kunnen worden aan de geluidtoets voor Lknal. 6. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets dienen aanvullende geluidmaatregelen te worden overwogen: bijvoorbeeld toepassing van geluidgedempte buksen, maatregelen in de overdracht, andere situering van het terrein in verband met richtingsafhankelijke geluiduitstraling, etc. 7. Na het treffen van aanvullende maatregelen kan indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets voor Lknal, aldus gemotiveerd, de eis met 5 dB(A) worden verruimd tot Lknal<= 1/2*Lomg+ 55. 8. De uit bovenstaande afweging voortkomende aanvullende voorwaarden worden naast de gebruikelijke en standaardvoorschriften in de vergunning opgenomen. Dit betreft: aanvullende maatregelen, geluidreducerende voorzieningen, etc. Bij schieten in het vrije veld dienen in de vergunning voorwaarden te worden gesteld aan het terugwinnen van de kogels (zie bijlage 2). 9. Indien na het doorlopen van bovenstaande stappen niet kan worden voldaan, is er geen directe oplossing mogelijk door middel van het treffen van maatregelen. Er kan echter sprake zijn van bestaande rechten op grond van de vigerende vergunning. Hier zal afhankelijk van de situatie een vergunningtechnische c.q. tijdelijke oplossing moeten worden gevonden rekening houdend met de specifieke omstandigheden. Mogelijk bieden verbeterde technieken in de toekomst nog een oplossing. In veel gevallen ligt de oplossing op termijn echter in het omzien naar een alternatief terrein dat betere randvoorwaarden biedt.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
39
Bijlage 5. Aanbevelingen voor beoordeling van evenementen Deze Handreiking richt zich op het beoordelen van (structurele en incidentele) activiteiten binnen schiet inrichtingen. Activiteiten buiten een inrichting worden gereguleerd door de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de betreffende gemeente. Ook daarbij is van belang de mogelijk optredende hinder zoveel mogelijk te beperken. In het navolgende worden enkele suggesties gedaan voor het bepalen van randvoorwaarden voor deze activiteiten in de APV. Geluid Voor het bepalen van de toelaatbare geluidbelasting kunnen desgewenst dezelfde uitgangspunten gehanteerd worden als voor incidentele activiteiten binnen de inrichting. Verder zij hier verwezen naar de nota evenementen van de provincie Limburg, te vinden op www.geluidlimburg.nl. Daarnaast kan voor het bepalen van het maximaal toelaatbare geluidniveau bij grotere luidruchtige evenementen worden verwezen naar de nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van de Inspectie milieuhygiëne Limburg (januari 1999). Voor grote evenementen is vaak een evenementenvergunning aan de orde. Bodem Voor evenementen waarbij zonder kogelvanger wordt geschoten is in het bijzonder de terugwinverplichting van belang (zie bijlage 2). Het gewenste terugwinpercentage bij schieten op openveld is tenminste 90% per evenement of cumulatief gemiddeld tenminste 90% bij terreinen die herhaaldelijk worden gebruikt voor evenementen. Veiligheid Voor evenementen waarbij zonder kogelvanger wordt geschoten is ten aanzien van de veiligheid het hanteren van de uitgangspunten voor de minimale omvang van het schootsveld van belang (zie bijlage 1).
40
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Bijlage 6. Stroomschema evenementen Het betreft hier veelal evenementen die door de gemeenten worden geregeld in de APV. Vaak betreft het evenementen waarbij met een groter aantal schietbomen wordt geschoten op een daartoe geschikt terrein. Het onderstaande stroomschema geeft een aanbeveling voor een hierbij in redelijkheid door de gemeente te hanteren gedachtegang bij het formuleren van de randvoorwaarden zoals die in de APV kunnen worden vastgelegd. Er kan bijvoorbeeld aan ontleend worden hoe ook in deze situaties gekomen kan worden tot maatwerk en een indicatie voor een in redelijkheid op te nemen maximaal toe
6. Aanvullende maatregelen mogelijk?
Ja
4. Toets veilige zone
7. Voorschriften
Vergunbaar
Ja
Nee Ja 5. Geluidstoets
Ja
Nee 1. Toets veilige zone conform bijlage 1?
Nee Ja
Nee
3. (Mobiele) kogelvangers?
Ja
Nee
2. Andere locatie
Nee
Nee
Niet vergunbaar
gestaan geluidniveau uit het oogpunt van het bieden van een redelijk te achten beschermingsniveau.
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
41
Toelichting op het stroomschema: 1. Getoetst dient te worden of het schootsveld voldoet en of het terrein geschikt is. Het betreft hier de afmetingen en de vanuit veiligheid te stellen eisen evenals de condities van het terrein: - veilige zone conform figuur 1 uit bijlage 1; - afwezigheid van gevoelige objecten, mensen en vee; - afwezigheid van open water, bos en struikgewas; - overzichtelijkheid van het terrein vanuit standplaats schutter. Bij geringere knelpunten kan de oplossing gezocht worden in aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld betere signalering t.b.v. overzicht terrein, schiethoek aanpassen, verdraaiing schootsveld, combineren van meerdere schootsvelden (zie bijlage 1 figuur 2). 2. Indien het terrein op basis van het voorgaande niet geschikt is, lijkt het zoeken naar een ander, wel geschikt terrein de aangewezen weg. 3. Een oplossing bij knelpunten met de omvang van het schootsveld kan ook het alsnog toepassen van (mobiele) kogelvangers zijn. 4. In geval van één of meer kogelvangers, dienen zone(s) van 4 meter (plus de breedte van de kogelvanger) bij 8 tot 10 meter te worden gecreëerd. Tijdens het schieten mogen zich hierin geen mensen of vee bevinden. 5. Bij evenementen dient in beginsel ook te worden voldaan aan de in redelijkheid te stellen geluideisen. Redelijk is de geluidtoets Lknal <= ½ * Lomg + 55 voor de enkelvoudige knal. Bij activiteiten buiten de inrichting zijn er nog mogelijkheden om - indien noodzakelijk - ook hogere niveaus voor Lknal te hanteren (in de APV). 6. Indien niet kan worden voldaan aan de geluidtoets volgens 5, kan worden overwogen verdere geluid reducerende maatregelen zoals geluidgedempte buksen toe te passen. 7. De uit bovenstaande afweging voortkomende aanvullende voorwaarden worden naast de gebruikelijke en standaardvoorschriften in de (evenementen)vergunning opgenomen. Dit betreft: aanvullende maat regelen, geluidreducerende voorzieningen, etc. Bij schieten in het vrije veld dienen in de (evenementen)vergunning voorwaarden te worden gesteld aan het terugwinnen van de kogels (zie bijlage 2).
42
Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten