Handreiking ICIDH-Logopedie
September 2004
1
INHOUD I. Algemene inleiding............................................................................................... 4 II. Doelstelling handreiking.................................................................................. 4 III. Korte omschrijving ICIDH-Logopedie.............................................................. 4 IV. Coderen in ICIDH-L................................................................................................. 5 IV.1 Coderen in ICIDH-L op stoornisniveau:..............................................................5 IV.1.1 Aard van de stoornis....................................................................................... 5 IV.1.2 Ernst van de stoornis...................................................................................... 6
IV.2 Coderen in ICIDH op niveau van beperking.......................................................9 IV.2.1 Algemeen........................................................................................................ 9 IV.2.2 Beperking: type (aard) van beperking.......................................................... 9 IV.2.3 Beperking: ernst van beperking................................................................. 10
IV.3 Coderen in ICIDH op niveau van handicap...................................................... 11 IV.3.1 Algemeen...................................................................................................... 11 IV.3.2 Handicap: type (aard) van handicap........................................................... 11 IV.3.3 Handicap: ernst van handicap..................................................................... 11
V. Oefencasuïstiek.................................................................................................... 12 V.1 Oefencasuïstiek hoorstoornis en stoornis in auditieve functies..................... 12 V.2 Oefencasuïstiek stemstoornis........................................................................... 13 V.3 Oefencasuïstiek taalstoornis............................................................................. 13 V.3.1 Oefencasuïstiek taalstoornis - taalontwikkeling......................................... 13 V.3.2 Oefencasuïstiek taalstoornis - afasie........................................................... 14
V.4 Oefencasuïstiek articulatiestoornis.................................................................. 15 V.4.1 Oefencasuïstiek articulatiestoornis - artikulatie......................................... 15 V.4.2 Oefencasuïstiek articulatiestoornis- dysarthrie.......................................... 15
2
V.5 Oefencasuïstiek stoornis in vloeiendheid en ritme van het spreken..............16 V.5.1 Oefencasuïstiek stotteren............................................................................. 16
V.6 Oefencasuïstiek overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen).17 VI. Resultaten oefencasuïstiek............................................................................ 17 VI.1 Oefencasuïstiek hoorstoornis en stoornis in auditieve functies.................... 17 VI.2 Oefencasuïstiek stemstoornis..........................................................................18 VI.3 Oefencasuïstiek taalstoornis............................................................................18 VI.3.1 Oefencasuïstiek taalstoornis - taalontwikkeling....................................... 18 VI.3.2 Oefencasuïstiek taalstoornis - afasie.......................................................... 18
VI.4 Oefencasuïstiek articulatiestoornis.................................................................18 VI.4.1 Oefencasuïstiek articulatiestoornis - articulatie........................................ 18 VI.4.2 Oefencasuïstiek articulatiestoornis- dysarthrie........................................ 19
VI.5 Oefencasuïstiek stoornis in vloeiendheid en ritme van het spreken............19 VI.5.1 Oefencasuïstiek stotteren........................................................................... 19
VI.6 Oefencasuïstiek overige stoornissen ..............................................................19 VII. Van ICIDH naar ICF ............................................................................................. 20 VIII. Literatuur........................................................................................................... 20
3
I.
Algemene inleiding
De ICIDH-L (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps - Logopedie) is gebaseerd op een internationaal classificatiesysteem van de World Health Organisation en stamt uit 1980. Door gebruik van de ICIDH-L ontstaat er binnen de logopedie een ‘eenheid van taal’ m.b.t. de logopedische diagnose. Eenzelfde taal bevordert de onderlinge communicatie. Omdat de diagnosecodes zijn afgeleid van een internationaal classificatiesysteem, kan de logopedische beroepsgroep deze niet naar eigen inzicht wijzigen. Dit heeft tot gevolg, dat de individuele logopedist zich niet altijd kan vinden in de te gebruiken diagnosecode. Wanneer we echter eenzelfde taal willen spreken, zullen we de afgesproken ‘woorden en regels’ moeten gebruiken.
II.
Doelstelling handreiking
Deze handreiking wil duidelijkheid geven over het coderen van de logopedische diagnose in ICIDH-L. Aan het eind van deze handreiking is casuïstiek opgenomen, waarmee het gebruik van de ICIDH-L geoefend kan worden. Bij het lezen van deze handreiking is het praktisch om de ICIDH-L binnen handbereik te hebben. De ICIDH-L is derhalve als bijlage toegevoegd. De ICIDH-L classificatie zal in de toekomst vervangen worden door de ICF-L (Internationale classificatie van het menselijk functioneren - Logopedie). Dit classificatiesysteem is momenteel nog niet klaar om te worden geïmplementeerd in de Logopedie Informatie Systemen. Zolang binnen informatiesystemen de ICIDH-L wordt gebruikt voor de codering van de logopedische diagnose heeft deze handreiking waarde.
III.
Korte omschrijving ICIDH-Logopedie
De logopedische diagnose wordt op 3 niveaus gesteld, namelijk: stoornis, beperking én handicap Per niveau worden zowel de aard als ernst van de aandoening gecodeerd. Dit brengt met zich mee dat een logopedische diagnose in ICIDH-L bestaat uit 6 codes, namelijk type (aard) van stoornis (1) + ernst van stoornis (2) aard van beperking (3) + ernst van beperking (4) aard van handicap (5) + ernst van handicap (6) Een stoornis kan maximaal 4 lagen diep worden vastgelegd. Het eerste cijfer geeft de hoofdgroep aan.
4
Bijvoorbeeld: 3
=
taalstoornis
daarachter volgen maximaal 3 subniveaus: 3.1 3.1.2 3.1.2.1
= = =
taalontwikkelingsstoornis taalontwikkelingsstoornis, inhoud taalontwikkelingsstoornis, inhoud, productief
De logopedist codeert alleen die diagnose, die volgt uit de vraagstelling van de patiënt. Bijvoorbeeld: Van een patiënt, die zich met stemklachten tot de logopedist wendt, maar die ook dyslectisch blijkt te zijn, worden alleen de stemklachten genoteerd bij de logopedische diagnose.
IV.
Coderen in ICIDH-L
IV.1
Coderen in ICIDH-L op stoornisniveau:
IV.1.1 Aard van de stoornis Binnen de ICIDH-L worden 9 stoornishoofdgroepen onderscheiden, namelijk: 1000 = Hoorstoornis en stoornis in auditieve functies 2000 = Stemstoornis 3000 = Taalstoornis 4000 = Lees- en schrijfprobleem 5000 = Articulatiestoornis 6000 = Nasaliteit 7000 = Stoornis in vloeiendheid en ritme van het spreken 8000 = Afwijkende mondgewoonten / stoornis in de (senso-)motoriek 9000 = Overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen) Boomstructuur Bij de meeste hoofdgroepen kan tot 3 lagen diep worden gecodeerd. Bij de taalontwikkelingsstoornis kan men zelfs tot 4 lagen diep coderen. (zie voorgaand voorbeeld) Tot welke laag de logopedist een stoornis codeert, hangt af van de aard van de logopedische stoornis. Bijvoorbeeld: Hoofdgroep ‘Stoornissen in vloeiendheid en ritme van het spreken (7000)’ heeft slechts 2 lagen. Zo vormt 7000 ‘stoornissen in vloeiendheid en ritme van het spreken’ de eerste laag. De tweede laag bestaat uit 7100 ‘stotteren’, 7200, ‘broddelen’, 7300, ‘inadequaat spreektempo’ en 7400 ‘ander stoornissen in vloeiendheid en ritme van het spreken’ . Hoofdgroep ‘Stemstoornissen (2000)’ is verdeeld in 3 lagen, waarbij de verdeling in ‘Stoornissen in de stemproductie’ (2100) en ‘Stoornissen in stemkwaliteit’ (2200) de tweede laag vormt. Zowel 2100 als 2200 zijn verder verdeeld (2110, 2120, 2130 … ) Deze onderverdeling vormt de derde laag.
Hoger in de boom Wanneer bij een taalontwikkelingsstoornis sprake is van een probleem in zowel de actieve- als passieve woordenschat dient de diagnose in ICIDH-L te zijn 3.1.2.0, namelijk: 3 3.1
= =
taalstoornis taalontwikkelingsstoornis
5
3.1.2 3.1.2.0
= =
taalontwikkelingsstoornis - semantiek taalontwikkelingsstoornis - semantiek - geen keuze receptief of productief
Wanneer bij een taalontwikkelingsstoornis sprake is van een probleem in zowel inhoud als taalvorm dan dient de diagnose in ICIDH-L te zijn 3.1.0.0, namelijk: 3 3.1 3.1.0. 3.1.0.0
= = = =
taalstoornis taalontwikkelingsstoornis geen keuze in vorm, inhoud of pragmatiek geen keuze meer mogelijk in receptief op productief
Door bij een ‘bredere’ stoornis een of 2 lagen hoger te blijven in de codering, wordt de complexiteit van de stoornis aangegeven. De logopedist is verplicht om minimaal 2 lagen diep te scoren. Note: Alleen het gebruik van de hoofdgroep (1000, 2000, 3000 …) is niet toegestaan. Dit zal in de praktijk nooit een probleem opleveren!
Zoals eerder vermeld is de ICIDH-L gebaseerd op een internationaal classificatie systeem. Op basis van inzichten na 1980 vinden we de plaatsing van een bepaalde stoornis onder een hoofdgroep niet altijd correct. Bijvoorbeeld: 5.1.2.0 = fonologische articulatiestoornis Een fonologische afwijking is een taalstoornis en geen articulatiestoornis. Om correct te scoren zou eigenlijk gekozen moeten worden voor code 3.1.1.0 evt nog één laag dieper 3.1.1.1 of 3.1.1.2. (Taalontwikkelingsstoornis - taalvorm w.o. vallen fonologie, morfologie, syntaxis (receptief / productief ) Nadeel van deze keuze is echter, dat wanneer er bij een kind sprake is van een fonologische afwijking, naast een probleem in syntaxis en/ of morfologie,de behandeling complexer zal zijn, terwijl dit niet tot uiting komt in de diagnosecode. Alles wordt immers gevat onder de codering 3.1.1.0. Het is daarom beter om kinderen met een fonologische problematiek toch te scoren onder 5.1.2.0. Wanneer er dan ook sprake is van een probleem in syntaxis en morfologie heeft men de mogelijkheid deze stoornis als 2de diagnose te coderen onder 3.1.1.0. Note: De logopedie zal er bij een nieuwe versie voor kiezen om dergelijke onvolkomenheden in het systeem te verbeteren. Voorlopig hebben we echter alleen de beschikking over dit diagnosesysteem en zullen we deze ‘taal’’ moeten gebruiken.
IV.1.2 Ernst van de stoornis De ernst van de stoornis wordt binnen de ICIDH-L niet in elke stoornishoofdgroep op een uniforme wijze beschreven. Zo wordt bij de ‘taalstoornissen’ (zowel taalontwikkelingsstoornissen (3100) als afasie (3200) de ernst van de stoornis beschreven aan de hand van testuitslagen. Bij ‘stoornissen in auditieve functies (1400)’, ‘stoornissen in de waarnemen van verschillen (1500)’, ‘broddelen (7200)’ en ‘hyperventilatie (9200)’ worden ernstomschrijvingen gegeven, die in de praktijk niet duidelijk zijn. Bij de ‘stemstoornissen’, ‘articulatiestoornissen’, ‘lees- en schrijfstoornissen’, ‘nasaliteitsstoornissen’, ‘stoornissen in vloeiendheid en ritme’, ‘afwijkend mondgedrag’ en ‘overige stoornissen’ wordt de beoordeling van de ernst overgelaten aan de interpretatie van de logopedist. De beoordeling van de ernst van deze stoornissen is hierdoor subjectief én geeft in het werkveld aanleiding tot discussie over de waarde van de ICIDH-L-codering. Hieronder een toelichting op het coderen van de ernst van de stoornis. IV.1.2.a. Ernst van de stoornis / testscores
6
Bij de taalstoornissen wordt de ernst van de stoornis vastgesteld aan de hand van testresultaten. Bijvoorbeeld: Bij de groep taalontwikkelingsstoornissen staat nauwkeurig omschreven wat verstaan wordt onder 1 = geen taalontwikkelingsstoornis = normale variatie tot <-1 SD 2 = lichte taalontwikkelingsstoornis = rec. OF prod. -1/-2 SD 3 = matige taalontwikkelingsstoornis = rec. EN prod. -1/-2 SD rec. OF prod > -2 SD 4 = ernstige taalontwikkelingsstoornis = rec. EN prod > -2 SD
Ook hier geldt weer dat bij de totstandkoming van de ICIDH-L door de beroepsgroep lichte, matige en ernstige stoornis bij taalontwikkelingsstoornissen zijn gedefinieerd. Mogelijk bent u het met deze definities niet eens. Als we dezelfde taal willen spreken, zullen we echter voorlopig deze definities moeten hanteren. IV.1.2.b. Ernst van de stoornis / beschrijving ( stoornis in auditieve functies 1400, stoornis in het waarnemen van verschillen in (1500), broddelen (7200), hyperventilatie (9100) Bij ‘stoornis in auditieve functies (1400)’, ‘stoornis in het waarnemen van verschillen (1500)’, ‘broddelen (7200)’, ‘hyperventilatie (9100)’ blijkt de ernstbeschrijving in de praktijk niet duidelijk. Stoornis in auditieve functies (1400): Zo wordt bij ‘stoornis in auditieve functies’ de ernst bepaald door het aantal subniveaus, waarop uitval is. Bijvoorbeeld: 1 = geen stoornis 2 = lichte stoornis 3 = matige stoornis 4 = ernstige stoornis
= = =
uitval op één van de subniveaus onder de 1400 uitval op twee van de subniveaus onder de 1400 uitval op drie van de subniveaus onder de 1400
De subniveaus zijn de verschillende vlakken waarop een auditieve stoornis kan voorkomen. 1400 = Stoornis in auditieve functies (totaal)
Verschillende subniveaus: 1410 = Auditieve discriminatie 1420 = Auditieve analyse 1430 = Auditieve synthese 1440 = Andere stoornis in de auditieve functies
Wanneer er alleen sprake is van een auditieve discriminatie stoornis, dan wordt dit gecodeerd als 1410, ernst 2 (uitval op slechts één subniveau). De ernstscore is hier eigenlijk overbodig. Wanneer er sprake is van uitval van 2 of 3 subniveaus, kan op stoornisniveau alleen nog maar gekozen worden voor 1400 (hoger in de boom) De ernstscore 3 (matig) of 4 (ernstig) geeft dan het aantal uitvalsgebieden aan. In de praktijk is het vaak niet duidelijk welke code gebruikt moet worden voor een ‘stoornis in auditief geheugen’. Een ‘stoornis in auditief geheugen’ valt onder de categorie ‘Cognitieve en psychische stoornis’ (code 9200) en staat als zodanig beschreven onder code 9210 (geheugenstoornis (incl. auditief geheugen). Note:
Eenzelfde soort beschrijving wordt ook teruggezien bij categorie 1500: Stoornis in het waarnemen van (verschillen in) én categorie 8300: stoornis in de (senso-)motoriek. Ook bij deze beide categorieën geldt, dat een codering in de diepste laag, alleen samengaat met ernst 2.
7
Broddelen (7200) De ernst van broddelen wordt bepaald door het aantal verschillende soorten broddelkenmerken. Zo treft met bij de ernstbeschrijving het volgende aan: 1 = geen broddelstoornis 2 = lichte stoornis 3 = matige stoornis 4 = ernstige stoornis
= = =
twee soorten broddelkenmerken drie soorten broddelkenmerken vier of vijf soorten broddelkenmerken
Bij deze indeling worden de broddelkenmerken bedoeld, zoals deze in1972 door mevr. Molenaar-Bijl werden onderscheiden : zz onregelmatig spreektempo (hoeft niet tachylalie te zijn). zz onvoldoende woorduitstempeling; hieronder vallen ook verhaspeling, verplaatsing, verzanding, telescopie, vage artikulatie en dergelijke incidentele verschijnselen. zz inadequate, vaak zelfs onlogische frasering met bijbehorend ademdysritmie zz melodische monotonie. zz herhalingen; hoeven niet opvallend te zijn en volgen in de regel het spreektempo van de context. Hyperventilatie (9100) De ernstbeschrijving bij hyperventilatie is als volgt 1= 2= 3 = 4=
geen stoornis lichte stoornis matige stoornis ernstige stoornis
= lichte bijkomende stoornis, die in principe veranderlijk is. = matige bijkomende stoornis, die in prinicpe veranderlijk is. = ernstige bijkomende stoornis, die in principe veranderlijk is.
De ernst van hyperventilatie wordt dus bepaald door de bijkomende stoornissen. Onder bijkomende stoornissen wordt verstaan: hartkloppingen, tintelingen, duizeligheid … In welk aantal en graad deze bijkomende stoornissen moeten vóórkomen om over een ‘ernstige stoornis’ te spreken wordt overgelaten aan de beoordeling van de logopedist. IV.1.2.c. Ernst van de stoornis / eigen beoordeling logopedist ( ‘stemstoornissen(2000)’, ‘articulatiestoornissen(5000)’, ‘lees- en schrijfstoornissen(4000)’, ‘nasaliteitsstoornissen (6000)’, stoornissen in vloeiendheid en ritme(7100-7300)’, ‘afwijkend mondgewoonten / stoornis in de senso-motoriek (8000)’ Bij stemstoornissen, articulatiestoornissen, lees - en schrijfstoornissen, nasaliteitsstoornissen, stotteren, afwijkende mondgewoonten en stoornissen in de (senso)-motoriek wordt de ernst van de stoornis beoordeeld door de logopedist. Zo treft men bij deze diagnosegroepen soortgelijke ernstbeschrijvingen aan:
Ernstbeschrijving bij stemstoornissen: 1 = geen stoornis 2 = licht waarneembare stoornis 3 = opvallende stoornis 4 = ernstig opvallende / storende stoornis
8
Ernstbeschrijving bij articulatiestoornissen: 1 = zonder moeite voor ieder / altijd verstaanbaar 2 = stoornis hoorbaar, wel (met enige moeite) verstaanbaar 3= * voor directe omgeving ( met enige moeite) verstaanbaar * voor onbekenden ondanks moeite minder goed verstaanbaar 4 = ondanks moeite voor ieder niet/nauwelijks verstaanbaar
Deze beoordelingen zijn subjectief; wat de een als ernstig beoordeelt, kan de ander slechts een matige stoornis vinden. Helaas is het zo dat in de tijd dat de ICIDH-L werd ontwikkeld de logopedie voor deze stoornisgroepen nog niet over objectieve meetinstrumenten of beoordelingsschalen beschikte. Uiteraard zullen in de toekomst bij de beschrijving van de ernst van een stemstoornis objectieve criteria zoals bijvoorbeeld de Dysphonia Index Scale of GRBAS meegenomen worden. De discussie over de beoordeling van de ernst van deze stoornissen en het verkrijgen van consensus hierover is een van de toekomstige uitdagingen voor de totale beroepsgroep. Vooralsnog zullen we echter moeten roeien met de riemen die we hebben.
IV.2
Coderen in ICIDH op niveau van beperking
IV.2.1
Algemeen
Bij het coderen van beperking gaat het om de beoordeling van de zelfredzaamheid van de patiënt op persoonlijk niveau. De aard/ernst van de beperking geeft aan wat het gevolg van de stoornis voor de patiënt als individu betekent. Het gaat hier om de totaalindruk die de patiënt geeft. De logopedist codeert die beperking die het meest opvalt. De codering van zowel beperking als handicap volgt uit de beoordeling van de logopedist. In alle gevallen zal de logopedist zijn/haar oordeel baseren op informatie van de patiënt zelf en/of personen uit diens omgeving, op informatie uit eigen onderzoek en uit onderzoek elders. IV.2.2 Beperking: type (aard) van beperking Boomstructuur Ook de codering van de beperking kent een boomstructuur. Zo worden er 5 hoofdgroepen onderscheiden; iedere hoofdgroep kent een onderverdeling. Als hoofdgroepen worden vermeld: 01 10 20 30 40 98
= = = = = =
geen beperking beperking in het begrijpen van communicatieve uitingen beperking in het zich communicatief uiten beperking in deelname aan de communicatieve interactie beperking in eten en drinken andere beperking
9
Iedere hoofdgroep bestaat uit een aantal subgroepen. Zo wordt hoofdgroep 10 (beperking in het begrijpen van communicatieve uitingen) verdeeld in: 11 12 13 18
= = = =
gesproken uitingen schriftelijke uitingen non-verbale uitingen overige
Hoger in de boom Ook bij het coderen van het type beperking kan ervoor gekozen worden om niet tot in de diepste laag te scoren. Een afasie-patiënt van het type Wernicke (stoorniscode 3220) met een ernstige stoornis zal een beperking van type 10 hebben, omdat naast het begrijpen van gesproken uitingen ook het begrijpen van schriftelijke uitingen en non-verbale uitingen problemen geeft.
Er wordt slechts één beperking gecodeerd. Bij bovenstaand voorbeeld spreekt het voor zich dat een beperking in het begrijpen van communicatieve uitingen een beperking in het communicatief uiten met zich meebrengt. Dit wordt niet afzonderlijk gecodeerd.
Enkele kanttekeningen De hoofdgroep ‘Beperking in deelname aan de communicatieve interactie’ is niet bedoeld als combinatie-code voor de hoofdgroepen 10 = ‘Beperking in het begrijpen van communicatieve uitingen’ en 20 = ‘Beperking in het zich communicatief uiten’. Bij beperking in deelname aan de communicatieve interactie moet gedacht worden aan aspecten van het maken en het houden van contact (beurtnemen, luisterhouding e.d.) IV.2.3 Beperking: ernst van beperking Het beoordelen van de ernst van de beperking gebeurt op een 4-puntsschaal. 1= persoon is in staat de activiteit zelfstandig uit te voeren, evt. met gebruik van een hulpmiddel. Er is dus geen sprake van een beperking 2 = persoon is in staat de activiteit uit te voeren, zij het met enige moeite of hulp van anderen (eventueel met gebruik van een hulpmiddel). Er is sprake van een lichte beperking 3= persoon is alleen met veel moeite of hulp in staat de activiteit uit te voeren (eventueel met gebruik van hulpmiddel) Er is sprake van een matige beperking 4= persoon is vrijwel niet in staat om de activiteit uit te voeren (met gebruik van hulpmiddel). Er is sprake van een ernstige beperking. Bij patiënten die beschikken over een hulpmiddel wordt de ernst beoordeeld met gebruik van het hulpmiddel. Indien een patiënt in staat is om met gebruik van het hulpmiddel zonder problemen te functioneren, is er sprake van een optimale zelfredzaamheid: het hulpmiddel heft dan de beperking op.
10
IV.3
Coderen in ICIDH op niveau van handicap
IV.3.1 Algemeen Bij het coderen van aard en ernst van handicap gaat het om de beoordeling van de zelfredzaamheid van de patiënt op sociaal niveau. De handicap geeft aan wat het gevolg van de stoornis voor de patiënt als maatschappelijk wezen betekent. Het gaat hier om de totaalindruk die de patiënt geeft. Er wordt slechts één handicap gecodeerd; dit is de handicap die bij de patiënt het meest opvalt.
IV.3.2 Handicap: type (aard) van handicap Boomstructuur Bij de codering van de handicap worden 3 typen handicaps onderscheiden. Dit zijn 1 2 3 4
= = = =
geen handicap handicap in beroep /dagelijkse bezigheden (voor kinderen wordt beroep opgevat als school) handicap in sociale integratie binnen familie/gezin handicap in sociale integratie buiten familie/gezin
Het coderen van handicap is bij kinderen vaak moeilijk. Voorbeelden: . .
Van een handicap in beroep/bezigheden voor een kind is sprake bij een kind dat a.g.v. spraak/taalmoeilijkheden op een school voor speciaal onderwijs zit. Over een ‘handicap in de sociale integratie buiten familie/gezin’ wordt bij een kind bijvoorbeeld gesproken, wanneer een kind op school veel wordt gepest omdat het stottert. Het kind is hierdoor op school een buitenbeentje, heeft weinig vriendjes …
IV.3.3 Handicap: ernst van handicap Het beoordelen van de ernst van de handicap gebeurt eveneens op een 4-puntsschaal. 1= persoon is in staat tot normale rolvervulling, evt. met gebruik van een hulpmiddel. Er is dus geen sprake van een handicap 2 = persoon is in staat normale rolvervulling, zij het met enige moeite of hulp van anderen (eventueel met gebruik van een hulpmiddel) Er is sprake van een lichte handicap 3= persoon is alleen met veel moeite of hulp in staat tot een normale rolvervulling (eventueel met gebruik van hulpmiddel) Er is sprake van een matige handicap 4= persoon is vrijwel niet in staat tot een normale rolvervulling (met gebruik van hulpmiddel) Er is sprake van een ernstige handicap. Bij patiënten die beschikken over een hulpmiddel, wordt de ernst beoordeeld met gebruik van het hulpmiddel. Indien een patiënt in staat is om met gebruik van het hulpmiddel zonder problemen te functioneren, is er sprake van een optimale zelfredzaamheid: het hulpmiddel heft dan de handicap op.
11
Note 1:
Niet alle stoornissen hebben een beperking of handicap tot gevolg. Dit is vaak het geval bij de stoornissen die voorkomen bij kinderen. Gelukkig!!. Dit wil echter niet zeggen dat deze stoornissen geen logopedische behandeling behoeven.. De aanwezigheid van beperking en handicap is van belang bij het in kaart brengen van de logopedische klacht en zal een rol spelen bij de bepaling van behandeldoelen / therapieplan. Ook is het zo, dat de aan/afwezigheid van een beperking of handicap de lengte van de logopedische behandeling zouden kunnen verklaren
Note 2:
ICIDH is al verschillende malen op internationaal niveau herzien. De terminologie is aangepast. Zo wordt er al enige tijd gesproken over stoornis in participatie i.p.v. handicap. Ook (worden stoornis en beperking wel vervangen door functie en vaardigheid. Momenteel wordt binnen de beroepsgroep en binnen de geautomatiseerde systemen nog steeds gesproken over stoornis, beperking en handicap.
V.
Oefencasuïstiek
V.1
Oefencasuïstiek hoorstoornis en stoornis in auditieve functies
naam:
geboortedatum: verwijzer:
medische diagnose: beroep / opleiding:
klacht patiënt:
Roy 22.11.1998 huisarts geen - verwijzer meldt op aanvraagformulier: op verzoek van school basisschool - eind groep 2 beheerst volgens leerkracht auditieve leesvoorwaarden onvoldoende om door te mogen stromen naar groep 3
voorgeschiedenis/ bijzonderheden:
van 2e tot 4e jaar vaak middenoorontsteking - neusamandel verwijderd op 4;6 jarige leeftijd. Nu niet meer zo vaak verkouden logopedisch onderzoek: Taal: Taaltests voor Kinderen: Woordenschatkeuze: s.s. = 4,8 c.s. = 46 Zinsbouwkeuze: s.s. = 5,2 c.s. = 54 Taaltests voor Kinderen: Woordenschatproductie: s.s. = 4,4 c.s. = 38 Zinsbouwproductie: s.s. = 4,6 c.s. = 42 Auditieve functies: Taaltests voor Kinderen: Auditieve Synthese 1: s.s. = 2,8 c.s. = 14 Woordherkenning: s.s. = 1,9 c.s. = 6 Van Uden: auditief geheugen woorden: 4;0 jaar Instapproeven: rijmen: voldoende synthese van lettergrepen: voldoende analyse van lettergrepen: onvoldoende woorden horen in zin: onvoldoende temporeel ordenen: 1e woord in zin: onvoldoende laatste woord zin: voldoende gelijke woord in 2 zinnen: onvoldoende objectivatie (lang - kort): onvoldoende logopedische diagnose: zie verder
12
V.2
Oefencasuïstiek stemstoornis
verwijzer: medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt: naam:
geboortedatum:
Mevr. C. ter Linden 10-10-1962 KNO-arts stembandpoliepen: links > rechts bloemist 1. hese stem 2. niet meer kunnen zingen in band (semi-professioneel)
voorgeschiedenis / bijzonderheden:
. sinds 18e jaar 3 maal logopedie v.w. stembandpoliepen, maar nooit geopereerd. . astmatische klachten; geen medicatie - geen allergie logopedisch onderzoek: ademing: thoracaal fonatie: spreekstem: middenregister - 202 Hz bereik: 2,5 octaaf - alt stem gemengde steminzet max. versterking 80 dB beoordeling stemkwaliteit: GRBAS: 3-0-2-2-0 logopedische diagnose: zie verder
V.3
Oefencasuïstiek taalstoornis
V.3.1 Oefencasuïstiek taalstoornis - taalontwikkeling verwijzer: medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt: naam:
geboortedatum:
René 12-08-2000 ( 4 jaar) huisarts trage ontwikkeling op meerdere vlakken, waarvoor geen duidelijke oorzaak basisschool, groep 1 Reageert niet altijd adequaat op opdrachten en is voor derden onvoldoende verstaanbaar. Tegen vreemden neemt hij de laatste tijd geen spreekinitiatief meer.
voorgeschiedenis /
. normale zwangerschap en geboorte . leek als baby te weinig gericht om op geluiden adequaat te reageren . liep met 18 maanden . moeilijk te hanteren in thuissituatie - wil niet zelfstandig eten en slapen . is bang voor motorische activiteiten (durft nog niet te fietsen) . moeder ervaart hem als ‘’claimerig” . jongste van 2 jongens (ouder broertje van 6 jaar) logopedisch onderzoek: Taal: Reynelltest voor Taalbegrip: TBQ = 80 Schlichtingtest voor Taalproductie: WQ = 95 ZQ = 80 bijzonderheden:
13
logopedische diagnose:
Articulatie: v/f s g / gr h finale r omissie bij meerlettergrepige woorden deletie van zwakke syllabe spreekdrang neemt af, zodra er eisen worden gesteld verstaanbaarheid voor derden onvoldoende - moeder verstaat alles zie verder
V.3.2 Oefencasuïstiek taalstoornis - afasie Dhr. Martens 19.09.1925 verwijzer: neuroloog medische diagnose: CVA d.d. 26.12.2001 beroep / opleiding: gepensioneerd - vroeger: eigenaar van bedrijf van schoonmaakmiddelen klacht patiënt: problemen met mondelinge en schriftelijke communicatie, vooral naar derden. In de thuissituatie kent men patiënts manier van communiceren zodanig dat er zelden communicatieproblemen ontstaan. naam:
geboortedatum:
voorgeschiedenis / bijzonderheden:
patiënt is tot aan CVA altijd gezond geweest
logopedisch onderzoek:
RESULTATEN Spontane Taalproductie Token Test (TT) Naspreken (NA) Schrijftaal (ST) Benoemen (BE) Taalbegrip (TB) Diagnose (x) Afasie ( ) Geen / restafasie ( ) Nietclassif. afasie ( ) Globale afasie (x) Afasie van Wernicke ( ) Afasie van Broca ( ) Amnestische afasie
Score
Percentiel
Ernst algemeen syndroom 252223 ------------------------------------25 63 *M *L *L* 120 63 M *L * *L* 44 44 *M * *M* L 94 71 M *L * *L* 92 66 M *L * *L* CLASSIFICATIE ALLOC : A: 100,0% g. A: 0,0 % GL: 0,0 % WE: 94,8 % BR: 5,2 % AM: 0,0 %
T-waarden ST (oplop.) : 49
NA 53
TT 53
TB 54
BE 56
SIGNIFICANTE VERSCHILLEN (alfa totaal = 10 %) ST - BE
logopedische diagnose:
zie verder
14
V.4
Oefencasuïstiek articulatiestoornis
V.4.1 Oefencasuïstiek articulatiestoornis - artikulatie verwijzer: medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt: naam:
geboortedatum:
Marloe 15.02.2000 (4 jaar) huisarts geen - op verwijzing staat vermeld ‘onduidelijk spreken’ basisschool, groep 1 Marloe is slecht verstaanbaar voor vreemden - ouders verstaan haar wel De leerkracht verstaat Marloe slecht, waardoor Marloe in het kringgesprek nauwelijks het woord neemt/krijgt
voorgeschiedenis /
bijzonderheden:
logopedisch onderzoek:
logopedische diagnose:
Marloe wordt tweetalig opgevoed (vader: engels - moeder : nederlands) geen middenoorproblematiek - enig kind in gezin Taal: Reynelltest voor Taalbegrip én Schlichtingtest voor Taalproductie (alle onderdelen) worden binnen standaarddeviatie -1/0 gescoord. Articulatie: L wordt nog niet gevormd - veel consonantclusters worden gereduceerd of gesubstitueerd. l r in alle posities sn sr kl kr sp st pl pr zw omissie fl fr bl k gl l zie verder
V.4.2 Oefencasuïstiek articulatiestoornis- dysarthrie verwijzer: naam:
geboortedatum:
medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt:
Dhr. Bernards 06.11.1928 (75 jaar) neuroloog ziekte van Parkinson gepensioneerd - vroeger ambtenaar Is zowel in gezin als voor vreemden slecht te verstaan - stem valt zomaar weg - stemklachten bestaan al sinds 6 jaar, maar zijn de laatste 6 maanden toegenomen
voorgeschiedenis / bijzonderheden:
logopedisch onderzoek:
diagnose Parkinson is 4 jaar geleden gesteld Frenchay dysarthrie-onderzoek geeft volgend profiel:
15
1 reflex
2 adem x
x
3 lippen
4 kaak
x
x
x x
5 tong
6 velum
x
x
x
x
x
x
7 stem x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
h o e s t e n
s l i k k e n
s p e e k s e l v l
i n r u s t
s p r e k e n
i n
s p r e i d e n
r u s t
logopedische diagnose:
V.5
8 verstaanbaar x x
s l u i t e n
a l t. l i p b e w
s p r e k e n
i n r u s t
s p r e k e n
i n r u s t
u i t s t e k e n
h e f f e n
x
l a t.
a l t.
t o n g b e w
t o n g b e w
s p r e k e n
f u n c t i e
b e w m o g e l.
s p r e k e n
x t ij d
t o o n h o o g t e
l u i d h e i d
s p r e k e n
w o o r d e n
zie verder
Oefencasuïstiek stoornis in vloeiendheid en ritme van het spreken
V.5.1 Oefencasuïstiek stotteren verwijzer: naam:
geboortedatum:
medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt:
Laurens 17-07-1991 (13 jaar) huisarts geen - huisarts meldt op verwijzing “stotteren”. 1e jaar brugklas HAVO geleidelijke toename stotteren sinds verhuizing 1 jaar geleden
voorgeschiedenis / bijzonderheden:
. stottert sinds 6e jaar . kreeg eerder logopedie . stotteren komt niet in familie voor logopedisch onderzoek: . meting stotteren: 8 % bij dialoog 0 % bij lezen . woorddeelherhalingen én blokkades - teveel artikulatiedruk én laryngeale spanning . emotionele en cognitieve component zijn in ontwikkeling en spelen in lichte mate een rol . ondervindt hinder van zijn stotteren - wordt weleens geplaagd logopedische diagnose: zie verder
16
z i n n e n
c o n v e r s a t i e
V.6
Oefencasuïstiek overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen)
verwijzer: medische diagnose: beroep / opleiding: klacht patiënt: naam:
geboortedatum:
Mark Janssen 02-12-1982 (22 jaar) huisarts belemmerde neuspassage agv scheef neustussenschot (ontstaan door trauma) wordt hiervoor binnenkort geopereerd - na trauma zijn hyperventilatieklachten ontstaan 3e jaar HEAO . benauwdheidsaanvallen samengaand met paniekaanvallen (beklemmend gevoel op de borst / geen lucht krijgen) . misselijk zijn direct na de maaltijd (zegt snel “vol” te zitten) . ‘lastthermometer’ : 6
voorgeschiedenis /
. klachten zijn ontstaan na ongeluk bij voetballen . moeder heeft eveneens hyperventilatieklachten gehad en is hiervoor met succes behandeld. logopedisch onderzoek: ademing: costaal ademtype met een snel ritme middenrif wordt vastgehouden lang doorspreken op één ademing slikken: kiezen worden niet gesloten middenrif wordt niet losgelaten logopedische diagnose: zie verder bijzonderheden:
VI.
Resultaten oefencasuïstiek
VI.1
Oefencasuïstiek hoorstoornis en stoornis in auditieve functies
Roy, 6;3 jaar: Roy is doorverwezen vanwege zijn onvoldoende auditieve functies. Deze blijken bij logopedisch onderzoek inderdaad onvoldoende. Roy scoort onvoldoende op auditieve synthese en woordherkening, ook analyse, temporele ordening en objectivatie zijn niet goed ontwikkeld. Zijn auditief geheugen voor woorden is onvoldoende. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis type (aard) van stoornis (2) aard van beperking aard van handicap
: 1400 : 9210 : 98 : 2
ernst van stoornis ernst van stoornis (2) ernst van beperking ernst van handicap
:3 :2 :3 :3
17
VI.2
Oefencasuïstiek stemstoornis
Mevr. C ter Linden: Mevr. C. ter Linden is doorverwezen voor stemklachten. Zij werkt als bloemist en zingt semi-professioneel in een band. Dit laatste lukt vanwege haar stemklachten niet meer Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis aard van beperking aard van handicap
: 2210 : 98 : 2
ernst van stoornis ernst van beperking ernst van handicap
:2 :4 :4
(omdat mevr. vanwege haar stemklachten niet meer kan zingen en dit als semi-professional deed, wordt dit toch bij handicap gecodeerd - code 2 bij handicap heeft eigenlijk alleen betrekking op ‘handicap in beroep”)
VI.3
Oefencasuïstiek taalstoornis
VI.3.1 Oefencasuïstiek taalstoornis - taalontwikkeling René, 4 jaar: René is door verwezen door huisarts, omdat hij onvoldoende reageert op opdrachten en voor derden slecht verstaanbaar is. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis type (aard) van stoornis (2) aard van beperking aard van handicap
: 3110 : 5110 : 21 : 4
ernst van stoornis ernst van stoornis (2) ernst van beperking ernst van handicap
:3 : 2 :2 :3
VI.3.2 Oefencasuïstiek taalstoornis - afasie Dhr. Martens: Dhr. Martens is doorverwezen door de neuroloog v.a. een afatische stoornis ontstaan na een CVA. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis aard van beperking aard van handicap
VI.4
: 3220 : 10 : 4
ernst van stoornis ernst van beperking ernst van handicap
:3 :2 :3
Oefencasuïstiek articulatiestoornis
VI.4.1 Oefencasuïstiek articulatiestoornis - articulatie Marloe, 4 jaar: Marloe wordt tweetalig opgevoed en wordt door de huisarts doorverwezen vanwege haar slechte verstaanbaarheid.
18
Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis aard van beperking aard van handicap
: 5120 : 21 : 2
ernst van stoornis ernst van beperking ernst van handicap
:3 :2 :2
VI.4.2 Oefencasuïstiek articulatiestoornis- dysarthrie Dhr. Bernards: Dhr. Bernards is doorverwezen door de neuroloog vanwege slechte verstaanbaarheid a.g.v. dysarthrie bij ziekte van Parkinson. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis aard van beperking aard van handicap
VI.5
: 5240 : 21 : 3
ernst van stoornis ernst van beperking ernst van handicap
:3 :2 :2
Oefencasuïstiek stoornis in vloeiendheid en ritme van het spreken
VI.5.1 Oefencasuïstiek stotteren Laurens, 13 jaar: Laurens is een 13 jarige brugklasser die na een verhuizing één jaar geleden, geleidelijk meer ging stotteren. Hij werd doorverwezen door de huisarts. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis aard van beperking aard van handicap
VI.6
: 7100 : 21 : 2
ernst van stoornis ernst van beperking ernst van handicap
:3 :2 :2
Oefencasuïstiek overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen)
Mark Janssen, 22 jaar: Mark Janssen wordt door de huisarts doorverwezen omdat er na een operatie aan een scheef neustussenschot hyperventilatieklachten zijn ontstaan. Logopedische diagnose: type (aard) van stoornis type (aard) van stoornis (2) aard van beperking aard van handicap
: 9100 : 8200 : 01 (geen) : 1 (geen)
ernst van stoornis ernst van stoornis (2) ernst van beperking ernst van handicap
:3 :3 : n.v.t. : n.v.t.
19
VII. Van ICIDH naar ICF Deze handreiking werd gemaakt, terwijl al bekend is dat de ICIDH in zijn huidige vorm geen toekomst heeft. Over bepaalde tijd zal de ICIDH plaats maken voor de ICF. ICF staat voor International Classification of Functioning, Disability and Health. In het nederlands wordt gesproken over ‘Internationale Classificatie van het Menselijk Functioneren’. Waarom deze verandering? De ICIDH legt een oorzakelijke relatie tussen de stoornis enerzijds en de aanwezigheid van de ‘beperking” en “handicap” anderzijds. Dit is niet correct. Twee personen met dezelfde ziekte kunnen immers op verschillende wijze functioneren en twee personen met hetzelfde niveau hebben niet noodzakelijkerwijs dezelfde medische stoornis. Persoonlijke- en externe factoren spelen een belangrijke rol bij het functioneren van het individu. In hoeverre iemand last / hinder ondervindt van zijn stoornis wordt bepaald door zijn persoonlijke behoeftes en zijn omgeving. Het zijn deze laatste 2 onderdelen die in de ICF worden meegenomen, wanneer het functioneren van de persoon in kaart wordt gebracht. De Internationale ICF en de aanpassing voor Nederland is er inmiddels. De aanpassing voor het logopedische werkveld (ICF-L) moet nog gemaakt worden. Dit zal één van de toekomstige NVLF-projecten worden. Zolang de ICF-L niet beschikbaar is, zullen we onze logopedische diagnose nog in ICIDH-L coderen en schept deze handreiking mogelijk meer duidelijkheid bij het gebruik van deze ‘taal’.
VIII. Literatuur zz Adviezen voor het gebruik van ICIDH-L – auteur leden van de werkgroep ICIDH Lo&Fo nummer 5 1998 zz ICF, Internationale classificatie van het menselijk functioneren, Nederland WHO-FIC Collaborating Centre, ISBN 90 313 3913X, Bohn Stafleu Van Loghum 2002 zz Internet: een samenvatting van de ICF is te vinden op de volgende site: www.rivm.nl/who-fic/publicned_ icf_pdf.htm
20