Handleiding Naam opdracht
De omgeving met andere ogen bekeken
Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun
jul aug sep okt nov dec
zeer geschikt
ongeschikt
Benodigde materialen
opdrachtenbladen pen of potlood klemborden jampotje schepje potloep witte bak insectenzuiger determinatietabel kleine dieren zoekkaart diersporen & zoekkaart bodemdieren kussensloop
Praktische vaardigheden
De leerlingen determineren dieren in de schoolomgeving ordenen deze in de verschillende afdelingen en groepen stellen een voedselpiramide op met de gevonden gegevens
Tips voor de voorbereiding -
de docent kiest geschikte en veilige onderzoekslocaties oefent in de klas met de insectenzuiger
Tijdsduur van de opdracht
circa 15 minuten voorbereiding circa 50 minuten uitvoeren van het veldwerk circa 30 minuten verwerking en nabespreking
Maximale grootte onderzoeksgroepjes 4 leerlingen
Aanvullend of vervangend bij
Biologie voor jou 1 MHV; Thema 7 Afval en milieu, basisstof 1 & 2, extra basisstof 6 & 7 Biologie voor jou 1 VMBO (VBO/MAVO); Thema 7 Afval en milieu, basisstof 1 & 2, verrijkingsstof 1
___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
Werkblad De omgeving met andere ogen bekeken Inleiding Als je in de pauze buiten loopt dan merk je vaak niet hoeveel diertjes er rondom je heen leven en vliegen. We gaan in deze opdracht naar buiten en kijken welke diertjes er eigenlijk leven in je schoolomgeving. Deze diertjes ga je ordenen en je maakt met de gevonden diertjes een voedselpiramide. Vraagstelling Hoeveel verschillende soorten diertjes kan ik ontdekken in de schoolomgeving? Hebben de verschillende soorten dieren ook een voorkeur voor een bepaalde plaats in de schoolomgeving? Verwachting In de schoolomgeving zal ik meer / minder dan 10 verschillende soorten dieren kunnen ontdekken. Benodigdheden: • opdrachtblad • klembord • determinatietabel kleine dieren • papier en pen • schepje • witte bak • insectenzuiger • zoekkaart diersporen & zoekkaart bodemdieren • kussensloop • doosloep • jampotje
___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
Opdrachtblad De uitslagen van het onderzoek zijn afhankelijk van omstandigheden die per dag kunnen verschillen. Daarom is het belangrijk dat je voor je begint een aantal dingen noteert: Datum: Tijd: Namen onderzoekers: Plaats onderzoek: Weer: regen / bewolkt / half bewolkt / zonnig buitentemperatuur: ongeveer........................°C Wind: geen wind / weinig wind / veel wind / storm
1. Ga in je schoolomgeving op zoek naar verschillende soorten kleine dieren. Kies daarvoor de volgende plekken: a.
Kijk onder struiken en/of bomen. Doe 1 schepje grond of strooisel in de witte bak. Verzamel met behulp van penseel of insectenzuiger de diertjes in een potloep. Zoek de namen van de diertjes, die je in de bak vindt op m.b.v. de tabel kleine dieren. Schep evt. meerdere keren grond of strooisel in de witte bak, tot je een aantal diertjes hebt gevonden. Vul de namen in de tabel en tel of schat hoeveel diertjes je van iedere soort hebt gevonden.
b.
Keer een losliggende steen om en schep wat van grond, die onder de steen ligt met diertjes in de witte bak. Schrijf de groepen waartoe de diertjes horen met de aantallen diertjes op in de tabel. Gebruik de zoekkaart bodemdieren.
c.
Kies een boom of struik uit, die je heel nauwkeurig op dieren en diersporen gaat onderzoeken. Bekijk eerst de schors van de boom en noteer de namen en aantallen van de gevonden dieren. Bekijk daarna een aantal bladeren en let op dieren of diersporen (vraat, gangen etc.) Gebruik hierbij de zoekkaart diersporen. d. Leg het kussensloop onder de boom of struik en schud voorzichtig aan een tak. Verzamel zo veel mogelijk verschillende diertjes, die op het kussensloop zijn gevallen in de potloep of jampotje. Schrijf de groepen waar de diertjes bij ___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
horen op in de tabel. d.
Kijk 5 minuten naar de lucht. Zie je vogels vliegen? Zie je vogels in de bomen of struiken zitten? Zo ja, schrijf op hoeveel (en eventueel welke) verschillende soorten je kunt ontdekken.
2. Orden met behulp van de determinatietabel de gevonden dieren en noteer de plaats waar je de dieren aantrof in de tabel. Naam dier
Waar gevonden (plaats)
Aantal
___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
Verwerkingsblad 1. Hoeveel verschillende soorten dieren heb je gevonden? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. 2. Is dit meer of minder dan je verwacht had? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. 3. Komen er op de verschillende plaatsen waar je gezocht hebt ook verschillende soorten dieren voor? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. 4. Zo ja, zoek dan voor die groepen dieren in een insectengids op of ze ook een voorkeur hebben voor een bepaalde plaats en noteer dit hieronder. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. 5. Neem je zoektabel (achter deze opdracht). Deel de hoofdafdelingen weer in groepen in met behulp van je zoektabel. Hoofdafdelingen
Groep
Hiertoe behoren de organismen
Wormen
Weekdieren
Slakken
Geleedpotigen
Insecten
Gewervelde dieren
___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
torenvalk
woelmuizen
planten
Figuur 1. Voedselpiramide. De grootte van de blokjes stelt de hoeveelheid voedsel voor die beschikbaar is.
De voedselpiramide Groene planten maken met behulp van zonlicht glucose (suiker). Daarom noemt men groene planten producenten. Ze produceren (maken) zelf hun voedsel. Planten worden opgegeten door o.a. muizen. Muizen eten (consumeren) dus planten daarom noemt men ze consumenten. • •
Dieren die leven van planten (bijv. de woelmuis) noemen we consumenten van de eerste orde. Dieren die leven van andere dieren (bijv. de torenvalk) noemen we consumenten van de tweede orde.
6. Maak een voedselpiramide met de categorieën die jezelf gevonden hebt. Zoek daarvoor in de voedseltabel op wat de gevonden diertjes eten. Schrijf de aantallen die je gevonden hebt erbij. Als onderste balkje van de voedselpiramide mag je planten nemen. Vul je voedselpiramide in.
planten ___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl
7. Hoeveel soorten organismen heb je gevonden in de categorie consumenten eerste orde (planteneters) wat zijn de aantallen soorten in de categorie consumenten tweede orde (vleeseters)? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 8. Welke plaats neemt de mens in, in de voedselpiramide? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
___________________________________________________________________________________ © Veldwerk Nederland www.natuuronderwijs.nl