Handboek Nationaal Continuïteitsoverleg - Telecommunicatie Bijlagen
Ministerie van Economische Zaken Directoraat-Generaal Energie en Telecom 28 augustus 2008 Versie 1.3
Handboek NCO-T
BIJLAGEN
Bijlage 1. Algemene informatie over Continuïteitsplanning, Crisismanagement en Veiligheidsbeleid
Bijlage 2. Relevante wetgeving
Bijlage 3. Vaststellen vitale diensten en aanbieders
Bijlage 4. Huishoudelijk reglement en Geheimhoudingsovereenkomst
Bijlage 5. Afspraken continuïteitsplannen
Bijlage 6. Afspraken jaarlijkse rapportage
Bijlage 7. Afspraken storingsmelding
Bijlage 8. Afspraken incidentrapportage
Bijlagen NCO-T Handboek
versie 28 augustusl 2008
Handboek NCO-T
Bijlage 1
Algemene informatie over Continuïteitsplanning, Crisismanagement en Veiligheidsbeleid (versie 4 mei 2005)
Handboek NCO-T
Algemene informatie over Continuïteitsplanning, Crisismanagement en Veiligheidsbeleid Voor onderwerpen als continuïteitsplanning en crisismanagement zijn vele definities te hanteren. Eerst worden de definities afkomstig uit het Disaster Recovery Journal1 vermeld. Deze zijn vooral opgesteld vanuit het bedrijfsperspectief. De overheid kent vanuit haar rol in crisis- en rampenbestrijding ook een aantal definities. Deze definities zijn afkomstig uit het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. CP en CM begrippen uit Disaster Recovery Journal Business Continuity: Het vermogen van een organisatie om continuïteit van dienstverlening en ondersteuning voor de klanten te garanderen en om de levensvatbaarheid voorafgaand, gedurende en na een gebeurtenis te handhaven. Business Continuity Planning: Het proces van het ontwikkelen van maatregelen en procedures om de organisatie in staat te stellen te reageren op een gebeurtenis op een dusdanige wijze, dat kritische bedrijfsfuncties doorgang kunnen vinden gedurende niveaus van onderbreking of essentiële wijziging. Andere termen: continuïteitsplanning, crisismanagementplanning. Business Continuty Management: Een managementproces dat potentiële risico’s die de organisatie bedreigen identificeert en dat een raamwerk levert voor het opbouwen van veerkracht met het vermogen tot een effectieve reactie waarbij de belangen van de belangrijkste aandeelhouders, de reputatie, het merk en de waardevermeerderende activiteiten worden beschermd. Het management van herstel of continuïteit in het geval van een calamiteit. Hierbij is inbegrepen een overall beleid met training, oefeningen en herziening, om te garanderen dat het beleid actueel blijft. Crisis: Indien niet op geschikte wijze wordt omgegaan met een kritieke gebeurtenis, kan dat een dramatisch gevolg hebben voor de organisatie qua winstgevendheid, reputatie of het vermogen tot functioneren. Crisis Management: De overall coördinatie van de reactie van een organisatie op een crisis in een effectieve en tijdige wijze, met als doel om schade aan de winstgevendheid, de reputatie of het vermogen tot functioneren te vermijden dan wel te minimaliseren. Critical Functions: Bedrijfsactiviteiten of informatie die bij onderbreking of niet beschikbaarheid gedurende enkele dagen de organisatie in een substantieel gevaar brengt. Disaster: Een plotselinge, niet-geplande rampzalige gebeurtenis dat grote schade of verlies veroorzaakt. Elke gebeurtenis die het onvermogen veroorzaakt voor een organisatie om kritieke diensten te leveren gedurende een bepaalde periode. Andere termen: (dienst)onderbreking, ramp. Disaster Recovery: Activiteiten en programma’s ontwikkeld om de eenheid/dienst terug te brengen herstellen tot een acceptabele toestand.
1
Zie de Disaster Recovery Journal; www. DRJ.com: glossary
Algemene informatie
1
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
Disaster Recovery Plan: Het document dat de middelen, acties, taken en gegevens weergeeft die nodig zijn om het herstelproces te kunnen uitvoeren. Disaster Recovery Planning: Het vooraf plannen en treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om het verlies te minimaliseren en de continuïteit van de kritieke functies van een organisatie veilig te stellen bij een calamiteit/ramp. CP en CM begrippen uit Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 Ramp: een gebeurtenis of dreiging die als gevolg heeft een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid, waardoor (het leven van ) personen of materiele belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en waarvoor een gecoördineerde inzet van meerdere (operationele) diensten of organisaties van verschillende disciplines nodig is om de dreiging weg te nemen of de gevolgen te beperken. Crisis: een situatie die kan ontstaan als de veiligheid in het geding is doordat één of meerdere vitale belangen worden aangetast en waarin de reguliere structuren en/of middelen niet toereikend zijn om de stabiliteit te handhaven2. Crisisbeheersing: het geheel van maatregelen en voorzieningen dat de overheid treft in samenwerking met andere organisaties ter voorbereiding op, ten tijde van en na afloop van crises ter waarborging van de (nationale) veiligheid. Stappen bij continuïteitsplanning Business Continuity Planning bestaat uit een aantal stappen en onderdelen. In grote lijnen zijn dat de volgende: • Analyse van business en processen (incl. keten): welke zijn kritisch • Doelstellingen business en processen vaststellen (c.q. zijn aanwezig) • Analyse van de mogelijk risico's; overzicht krijgen van het geheel d.m.v. risicoanalyse(s) • Parameters en prioriteiten vaststellen: welke risico's zijn aanvaardbaar/onaanvaardbaar • Strategie per (groep van) risico bepalen: vermijden, verminderen, verzekeren, overdragen, accepteren • Plannen uitwerken: Continuïteitsplan = overzicht van risico's en getroffen maatregelen Herstelplan = overzicht van maatregelen die nodig zijn om de dienstverlening te herstellen wanneer er toch verstoring is ontstaan Uitwijkplan = overzicht van maatregelen die nodig zijn om de dienstverlening op een andere locatie voort te zetten wanneer de oorspronkelijke (tijdelijk) verloren gaat • Crisismanagement organisatie opzetten - crisisteam (centraal) inrichten (incl. escalatietraject) - crisis contactpersonen en de verantwoordelijkheden (in divisie onderdelen) en communicatielijnen vastleggen (wie doet wat, informeert wie, wanneer en waarover) - testen van crisisorganisatie • Alle plannen regelmatig evalueren, waar nodig testen, en onderhouden
2 Uit de definities van een ramp en een crisis komt het volgende voort: een ramp is altijd een crisis, een crisis is niet altijd een ramp.
Algemene informatie
2
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
Beleidsuitgangspunten voor crisismanagement en veiligheidsmanagement Aan de orde komen de vier zogeheten ‘vitale belangen’, waarbij bij het belang ‘economische veiligheid’ speciaal aandacht wordt besteed aan de marktgerichte invalshoek. Daarnaast wordt netwerkmanagement beschreven als een methode waarmee zo effectief mogelijk vorm gegeven kan worden aan crisismanagement. Als laatste wordt het veiligheidsbeleid aan de hand van de 5 fasen in de veiligheidsketen beschreven. A. Vitale belangen Crisismanagement gaat uit van het treffen van afdoende maatregelen zodat de vitale belangen worden gewaarborgd en beschermd. Bij het treffen van deze maatregelen en voorzieningen staan de volgende vitale belangen centraal: 1 De nationale rechtsorde De nationale rechtsorde omvat de bescherming van de rechtsorde tegen bedreigingen zoals gijzelingen, kapingen en ontvoeringen. Tot het begrip nationale rechtsorde worden handhaving van de openbare orde, handhaving van de rechtsorde en handhaving van de democratische rechtsorde gerekend. 2 De internationale rechtsorde Het belang dat Nederland hecht aan de internationale rechtsorde is vastgelegd in de Grondwet. Onder dit begrip valt de verdediging van het grondgebied en/of de veiligstelling van de onafhankelijkheid van het Koninkrijk en de handhaving of het herstel van de internationale rechtsorde, onder meer in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties en de NAVO. 3 De openbare veiligheid (ook wel fysieke veiligheid genoemd) Het belang openbare veiligheid betreft de bescherming van personen en zaken anders dan in het kader van de nationale en internationale rechtsorde. Het gaat hierbij met name om grootschalige verstoringen van de gezondheidstoestand van de bevolking, overstromingen, branden, et cetera. 4 De economische veiligheid Het belang economische veiligheid is in dit kader tweeledig. Enerzijds betreft het de bescherming van de economie in zijn geheel. Anderzijds worden met economische veiligheid tevens de marktbelangen in ogenschouw genomen. Het doel van crisismanagement is de gevolgen die voortvloeien uit bovengenoemde crisissituaties, zo veel mogelijk te beperken. Het gaat daarbij met name om de economische gevolgen voor de samenleving in zijn algemeenheid en de bedrijfsgevolgen voor de aanbieder in het bijzonder. Doordat de samenleving in toenemende mate afhankelijk wordt van informatie- en communicatietechnologie en de infrastructuren hiervan zal een verstoring steeds vaker leiden tot economische schade. Als vele bedrijven en instellingen hun werkzaamheden moeten beperken of beëindigen, zal de economische veiligheid immers worden geschaad. Dit begrip heeft een grensoverschrijdend karakter, omdat de nationale economie internationaal is ingebed. Toch moeten de vitale belangen niet los van elkaar worden gezien. Bedreiging of aantasting van één vitaal belang heeft vaak gevolgen voor de andere belangen. B. Crisismanagement is netwerkmanagement Binnen crisismanagement kent men de methode van het netwerk-denken. Vanuit de constatering dat de achilleshiel van crisismanagement de relatie tussen organisaties is legt deze methode de nadruk op het in kaart brengen van het relevante netwerk. Een dergelijk netwerk is in kaart te brengen door 2 vragen te beantwoorden: wie heeft welke rol (verantwoordelijkheid) en wie informeert wie. Het gaat om ketenpartners (in operationele of informatieve zin) in een netwerk, waarbij het probleem centraal staat, niet de oorzaak. Ook wordt niet bij voorbaat bepaald welke koers wordt gevaren. Het gaat erom dat de juiste personen met elkaar in contact komen.
Algemene informatie
3
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
Kern is dat partijen bij het crisismanagement worden betrokken om zo te waarborgen dat de verschillende belangen die in het geding zijn deskundig worden behartigd. Juist in crises verdient het de voorkeur om de alledaagse netwerken in stand te houden en actief te betrekken in het crisismanagement in plaats van het ontwikkelen van een aparte organisatie voor crisisbeheersing. In de praktijk is gebleken dat dit een kritieke succesfactor is. Netwerkmanagement heeft een aantal voordelen. Als voordeel kan bijvoorbeeld worden genoemd dat de netwerkpartijen elkaar relatief goed kennen en vertrouwd zijn met elkaars taken, behoeften en verwachtingen, waardoor de partijen slagvaardig en gecoördineerd kunnen opereren. De reeds aanwezige kennis, contacten en ervaring in de netwerken zijn onmisbaar bij het treffen van adequate crisismaatregelen. Tevens zijn de partijen eerder geneigd elkaar te informeren en te betrekken bij crisisbeheersing. C. De veiligheidsketen In de veiligheidsketen kunnen 5 fasen worden onderscheiden: 1. pro-actieve fase 2. preventieve fase 3. preparatieve fase 4. responsfase 5. nazorgfase Deze verschillende fasen vormen met elkaar een cyclus. Bij continuïteitsplanning ligt de nadruk op pro-actie en preventie, bij crisismanagement op preparatie en respons. Pro-actie en preventie door bij het ontwerp van nieuwe diensten, infrastructuren of aanpassingen en uitbreidingen in diensten of infrastructuren te doordenken en te testen welke elementen mogelijk structurele storingen gaan veroorzaken. Preparatie door vooraf te bedenken wat moet worden gedaan en op welke wijze als het fout gaat (bijvoorbeeld door vooraf afspraken te maken over wie wat doet tijdens een crisis en met wie wordt gecommuniceerd). In de responsfase wordt de daadwerkelijke crisis of uitval bestreden. De laatste fase behelst de nazorg en leidt tot terugkeer naar de normale situatie. In de eerste twee fasen is de rol van de overheid zeer beperkt. Deze activiteiten zijn volledig te scharen onder ‘business continuity’. In de andere fasen is meer sprake van een gezamenlijke aanpak en afstemming. Crisismanagement ten behoeve van de telecommunicatiesector staat voor het geheel van maatregelen en voorzieningen die de telecommunicatieaanbieders treffen in samenwerking met het ministerie met het oog op crisissituaties, ter waarborging van de vier vitale belangen in brede zin. Voor het functioneren van een continuïteitsplan zal in de verschillende fasen van een vitaal proces rekening moeten worden gehouden met discontinuïteiten. Per dienst of product kan een organisatie zich in een andere fase bevinden wat in de praktijk ook kan betekenen dat een organisatie zich in meerdere fasen tegelijk bevindt. Het is daarbij van essentieel belang dat de verschillende (deel-)activiteiten in de vijf fasen goed op elkaar zijn afgestemd. Ook afstemming tussen de aanbieders en het ministerie en de andere kritieke infrastructuren (vooral de energiesector) is daarbij van belang. Continuïteitsplanning en crisismanagement kunnen tezamen dan ook steeds meer beschouwd worden als netwerkmanagement tussen de ketens, vooral op het terrein van voorbereiding, afstemming, overleg, informatie-uitwisseling, communicatie, rapportage en crisisbestrijding. Daardoor kunnen partijen slagvaardig en gecoördineerd opereren en daarbij hun kennis delen, ondanks verschillende invalshoeken. 1. Pro-actieve fase (voorkomen van structurele oorzaken van mogelijke verstoringen) Activiteiten op het terrein van continuïteitsplanning, richten zich in deze fase vooral op ontwerpaspecten van nieuwe telecommunicatiediensten en infrastructurele voorzieningen. Dit betreft dus vooral intrinsieke aspecten die deel uitmaken van het ontwerp van een bepaalde dienst of een product.
Algemene informatie
4
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
2. Preventieve fase (risicobeperking) In deze fase is het van belang dat de continuïteitsaspecten die in eerste instantie door de aanbieders ontwikkeld zijn, ook in nieuwe producten en diensten daadwerkelijk op het bedoelde hoge niveau in productie en onderhoud worden gehandhaafd. 3. Preparatieve fase (voorbereiding op bestrijding van een crisis) Deze fase wordt gekenmerkt door activiteiten in voorbereidende zin mocht zich onverhoopt toch een crisis voor doen. Deze activiteiten gelden zowel voor de aanbieders als voor DGTP. Als basis kan gelden de crisisvoorbereiding reeds bestaande regelingen. Deze fase moet worden gezien als een groeimodel, net als bijvoorbeeld de invoering van een kwaliteitszorgsysteem. Te denken valt daarbij aan het volgende: • De aanwezigheid van (individuele) continuïteitsplannen (inclusief bijlagen als draaiboeken, telefoonlijsten, rapportageformulieren e.d.); • De beschikbaarheid van mensen en middelen ten behoeve van die plannen (een crisismanagementorganisatie); • Opleidingen en oefeningen; • Periodiek overleg en rapportages; • Beheer en verbetering van de plannen. 4. Responsfase: de crisissituatie In de respons fase zal de telecommunicatieaanbieder bij wie zich een crisis voordoet, moeten kunnen omgaan met een groot aantal onzekerheden. Een crisissituatie wordt immers gekenmerkt door (een combinatie van onder meer): • een geringe beslissingstijd; • een groot aantal actoren; • een grote mate van onzekerheid en kritieke momenten; • een grote politieke en publieke interesse; • een belangrijke rol van de (massa-)media. De responsfase wordt soms opgedeeld in een respons- en stabilisatiefase De procedures over besluitvorming, opschaling, noodreparaties en crisiscommunicatie, zoals die vooraf zijn vastgelegd in handleidingen of draaiboeken zullen als gevolg van deze kenmerken onder druk komen te staan. Niet zelden zullen deze handleidingen en draaiboeken moeten worden aangevuld met een flinke portie improvisatievermogen. Een crisis kan worden beschreven aan de hand van onderstaand figuur.
Algemene informatie
5
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
5. Na(zorg)fase (terugkeer, evaluatie en verantwoording) In deze fase wordt binnen een telecommunicatiebedrijf aandacht geschonken aan het structurele herstel van de geleden schade en aan evaluatie en rapportage. De overheid en de betreffende aanbieders kunnen in onderling overleg de rapportages gebruiken voor het doen van verbeteringsvoorstellen van de individuele en sectorale plannen en voor eventuele rapportage aan de politiek. De aanbieder kan deze evaluatie eveneens gebruiken voor het (structureel) verbeteren van de betreffende telecommunicatiedienst of infrastructurele voorziening en betrekken bij nieuwe ontwikkelingen. Tevens kunnen hieruit beleidsvoorstellen worden ontleend voor aanpassing van het beleidskader rondom crisismanagement. Het begrip vitale dienst De Nederlandse overheid kende tot voor kort geen breed geaccepteerde definitie voor het begrip ‘vitaal’ als kenmerk van een product of dienst. Daarom is een werkdefinitie opgesteld, afgeleid van de in het Nacotel vastgelegde omschrijving van vitaliteit van telecommunicatiediensten. De werkdefinitie luidt: Een product of dienst is als product of dienst (‘deliverable’) van een maatschappelijke sector vitaal indien daarmee een essentiële bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van een algemeen aanvaard minimum kwaliteitsniveau van de nationale of internationale rechtsorde, de openbare veiligheid, het economisch leven, de algemene gezondheid en het milieu, dan wel het deels of geheel verstoord raken, dan wel wegvallen, van dat product of die dienst, de bevolking en/of het bestuur op nationale schaal kan schaden en het minimum kwaliteitsniveau in potentie of feitelijk in gevaar komt. Hierbij is van belang dat naast de beschikbaarheid van een essentieel product of dienst deze ook betrouwbaar dient te zijn. Zo is bedorven voedsel wel aanwezig en daarmee beschikbaar, maar niet betrouwbaar en daarmee niet bruikbaar. Beschikbaarheid en betrouwbaarheid dienen dus altijd in combinatie beschouwd te worden.
Algemene informatie
6
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
Vitale infrastructuur De openbare vitale infrastructuur omvat het totaal van vitale diensten en producten die op de vrije markt voor het publiek (particulier en bedrijf) verkrijgbaar zijn. Het overgrote deel van de openbare vitale infrastructuur (70–80%) in Nederland wordt beheerd door of is in eigendom van het bedrijfsleven, voor telecommunicatie is dat zelfs 100%. Op het terrein van de diverse fasen van continuïteitsplanning en crisisbeheersing bestaan dan ook al structurele vormen van publiek-private samenwerking. Beide partijen dragen een (deel-)verantwoordelijkheid in de zorg voor de continuïteit van de dienstverlening en het voorkomen van verstoringen daarvan. Dit betreft niet alleen de continuïteit binnen de eigen sector of bedrijfstak, maar vooral ook daartussen. Het waarborgen van de continuïteit van producten en diensten behorend tot de vitale infrastructuur is van groot belang. Uitval of verstoring van vitale dienstverlening heeft grote gevolgen. Een zo goed mogelijke bescherming van processen, producten en diensten binnen de vitale sectoren is in veel gevallen primair een verantwoordelijkheid van de private sector. In de wetenschap dat (grootschalige) uitval of verstoring van vitale infrastructuur per definitie grote impact heeft, zullen voorbereidingen moeten worden getroffen op het terrein van bijvoorbeeld geoefendheid, niveau van bewaking en beveiliging bij daadwerkelijke dreiging en actualisatie van calamiteitenplannen. De overheid zal toezicht uitoefenen op de uitvoering van de voorbereidingen en, in het uiterste geval, ingrijpen in de betreffende sector. Dit ingrijpen zal in uiterste instantie kunnen leiden tot het opleggen van sancties. Kortom, het bedrijfsleven is wat crisisbeheersing betreft de eerstverantwoordelijke voor het minimaliseren van de kansen op een crisis (pro-actie/ preventie), het treffen van voorbereidingen op crises die desondanks zullen kunnen optreden (preparatie), het bestrijden van crises zelf (respons) en de daarbij behorende nazorg. De overheid zal dit proces ondersteunen door het maken van afspraken voor het gezamenlijk ontwikkelen van detectiemethoden, het delen van informatie op alle niveaus, het onderling bespreken van detectie van verdachte omstandigheden, het uitvoeren van dreigingsanalyses op basis waarvan het bedrijfsleven contingencyplannen kan ontwikkelen, alsmede het organiseren van simulaties en gezamenlijke oefeningen. Individuele aanbieder of sectorbreed. Zoals hierboven gezegd faciliteert de overheid het proces, zij vervult een meer kaderscheppende, overkoepelende rol en ondersteunt het proces waarvan de implementatie voor een groot deel bij de private partijen ligt. De bescherming van de vitale belangen is afhankelijk van de voorbereiding en veerkracht in de gehele sector. De betreffende partijen in de sector zullen deze voorbereiding en veerkracht moeten leveren, waarbij dat niet betekent dat een ieder het op exact dezelfde detailwijze moet doen. Wel zullen de voorbereiding en de veerkracht een aantal kenmerken hebben die iedere partij moet aanvaarden om gezamenlijke actie mogelijk te maken. Deze gezamenlijkheid tot stand brengen is bij uitstek een rol die de overheid dient te vervullen, waarbij zij gevoed wordt door de partijen uit de sector.
Algemene informatie
7
versie 04 mei 2005
Handboek NCO-T
Bijlage 2
Relevante wetgeving
-
Bijlage 2a Telecommunicatiewet Hoofdstuk 14 Doorlopende tekst geldend per 12 december 2007
-
Bijlage 2b Ministeriële Regeling Voorbereiding Buitengewone Omstandigheden Telecommunicatiewet Doorlopende tekst geldend per 20 december 2007
-
Bijlage 2c Instellingsbesluit Nationaal Continuïteitsoverleg – Telecommunicatie 2007 Doorlopende tekst geldend per 11 februari 2008
Handboek NCO-T
De Telecommunicatiewet HOOFDSTUK 14. BUITENGEWONE OMSTANDIGHEDEN Artikel 14.1 In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen is Onze Minister bevoegd in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen aanwijzingen te geven met betrekking tot de verzorging van telecommunicatie van en naar het buitenland.
Artikel 14.2 1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een deel daarvan artikel 14.4, eerste tot en met derde lid, in werking worden gesteld. 2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen. 3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld. 4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten. 5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking. 6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 14.3 Ingeval voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, oefent Onze Minister de in artikel 14.4, eerste lid, bedoelde bevoegdheden uit in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.
Artikel 14.4 1. Onze Minister is bevoegd aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en aan gebruikers van de frequentieruimte aanwijzingen te geven met betrekking tot: a. de instandhouding en exploitatie van hun openbare telecommunicatienetwerken; b. het verzorgen en het gebruiken van hun openbare telecommunicatiediensten; c.
de instandhouding en exploitatie dan wel beperking of beëindiging van het gebruik van hun radiozendapparaten, en
d. het ter beschikking stellen van huurlijnen en het gebruik daarvan, van, naar of in het gebied waarvoor een besluit als bedoeld in artikel 14.2, eerste lid, van kracht is. 2. Onze Minister kan bij toepassing van het eerste lid afwijken van de verplichtingen die ingevolge deze wet op aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en op gebruikers van de frequentieruimte rusten.
Relevante wetgeving
-1-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
3. De aanwijzingen die ingevolge het eerste lid aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en aan gebruikers van de frequentieruimte zijn gegeven, zijn voor deze verbindend. 4. Indien aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en gebruikers van de frequentieruimte als gevolg van aanwijzingen gegeven op grond van het eerste lid onevenredig financieel nadeel ondervinden, kent Onze Minister hen een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe.
Artikel 14.5 1. Bij toepassing van artikel 14 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag zijn aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en gebruikers van de frequentieruimte verplicht de op grond van het eerste lid van genoemd artikel aangewezen autoriteiten alle medewerking te verlenen, daaronder begrepen het uitvoeren van door die autoriteiten gegeven opdrachten. 2. Bij toepassing van artikel 31 van de Oorlogswet voor Nederland zijn aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huur lijnen en gebruikers van de frequentieruimte verplicht het militair gezag alle medewerking te verlenen, daaronder begrepen het uitvoeren van door dat gezag gegeven opdrachten.
Artikel 14.6 1. Onze Minister kan na overleg met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie regels stellen ten aanzien van de te nemen organisatorische en personele maatregelen en de te treffen bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 alsmede omtrent de aan Onze Minister daaromtrent te verstrekken informatie. 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, zijn uitsluitend van toepassing op door Onze Minister na overleg met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie aan te wijzen aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en gebruikers van de frequentieruimte. 3. Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald welke kosten van de uitvoering redelijkerwijze ten laste van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en van gebruikers van de frequentieruimte dienen te komen. 4. De in het eerste lid bedoelde bijzondere voorzieningen hebben betrekking op: a. de beschikbaarheid van openbare telecommunicatienetwerken dan wel delen daarvan, openbare telecommunicatiediensten, radiozendapparaten en huurlijnen; b. de beveiliging van bepaalde onderdelen van een openbaar telecommunicatienetwerk of van radiozendapparaten; c.
de afwikkeling van het elektronisch transport van gegevens over een openbaar telecommunicatienetwerk, en
d. aanvullende infrastructurele voorzieningen voor het elektronisch transport van gegevens en de beveiliging daarvan.
Relevante wetgeving
-2-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
De ministeriële Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 december 2007, nr. WJZ 7119637, houdende vaststelling van bepalingen ter zake van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden in de sector telecommunicatie (Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007) De Staatssecretaris van Economische Zaken, Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: Telecommunicatiewet; b. Minister: Minister van Economische Zaken; c. aanbieder: een op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk, van een openbare telecommunicatiedienst of van een huurlijn; d. Nationaal Noodnet: telecommunicatienetwerk voor vitale berichtgeving in buitengewone omstandigheden. Artikel 2 1. Een aanbieder neemt met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet de volgende organisatorische en personele maatregelen en treft de volgende bijzondere voorzieningen: a. het beschikbaar hebben van ter zake kundige personen die: 1°. als contactpersoon optreden om de aanwijzingen, bedoeld in artikel 14.4, eerste lid, van de wet, uit te voeren; 2°. deelnemen aan door de Minister aan te wijzen organisaties, overlegstructuren en oefeningen; 3°. op aanwijzing van de Minister ter uitvoering van verplichtingen voortvloeiend uit het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. J 355) expertise leveren inzake de aanleg en instandhouding van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten; b. het beschikken over een voorziening waarbij ingeval van congestie in zijn openbaar telecommunicatienetwerk door de Minister aan te wijzen nummers gebruik kunnen blijven maken van zijn openbaar telecommunicatienetwerk; c. zorgdragen voor een doeltreffende beveiliging van de door de Minister aan te wijzen vitale bedrijfsonderdelen of objecten. 2. De aanbieder Koninklijke KPN N.V. houdt met betrekking tot de in het eerste lid genoemde voorbereiding de bijzondere voorziening van het Nationaal Nood- net in stand ten behoeve van de daarop aangesloten abonnees. Artikel 3 Een aanbieder is verplicht de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding en de daarover te verstrekken informatie te beveiligen tegen kennisneming door onbevoegden, alsmede geheimhouding te betrachten met betrekking tot deze voorbereiding en de te verstrekken informatie. Artikel 4 1. Een aanbieder verstrekt de Minister jaarlijks voor 1 april een rapportage over de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding in het afgelopen kalenderjaar. 2. De rapportage, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop een aanbieder de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde maatregelen en voorzieningen in zijn organisatie heeft geïmplementeerd, in het bijzonder waar het gaat om de continuïteitsplanning en het crisismanagement.
Relevante wetgeving
-3-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
3. Onverminderd het eerste en tweede lid verstrekt een aanbieder de Minister gedurende het kalenderjaar op diens verzoek informatie over de voorbereiding, bedoeld in artikel 14.6, eerste lid, van de wet. 4. De informatie, bedoeld in het derde lid, wordt door een aanbieder verstrekt op een door de Minister aan te geven wijze. Artikel 5 De kosten van de uitvoering, bedoeld in artikel 14.6, derde lid, van de wet komen ten laste van een aanbieder tenzij de Minister in bijzondere gevallen anders bepaalt. Artikel 6 De Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet wordt ingetrokken. Artikel 7 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel 8 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 11 december 2007. De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk. Toelichting Algemeen 1. Doel en aanleiding Met de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007 (hierna: regeling) wordt uitvoering gegeven aan artikel 14.6 van de Telecommunicatiewet (hierna: wet). De regeling bevat regels voor bepaalde aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen inzake de door hen te nemen organisatorische en personele maatregelen en te treffen bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet en de door hen daarover aan de Minister van Economische Zaken te verstrekken informatie. De te treffen bijzondere voorzieningen hebben betrekking op de beschikbaarheid van genoemde netwerken (of delen daarvan), diensten, radiozendapparaten en huurlijnen, de beveiliging van onderdelen van een netwerk of van radiozendapparaten, de afwikkeling van het elektronisch transport van gegevens over een netwerk en aanvullende infrastructurele voorzieningen voor het elektronisch transport van gegevens en de beveiliging daarvan. Het treffen van bijzondere voorzieningen dient nauw aan te sluiten op de normale bedrijfsvoering van de aanbieders. Dit betekent dat er een direct verband bestaat tussen de planning ten behoeve van de continuïteit van de aanbieder en de te treffen noodplanning. De regeling vervangt de in 1999 vastgestelde Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet. De regeling behelst enkele wijzigingen ten opzichte van de regeling uit 1999. Allereerst zijn de aanbieders niet meer in de regeling aangewezen. In plaats daarvan worden de aanbieders op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de wet bij besluit van de Minister van Economische Zaken aangewezen. Voorts is de jaarlijkse informatieverplichting jegens de Minister van Economische Zaken op een enkel onderdeel gewijzigd. 2. Bedrijfeffecten en administratieve lasten De regeling brengt voor de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen
Relevante wetgeving
-4-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
aanbieders mee, dat men diverse (voorbereidende) activiteiten dient te verrichten. Deze activiteiten - die grotendeels in artikel 2 zijn beschreven - betreffen: • het - voor uiteenlopende doeleinden - beschikbaar en inzetbaar hebben van terzake deskundige personen, onder meer voor het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie (het NCO-T); • het beschikken over een doeltreffende voorziening waarbij, ingeval van congestie in het desbetreffende openbare telecommunicatienetwerk, oproepen naar een door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummer(s) via het openbare telecommunicatienetwerk onder alle omstandigheden mogelijk blijven (b.v. het Europees alarmnummer 112). Dit geldt uiteraard alleen voor de desbetreffende aanbieder die een dienst of diensten aanbiedt of gaat aanbieden via welke oproepen naar door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummer(s) verwerkt worden; • het zorgdragen voor doeltreffende beveiliging van door de Minister aangewezen vitale bedrijfsonderdelen of objecten; • een beveiligings- en geheimhoudingsplicht; • een jaarlijkse rapportageverplichting; • Uitsluitend voor koninklijke KPN N.V.: het instandhouden van het Nationaal Noodnet. Omtrent de kosten die met deze activiteiten samenhangen, wordt het volgende opgemerkt. De kosten met betrekking tot de genoemde voorziening om voor de door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummers congestie op het openbare telecommunicatienetwerk tegen te gaan zijn niet éénduidig aan te geven. Dit hangt in grote mate af van de door de aanbieder voor zijn infrastructuur gebruikte technologie. In vrijwel alle typen infrastructuur die toegepast worden zijn faciliteiten aanwezig of beschikbaar om oproepen naar bepaalde nummers voorrang te geven of een deel van de capaciteit van het netwerk te reserveren voor het verwerken van bepaalde oproepen. De aanbieder is vrij in de keuze van de technologische oplossing om invulling te geven aan de aanwijzing, zolang geen afbreuk wordt gedaan aan het werkingsbereik van de aanwijzing. Wat het Nationaal Noodnet betreft, wordt opgemerkt dat dit noodnet is ingericht in de tijd van het staatsbedrijf der PTT; de initiële investeringen zijn indertijd dan ook door de staat gedaan. Na privatisering van het staatsbedrijf is Koninklijke KPN N.V. opgedragen het noodnet in stand te houden en te onderhouden. Aan de op het noodnet aangesloten abonnees worden door KPN abonnementskosten in rekening gebracht. De overige genoemde activiteiten - de beschikbaarheid van deskundig personeel en het voorhanden hebben van diverse beveiligingsmaatregelen - betreffen activiteiten waarvan aangenomen mag worden dat die ook onder normale omstandigheden (en ook bij niet aangewezen aanbieders) in het kader van de normale bedrijfsvoering zullen zijn getroffen en die nauw aansluiten bij hetgeen in de regeling dwingend wordt voorgeschreven. Artikel 4 legt aan de aangewezen aanbieders een beveiligings- en geheimhoudingsplicht op. Het betreft hier een zorgverplichting ten aanzien waarvan verder niet is aangegeven op welke wijze deze moet worden ingevuld. De aanbieder heeft hier derhalve de nodige keuzevrijheid en derhalve ook zelf invloed op de omvang van de kosten die hij hiervoor dient te maken. Tot slot wordt in artikel 5 aan de aangewezen aanbieders een jaarlijkse rapportageverplichting opgelegd. Het gewijzigde artikel 5 past beter bij de huidige praktijk. In de regeling uit 1999 was sprake van rapportage in de vorm van een continuïteitsplan, een dergelijke rapportagevorm is in de praktijk echter te gedetailleerd, daarmee te omvangrijk en daardoor te belastend voor de aanbieder. Het gewijzigde artikel 5 maakt een efficiënter rapportage mogelijk, in het overleg zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, a, 2°, van de regeling worden vorm en reikwijdte van deze rapportage nader vastgesteld. Deze wijziging leidt niet tot een vermeerdering van de administratieve lasten in vergelijking met de vorige regeling. De rapportageverplichting brengt met zich mee dat een aanbieder naar inschatting, welke is gebaseerd op informatie die is ingewonnen bij de reeds onder de regeling vallende aanbieders, aan het voor de eerste maal opstellen van de rapportage twee werkdagen moet besteden. Omdat in de daaropvolgende jaren in beginsel kan worden volstaan met een actualisering van een eerder uitgebrachte rapportage kan de tijdsbesteding in die situatie derhalve lager uitvallen.
Relevante wetgeving
-5-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
Voor een onder de gewijzigde regeling nieuw aangewezen aanbieder komt de onderhavige informatieverplichting neer op een administratieve last in het eerste jaar van € 800 (16 uur maal € 50). In de volgende jaren zullen de administratieve lasten voor deze aanbieder ongeveer €400 (50% van € 800) per jaar bedragen. Deze lasten zijn gelijk aan de lasten voor een onder de vorige regeling aangewezen aanbieder. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft de ontwerpregeling niet getoetst omdat de administratieve lasten niet gewijzigd zijn. Artikelsgewijs Artikel 2 Artikel 2 van de regeling heeft betrekking op de te treffen maatregelen door de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet bij besluit van de Minister van Economische Zaken aangewezen aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten of huurlijnen. Het betreft aanbieders die met hun openbare netwerken, openbare diensten en huurlijnen een landelijke dekking hebben, dan wel een maatschappelijke vitale functie vervullen. Artikel 2, eerste lid, onder a Artikel 2, eerste lid, van de regeling stipuleert de organisatorische en personele maatregelen alsmede de bijzondere voorzieningen die door elk van de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieders dienen te worden getroffen met het oog op het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet. Het gaat daarbij om het beschikbaar hebben van ter zake kundige personen die de aanwijzingen van de Minister van Economische Zaken ingevolge artikel 14.4, eerste lid, van de wet uit kunnen voeren, deel kunnen nemen aan organisaties, overlegstructuren, oefeningen ed. en om op aanwijzing van de Minister van Economische Zaken expertise te leveren ter uitvoering van verplichtingen voortvloeiend uit het NAVOVerdrag. Artikel 2, eerste lid, onder b In de huidige situatie zijn de door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen nummers beperkt tot noodoproepen zoals het alarmnummer 112. Onderzoeken naar andere vormen van prioritering dan wel preferentiestelling van nummers kan in de toekomst leiden tot een uitbreiding van de aan te wijzen nummers. Artikel 2, tweede lid Ten aanzien van Koninklijke KPN NV. is ten behoeve van de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet, naast de overige bepalingen van artikel 2 van deze regeling, een extra bepaling opgenomen inzake het, als enige aanbieder, instandhouden van het Nationaal Noodnet ten behoeve van daarop aangesloten abonnees. Het instandhouden van het Nationaal Nood- net door Koninklijke KPN N.V. betreft voortzetting van het beleid dat reeds gold op basis van de krachtens artikel 60 van de Wet op de telecommunicatie- voorzieningen gestelde beschikking. Koninklijke KPN N.V. brengt de op het Nationaal Noodnet aangesloten abonnees een abonnementsprijs in rekening. Artikel 3 Geheimhouding omtrent de door de aanbieders te nemen organisatorische en personele maatregelen en de te treffen bijzondere voorzieningen en de door hen daarover aan de Minister van Economische Zaken te verstrekken informatie is van cruciaal belang. Artikel 3 geeft ter zake een regeling. Overigens wordt in dit verband nog opgemerkt dat door de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken bij de aanbieders vertrouwensfuncties kunnen worden aangewezen. Artikel 4 Artikel 4 behelst een informatieverplichting jegens de Minister van Economische Zaken, waarbij jaarlijks voor 1 april door de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieders een rapportage dient te worden verschaft over de in artikel 14.6,
Relevante wetgeving
-6-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding. Deze rapportage dient in ieder geval een beschrijving te omvatten van de wijze waarop door de aanbieder de maatregelen en voorzieningen t.b.v. de door de aanbieder geleverde vitale dienst(en) dan wel landelijk dekkende infrastructuur in zijn organisatie zijn geïmplementeerd, in het bijzonder waar het gaat om de continuïteitsplanning en het crisismanagement. Met de continuïteitsplanning wordt duidelijkheid verschaft inzake het voldoende waarborgen en eventueel herstel van de continuïteit van de dienstverlening door de aanbieders in buitengewone omstandigheden. Artikel 5 De toenemende afhankelijkheid van de samenleving van het goed en continu functioneren van netwerken en diensten neemt met de dag toe. In het kader van de normale bedrijfsvoering worden door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en diensten dan ook zelf reeds hoge continuïteitseisen gesteld waar het gaat om het beschikbaar houden en ongestoord doen functioneren van hun netwerken en het kunnen leveren van hun diensten. De maatregelen die in het kader van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden moeten worden getroffen zullen dan ook deels aan (kunnen) sluiten bij die welke door de aanbieders voor normale omstandigheden worden getroffen, waarmee de kosten deels deel uitmaken van de normale dienstverlening van de aanbieders. Gelet hierop wordt het redelijk geacht om als hoofdregel te hanteren dat de kosten van de uitvoering, bedoeld in artikel 14.6, derde lid, van de wetten laste van de aanbieder blijven. Daarbij komt dat op deze wijze een prikkel wordt ingebouwd om op de meest voordelige wijze de benodigde maatregelen te realiseren. Niettemin kan het in bijzondere gevallen wenselijk zijn dat een andere wijze van kostentoerekening plaatsvindt. De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk.
Relevante wetgeving
-7-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
Instellingsbesluit nationaal continuïteitsoverleg telecommunicatie 2007 1 februari 2008/Nr. WJZ / 8010217 De Staatssecretaris van Economische Zaken, Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007; Besluit: Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. NCO-T: het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie; b. de Minister: de Minister van Economische Zaken. Artikel 2 1. Er is een Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie (NCO-T). 2. Het NCO-T heeft tot taak maatregelen te treffen ter voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de Telecommunicatiewet. Artikel 3 1. Het NCO-T bestaat uit een voorzitter, een secretaris en vertegenwoordigers van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen. 2. De minister wijst ambtenaren werkzaam bij zijn ministerie aan als voorzitter en als secretaris van het NCO-T. Artikel 4 Het NCO-T stelt haar eigen werkwijze vast. Artikel 5 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het NCO-T geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van het NCO-T opgeslagen in het archief van dat Ministerie. Artikel 6 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 december 2007. Artikel 7 Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit NCO-T 2007. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 1 februari 2008. De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk. Toelichting Met dit besluit wordt het Nationaal continuïteitsoverleg telecommunicatie (hierna: NCO-T) ingesteld. Het NCO-T is eerder ingesteld bij besluit van de Minister van Economische Zaken van 5 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52). Dit besluit was gebaseerd op de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet. Doordat in de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007 (Stcrt. 2007, 247) de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet is ingetrokken, is het noodzakelijk het NCO-T opnieuw in te stellen.
Relevante wetgeving
-8-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
Het NCO-T bestaat uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken en vertegenwoordigers van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen. Het NCO-T zal ten behoeve van de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden de taak omschreven in artikel 2, tweede lid, van het instellingsbesluit verrichten. Het NCO-T zal in het kader van deze taak onder meer nader vorm geven aan de verplichtingen die ten behoeve van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden op de aanbieders rusten. Via het NCO-T zal aldus aanbieders de ruimte geboden worden mede de invulling van de verplichtingen te bepalen. De Staatssecretaris van Economische Zaken is en blijft evenwel de eindverantwoordelijke in deze. Het NCO-T vervangt het overleg dat voorheen plaatsvond in het kader van Nacotel, de publiek-private samenwerking tussen het Ministerie van Economische Zaken en de aanbieders in de periode 2001 tot 2006. In het kader van Nacotel zijn afspraken gemaakt over de vorm waarin en de wijze waarop de voorbereiding van het verzorgen van het elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden minimaal dient te worden ingevuld. Het NCO-T zal deze taak overnemen. Hieraan is overleg met de aanbieders voorafgegaan. Dit instellingsbesluit is gebaseerd op artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007. In dit artikel is onder meer bepaald dat aanbieders personen beschikbaar dienen te hebben die deelnemen aan aangewezen overlegstructuren. Met dit instellingsbesluit wordt het NCO-T als een dergelijke overlegstructuur aangewezen. Op de aanbieders rust dan ook de verplichting lid te zijn van het NCO-T. Het NCO-T bepaalt haar eigen werkwijze en de te behandelen onderwerpen. Alle deelnemende partijen kunnen onderwerpen ter behandeling aanbieden. Vanuit het Ministerie van Economische Zaken zal een sturende rol vervuld worden. Overigens zal het NCO-T ook een faciliterende rol kunnen vervullen ten behoeve van discussies over onderwerpen die niet direct voortvloeien uit de verplichtingen op grond van artikel 14.6 van de Telecommunicatiewet.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk.
Relevante wetgeving
-9-
versie 28 augustus 2008
Handboek NCO-T
Bijlage 3
Vaststellen vitale diensten en aanbieders.
-
Bijlage 3a Rapport “Update van de definitie en uitwerking van het begrip Maatschappelijk Vitaal” Versie: definitief d.d. 19 november 2004
-
Bijlage 3b Standpunt DGTP over het rapport in bijlage 3a Versie: definitief d.d. 16 februari 2005
-
Bijlage 3c Rapport “Update aanbieders maatschappelijk vitale diensten Versie: definitief d.d. 5 mei 2006
-
Bijlage 3d Standpunt DGET over het rapport in bijlage 3c Versie: definitief d.d. 12 mei 2006
-
Bijlage 3e Lijst van per 10 november 2006 aangewezen aanbieders
UPDATE VAN DE DEFINITIE EN UITWERKING VAN HET BEGRIP MAATSCHAPPELIJK VITAAL Studie voor DGTP
19 november 2004 status Definitief versie 1.0
Copyright © 2004 Verdonck, Klooster & Associates B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
Inhoudsopgave 1
2
3
Inleiding
2
1.1
Doel eindrapportage
3
1.2
Doelgroep
3
1.3
Werkwijze
3
Relevante ontwikkelingen ’Maatschappelijk vitaal’
5
2.1
Inleiding
5
2.2
Wettelijk kader
5
2.3
Het maatschappelijk kader
7
2.4
Technische en economische ontwikkelingen
9
De methodiek
15
3.1
Inleiding
15
3.2
Drie lagen
15
3.3
Laag 1: De afhankelijkheidsanalyse
15
3.4
Laag 2: Vaststellen maatschappelijk vitale diensten
16
3.5
Laag 3: Aanwijzen aanbieders van maatschappelijk vitale diensten
18
3.6
Periodieke update per laag van de methodiek
21
4
Maatschappelijk vitale diensten
22
5
De aanbieders van maatschappelijk vitale diensten
27
5.1
Lijst met aanbieders
27
6
Conclusies en aanbevelingen
29
A
Woordenlijst
31
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
1
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
1
Inleiding Begin 2002 heeft Verdonck, Klooster & Associates (VKA) in opdracht van het Directoraat Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) een onderzoek afgerond in het kader van het vitale karakter van telecommunicatiediensten. Het resultaat van dit onderzoek was de beschrijving van het wettelijk kader rond het onderwerp, definiëring van de begrippen ‘maatschappelijk vitale dienst’ en ‘landelijke dekking’ en het opstellen van een set van uniforme en transparante criteria ter invulling van die begrippen. Op basis daarvan is een methodiek voorgesteld ten aanzien van de wijze van toepassing van de criteria. Op basis van de methodiek wordt DGTP in staat gesteld telecommunicatieaanbieders aan te wijzen voor het vervullen van “een maatschappelijke functie”, zoals de betreffende Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet het 1 omschrijft . In casu wordt de maatschappelijke functie vervuld door het bieden van een
maatschappelijk vitale dienst. Een aantal aanbieders heeft een beschikking gekregen omdat zij met hun openbare 2
telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten , huurlijnen of frequentieruimte aanbieders zijn van een maatschappelijk vitale dienst. Op basis van deze beschikking dienen zij voorbereidingen voor buitengewone omstandigheden te treffen. De genoemde regeling geldt – ook na inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet – onverkort. Inmiddels is echter wel de markt nog verder geliberaliseerd en hebben zich (technische, economische en ook maatschappelijke) ontwikkelingen voorgedaan die wellicht gevolgen hebben voor de definitie van het begrip maatschappelijk vitale dienst en/of de aanbieders die een als maatschappelijk vitaal omschreven dienst aanbieden. Wellicht ten overvloede: de in dit rapport gehanteerde term 'maatschappelijk vitale dienst' ziet op diensten die vallen binnen hoofdstuk 14 van de Telecommunicatiewet. Diensten zoals energie- en watervoorziening bijvoorbeeld, hoe maatschappelijk vitaal ook, vallen niet onder deze definitie. Het Directoraat Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) van het Ministerie van Economische Zaken heeft VKA daarom nu verzocht – kortweg – het destijds uitgewerkte en geoperationaliseerde criterium ‘maatschappelijk vitaal’, indien nodig, te herijken aan de hand van de meest recente technische, maatschappelijke, economische en mogelijk andere ontwikkelingen. Uitgangspunt daarbij is dat de in 2002 gehanteerde methodiek zoveel mogelijk opnieuw gehanteerd wordt. Achtergrond daarbij is ten eerste de continuïteit die DGTP daarmee (aan betrokken telecommunicatieaanbieders) biedt ten aanzien van het onderwerp. Ten tweede is gebleken dat de methodiek en de uitwerking ervan in de (Nacotel-)praktijk goed gewerkt hebben. De methodiek wordt op verzoek van DGTP niettemin wel verder uitgewerkt op een specifiek facet: de onderbouwing, met
1
In het genoemde onderzoek van VKA in 2002 is ook, gebaseerd op de genoemde Regeling, het begrip
‘landelijk dekkend’ nader onderzocht. De uitwerking van het begrip ‘landelijk dekkend’ bl jft in dit rapport achterwege. 2
Terminologie zoals gehanteerd specifiek in artikel 14.6 van de nieuwe Telecommunicatiewet (nTw), zoals
overigens ook in de rest van hoofdstuk 14, en in de hoofdstukken 10 en 13. Deze terminologie zal in dit onderzoek worden gebruikt, behalve daar waar gesproken wordt over de overige hoofdstukken van de nTw, die een hiervan afwijkende terminologie kennen. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
2
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
argumenten, waarom bepaalde diensten wel en anderen niet als maatschappelijk vitaal gekenmerkt kunnen worden, wordt (meer) expliciet en transparant gemaakt. Het begrip 'landelijk dekkend’, waarvan ook in de Regeling sprake is, is overigens in dit rapport niet onderzocht. Na herijking van de methodiek, de toetsing ervan in twee ronden bij DGTP en bij een aantal telecomaanbieders, wordt afsluitend een voorstel gedaan voor de aanbieders die een maatschappelijk vitale dienst bieden. Het op te zetten kader zal tevens gebruikt worden voor gebruik binnen Nacotel-verband. Ten opzichte van het eerder door VKA gedane onderzoek is, na afstemming met DGTP, in dit onderzoek slechts ter introductie een korte weergave van het relevante wettelijke (telecom-) kader opgenomen. Achtergrond daarvan is, dat dit kader, ook na invoering van de nieuwe Telecommunicatiewet, ten aanzien van het onderhavige onderwerp functioneel niet gewijzigd is.
1.1
Doel eindrapportage Deze eindrapportage beschrijft de herijking van de definitie van maatschappelijk vitaal, geeft het instrumentarium en de daaruit volgende argumenten om aanbieders van maatschappelijk vitale diensten te kunnen selecteren en geeft tenslotte het overzicht van de volgens dit instrumentarium te selecteren aanbieders.
1.2
Doelgroep Deze eindrapportage is bedoeld voor van DGTP en de deelnemers in de Nationale Telecommunicatie Coördinatie Commissie (NTCC).
1.3
Werkwijze Gedurende de studie hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden: Inventarisatie ontwikkelingen Allereerst is er een inventarisatie uitgevoerd van relevante ontwikkelingen op het gebied van regelgeving, maatschappelijke en technische ontwikkelingen en de veranderingen op de relevante markten. Interviews met betrokken partijen In het kader van de studie is, verdeeld over twee ronden, een aantal betrokken partijen geïnterviewd om de definities en methodiek te toetsen. Deze aanbieders hebben op verzoek van DGTP meegewerkt. De tweede ronde is met name gebruikt om de methodiek en de invulling daarvan af te stemmen. De interviews hebben plaatsgevonden met:
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
3
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
2
Relevante ontwikkelingen ’Maatschappelijk vitaal’
2.1
Inleiding Ter inleiding op het onderwerp ‘maatschappelijk vitaal’ wordt hierna kort ingegaan op het bestaande wettelijke kader. Voor een meer uitgebreide analyse, die nog steeds actueel is, wordt verwezen naar het eerder genoemde onderzoek van VKA (2002). Daarna worden achtereenvolgens relevante technische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen geschetst.
2.2
Wettelijk kader In hoofdstuk 14 van de nieuwe Telecommunicatiewet (hierna: nTw) zijn bepalingen opgenomen die bevoegdheden voor de minister van Economische Zaken omvatten in geval van buitengewone 3 omstandigheden of de voorbereiding hierop. De bevoegdheden van de minister houden in dat er
bindende aanwijzingen kunnen worden gegeven aan “aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, huurlijnen en gebruikers van frequentieruimte”. Het is mogelijk dat de aanbieders hierbij van bestaande wettelijke verplichtingen moeten afwijken. Tevens kunnen regels aan voornoemde aanbieders worden gesteld die betrekking hebben op het voorbereiden en verzorgen van telecommunicatie in (toekomstige) buitengewone omstandigheden. In de artikelen 14.2 en 14.3 van de nTw zijn waarborgen voor het ingrijpen van de overheid opgenomen in het geval zich een buitengewone omstandigheid voordoet met betrekking tot binnenlandse aangelegenheden. In deze artikelen zijn de procedures opgenomen die gevolgd moeten worden in het geval de minister van Economische Zaken aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, huurlijnen en gebruikers van frequentieruimte bindende aanwijzingen wil geven conform artikel 14.4 nTw. De aanwijzingen die de minister overeenkomstig artikel 14.4 nTw kan geven, hebben betrekking op: •
De instandhouding en exploitatie van de openbare telecommunicatienetwerken;
•
De instandhouding en exploitatie van de openbare telecommunicatiediensten;
•
De instandhouding en exploitatie dan wel beperking of beëindiging van het gebruik van hun radiozendapparaten, en
•
Het ter beschikking stellen van huurlijnen en het gebruik daarvan.
De aanbieders tot wie een aanwijzing zich richt, zijn verplicht deze aanwijzing uit te voeren. Artikel 14.6 nTw biedt de grondslag voor de minister van Economische Zaken, na overleg met de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, om van bepaalde aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten, huurlijnen en gebruikers van frequentieruimte te vragen bijzondere voorzieningen te treffen ter voorbereiding op toekomstige buitengewone omstandigheden. Daarnaast bepaalt artikel 14.6 nTw dat de minister van Economische Zaken ook regels kan stellen ten aanzien van organisatorische en personele maatregelen in dit kader.
3
Buitengewone omstandigheid: een crisissituatie of een situatie waarin de beperkte of algehele noodtoestand is
afgekondigd op grond van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, als gevolg waarvan de noodwetgeving in werking treedt. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
5
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
De te nemen bijzondere voorzieningen ter voorbereiding voor het geval zich in de toekomst 4 buitengewone omstandigheden voordoen hebben betrekking op :
•
de beschikbaarheid van de verschillende netwerken,
•
de beveiliging van (bepaalde onderdelen van) de netwerken,
•
de afwikkeling van het elektronisch transport van gegevens, en
•
aanvullende infrastructurele voorzieningen voor het elektronisch transport van gegevens, alsmede de beveiliging hiervan.
5 De Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet (hierna: de
Regeling) geeft uitvoering aan artikel 14.6 nTw. In artikel 2 van de Regeling staan de aanbieders genoemd die uitvoering aan de Regeling moeten geven. Tevens is in deze Regeling opgenomen welke organisatorische en personele maatregelen de in de Regeling opgenomen aanbieders moeten nemen ter voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden. Deze maatregelen hebben o.a. betrekking op: •
een voorziening waarbij ingeval van congestie aan te wijzen nummers gebruik kunnen blijven maken van het telecommunicatienetwerk,
• •
de beveiliging van aan te wijzen vitale bedrijfsonderdelen of objecten, het hebben van een contactpersoon om de aanwijzingen in het kader van artikel 14.4 nTw uit te voeren,
•
het deelnemen aan door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen organisaties, overlegstructuren en oefeningen, en
•
het jaarlijks voor 1 april aan de Minister van Economische Zaken verstrekken van informatie inzake de genomen maatregelen ter voorbereiding op buitengewone omstandigheden.
2.2.1
Conclusie wettelijk kader en opmerkingen Gezien de ongewijzigde status van het relevante wettelijke kader rondom buitengewone omstandigheden en ‘maatschappelijk vitaal’ kan op deze plaats de conclusie uit het eerdere VKA onderzoek worden overgenomen: inhoudelijk bruikbare aanknopingspunten voor de invulling van de definitie 'maatschappelijk vitaal' zijn binnen het onderzochte wettelijk kader niet aangetroffen. Daarnaast kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden die invloed kunnen hebben op het vervolgtraject: •
In de hoofdstukken 10, 13 en 14 van de nTw wordt niet, zoals in de andere hoofdstukken, gesproken van ‘openbare elektronische communicatiediensten’ en ‘openbare elektronische communicatienetwerken’. In deze hoofdstukken worden nog de termen uit de 'oude' Telecommunicatiewet gehanteerd: ‘openbare telecommunicatienetwerken’ en ‘openbare telecommunicatiediensten’, zonder dat deze in hoofdstuk 1 van de wet gedefinieerd worden (artikel 1.1). Uit de memorie van toelichting blijkt dat de definities uit de 'oude' Tw voor deze twee begrippen nog steeds gelden. De achtergrond van het gebruik van andere omschrijvingen hangt samen met de bedoeling om gebruikers van frequentieruimte te kunnen aanspreken, waarbij de omroep uitgesloten wordt.
4
Zie voor volledige tekst artikel 14.6, tweede lid nTw.
5
Besluit van 7 mei 1999/Nr. DGTP/99/914/LF, Staatscourant 12 mei 1999, nr. 90 zoals gewijzigd bij Besluit van
30 november 1999/Nr. DGTP/99/3183/VW, Staatscourant 12 december 1999 nr. 237 Verdonck, Klooster & Associates B.V.
6
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
•
Ten tweede kan, los van de bovenstaande definitiekwestie, de vraag gesteld worden of de reikwijdte van aanbieders aan wie regels in het kader van maatschappelijk vitaal kunnen worden gesteld, voldoet. Zowel in de Tw als in de nTw ligt de nadruk op ‘openbare’ diensten en netwerken, dat wil zeggen ‘voor het publiek beschikbaar’. Dat betekent concreet dat een mogelijk als maatschappelijk vitale ‘dienst’ te karakteriseren faciliteit als de AMS-IX (die zorgdraagt voor interconnectie van de netwerken van ISP’s) op basis van het wettelijk kader niet als zodanig zou kunnen worden benoemd. De AMS-IX biedt immers geen dienst aan het publiek, maar een wholesale dienst aan ISP’s. De AMS-IX is ook niet als aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst of -netwerk bij OPTA geregistreerd.
2.3
Het maatschappelijk kader De verregaande liberalisering van de telecommunicatiemarkt, de stormachtige technologische ontwikkelingen, de convergentie en het toenemende gebruik van het Internet zijn ook factoren die effect hebben op de mate waarin de maatschappij afhankelijk is (geworden) van elektronische communicatiemiddelen. Vanwege deze afhankelijkheid is het voor het kunnen blijven functioneren van de maatschappij noodzakelijk maatregelen en voorzieningen te treffen voor het geval zich buitengewone omstandigheden voordoen. Deze afhankelijkheid is extra relevant sinds de toegenomen aandacht en angst voor de dreiging van terrorisme en de daaruit voortvloeiende nadruk op de bescherming van de nationale en internationale rechtsorde, openbare orde en (economische) veiligheid. De aandacht voor deze problematiek spreekt ook uit het project BVI (Bescherming Vitale Infrastructuur) dat door het Ministerie van BZK gecoördineerd wordt, en waarvoor door EZ invulling wordt gegeven voor wat betreft openbare telecommunicatiediensten en netwerken. In het kader van BVI worden kortweg alle vitale infrastructuren in kaart gebracht en onderzocht op mogelijke kwetsbaarheden.
2.3.1
Relevante gebruikersgroepen en vitale belangen Telecommunicatiemiddelen worden gebruikt bij communicatieprocessen. In dit onderzoek onderscheiden we vier relevante gebruikersgroepen die intern of met elkaar (moeten) kunnen communiceren tijdens buitengewone omstandigheden: •
OOV sector
•
Overheid
•
Bedrijfsleven
•
Burgers
Afhankelijk van de aard van de buitengewone omstandigheid kan het interne communicatieproces of de communicatieprocessen tussen de verschillende groepen als maatschappelijk vitaal beschouwd worden. Met behulp van de vastgestelde vitale belangen uit het nationaal Handboek 6 Crisisbesluitvorming kan vastgesteld worden tussen of binnen welke groepen met vitale belangen
gecommuniceerd wordt of kan worden. De vitale belangen zijn: 1.
De nationale rechtsorde;
2.
De internationale rechtsorde;
3.
De openbare veiligheid;
4.
De economische veiligheid.
6
Conform hoofdstuk 3 van het nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (juni 2002)
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
7
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
1. De nationale rechtsorde De nationale rechtsorde omvat de bescherming van de rechtsorde tegen bedreigingen zoals gijzelingen, kapingen en ontvoeringen. Tot het begrip nationale rechtsorde worden de openbare orde en de democratische rechtsorde gerekend. Bij buitengewone omstandigheden in de categorie nationale rechtsorde is met name de communicatie binnen de overheid, binnen de OOV sector en tussen de overheid en de OOV sector en tussen de burger en de OOV sector van belang. De overheid en de OOV sector beschikken in dit geval over een eigen, gezamenlijke communicatievoorziening, namelijk het nationaal noodnet. Ook beschikt de OOV sector over eigen communicatiemiddelen: via het C2000 netwerk, dat in 2005 voor het grootste deel van de gebruikers operationeel zal zijn, zijn mobilofonie en semafoniediensten 7 beschikbaar . Zolang het C2000 netwerk nog niet landelijk beschikbaar is, wordt binnen de OOV 8 sector ook gebruik gemaakt van publieke semafoniediensten en publieke mobiele telefonie .
Overigens is de backbone van het C2000 netwerk voor een groot deel gebaseerd op huurlijnen. Bij de communicatie tussen de burger en de OOV sector is tenslotte het nationale alarmnummer 112 van groot belang. 2. De internationale rechtsorde Het belang dat Nederland hecht aan de internationale rechtsorde is vastgelegd in de Grondwet. Onder dit begrip valt de verdediging van het grondgebied en/of de veiligstelling van de onafhankelijkheid van het Koninkrijk en de handhaving of het herstel van de internationale rechtsorde, onder meer in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties en de NAVO. Bij buitengewone omstandigheden in de categorie internationale rechtsorde is met name de communicatie binnen de nationale overheid en internationale overheden/instanties van vitaal belang. Hier wordt gedeeltelijk gebruik gemaakt van (internationale) huurlijnen en satellietcommunicatie en gedeeltelijk van eigen, private netwerken. 3. De openbare veiligheid Het belang van openbare veiligheid betreft de bescherming van personen en zaken anders dan in het kader van de nationale en internationale rechtsorde. Het gaat hierbij met name om grootschalige verstoringen van de gezondheidstoestand van de bevolking, overstromingen, branden, et cetera. In de categorie openbare veiligheid zijn volgende communicatieprocessen als vitaal aan te merken: •
binnen de overheid en tussen de overheid en de OOV sector;
•
binnen de OOV sector en tussen de burgers en de OOV sector;
•
binnen het bedrijfsleven en tussen het bedrijfsleven, de overheid en de OOV sector.
Voor de communicatie binnen en tussen deze sectoren worden zowel openbare telecommunicatiediensten (via vaste en mobiele netwerken) als niet-openbare diensten en netwerken gebruikt (zoals het Nationaal Noodnet en C2000).
7
En daarmee worden middels het C2000 netwerk de huidige semafonie- en portofoondiensten vervangen.
8
Ook als C2000 volledig operationeel is, zullen daarnaast waarschijnlijk semafonie en mobiele telefonie in
gebruik bl jven, maar naar verwachting in mindere mate. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
8
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
4. De economische veiligheid Het belang economische veiligheid is in dit kader tweeledig: enerzijds betreft dit de bescherming van de economie in zijn geheel, anderzijds betreft dit de marktbelangen. Zo heeft het wegvallen van basis telecommunicatievoorzieningen grote gevolgen voor het maatschappelijk verkeer en dus de economie in zijn geheel. Daarnaast kan het uitvallen van vitale telecommunicatie diensten schade aanrichten bij een bedrijfstak. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn bij de financiële dienstverleners, die sterk afhankelijk zijn van telecommunicatievoorzieningen. Bij de economische veiligheid zijn de communicatieprocessen binnen en tussen de gebruikersgroepen overheid, bedrijfsleven en burgers van vitaal belang. Hierbij zijn met name de openbare communicatiediensten vaste en mobiele telefonie, huurlijnen en Internet van belang. Kwantificering mogelijke economische schade In het onderzoek van januari 2002 is gekeken of het mogelijk is de economische gevolgen bij uitval van communicatiediensten te kwantificeren. Dit bleek een te complexe exercitie te zijn waarvoor de benodigde informatie niet of nauwelijks beschikbaar was. Niettemin is een ieder het erover eens dat de omvang van de economische gevolgen van uitval van maatschappelijk vitale diensten bijzonder groot zou kunnen zijn en in zeer ernstige gevallen tot vele miljarden euro kan oplopen. 2.3.2
Communicatieprocessen ten behoeve van vitale belangen De communicatieprocessen die plaatsvinden binnen en tussen de verschillende gebruikersgroepen in de genoemde vier vitale belangen, zijn natuurlijk sterk afhankelijk van de aard en omvang van de buitengewone omstandigheid. Daarnaast zal niet elke verstoring, door interne of externe bedreigingen, dezelfde impact hebben voor de betrokken gebruikersgroepen. De verschillende groepen zijn van sommige communicatiediensten meer afhankelijk dan van andere diensten. Aan vitale functies en/of diensten moeten daarom andere eisen worden gesteld dan aan ‘gewone’ diensten. De vraag is in hoeverre bij buitengewone omstandigheden bepaalde communicatiediensten minder beschikbaar mogen zijn, alsmede voor hoelang, voordat de continuïteit van vitale belangen in gevaar komt. Conclusie Om de vitale belangen te kunnen waarborgen zijn communicatieprocessen nodig. Deze communicatieprocessen steunen voor een deel op openbare communicatiediensten. Als de communicatiedienst cruciaal is voor het communicatieproces en een verstoring van de dienst leidt tot ernstige schade aan (één van) de vitale belangen, dan is die communicatiedienst een maatschappelijk vitale dienst. Om de maatschappelijk vitale diensten te kunnen vaststellen, dient een afhankelijkheidsanalyse te worden uitgevoerd. Deze analyse is de basis van de in hoofdstuk 3 uitgewerkte methodiek.
2.4
Technische en economische ontwikkelingen
2.4.1
Inleiding In deze paragraaf worden – vanwege hun verwevenheid - zowel de technische als economische ontwikkelingen op de Nederlandse telecommunicatiemarkt beschreven zoals die relevant kunnen zijn voor de uitwerking van het begrip ‘maatschappelijk vitaal’. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
9
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
Sinds de liberalisering is de situatie op de Nederlandse telecommunicatiemarkt ingrijpend veranderd. Ten eerste is het aantal aanbieders sterk toegenomen. Ook het aanbod is toegenomen, doordat er in bestaande diensten meer variëteit worden aangeboden (bijv. verschillende vormen van internettoegang) en door de opkomst van nieuwe diensten (bijv. UMTS). Daarnaast is de verschijningsvorm van sommige communicatiediensten aanmerkelijk veranderd door convergentie en integratie van diensten en netwerken (bijv. spraak over DSL en Skype). Verder kan nauwelijks meer gesproken worden van een nationaal afgebakende markt: communicatiediensten en – netwerken zijn veelal per definitie grensoverschrijdend. De belangrijkste trend van de afgelopen periode én voor de komende jaren kan onder de noemer ‘internet’ gevat worden: op IP gebaseerd datatransport waarover data en spraak, zowel via vaste als mobiele netwerken, wordt gerouteerd. Ook op het vlak van huurlijnen is een grote verschuiving te zien naar op MPLS en IP-VPN gebaseerde verbindingen. In de hierna volgende paragrafen worden per onderscheiden markt – hoewel dat onderscheid door convergentie kan verwateren – de overige relevante ontwikkelingen geschetst. 2.4.2
Vaste openbare communicatienetwerken en -diensten Hoewel het marktaandeel van KPN aanzienlijk gedaald is sinds de liberalisering van de telecommunicatiemarkt, heeft KPN op het merendeel van de markten nog het grootste marktaandeel (in een aantal gevallen ook uitgedrukt in de aanwijzing van KPN als partij met aanmerkelijke marktmacht). Het gaat dan specifiek om de vaste telefoniedienst en huurlijnen. Toch is er een aantal ontwikkelingen gaande die de positie van KPN op het vaste netwerk afzwakken en daarmee ook andere aanbieders een belangrijker positie geeft: •
Verdere uitbouw en aanpassing van alternatieve infrastructuren waarover spraak en dataverkeer wordt afgehandeld, zoals de netwerken van de kabeloperators.
• •
Verdere groei van carrier select en carrier preselect aanbieders. Overschakeling van de vaste telefoniedienst naar op IP gebaseerde telefonie (VoIP), al dan niet via het netwerk van KPN.
•
Een grote vervanging van huurlijnen door op IP en MPLS gebaseerde verbindingen.
•
Een nu nog vrij geringe, maar zeker nog stijgende, substitutie van vast door mobiel, met name voor spraak. Met de komst van UMTS en de verdere uitgroei van WiFi en WiMax zou ook dataverkeer relatief meer via mobiel kunnen worden afgewikkeld.
•
De introductie van WLL (Wireless Local Loop), WiFi en WiMax, waardoor ook de ether als alternatief kan worden gebruikt voor de vaste ‘local loop’. Tot op heden hebben deze technieken nog een gering marktaandeel, en dan met name in de zakelijke markt, maar voor de toekomst wordt een groeiend gebruik, ook in de consumentenmarkt, voorzien.
Concreet gevolg van de bovenstaande ontwikkelingen is een sinds kort dalende vulling van het vaste netwerk van KPN, een trend die naar verwachting verder doorzet de komende jaren.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
10
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
2.4.3
Mobiele openbare communicatienetwerken en -diensten Een zeer groot deel van de Nederlanders heeft een mobiele telefoon9. De markt van mobiele telefonie in Nederland wordt dan ook gekenmerkt door verzadiging, in elk geval voor wat betreft spraak. Voor data daarentegen wordt nog een aanzienlijke groei voorzien, in eerste instantie via GPRS (pakketgeschakeld), maar zeker na de verdere uitrol van (breedbandig) UMTS, al dan niet in combinatie met WiFi en WiMax. Naast de vijf GSM aanbieders in Nederland biedt ook o.a. Debitel abonnementen aan voor mobiele telefonie. Dit is een 'administratieve' aanbieder; Debitel levert 'gewone' KPN, Vodafone en Telfort abonnementen waarbij de facturering wordt afgehandeld door Debitel. Interessanter is de introductie van de MVNO’s (Mobile Virtual Network Operators). Hierbij wordt door een derde partij (Scarlet, Albert Heijn, Hema, Tele2) mobiele telefonie aangeboden met gebruikmaking van (een deel van) het GSM netwerk van een van de vijf aanbieders (in de huidige praktijk Telfort en KPN), afhankelijk van 10 het type MVNO .
Momenteel zijn de netwerken van alle vijf de mobiele aanbieders geschikt gemaakt voor pakketgeschakeld dataverkeer door het gebruik van de GPRS technologie. GPRS wordt onder andere gebruikt voor intranet toepassingen binnen bedrijven of om toegang te verkrijgen tot Internet. Vanaf het begin van 2004 worden ook de eerste UMTS diensten aangeboden, nu nog met name aan zakelijke eindgebruikers, door Vodafone en KPN. In elk geval een mobiele aanbieder (Telfort) heeft aangegeven (voorlopig) geen UMTS diensten te zullen aanbieden. 2.4.4
Huurlijnen De markt voor huurlijnen wordt gekenmerkt door een sterke concurrentie. KPN heeft de laatste jaren relatief veel marktaandeel aan concurrenten verloren en is op sommige deelmarkten zelfs beneden 11 50% marktaandeel gedaald . Daarnaast is er op technisch vlak sprake van een wellicht nog grotere
verschuiving: in hoog tempo worden ‘reguliere’ huurlijnen vervangen door op IP en MPLS gebaseerde vaste verbindingen. Qua functionaliteit bieden deze verbindingen vrijwel gelijke 12 kenmerken als reguliere huurlijnen , maar de eraan verbonden kosten zijn doorgaans aanzienlijk
lager dan voor reguliere huurlijnen. Voor dit onderzoek is tenslotte van belang de grote rol die huurlijnen, dan wel substituten, spelen in (mobiele) netwerken van andere telecommunicatieaanbieders, bijvoorbeeld als middel om de antennes van mobiele netwerken met elkaar te verbinden (backbone-functie). Net zoals voor het algehele beeld van de huurlijnenmarkt geldt, is ook hier de marktpenetratie van KPN verminderd ten opzichte van andere aanbieders van huurlijnen.
9
Ruim 83%, en nog steeds (licht) groeiend. Na een krimp in 2002 (van -/- 2,1%), bedroeg de groei in penetratie
over 2003 maar liefst 11,9%. Bron: Verdonck Klooster & Associates, ‘Overview of the Mobile Market in The Netherlands’, 2004. 10
Verschillende typen MVNO’s kunnen in verschillende mate beschikken en/of gebruik maken van eigen
netwerkelementen en andere voorzieningen. In het kader van dit onderzoek is een verdere uitwerking hiervan niet relevant. 11
Zie ‘Netwerken in Cijfers 2004’, pagina 45.
12
Hoewel voor toepassingen waarover zeer vertrouwel jke informatie wordt uitgewisseld of waarvoor een
bovengemiddelde besch kbaarheid moet worden gegarandeerd, vaak gebru k wordt gemaakt van reguliere huurl jnen. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
11
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
2.4.5
Overige openbare netwerken en diensten De groei en diversificatie van de aansluitnetwerken en de doorbraak van (op IP gebaseerde) datacommunicatie heeft ook invloed gehad op een aantal andere diensten. Zo heeft de fax al 13
geruime tijd de plaats van de telex ingenomen; er zijn nu nog slechts 550 telex aansluitingen
die
voornamelijk gebruikt worden voor internationaal berichtenverkeer door de bankwereld, persdiensten en in de scheepvaartsector. Naast een afnemend aantal, neemt ook het gebruik ervan per aansluiting af. KPN heeft inmiddels voor de telex een alternatieve dienst in de markt gezet (telex via ‘unified messaging’) die via het internet wordt afgewikkeld. De GSM telefoon heeft op zijn beurt het gebruik van de semafoon teruggebracht, al is het aantal semafonieaansluitingen nog steeds aanzienlijk en met name in gebruik bij organisaties met vitale belangen, zoals de brandweer, telecom- en energiebedrijven. De verdere uitbouw van het C2000 netwerk zal waarschijnlijk leiden tot een verminderd operationeel gebruik van zowel semafonie als de mobiele telefoon met name in 14 de operatie van de hulpverlenende instanties .
Mobilofonie neemt verder af en beperkt zich met name tot scheepvaart (marifoon). Ook daar vindt in toenemende mate substitutie plaats door GSM en satelliet telefonie. Op het X.25 protocol biedt KPN nog Datanet-1 diensten die een licht groeiend gebruik laten zien. Belangrijkste onderdeel van deze dienstverlening vormt de koppeling met Beanet waarover het PINverkeer wordt afgewikkeld. Uitval hiervan leidt tot grote problemen in het elektronische betalingsverkeer. Internet (vast en mobiel) Internet heeft zich in een periode van minder dan tien jaar ontwikkeld tot een belangrijk communicatie medium voor de gehele maatschappij. Internet maakt deel uit van het dagelijks leven en binnen het bedrijfsleven maakt Internet deel uit van de bedrijfsprocessen. Ook heeft de overheid zich tot doel gesteld om over een aantal jaar een substantieel deel van het contact met de burger en het bedrijfsleven te laten verlopen via Internet (‘de elektronische overheid’). Hierbij is naast de communicatie middels websites ook e-mail een belangrijke toepassing. Karakteristiek voor het toenemend gebruik en belang van internet, alsmede het vertrouwen in dit medium, is het stijgend 15 aantal bedrijven én consumenten dat via internet aankopen doet .
De opkomst van Internet heeft verregaande gevolgen gehad voor de communicatie-infrastructuren in Nederland. Het aansluitnet dat tot voor 5 jaar geleden uitsluitend voor telefonie werd benut, wordt nu grotendeels geschikt gemaakt voor breedband Internet door het gebruik van xDSL technologie. De kabeltelevisienetwerken zijn voor een groot deel geschikt gemaakt voor tweewegverkeer waarover Internet diensten worden aangeboden. De eerder genoemde GPRS en UMTS technologieën maken ook mobiel Internet mogelijk. In de afgelopen paar jaar zijn vele glasvezelnetwerken aangelegd, met name in de Randstad, waarover naast de traditionele tele- en datacommunicatiediensten ook Internet verkeer plaatsvindt,
13
Bron: KPN Telexgids.
14
De hulpverleners maken voor het oproepen van medewerkers en de 'gewone' communicatie met hun
medewerkers uiteraard gebruik van de 'gewone' openbare middelen als vaste en mobiele telefonie, internet en dergelijke. 15
Bron: ‘Netwerken in Cijfers 2004’, pagina 35, en ECP.NL: “3,4 miljoen Nederlanders hebben het afgelopen half
jaar iets via internet gekocht”, bericht d.d. 9 september 2004. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
12
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
de zogenaamde backbones. Backbones en verschillende ISP's komen elkaar weer tegen bij de Internet Exchanges waar peering plaatsvindt en de koppeling met het Internet gelegd wordt. Internet dienstverlening Onder de namen 'internet, 'internetaansluiting' en 'internettoegang' is in de afgelopen jaren een scala aan diensten toegevoegd: e-mail, newsserver, instant messaging, spamfiltering, viruscontrole en dergelijke. Bij het onderzoek is specifiek gekeken naar de basisdienst 'internettoegang', waarbij de toegevoegde waardediensten buiten beschouwing zijn gelaten. Bij de basisdienst internettoegang (de 'kale' internetdienst) kan er onderscheid gemaakt worden in vijf onderdelen die samen de dienst (kunnen) vormen: 1.
De fysieke lijn, last mile of local loop (bijvoorbeeld telefoonlijn, kabel of ether);
2.
De technische oplossing daarover heen (bijvoorbeeld ADSL);
3.
De internet service provider (ISP) ;
4.
Het data transport;
5.
16 De ‘internet interconnectie’ .
Het is niet zo dat dit onderscheid bij elke internet toegang is te maken. Met name bij internet via de kabel zijn de onderdelen 1 tot en met 3 (of 4) vaak gebundeld in een dienst en worden geboden door één dienstverlener. Er zijn ook situaties waarin elk van de onderdelen door een andere leverancier wordt geleverd, bijvoorbeeld: over de KPN-telefoonlijn levert BBNed ADSL ten behoeve van de ISP UUNet, waarbij een deel van het data transport via het netwerk van Worldcom wordt afgeleverd op de AMS-IX voor de interconnectie met andere ISP's en de rest van het internet. En waarschijnlijk wordt er dan ook nog gebruik gemaakt van onderliggende huurlijnen van KPN. Met name de positie van internet exchanges is van belang omdat die geen openbare dienst leveren in de zin van de nTw. 2.4.6
Convergentie Bestaande infrastructuren worden meer en meer gebruikt voor alternatieve diensten. De vaste en mobiele aansluitnetwerken worden geschikt gemaakt voor hoogwaardige datacommunicatie, de televisiekabel doet dienst als telefonie- en breedband netwerk. Ook de satelliet wordt steeds vaker ingezet voor Internettoepassingen. Nog een stap verder gaat Voice over IP (VoIP) waarbij spraaktelefonie afgehandeld wordt over pakketgeschakelde datacommunicatienetwerken. De introductie van VoIP vindt momenteel met name plaats bij het bedrijfsleven, maar er zijn ook verschillende initiatieven gericht op de particuliere markt. De verwachtingen rond het gebruik van VoIP variëren sterk. Vanuit regelgevend kader is het met name de vraag op welk moment VoIP voor grote aantallen eindgebruikers een volwaardig substituut zal zijn voor ‘reguliere’ telefonie.
2.4.7
Conclusie Uit de geschetste ontwikkelingen kan geconcludeerd worden dat door de technologische ontwikkelingen een steeds toenemende convergentie heeft plaatsgevonden van de verschillende infrastructuren. Dit betekent dat diensten in veel gevallen kunnen worden aangeboden zonder gebonden te zijn aan één specifieke (type) infrastructuur. Bij de definitie van het begrip 'maatschappelijk vitaal' is het van belang om in eerste instantie vast te stellen welke openbare
16
Kan direct plaatsvinden of via een Internet Exchange.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
13
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
diensten van maatschappelijk vitaal belang zijn. Daarna moet per openbare dienst de onderliggende opbouw van de infrastructuur worden onderzocht. Immers, slechts op het niveau van infrastructuur kunnen eventueel noodzakelijke maatregelen ten tijde van, of ter voorbereiding op, buitengewone omstandigheden worden getroffen. Overigens kunnen de verschillende communicatiediensten ook onderling een alternatief vormen waardoor de directe afhankelijkheid van een afzonderlijke communicatiedienst vermindert.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
14
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
3
De methodiek
3.1
Inleiding In het eerder aangehaalde VKA-rapport van januari 2002 is een methodiek voorgesteld waarbij, kortweg, via een afhankelijkheidsanalyse de diensten worden vastgesteld die maatschappelijk vitaal zijn. Aanbieders van deze maatschappelijk vitale diensten dienen dan ook officieel als zodanig te worden aangewezen. In de afgelopen jaren is, met name in Nacotel verband, ervaring opgedaan met de methodiek. Deze ervaring geeft geen aanleiding om de methodiek qua vorm te wijzigen. Dit is ook gebleken uit de eerste ronde van drie interviews met betrokken operators. Wel is er een behoefte gebleken aan het explicieter definiëren van de methodiek. Een en ander is in dit hoofdstuk uitgewerkt.
3.2
Drie lagen De methodiek bestaat uit drie lagen, te weten: 1.
De afhankelijkheidsanalyse, die voorziet in een met vaste frequenties uitgevoerde vaststelling van maatschappelijk vitale diensten en aanbieders van dergelijke diensten, zoals beschreven in paragraaf 3.3;
2.
De bepaling van de maatschappelijk vitale diensten aan de hand van een afhankelijkheidsanalyse, zoals beschreven in paragraaf 3.4 en uitgevoerd in hoofdstuk 4;
3.
Het aanwijzen van aanbieders van dergelijke diensten op grond van de aanwijzingsdefinitie, zoals beschreven in paragraaf 3.5 en uitgevoerd in hoofdstuk 5.
3.3
Laag 1: De afhankelijkheidsanalyse De basis van de methodiek is een afhankelijkheidsanalyse, waarbij, uitgaande van de vitale belangen zoals beschreven in paragraaf 2.3.1, wordt onderzocht welke openbare telecommunicatiediensten een wezenlijk onderdeel vormen van de communicatieprocessen die aan de genoemde belangen zijn verbonden. Daartoe wordt allereerst door het ministerie een lijst van mogelijk maatschappelijk vitale diensten 17 opgesteld . De opgenomen diensten worden getoetst op de mate waarin ze maatschappelijk vitaal
zijn. Dit is in detail beschreven in de tweede laag. Zie voor de beschrijving paragraaf 3.4 en voor de uitvoering hoofdstuk 4. De uitkomst van deze toets is de vaststelling per dienst of die dienst maatschappelijk vitaal is of niet. Vervolgens wordt per maatschappelijk vitale dienst vastgesteld welke aanbieders die dienst aanbieden en welke daarvan moeten worden aangewezen. Dit is in detail beschreven in laag 3. Zie voor de beschrijving paragraaf 3.5 en voor een beschrijving van een beperkte uitvoering van deze stap hoofdstuk 5. De uitkomst van deze stap is een lijst met aanbieders die elk één of meer maatschappelijk vitale diensten aanbieden.
17
Voor het huidige onderzoek geldt als uitgangspunt de l jst met diensten zoals die in het vorige onderzoek (VKA
2002) is gehanteerd. Andere of aanvullende bronnen om tot relevante diensten te komen, zouden het OPTAregister of onderzoeken kunnen z jn, bijvoorbeeld ‘Netwerken in Cijfers’. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
15
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
3.4
Laag 2: Vaststellen maatschappelijk vitale diensten
3.4.1
Diensten of infrastructuur? Voor de eindgebruiker van communicatievoorzieningen is de onderliggende communicatieinfrastructuur in zijn algemeenheid niet (primair) van belang. Daar komt bij dat door de toegenomen convergentie vaak ook niet meer inzichtelijk is voor die eindgebruiker welke infrastructuur gebruikt wordt om een dienst te bieden. Er is bij een aantal diensten een gelaagdheid en verwevenheid van diensten en infrastructuren ontstaan, die als geheel de dienst vormen richting de eindgebruiker, die zich van deze complexiteit niet bewust is. Voor de gebruiker is het daarentegen wel van essentieel belang dat de dienst die hij afneemt correct werkt. Vanuit dit perspectief is de maatschappelijke afhankelijkheid primair gerelateerd aan de dienst en niet aan de onderliggende infrastructuur. Dat neemt niet weg dat de onderliggende infrastructuur op zich ook kan worden gezien als een (of meer) dienst(en) die juist door hun onderliggende functie van groot belang kunnen zijn. Bij huurlijnen doet zich die situatie vaak voor. Om maatschappelijk vitale diensten te kunnen identificeren, al dan niet in hun samenhang met onderliggende infrastructuur, wordt, zoals in de vorige paragraaf gesteld, een afhankelijkheidsanalyse gebruikt. Ten aanzien van de dienst wordt omwille van de overzichtelijkheid en vergelijkbaarheid uitgegaan van de basisdienst, dus bijvoorbeeld de basisdienst vaste spraaktelefonie, de basisdienst mobiele spraaktelefonie, internettoegang, etc. Specifieke diensten die worden aangeboden op basis van de genoemde basisdiensten, de zogenoemde toegevoegde waardediensten, vallen buiten de reikwijdte van de definitie. Voorbeelden daarvan zijn voicemail en e-mail.
3.4.2
Afhankelijkheidsanalyse Bij de afhankelijkheidsanalyse wordt gekeken in welke mate de maatschappij afhankelijk is van communicatiediensten. Aangezien vanuit gebruikersperspectief de dienst moet werken, worden in de afhankelijkheidsanalyse de openbare basis communicatiediensten die worden aangeboden (via communicatienetwerken) als uitgangspunt genomen. De basis van deze analyse wordt gevormd door de lijst met potentiële maatschappelijk vitale diensten, die door het ministerie na consultatie en informeren van de betrokken telecomaanbieders telkens bij aanvang van de analyse wordt opgesteld. Scope Diensten of netwerken die specifiek zijn of worden aangelegd voor gebruik in crisissituaties (bijv. het Nationaal Noodnet en C2000), of die niet openbaar zijn (zoals bijv. private (bedrijfs)netwerken), worden niet meegenomen in de analyse. Analyse Bij de afhankelijkheidsanalyse wordt gekeken naar het effect van geheel of gedeeltelijke uitval de te onderzoeken dienst op de vitale belangen, zoals gedefinieerd in paragraaf 2.3.1. In de analyse wordt rekening gehouden met eventuele vervolg- en escalatie-effecten in geval van uitval, alsmede de hoeveelheid gebruikers en de categorie gebruikersgroepen. Concreet worden daartoe per te onderzoeken dienst de volgende drie factoren ingeschat:
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
16
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
•
Omvang: Dit staat voor de omvang van het gebruik van de dienst door de gebruikers. Bij omvang wordt gekeken hoe groot de groep is die de dienst gebruikt en hoe groot dat gebruik is. Zo is bijvoorbeeld het gebruik van SMS in de laatste jaren zo gegroeid, dat de omvang van deze dienst redelijk groot is te noemen;
•
Impact: Bij impact wordt gekeken naar het soort en intensiteit van het gebruik van de dienst en of de economie en/of veiligheid in het geding is wanneer de dienst niet beschikbaar is voor korte of langere duur. Zo is bijvoorbeeld SMS momenteel de meeste toegepaste applicatie binnen mobiele data, maar is het maatschappelijk belang van deze dienst bij uitval op dit moment als 18 gering te beschouwen ;
•
Gebruikersgroep: de gebruikersgroepen die worden getroffen bij de uitval van de dienst. In de factor 'gebruikersgroep' is impliciet het begrip 'urgentie' ingesloten. De urgentie is een maatstaf voor de tijdsdruk of de prioriteit waarmee verstoringen moeten worden hersteld. Het herstellen van de communicatie tussen, en richting de hulpdiensten (112) heeft een hogere urgentie dan het 'gewone' particuliere verkeer.De volgende gebruikersgroepen worden onderscheiden: - de overheid en zakelijke gebruikersgroepen (zakelijk verkeer), en/of - burgers (particulier verkeer) en/of - vitale gebruikersgroepen (vitaal verkeer). Hieronder vallen de OOV sector en de andere (overheids)instellingen die direct zijn betrokken bij rampenbestrijding en crisismanagement. Verder worden onder deze vitale gebruikersgroepen de storingsoplossingsdiensten verstaan van de energie-, water- en telecombedrijven. Wanneer vitale gebruikersgroepen gebruik maken van de dienst, dan is er per definitie een grote maatschappelijke afhankelijkheid. Wanneer zakelijke gebruikers gebruik maken van een dienst is er sprake van grote mate van economische afhankelijkheid.
Kwantificering Om tot een onderlinge vergelijking van de diensten te kunnen komen, wordt de inschatting van de dienst ten behoeve van vitale belangen gekwantificeerd. Elke dienst wordt op elk van de drie factoren beoordeeld en voor elke factor kan een dienst 3 punten toegedeeld krijgen. Hiertoe is per factor een schaal van 1 tot 3 gedefinieerd. Voor elke dienst worden de scores opgeteld tot een eindscore. Die kan variëren van 3 (3x een score 1) tot 9 (3x een score van 3). Deze totaalscore is dan de maatstaf voor het begrip maatschappelijk vitaal. Als normering per factor wordt de classificatie gebruikt uit de onderstaande tabel. Factor
Omvang
Impact
Gebruikersgroep
Kleine selecte groep of
De impact van gehele of
Alleen particulier
groepjes gebruikers
gedeeltelijke uitval op de
verkeer (P)
Grote groepen gebruikers die
De impact van gehele of
Alleen zakelijk verkeer
samen zorgen voor een flink
gedeeltelijke uitval op de
(Z)
gebruik van de dienst
maatschappij is behoorlijk
Zeer grote groepen gebruikers
De impact van gehele of
Score 1
maatschappij is beperkt 2
3
18
Vitaal verkeer (V) of
Dit zou overigens in de toekomst kunnen veranderen op het moment dat SMS gebruikt zou gaan worden als
alarmdienst om doven en slechthorenden te waarschuwen in crisissituaties en bij rampen. De impact neemt dan toe omdat een significante groep burgers niet meer gewaarschuwd kan worden wanneer dat zou moeten. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
17
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
die zorgen voor een omvangrijk
gedeeltelijke uitval op de
zakelijk én particulier
gebruik van de dienst
maatschappij is zeer groot
samen
Diensten die 7 of meer punten scoren zijn maatschappelijk vitale diensten. Diensten die 6 of minder punten scoren zijn dat niet. Toelichting Bij de factor gebruikersgroep is het vitaal verkeer (V) de doorslaggevende groep. Deze gebruikersgroep is van groot belang bij het beschermen van elk van de in paragraaf 2.3.1 genoemde vitale belangen. De andere twee gebruikersgroepen hebben een minder invloed op die vitale belangen. Ze beïnvloeden met name de economische orde, het zakelijke verkeer meer dan het particuliere verkeer. Om die reden worden bij vitaal verkeer (V) altijd 3 punten toegekend, ongeacht het gebruik van de dienst door de andere twee gebruikersgroepen. Als het vitaal verkeer (V) geen gebruik maakt van de dienst, maar het zakelijke (Z) en het particuliere (P) verkeer beide wel, worden ook 3 punten toegekend. Alleen zakelijk verkeer (Z) levert 2 punten op, alleen particulier verkeer (P) 1 punt. Om de analyse te onderbouwen wordt per dienst en factor aangegeven wat de belangrijkste eigenschapen en overwegingen zijn (geweest) om tot de inschatting te komen. Deze inschattingen worden verduidelijkt met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens.
3.5
Laag 3: Aanwijzen aanbieders van maatschappelijk vitale diensten Nadat de maatschappelijk vitale diensten zijn bepaald, kunnen per dienst de aanbieders worden bepaald van een maatschappelijk vitale dienst conform hoofdstuk 14 nTw. Vastgesteld moet worden of een 'aanbieder' inderdaad een aanbieder is, zoals bedoeld in de ministeriële regeling ex artikel 14.6 nTw.
3.5.1
Criteria De aanbieder moet hiertoe aan de volgende criteria voldoen: 1.
De aanbieder biedt een maatschappelijk vitale dienst aan of een maatschappelijk vitale dienst is direct
2.
19
afhankelijk van zijn infrastructuur of van een dienst die de aanbieder aanbiedt;
De aanbieder maakt gebruik van een openbaar communicatienetwerk dat hij in eigendom heeft, dan wel in eigen beheer heeft;
3.
19
De aanbieder is van significante betekenis voor de dienstverlening in Nederland.
Bij een directe afhankelijkheid is de onderliggende dienst een wezenlijk onderdeel, een onmisbare
bouwsteen, van de maatschappelijk vitale dienst, zoals bijvoorbeeld huurl jnen dat zijn voor vaste en mobiele telefonie. Bij een indirecte afhankelijkheid is de onderliggende dienst geen onderdeel van de maatschappelijk vitale dienst, maar ondersteunt die de maatschappelijk vitale dienst. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van semafonie door de storingsoplossingsdiensten van de verschillende operators. Semafonie is geen onderdeel van de dienst (bijvoorbeeld mobiele spraaktelefonie) zelf, maar is wel essentieel voor het in stand houden van die dienstverlening. Het onderscheid is van belang omdat anders alle afhankelijkheden tot een aanw jzing zouden kunnen leiden; nu geldt dat enkel voor de diensten waarvan andere diensten direct afhankelijk z jn. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
18
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
Ad 1) Maatschappelijk vitale dienst Het eerste criterium vormt de basis: De dienst die een aanbieder levert is een maatschappelijk vitale dienst of zijn dienst vormt een essentiële onderliggende infrastructuur of dienst (bijvoorbeeld een huurlijn). Ad 2) Eigen infrastructuur als criterium Aanbieders van openbare communicatiediensten zijn te onderscheiden in aanbieders die dit doen op basis van eigen infrastructuur enerzijds en dienstenaanbieders die gebruik maken van de infrastructuur van derden (‘virtuele aanbieder’) anderzijds. Dit onderscheid is relevant voor de afhankelijkheid van eindgebruikers van de communicatiediensten. Immers, de aanbieder die tevens beschikt over, dan wel direct het beheer heeft over infrastructuur, is in staat om in en voorafgaande aan buitengewone omstandigheden (nood)maatregelen te treffen om storingen te verhelpen en noodvoorzieningen in te richten. Een virtuele aanbieder is daarvoor altijd afhankelijk van de infrastructuur van een andere aanbieder. Het belang van de infrastructuur voor een dienst dient om deze reden als basis voor de definitie maatschappelijk vitaal belang. Ad 3) Marktaandeel als (nieuw) omvangcriterium In principe zou iedere aanbieder, die aan de twee hierboven genoemde eisen voldoet, aangewezen kunnen en (vanwege de rechtsgelijkheid) moeten worden. Hieraan kleeft een belangrijk nadeel, dat het doel van de hele aanwijzingsprocedure eerder verzwakken dan versterken: er zou naar verwachting een groot aantal kleine tot zeer kleine partijen worden aangewezen. Deze (zeer) kleine partijen zijn te klein om wezenlijk bij te dragen aan de doelstelling van het aanwijzen, namelijk het versterken van de vitale dienstverlening in en voorafgaande aan buitengewone omstandigheden. Verder is de last, die de aanwijzing met zich meebrengt, voor dergelijke kleine partijen onevenredig zwaar. Hierdoor kan een verstoring van de marktwerking worden veroorzaakt, hetgeen ongewenst is. Om dit nadeel zoveel mogelijk te beperken, is er zowel vanuit het ministerie als ook vanuit het veld behoefte aan toevoeging van een omvangcriterium, een drempel die ervoor moet zorgen dat alleen relevante partijen worden aangewezen. Het criterium dient goed meetbaar te zijn, onafhankelijk vast te stellen en qua onderscheid de 'juiste' scheiding te bewerkstelligen. Verder dient het criterium enkele jaren bruikbaar te blijven. Hoewel er verschillende alternatieven zijn, is ervoor gekozen om uit te gaan van het marktaandeel, 20 gemeten in omzet , van de aanbieder met betrekking tot de specifieke dienst. Aanbieders worden
aangewezen op volgorde van grootte van het marktaandeel totdat het totale percentage van 80% 21
marktaandeel
is bereikt of overschreden.
Voorbeeld Hierna een voorbeeld om het mechanisme van het significante marktaandeel te verduidelijken. In de markt voor een bepaalde maatschappelijk vitale dienst zijn vijf aanbieders actief, A, B, C, D en E, 20
Het omzetcriterium is een algemeen aanvaarde w jze voor het meten van omvang. Zo maakt bijvoorbeeld
OPTA van het omzetcriterium gebruik bij de bepaling van aanbieders die de aanmerkelijke marktmacht hebben. 21
De keuze voor een percentage van 80% is niet verder onderbouwd. Naar onze mening en gevoel geeft 80%
een adequate invulling van een substantieel deel van de markt. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
19
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
met achtereenvolgens de volgende marktaandelen: 30% (A), 25% (B), 20% (C), 15% (D) en 10% (E). Als deze aanbieders allemaal hun eigen netwerk in eigendom hebben, dan wel zelf beheren, dan werkt het omvangcriterium als volgt uit: A wordt als grootste aangemerkt. Het marktaandeel is 30% en dus kleiner dan 80%. De procedure gaat dus verder. B wordt als tweede in grootte ook aangemerkt. A en B hebben samen 55% van het totaal. Daarmee is de 80% nog niet bereikt. De procedure gaat verder. Ook C wordt, als derde in grootte, aangemerkt. A, B en C hebben samen 75%. De procedure gaat verder. D wordt als vierde in grootte aangewezen. Samen hebben A, B, C en D een marktaandeel van 90%. Daarmee is de drempel van 80% bereikt en zijn voor deze maatschappelijk vitale dienst alle aan te wijzen aanbieders bepaald. Aanbieder E wordt niet aangewezen. 3.5.2
Definitie aanbieders van maatschappelijk vitale dienst Het voorgaande leidt tot de volgende definitie die samen met de onderscheiden diensten leidt tot het aanwijzen van aanbieders van maatschappelijk vitale diensten: Aanbieders van maatschappelijk vitale diensten zijn aanbieders die openbare maatschappelijk vitale communicatiediensten aanbieden, waarbij gebruik gemaakt wordt van een openbaar communicatienetwerk dat in eigendom is bij diezelfde aanbieder of door deze aanbieder in eigen beheer wordt gehouden. De aanbieder heeft bovendien een in omzet gemeten significant marktaandeel met betrekking tot de maatschappelijk vitale dienst. Significant wil zeggen dat het gezamenlijke marktaandeel van alle aanbieders die individueel een marktaandeel hebben dat groter is dan dat van deze aanbieder, bij elkaar opgeteld kleiner is dan 80% van de totale markt.
3.5.3
Kanttekeningen bij de definitie Bij de definitie is een aantal kanttekeningen te maken: •
Er wordt geen rekening gehouden met de reikwijdte (zoals de geografische dekking) van de dienstverlening. Dit is de consequentie van het aanmerken van de dienst als zijnde maatschappelijk vitaal in plaats van de infrastructuur.
•
Eventuele ketenafhankelijkheid (domino-effect) bij het uitvallen van diensten of infrastructuren is niet in de definitie meegenomen. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid die sommige diensten hebben om het uitvallen van het ene type infrastructuur op te vangen middels een alternatieve infrastructuur. Deze twee effecten dienen in de afhankelijkheidsanalyse te worden beschouwd. Bij substitutiemogelijkheden neemt waarschijnlijk de impact van uitval af – er is immers een alternatief (dat dan overigens wel relatief snel en makkelijk beschikbaar moet zijn voor een eindgebruiker) - waardoor de maatschappelijke afhankelijkheid afneemt. Bij ketenafhankelijk neemt de impact vaak toe, wat de afhankelijkheid weer doet toenemen.
•
Bij sterk versplinterde markten zijn er vele, vaak kleine aanbieders. Bij het ontbreken van één of meer grote partijen in een bepaalde markt, zal, ondanks het omvangcriterium, een aanzienlijke groep moeten worden aangewezen om een voldoende marktaandeel (hier: 80%) te bereiken. De reikwijdte van de wet. Het is niet duidelijk of aanbieders van onderliggende
infrastructuren op basis van de huidige wetgeving kunnen worden aangewezen. Dit doet zich met name voor als er sprake is van niet-openbare dienstverlening (bijvoorbeeld AMS-IX).
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
20
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
3.5.4
Het aanwijzen van aanbieders van maatschappelijk vitale diensten Het voorafgaande samenvattend, zijn op basis van de definitie van het begrip 'maatschappelijk vitaal' drie criteria opgesteld, waarmee de aanbieders geselecteerd kunnen worden die opgenomen dienen te worden: 1.
Er is sprake van een openbare dienst die maatschappelijk vitaal is.
2.
Aanbieder heeft een openbaar communicatienetwerk in eigendom of voert zelf het beheer hierover voor eigen diensten of faciliterend voor andere aanbieders van openbare diensten. Onder openbaar communicatienetwerk worden zowel kabelgebonden als niet kabelgebonden netwerken verstaan.
3.
De aanbieder voldoet aan het omvangcriterium.
Het toepassen van deze criteria leidt tot een lijst met aanbieders die in aanmerking komen opgenomen te worden in de ministeriële regeling als zijnde aanbieders van een maatschappelijk vitale dienst.
3.6
Periodieke update per laag van de methodiek Tenslotte wordt hier, los van het daadwerkelijk opstellen van een lijst van aanbieders, ingegaan op het zo actueel mogelijk houden van de methodiek. Elk van de onderdelen van deze methodiek (lagen) is onderhevig aan de tand des tijds en moet daarom regelmatig worden herijkt. De frequentie waarmee dat gebeuren moet, verschilt per laag. De belangrijkste reden om voor elke laag de herijkingsfrequentie vast te leggen is ten eerste dat de methodiek en de toepassing ervan zo actueel mogelijk is. Ten tweede wordt hiermee de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid richting de marktpartijen gewaarborgd. Elke aanbieder kan in principe zelf onderzoeken of en op welk moment zij onder de regeling valt of gaat vallen. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de volgende frequenties moeten worden gehanteerd: •
De methodiek (laag 1): één keer per vijf jaar.
•
De vaststelling van maatschappelijk vitale diensten (laag 2): één keer per twee jaar.
•
De aanwijzing van aanbieders van maatschappelijk vitale diensten (laag 3): één keer per jaar.
Ad hoc evaluatie 22
Alleen in geval dat onvoorzien snelle ontwikkelingen (maatschappelijk, technisch, economisch
of
in de regelgeving) dat vergen, kan een ad hoc tussenevaluatie worden uitgevoerd, indien mogelijk na consultatie of na het informeren van de betrokken partijen. Bovenstaande vormt overigens geen beperking van de bevoegdheden van het ministerie, ten tijde van buitengewone omstandigheden dan wel in de voorbereiding daarop, zoals neergelegd in hoofdstuk 14 nTw.
22
Bijvoorbeeld bij het samengaan van twee aanbieders.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
21
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
Dienst
Omvang
Impact
Gebruikersgroep Totaalscore Kwalificatie
Vaste telefonie
3
3
3 (P, Z, V)
9
Maatschappelijk vitaal
Mobiele spraakdienst
3
3
3 (P, Z, V)
9
Maatschappelijk vitaal
Mobiele datadienst
2
1
3 (P, Z)
6
Niet maatschappelijk vitaal
Huurlijnen
3
3
3 (Z, V)
9
Maatschappelijk vitaal
Semafonie
1
2
3 (V)
6
Niet maatschappelijk vitaal
Internettoegang
3
3
3 (P, Z)
9
Maatschappelijk vitaal
X.25
1
3
2 (Z)
6
Niet maatschappelijk vitaal
112
3
3
3 (P, Z, V)
9
Maatschappelijk vitaal
Telefooncellen
1
1
1 (P)
3
Niet maatschappelijk vitaal
Tabel 4
Waardering van afhankelijkheidscriteria
In de kolom 'Gebruikersgroep' kunnen maximaal 3 punten worden behaald. Wanneer de vitale gebruikersgroepen voorkomen, zijn 3 punten toegekend. In het geval dat particuliere en zakelijke gebruikers beide gebruik maken van de dienst zijn eveneens drie punten gegeven. Bij alleen zakelijk of particulier gebruik worden/wordt respectievelijk 2 en 1 punt(en) gegeven. Het cumulatieve resultaat van de waardering die gegeven is aan de afhankelijkheidscriteria staat in de kolom totaalscore. Aan de totaalscores wordt een kwalificatie toegekend: Diensten die 7 of meer punten scoren zijn maatschappelijk vitale diensten. Diensten die 6 of minder punten scoren zijn dat niet. Samengevat, zijn de volgende diensten van maatschappelijk vitaal belang: Vaste telefonie, mobiele spraakdiensten, huurlijnen, internettoegang en de dienst 112. Deze afwegingen en de uitkomsten zijn afgestemd tijdens de tweede ronde interviews met de betrokken aanbieders.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
26
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
5.1.2
Vrijwillige deelname Uit de interviews is naar voren gekomen dat de aanbieders duidelijk de noodzaak zien van het aanwijzen en de consequenties daarvan, maar dat de omvang van de organisatie niet altijd in verhouding staat tot de benodigde inspanningen. Dit laatste geldt uiteraard met name voor kleine partijen. Tevens kwam naar voren dat het niet aangewezen zijn in sommige situaties kan leiden tot een minder kansrijke positie bij het verwerven van contracten. Om hieraan tegemoet te komen en dit mogelijk economisch nadeel op te heffen, is het zinvol om niet aangewezen aanbieders de mogelijkheid te geven om op vrijwillige basis mee te doen. Voor deze vrijwilligers gelden dezelfde rechten en plichten als voor de aangewezen aanbieders. De precieze vorm en invulling zal nader moeten worden onderzocht, met name op de juridische mogelijkheden en consequenties. NMa Uit de interviews is in dit verband tevens de behoefte naar voren gekomen om de doelstellingen ten aanzien van het overleg van de aangewezen partijen (NTCC/Nacotel), alsook de activiteiten t.b.v. 36
de vrijwilligers duidelijk te omschrijvingen om eventuele klachten
bij de NMa van niet-deelnemers
te kunnen pareren.
36
Bijvoorbeeld een klacht van een telecomaanbieder die niet is aangewezen noch vrijwillig deelneemt. Deze zou
bij de NMa een klacht kunnen indienen over vermeende concurrentiebelemmerende afspraken binnen het NTCC-/Nacotel-verband. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
28
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
6
Conclusies en aanbevelingen Methodiek Uit het onderzoek is gebleken dat er in het veld behoefte is aan meer zekerheid ten aanzien van het aanwijzen van aanbieders van maatschappelijk vitale diensten. Men hecht daarbij zeer aan de voorspelbaarheid van het aanwijzingsproces en de rechtszekerheid ten aanzien van de duur en de consequenties. Om die redenen is de methodiek nadrukkelijker gedefinieerd dan in het VKA rapport van 2002 het geval was, waarbij bovendien aan de drie lagen ook 'houdbaarheidsdata' zijn gekoppeld. In hoofdstuk 3 is de methodiek uitvoering beschreven. Uit de interviews is gebleken dat deze opzet door de geïnterviewde marktpartijen als geslaagd beschouwd wordt. Omvangcriterium Uit de interviews is gebleken dat een goed toepasbaar en effectief omvangcriterium, hoewel moeilijk 37
vorm te geven, zeer gewenst is om ervoor te zorgen de relevante aanbieders met voldoende ‘gewicht’ aan te kunnen wijzen als aanbieder van een maatschappelijk vitale dienst. Een
omvangcriterium, zoals het aantal klanten of de jaaromzet van een aanbieder, zegt niet per definitie iets over de mate waarin deze aanbieder op die betreffende markt bijdraagt aan de maatschappelijk vitale dienst. Toch kiezen we ervoor, juist in een markt waar steeds meer aanbieders actief worden en de markt steeds meer versnipperd raakt, het omvangcriterium in te voeren. Het criterium omzet is daarbij het meest objectief en naar alle waarschijnlijkheid het makkelijkst te meten en te vergelijken. Door het marktaandeel uit te vullen tot minimaal 80%, beogen we voldoende gewicht te creëren waarmee de continuïteit van de maatschappelijk vitale dienstverlening kan worden bereikt. Niettemin zijn er diensten die beter op een ander criterium dan omzet gemeten kunnen worden. Bijvoorbeeld bij 112 is geen sprake van marktaandelen. Hiervoor dient een andere maatstaf gebruikt te worden.
Vrijwillige deelname Uit de interviews is naar voren gekomen dat aanbieders duidelijk meerwaarde zien in de mogelijkheid van vrijwillige deelname. Ten aanzien hiervan zouden in elk geval de volgende, voor een deel praktische,onderwerpen nader geadresseerd moeten worden: •
Welke juridische vorm is hiervoor nodig en geschikt? Kan dit middels een ministeriële aanwijzing/beschikking of kan het via een contract?
•
Hoe moeten partijen zich aanmelden?
•
Hoe kan handhaving van de rechten en plichten worden vorm gegeven?
•
Hoe wordt de overlegvorm bij een toename van het aantal partijen ingevuld?
Eigendom In het vorige onderzoek diende een vitale aanbieder zijn apparatuur/infrastructuur in eigendom te hebben om als aanbieder van maatschappelijk vitale diensten te kunnen worden aangewezen. Door middel van bijvoorbeeld een ‘sell and lease-back’ constructie zou een aanwijzing kunnen worden
37
Onder 'voldoende gewicht' verstaan we partijen die enerzijds voldoende draagkrachtig zijn om de te nemen
(voorzorgs)maatregelen te kunnen nemen en anderzijds voldoende marktaandeel hebben om hun maatregelen een relevant effect te laten hebben. Een hele kleine speler hoort hier waarschijnlijk niet thuis omdat de te nemen maatregelen onevenredig zwaar wegen en voor de maatschappel jk vitale dienst als geheel niets opleveren. Verdonck, Klooster & Associates B.V.
29
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
voorkomen. Om die reden is ook een aanbieder die de apparatuur/infrastructuur niet in eigendom heeft, maar wel zelf beheert, als aanbieder van maatschappelijk vitale diensten aan te wijzen. Internet exchanges De in Nederland aanwezige internet exchanges vormen samen een belangrijke schakel in de verbinding van Nederland met de rest van de internetwereld. Aangezien de dienstverlening van deze exchanges niet behoort tot openbare dienstverlening, kunnen ze niet worden aangewezen onder het huidige regime van de nTw. Uit het onderzoek is het beeld naar voren gekomen dat, vanwege de onderlinge verwevenheid van de exchanges alsmede de koppelingen die veel ISP's met 'het internet' hebben buiten de Nederlandse exchanges om, het risico van grootschalige uitval van de dienst internettoegang bij uitval van één of meerdere exchanges in Nederland wel tot (tijdelijke) capaciteitsproblemen zal kunnen leiden, maar niet tot uitval van de gehele dienst. Lokaal kunnen zich wel problemen voordoen, maar ook daarvan is de verwachting dat die vrij snel kunnen worden opgelost.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
30
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
A
Woordenlijst Aansluitnetwerk Het netwerk dat de eindgebruiker fysiek aansluit op de dienst, ook wel de Local Loop genoemd. AMS-IX Amsterdam Internet Exchange. Deze dienst verzorgt de connectie van verkeer tussen verschillende ISP’s. Backbone Dataverbinding met hoge capaciteit, ruggengraat van een netwerk. BVI Bescherming Vitale Infrastructuur. In het kader van BVI worden onder coördinatie van BZK vitale infrastructuren in kaart gebracht en onderzocht op mogelijke kwetsbaarheden. C2000 Digitaal mobilofonie en semafonienetwerk voor de hulpdiensten. Carrier select Dienst waarmee eindgebruiker door het intoetsen van een code met een alternatieve telefonieaanbieder kan bellen via de bestaande infrastructuur. Carrier pre-select Carrier select dienst waarmee de eindgebruiker eenmalig aangeeft met een alternatieve aanbieder te bellen via de bestaande infrastructuur. Dial-up verbinding Verbinding met een ander computer (bijv. Internet) via de telefoonlijn. Fiber to the Home (FTTH) Aansluittechniek waarmee de eindgebruiker met een glasvezelverbinding wordt ontsloten. GPRS General Packet Radio Service. Technologie waarmee data kan worden verstuurd via een mobiel netwerk. Internet Exchange Knooppunt waar verschillende netwerken samenkomen en verbonden worden. Voorbeeld is de AMS-IX, een van de drie huidige Internet Exchanges in Nederland. Internet Service Provider (ISP) Aanbieder van toegang tot internet (zie Toegang tot Internet).
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
31
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
IP-VPN Virtual Private Network gebaseerd op het Internet Protocol. Vaak substituut van een reguliere huurlijn. Metropolitan Area Networks Stedelijke en randstedelijke infrastructuren (ook wel ringen genoemd). MPLS Multi Protocol Label Switching. Technologie op basis waarvan substituten voor reguliere huurlijnen kunnen worden gebaseerd. Mobile Virtual Network Operator (MVNO) Aanbieder van mobiele telefonie waarbij gebruik gemaakt wordt van (een gedeelte van) het netwerk van een andere operator. Netwerkaansluitpunt Het punt op het eigen netwerk waar een dienstenaanbieder zijn diensten fysiek aflevert. Dit kan het eindpunt van het aansluitnetwerk zijn (zie hierboven) maar ook het punt waarop de dienstverlening overgaat op een netwerk van een derde partij. nTw Nieuwe Telecommunicatiewet, zoals van kracht vanaf 19 mei 2004. Peering Overeenkomst waarbij ISP's afspreken verkeer naar elkaar door te laten. Zie ook Internet Exchange. Openbaar telecommunicatienetwerk een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld wordt. OPTA Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. Toezichthouder op de Nederlandse telecommunicatie- en postmarkt. OOV sector Openbare Orde en Veiligheid, onder deze noemer vallen brandweer, ambulancediensten, politie en de Koninklijke Marechaussee. Toegang tot Internet Dienst waarbij de aanbieder (ISP) met gebruikmaking van het eigen aansluitnetwerk of een aansluitnetwerk van derden tenminste de gebruiker in staat stelt het Internet te
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
32
Definitief Update van de Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal
benaderen op basis van een TCP/IP verbinding. De gebruiker kan zowel een eindgebruiker als een andere aanbieder van Internet toegang (ISP) zijn. Traxys Merknaam van een mobilofonienetwerk van KPN. UMTS Universal Mobile Telecommunications System. Standaard voor derde-generatie mobiele netwerken. Universele dienstverplichting (UD) Verplichting vanuit de overheid om een dienst aan iedereen die dat wenst op elke gewenste plaats tegen dezelfde prijs aan te bieden. Virtual Private Network (VPN) Een computernetwerk binnen een ander netwerk of andere netwerken dat de eigenschappen heeft van een gescheiden, eigen netwerk. Voice over IP (VoIP) Technologie waarmee datanetwerken gebruikt kunnen worden voor spraaktelefonie op basis van het Internet Protocol (IP). WiFi Wireless Fidelity. Draadloze communicatietechniek gebaseerd op de IEEE 802.11 specificaties. Vaak gebruikt voor zogenoemde hotspots. WiMax Technologie voor breedbandige draadloze netwerken gebaseerd op de IEEE 802.16 specificaties. Wireless Local Loop (WLL) Aansluitmethode waarbij de eindgebruiker aangesloten wordt d.m.v. de ether. X.25 Dienst van KPN Telecom gebaseerd op het X.25 protocol. xDSL Verzamelnaam voor alle DSL (Digital Subscriber Line) diensten. Met toepassing van DSL technologie wordt de gewone telefoonlijn een breedbandverbinding.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
33
Handboek NCO-T
Standpunt DGTP over
Rapport “Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal”
Het rapport is opgesteld door VKA en opgeleverd op 19 november 2004; het heeft versienummer 1.0. Opdrachtgever is DGTP.
DGTP 16 februari 2005 definitief
DGTP standpunt vitaal
-1-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Inhoud Inleiding Methodiek - procedure in lagen - periodiciteit - geldigheidsduur van de aanwijzing van een aanbieder Selectie van vitale telecommunicatiediensten - eerste selectie: mogelijk in aanmerking komende telecommunicatiediensten - tweede selectie: aan te merken telecommunicatiediensten Selecteren aanbieders - criterium 1: aanbieden vitale dienst - criterium 2: bezit of direct beheer van infrastructuur - criterium 3: omvang, d.w.z. marktaandeel - de indicator marktaandeel in criterium 3 Kenmerk ”landelijk dekkend” in de huidige ministeriële regeling Wel of niet openbaar aangeboden - (Onderdelen van) “niet-openbare”infrastructuur - “Wholesale” aanbieders Conclusie - Voorgestelde methodiek - Landelijke dekking - Resultaten van de methodiek v.w.b. maatschappelijk vitale functie - Selectie op basis van landelijk dekkende infrastructuur
DGTP standpunt vitaal
-2-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Inleiding Volgens artikel 14.6 TW heeft de Minister aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en/of –infrastructuur regels opgelegd, welke uitgewerkt zijn in de Ministeriële Regeling Voorbereiding Buitengewone Omstandigheden. Via de regeling worden verplichtingen opgelegd aan bepaalde aanbieders met betrekking tot door hen te nemen organisatorische en personele maatregelen en te treffen bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 TW en de door hen daarover aan de Minister te verstrekken informatie. De regeling heeft betrekking op die aanbieders die een landelijke dekking hebben, dan wel een maatschappelijke vitale functie vervullen. De regeling is in werking getreden in 1999 en heeft kleine aanpassingen ondergaan in 2000 (verwijzing naar continuïteitsplan van een aangewezen aanbieder) en 2001 (uitbreiding met UMTS aanbieders). In 2002 heeft het bureau VKA een onderzoek gedaan naar “Definitie van de begrippen landelijk dekkend en maatschappelijk vitaal” om de selectie van aanbieders die aangewezen worden in het kader van art 14.6 TW uit te kunnen voeren op basis van transparante criteria. De ontwikkelingen op het gebied van aangeboden telecommunicatiediensten geven volgens alle partijen, aanbieders zowel als regelgevers, aanleiding tot aanpassing van de regeling. Het gaat hier om een uitbreiding van het aantal mogelijk aan te wijzen aanbieders. Deze ontwikkelingen brengen met zich mee dat de telecommunicatiediensten van steeds groter belang zijn –en daarin zullen blijven groeien- voor het functioneren van de Nederlandse maatschappij. Een aantal openbare telecommunicatiediensten zijn van een dergelijk groot belang dat zij zelfs van vitaal belang geacht worden. Het wegvallen van zo’n telecommunicatiedienst kan dergelijke nadelige gevolgen hebben dat een aanzienlijke crisis ontstaat. Een crisis is een situatie waarin een vitaal belang wordt bedreigd en waarin de normale middelen ontoereikend zijn om tegen deze bedreiging op te treden. Er is echter sprake van een buitengewone omstandigheid als een vitaal belang wordt bedreigd en de normale bevoegdheden ontoereikend zijn om die dreiging aan te pakken. In dat geval is het noodzakelijk buitengewone bevoegdheden uit te kunnen oefenen. De bedreiging van een vitaal belang is het feitelijke element, de ontoereikendheid van de normale bevoegdheden is het juridische element. Het begrip Buitengewone Omstandigheden vormt de voorwaarde voor een bepaald rechtsgevolg, namelijk het kunnen uitoefenen van buitengewone bevoegdheden. Het voorbereiden op een situatie van Buitengewone Omstandigheden is in wezen het voorbereiden op een bepaalde juridische situatie waarin buitengewone bevoegdheden worden uitgeoefend. De voorbereiding dient zich echter te richten tot een feitelijk element: de bedreiging van het vitale belang3. DGTP hanteert als uitgangspunt dat de voorbereiding zich richt op het proces om de bedreiging van een vitaal belang te voorkomen of indien dit niet haalbaar is te minimaliseren, en dat de voorbereiding daarmee niet gebonden is aan een optreden na het afkondigen van een situatie van Buitengewone Omstandigheden. In de periode september – november 2004 heeft het bureau VKA in opdracht van DGTP het onderzoek “Definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal” uitgevoerd4. Het rapport heeft het begrip maatschappelijk vitaal nader ingevuld, tevens is aangegeven welke aanbieders op basis van de definitie voor aanwijzing in aanmerking komen. Het rapport is in december 2004 gepresenteerd aan het NTCC.
3
Het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 geeft ook impliciet aan dat het onderscheid in de voorbereidingen gerelateerd aan crises tijdens normale periodes dan wel buitengewone omstandigheden zo veel mogelijk weggenomen dient te worden. 4 In deze notitie wordt dit onderzoek kortheidshalve aangeduid als “het VKA-rapport”, indien verwezen wordt naar het eerdere, eveneens door VKA uitgevoerde, onderzoek uit 2002 zal dit expliciet vermeld worden.
DGTP standpunt vitaal
-3-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
DGTP heeft op basis van het rapport en de reacties uit het NTCC een standpunt ingenomen over het rapport en hoe dit verder gebruikt zal worden bij de aanpassing van de ministeriële regeling aan de recente ontwikkelingen. Dit standpunt wordt in deze notitie verder toegelicht. Met name wordt er op gewezen dat het standpunt zoals in deze notitie verwoord nog niet juridisch getoetst is.
DGTP standpunt vitaal
-4-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Methodiek Procedure in lagen De gekozen methodiek, een indeling in drie lagen met per laag een selectieproces, is goed toepasbaar5: - laag 1, de methodiek zelf - laag 2, de selectie van maatschappelijk vitale diensten - laag 3, de selectie van aan te wijzen aanbieders De driedeling geeft de mogelijkheid om op heldere wijze inzicht te verkrijgen in de resultaten van de afzonderlijke lagen van de methodiek en om per laag een aparte regelmaat voor de uitvoering te hanteren. Periodiciteit Gezien de snelle ontwikkeling van telecommunicatiediensten op zowel technologisch als commercieel gebied wordt de vaststelling van de als vitaal aangemerkte openbare telecommunicatiediensten en de selectie van de aanbieders die voorbereidingen moeten treffen regelmatig opnieuw uitgevoerd. Het voorstel uit het VKA rapport6 om een regelmaat te hanteren wordt overgenomen, echter de periodiciteit wordt als volgt vastgesteld: - 4 jaar voor herijking van de methodiek - 2 jaar voor hernieuwde selectie van de diensten en van mogelijke nieuwe dienstenaanbieders - per direct in geval van onvoorzien snelle ontwikkelingen Deze regelmaat waarborgt een goede aansluiting bij de actualiteit. De keuze voor 4 en 2 jaar i.p.v. de voorgestelde 5, 2 en 1 jaar is de volgende: de waarden 4 en 2 jaar zijn in fase, bij de waarden 5 en 2 jaar zou de methodiek aangepast kunnen zijn terwijl de dienstenselectie nog een jaar geldig is maar de aanbieder selectie weer moet plaatsvinden. Dit zou een onrustig beeld geven vergeleken met de waarden 4 en 2 jaar. Geldigheidsduur van de aanwijzing van een aanbieder Een aanbieder wordt aangewezen voor een periode van vier jaar. Daarmee krijgt de aanbieder de gelegenheid voor de implementatie van de in de ministeriële regeling aangegeven eisen. Zodoende wordt eens per twee jaar een in aanmerking komende aanbieder aangewezen, maar kan eens per vier jaar de aanwijzing van een aanbieder opgeheven worden.
5 6
Zoals voorgesteld in het VKA-rapport, hoofdstuk 3 Zoals voorgesteld in het VKA-rapport, paragraaf 3.6
DGTP standpunt vitaal
-5-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Selectie van vitale telecommunicatiediensten Eerste selectie: mogelijk in aanmerking komende telecommunicatiediensten De vaststelling van de diensten die als vitaal beschouwd worden voor het blijven functioneren van de Nederlandse samenleving geschiedt via een vastgestelde procedure. DGTP stelt op basis van o.a. kennis van de telecommunicatiemarkt en historische gegevens de openbare telecommunicatiediensten vast die in aanmerking kunnen komen om aangemerkt te worden als vitaal.7 Aangezien de gebruiker van een telecommunicatietoepassing het wel of niet beschikbaar zijn van de betreffende dienst van wezenlijk belang acht en niet de onderliggende infrastructuur, is in de methodiek eerst van aangeboden diensten uitgegaan. In tweede instantie wordt in de methodiek gekeken naar de aangeboden infrastructuren. Tweede selectie: aan te merken telecommunicatiediensten Van de in de eerste selectie geselecteerde diensten wordt in een afhankelijkheidsanalyse vastgesteld in hoeverre de maatschappelijk vitale belangen (rechtsorde, openbare orde, veiligheid) hiervan afhangen door in de analyse de diensten te scoren op de volgende kenmerken: gebruikersgroep, omvang, impact bij uitval.8 De resultaten van de analyse bepalen de definitieve lijst van openbare telecommunicatiediensten die als vitaal aangemerkt worden. Dit zijn de diensten met een score boven een bepaald minimum.9 De in het VKA-rapport gebruikte indeling in diensten bij de selectie van diensten is op dit moment nog steeds bruikbaar maar zal in de toekomst vereenvoudigd kunnen worden, waarschijnlijk tot een driedeling in diensten via vaste netwerken, diensten via mobiele netwerken en overige diensten.10 Bij de vaststelling van de lijst van diensten zal veelal uitgegaan worden van de diensten zoals deze op de markt aangeboden worden. Aangezien deze diensten niet altijd één op één overeenkomen met de beperkte set definities uit de TW zal in toekomstige selecties van diensten ten behoeve van Nacotel een vertaling gemaakt moeten worden tussen de definities uit de TW en de op de markt voorkomende diensten,
7
Zoals voorgesteld in het VKA-rapport , paragrafen 3.4.1, 3.4.2 en 4.1.1 Zoals voorgesteld in het VKA-rapport , paragrafen 3.4.2 en 4.1.2 9 Zie voor de resultaten het VKA-rapport, paragrafen 3.4.2 en 4.1.3 10 Onder andere commentaar vanuit NTCC. 8
DGTP standpunt vitaal
-6-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Selectie van aanbieders criterium 1: aanbieden vitale dienst De aanbieders die één of meer van de als vitaal aangemerkte openbare telecommunicatiediensten aanbieden komen in aanmerking om voor aanwijzing te worden geselecteerd11 criterium 2: bezit of direct beheer van infrastructuur De aanbieders die voldoen aan criterium 1 en bovendien een infrastructuur in bezit dan wel direct in beheer hebben blijven in aanmerking komen om voor aanwijzing te worden geselecteerd; de aanbieders die geen infrastructuur in bezit dan wel direct in beheer hebben komen tijdens deze selectieronde niet meer in aanmerking. Het bezit van of direct beheer over infrastructuur stelt de aanbieder in staat om in en/of voorafgaande aan mogelijke buitengewone omstandigheden daadwerkelijk (nood)maatregelen te treffen om storingen te verhelpen en noodvoorzieningen in te richten.12 criterium 3: omvang, d.w.z. marktaandeel De selectie van aanbieders die voldoen aan criterium 2 heeft het belangrijk nadeel dat mogelijk veel kleine partijen aangewezen worden, die echter te klein zijn om wezenlijk bij te dragen aan de doelstelling, namelijk de voorbereiding van de telecommunicatiesector op buitengewone omstandigheden. Verder is de last, die de aanwijzing met zich meebrengt, voor dergelijke kleine partijen onevenredig zwaar. Hierdoor kan een ongewenste verstoring van de marktwerking worden veroorzaakt. Om dit nadeel zoveel mogelijk te beperken is er door middel van criterium 3 een drempel ingesteld die ervoor moet zorgen dat alleen partijen worden aangewezen die een relevante bijdrage kunnen leveren.13 Criterium 3 is tweeledig en bestaat uit de volgende onderdelen: - aanbieders (die aan criterium 2 voldoen) worden geselecteerd op aflopende volgorde van marktaandeel zolang het gezamenlijk marktaandeel minder dan 80% is; - van de resterende aanbieders (die aan criterium 2 voldoen) worden die aanbieders geselecteerd die een minimum marktaandeel van 10% hebben voor de betreffende als vitaal aangemerkte openbare telecommunicatiedienst. Er is gekozen voor een ondergrens van 10% omdat een dergelijk marktaandeel weliswaar niet als marktoverheersend wordt gezien, maar toch groot genoeg geacht wordt om een bijdrage te leveren aan de continuïteitsplanning. De waarde 80% voor gezamenlijk marktaandeel is gebaseerd op de algemeen aanvaarde 80/20 regel. De keuze van het criterium omvang op basis van marktaandeel is op dit moment de best haalbare omdat vrijwel iedere aangeboden dienst als aparte markt gezien wordt. De indicator marktaandeel in criterium 3 In de toekomst zal mogelijk een andere indicator gebruikt moeten gaan worden. Dit komt voort uit de voortgaande convergentie van diensten en infrastructuren, waardoor de huidige diensten, en nog te ontwikkelen nieuwe, steeds moeilijker van elkaar te onderscheiden zijn als het gaat om kengetallen als omzet of belminuten e.d.. De verwachting is dat deze diensten nml. allemaal op eenzelfde wijze gebruik zullen gaan maken (IP-protocollen) van dezelfde backbone-achtige infrastructuren. Het criterium omvang zal wel van toepassing blijven, echter niet meer gebaseerd op marktaandeel van de betreffende dienst, maar op een andere indicator. Een mogelijke indicator die hiervoor gebruikt kan gaan worden is bandbreedte, omdat bij aanbieden van combinaties van diensten de diensten niet meer afzonderlijk herkenbaar/meetbaar zijn maar
11
Zoals voorgesteld in het VKA-rapport, paragraaf 3.5.1. Zoals voorgesteld in het VKA-rapport, paragraaf 3.5.1. 13 Gebaseerd op het voorstel in het VKA-rapport, paragraaf 3.5.1, maar aangepast met een ondergrens op basis van advies vanuit het NTCC 12
DGTP standpunt vitaal
-7-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
slechts de hoeveelheid getransporteerde data. Dit wordt aangegeven met het begrip bandbreedte.14 Welke bron in de toekomst ook gebruikt zal worden, deze bron zal voor de relevante partijen (regelgevers en aanbieders) acceptabel en betrouwbaar moeten zijn. Transparantie is een belangrijk kenmerk in deze. DGTP is voornemens om ten behoeve van een toekomstige herhaling van de selectie van aanbieders het vermoeden of een andere indicator voor criterium 3 gebruikt zal moeten worden nader onderzoeken. Indien dit vermoeden bevestigd wordt zal tevens onderzocht worden welke indicator dat wordt en op welke termijn deze gebruikt gaat worden.
14
Onder andere ook aangegeven in het commentaar vanuit NTCC
DGTP standpunt vitaal
-8-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Kenmerk ”landelijk dekkend” in de huidige ministeriële regeling In de ministeriele regeling (ex. artikel 14.6 TW) staat in de toelichting vermeld dat de regeling zich richt tot “aanbieders die met hun openbare netwerken, diensten en huurlijnen dan wel een landelijke dekking hebben dan wel een maatschappelijk vitale functie vervullen”. Één van de conclusies uit het onderzoek door VKA in 2002 is dat het kenmerk landelijke dekking geen toegevoegde waarde had ten opzichte van het kenmerk maatschappelijk vitale functie, gezien het feit dat de aanbieders die een vitale functie vervulden ook reeds landelijke dekking moesten bieden. Deze conclusie betrof de toenmalige situatie m.b.t. aanbieders en diensten. Uit het VKA-rapport blijkt deze conclusie nu niet meer getrokken kan worden, d.w.z. dat voor een enkele aanbieder geldt dat deze geen maatschappelijk vitale functie vervult maar wel landelijke dekking moet bieden. DGTP blijft het hebben van landelijke dekking via een eigen infrastructuur zien als een belangrijke voorziening in geval van buitengewone omstandigheden, ongeacht het wel of niet vervullen van een maatschappelijk vitale functie door de betreffende aanbieder. Daarom zal het kenmerk landelijk dekkende openbare infrastructuur in de ministeriële regeling opgenomen blijven. Dit betekent dat in het kader van de ministeriële regeling ten eerste bepaald zal worden welke aanbieders een maatschappelijke vitale functie vervullen en dus aangewezen worden. Ten tweede zal geïnventariseerd worden of één of meer van de overige aanbieders een landelijk dekkende openbare infrastructuur bezitten dan wel in direct beheer hebben. Indien dit zo is zullen deze aanbieders ook aangewezen worden onder de ministeriële regeling.
DGTP standpunt vitaal
-9-
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Wel of niet openbaar aangeboden (Onderdelen van) “niet-openbare”infrastructuur De ministeriële regeling richt zich tot aanbieders van openbare diensten en infrastructuren. Echter de situatie kan zich voordoen dat bepaalde op zichzelf staande delen van een openbare dienst of openbare infrastructuur van vitaal belang zijn voor het functioneren van een vitale dienst, maar niet binnen het kader van de juridische definitie van “openbaar aangeboden” vallen; te denken valt aan belangrijke switches in beheer van derden, e.d..15 Bepaalde onderdelen van de openbare vaste en/of mobiele telecommunicatie-infrastructuur zoals het IN-platform, bepaalde interconnectiepunten, het systeem t.b.v. nummerportering, e.d. vallen niet onder openbare diensten/infrastructuur. Zij zijn echter wel wezenlijk voor het functioneren van één of meer vitale diensten maar vallen niet per definitie binnen het kader van die vitale dienst. Aangezien de diensten die deze systemen leveren niet openbaar aangeboden worden zijn de systemen niet via de methodiek in het VKA-rapport geselecteerd. De methodiek kan echter uitgebreid worden met een stap waarin na de selectie van vitale openbare diensten bepaald wordt welke op zichzelf staande systemen van vitaal belang zijn voor het functioneren van de dienst. Hierbij is dan tegelijkertijd de eigenaar van/verantwoordelijke voor het systeem bekend en kan deze partij aangewezen worden in het kader van de ministeriële regeling. DGTP is voornemens de juridische gevolgen van deze uitbreiding te onderzoeken met als doel bij de eerstvolgende herhaling van de selectie van diensten de uitbreiding te implementeren.
“Wholesale” aanbieders Het VKA-rapport spreekt over de markt huurlijnen, dan vallen daar de wholesale16 aanbieders buiten, aangezien het rapport uitgaat van de TW waar alleen gesproken wordt over “openbare” aanbieders. Deze wholesale aanbieders worden namelijk niet als openbare aanbieders aangemerkt. De wholesale aanbieders bedienen echter een belangrijk deel van de totale markt van huurlijnen, zodat zij, hoewel strikt juridisch genomen geen openbare aanbieder, toch in de afwegingsprocedure voor aanwijzing zouden moeten worden meegenomen.17 DGTP is voornemens de juridische gevolgen van deze uitbreiding te onderzoeken met als doel bij de eerstvolgende herhaling van de selectie van aanbieders de uitbreiding te implementeren.
15
Mede gebaseerd op het commentaar van het NTCC Wholesale aanbieders zijn aanbieders van bulkverbindingen aan andere telecom aanbieders, zodat deze laatsten zelf geen grote datatransport verbindingen hoeven aan te schaffen; (deze vallen niet onder de definitie in de TW van huurlijnen. 17 Gebaseerd op het commentaar van het NTCC 16
DGTP standpunt vitaal
- 10 -
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Conclusies Voorgestelde methodiek DGTP neemt de in het VKA-rapport voorgestelde methodiek over met de volgende wijziging: - Bij de selectie van aanbieders wordt het derde criterium uitgebreid: als volgens volgorde van marktaandeel een aanbieder niet geselecteerd is maar deze aanbieder een marktaandeel van minimaal 10% heeft wordt hij alsnog geselecteerd. - De periodiciteit in de gebruikte methodiek wordt als volgt vastgesteld: o 4 jaar voor herijking van de methodiek o 2 jaar voor hernieuwde selectie van de diensten en van de aanbieders - Een aanwijzing van een aanbieder geldt voor een periode van 4 jaar. DGTP is voornemens de juridische gevolgen te onderzoeken van de volgende uitbreidingen van de methodiek: - in de selectieprocedure voor aanwijzing van diensten vaststellen of en zo ja welke op zichzelf staande delen van een openbare dienst of infrastructuur van wezenlijk belang zijn voor het functioneren van een vitale dienst, maar niet binnen het kader van de juridische definitie van “openbaar aangeboden” vallen; gevolgd door aanwijzing van de eigenaar / beheerder; - in de selectie procedure voor aanwijzing van aanbieders meenemen van wholesale aanbieders opererend op de markt voor huurlijnen. Het doel van dit onderzoek is bij de eerstvolgende herhaling van de selecties de uitbreiding in de regeling te implementeren. DGTP is voornemens om bij een toekomstige herhaling van de selectie van openbare diensten de relatie aan te geven tussen de dienstendefinities in de TW en de op de markt aangeboden diensten. DGTP is voornemens om ten behoeve van een toekomstige herhaling van de selectie van aanbieders het vermoeden of een andere indicator voor criterium 3 gebruikt zal moeten worden nader onderzoeken. Indien dit vermoeden bevestigd wordt zal tevens onderzocht worden welke indicator dat wordt en op welke termijn deze gebruikt gaat worden. Landelijke dekking Het kenmerk landelijk dekkende openbare infrastructuur zal in de ministeriële regeling opgenomen blijven als grond voor het aanwijzen van aanbieders indien zij niet voldoen aan het kenmerk maatschappelijk vitale functie. Resultaten van de methodiek v.w.b. maatschappelijk vitale functie DGTP neemt de resultaten van de methodiek zoals aangegeven in hoofdstuk 5 van het VKArapport over met enkele toevoegingen, zie hieronder. Deze resultaten zullen gebruikt worden ten behoeve van de aanpassing van de ministeriële regeling. 1.In aanmerking komende diensten Openbare telecommunicatiediensten die in aanmerking komen om aangemerkt te worden als vitaal voor het blijven functioneren van de Nederlandse samenleving zijn: - vaste spraaktelefonie - mobiele spraaktelefonie - mobiele datadienst - huurlijnen - internet toegang - semafonie - X.25 - 112 - telefooncellen
DGTP standpunt vitaal
- 11 -
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
Deze lijst is gebaseerd op de conclusies in het VKA rapport uit 2002; deze lijst is in 2002 binnen Nacotel overgenomen als zijnde de lijst van vitale diensten. 2. Diensten die aangemerkt zijn als vitaal Na uitvoering van de afhankelijkheidsanalyse zijn de volgende openbare diensten aangemerkt als vitaal: - Vaste spraaktelefonie De diensten aangeboden via een vast openbaar telefoonnetwerk, op basis van de definitie in art1.1, lid w van de TW. - Mobiele spraaktelefonie De diensten aangeboden via een mobiel openbaar telefoonnetwerk, op basis van de definitie in art1.1, lid w van de TW. - Huurlijnen De diensten aangeboden via een netwerk zoals gedefinieerd in art 1.1, lid u TW - Internet toegang De toegang tot internet waardoor (particuliere en zakelijke) gebruikers diensten (zoals email, informatiediensten, telewerken, bankieren, etc.) kunnen aanbieden of afnemen - Toegang tot 112 Onder deze dienst wordt verstaan de toegang via vaste of mobiele openbare telefoonnetwerken tot hulp- en/of nooddiensten, zoals bedoeld in art 7.7 TW Op advies van het NTCC is, vanwege de nog niet afgeronde implementatie van de semafoniefunctie in C2000, aan deze lijst toegevoegd: - Semafonie semafonie is het systeem om een persoon "op te piepen". De communicatie geschiedt slechts in één richting, van de centrale in het netwerk naar de gebruiker in de vorm van een korte tekstboodschap. Met betrekking tot de dienst “toegang tot 112” dient opgemerkt te worden dat deze dienst volgens de TW reeds een verplicht aan te bieden dienst is door aanbieders van openbare telecommunicatiediensten of –netwerken waarvoor bepaalde voorzieningen getroffen moeten worden (zie art. 7.7 TW). Om deze reden speelt de dienst “toegang tot 112” geen verdere rol bij de selectie van aanbieders18. 3. selectie van aanbieders De toepassing van het criterium marktaandeel heeft plaatsgevonden op basis van cijfers uit de volgende bronnen: - Netwerken in cijfers 2004, Min. Van EZ - De digitale economie, CBS, 2003 - OPTA onderzoeken i.v.m. aanmerkelijke marktmacht - VKA onderzoek “Overview of the mobile market in The Netherlands 2004” Het marktaandeel, bij criterium 3, is uitgedrukt in de indicator omzet, behalve voor de mobiele spraaktelefonie waar het marktaandeel is uitgedrukt in de indicator aantal gebruikers. Vooralsnog worden anno 2005 deze indicatoren als best haalbare gezien waar het gaat om een cijfermatige aanduiding van marktaandeel.
18
Zie ook het VKA-rapport, paragraaf 5.1.1
DGTP standpunt vitaal
- 12 -
definitief 16 februari 2005
Handboek NCO-T
De aanbieders die op basis van het kenmerk maatschappelijk vitale functie aangewezen worden om voorbereidingen te treffen zijn:
Vaste spraaktelefonie
Reeds aangewezen in huidige regeling KPN
Mobiele spraaktelefonie
KPN Mobile Vodafone T-Mobile Telfort Orange
Huurlijnen
BT Enertel
UPC
Versatel MCI
Internettoegang
Semafonie
Nieuw aan te wijzen
Wanadoo Chello/UPC @Home Tiscali Zonnet KPN
Selectie op basis van landelijk dekkende infrastructuur Een inventarisatie van aanbieders die niet geselecteerd zijn vanwege het vervullen van een maatschappelijk vitale functie maar wel een landelijk dekkende openbare infrastructuur bezitten dan wel in direct beheer hebben heeft geen lijst met aanbieders opgeleverd. Er zullen daarom op basis van dit kenmerk geen aanbieders aangewezen worden.
DGTP standpunt vitaal
- 13 -
definitief 16 februari 2005
- VERTROUWELIJK -
UPDATE AANBIEDERS VAN MAATSCHAPPELIJK VITALE COMMUNICATIEDIENSTEN Quick scan voor DGET
- VERTROUWELIJK -
UPDATE AANBIEDERS VAN MAATSCHAPPELIJK VITALE COMMUNICATIEDIENSTEN Quick scan voor DGET
5 mei 2006 status Definitief Versie 1.0 Interne toets
Copyright © 2006 Verdonck, Klooster & Associates B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige w jze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.
Definitief update aanbieders van maatschappelijk vitale communicatiediensten
Inhoudsopgave 1
2
3
Inleiding
1
1.1
Doelgroep
1
1.2
Opbouw van de quick scan
1
1.3
Aanpak
1
1.4
Bronnen
1
Kader en methodiek
3
2.1
3
Uitgangspunten
Cijfermateriaal
4
3.1
Inleiding
4
3.2
Vaste telefonie
4
3.3
Mobiele spraaktelefonie
4
3.4
Huurlijnen
5
3.5
Internettoegang
6
3.6
112 (toegang)
8
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
ii
Definitief update aanbieders van maatschappelijk vitale communicatiediensten
1
Inleiding Eind 2004 heeft Verdonck, Klooster & Associates (VKA) in opdracht van DGTP (thans DGET) een 1 onderzoek afgerond in het kader van maatschappelijk vitale telecommunicatiediensten . In dat
onderzoek zijn, in afstemming met DGET en betrokken aanbieders, een methodiek en criteria voorgesteld ter operationalisering van het begrip 'maatschappelijk vitaal', met als doel het kunnen aanwijzen (door de minister van Economische Zaken) van aanbieders van maatschappelijk vitale telecommunicatiediensten. Over het rapport van VKA heeft DGET vervolgens een standpunt 2 uitgebracht , waarin een aantal aanvullingen op de methodiek is aangebracht.
Beide genoemde documenten dienen als uitgangspunt voor het huidige onderzoek dat, kortweg, voorziet in een quick scan van de actuele Nederlandse telecommunicatiemarkt, met als doel het cijfermatig onderbouwen van het kunnen aanwijzen van aanbieders van maatschappelijk vitale diensten door de minister van Economische Zaken.
1.1
Doelgroep Deze quick scan is bedoeld voor de heren
1.2
van DGET.
Opbouw van de quick scan Zoals in de inleiding aangegeven, dienen een eerder rapport van VKA en het standpunt van DGET daarover, als startpunt voor deze quick scan. Om de zelfstandige leesbaarheid van deze quick scan te waarborgen, worden in hoofdstuk 2 kort de belangrijkste uitgangspunten uit beide documenten weergegeven. In hoofdstuk 3 worden vervolgens, per onderscheiden telecommunicatiedienst, de aanbieders opgesomd die in aanmerking zouden kunnen komen voor aanwijzing als aanbieder van een maatschappelijk vitale dienst. Deze opsomming wordt ondersteund met de daartoe in deze quick scan gevonden cijfermatige onderbouwing.
1.3
Aanpak De quick scan is gebaseerd op desk research, waarbij diverse bronnen zijn geraadpleegd.
1.4
Bronnen Aangezien de bevindingen in deze quick scan kunnen leiden tot mogelijke besluitvorming bij DGET die rechtstreeks belangen van aanbieders raakt, is het belangrijk dat de bevindingen uit deze quick scan transparant zijn. Daarom wordt in hoofdstuk 3 uitdrukkelijk aangegeven welke bronnen zijn gebruikt. Voor de quick scan zijn zowel openbare als niet-openbare bronnen gebruikt, van zo recent mogelijke datum. Naast bronnen van kwantitatieve aard zijn, ter ondersteuning van de gevonden cijfers, ook bronnen geraadpleegd die een meer kwalitatieve beoordeling geven van de marktaandelen – en verhoudingen op de Nederlandse telecommunicatiemarkt. 1
Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal, studie voor DGTP, 19 november
2004. 2
Standpunt DGTP over Rapport " Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappel jk vitaal",
DGTP, 16 februari 2005.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
1
Definitief update aanbieders van maatschappelijk vitale communicatiediensten
1.4.1
Gebruik van vertrouwelijke informatie Naast de openbaar beschikbare informatie heeft OPTA op verzoek van DGET vertrouwelijke gegevens inzake marktaandelen verstrekt. Teneinde deze waardevolle gegevens wel te kunnen gebruiken, maar ze niet openbaar te maken, worden de betreffende marktaandelen niet als op zichzelf staande gegevens in deze quick scan gepresenteerd. Ze dienen echter wel als input voor de berekening van een geaggregeerd marktaandeel, waarin ze samen met marktaandelen uit openbare bron, op basis van een rekenkundig gemiddelde, tot één marktaandeel per aanbieder leiden.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
2
Definitief update aanbieders van maatschappelijk vitale communicatiediensten
2
Kader en methodiek
2.1
Uitgangspunten Het kader en de methodiek voor deze quick scan zijn afkomstig uit de volgende twee documenten: •
Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal, studie voor DGTP, 19 november 2004 (hierna: Update VKA), en
•
Standpunt DGTP over Rapport " Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal", DGTP, 16 februari 2005 (hierna: Standpunt DGTP).
De volgende uitgangspunten – uitgevoerd in de hier weergegeven volgorde - uit beide documenten worden gehanteerd: 1.
De volgende (openbare) communicatiediensten zijn van maatschappelijk vitaal belang:
•
Vaste telefonie;
•
Mobiele spraaktelefonie;
•
3 Huurlijnen ;
•
Internettoegang, en
•
(toegang tot) 112.
2.
De eventueel aan te wijzen aanbieder biedt zelf een maatschappelijk vitale dienst aan of een maatschappelijk vitale dienst is direct afhankelijk van zijn infrastructuur of van een dienst die de aanbieder aanbiedt;
3.
De eventueel aan te wijzen aanbieder maakt gebruik van een openbaar communicatienetwerk dat hij in eigendom heeft, dan wel in eigen beheer heeft;
4.
De eventueel aan te wijzen aanbieder is van significante betekenis voor de dienstverlening in Nederland. Dit criterium wordt geoperationaliseerd door uit te gaan van het marktaandeel, 4 gemeten in omzet , van de betrokken aanbieder. Aanbieders komen in aanmerking voor
aanwijzing op volgorde van (aflopende) grootte van het marktaandeel, totdat een totaal marktaandeel van 80% is bereikt of overschreden. Van de (eventueel) resterende aanbieders wordt/worden ook nog die aanbieder(s) geselecteerd die een minimum marktaandeel van 10% heeft/hebben voor de betreffende maatschappelijk vitale dienst. 5.
Indien een na stap 4 (nog) niet voor aanwijzing in aanmerking komende aanbieder beschikt 5 over een landelijk dekkende openbare infrastructuur, dan wel een dergelijke infrastructuur in
direct beheer heeft, komt ook deze aanbieder in aanmerking. Voor een nadere toelichting op bovenstaande uitgangspunten wordt kortheidshalve naar beide genoemde documenten verwezen. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat de door DGET in zijn document genoemde mogelijke 6 uitbreidingen van de aanwijzingsmethodiek die nader juridisch onderzocht moeten worden , niet in
deze quick scan zijn meegenomen. 3
Het gaat om het meest voorkomende type huurlijnen, namelijk 2Mb huurlijnen.
4
Als secundair meetcriterium wordt, waar relevant, het aantal aansluitingen genomen.
5
Gebaseerd op het kenmerk 'landelijk dekkend' in de ministeriele regeling ex. artikel 14.6 Telecommunicatiewet.
6
Samengevat weergegeven op pagina 12 van Standpunt DGTP over Rapport " Update van de definitie en
uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal", DGTP, 16 februari 2005.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
3
Definitief update aanbieders van maatschappelijk vitale communicatiediensten
3.6
112 (toegang) Op basis van artikel 7.7 van de huidige Telecommunicatiewet zijn reeds alle aanbieders van openbare telefoonnetwerken, openbare betaaltelefoons en openbare telefoondiensten verplicht om het gebruik van alarmnummers kosteloos en zonder toegangsbeperkingen ter beschikking te stellen. Daarom hoeft in deze quick scan niet een nadere toewijzing van aanbieders van toegang tot 112 plaats te vinden.
Verdonck, Klooster & Associates B.V.
8
Handboek NCO-T
Telecommunicatiewet, artikel 14.6 Door de minister van EZ aan te wijzen aanbieders.
Reactie van DGET op het rapport “Update aanbieders van maatschappelijk vitale diensten”, versie 1.0, door VKA, opgeleverd 5 mei 2006.
Ministerie van Economische Zaken Directoraat-Generaal Energie en Telecom 12 mei 2006 – versie : definitief
Handboek NCO-T
Procedure voor de selectie van aanbieders Volgens artikel 14.6 TW heeft de Minister de mogelijkheid aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en/of –infrastructuur regels op te leggen, welke uitgewerkt zijn in de Ministeriële Regeling Voorbereiding Buitengewone Omstandigheden. Via de regeling worden verplichtingen opgelegd aan bepaalde aanbieders met betrekking tot door hen te nemen organisatorische en personele maatregelen en te treffen bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 TW en de door hen daarover aan de Minister te verstrekken informatie. In 2004 verscheen het rapport “Update van de definitie en uitwerking van het begrip maatschappelijk vitaal”, uitgebracht door Verdonck, Klooster & Associates op 19 november 2004 in opdracht van het Directoraat-Generaal Energie en Telecom (toentertijd Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post). In dit rapport wordt eerst een in drie stappen uit te voeren procedure beschreven om te komen tot selectie van de in aanmerking komende aanbieders, en vervolgens wordt de procedure uitgevoerd. Het resultaat van de tweede stap in deze procedure is een overzicht van maatschappelijk vitale telecomdiensten, in de derde stap worden aan te wijzen aanbieders van deze diensten geselecteerd. Aangezien dit overzicht dateert van 5 mei 2004 is bij de start van het NCO-T besloten de derde stap in de periode mei-juni 2006 wederom uit te voeren. Het vertrekpunt voor deze derde stap is het bestaande overzicht vitale diensten geweest (d.w.z. stap twee, mei 2004). Het resultaat is het op 5 mei 2006 uitgebrachte rapport “Update aanbieders van maatschappelijk vitale diensten”, door Verdonck, Klooster & Associates in opdracht van het Directoraat-Generaal Energie en Telecom. Hierin is aangegeven welke aanbieders in aanmerking kunnen komen aangewezen te worden op basis van artikel 14.6 van de Telecommunicatiewet.
Maatschappelijk vitale telecommunicatiediensten De volgende openbare diensten zijn aangemerkt als vitaal (resultaat stap twee uit onderzoek 2004): • Vaste spraaktelefonie De diensten aangeboden via een vast openbaar telefoonnetwerk, op basis van de definitie in art1.1, lid w van de TW. • Mobiele spraaktelefonie De diensten aangeboden via een mobiel openbaar telefoonnetwerk, op basis van de definitie in art1.1, lid w van de TW. • Huurlijnen De diensten aangeboden via een netwerk zoals gedefinieerd in art 1.1, lid u TW • Internet toegang De toegang tot internet waardoor (particuliere en zakelijke) gebruikers diensten (zoals e-mail, informatiediensten, telewerken, bankieren, etc.) kunnen aanbieden of afnemen • Toegang tot 112 Onder deze dienst wordt verstaan de toegang via vaste of mobiele openbare telefoonnetwerken tot hulp- en/of nooddiensten, zoals bedoeld in art 7.7 TW Op advies van de Nationale Telecommunicatie Coördinatie Commisie is, vanwege de nog niet afgeronde implementatie van de semafoniefunctie in C2000, aan deze lijst toegevoegd: • Semafonie Semafonie is het systeem om een persoon "op te piepen". De communicatie geschiedt slechts in één richting, van de centrale in het netwerk naar de gebruiker in de vorm van een korte tekstboodschap. Met betrekking tot de dienst “toegang tot 112” dient opgemerkt te worden dat deze dienst volgens de TW reeds een verplicht aan te bieden dienst is door aanbieders van openbare telecommunicatiediensten of –netwerken waarvoor bepaalde voorzieningen getroffen moeten worden (zie art. 7.7 TW). Om deze reden speelt de dienst “toegang tot 112” geen verdere rol bij de selectie van aanbieders.
DGET - standpunt vitaal
-1-
definitief 12 mei 2006
Handboek NCO-T
Selectie op basis van kenmerk: vervullen van maatschappelijk vitale functie. Het onderzoek uitgevoerd in april/mei 2006 had tot doel het selecteren van de voor aanwijzing in aanmerking komende aanbieders. De aanbieders die op basis van het kenmerk maatschappelijk vitale functie aangewezen worden om voorbereidingen te treffen zijn:
Vaste spraaktelefonie Mobiele spraaktelefonie
Reeds aangewezen, aanwijzing verlengen KPN
Reeds aangewezen, aanwijzing intrekken
Nieuw aan te wijzen
BT Enertel
Priority Telecom Colt Telecom Tele2/Versatel MCI
KPN Vodafone T-Mobile Telfort
Huurlijnen
KPN
Internettoegang
KPN
Semafonie
KPN
Essent Kabelcom UPC Tiscali bbned Casema Wanadoo
Selectie op basis van kenmerk: landelijk dekkende infrastructuur Een inventarisatie van aanbieders die niet geselecteerd zijn vanwege het vervullen van een maatschappelijk vitale functie maar wel een landelijk dekkende openbare infrastructuur bezitten dan wel in direct beheer hebben heeft de ondertaande lijst met aanbieders opgeleverd. Deze aanbieders zullen aangewezen worden.
Mobiele spraaktelefonie Internettoegang
Reeds aangewezen, aanwijzing verlengen Orange
DGET - standpunt vitaal
Reeds aangewezen, aanwijzing intrekken
Nieuw aan te wijzen
Tele2/Versatel
-2-
definitief 12 mei 2006
Handboek NCO-T
Lijst van per 10 januari 2006 aangewezen aanbieders
•
bbned N.V.
•
Colt Telecom B.V.
•
Essent Kabelcom B.V., inmiddels opgegaan in Ziggo B.V.
•
N.V. Casema, inmiddels opgegaan in Ziggo B.V.
•
Koninklijke KPN N.V.
•
Telfort B.V., inmiddels opgegaan in Koninklijke KPN N.V.
•
Tiscali b.v., inmiddels opgegaan in Koninklijke KPN N.V.
•
UPC Nederland B.V.
•
Priority Telecom Nederland b.v., inmiddels opgegaan in UPC Nederland B.V.
•
T-Mobile Netherlands B.V.
•
Orange Nederland N.V., inmiddels opgegaan in T-Mobile Netherlands B.V.
•
Wanadoo B.V., inmiddels via Orange Nederland NV opgegaan in T-Mobile Netherlands B.V.
•
Versatel Nederland B.V.
•
Vodafone-Libertel N.V.
Handboek NCO-T, B jlage 3e
-1-
versie 15 januari 2007
Handboek NCO-T
Bijlage 4
Huishoudelijk reglement en Geheimhoudingsovereenkomst
-
Bijlage 4a Huishoudelijk reglement Nationaal Continuïteitsverleg – Telecommunicatie (NCO-T) Versie: 23 april 2007; documentnummer NCOT-07-06rev1
-
Bijlage 4b Geheimhoudingsovereenkomst Nationaal Continuïteitsverleg – Telecommunicatie (NCO-T) Versie: 23 april 2007; documentnummer NCOT-06-16rev2
Handboek NCO-T
Huishoudelijk reglement Nationaal Continuïteitsoverleg- Telecommunicatie (NCO-T) In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder: NCO-T: Nationaal Continuïteitsoverleg – Telecommunicatie Overleg: periodiek overleg van het NCO-T Aanbieders: De aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen die zijn aangewezen volgens artikel 2 Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden telecommunicatiewet ex. artikel 14.6 TW. MINEZ: Het Ministerie van Economische Zaken. Leden: Stemgerechtigde vertegenwoordigers van de Aanbieders en van MINEZ. A. Algemeen Het NCO-T heeft op basis van artikel 2 van het Instellingsbesluit Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie19 de taak om maatregelen te treffen ter voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de Telecommunicatiewet. Het vervullen van deze taak is het doel van het NCO-T overleg. Het NCO-T zal in het kader van deze taak onder meer meewerken aan het nader vorm geven van de verplichtingen die ten behoeve van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden op de aanbieders rusten In het voorkomende geval is het de minister van Economische Zaken die in overleg met de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op basis van artikel 14.6 Telecommunicatiewet regels kan opstellen ter voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden. Het NCO-T adviseert de minister van Economische Zaken over haar bevindingen, waarbij deze adviezen een zo minimaal mogelijk negatief effect op het bedrijfsmatig belang van een Aanbieder dienen te hebben. Het Overleg wordt voorbereid en voorgezeten door vertegenwoordigers van MINEZ20. Het NCO-T is op basis van artikel 4 van het Instellingsbesluit Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie, bevoegd haar eigen werkwijze vast te stellen. Het NCO-T geeft met dit huishoudelijk reglement invulling aan deze bevoegdheid. B. Vertegenwoordiging 1. De voorzitter en de secretaris van het NCO-T worden op basis van artikel 3 lid 2 Instellingsbesluit Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie geleverd door MINEZ. De voorzitter en de secretaris kunnen zich tijdens het Overleg laten bijstaan door andere vertegenwoordigers van MINEZ. Gezamenlijk treden zij op als vertegenwoordiger van MINEZ. Gezamenlijk hebben zij één stem. 2. De Aanbieders wijzen ieder één stemgerechtigde vertegenwoordiger aan die namens die Aanbieder zitting heeft in het NCO-T. Elke stemgerechtigde heeft één stem. De stemgerechtigde kan zich tijdens het Overleg laten bijstaan door andere vertegenwoordigers van de Aanbieder. Gezamenlijk treden zij op als vertegenwoordiger van de Aanbieder. Gezamenlijk hebben zij één stem. 3. Elk der Leden kan zich in het Overleg door een gevolmachtigde laten vertegenwoordigen. De gevolmachtigde is één van de andere Leden aan wie door middel van een schriftelijk volmacht de bevoegdheid wordt verleend om in naam van het afwezige Lid te handelen. 4. Eventuele genodigden (experts of adviseurs) hebben slechts de mogelijkheid tot het geven van advies. 19
Zie Staatscourant 14 maart 2006, nr. 52 / pag. 10 MINEZ behoudt zich de mogelijkheid voor om voor de functie van voorzitter een extern, onafhankelijk persoon in te huren.
20
Huishoudelijk reglement NCO-T
-1-
23 april 2007
Handboek NCO-T
C. Geheimhouding 1. a. De Aanbieders en MINEZ conformeren zich aan de geheimhoudingsovereenkomst door in hun organisatie de nodige voorzieningen te treffen waardoor vertegenwoordigers van hun organisatie die bij het Overleg of een werkgroep daarvan aanwezig zijn in staat zijn volgens de geheimhoudingsovereenkomst te kunnen handelen. b. De vertegenwoordigers van de Aanbieders en MINEZ die bij het Overleg of een werkgroep daarvan aanwezig zijn hebben kennis genomen van de geheimhoudingsovereenkomst en conformeren zich aan de geheimhoudingsovereenkomst. c. De ondertekening van bijlage 1 van de geheimhoudingsovereenkomst door de vertegenwoordiger van een Aanbieder of MINEZ houdt in dat enerzijds de organisatie die de vertegenwoordiger vertegenwoordigt het gestelde onder C.1.a bevestigt en anderzijds de vertegenwoordiger het gestelde onder C.1.b bevestigt. 2. De secretaris van het NCO-T draagt als houder van de geheimhoudingsovereenkomst zorg voor bewaring van de ondertekende bijlagen van de geheimhoudingsovereenkomst. 3. Niet tot de organisatie van één der Leden behorende genodigden (experts of adviseurs) dienen akkoord te gaan met de geheimhoudingsovereenkomst, hetzij mondeling hetzij schriftelijk door ondertekening van bijlage 1 ervan; dit wordt in ieder geval vermeld in de notulen van de vergadering waar zij aan deelnemen. 4. De aansprakelijkheid voor het zich niet houden van een vertegenwoordiger aan de geheimhoudingsovereenkomst ligt in alle gevallen bij de organisatie die door de vertegenwoordiger vertegenwoordigd wordt. 5. Het niet ondertekenen van de bijlage 1 van de geheimhoudingsovereenkomst door een deelnemer aan het Overleg of een werkgroep daarvan heeft tot gevolg dat deze deelnemer niet toegelaten wordt bij besprekingen waar vertrouwelijke informatie als bedoeld in de geheimhoudingsovereenkomst aan de orde komt. D. Wijze van organiseren van het Overleg 1. Het Overleg vindt in ieder geval minimaal twee keer per jaar plaats maar kan (indien dit gewenst of noodzakelijk wordt geacht) vaker bijeen geroepen worden. Dit wordt in het Overleg besloten, op voordracht van de voorzitter of door één of meerdere Leden van het Overleg. 2. De data voor het Overleg worden jaarlijks tijdens het eerste Overleg van een kalenderjaar op voorstel van de secretaris voor dat gehele jaar vastgesteld. Het voorstel omvat tevens het eerste Overleg van het volgende kalenderjaar. 3. Het Overleg vindt plaats op werkdagen en gedurende kantoortijden. 4. Aan het begin van het Overleg wordt een aanwezigheidslijst ingevuld, die aan de notulen van dat Overleg zal worden toegevoegd. Voor aanwezigen (experts, adviseurs, e.a.) die niet tot de organisatie van één der Leden behoren geldt hetgeen is gesteld onder C.3. 5. Leden dienen, indien mogelijk, een bericht van verhindering minimaal vijf werkdagen voor het geplande Overleg aan de secretaris van het Overleg per e-mail door te geven. Indien de meerderheid van Leden niet wordt behaald, zal de secretaris een nieuwe datum voorstellen die maximaal 15 werkdagen later ligt dan de oorspronkelijke datum van het Overleg. Indien bij dit datumvoorstel geen meerderheid van Leden wordt behaald, wordt wederom een nieuwe datum bepaald. Dit kan ook een reeds geplande datum zijn. Het overleg op deze datum zal doorgaan, ook indien de meerderheid van Leden niet wordt behaald. 6. Een oproeping voor een extra Overleg geschiedt schriftelijk of per e-mail, op een termijn van tenminste tien werkdagen, de dag der oproeping en de dag der Overleg niet meegerekend, door of namens de voorzitter. Is de hiervoor vermelde termijn niet in acht genomen, dan kunnen niettemin rechtsgeldige besluiten worden genomen, mits alle vertegenwoordigers ter Overleg aanwezig of vertegenwoordigd zijn en niemand zich verzet.
Huishoudelijk reglement NCO-T
-2-
23 april 2007
Handboek NCO-T
7. Het Overleg wordt geleid door de voorzitter met dien verstande, dat bij afwezigheid of ontstentenis de secretaris als voorzitter zal optreden. Indien de secretaris niet voor de voorzitter kan waarnemen voorziet het NCO-T zelf in de leiding21. 8. De notulen worden opgesteld en gehouden door de secretaris. E. Documenten 1. Tot de werkdag voor het Overleg kunnen de Leden agendapunten voor het komende Overleg aandragen bij de secretaris. 2. Ten behoeve van de gewenste efficiency gedurende het Overleg worden, indien mogelijk, de ter Overleg voorgelegde documenten voorafgaande aan het Overleg schriftelijk becommentarieerd door de vertegenwoordigers. 3. Hiertoe zullen de documenten 10 werkdagen voorafgaande aan het Overleg aan de vertegenwoordigers worden gezonden per e-mail en op verzoek schriftelijk per post. 4. Indien documenten per e-mail afgehandeld kunnen worden is dat een efficiënte wijze van handelen, echter een discussie over de documenten en de verschillende opinies van de Leden vindt in het Overleg plaats. De reactie van één van de Leden wordt naar alle andere Leden gestuurd, tenzij de voorzitter bepaalt of tenzij het Lid bij zijn/haar reactie aangeeft dat de reactie te bedrijfsvertrouwelijk is om onder de onder C bedoelde geheimhoudingsovereenkomst te vallen. 5. Het NCO-T beslist op aanvraag van één of meerdere Leden welke classificatie (volgens Rijksoverheid normen22) ten aanzien van vertrouwelijkheid bepaalde documenten krijgen. Indien een document vertrouwelijke informatie omvat, mag het document alleen per e-mail worden verstuurd indien het document beveiligd is. F. Besluitvorming 1. De Leden van het NCO-T hebben het recht besluiten te initiëren en te amenderen. Daarnaast hebben zij het recht van interpellatie. Het NCO-T kan enkel besluiten nemen die passen binnen de reikwijdte van de haar toebedeelde taak en dienen bij te dragen aan het maatschappelijk belang van de voorbereiding bedoeld onder A. De invloed van het besluit op het bedrijfsmatig belang van een Aanbieder of MINEZ dient zo minimaal mogelijk te zijn. 2. Het NCO-T is tot besluiten bevoegd, indien tenminste de meerderheid van de Leden aanwezig is, tenzij de volgende situaties zich voordoen: Indien een Overleg twee keer voorafgaand aan het geplande Overleg is uitgesteld vanwege het niet behalen van een meerderheid van Leden (zie D.5), kan het Overleg op de nieuwe datum bindende besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige Leden. Is het vereiste aantal Leden niet aanwezig op het Overleg23, dan dient het Overleg ten behoeve van het nemen van besluiten opnieuw binnen 15 werkdagen te worden uitgeschreven. Dit Overleg kan besluiten nemen met een minimale aanwezigheid van twee Leden. 3. Leden streven ernaar alle besluiten, met inachtneming van het overige in dit reglement bepaalde, te nemen op basis van consensus. Indien een voorgesteld besluit na twee keer agendering en behandeling in een Overleg niet op basis van consensus genomen kan worden zal het voorgesteld besluit in stemming worden gebracht. (Een voorbeeld van een dergelijk besluit is een besluit dat een aanmerkelijke operationele en/of financiële impact heeft voor het bedrijfsmatig belang van één (of meer) van de Aanbieders). 4. Het stemmen geschiedt in de regel door handopsteken. Indien de voorzitter of één der Leden dit wenselijk acht, kan worden besloten tot een schriftelijke stemming. Bij een schriftelijke stemming wijst de voorzitter een stemcommissie aan, bestaande uit twee Leden. 21
Deze situatie kan ontstaan indien op zeer korte termijn de plaatsvervanger verhinderd is (en van de voorzitter was de verhindering reeds bekend) bijvoorbeeld op de dag zelf. Afhankelijk van de agenda kan gekeken worden in hoeverre de agendapunten door de in het Overleg aangewezen voorzitter in dit Overleg kunnen worden afgedaan. 22 Op basis van richtlijnen uit het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere informatie, maart 2004 23 Dit betekent dat op het Overleg zelf blijkt dat de meerderheid van Aanbieders niet wordt behaald.
Huishoudelijk reglement NCO-T
-3-
23 april 2007
Handboek NCO-T
5. Bij staken van stemmen over zaken komt het voorstel in de volgende vergadering terug op de agenda ten behoeve van besluitvorming. 6. De voorzitter dient alle voorstellen naar volgorde van indiening in stemming te brengen, wanneer zulks door één der Leden wordt verlangd. Amendementen op voorstellen worden behandeld naar volgorde van verste strekking. 7. Wordt bij verkiezing uit meerdere voorstellen, voor één voorstel geen meerderheid aan stemmen verkregen, dan wordt een tweede stemming gehouden. Heeft dan wederom geen voorstel de volstrekte meerderheid verkregen, dan vindt een derde stemming plaats tussen de twee voorstellen die bij de vorige stemming de meeste stemmen vergaarden. Bij deze herstemming is het grootste aantal stemmen beslissend. Indien de stemmen staken, neemt de voorzitter een besluit over hoe te handelen (niet zijnde een besluit over het aannemen van één der voorstellen). 8. Het ter Overleg uitgesproken oordeel van de voorzitter (zie F.7) is beslissend. 9. Een voorgesteld besluit waarover, ook na stemming, geen consensus bereikt is, wordt door het NCO-T voorgelegd aan de minister van Economische Zaken, aangevuld met de argumentatie waarom welke Partij niet akkoord is. De minister zal argumentatie en vooren nadelen van het besluit in overweging nemende beslissen of het besluit wel, deels of niet wordt uitgevoerd. G. Werkgroepen 1. Indien het NCO-T heeft besloten tot het instellen van een werkgroep voor het uitvoeren van een opdracht, dient het volgende bepaald te zijn: Doel van de opdracht (incl. het beoogd gebruik van de eindresultaten) Heldere opdrachtomschrijving Noodzaak voor financiële middelen Vaststellen werkgroepleden (incl. verwachte capaciteitsbesteding) Eindresultaten Tijdspad 2. Het NCO-T kan bepalen dat de werkgroep allereerst een plan van aanpak moet voorleggen aan het NCO-T voor het uitvoeren van de opdracht. Echter, in geval dat het NCO-T de noodzaak voor financiële middelen voor het uitvoeren van een opdracht door de werkgroep heeft vastgesteld moet een plan van aanpak worden opgesteld en voorgelegd alvorens de werkgroep met uitvoering van de opdracht kan beginnen. In dit geval heeft MINEZ altijd zitting in de desbetreffende werkgroep24. Dit plan van aanpak kan door middel van een schriftelijke ronde door het NCO-T worden vastgesteld. 3. Een werkgroeplid kan worden voorgedragen door de afzonderlijke Leden van het NCO-T. 4. Een werkgroep bestaat minimaal uit 3 vertegenwoordigers van Aanbieders en MINEZ. 5. Het NCO-T bepaalt wie de voorzitter van de werkgroep wordt. 6. De voorzitter van de werkgroep informeert maandelijks over de voortgang in de werkgroep aan de secretaris van het NCO-T. 7. De voorzitter van de werkgroep informeert tijdens ieder Overleg over de voortgang in de werkgroep. 8. Alle aanwezigen in een werkgroepvergadering zijn gebonden aan de geheimhoudingsovereenkomst in bijlage 1. Aan het begin van een overleg van een werkgroep wordt een aanwezigheidslijst ingevuld, die aan de notulen van dat overleg zal worden toegevoegd. Voor aanwezigen (experts, adviseurs, e.a.) die niet tot de organisatie van één der Leden behoren geldt hetgeen is gesteld onder C.3. H. Archivering Op Basis van artikel 5 regeling Instellingsbesluit Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie beheert MINEZ de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het NCO-T. Deze bescheiden zullen na beëindiging van de werkzaamheden van het NCO-T worden opgeslagen in het archief van MINEZ. 24
Dit is noodzakelijk indien MINEZ een dergelijk financiële noodzaak bekostigt.
Huishoudelijk reglement NCO-T
-4-
23 april 2007
Handboek NCO-T
I. Vaststelling huishoudelijk reglement Dit huishoudelijk reglement treedt in werking nadat het NCO-T het unaniem in een Overleg heeft vastgesteld. In de notulen van het betreffende Overleg wordt de vaststelling vermeld. J. Aanpassing huishoudelijk reglement Het NCO-T kan als enige dit huishoudelijk reglement aanvullen of wijzigen. De aanvulling dan wel wijziging treedt in werking nadat het NCO-T het unaniem in een Overleg heeft vastgesteld. In de notulen van het betreffende Overleg wordt de vaststelling vermeld.
Huishoudelijk reglement NCO-T
-5-
23 april 2007
Handboek NCO-T
GEHEIMHOUDINGSOVEREENKOMST NCO-T In deze geheimhoudingsovereenkomst wordt verstaan onder: Aanbieders:
MINEZ: Partijen:
De aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen die zijn aangewezen volgens artikel 2 Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden telecommunicatiewet ex. artikel 14.6 TW. Het Ministerie van Economische Zaken. Aanbieders en MINEZ
Op basis van artikel C1 van het Huishoudelijk reglement zijn alle vertegenwoordigers/medewerkers van Aanbieders en MINEZ die deelnemen aan een NCO-T bijeenkomst of een werkgroep van het NCO-T verplicht tot het ondertekenen van bijlage 1 van deze geheimhoudingsovereenkomst. Algemeen Partijen komen hierbij overeen dat de navolgende voorwaarden van toepassing zullen zijn op alle besprekingen die zij voeren in het NCO-T of in één van de onder het NCO-T ressorterende werken/of projectgroepen, en op alle als vertrouwelijk gekenmerkte informatie-uitwisseling die in dat kader tussen hen plaatsvindt. Artikel 1 Partijen verklaren dat zijzelf en hun werknemers/vertegenwoordigers zullen handelen in overeenstemming met deze geheimhoudingsovereenkomst. Artikel 2 Partijen zullen de informatie die onderling is verstrekt in het kader van de werkzaamheden en de taakstelling van het NCO-T vertrouwelijk behandelen. Het betreft onder andere (a) schriftelijke, of op andere tastbare wijze verstrekte gegevens, zoals onder meer informatie omtrent de bedrijfsvoering, financiële gegevens, specificaties, monsters, foto's, tekeningen of andere documenten, of (b) op niet tastbare wijze verstrekte gegevens, zoals onder meer mondeling verstrekte gegevens, met behulp van bij voorbeeld visuele middelen gedemonstreerde of gepresenteerde gegevens, of voor een computer leesbare gegevens. Artikel 3
Partijen komen overeen dat zij, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de verstrekkende Partij, gedurende een periode van vijf (5) jaar te rekenen vanaf de datum waarop de verstrekkende Partij aan de ontvangende Partijen vertrouwelijke informatie verstrekt: a. de door de verstrekkende Partij verstrekte vertrouwelijke informatie alleen zullen aanwenden in het kader van de werkzaamheden en de taakstelling van het NCO-T; b.
de kring van personeelsleden of door hen ingeschakelde derden, die toegang tot de door de verstrekkende Partij verstrekte vertrouwelijke informatie hebben, zo beperkt mogelijk zullen houden.
Artikel 4 a. Indien een Partij op grond van het bepaalde bij of krachtens de wet of anderszins vanuit wettelijke gronden verplicht mocht worden informatie te verstrekken over de besprekingen in NCO-T verband dan wel over de inhoud ervan, dan zal de desbetreffende Partij er alles aan doen om aan die verplichting te voldoen op een wijze, die zoveel mogelijk rekening houdt met de belangen van de andere Partijen.
Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T
-1-
23 april 2007
Handboek NCO-T
b.
Indien en voor zover de Staat op grond van het bepaalde bij of krachtens de wet informatie moet verstrekken aan derden, daaronder mede begrepen de verstrekking van informatie als gevolg van een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (“WOB”), wordt die informatie verstrekt op een wijze, die zoveel mogelijk rekening houdt met zowel het gezamenlijk als het afzonderlijk belang van elk van de andere Partijen bij het vertrouwelijk karakter van die informatie.
c.
Voor zover aan het Parlement informatie dient te worden verschaft, zal dit waar mogelijk en indien noodzakelijk vertrouwelijk geschieden.
d.
Over de in een situatie als onder a, b of c te verstrekken informatie zal tijdig vooraf tussen Partijen afstemming plaatsvinden.
Artikel 5 Onder vertrouwelijke informatie wordt niet begrepen informatie: a.
die reeds in het bezit was van of al bekend was bij de ontvangende Partij op het moment dat die informatie door de verstrekkende Partij werd verstrekt, zonder dat dit veroorzaakt is doordat de onderhavige geheimhoudingsplicht is geschonden;
b.
die van algemene bekendheid of openbare toegankelijkheid is, respectievelijk wordt, en deze bekendheid of toegankelijkheid niet het gevolg is van een schending van de onderhavige geheimhoudingsplicht;
c.
die wordt verkregen van een derde die gerechtigd is dergelijke informatie te verschaffen, dan wel die uit eigen ontwikkeling wordt verkregen zonder dat daarbij op enigerlei wijze gebruik wordt gemaakt van de door een verstrekkende Partij verstrekte vertrouwelijke informatie;
Artikel 6 Alle (intellectuele-)eigendomsrechten ter zake van de vertrouwelijke informatie blijven berusten bij de verstrekkende Partij. Deze overeenkomst impliceert niet dat met betrekking tot de vertrouwelijke informatie aan de ontvangende Partij een licentie of ander recht wordt verleend. Bij het maken van kopieën zal de ontvangende Partij alle tekens die bepalend zijn voor de eigendom en herkomst onverlet laten. Artikel 7 Deze overeenkomst strekt niet tot overdracht van eigendom van en/of intellectuele eigendomsrechten die rusten op apparatuur, programmatuur en/of andere zaken die een verstrekkende Partij aan een andere Partij ter beschikking stelt of die een Partij aanwendt ten behoeve van (de uitvoering van) het geautoriseerde doel. Deze overeenkomst impliceert niet dat met betrekking tot die apparatuur, programmatuur en/of andere zaken, of met betrekking tot enig daarop rustend intellectueel eigendomsrecht, aan de andere Partij een gebruiksrecht of ander recht wordt verleend. Artikel 8 De ontvangende Partij zal, voor zover dit niet in strijd is met een wettelijke bepaling of met het huishoudelijke reglement van het NCO-T, onmiddellijk na ontvangst van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de verstrekkende Partij alle van de verstrekkende Partij ontvangen vertrouwelijke informatie waarnaar in het schriftelijk verzoek verwezen wordt retourneren dan wel vernietigen. Dit artikel geldt niet ten aanzien van MINEZ aangezien MINEZ gehouden is aan de Archiefwet.
Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T
-2-
23 april 2007
Handboek NCO-T
Artikel 9 Alle schriftelijke en elektronische communicatie tussen Partijen met betrekking tot vertrouwelijke informatie, die in het kader van deze overeenkomst en de uitvoering daarvan aan de andere Partij wordt gericht, zal enkel worden gezonden aan de volgens artikel B.2 van het huishoudelijk reglement aangewezen vertegenwoordigers van Partijen, tenzij een vertegenwoordiger van een Partij aangeeft dat andere vertegenwoordigers van zijn organisatie hiervoor in aanmerking komen. Artikel 10 Indien een Aanbieder één of meer van zijn verplichtingen uit deze geheimhoudingsovereenkomst niet of niet volledig nakomt, is deze aan de andere Partijen, zonder voorafgaande ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst, een onmiddellijk opeisbare boete van in totaal € 100.000,- (zegge: honderdduizend euro) verschuldigd, onverminderd het recht van de Partijen op volledige schadevergoeding. Artikel 11 Het is Partijen niet toegestaan deze geheimhoudingsovereenkomst, of enig onderdeel daarvan, te vervreemden. Artikel 12 Partijen doen nadrukkelijk afstand van hun (eventuele) recht op nietigverklaring dan wel beëindiging van deze geheimhoudingsovereenkomst. Artikel 13 Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop het in het overleg tussen Partijen de overeenkomst unaniem is vastgesteld en is ondertekend namens alle Partijen. De overeenkomst blijft in werking tot de datum van opheffing van het NCO-T, dan wel tot een andere door Partijen unaniem overeengekomen datum. Artikel 14 Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen welke mochten voortvloeien uit deze overeenkomst zullen worden beslecht door de bevoegde rechter in 's-Gravenhage. Artikel 15
Het origineel van de overeenkomst berust bij MINEZ. De ondertekende geheimhoudingsovereenkomsten worden gelet op art. C.2 en C.3 Huishoudelijk reglement gehouden door de secretaris van het NCO-T.
Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T
-3-
23 april 2007
Handboek NCO-T
GEHEIMHOUDINGSOVEREENKOMST NCO-T
Bijlage 1
Ondergetekende,
Naam :
Geboortedatum :
Vertegenwoordiger van Partij :
verklaart hierbij: a) dat hij/zij geautoriseerd is te spreken en handelen namens Partij die hij/zij in het NCOT vertegenwoordigt; b) dat Partij die hij/zij in het NCO-T vertegenwoordigt zich conformeert aan de geheimhoudingsovereenkomst en de nodige voorzieningen getroffen heeft waardoor hij/zij in staat is volgens de Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T te kunnen handelen; c) dat hij/zij kennis heeft genomen van het gestelde in de artikelen van de Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T en van zijn/haar verplichtingen tot geheimhouding van de vertrouwelijke informatie die te zijner/harer kennis komt; d) dat hij/zij belooft het gestelde in de artikelen van de Geheimhoudingsovereenkomst NCO-T inzake de beveiliging van die informatie getrouwelijk te zullen nakomen; e) dat hij/zij die informatie niet aan niet-gerechtigden zal onthullen.
Plaats:
(handtekening)
Datum:
____________________________________
Handboek NCO-T
Bijlage 5
Continuïteitsplanning telecommunicatie aanbieder
-
Bijlage 5a Handreiking voor het Individueel continuïteitsplan telecommunicatieaanbieder (versie 1.1, d.d. 23 april 2003)
-
Bijlage 5b Implementatieplan deel 1 – op basis van indeling handreiking in drie categorieën t.b.v. een aanbieder die met continuïteitsplanning begint (versie 1.0, d.d. 23 april 2003)
-
Bijlage 5c Implementatieplan deel 2 – op basis aanpak als project t.b.v. een aanbieder die reeds gevorderd is met het invoeren van continuïteitsplanning (versie 1.0, d.d. 14 mei 2003)
werkgroep
NACOTEL
handreiking voor het individueel continuïteitsplan telecommunicatieaanbieder 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Deze onderdelen zijn direct vergelijkbaar met de wijze waarop dit in een ISO of EMERGOS systeem geregeld dient te worden. Indien reeds een dergelijk managementsysteem voorhanden is kunnen management commitment, beleidsuitspraken, enz. over continuïteitsplanning en crisismanagement daarin opgenomen worden. Indien reeds een ISO of EMERGOS managementsysteem voorhanden is kunnen deze onderdelen – voor zover nog niet geregeld – daarin opgenomen worden. In EMERGOS zijn deze punten reeds ingevuld m.b.t. de gevolgen voor personeel en omgeving. De risico's voor de dienstverlening kunnen daaraan toegevoegd worden. Bij een ISO systeem moet nagegaan worden of eisen t.a.v. de continuïteit van de dienstverlening contractueel vastgelegd zijn en of de procesinrichting daarop is ingericht. Dit is conform de ISO eis: procedure voor het schrijven van procedures. In ISO en EMERGOS geldt hetzelfde: het handboek moet "op de plank" bij de personen die ermee moeten werken.
Norm voor CP en CM
versie 1.1 23 april 2003
pagina 7 van 7
Inleiding In de vergadering van 13 juni 2002 hebben de werkgroepleden besloten dat de eerste versie van de norm voor continuïteitsplanning en crisismanagement (CP&CM) de basis vormt voor de inrichting van de bijbehorende (bedrijfs)organisatie. Tegelijkertijd echter werd geconstateerd dat de norm als zodanig onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de invoering ervan. Derhalve is het volgende actiepunt geformuleerd: Alle deelnemers geven voor de "eisen" in de norm aan òf en in welke volgorde ze aangepakt moeten worden. Uitgangspunt is het NACOTEL perspectief. Niet elk item afzonderlijk hoeft in volgorde te worden gezet, dat kan ook in de vorm van eerst ..., dan ... en als laatste ... (dus categoriën 1, 2, 3 en Niet Relevant). In de huidige versie is dit implementatieplan niet meer dan een clustering van de norm in drie groepen, waarbij inhoud van de clusters is bepaald op basis van de door de operators aangegeven volgorde voor de invoering van de elementen. Praktisch betekent dit dat eerst de elementen uit groep een worden ingevoerd, daarna die uit groep twee en vervolgens die uit groep drie. De clusters bevatten kortom informatie over wat moet worden ingevoerd. Hoe dat moet is geen onderdeel van de onderhavige versie van het plan.
Gevolgde werkwijze Het opstellen van het op de volgende pagina's weergegeven overzicht is in drie stappen verlopen. Om te beginnen was de verkregen indeling –zoals al door de formulering van het actiepunt veroorzaakt– verschillend qua niveau van detaillering. Nadat alle informatie in een spreadsheet was ondergebracht was de volgende stap het op gelijke noemer brengen van de indelingen. Daar sprake is van 79 normelementen, is afhankelijk van de gekozen detaillering, de opgegeven volgorde omgezet op de schaal van 1 tot 79. Stap drie was het optellen van de waarden en het bepalen van de volgorde naar aanleiding daarvan. De 79 elementen zijn daarna verdeeld in drie clusters van resp. 26, 26 en 27 elementen, waarna elke cluster afzonderlijk gesorteerd is op de normparagraaf. De zo ontstane tabel met de drie clusters is in dit implementatieplan opgenomen.
Leeswijzer De drie clusters zijn in de tabel met behulp van een kleurenbalk in de eerste kolom aangeduid. Rood staat daarbij voor de groep elementen die het eerst moeten worden ingevoerd. Geel duidt de tweede groep aan en groen, tenslotte, de derde groep. Binnen de groepen is de volgorde bepaald door de nummering van de paragrafen, om zodoende gelijksoortige elementen bijeen te brengen.
implementatieplan CP&CM – deel 1
versie 1.0 23 april 2003
pagina 2 van 4
Dokumentnaam : Risico management Proces Versie : 1.0 Datum : 14- 5 -2003
Stap 1 A : Doelstelling Organisatie / Business Unit & Randvoorwaarden In deze stap dient men te achterhalen wat de belangrijkste doelstellingen van de organisatie of de business unit (bv. Network Operations ) zijn in de markt waarin zij opereren. Deze doelstellingen kunnen op de volgende manieren achterhaald worden: • • • •
Uit het missiestatement halen Interviews met management Verkoopbrochures / reclame-uitingen Beleidsplannen / strategische en tactische plannen
Hierbij dient men onderscheid te maken in doelstellingen voor de korte, middellange en lange termijn. Om binnen deze doelstellingen een prioriteit te geven dienen de doelstellingen welke men het allerbelangrijkste acht (bv financiële doelstelling belangrijker dan kwaliteit) een weegfactor van 2 mee te krijgen.
Daarnaast dient men randvoorwaarden te achterhalen welke het kader aangeven waarin men de risico’s gaat achterhalen. (Welke afdeling, welke systemen wel, welke niet, kijkt men alleen naar financiële risico’s e.d.) . Daarnaast dient men duidelijk aan te geven welke items men niet meeneemt in de risico analyse. De doelstellingen kunnen onderverdeeld worden in de volgende gebieden:: • • • • •
Imago (merk en beeld) Juridisch (wetgeving, boeteclausules e.d.) Financieel (omzet, winst e.d.) Sociaal (medewerkers, afnemers e.d.) Maatschappelijk (112, bereikbaarheid e.d.)
Actie • Verzamelen verkoopbrochures • Met welke criteria verkoopt Vodafone zich op de markt? • Welke criteria zijn het belangrijkste voor de organisatie? • Mission Statement • Interviewen management (wat wel / wat niet) / uitkomst voorleggen aan management • Brainstormsessie • Scope en randvoorwaarde achterhalen en vastleggen en laten accorderen. Resultaat : 1) Doelstellingen organisatie in kaart ( kort-, middel- en lange termijn ) 2) Kaderzetting
implementatieplan CP&CM – deel 2
versie 1.0 14 mei 2003
Pagina 3 van 17
Dokumentnaam : Risico management Proces Versie : 1.0 Datum : 14- 5 -2003
Stap 4: Uitvoeren diepere analyse van belangrijke risico’s ( optioneel ) Nu men de belangrijkste risico’s in kaart heeft gebracht kan men een diepere analyse uitvoeren op deze risico’s. De risico’s met de risicokleur geel en rood dienen als eerste een diepere analyse te ondergaan. Men dient dan te denken aan het zoeken naar mogelijke oplossingen / maatregelen om het risico te reduceren, financiële aspecten ( welke schade kan het risico daadwerkelijk aanbrengen ), welke maatregelen zijn al genomen, zijn deze afdoende e.d. In deze fase kan men ook tot de conclusie komen dat het risico te breed is gedefinieerd. Men dient het risico dan specifieker te omschrijven en opnieuw de risicowaarde en bijbehorende risicokleur te bepalen. ( terug naar stap 4) Actie: • Belangrijkste risico’s nader analyseren ( LET OP!! Gebaseerd op feiten. )
Resultaat: • Specifieke analyse belangrijkste risico
Stap 5: Risico reducerende maatregelen en evaluatie bestaande maatregelen Een risico bestaat meestal uit twee waarden, te weten: de kans van optreden en de hoogte van de impact. Om het risico te verkleinen kan men dus of de impact of de kans van optreden proberen te verlagen of beiden. Hierbij dient men rekening te houden met de al bestaande reducerende maatregelen. Vragen die men in deze fase zichzelf dient te stellen: 1) Op welke manieren kunnen we de kans van optreden verlagen? 2) Op welke manieren kunnen we de impact verlagen? 3) Dienen we recovery maatregelen te nemen (m.a.w. zijn preventieve maatregelen afdoende of dienen er maatregelen genomen te worden welke als vangnet dienen voor als de preventieve maatregelen niet afdoende bleken te zijn = recovery maatregelen ?) 4) Zijn de bestaande maatregelen afdoende, of dienen we deze aan te passen. Kunnen we deze zelfs verwijderen (kosten !!). 5) Zijn er per risico meerder maatregelen te nemen? Wat zijn hun voor- en nadelen? Welke investeringen zijn gemoeid bij de maatregel (kosten / baten) 6) Welke maatregelen zijn het meest effectief en waarom? Actie • Achterhalen reducerende maatregelen om belangrijkste risico’s (kleur geel en rood) te reduceren.
resultaat: • Lijst van mogelijke alternatieven maatregelen
Stap 6: Kosten / Baten analyse ( kan gecombineerd worden met vorige stap ) In deze fase dient men zichzelf de volgende vragen te stellen bij de maatregelen gekomen uit stap 6 en de al bestaande maatregelen:: • • • • • • • •
Wat zijn de kosten van de te nemen maatregelen Wat zijn de schadekosten van het risico als deze optreedt ( inclusief herstelkosten ) Wat is de efficiëntie van de getroffen maatregel ( hoeveel procent van de kosten reduceert hij ), bestaat er een kans dat de maatregel niet altijd werkt, zo ja hoe groot is deze kans ? Zijn preventieve maatregelen afdoende of dienen we ook aan recovery te denken Hoe lang kan men de maatregel gebruiken bij het beperken van het risico (m.a.w. wanneer denkt men dat de maatregel niet meer afdoende zal zijn -> toekomst perspectief) Reduceert de maatregel ook andere risico’s Hoe lang duurt het om de maatregel te implementeren. Is dit niet te laat voor het risico. Kunnen we het risico bij een ander partij leggen -> verzekeraar, derden ??
implementatieplan CP&CM – deel 2
versie 1.0 14 mei 2003
Pagina 7 van 17
Dokumentnaam : Risico management Proces Versie : 1.0 Datum : 14- 5 -2003
•
Waarom werkt de huidige maatregel niet (kennis, ervaring) en kunnen we hier iets aan doen?
Ook voor al bestaande maatregelen dient men deze vragen te beantwoorden. Het kan dan voorkomen dat men de betreffende maatregel niet meer ziet zitten of moet aanpassen om nog effectief te kunnen zijn. Actie • Alle feiten en gegevens verzamelen welke een goede onderbouwing kunnen geven om de juiste maatregel te kiezen voor het reduceren van het risico • Interviews met specialisten / management • Brainstormsessie Resultaat • Lijst van de te nemen reducerende maatregelen en alle bijbehorende zaken zoals implementatiekosten, effectiviteit e.d. • Beslisdocument voor management
Stap 7: Implementeren / uitvoeren maatregel Middels een plan van aanpak wordt aangegeven middels welk traject en tijdsplanning men de reducerende maatregelen wil implementeren. Een aandachtspunt hierbij is dat men de maatregelen goed moet communiceren en dat medewerkers opgeleid worden om deze maatregel goed uit te kunnen voeren / na te leven. Een maatregel staat en valt met de medewerking en discipline van de medewerkers. Deze stap ligt buiten het risico management proces en dient door de lijn opgepakt te worden. Actie: • Plan van aanpak opstellen voor het implementeren van de reducerende maatregelen • Plan van aanpak uitvoeren Resultaat : • Geïmplementeerde reducerende maatregelen. Mogelijkheden : Do nothing – in some instances the board may consider the risk commercially acceptable Changing or ending the process – deciding to alter existing procedures must be done bearing in mind the organisation’s key focus Insurance – provides financial recompense / support in the event of loss, but does not provide protection for brand and reputation Loss Mitigation – tangible procedures to eliminate / reduce risk Business Continuity Planning – an approach that seeks to improve organisational resilience to interruption, allowing for the recovery of key business and systems processes within the recovery time frame objective, whilst maintaining the organisation’s critical functions.
Stap 8: Monitoren en Borgen Dit is een fase zonder einde. Periodiek worden de geïmplementeerde maatregel gecheckt / geaudit en geupdate daar waar nodig. Het management krijgt periodiek een managementletter over de status van de risico’s. Het bovengenoemde proces wordt periodiek herhaald om te borgen dat nieuwe risico’s opgepakt worden.
implementatieplan CP&CM – deel 2
versie 1.0 14 mei 2003
Pagina 8 van 17
Dokumentnaam : Risico management Proces Versie : 1.0 Datum : 14- 5 -2003
Stap 9: Rapportage management Middels een periodieke rapportage wordt het management op de hoogte gehouden van de risico’s en voortgang van het risico management programma.
implementatieplan CP&CM – deel 2
versie 1.0 14 mei 2003
Pagina 9 van 17
Handboek NCO-T
Bijlage 6
Vragenlijst ter voorbereiding op de jaarlijkse rapportage aan de overheid (versie 1.1, d.d. 12 december 2003)
Bijlage Voorbeeldrapportage 1 (het jaar waarover gerapporteerd wordt wordt in de voorbeelden aangeduid met jaar T) Nummers voorbeeldvragen
Algemeen.
1-4
Continuïteitsplanning en crisismanagement zijn onderdeel van de verantwoordelijkheid van de operationeel manager. Voor de operationele ondersteuning kan hij beschikken over een afdeling security met een staf van drie full time medewerkers.
5, 6
Het formuleren van doelstellingen m.b.t. continuïteitsplanning en crisismanagement is de verantwoordelijkheid van het managementteam. De discussie is gevoerd aan de hand van de evaluatie over jaar T-1. De per 1 februari jaar T nieuw geformuleerde doelstellingen hebben primair betrekking op: • de reductie van het aantal storingsgevallen • reductie van de down time als gevolg van regulier onderhoud Continuïteitsplanning
7
De prioriteit in de diensten is overgenomen uit het document “Definitie van begrippen vitaal...” en de volgorde zoals die in de werkgroep Nacotel voor mobiele operators is vastgesteld. De lijst is beschikbaar in het netwerk operations centrum en opgenomen in de procedures voor escalatie en informatie aan de overheid.
8, 9
De beschikbaarheid van de dienstverlening is geregeld in de concessie voor het aanbieden van mobiele telefonie.
10, 11
De risico analyse wordt eenmaal per vijf jaar in de volle omvang uitgevoerd. De volgende staat gepland voor voorjaar jaar T+1. Daarnaast wordt jaarlijks een interne audit m.b.t. risico’s gehouden door de security manager.
12
Uit de risico analyse van 1998 bleek een grote afhankelijkheid van de reguliere elektriciteitsvoorziening. Door ondersteuning met noodstroomaggregaten (NSA), deels in eigendom, deels geleasd, is het volgende gerealiseerd: • 85% van de switches heeft een NSA • met de huidige brandstofvoorziening kan 50% van de NSA’s drie dagen draaien • bij langdurige uitval van de reguliere stroomvoorziening kan zodoende 60% van het net operationeel blijven de beschikbare NSA’s zijn zodanig ingezet dat een regionale verdeling is ontstaan met nadruk op de Randstad en KAN
13 - 15
Uit de risico analyse kwam naar voren dat er drie SPOF’s zijn van categorie 3 en twee van categorie 1. Vanwege de kans op het optreden van verstoringen is de aanpak van de categorie 3 SPOF’s voorlopig uitgesteld tot voorjaar 2005. Van de categorie 1 SPOF’s wordt er een niet aangepakt omdat dit qua investering een te grote belasting zou vergen. In plaats daarvan is een uitwijkvoorziening gerealiseerd. De consequenties van de twee SPOF’s uit categorie 1 worden momenteel geanalyseerd. De manager operations zal daarover in december aan het MT rapporteren.
16
Sinds de recente en reeds aan de AIVD gemelde ongeautoriseerde toegang tot cliëntgegevens, is de toegangsbeveiliging aangescherpt.
17
Alle netwerkelementen zijn in kaart gebracht, waarbij per element de huidige leverancier danwel de leverancier van vervangend materiaal is opgegeven. Aan de hand van de storingsregistratie van 2003 is aan alle netwerkelementen op basis van de storingsgevoeligheid een prioriteit toegekend. Momenteel worden op volgorde van prioriteit door inkoop op concern niveau afspraken gemaakt over de snelheid waarmee elementen gerepareerd of vervangen moeten kunnen worden. Voor het geval dat de dienstverlening langer dan 1 uur is onderbroken, zijn roaming afspraken gemaakt met twee collega operators.
Vragenlijst jaarlijkse rapportage
versie 1.1 12 december 2003
pagina 5 van 9
Crisismanagement 18, 19
20
Indien een verstoring van de dienstverlening optreedt, wordt gehandeld conform de calamiteitenprocedure. Daarin is vastgelegd: • wie verantwoordelijk is en welke taken de diverse functionarissen te verrichten hebben; • hoe wordt opgeschaald, inclusief criteria voor het moment waarop; • op welke momenten daarnaast bepaalde personen of leveranciers gewaarschuwd moeten worden; • welke informatie de overheid dient te krijgen en op welk moment. De verantwoordelijkheid voor het bestrijden van de gevolgen van een uitval van de dienstverlening bij het netwerk operations centrum. Al naar gelang de aard van de verstoring kunnen zij een beroep doen op de eigen technische dienst of worden leveranciers ingeschakeld. Een lijst met de bereikbaarheidsgegevens van de contactpersoon voor DGTP en zijn eerst hogere vervanger is als bijlage 1 aan deze rapportage gehecht.
21, 22
Aangezien crisismanagement in de lijn is belegd, maakt het onderdeel opleidingen deel uit van het takenpakket van de lijnmanagers. Zij bepalen jaarlijks tijdens de functionerings- en beoordelingsgesprekken of en zo ja welke opleidingen de medewerkers nodig hebben. Indien tussentijds een opleidingsbehoefte wordt geconstateerd, is het de taak van de lijnmanager om initiatief te nemen.
23
De afspraken met leveranciers ten aanzien van de beschikbaarheid van aggregaten en brandstof staan op de agenda van het maandelijkse overleg dat de security officer met hen heeft. Daarbij worden eventuele verstoringen die zich de voorbije periode hebben voorgedaan geëvalueerd en worden, conform de afspraken in de leveringscontracten (c.q. SLA’s) noodzakelijke corrigerende maatregelen afgesproken.
24, 25
Om in noodgevallen met externe partijen waaronder de overheid, te kunnencommuniceren beschikken wij over een aantal noodnetaansluitingen. De bereikbaarheidsgegevens zoals relevant voor DGTP zijn op de bijlage met de over all bereikbaarheidsgegevens (zie ook 3.1.a enz.) opgenomen. Indien de verstoring in de dienstverlening ook tot gevolg heeft dat de communicatie intern uitvalt, wordt overgeschakeld op een bode systeem. Daarvoor zijn afspraken gemaakt met de beveiligingsdienst die ook het gebouwenbeheer regelt. De communicatie met de monteurs is gewaarborgd door het inzetten van 27 mc zendinstallaties.
26 - 28
In het netwerk operations centrum is een aparte ruimte beschikbaar voor het crisismanagementteam. De nationaal noodnet aansluiting bevindt zich eveneens in deze ruimte. Indien ten gevolge van een calamiteit in het centrum deze ruimte niet beschikbaar is, wordt uitgeweken naar de directiekamer in gebouw C.
29 - 32
Naar aanleiding van de risico analyse in 2002, zijn ten behoeve van het oefenprogramma een aantal scenario’s uitgewerkt. Deze worden bij de halfjaarlijkse calamiteitenoefening gebruikt. Bij het opstellen van de scenario’s is ook samengewerkt met een aantal leveranciers en zij participeren in de oefeningen.
33 - 35
De bekendheid met, het begrip van en de werking van de crisismanagementprocedures worden halfjaarlijks als onderdeel van de bij het kwaliteitssysteem gehouden interne audits, gecontroleerd. Het opstellen en bewaken van de auditplanning is de taak van de directievertegenwoordiger. Verbeteracties worden uitgevoerd conform de procedure preventieve en corrigerende maatregelen in het kwaliteitsmanagement systeem.
36, 37
Wij beschikken niet over een noodplan in de zin van de EMERGOS checklist. Wel zijn er met bijvoorbeeld de brandweer regelmatig gesprekken m.b.t. de situatie in en rond het bedrijfsvoeringscentrum. Indien door een calamiteit in de directe omgeving daarvan de ontruiming wordt bevolen, wordt de netbewaking overgeschakeld naar vestiging KKK (de uitwijklocatie HHH, enz.). De bereikbaarheidsgegevens zijn bijgevoegd.
Vragenlijst jaarlijkse rapportage
versie 1.1 12 december 2003
pagina 6 van 9
38, 39
Communicatie intern en extern, waaronder met de overheid, verloopt volgens de crisismanagementprocedure. Daarin zijn ook de bereikbaarheidslijsten opgenomen.
40
Communicatie met de overheid, inclusief de melding dat de reguliere operatie wordt hervat, is onderdeel van de crisismanagementprocedure
41 - 42
Alle verstoringen van de dienstverlening worden in het logboek van het netwerk operations centre geregistreerd. Alle uitval die leidt tot bijeenroepen van het crisismanagementteam wordt geëvalueerd. Als onderdeel van de evaluatie worden alle betrokkenen ondervraagd. De resultaten van de evaluatie worden op intranet aan alle medewerkers bekend gemaakt. welke voorzieningen zijn aanwezig om congestie van het alarmnummer 112 zoveel mogelijk te voorkomen? Een lijst met de bereikbaarheidsgegevens van de contactpersoon voor DGTP die benaderd kunnen worden t.b.v. NAVO activiteiten is als bijlage 2 aan deze rapportage gehecht
43 44
Vragenlijst jaarlijkse rapportage
versie 1.1 12 december 2003
pagina 7 van 9
(het jaar waarover gerapporteerd wordt wordt in de voorbeelden aangeduid met jaar T) Voorbeeldrapportage 2 Nummers voorbeeldvragen
Algemeen
1-4
Continuïteitsplanning en crisismanagement zijn onderdeel van de verantwoordelijkheid van de operationeel manager. De uitvoering van activiteiten m.b.t. het onderhouden van de systemen en de voorbereiding op crises hoort tot het takenpakket van de network operations manager. Hij kan hierbij naar eigen inzicht ook medewerkers van het network operations centre inzetten. Het onderhoud van de procedures m.b.t. crisismanagement is belegd bij de manager van het netwerk coördinatiecentrum.
5, 6
Doelen ten aanzien van CP&CM zijn de verantwoordelijkheid van de managementteams van de business units. De doelen, reductie van het aantal storingsgevallen en reductie van de downtime bij regulier onderhoud, zijn vastgesteld in het najaarsoverleg van jaar T-1 en opgenomen in de plannen voor jaar T onder het hoofdstuk beveiliging. Het unit management bewaakt de voortgang en rapporteert tijdens de managementconferentie van juni jaar T over de voortgang zoals bereikt op de doelen. Continuïteitsplanning
7
De prioriteit in de diensten is overgenomen uit het document “Definitie van begrippen vitaal...” en de volgorde zoals die in de werkgroep Nacotel voor mobiele operators is vastgesteld. De lijst is beschikbaar in het netwerk operations centrum en opgenomen in de procedures voor escalatie en informatie aan de overheid.
8, 9
Daar de technische voorzieningen worden geleased. De eisen (concessie, OPTA) ten aanzien van de beschikbaarheid van diensten zijn in de contracten met de leveranciers geregeld.
10, 11
De risico analyse is onderdeel van de tweemaal per jaar gehouden interne audits. De resultaten worden ter beoordeling en opvolging voorgelegd aan de directie. Voor de opvolging van de actiepunten is de security manager aangewezen; over de voortgang rapporteert hij aan de manager operations.
12
Uit de risico analyse van 1998 bleek een grote afhankelijkheid van de reguliere elektriciteitsvoorziening. Door ondersteuning met noodstroomaggregaten (NSA), deels in eigendom, deels geleasd, is het volgende gerealiseerd: • 85% van de switches heeft een NSA • met de huidige brandstofvoorziening kan 50% van de NSA’s drie dagen draaien • bij langdurige uitval van de reguliere stroomvoorziening kan zodoende 60% van het net operationeel blijven de beschikbare NSA’s zijn zodanig ingezet dat een regionale verdeling is ontstaan met nadruk op de Randstad en KAN
13 - 15
Uit de risico analyse kwam naar voren dat er drie SPOF’s zijn van categorie 3 en twee van categorie 1. Vanwege de kans op het optreden van verstoringen is de aanpak van de categorie 3 SPOF’s voorlopig uitgesteld tot voorjaar 2004. Van de categorie 1 SPOF’s wordt er een niet aangepakt omdat dit qua investering een te grote belasting zou vergen. In plaats daarvan is een uitwijkvoorziening gerealiseerd. De consequenties van de twee SPOF’s uit categorie 1 worden momenteel geanalyseerd. De manager operations zal daarover in december aan het MT rapporteren.
16
Sinds de recente en reeds aan de AIVD gemelde ongeautoriseerde toegang tot cliëntgegevens, is de toegangsbeveiliging aangescherpt.
17
Alle afspraken leveranciers worden in de vorm van contracten vastgelegd. Ten aanzien van de roaming is sprake van een letter of intent. Crisismanagement
Vragenlijst jaarlijkse rapportage
versie 1.1 12 december 2003
pagina 8 van 9
18, 19
20
De verantwoordelijkheid voor het bestrijden van de gevolgen van een uitval van de dienstverlening bij het netwerk operations centrum. Al naar gelang de aard van de verstoring kunnen zij een beroep doen op de eigen technische dienst of worden leveranciers ingeschakeld. Een lijst met de bereikbaarheidsgegevens van de contactpersoon voor DGTP en zijn eerst hogere vervanger is als bijlage 1 aan dit rapport gehecht.
21, 22
Opleidingen, inclusief die op het terrein van crisismanagement, zijn opgenomen in en onderdeel van het Investor in People certificaat. Daarin is ook de koppeling van opleidingsplannen aan de bedrijfsdoelen waaronder doelstellingen op het gebied van continuïteitsplanning en crisismanagement, opgenomen.
23
De afspraken met leveranciers ten aanzien van de beschikbaarheid van aggregaten en brandstof staan op de agenda van het maandelijkse overleg dat de security officer met hen heeft. Daarbij worden eventuele verstoringen die zich de voorbije periode hebben voorgedaan geëvalueerd en worden, conform de afspraken in de leveringscontracten (c.q. SLA’s) noodzakelijke corrigerende maatregelen afgesproken.
24, 25
Indien de verstoring in de dienstverlening ook tot gevolg heeft dat de communicatie intern uitvalt, wordt overgeschakeld op een bode systeem. Daarvoor zijn afspraken gemaakt met de beveiligingsdienst die ook het gebouwenbeheer regelt. De communicatie met de monteurs is gewaarborgd door het inzetten van 27 mc zendinstallaties.
26 - 28
In het netwerk operations centrum is een aparte ruimte beschikbaar voor het crisismanagementteam. De nationaal noodnet aansluiting bevindt zich eveneens in deze ruimte. Indien ten gevolge van een calamiteit in het centrum deze ruimte niet beschikbaar is, wordt uitgeweken naar de directiekamer in gebouw C.
29 - 32
De belangrijkste aandachtspunten / verbeterpunten uit de recente oefening (juni 2002) betroffen de interne bekendheid met de noodnetvoorzieningen inclusief de vraag “waar staat die dan?” en de bereikbaarheid van de juiste personen bij de leveranciers.
33 - 35
De security officer is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de audits op de werking van en de bekendheid met de crisismanagementprocedures. De resultaten van de audits en de door hem voorgestelde verbeteracties worden in het MT besproken en na accoord door de security officer uitgevoerd.
36, 37
Wij beschikken niet over een noodplan in de zin van de EMERGOS checklist. Wel zijn er met bijvoorbeeld de brandweer regelmatig gesprekken m.b.t. de situatie in en rond het bedrijfsvoeringscentrum. Indien door een calamiteit in de directe omgeving daarvan de ontruiming wordt bevolen, wordt de netbewaking overgeschakeld naar vestiging KKK (de uitwijklocatie HHH, enz.). De bereikbaarheidsgegevens zijn bijgevoegd.
38, 39
De communicatie met collega operators is geregeld voor zover er lopende afspraken zijn m.b.t. leveringen en roaming. Datzelfde geldt voor de afspraken met leveranciers (zie ook 2.5.e en 3.9.c). Grote klanten worden ingelicht conform de daarover in het contract gemaakte afspraken. De publieksinformatie is onderdeel van het bredere mediabeleid. De uitvoering daarvan is onderdeel van de verantwoordelijkheid van Pers & Voorlichting.
40
Communicatie met de overheid, inclusief de melding dat de reguliere operatie wordt hervat, is onderdeel van de crisismanagementprocedure
41 - 42
Alle verstoringen van de dienstverlening worden in het logboek van het netwerk operations centre geregistreerd. Alle uitval die leidt tot bijeenroepen van het crisismanagementteam wordt geëvalueerd. Als onderdeel van de evaluatie worden alle betrokkenen ondervraagd. De resultaten van de evaluatie worden op intranet aan alle medewerkers bekend gemaakt. welke voorzieningen zijn aanwezig om congestie van het alarmnummer 112 zoveel mogelijk te voorkomen? Een lijst met de bereikbaarheidsgegevens van de contactpersoon voor DGTP die benaderd kunnen worden t.b.v. NAVO activiteiten is als bijlage 2 aan deze rapportage gehecht
43 44
Vragenlijst jaarlijkse rapportage
versie 1.1 12 december 2003
pagina 9 van 9
Handboek NCO-T
Bijlage 7 Afspraken storingsmelding
-
Bijlage 7a Compilatie van escalatieprocedures (versie 1.0, d.d. 23 april 2003)
-
Bijlage 7b Informatie voor DGTP bij verstoringen in de dienstverlening (versie 1.0, d.d. 1 april 2003)
Inleiding Tijdens het traject dat geleid heeft tot werkgroep besluit 160502-02, waarin is vastgelegd op welk moment de overheid, in casu DGTP, ingelicht moet worden over verstoringen in de dienstverlening, is ook gesproken over de aard van de te verstrekken informatie. In het oorspronkelijk door DGTP opgestelde document was dat ook opgenomen (zie volgende paragraaf). De werkgroep heeft daar toen wel over gesproken, en daarbij ook het maken van een formulier naar analogie van het tijdens het millennium gebruikte TCC formulier. Op verzoek van de leden is die toen ook aan alle deelnemers gezonden. Uiteindelijk heeft de werkgroep hierover geen werkafspraken gemaakt. Naar aanleiding van een opmerking van DGTP over dit verzuim is op basis van de wensenlijst van DGTP en het TCC formulier, een actuele versie gemaakt ten behoeve van een discussie in de werkgroep.
Elementen voor het formulier a - vitale diensten Met betrekking tot de diensten waarover informatie dient te worden verstrekt is uitgegaan van de lijst in werkgroepbesluit 181102-02, waarin sprake is van de volgende vitale diensten: • noodnet en noodnummers • X.25 • vaste telefonie • semafonie • huurlijnen • internet • mobiele telefonie De laatstgenoemde dienst (internet) dient nog nader gepreciseerd te worden. Het gaat met name om die onderdelen die van vitaal belang zijn, bijvoorbeeld op het gebied van routering, adressering, transport, e.d..
b - informatie naar DGTP bij storingen De informatieverstrekking tijdens een incident bestaat uit de volgende onderwerpen (voor zover een onderwerp van toepassing is op de gebeurtenissen): • Feiten en te verwachten gebeurtenissen • Aard van de problemen; • Betrokken andere aanbieders of derden. • Getroffen maatregelen; • Getroffen maatregelen door anderen; • Knelpunten; • Beslispunten: - Door eigen organisatie; - Door anderen. • • • •
• •
Concrete onderdelen daarvan zijn: Het gebied waarin de storing/uitval optreedt; De dienst(en) die getroffen is (zijn); De functionaliteit die uitgevallen is: in het bijzonder v.w.b. de bereikbaarheid van 112; De verwachte tijd totdat de dienst weer op het oorspronkelijke serviceniveau is, of indien dit langer duurt eventuele tijdelijke maatregelen, vervangende faciliteiten, gedeeltelijk herstel, e.d.., waarbij het begrip "langer" uiteraard afhangt van de ernst van de situatie en op het moment van melden door beide partijen pragmatisch ingevuld moet worden; Eventuele ernstige dreiging voor andere, op moment van storing nog wel functionerende, diensten (voor zover mogelijk en relevant ook buiten de telecom sector); Andere maatschappelijke gevolgen (pers, politiek, ….).
c – TCC formulier Gebruikt is het TCC situatierapport, pagina 4 van document TCC201AB, kenmerk TCC.201.1.0.C.
Meldingenformulier bij storingen Op de volgende pagina staat het formulier. Het kan gebruikt worden om storingen te melden aan DGTP, maar dient niet ter vervanging van een mondelinge meldingen; die blijft eveneens mogelijk. De sitrap is bedoeld om mondelinge mededelingen te bevestigen en voor de schriftelijke vastlegging t.b.v. evaluatie achteraf.
Informatie bij verstoringen naar DGTP
versie 1.0 1 april 2003
pagina 2 van 3
aan
DGTP
wie datum tijd volgnummer operator
BEN
Enertel
BT
KPN
Dutchtone
O2
Vodafone anders .....................
contactpersoon contactgegevens
telefoon
fax
mobiel
noodnet opmerkingen
getroffen dienst(en)
Nationaal Noodnet 112 vaste telefonie huurlijnen mobiele telefonie X25 semafonie internet
exacte locatie aard van problemen betrokken operator(s) tijdstip van optreden verwacht tijdstip herstel getroffen maatregelen
door operator door anderen
knelpunten beslispunten mogelijke gevolgen voor andere diensten / sectoren
Informatie bij verstoringen naar DGTP
versie 1.0 1 april 2003
pagina 3 van 3
Handboek NCO-T
Bijlage 8 Afspraken incidentrapportage (versie 1.0, d.d. 1 juli 2003)
Inleiding De evaluatie van een incident/crisis is van wezenlijk belang voor de voorbereiding op een mogelijk volgende. Uit het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming: Het is de taak van de overheid de onafhankelijkheid, integriteit, veiligheid, stabiliteit en welvaart van de samenleving te verzekeren en te bevorderen. Dat vereist onder meer dat de overheid crises probeert te voorkomen en dat zij tijdig en adequaat optreedt als zich toch een crisis voordoet. Deze op een hoog abstractieniveau gedane uitspraak geldt ook voor de telecommunicatiesector, wat onder de beleidsverantwoordelijkheid van DGTP valt. Zoals in de documenten m.b.t. Informatie aan de overheid bij verstoringen reeds gemeld is, is het echter niet de bedoeling dat alle mogelijke (ver)storingen door de aanbieders aan DGTP gemeld worden. In het genoemde document is een grens aangegeven: is de verstoring ernstiger, dan dient gemeld te worden. DGTP gebruikt de bij de melding verstrekte informatie in haar besluitvorming in hoeverre actie van DGTP gewenst is. Deze actie kan, afhankelijk van de ernst van de situatie, diverse vormen hebben: van informatieverstrekking naar de ambtelijke en/of politieke leiding van het departement tot opschaling op nationaal niveau. Na afloop van de crisis of na herstel van de verstoring dient door DGTP nagegaan te worden of de genomen actie door DGTP de juiste is geweest op basis van de door de aanbieder verstrekte informatie tijdens de duur van de verstoring. Daartoe dient bij een gemelde verstoring na herstel een incidentrapportage door de betreffende aanbieder plaats te vinden aan DGTP, die zij gebruikt ter evaluatie van de door haar genomen acties en in latere instantie ter eventuele bijstelling van het beleid.
Incidentrapportage Het is de bedoeling van de incidentrapportage om een helder beeld te krijgen bij DGTP van hetgeen gebeurd is, d.w.z. de verstoring/crisis en het bestrijden ervan. Echter, niet alle informatie over de crisis/verstoring is relevant voor DGTP, een groot deel is slechts relevant voor de aanbieder die getroffen is. DGTP hoeft deze informatie ook niet te ontvangen, tenzij de aanbieder zelf besluit dat het om bepaalde reden nuttig, mogelijk noodzakelijk, is bepaalde onderwerpen te rapporteren. Bij rapportage van deze laatstgenoemde onderwerpen zal dan mogelijk ook van vertrouwelijkheid sprake zijn. Vanuit de aanpak storingsmelding direct en incidentrapportage achteraf valt er niet aan te ontkomen dat bepaalde informatie dubbel gegeven wordt. Tijdens de storingsmelding wordt die relevante informatie doorgegeven die nodig is om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de crisis/verstoring. Bij de incidentrapportage zal deze informatie voor een (groot) deel ook voorkomen maar mogelijk nauwkeuriger, helderder, gedetailleerder, e.d.. Daarnaast zal informatie gegeven worden over een aantal aspecten van de bestrijding van de crisis/verstoring.
Incidentrapportage, inhoud De volgende aandachtspunten maken altijd onderdeel uit van de rapportage na afloop van het incident: •
Crisis / (ver)storing — Verloop o starttijd o eindtijd — Oorzaak o onbewuste/bewuste handeling o bedreigingen o natuurverschijnsel o ...
Incidentrapportage
versie 1.0 1 juli 2003
pagina 2
— Omvang o aantal getroffen klanten o getroffen diensten / functionaliteiten — Gevolgen o economisch (m.b.t. ketenafhankelijkheden) o maatschappelijk •
Communicatie — Verloop van communicatie met de media
•
Bijwerking van de continuïteitsplannen — Eventuele aanpassingen individuele continuïteitsplan en/of / crisismanagement procedureaanbieder — Voorstel voor aanpassingen aan documenten NACOTEL.
De volgende aandachtspunten maken indien op de situatie van toepassing onderdeel uit van de rapportage: •
Alarmering — Indien alarmering kwam vanuit andere sector: verloop van de alarmering — Indien alarmering verliep via communicatiesystemen van derden: storingen in deze communicatie
•
Crisisorganisatie — Indien crisisorganisatie overheid ingericht: samenwerking hiermee — Indien crisisorganisatie overheid ingericht: bereikbaarheid ervan
•
Uitwijk naar andere locatie(s) — Indien voor vitale onderdelen (“objecten”) is uitgeweken is naar andere locatie(s): nadere aanduiding van uitwijklocatie (eventueel via vertrouwelijk kanaal detailinformatie) — Indien voor vitale onderdelen (“objecten”) is uitgeweken is naar andere locatie(s): geschatte duur van de uitwijk
Incidentrapportage
versie 1.0 1 juli 2003
pagina 3