Spel
Activiteit 7
Voetbal/hockey/handbal chaosdoelenspel 3-3 Arrangement hele zaal: 3 velden per veld 6 spelers en 3 wissel team (in deze klas zitten toevallig 27 leerlingen) elk veldheeft aan beide kanten 3 matjes of poortjes op 1/3 van het veld een lijn van waarachter gegooid of geschoten moet worden (zie tekening) een middellijn zodat duidelijk is voor welk team een bal is 2 foamballen (of hockeysticks en -ballen of zachte voetballen)
1
x
I
1
le>< 1 1 )(
1 I
: 1 1
1
+
1
1.>< 1 1 1
X
Leervoorstel Probeer de bal vanachter je eigen lijn tegen een van de matjes te spelen. De keepers proberen de bal tegen te houden. Wordt er gescoord dan heb je een punt. Als een team 5 punten heeft wordt er gewisseld: het verliezende team gaat er uit. Wint een team 3 keer achter elkaar dan worden er nieuwe teams gemaakt.
Leerhulp schieters: goed samenwerken: soms is het slim om een bal vast te houden tot de andere bal ook in bezit is en dan samen te schieten keepers: goed samenwerken: soms moet je misschien een doeltje van je medespeler verdedigen specifieke leerhulp op de hanteringswijze: stick laag, etc ... Veranderingen breedte van de veldjes en doelen aantal ballen (in het begin is het verstandig met 1 bal te beginnen: op het moment dat de bedoeling van het spel duidelijk is 2 ballen) afstand om te schieten: de kans van scoren en stoppen moet in balans zijn. Even~ueel. 2 lijnen (voor betere en mindere spelers: 1 punt vanaf de eerste, 2 punten vanaf de verdere lijn) Waarom geschikte startactiviteit ? De structuur van deze activiteit is zeer herkenbaar en geschikt voor verschillende hanteringswijzen. Bij de afstandkeuze leren leerlingen inschatten welk niveau ze aankunnen Prima activiteit om klassikaal te doen. Leerlingen moeten veel zelfstandig regelen: wisselen, regels hanteren etc ... soms ontstaat er wat onenigheid: prachtig om als docent te zien of en hoe ze dat oplossen.
't Web, nummer 4,2001
20
Spel
Activiteit 8
Frisbee jongleren en eindvakfrisbee (zie inleidend artikel pagina 4 e.v.)
21
't Web,
nummer 4,2001
Activiteit 9
Turnen
Schommelen in zit met opduwen vanaf 3 kastdelen (zie BAVO-boek blz. 67) Schommelen is een boeiende activiteit; zelfs leerlingen in de bovenbouw kunnen er nog volop van genieten. De schommel moet m.i. wel zo hoog mogelijk gehangen worden zodat de schommelaar nog iets zelf kan doen en de duwer al snel moet aanspringen. Daarom staat er een stoel bij de trapezes tok en hangt de stok zo hoog dat de schommelaar met stoel nog op de schommel kan gaan zitten. 1 duwer begint op de grond en na een paar keer duwen volgen de duwers elkaar op vanaf de verhoging (3 kastdelen of 2 banken op elkaar). Waarom geschikte startactiviteit? - Leerlingen kunnen deze activiteit heel goed zelfstandig op gang houden. - De brugklassers hebben bijna allemaal wel geschommeld op de basisschool. Toch kan er nog veel geleerd worden. Met name in het moment van duwen wordt duidelijk of de zwaaiverdeling onderkend wordt. - Duwen: of je nu lang bent of wat kleiner: als je de stok vroeg pakt gaat het vanzelf. Leerlingen durven dat in het begin vaak niet, maar als ze merken dat het lukt is het geweldig. Eventueel niveaugroepjes (of 'lefgroepjes') maken.
'tWeb, nummer 4, 2001
22
Turnen
Activiteit 10
Trapezesteunzwaaien vanaf verhoogd vlak, tweede keer vóór landen (zie BAVO-boek blz. 60) Prachtige activiteit. Moment van landen is voor veel leerlingen een groot probleem en zal de eerste aandacht moeten krijgen. Waarom geschikte startactiviteit ? Leerlingen kunnen deze activiteit heel goed zelfstandig op gang houden. Kan op veel verschillende niveaus gedaan worden: liefst 3 situaties voor 1/3 klas (10 leerlingen): 1 met schuin oplopende bank (leerlingen kunnen zelf hoogte kiezen) en 2 vanaf een aantal kastdelen (bv. 3 en 5); graag de keuze bij de leerling: welke situatie past het best? Je mag alleen hoger wanneer het moment van landen goed is. De wachters helpen daarbij en geven aan of iemand te vroeg, te laat of goed afspringt. Nb.: uitbouw moet m.i. lang gezocht worden in het verhogen van het vlak van inkomen; ook in klas 2 leidt het bouwen van een hoog vertrekvlak (evt. een stoel op een kast) tot een prachtige situatie waarin het moment van landen elke keer weer even een probleem kan zijn.
Geraadpleegde literatuur voor dit themanummer:
- Hilde Bax e.a.; Werkboek voor de basisvorming; uitgave publicatiefonds 't Web, 1994. . - Henk van der Palen en Reinaid Teune; Spel in Zicht: uitgave Bekadidact, 1997. - Jan Middelkamp; Judo als spel; uitgave Jan Luiting Fonds, 1998. - Chris Mooij e.a.; Basisdocument bewegingsonderwijs; uitgave SLO en KVLO, 1999. - Corina van Doodewaard; Bewegen en muziek in de basisvorming (1); 't Web 2000, nummer 2. - Chris Hazelebach en Jeantine Gelijnse; Volleyballen in het basisonderwijs; 't Web 1995, nummer 4.
23
't Web,
nummer 4,2001
Turnen
Activiteit 11
Rollen op verhoogd vlak m.b.v. Reutherplank Arrangement 1/3 kJas (10 leerlingen) S leerlingen per situatie - 3 of 4 banken tegen elkaar aan en daarop 2 landingsmatten als verhoogd vlak (minimaal l,S meter van de muur) - 2 reutherplanken voor de lange kant van het vlak (aanloop vanuit de berging) turnmatjes om het vlak te verhogen Leervoorstel Neem een rustige aanloop, zet met 2 voeten af op de plank, zet je handen neer en maak een rol op de mat. Leerhulp - probeer je klein te maken als je rolt: dan draai je sneller rond zorg ervoor dat je niet op je hoofd rolt (kin op de borst) Veranderingen - als de leerlingen gemakkelijk rondkomen dan kan het vlak verhoogd worden door een of meerdere turnmatjes (in de lengte) op de landingsmat te leggen. De ene situatie wat hoger dan de ander, zodat leerlingen kunnen kiezen. Langzamerhand ook meer richting tipsalto: probeer tot stand op de mat te komen - als de leerlingen vanuit een aanloop niet tot rol kunnen komen dan is de tipsalto vanuit 3x veren op schuin vlak beter geschikt (banken in wandrek, landingsmat erop, minitramp ertussen); eventueel eerst ophurken en dan een koprol maken Waarom geschikte startactiviteit? - Leerlingen kunnen deze situatie goed zelfstandig op gang houden en krijgen veel beurten (er hoeft niet gevangen te worden omdat het vlak zo laag is in het begin). - Leerlingen leren een voor hen geschikte situatie kiezen. - Rollen is voor sommige leerlingen een probleem: de docent kan aan de hand van deze situatie goed het niveau bepalen.
't Web, nummer 4,2001
24
Turnen
Activiteit 12
Hurkwendsprong (zie BAVO-boek blz. 36)
Een voor de meeste leerlingen bekende activiteit, zij het dat niet iedereen bekend is met mini tramp springen. De wendsprong kan op zeer veel verschillende niveaus gedaan worden. Arrangement - eigenlijk moeten er altijd 2 situaties klaarstaan: afhankelijk van de lengte van de leerlingen op 2 verschillende hoogtes (1 volledige kast, 1 kast min 1 deel); in ieder geval kan de afstand van de rninitramp bij de ene situatie iets meer vergroot worden dan bij de andere, zodat leerlingen kunnen kiezen. Het mag natuurlijk nooit verspringen worden: het halen moet niet een probleem worden door deze afstand - eventueel nog 2 banken als aanloop voor die leerlingen die moeite hebben om vanaf de grond in de rninitramp te springen - 2 situaties voor 1/3 klas (10 leerlingen) op 1/3 zaal (aanloop vanuit de berging) Waarom geschikte startactiviteit? - Leerlingen moeten in een betrekkelijk eenvoudige situatie hulpverlenen: iedereen moet dit leren, dus na 2 rondjes springen een andere vanger. - Leerlingen leren een inschatting van hun niveau van springen maken (goed kiezen) - Wendspringen kan op zeer uiteenlopende niveaus gedaan worden. - Leerlingen kunnen dit zeer zelfstandig doen: zelf de minitramp verder zetten als iedereen 3x gesprongen heeft (streepjes op de vloer geven aan hoever-ie per keer naar achteren mag).
25
't Web, nummer 4, 2001