Paul Knevel
Gustav M a h l e r i n A m s t e r d a m
In mei 1920 was Amsterdam voor even het muzikale centrum van de wereld. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Willem Mengelberg als chefdirigent van het Concertgebouworkest stond de stad in het teken van een groots opgezet Mahlerfeest. Twee weken lang klonk alleen maar muziek van de componist die door sommigen werd beschouwd als 'ein Christ unsererTage' en die van 1903 tot aan zijn dood in 1911 een bijzondere band met Amsterdam, Mengelberg en het Concertgebouworkest had gehad. De concerten werden omlijst door lezingen, festiviteiten en excursies voor de vele buitenlandse gasten. De organisatoren hadden niets aan het toeval overgelaten: het evenement was voorafgegaan door een internationale perscampagne, er waren enkele honderden prominenten uitgenodigd, onder wie bekende componisten als Arnold Schönberg, Anton Webern en Nadia Boulanger, en in de maanden voorafgaand aan het openingsconcert had de musicoloog Rudolf Mengelberg een tournee langs verschillende steden gemaakt om te spreken over de betekenis van het werk van Gustav Mahler. De verwachtingen van de organisatoren waren dan ook hoog gespannen. Zoo zal ons het Mahler Feest vereenigen. De muziek is niet meer verstrooiing, genotmiddel of zelfs verwerpelijke zinsbegoocheling, ook niet meer aangename ontspanning na verrichte dagtaak, evenmin het naijverig beschutte voorrecht van sociaal en geestelijk exclusieve kringen - neen: muziek is stichting, muziek is overgave aan den geest, muziek kent geen stands- of landsgrenzen, muziek is het symbool eener hoogere gemeenschap. Dit bewustzijn is langen tijd verloren gegaan. Mahler de groote verwekker, heeft het in ons weder levend gemaakt. Wanneer wij menschen van de twintigste eeuw dus samen komen in het teeken van Mahler, dan belijden wij datgene wat ons verbindt, wat ons samenhoudt over alle tegenstellingen heen van geboorte, opvoeding en karakter; vereenigt boven alle grenzen van stad en land: de belijdenis eener hoogere menschheid. Aldus Rudolf Mengelberg in het feestboek dat de festiviteiten begeleidde. Van simpelweg genieten kon dus geen sprake zijn. De concerten moesten uitgroeien tot religieus getinte uitingen van gemeenschapsgevoel. Of dat ook is gelukt? Afgaande op de ervaringen van Alma Mahler, de weduwe van Gustav Mahler, kan het antwoord op die vraag gemakkelijk negatief uitvallen. Ze voelde zich ronduit ongemakkelijk tijdens de vele toespraken, eerbewijzen en plichtplegingen, vol als ze was van haar nieuwe amoureuze verovering, de schrijver Franz Werfel. Ze nam weliswaar deel aan de vele evenementen en liet zich avond aan avond door het publiek toejuichen, maar voelde zich al die tijd misplaatst als eregast. Mahler was immers al bijna tien jaar dood, terwijl Franz Werfel leefde en zij naar hem verlangde. Het meeste plezier lijkt ze nog te hebben beleefd aan het optreden van prins Hendrik, die tijdens het officiële galadiner alle ceremo-
*
N a a r a a n l e i d i n g v a n J o h a n G i s k e s , e d . , Mahler in Amsterdam van Mengelberg lot Chailly ( B u s s u m : U i t g e v e r i j T h o t h , 1 9 9 5 ; 135 b l z . ; g e i l . ; ƒ 5 9 , 5 0 ; I S B N
190
9068681184).
Gustav Mahler in Amsterdam
Afb. 1. Bronzen tekstplaquette in de zuidwand van de Grote Zaal van het Concertgebouw, aangebracht ter herinnering aan het Mahlerfeest 1920. Ontwerp C.J. van der Hoef. Foto Freerkde Vos, Gemeentearchief Amsterdam. Het Concertgebouw N V .
nieel doorbrak door Arnold Schönberg om een sigaret te vragen en deze nadrukkelijk op te roken. ' M a n sagte mir nachher, dass in Anwesenheit der Königin diese Formlosigkeit unmóglich gewesen ware', noteerde Alma later in Mein Leben (1960). Vele anderen gaven zich echter zonder reserves over aan de klankwereld van Mahler. Vooral voor de vele buitenlandse gasten moet het Amsterdamse Mahlerfeest een bijzonder evenement zijn geweest, niet alleen het eerste grote muziekfestival na de Eerste Wereldoorlog, maar voor velen bovendien de eerste gelegenheid werkelijk kennis te maken met het oeuvre van de componist (uitgevoerd door één orkest onder leiding van één dirigent: Willem Mengelberg). Buiten Amsterdam was Gustav Mahler omstreeks 1920 immers nog altijd een omstreden componist, wiens werk slechts incidenteel werd uitgevoerd. Die omstredenheid zal het gevoel van onderlinge verbondenheid onder de aanwezigen slechts hebben versterkt. Na afloop liet een groep buitenlandse bezoekers in een gezamenlijke verklaring weten de genoten gastvrijheid te beschouwen als een uiting van een diep besef van internationale broederschap en een juist begrip voor de betekenis van de muziek als universele kunst. Onder de opstellers bevonden zich componisten als Arnold Schönberg, Florent Schmitt en Carl Nielsen. De organisatoren konden tevreden zijn. Het Mahlerfeest was inderdaad uitgegroeid tot een manifestatie van religieus getinte kunstbeleving. Wat Bayreuth voor Richard Wagner was, zou Amsterdam voortaan voor Gustav Mahler betekenen. De Amsterdamse Mahlertraditie was definitief gevestigd, een traditie die - met een onderbreking tijdens de Duitse bezetting - tot op de dag van vandaag in ere wordt gehouden, getuige het recente Mahlerfeest. Amsterdam en Gustav Mahler zijn sinds 1920 onlosmakelijk met elkaar verbonden. Befaamde dirigenten als Bruno Walter, Otto Klemperer, Rafael Kubelik en Leonard Bernstein hebben 'hun' Mahler in Amsterdam ten gehore gebracht, terwijl na Willem Mengelberg iedere nieuwe chefdirigent van het Concertgebouworkest vooral is beoordeeld op zijn Mahleruitvoeringen. Aan deze Amsterdamse Mahlertraditie wijdde het Amsterdamse Gemeentearchief onlangs een kijk- en luistertentoonstelling, begeleid door een prachtig geïllustreerd boek met bijdragen over Mahlers bezoeken aan Amster191
Gustav M a h l e r in Amsterdam
Afb. 2. A l m a Mahler en Arnold Schönberg tijdens een boottocht door de havens van Amsterdam, 19 mei 1920. Foto van onbekende fotograaf, Spaarnestad Fotoarchief (Het Leven), Haarlem. d a m , over de M a h l e r c o n c e r t e n v a n W i l l e m M e n g e l b e r g en zijn opvolgers, over het M a h l e r feest van 1920, over het M a h l e r g e v o e l onder de orkestleden en over het door A l m a M a h l e r aan A m s t e r d a m geschonken m a a r n i m m e r gearriveerde borstbeeld van M a h l e r door A u guste R o d i n . H o e w e l boek en tentoonstelling w e i n i g nieuws vertellen over het fenomeen G u s t a v M a h l e r , geven zij wel een fascinerende kijk op het A m s t e r d a m s e muziekleven i n de 20e eeuw. D e A m s t e r d a m s e M a h l e r t r a d i t i e begon i n oktober 1903, toen Gustav M a h l e r voor het eerst een bezoek aan de stad bracht o m er zijn Derdeen Vierde symfonie te dirigeren. H i j was meteen weg van het orkest en zijn dirigent W i l l e m M e n g e l b e r g . ' D u ! , m i r ist Sehen u n d H o r e n ordentlich vergangen, als meine Dritte\osgierig. D i e versetzt E i n e m ordentlich den A t h e m . D a s Orchester ist vortrefflich u n d sehr gut studiert', aldus M a h l e r i n een brief aan zijn v r o u w naar aanleiding van de eerste repetitie van zijn Derde symfonie. In de dagen daarna n a m zijn bewondering voor de m u s i c i alleen m a a r toe. ' D i e musikalische K u l t u r i n diesem L a n d e ist stupendl W i e die Leute bloss zuhören k ö n n e n ! ' . H e t enthousiasme van M a h l e r m a g opvallend heten. N i e t alleen stond hij bekend als notoir lastig, een perfectionist die het uiterste van de uitvoerenden eiste, m a a r bovendien was 192
Gustav Mahler in Amsterdam
de renaissance van de Amsterdamse muziekcultuur nog maar net begonnen. Het grootste gedeelte van de 19e eeuw had het Amsterdamse muziekleven zich gekenmerkt door provincialisme en middelmatigheid. Voor een deel lag dat aan het 'reactionaire' beleid van de invloedrijkste man in het Nederlandse muziekleven, Johannes Verhulst. Als dirigent van de Diligentia-concerten in Den Haag en van de orkesten van Felix Meritis en Caecilia in Amsterdam voerde hij een weinig avontuurlijke koers, met als gevolg dat het werk van moderne, internationaal befaamde componisten als Hector Berlioz, Franz Liszt en Richard Wagner zelden werd uitgevoerd. De componisten van eigen bodem produceerden ondertussen zelden iets opzienbarends. Verbitterd noemde de classicus en componist Alphons Diepenbrock Verhulst 'de tegenwerkende, belemmerende en verlammende kracht'. Daarnaast werd het muziekleven beheerst door amateurisme. Uitvoeringen waren in handen van tijdelijk samengestelde formaties, die vaak slechts op de dag van de uitvoering repeteerden en zodoende weinig eenheid vertoonden, temeer daar anciënniteit en niet capaciteit de verdeling van de partijen bepaalde. Muziekuitvoeringen waren bovenal sociale evenementen, waarbij voor velen de gezelligheid en het gezien worden belangrijker waren dan de kwaliteit van het gebodene. Pas met de vorming van het Concertgebouworkest in 1888 als vaste bespeler van het op 11 april van dat jaar ingewijde Concertgebouw veranderde dat. De nieuwe dirigent van dit ensemble, Willem Kes, bleek een energiek en volhoudend man, die er niet voor terugschrok het publiek op te voeden. Voortaan was het uit met het te laat binnenkomen en voor het einde weggaan, en werden er tijdens het musiceren geen verversingen meer rondgebracht. Kes eiste van zijn publiek stilte en aandacht. Een groot deel van het traditionele publiek morde over deze 'tuchtoefeningen', maar de resultaten lieten niet lang op zich wachten. Het Concertgebouworkest groeide uit tot het beste orkest van Nederland, de programmering kreeg een actueler karakter en er ontwikkelde zich in Amsterdam een publiek van echte muziekliefhebbers. Na 1895 zette Willem Mengelberg als opvolger van Kes diens lijn met hernieuwde energie voort, zich daarbij van niemand iets aantrekkend en niet bereid tot enig compromis. Mengelberg was een gedreven dirigent, die zijn orkest met ijzeren hand drilde. Onder Mengelbergs leiding, zo merkte een tijdgenoot in 1902 op, 'wordt de uitvoering eener Weberouverture een strijd op leven en dood, waarin aan de doode materie der instrumenten het maximum van expressief vermogen moet worden ontrukt. Dan wordt het een titanenkamp, waarin de leider de zijnen voorgaat, hen opzweepend tot bovenmenschelijke inspanning, vergend het onmogelijke, maar tevens hen brengend in de bezielde extaze waarin de mensch het bovenmenschelijke verrichten kan'. Er was ook wel kritiek te horen op het optreden van deze bezeten perfectionist - nog in het seizoen 1903/1904 kwam het tot een ernstig conflict tussen Mengelberg en een deel van het orkest - maar de bewondering overheerste toch. De betekenis van Willem Mengelberg voor het Amsterdamse muziekleven kan dan ook moeilijk worden overschat. Niet alleen vergrootte hij het technisch kunnen van het orkest dusdanig dat componisten als Richard Strauss en Gustav Mahler versteld stonden van de kwaliteiten, maar ook plaatste hij A m sterdam terug op de muziekkaart van Europa. Alle componisten van naam kregen van Mengelberg een uitnodiging hun werk persoonlijk in Amsterdam te komen dirigeren, waarna Mengelberg vaak door geregelde uitvoeringen het belang van de composities bekrachtigde, zich daarbij niets aantrekkend van eventuele tegenzin van het publiek of tegenwerking van de pers. Van deze onverzettelijkheid heeft vooral Gustav Mahler geprofiteerd. 193
Gustav M a h l e r in Amsterdam
Afb. 3. Gustav Mahler wandelend op de hei bij Laren, geflankeerd door Willem Mengelberg (links) en Alphons Diepenbrock, maart 1906. Foto H . de Booy, particuliere collectie.
M a h l e r was ten tijde van zijn eerste bezoek aan A m s t e r d a m een beroemd dirigent en d i recteur van de Weense H o f o p e r a (de m a n achter de zogenaamde ' W i e n e r Renaissance'), m a a r ook een onbegrepen componist. I n zekere z i n was hij de tegenpool v a n R i c h a r d Strauss, door velen beschouwd als de opvolger v a n R i c h a r d W a g n e r en b e v r i e n d met M a h ler. Strauss wist het publiek telkens weer te overdonderen met zijn m u z i k a l e vondsten, polyfonische effecten en dissonante klanken, daarbij gebruik m a k e n d van een steeds groter orkestapparaat. Iedere p r e m i è r e van een n i e u w werk van zijn h a n d was een sensationeel evenement, waar vol spanning naar werd uitgezien en dat bij voorbaat voorpaginanieuws was. Omstreeks 1900 was Strauss, n o g m a a r 35 j a a r o u d , de meest besproken componist van zijn tijd. ' R i c h a r d H ' werd hij door sommigen wel genoemd. M a a r i n tegenstelling tot zijn beroemde voorganger h a d Strauss iets geruststellends. D e m a n die zich i n zijn m u z i e k te b u i ten g i n g aan voorheen ondenkbare effecten en z i c h zelf schaamteloos als held portretteerde i n het aan M e n g e l b e r g en het Concertgebouworkest opgedragen Ein Heldenleben (1899) bleek i n werkelijkheid iets te hebben v a n een z a k e n m a n , en zo zag hij er ook uit i n zijn onberispelijke kleding. Gustav M a h l e r daarentegen was de kunstenaar, erudiet, onberekenbaar en bezeten van muziek. E n waar Strauss als geen ander het p u b l i e k wist te bespelen, g i n g M a h l e r uit van 194
Gustav M a h l e r i n Amsterdam
zijn eigen preoccupaties en het lot van de mensheid. H i j zocht verlossing i n de m u z i e k en stelde o n o m w o n d e n : ' D i e S y m p h o n i e muss sein wie die Welt. Sie muss alles umfassen'. M a h l e r schreef d a n ook geen spectaculaire symfonische gedichten zoals Strauss m a a r grootschalige s y m f o n i e ë n die het uiterste van de toehoorders eisten. 'Strauss imponeert en schittert, vertelt verhaaltjes en houdt zich vast aan het uiterlijk aardse. M a h l e r gloeit en verspreidt, wijst o m h o o g en sleept ons mee, ver voorbij ons individuele lot', aldus Ida D e h m e l , de weduwe van de dichter R i c h a r d D e h m e l . Velen (waaronder Strauss zelf) wisten z i c h nauwelijks raad met deze uitgangspunten. M a a r wie er gevoelig voor was, werd er door gegrepen. Diezelfde I d a D e h m e l noemde M a h ler een genie naar a a n l e i d i n g van een uitvoering van zijn Vijfde symfonie. ' D i e Vijfde Symfonie heeft mij door alle gevoelswerelden gedragen. Ik heb d a a r i n de relatie van de volwassen mens met alles wat leeft gehoord, heb h e m uit de eenzaamheid horen roepen naar de mens, naar een mens, naar het vaderland, naar G o d , heb gezien hoe hij b i j n a bezweek, heb h e m desondanks horen lachen en i n alle ernst overwinnen. Ik heb voor het eerst van m i j n leven gehuild o m een kunstwerk, i n het tweede deel van de symfonie, waar iets als een vreemde w r o e g i n g over me k w a m , die mij op de k n i e ë n wilde dwingen'. I n de ogen van zijn trouwste bewonderaars was M a h l e r meer d a n een componist, zoals vooral tot u i t i n g k w a m i n de extatische taferelen r o n d de p r e m i è r e van zijn grootschalige Achtste symfonie voor groot orkest, gemengde koren en verschillende vocale solisten i n september 1910 te M ü n c h e n . ' M a h l e r , de goddelijke d e m o n , bedwong hier onvoorstelbare massa's, zodat ze i n l i c h t b r o n n e n veranderden. Ongelooflijk groot was de innerlijke ervaring voor ieder die erbij mocht zijn. Ongelooflijk groot was ook het uiterlijk succes. A l l e n stortten zich op h e m . Ik wachtte achter het p o d i u m , diep ontroerd, tot de woeste b r a n d i n g was uitgewoed', zo schreef A l m a M a h l e r later. G e e n wonder dus dat zijn verschijning en composities heftige reacties teweegbrachten en voor- en tegenstanders tegen elkaar opzetten. M e e s t a l overheersten de tegenstanders, zeker onder de m u z i e k c r i t i c i . M a h l e r s m u z i e k werd d o o r hen met m i n a c h t i n g bejegend en afgedaan als banaal en eclectisch. S o m m i g e n zagen i n de componist zelfs een charlatan. Z o sprak de criticus van het Berlijnse Der Tag naar a a n l e i d i n g van de Vierde symfonie van een slechte grap. M a h l e r , zo meende deze kenner, wilde het publiek met deze compositie slechts voor de gek houden. ' H i j heeft dus alle i n g r e d i ë n t e n genomen die h e m ter beschikking stonden, een beetje Weens, een beetje H o n g a a r s en veel verveling, o m vier stukken te schrijven waarvan het derde iets h e r o ï s c h heeft vanwege de verbijsterende leegte ervan, reusachtig en oneindig als de woestijn... J a , zo is de heer M a h l e r ! O p al deze oude r o m m e l heeft hij o m alles te o m h u l l e n orkesteffecten gestapeld, waarbij hij n u eens een fluit laat piepen, dan weer een trompet laat loeien of een harp laat rinkelen...'. Dergelijke tegenstanders waren er ook i n N e d e r l a n d . N a a r aanleiding van de N e d e r l a n d se p r e m i è r e van de Derde symfonie i n oktober 1903 sprak O t t o K n a a p i n De Telegraaf van een marteling. E n De WareJacob schreef vol ironie: ' V o o r a l zijn 3de S y m p h o n i e houdt ' n schoone belofte voor de toekomst i n . Nergens banaliteiten! Nergens gemeenplaatsen, doch overal originaliteit van melodische v i n d i n g , gedurfde h a r m o n i e ë n , kleurrijke en toch niet te bonte toonschakeeringen, interessante dynamiek, motieven wemelende van rythmische eigenaardigheden een sobere en toch a u s d r ü c k v o l l e instrumentatie, het geheel doortrokken van den zuurdesem van echt-deutsche G e m ü t s t i e f e , wars van alle effectbejag, - dit is 't wat ons i n M a h l e r ' s tonengewrocht dadelijk den meester doet herkennen'. D e auteur waardeerde het d a n ook dat er onlangs een prijsvraag was uitgeschreven voor de beste ' H o l l a n d s c h e S y m 195
Gustav M a h l e r i n A m s t e r d a m
Met
Mahler-gemaal.
Afb. 4. Spotprent op de muziek van Gustav Mahler in De Ware Jacob van 7 november 1903. Naar een tekening van K o Doncker, Gemeentearchief Amsterdam. phonie, met p r o g r a m m a , systeem M a h l e r ' , dat w i l zeggen met een lengte tussen de vier en de acht u u r en een m i n i m a l e orkestbezetting v a n 200 m a n . D e prijs was uiteindelijk i n de wacht gesleept door Jacobus Varenhorst ('den welbekenden kapelmeester aan de GemeenteO p e r a te O s d o r p ' ) voor zijn 'Het westelijk viaduct te Amsterdam, dramatische symphonie i n zes deelen, voor groot orkest, slag en vliegwerk'. W i l l e m M e n g e l b e r g was er echter niet de m a n naar o m zich iets van deze kritiek aan te trekken. W a t h e m n u zo aantrok i n M a h l e r wordt uit het boek helaas niet duidelijk, m a a r feit is dat M a h l e r i n de chefdirigent van het Concertgebouworkest eindelijk i e m a n d v o n d die bereid was h e m onvoorwaardelijk te volgen, en wat belangrijker was, vast van z i n was zijn m u z i e k te propageren. M e n g e l b e r g w e r d d a a r i n bijgestaan door M a h l e r i a n e n als A l phons D i e p e n b r o c k en R u d o l f M e n g e l b e r g . I n A m s t e r d a m voelde M a h l e r zich thuis, o m 196
Gustav M a h l e r i n Amsterdam
r i n g d als hij daar was door vrienden die i n zijn m u z i e k geloofden, muziekliefhebbers die bereid waren zijn werken serieus te nemen en een orkest dat technisch i n staat was zijn c o m plexe partituren te spelen. I n 1904, 1906 en 1909 k w a m M a h l e r dan ook opnieuw naar A m sterdam o m er enkele van zijn werken te dirigeren. U i t v o e r i n g e n van werken van M a h l e r bleven echter incidenten. D a t veranderde n a de dood van de componist i n 1911. M e n g e l b e r g startte toen een heuse M a h l e r c a m p a g n e , uiteindelijk c u l m i n e r e n d i n het internationale Mahlerfeest van 1920. Tussen september 1911 en mei 1919 leidde hij het Concertgebouworkest i n maar liefst 106 concerten met werken van M a h l e r . M a a r of hij daarmee, zoals é é n van de schrijvers i n Mahler in Amsterdam stelt, i n deze periode ook een gewoon componist werd, is de vraag. D e Eerste, Vierde en Vijfde symfonie behoorden i n deze j a r e n inderdaad tot het repertoire van het orkest, m a a r de talrijke afwijzende reacties naar aanleiding van de Nederlandse p r e m i è r e s van de Zesde en Negende symfonie (in respectievelijk 1916 en 1918) maakten duidelijk dat M a h l e r s muzikale i d i o o m nog altijd geen gemeengoed was. Teleurgesteld schreef M a t t h i j s V e r m e u l e n over de Zesde symfonie, de symfonie met de twee hamerslagen i n het laatste deel: Wat m e n het eerst aan deze symphonie opmerkt is een fonkelnieuw instrument, dat tweem a a l i n het werk wordt gebruikt: een groote kist waarop een musicus uit alle macht slaat met een groote plank. I n het orchest heette dat reeds het H o o f d van J u t . M a h l e r wenschte daar een hamerslag en het doel is bereikt. M e n lachte er genoegelijk mee en bij alle respect voor M a h l e r zal m e n er altijd mee lachen want zoo iets staat aan de grenzen der verdwazing. D a n ziet m e n , dat de t r o m geslagen wordt met twee bezems en dat ritselt als het meest melancholische dorre hout. V e r d e r was er een n i e u w stel alpenklokjes, waarvan m e n zegt, 197
Gustav Mahler in Amsterdam
dat Mengelberg, pas uit Zwitserland teruggekeerd, ze meebracht ... Een grappenmaker in de zaal rammelde met een kopje en schoteltje terwijl de alpenklokjes tingelden en over de mozaïken-rijen der hoorders ritselde een lange glimlach - als het meest melancholische dorre hout. Pas na het Mahlerfeest veranderde de houding tegenover Mahler en zijn werk. De exaltatische toon van de bewonderaars van het eerste uur maakte plaats voor een nuchterder omgang, terwijl de kritieken zakelijker werden, al bleven sommige recensenten Mahler overdadige gevoelsexpressie, banaliteit en langdradigheid verwijten. Naast de exuberante Mahleruitvoeringen van Mengelberg ontstond in de jaren twintig en dertig ruimte voor andere benaderingen, zoals de 'Schubertiaanse' aanpak van Bruno Walter en de sobere, klassieke benadering van Otto Klemperer. De muziek van Mahler viel niet langer weg te denken uit het Amsterdamse muziekleven, al groeide de componist pas in de jaren zeventig uit tot de 'superster' die hij tegenwoordig is. Hoe dankbaar we Mengelberg voor zijn kruistocht voor Mahler mogen zijn, bewijst de bij het boek gevoegde cd, die de Amsterdamse Mahlertraditie door middel van fragmenten van uitvoeringen door Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink en Riccardo Chailly tot klinken brengt. Gaat dat horen.
Naast de i n de voetnoot vermelde publikatie is gebruik gemaakt van: H e n r y - L o u i s de la Grange, Op zoek naar Gustav Mahler (Zandvoort/Amsterdam 1995). N o r m a n Lebrecht, Gustav Mahler im Spiegel seiner Zeü, - portraitiert von Zeitgenossen ( Z ü r i c h / S t . Gallen 1990). A l m a Mahler-Werfel, Gustav Mahler, herinneringen en brieven (le dr. 1940; Amsterdam 1993). A l m a Mahler-Werfel, Mein Leben (le dr. 1960; Frankfort aan de M a i n 1988). Karl-Josef Muller, Mahler: Leben, Werke, Dokumenle ( M ü n c h e n 1988). E . Reeser, Een eeuw Nederlandse muziek 1815-1915 (2e dr.; Amsterdam 1986). E. Reeser, ed., Mahler und Holland: Briefe (Wenen 1980). Bruno Walter, Gustav Mahler (le dr. 1957; Zeist 1989). 198