Grafische kennis voor communicatieprofessionals - beter communiceren met het grafisch ontwerpbureau - kosten besparen op het creatieproces - beter het eindproduct kunnen beoordelen - completere kennis over grafische processen bij printed media
Maja Blauw - Communicatie & Creatie 2012, v3 - www.majablauw.nl
Inhoud De grafische wereld is heel divers. Van reclame- en designbureaus, tot offset- en zeefdrukkers en alles wat daar tussenin ligt. Grafici spreken bovendien een eigen taal: van dpi en pdf, ctp en dtp, gif en tif, overdruk en overvul en nog veel meer. Het meeste hiervan hoef je zelf nooit te weten. Maar er zijn bepaalde termen en wetenswaardigheden die wél van belang zijn voor niet-grafici. Kennis die de communicatie onderling zal verbeteren en ervoor zal zorgen dat het eindproduct beter aan jouw wensen voldoet.
Deze praktische wegwijzer is speciaal ontwikkeld voor professionals die werk uitbesteden aan grafische bedrijven. Een beknopte uiteenzetting over de belangrijkste grafische ins & outs op een need to know basis. Inhoudsopgave: 1. Kosten besparen 2. Vouwwijzes 3. Papier 4. Kleurgebruik 5. Resolutie 6. Bestandsformaten 7. Veelvoorkomende druktechnieken 8. Grafische termen A-Z Bijlage 1 - Standaard briefingformulier voor communicatiemiddelen Bijlage 2 - Standaard briefingformulier voor advertenties
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 2
1. Kosten besparen Bij het laten maken van een communicatiemiddel zoals een brochure, flyer, logo of website zijn er meer kosten bepalend dan alleen de ontwerp- en drukkosten. Je kunt veel voordeel behalen bij het geven van een goede briefing. Hoe completer je die maakt, des te beter de ontwerper jouw specifieke wensen begrijpt. Ook het beperken van correctierondes bespaart veel geld.
1a Complete briefings Grafische ontwerpen zijn vaak prijzig. Het ontwerpproces is tijdrovend en de gemaakte uren zijn kostbaar. Dure projecten zijn projecten zoals de restyle van de bestaande huisstijl of het maken van een website. Maar ook eenvoudiger zaken zoals het opmaken van brochure in de bestaande huisstijl kost al snel honderden euro’s. Aan de benodigde basistijd is niet zoveel te doen. Het is echter wel degelijk mogelijk om het proces niet onnodig langer te laten duren. Soms kosten ontwerpen wel 2 tot 3 keer zoveel tijd en geld dan werkelijk nodig was geweest. Dit is vaak aan de meegeleverde briefing van de opdrachtgever te wijten. Hou altijd in je achterhoofd dat degene die een communicatiemiddel voor je gaat maken, helemaal blanco is. Wanneer er gaten zitten in je briefing zal de ontwerper die zelf moeten vullen en interpreteren. Grote kans dat het niet wordt zoals je zelf voor ogen had. De ontwerper zal dan lay-outcorrecties moeten doen of soms zelfs helemaal opnieuw moeten beginnen. Ook wanneer je van tevoren een offerte laat maken, zullen de extra gemaakte kosten vanwege de onvolledige briefing meestal in de vorm van ‘auteurscorrecties’ er op de factuur bij komen. Soms berekent de ontwerper niet alle correcties door, maar het zal de werkrelatie niet ten goede komen wanneer dit te vaak gebeurt. Tip 1: Vraag je ontwerper om eerst een ‘ruw’ ontwerpvoorstel te maken. Zo kun je al vroeg in het traject zien of jullie op een lijn zitten. Sommige ontwerpers zijn nogal perfectionistisch van aard en hebben het ontwerp vaak al tot in de puntjes af wanneer jij het voor het eerst ziet. Als je het ontwerp dan niet zo mooi vindt, is dat voor beide partijen teleurstellend. Tip 2: Laat maximaal 2 van je collega’s zich met het ontwerp bemoeien. Wanneer meer personen echt noodzakelijk is, betrek ze dan alleen in het beginstadium, anders blijf je eindeloos afstemmen en aanpassen. Zoveel mensen, zoveel meningen. Als communicatieprofessional weet je waar het communicatiemiddel aan moet voldoen. De directeur of een collega van een andere afdeling heeft vaak andere belangen of voorkeuren. Praktische onderdelen in een briefing zijn: - het formaat van je communicatiemiddel, - het budget, - wel of geen toepassing van de huisstijl, - papiersoort, - deadline,
- het doel van het communicatiemiddel, - de vorm/vouwwijze, - gewenste uitstraling, - planning, - extra info die jij van belang acht.
Bijlage 1 - Standaard briefingformulier voor communicatiemiddelen Bijlage 2 - Standaard briefingformulier voor advertenties Een goede briefing is vaak al het halve werk. Maak er gebruik van. > > > vervolg op volgende pagina
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 3
1. Kosten besparen 1b Correcties beperken Er is nog een element van belang bij het besparen van kosten. Naast de lay-outcorrecties kunnen namelijk ook tekstcorrecties enorm tijdrovend werk zijn voor een vormgever. Het is best lastig om foutloze teksten aan te leveren. Maar lever wel zo schoon mogelijke tekst aan. Het liefst de geredigeerde en intern ge-akkordeerde tekst. Dan nog zullen er de nodige tekstcorrecties inzitten, maar dat is normaal en valt meestal gewoon binnen de offerte. 1 of 2 keer de puntjes op de ‘i’ zetten is heel normaal. Omvangrijke aanpassingen gaan echter wel in de papieren lopen. Behalve de uren die het corrigeren kost, lopen de planning en de deadline ook gevaar door al het corrigeren. Tip: Geef de correcties in 1 keer of in 1 document door. Correcties van verschillende mensen in meerdere documenten worden meestal niet goed verwerkt door een vormgever.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 4
2. Vouwwijzes Er zijn ongeveer tien gangbare en veelgebruikte vormen van gedrukte communicatiemiddelen. Afhankelijk van de bedoeling van het communicatiemiddel wordt een keuze gemaakt in de vorm en vouwwijze. De termen kaart, flyer, leaflet, folder, drieluikfolder, brochure, magazine en zigzagfolder zijn voor de meesten wel bekend. Toch worden deze termen nogal eens door elkaar gehaald. Hieronder worden de meest gangbare vormen besproken.
Tien veelvoorkomende vouwwijzes zijn: Kaart: 1 vel papier, aan 1 of 2 zijdes bedrukt. Vaak 12x15cm, A6- of A5-formaat. Wordt meestal gebruikt voor bv uitnodiging, ansichtkaart, toegangskaart, visitekaartje. Hier wordt stevig papier voor gebruikt. Meestal 170 - 300 grams. Flyer: 1 vel papier, aan 1 of 2 zijdes bedrukt, vaak A5-formaat. Wordt meestal in groter aantallen gedrukt en gebruikt om snel iets aan te kondigen. ~ Flyer: vlieger. Leaflet: 1 vel papier, vaak aan 2 zijdes bedrukt. Vaak A4-formaat. Wordt meestal gebruikt om 1 product of dienst te behandelen. ~ Leaflet: leaf = blad / bladvorm. Folder: 1 vel papier dat 1 of meer keer gevouwen is. Aan 2 zijdes bedrukt. Vaak A4-formaat. Wordt meestal gebruikt om 1 product of dienst te behandelen. Ook veel gebruikt voor nieuwsbrieven. ~ Folder: to fold = vouwen. Drieluikfolder: 1 vel papier dat 2 keer keer gevouwen is. Aan 2 zijdes bedrukt. Vaak 10x21 cm-formaat (A4-vel als basis) of A5-formaat (45x21cm als basis) Wordt meestal gebruikt om 1 product of dienst te behandelen. Deze vorm is ook heel geschikt wanneer 2 pagina’s niet genoeg is, maar 4 pagina’s teveel. ~ Folder: to fold = vouwen. Zigzagfolder: 1 vel papier dat 2 (of meer) keer gevouwen is. Aan 2 zijdes bedrukt. Vaak A6-formaat. Wordt meestal gebruikt als handig opzoek-document. Op iedere pagina beknopte info. Deze vorm is ook heel geschikt wanneer 2 pagina’s niet genoeg is, maar 4 pagina’s teveel. Vouwwijze in zigzag/harmonicavorm. Een variant is de wikkel-vouwfolder. De vouwwijze is dan net als een magazine-wikkel: de flappen naar binnen dicht gevouwen. ~ Zigzag: volgt de ‘Z’ vorm.
> > > vervolg op volgende pagina
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 5
2. Vouwwijzes Brochure: Meerdere vellen papier. De rug is geniet, gelijmd of genaaid. Vaak A4-formaat. Wordt meestal gebruikt om meerdere bedrijfs- producten of diensten te behandelen. Het aantal pagina’s is altijd deelbaar door 4. Bv 12, 16, 24, 32, 36 etc. De viervoud is noodzakelijk omdat de pagina’s vast moeten worden geniet of genaaid. Een los vel kun je niet vastmaken. ~ Brochure: ‘brocheren’ is een bindmethode. Magazine: Meerdere vellen papier. De rug is gelijmd, genaaid of geniet. Vaak A4-formaat. Wordt meestal gebruikt om allerlei artikelen, verhalen en foto’s te publiceren. Er is wel altijd een overkoepelend hoofdthema: bv sport, muziek, een bedrijf, gezondheid etc. Het aantal pagina’s is altijd deelbaar door 4. Bv 12, 16, 24, 32, 36 etc. De viervoud is noodzakelijk omdat de pagina’s vast moeten worden geniet of genaaid. Een los vel kun je niet vastmaken. ~ Magazine: magazijn/opslagplaats (van artikelen). Krant en dagblad: Meerdere vellen papier. Groot formaat. De ouderwetse standaardmaat is: 40 x 50cm. Veel kranten zijn sinds 2000 overgegaan op het tabloidformaat van 26,5 x 40 cm. Tabloidformaat is kleiner en daarom makkelijker vast te houden bij het lezen. De krant wordt gebruikt om allerlei artikelen, verhalen en foto’s te publiceren. Een ‘groot formaat’ krant is een van de weinige uitvoeringen die losse pagina’s kan bevatten en dus niet precies een viervoud aan pagina’s hoeft te hebben. Let op: Een tabloid moet wel een viervoud hebben, deze wordt namelijk met nietjes in de rug vastgezet. ~ Krant: afgeleide van courant. Courant betekent: veel gebruikt of gangbaar. (Kartonnen) verpakking: Is meestal 1 vel papier/karton. Dit vel wordt gevouwen en geplakt op een manier zodat er een doosje of envelop ontstaat. ~ Verpakking: iets om een pakje heen doen. Omhulsel. Afsluiting.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 6
3. Papier Papier bestaat in veel uitvoeringen, types en diktes. Bij het drukken van een communicatiemiddel is het belangrijk te kijken naar wat de meest geschikte papiersoort- en dikte is. Papier bestaat meestal in standaard papierdiktes, waaronder: 100gr, 120gr, 135gr, 150gr, 200gr, 250gr. Er zijn twee papiertypes die heel gangbaar zijn. Over het algemeen wordt de keuze gemaakt tussen HVO- of MC-papier. Deze types zijn goed verkrijgbaar.
Hieronder de verschillen tussen hvo- en mc-papier op een rijtje: HVO = houtvrij offset. - HVO wordt ook wel offset-papier genoemd. - HVO-papier is mat en heeft geen storende glans of lichtweerkaatsing, wat praktisch is bij een brochure met veel tekst, of voor een doelgroep die moeite heeft met lezen. - De kleur is spierwit. Echt veel witter dan MC. - Het papier voelt dikker / steviger aan dan MC bij hetzelfde gramsgewicht. - HVO is geschikt voor briefpapier en formulieren en laat zich beter beschrijven met een pen dan een MC-papier. - De helderheid van foto’s is iets minder dan bij het gladdere MC-papier. - Een glansvernis of laminaat is niet mogelijk bij HVO-papier. - De meeste offset-papieren zijn mat. Er zijn echter offset-soorten die wel glad zijn. Die zijn niet gecoat, maar door zware walsen gladder geworden. MC = Machine Coated. - MC-papier is glad en enigszins glanzend. Het wordt soms ook wel gloss-papier genoemd. - De kleur is wit, maar niet zo spierwit zoals HVO-papier. - Het papier voelt wat dunner / slapper aan dan HVO bij hetzelfde gramsgewicht. - MC wordt meestal gebruikt voor magazines, brochures en leaflets. Het laat zich echter wel iets moeilijker beschrijven met een balpen. - De helderheid van foto’s is zeer goed. Door de dichtheid van het papier blijven afbeeldingen lekker scherp en fris. - Een glansvernis of laminaat kan goed worden toegepast op MC-papier. - MC is eigenlijk hetzelfde als ‘gestreken’ (dus coated) papier. Er zijn verschillende soorten uitvoeringen van mc-papier: Gloss = gesatineerd MC Silk = mat gesatineerd MC Mat = ongesatineerd MC
Papiermerken Er bestaat een breed assortiment aan papiermerken. Voorbeelden zijn Hello, Oxford, Conqueror en IJsselprint. Iedere drukker kan deze merken bestellen bij papierleveranciers.
Milieukeurmerken Sommige papiersoorten zijn minder belastend voor het milieu. Deze zijn meestal voorzien van een milieukeurmerk.
> > > vervolg op volgende pagina
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 7
3. Papier FSC: staat voor Forest Stewardship Council. FSC stelt wereldwijde standaarden voor verantwoord bosbeheer op, met daaraan gekoppeld het FSC-keurmerk. Zo weet je zeker dat de grondstof van het papier niet afkomstig is uit tropisch regenwoud, maar uit verantwoord beheerde bossen. Wanneer voor drukwerk FSC-papier gebruikt wordt, mag het FSC-logo erop gebruikt worden. Mits de drukkerij zelf ook FSC-gecertificeerd is, anders mag dat niet. Iedere gecertificeerde drukkerij heeft een uniek FSC-nummer in het FSC-logo staan. FSC-papiersoorten zijn o.a. Conqueror, Signature en Revive.
Blauer Engel is een Duits ecologisch label dat wordt gecontroleerd door het Duitse ministerie van leefmilieu. Het wordt slechts toegekend aan producten die volledig beantwoorden aan alle milieunormen uit een strikt te volgen lastenboek. Het Blauer Engel-logo mag op drukwerk toegepast worden wanneer het op Blauer Engel toegekend papier wordt gedrukt. De drukkerij zelf hoeft niet Blauer Engel-gecertificeerd te zijn.
Het Nordic Swan-label is een Scandinavisch milieucertificaat dat wordt toegekend aan papierfabrikanten die de emissies tijdens de productie van papier op een zeer laag niveau weten te houden. Het label garandeert dat het product één van de minst milieubelastende is in zijn soort.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 8
4. Kleurgebruik Er bestaan diverse kleursystemen in de grafische industrie. De meest bekende zijn RGB, CMYK en Pantone. Het gebruikte systeem is afhankelijk van het communicatiemiddel en het productieproces. Wanneer iets gedrukt wordt is dat bijna altijd in CMYK. Producten of presentaties voor een beeldscherm zijn altijd in RGB.
CMYK: Cyaan (blauw), Magenta (roze), Yellow (geel), Key (zwart). Dit zijn de 4 proceskleuren: de basisinkten van iedere drukker over de hele wereld. Hiermee kan hij alle kleuren samenstellen die in drukwerk voorkomen. Als je een loep op een krant of magazine legt, zul je zien dat al die kleuren en foto’s zijn opgebouwd uit die 4 basisinkten. Een Yellow stipje naast of op een Cyaan stipje ziet er groen uit. De 4 basisinkten gaan één voor één op de drukpers. De laatste drukgang is Key (zwart). CMYK wordt ook wel full colour genoemd. Het is van belang dat bestanden voor de drukker dus geheel uit CMYK-waarden zijn opgebouwd. Kleurvlakken, foto’s, logo’s etc. mogen dus geen andere kleurwaarden bevatten zoals RGB of Pantone. Wanneer je een logo naar een grafisch bureau stuurt, zorg er dan voor dat deze uit CMYK-waarden is opgebouwd. Dit is heel eenvoudig in programma’s als Photoshop en Illustrator om te zetten.
Pantone: een drukinkt die een eigen kleurwaarde heeft en die gemengd de drukpers op gaat. Iedere Pantone-kleur heeft een eigen nummer (bijvoorbeeld Pantone 485). Iedere kleur is opgebouwd uit een aantal inkten waarvan het ‘inkt-recept’ wereldwijd is afgesproken. De kleur Pantone 485 (een mooie volle kleur rood) wordt dan ook overal ter wereld op dezelfde manier gemengd. Het gebruik van Pantone-kleuren zorgt ervoor dat er geen persoonlijke interpretatie meer mogelijk is. Zo kan er helder worden gecommuniceerd over kleuren. Pantone-kleuren worden zeer vaak voor de huisstijl van een bedrijf gekozen. PMS: Pantone Matching System. De termen ‘PMS’ en ‘Pantone’ betekenen/zijn hetzelfde. PMS 485 is hetzelfde als Pantone 485. Het maakt niet uit welke term je gebruikt. Pantonekleuren worden meestal gebruikt bij het drukken van huisstijlonderdelen zoals briefpapier en visitekaartjes. Maar ook bij krantadvertenties. Omdat full colour-advertenties vrij duur zijn, en zwart-wit onopvallend en soms saai, wordt er vaak gekozen om tweekleuren-advertenties te plaatsen. Meestal zwart + een Pantone-kleur. Dat zijn dan maar twee drukgangen in plaats van vier bij CMYK.
RGB: Red, Green, Blue. Dit zijn de kleuren waar beeldschermen (computer, iPod, mobieltje) gebruik van maken. Kleuren op beeldschermen worden opgebouwd uit licht en bestaan uit de tonen rood, groen en blauw. Uit die kleuren wordt alles opgebouwd. Wanneer je een loep op je monitor legt, zul je alleen maar rode, groene en blauwe streepjes zien, waaruit alle kleuren worden nagebootst. Beeldmateriaal dat nodig is voor digitale toepassingen zoals websites, powerpointpresentaties of intranet, moet zijn opgebouwd uit RGB-waardes.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 9
5. Resolutie Resolutie is een belangrijk maar lastig te doorgronden begrip. Het heeft te maken met de kwaliteit van digitale foto’s. Een foto van hoge resolutie is een foto van hoge, scherpe kwaliteit. De eenheid waarin resolutie wordt aangegeven is dpi, ofwel ‘dots per inch’. Dpi staat voor het aantal puntjes (dots) dat zich binnen 1 vierkante inch bevindt.
Je kunt resolutie een beetje vergelijken met een gebreide wollen trui. Een trui die strak gebreid is van fijne wol kan ook wel door iemand met een grotere maat gedragen worden. De trui rekt gewoon wat mee. Maar je kunt natuurlijk niet een kindertrui door een volwassene laten dragen, dan ga je ruimtes en gaten zien en gaat de trui raar en uitgerekt zitten. Zo is het ook bij foto’s: een beetje vergroten kan geen kwaad, maar je kunt niet een foto van 10x15cm gebruiken op een formaat van 20x30 cm, dat ga je echt zien. Materiaal dat gedrukt wordt, dient een resolutie van 300dpi te hebben. Materiaal dat met een inkjetplotter/printer wordt gedrukt, moet meestal 100dpi zijn. Materiaal dat voor beeldschermen bestemd is, moet 72dpi zijn. De resolutie is alleen van belang voor foto’s. Foto’s zijn zogenaamde pixel-bestanden: helemaal opgebouwd uit pixels (kleine stipjes). Kleurvlakken, lijnen en tekst zijn ongevoelig voor resolutie. Dat zijn zogenaamde vector-onderdelen, die helemaal zijn opgebouwd uit rechte of kromme lijnen. Vectorbestanden- of vormen zou je tot aan de maan kunnen vergroten zonder kwaliteitsverlies te hebben. Teksten of lijnen zullen ook dan gewoon scherp blijven. Dus als je een folder hebt zonder foto’s hoef je je geen zorgen te maken over resolutie. Maar: de meeste communicatiemiddelen bevatten wel degelijk foto’s om het product aantrekkelijker te maken en beter te laten communiceren. Wanneer je fotomateriaal gebruikt dat van een te lage resolutie is, krijg je in je drukwerk vage, wollige of gekartelde foto’s te zien. Dat is echt zonde van je communicatiemiddel. Tip 1: wanneer je zelf foto’s maakt met een digitale camera, let er dan op dat je de resolutie of beeldkwaliteit zo hoog mogelijk instelt. Grote kans dat anders jouw foto’s niet goed te gebruiken zijn. Tip 2: lever over het algemeen geen foto’s aan bij de ontwerper die van een website geplukt zijn. Internetfoto’s zijn 72dpi en daardoor ongeschikt voor drukwerk. Stockfoto-websites zijn natuurlijk een uitzondering. Dat is juist een plaats waar je hoge resolutiematieraal kunt downloaden. De resolutie van je beeldmateriaal is lastig zelf te beoordelen. Dit kan alleen met een programma als Photoshop en dan nog moet je weten waar je moet kijken. Lever je foto’s gewoon aan bij het ontwerpbureau, en vraag of de resolutie voldoende is. Wanneer je vermoedt dat het niet van hoge resolutie is, zeg dat er dan meteen bij, dan kijken ze het even na.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 10
6. Bestandsformaten Een bestandsformaat is het format, of type, waarin een bestand is opgeslagen. Het bestandsformaat wordt aangegeven door een extensie. Een extensie is de toevoeging van twee of meer letters die na de laatste punt in de bestandsnaam staat. Het fijne van een extensie is dat je meteen ziet met wat voor bestand je te maken hebt. Bijvoorbeeld bij ‘.doc’ weet je al direct dat het een Word-bestand is.
Er bestaan flink wat bestandsformaten. Je hebt .jpg, .psd, .tif, .eps, .ai en nog veel meer. Deze afkortingen zijn soms wat onduidelijk, maar wel degelijk afgeleides van het bestandsformaat. Bestandsformaten die in de grafische branche veel voorkomen zijn de volgende: .doc = van Microsoft Word en geeft aan dat het om een tekstbestand gaat. doc is een afgeleide van Document. .indd = InDesign Document. Adobe InDesign is het meestgebruikte opmaakprogramma van grafici. Hierin maken ze brochures, huisstijlen etc op. .qxd = QuarkXpress Document. QuarkXpress is de voorloper en concurrent van InDesign. Quark-Xpress wordt nog maar weinig gebruikt. .psd = een fotoformaat. Psd staat voor PhotoShop Document. Dit bestand bevat vaak meerdere lagen. Grafici werken hier graag mee omdat ze hem goed kunnen bewerken. Photoshop is een programma waarin je alleen maar pixel-bestanden kunt bewerken. Dat zijn foto’s, maar theoretisch gezien kun je ook logo’s omzetten van vector naar pixel, waarbij de gebruiksmogelijkheden wel meteen zeer worden beperkt. Een psd-bestand is meestal te zwaar om te e-mailen. .jpg = een fotoformaat. Ook wel jpeg genoemd. Jpg staat erom bekend dat het een ‘ingepakt’ ofwel gecomprimeerd bestand is. Ingepakte bestanden worden heel klein van Mb-grootte wanneer hij gesloten is. Wanneer hij geopend is, bijvoorbeeld in Photoshop, is hij veel zwaarder van Mb-grootte. Heel prettig om te e-mailen dus. jpg staat voor Joint Photographic Experts Group. Tip: soms worden logo’s omgezet of opgeslagen als jpg-bestand. Dat is alleen voor internetof Word-gebruik een nuttige actie. Over het algemeen is een logo als jpg-bestand zelden goed te gebruiken. Als pixelbestand is de resolutie namelijk ook meteen een belangrijke factor. Stuur dus geen jpg-logo’s naar een drukker of grafische studio als hij bestemd is voor drukwerk. .pdf = het bekende pdf-bestandsformaat. De held onder alle bestandsformaten. Met pdf kunnen oorspronkelijke InDesign-ontwerpen toch aan niet-grafici getoond worden, zonder dat er ook maar iets aan het ontwerp verandert. Vroeger moest er altijd een kleurenprintje worden gemaakt om het te presenteren. Sinds pdf kan het ontwerp gewoon gemaild worden. Pdf’s kunnen lage resolutie opgeslagen worden, om te tonen een klanten. Maar ook hoge resolutie, zodat de drukker daar vanaf kan drukken. Pdf staat voor Portable Document File. .ai = een illustratieformaat. Ai staat voor Adobe Illustrator. Illustrator wordt door grafici gebruikt om illustraties, logo’s, iconen en dergelijke mee te maken. Bijna alle logo’s bestaan als ai-bestand. .eps = hetzelfde als ai. Hij is alleen iets anders opgeslagen. Eps is afgeleid van Encapsulated PostSript. > > > vervolg op volgende pagina
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 11
6. Bestandsformaten ‘Inpak’programma’s: .zip of .winzip = een gecomprimeerd bestand. Veel gebruikt op pc’s. In een .zip kunnen meerdere bestanden staan. Niet alle Macs kunnen .zip bestanden zomaar openen. winzip staat voor Windows Zip. Zip staat voor sluiting of rits. .sit = een gecomprimeerd bestand. Veel gebruikt op de Macs van grafici. In een .sit-bestand kunnen net als .zip meerdere bestanden staan. sit is afgeleid van Stuffit.
Voor internet: .html = een web-formaat. Html geeft aan dat het om een internetbestand gaat. html staat voor HyperText Markup Language. Hypertext geeft aan dat dit bestand ‘links’ ofwel koppelingen ondersteunt in de tekst. .gif = een foto- of logoformaat die vooral voor de opmaak van websites wordt gebruikt. Het bijzondere van .gif formaten is dat hij delen transparant kan laten. Handig voor een logo op de website waar je de achtergrond omheen wilt zien, en niet zo’n lelijk wit vlak wilt krijgen. Gif is niet geschikt voor drukwerk. gif staat voor Graphics Interchange Format. .png = bijna hetzelfde als een .gif. Het zijn concurrenten. png staat voor Portable Network Graphic. Ook dit format is niet geschikt voor drukwerk.
Er bestaan nog veel meer bestandsformaten, maar wanneer je die tegenkomt kun je daar het beste gewoon even op Googlen.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 12
7. Druktechnieken Wanneer een ontwerp klaar is, moet er een keuze worden gemaakt naar wat voor drukkerij het bestand wordt gestuurd. Meestal gaat het bestand naar een offsetdrukkerij, digitale drukkerij, inkjetbedrijf of zeefdrukkerij.
Offset drukken is geschikt voor het drukken van hoge oplages. De minimale oplage is meestal 1.000 stuks. Maar 30.000 of 100.000 zijn geen gekke oplages voor een offsetdrukkerij. Offset is een Engelse term die ‘overzetten’ betekent. Behalve voor hoge oplages, is offset ook de techniek bij uitstek om Pantone-kleuren te drukken. Pantonedrukwerk kan bijvoorbeeld briefpapier zijn, maar het kan ook full colourdrukwerk zijn waaraan een vijfde kleur wordt toegevoegd, bijvoorbeeld zilver. Bij offset wordt gedrukt met drukinkten. Digitaal drukken is een grote concurrent van het offset drukken. De veel lagere prijzen en de veel snellere druktijd maken digitaal een aantrekkelijk alternatief voor offset. Digitaal drukken gebeurt niet op drukpersen met inkt, maar met printers die toner (poeder) gebruiken. Digitaal drukken heeft wel zijn beperkingen. Vaak is de oplage maximaal 500 of 1.000, kan er niet groter dan A3-formaat geprint worden en is Pantonekleuren printen nog bijna onmogelijk. Er zijn digitale drukkerijen die bovenstaande al wel kunnen, maar die zijn nog flink in de minderheid. ‘Digitaal’ zal wel steeds meer mogelijkheden gaan bieden en een volwaardig alternatief zijn voor de conventionele drukmethoden. Zeefdruk is zeer geschikt voor het bedrukken van ongewone oppervlaktes zoals hout, metaal, t-shirts, golfballen, glaswerk, apparatuur, CD’s, etc. Zeefdruk wordt in de kunstwereld en in de industrie veel toegepast. Maar het wordt ook veel gebruikt om gadgets of relatiegeschenken te bedrukken met een bedrijfslogo. Zeefdruk is dus heel flexibel maar levert een minder scherp beeld op dan offsetdruk. Inkjet is een techniek die wordt gebruikt voor het beprinten van grote oppervlaktes zoals billboards, vlaggen, spandoeken. Een inkjetprinter is een groot apparaat waar met inkten doek of papier bedrukt kan worden. Het maakt daarbij meestal niet uit of je maar 1 kleur of vier kleuren op je ontwerp hebt: dat heeft dezelfde prijs. Inkjet is ook heel geschikt voor het bedrukken van CD’s. Vooral bij oplages tot 100 of 250 stuks wordt die techniek veel gebruikt. Inkjet levert de beste kwaliteit CD-bedrukkingen op. Bij oplages vanaf 100 of 500 stuks wordt vaak voor offset gekozen. Zeefdruk kan ook, maar levert het minst mooie resultaat.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 13
8. Grafische termen A - Z A-formaat: Eenheidsformaat voor papier. Bijvoorbeeld A4, A3, A2. Aflopend: wanneer de bedrukking helemaal tot aan de rand van het papier loopt. Bij aflopend drukwerk moet de bedrukking (het ontwerp) 3mm rondom langer doorlopen in het document. Dit is nodig omdat een drukker nooit helemaal exact kan schoonsnijden. Wanneer je geen 3mm afloop toepast, ontstaan er vrijwel zeker ongewenste witte papierstreepjes bij de snijranden. Afloop is ook heel belangrijk bij ‘hele pagina advertenties’. Aanmaakdrukwerk: Een ontwerp waarbij het standaard papier- of envelop-assortiment van de groothandel niet gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld bij een bijzonder envelopformaat of gestanste kaart. Bladspiegel: Het formaat van 1 pagina uit een brochure, magazine of krant. Een bladspiegel kan bijvoorbeeld 21 x 29,7 cm zijn. CMYK: Cyaan (blauw), Magenta (roze), Yellow (geel), Key (zwart). Dit zijn de 4 proceskleuren. De basisinkten van iedere drukker over de hele wereld. Hiermee kan hij alle kleuren samenstellen die in drukwerk voorkomen. Corps: Lettergrootte van een tekst, uitgedrukt in punten, bijvoorbeeld 10 pt. Drukproef: Een digitale of papieren weergave van het uiteindelijke drukwerk. De drukproef wordt gebruikt om een laatste controle mee uit te voeren op vorm en inhoud. In de drukproef kunnen nog (belangrijke) fouten aangegeven worden. Pas na akkoord op de drukproef wordt het drukwerk gedrukt. NB. Het is kostbaar om te corrigeren in een drukproef: doe dit alleen als het echt noodzakelijk is. DTP: Desk Top Publishing. Het betekent dat je met behulp van het computerbureaublad dingen opmaakt. Dus digitaal. De term DTP is ontstaan toen de computer het opmaakwerk voor een deel overnam. Voor die tijd werd alles handmatig met losse letters en metalen afbeeldingen (clichés) opgemaakt. DTP’en: Het technisch in orde maken van een ontwerp. Hierbij worden zaken als overlap, kleur, transparanties, resolutie en fonts bekeken en gecontroleerd. DTP zorgt ervoor dat het ontwerp zoals het bedoeld is ook daadwerkelijk uit de persen rolt. DTP’er: Een professional die grafische producten met de computer als gereedschap maakt. De DTP’er is op een grafische studio degene met de meeste technische kennis. Soms besteedt een grafisch ontwerper het DTP’en van een ontwerp uit aan de DTP’er. Duotone Betekent letterlijk: twee tonen (kleuren). In duotone drukwerk worden maar twee kleuren gebruikt. Vaak zwart en een (huisstijl) Pantonekleur naar keuze. Font: De grafische naam voor een lettertype. Fonts zijn bijvoorbeeld Helvetica, Arial, Times. Full-color: Vierkleurendrukwerk. De kleuren zijn opgebouwd uit de vier basisinkten (cyaan, magenta, geel en zwart). Met deze kleuren kunnen bijna alle kleuren nagebootst worden.
> > > vervolg op volgende pagina
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 14
8. Grafische termen A - Z Huisstijl: Een duidelijk herkenbare vormgeving voor het bedrijfsdrukwerk. Het briefpapier, visitekaartje, website en brochures geven het bedrijf een eigen en herkenbare uitstraling. Het logo en de huisstijlkleur vormen belangrijke elementen van een huisstijl. Een huisstijl dient goed bewaakt en ge-implementeerd te worden door de afdeling Communicatie. Kapitaal: Hoofdletter. Bijvoorbeeld ‘A’ Ondercast: Kleine letter, een niet-hoofdletter. Bijvoorbeeld ‘a’ Pantone: Een drukinkt die vantevoren gemengd is en overal ter wereld dezelfde kleur heeft. Bijvoorbeeld Pantone 475. Iedere drukker moet die kleur uit dezelfde verfsoorten en -hoeveelheden mengen. Pantone-kleuren worden vaak bij huisstijlen gebruikt. Zo blijft de kleur van bijvoorbeeld het logo altijd gewaarborgd. Pantone wordt ook vaak PMS genoemd. Plano: de platte of opengevouwen maat van het communicatiemiddel. Wanneer je een folder of verpakking openvouwt, zijn de totale breedte- en hoogtemaat het plano-formaat. PMS: Een wereldwijd vaststaand kleursysteem. PMS = Pantone Matching System RGB: Red, Green, Blue. Dit zijn de kleuren waaruit beeldschermen (computer, I-pod, mobieltje) zijn opgebouwd. Kleuren op beeldschermen worden opgebouwd uit licht en bestaan uit de tonen rood, groen en blauw. Uit die kleuren wordt alles opgebouwd. Spread: Twee pagina’s naast elkaar. Wanneer je een brochure of krant openslaat, zie je een spreadpagina. Stockfotografie: ‘Stock’ is het Engelse woord voor voorraad. Stockfoto’s zijn foto’s die al gemaakt zijn en waarbij je keuze hebt uit enorme voorraden. Het is prijzig en tijdrovend om zelf foto’s te laten maken. Stockfotografie is dan een praktisch alternatief. Er bestaan gratis stockwebsites (www.sxc.hu) maar ook veel betaalde (www.stockxpert.com). Stramien: Een stramien wordt gebruikt bij bijna alle drukwerken. Binnen een stramien zijn de afspraken vastgelegd over bijvoorbeeld de breedte van tekstkolommen, hoeveel wit er rondom de pagina wordt gebruikt, welk lettertype en kleur er worden gebruikt. Een stramien is niet alleen praktisch voor de ontwerper, het zorgt er ook voor dat de vormgeving voor een bedrijf herkenbaar blijft. Zetspiegel: Dat gedeelte van een pagina waarbinnen tekst en beeld mag worden geplaatst. Bij een krant of brochure loopt de tekst nooit helemaal tot aan de randen, er zit altijd een witte marge omheen. Het (door de ontwerper bepaalde) gedeelte binnen die witte marge is de ´zetspiegel´.
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 15
Bijlage 1 - Standaard briefingformulier voor printed communicatiemiddelen Algemene gegevens: Bedrijf: Telefoon: Kostenplaats/opdrachtcode:
Contactpersoon: E-mail:
Communicatiemiddel: Leaflet Folder Brochure Poster Advertentie (zie advertentieformulier) Anders: Formaat: A0 A1 A2 A3 A4 A5 Anders: (in millimeter) . . . . . . x . . . . . . mm Kleurgebruik: Full colour Zwart + PMS Anders:
Zwart-wit Full colour + PMS
Vormgeving: Gebruik huisstijl: Ja / Nee Papiersoort: Gesatineerd mc Milieuvriendelijk FSC
Houtvrij Offset (hvo) Anders:
Planning in dagen: Briefing: . . . . - . . . . - . . . . Input/kopij: . . . . - . . . . - . . . . 1e ontwerpvoorstel: . . . . - . . . . - . . . . Correctieronde: . . . . - . . . . - . . . . 2e ontwerpvoorstel: . . . . - . . . . - . . . . Correctieronde: . . . . - . . . . - . . . . Akkoord op ontwerp: . . . . - . . . . - . . . . Naar drukker: . . . . - . . . . - . . . . Leveren van drukwerk . . . . - . . . . - . . . . Gewenste levertijd: Datum: . . . . - . . . . - . . . . Beschikbaar budget Euro: Doel van het communicatiemiddel / aanvullende info:
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 16
Bijlage 2 - Standaard briefingformulier voor advertenties Algemene gegevens: Bedrijf: Telefoon: Kostenplaats/opdrachtcode:
Contactpersoon: E-mail:
Advertentiesoort: Personeelsadvertentie (PA) Anders:
Gewone advertentie (GA)
Naam blad / uitgave: Formaat: In millimeter: . . . . . . mm (breed) x . . . . . . mm (hoog) Hele pagina Halve pagina Kwart pagina Anders Plaatsingsdatum: Datum: . . . . - . . . . - . . . . Kleurgebruik: Zwart-wit Zwart + PMS steunkleur
Full colour Full colour + PMS steunkleur
Plaats deze zelfde advertentie ook in: naam blad / uitgave: ........................ Formaat: In millimeter: . . . . . . mm (breed) x . . . . . . mm (hoog) Hele pagina Halve pagina Kwart pagina Anders Plaatsingsdatum: Datum: . . . . - . . . . - . . . . Kleurgebruik: Zwart-wit Zwart + PMS steunkleur
Full colour Full colour + PMS steunkleur
Vormgeving: Gebruik huisstijl: Ja / Nee Gewenste uitstraling / aanvullende info: -
Grafische kennis voor communicatieprofessionals
pagina 17