Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
INTERN DOCUMENT VVKSO DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 CODIS/DOC/08/23 2008-05-20
Globale puntenenveloppe 2009 : visieontwikkeling Inhoudstafel 1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.2.6 1.2.7 2 3 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.1.1 5.3.1.2 5.3.2 6 6.1 6.2 6.3 7 8
Uitgangspunten ................................................................................................................................... 2 Tekst cao VIII....................................................................................................................................... 2 Principes VVKSO ................................................................................................................................ 3 Berekeningswijze van de globale puntenenveloppe...................................................................... 3 Ongekleurde globale puntenenveloppe........................................................................................... 3 Bijkomend ambt van beleidsmedewerker (of stafmedewerker?) ................................................. 3 Omkadering voor de schoolbesturen ............................................................................................... 3 Vaste benoeming aan de scholengemeenschap ........................................................................... 3 Inzetbaarheid op andere locaties dan de instelling van affectatie ............................................... 4 Invoering nieuwe puntenwaarden..................................................................................................... 4 Opdracht voor elke scholengemeenschap...................................................................................... 4 Omvang van de globale puntenenveloppe...................................................................................... 5 Verdeling van de globale puntenenveloppe.................................................................................... 7 Punten voor de centrale werking op het niveau van de scholengemeenschap......................... 7 Minimum voorafname is gelijk aan de grootte van de huidige forfaitaire enveloppe ................ 7 Voorafname tot 10 % van de globale puntenenveloppe ............................................................... 7 Uitbreiding van de voorafname boven 10 % van de globale puntenenveloppe......................... 7 Punten voor de lokale werking van de scholen .............................................................................. 8 Aanwending van de globale puntenenveloppe............................................................................... 8 Flexibiliteit............................................................................................................................................. 8 Nieuw ambt .......................................................................................................................................... 8 Aanwending in twee categorieën...................................................................................................... 9 Bestuurs- en onderwijzend personeel.............................................................................................. 9 Bestuurspersoneel .............................................................................................................................. 9 Onderwijzend personeel .................................................................................................................. 10 Beleids- en ondersteunend personeel ........................................................................................... 10 Statuut van de personeelsleden, aangesteld op basis van globale puntenenveloppe........... 10 Personeelsleden aangesteld op het niveau van de scholengemeenschap ............................. 10 Personeelsleden aangesteld op het niveau van de school......................................................... 11 Nieuw ambt van beleidsmedewerker, aangesteld op het niveau van de school en/of scholengemeenschap....................................................................................................................... 11 Inzetbaarheid personeel aangesteld op basis van globale puntenenveloppe ......................... 11 Salarisschaal en puntenwaarde van de verschillende ambten, opgericht op basis van de globale puntenenveloppe ................................................................................................................. 11
2 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
1
Uitgangspunten
Aan de hand van voorliggend document wil het VVKSO een kader schetsen dat aan de scholen mogelijkheden aanreikt om -naar aanleiding van de invoering van de globale puntenenveloppe vanaf 1.9.2009- een eigen visie te ontwikkelen en om een organisatiestructuur uit te tekenen voor de eigen scholengemeenschap. Het VVKSO hanteert daartoe een dubbel uitgangspunt: enerzijds de inhoud van de cao VIII zelf, anderzijds een aantal eigen principes. In punt 1.1 wordt letterlijk geciteerd uit de cao VIII. In punt 1.2 worden de principes samengevat.De inhoud van de cao, evenals de principes van het VVKSO zelf, worden in de volgende punten 2 tot 8 verder toegelicht.
1.1
Tekst cao VIII
Met betrekking tot de globale puntenenveloppe is in de cao VIII voor het onderwijs, gesloten voor de periode 2005-2009 en ondertekend op 5 oktober 2006, het volgende vastgelegd: “Op 1 september 2009 zullen alle school- en scholengemeenschapondersteunende punten worden samengevoegd tot één puntenenveloppe. Ook de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel (met uitzondering van de directeur) worden aan deze puntenenveloppe toegevoegd. Deze puntenenveloppe wordt toegekend aan de scholengemeenschap. Het gaat om de punten van: •
de forfaitaire puntenenveloppe;
•
de punten taak- en functiedifferentiatie;
•
de selectie- en bevorderingsambten;
•
het ondersteunend personeel.
De enveloppen worden bepaald overeenkomstig de vigerende regelgeving. Het gaat niet om een besparingsoperatie. Het bestuursorgaan van de scholengemeenschap bepaalt, na onderhandelingen in het bevoegd comité, de criteria die zullen worden gehanteerd om deze punten over de verschillende scholen te verdelen. Bereikt de scholengemeenschap hierover geen akkoord, dan verdeelt de scholengemeenschap de punten over haar scholen overeenkomstig de parameters volgens dewelke ze zijn toegekend. De scholengemeenschap kan tot maximum 10 % van de totale puntenenveloppe voorafnemen om haar beleid betreffende functie- en taakdifferentiatie op niveau van de scholengemeenschap gestalte te geven. Deze 10 % kan nooit minder bedragen dan de grootte van de huidige forfaitaire enveloppe (120 punten, eventueel verhoogd met bijkomende schijf/schijven van 60 punten). De scholengemeenschap kan meer dan 10 % voorafnemen, als zowel over de besteding van deze punten als de gevolgen hiervan op de personeelsleden binnen het bevoegd lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap een akkoord wordt bereikt. De scholengemeenschap verschaft ten aanzien van het lokaal comité en ten aanzien van het personeel van de scholengemeenschap volledige klaarheid over de functies die ze op niveau van de scholengemeenschap creëert met de punten uit de voorafname. Ze toont ook aan dat deze functies het beleid betreffende functie- en taakdifferentiatie op niveau van de scholengemeenschap daadwerkelijk ondersteunen. De verdeling van deze puntenenveloppe mag niet tot gevolg hebben dat bijkomend personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij ze onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledige schooljaar. De betrekkingen die op basis van de voorafname worden ingericht, komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming. De personeelsleden werken voor de totaliteit van de scholengemeenschap. Inwerkingtreding: 1 september 2009”
3 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
1.2
Principes VVKSO
Naar aanleiding van de invoering van de globale puntenenveloppe wil het VVKSO een aantal principes ter bespreking voorleggen. Als deze principes voldoende gedragen zijn door de scholen, kan het VVKSO wegen op het beleid dat de overheid ter zake nog moet uitstippelen. Het VVKSO pleit voor zo weinig mogelijk decretale beperkingen. Scholen en scholengemeenschappen moeten maximaal gebruik kunnen maken van de globale puntenenveloppe. Zowel de huidige besteding van de punten als nieuwe vormen van aanwending moeten mogelijk zijn. 1.2.1
Berekeningswijze van de globale puntenenveloppe
Als alternatief voor de huidige berekeningswijze van de afzonderlijke puntenenveloppen kiest het VVKSO voor een inbreng per leerling: elke leerling van de scholengemeenschap is goed voor een aandeeltje van de oorspronkelijke enveloppe OP, de enveloppe PTF, de forfaitaire puntenenveloppe en de ‘enveloppe’ selectie- en bevorderingsambten. Het aandeel kan verschillen van leerling tot leerling, afhankelijk of het een aso- of bso- of tso- of kso-leerling is en afhankelijk ook van het studiegebied waaronder de zijn/haar gekozen studierichting ressorteert. 1.2.2
Ongekleurde globale puntenenveloppe
Zodra alle aandelen van elke leerling van de scholengemeenschap in de globale puntenenveloppe zijn ingebracht, worden de punten ongekleurd. Met het oog op een flexibele aanwending van de punten hoeft de overheid geen percentages van aanwending op te leggen (bv. minimum 40% van de punten moet gereserveerd worden voor wervingsambten van het ondersteunend personeel). Bij aanvang, zeker in het schooljaar 2009-’10 en waarschijnlijk ook in volgende schooljaren, blijft de globale puntenenveloppe onvermijdelijk nog ‘gekleurd’. Alle scholengemeenschappen moeten immers rekening houden met een historisch passief van vastbenoemde personeelsleden. Deze personeelsleden mogen niet ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking. Het kan uiteraard ook niet de bedoeling zijn om ondoordacht bestaande functies die reeds vele jaren hun waarde hebben bewezen, op de helling te plaatsen of uit te hollen. 1.2.3
Bijkomend ambt van beleidsmedewerker (of stafmedewerker?)
Samen met de invoering van de globale puntenenveloppe wil het VVKSO de gelegenheid aangrijpen om nieuwe functies (bv. boekhouder, preventieadviseur…) een plaats te geven in de organisatiestructuur van de school/scholengemeenschap. De categorie van het ondersteunend personeel wordt uitgebreid met een nieuw selectieambt van beleidsmedewerker (of stafmedewerker?). Een beleidsmedewerker (of stafmedewerker?) is in een ondersteunende functie mee verantwoordelijk voor het beleid van de school of van de scholengemeenschap. 1.2.4
Omkadering voor de schoolbesturen
Het VVKSO hecht veel belang aan de professionalisering van de schoolbesturen, vandaag én in de toekomst. Zonder afbreuk te doen aan de grote verantwoordelijkheid op basis van vrijwilligheid, moet men in de mogelijkheid voorzien, bv. voor scholengemeenschappen met één bestuur, om punten uit de globale puntenenveloppe rechtstreeks aan te wenden voor mensen die werken voor het schoolbestuur. 1.2.5
Vaste benoeming aan de scholengemeenschap
De personeelsleden, aangesteld in de voorafname van de globale puntenenveloppe, zullen werken voor de totaliteit van de scholengemeenschap. Deze betrekkingen komen voorlopig niet in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming. Omdat de mogelijkheid tot vaste benoeming meer continuïteit
4 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
biedt en attractiever is voor gekwalificeerd personeel, pleit het VVKSO ervoor dat een tijdelijke aanstelling en een vaste benoeming aan de scholengemeenschap mogelijk wordt. 1.2.6
Inzetbaarheid op andere locaties dan de instelling van affectatie
Om het beleidsvoerend vermogen van de scholengemeenschap verder uit te bouwen is een schooloverstijgende inzetbaarheid wenselijk. Daarom is het verdedigbaar om in de mogelijkheid te voorzien personeelsleden te laten presteren op een andere plaats dan de instelling van affectatie. 1.2.7
Invoering nieuwe puntenwaarden
Opdat personeelsleden de stap zouden zetten naar functies met een grotere verantwoordelijkheid, moet de onderlinge loonspanning (bv. tussen adjunct-directeur en directeur, of tussen leraar en adjunctdirecteur) voldoende groot zijn. De huidige puntenwaarden (nu beperkt tot 63, 82 en 120) die gekoppeld zijn aan verschillende salarisschalen, zullen daarom moeten gedifferentieerd worden.
2
Opdracht voor elke scholengemeenschap
De globale puntenveloppe die toegekend wordt aan de scholengemeenschap, groepeert zowel de middelen voor de werking van de scholengemeenschap als de middelen voor het ondersteunend personeel en voor de beleidsfuncties in de individuele scholen. De directiefunctie blijft evenwel buiten de globale puntenenveloppe en wordt rechtstreeks aan elke school toegekend. Ook de coördinator dbso blijft buiten de globale puntenenveloppe (dat geldt ook voor de internaatsbeheerder en voor de vanaf 2008’09 gesubsidieerde studiemeester-opvoeder van de internaten; immers, internaten behoren als dus danig niet tot een scholengemeenschap). Het werken met een globale puntenenveloppe zal gelden voor het volledig secundair onderwijs, zowel voor het gewoon onderwijs als voor het buitengewoon onderwijs. Met ingang van het schooljaar 2008’09 zullen 26 buso-scholen behoren tot 20 verschillende scholengemeenschappen. De toekenning van de middelen aan de scholengemeenschap brengt een opportuniteit mee: alle actoren van de scholengemeenschap zullen zich moeten buigen over de vraag op welk niveau – het niveau van de school en/of het niveau van de scholengemeenschap – bepaalde taken en bevoegdheden het best worden uitgeoefend. Pas als deze vraag een duidelijk antwoord heeft gekregen, kunnen de besteding en de verdeling van de middelen worden uitgetekend. Het wordt een uitdaging voor elke scholengemeenschap om over het subsidiariteitsprincipe te reflecteren en het ten volle te laten spelen. Door de verwachte denataliteit zal de globale puntenenveloppe in de toekomst niet toenemen. Het zal er dus op aankomen de middelen te kanaliseren en zo optimaal mogelijk in te zetten. Het uitgangspunt van deze reflectie kan het huidige organisatiemodel van de eigen scholengemeenschap zijn. Op meerdere plaatsen zijn de krachten en middelen voor specifieke bevoegdheden (bv. personeelsadministratie; boekhouding; centrale preventiedienst; e.d.) reeds gebundeld op het niveau van de scholengemeenschap met een grotere professionalisering tot gevolg. Het werkt pas goed wanneer daardoor belastende taken worden weggenomen van de individuele scholen. In deze scholen komt dan ruimte vrij voor de personeelsleden om meer begeleidende taken ten gunste van de leerlingen op te nemen. De punten van de globale puntenenveloppe die, na de voorafname, aan de scholen toegekend worden, zullen het mogelijk maken om in elke school naast leden van het ondersteunend personeel, ook personeelsleden geheel of gedeeltelijk aan te stellen in beleidsfuncties. Zo kan er op het niveau van de school een directieteam samengesteld worden waarin ieder lid van het team zijn eigen competenties verder kan professionaliseren. Het is uiteraard niet de bedoeling om op één of andere wijze te raken aan de respectieve schoolculturen. Het is ook een heel belangrijke opdracht van de schoolbesturen om ten gronde mee te reflecteren. Het besturen van scholen en scholengemeenschappen wordt met de dag complexer. Het is zeer de vraag of alle verantwoordelijkheid blijvend kan worden opgenomen op basis van vrijwilligheid. Het VVKSO is
5 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
ervan overtuigd dat vrijwillige inzet een heel belangrijke troef is van het katholiek onderwijs maar dit principe zal slechts overeind blijven wanneer bestuurders niet overbevraagd worden. Nadenken over een bundeling van krachten op het niveau van de schoolbesturen binnen eenzelfde scholengemeenschap kan een stap zijn om de versnippering van expertise tegen te gaan en om de professionalisering te vergroten. In de aanloop naar de globale puntenenveloppe pleit het VVKSO dus voor een open maar grondige gedachtewisseling tussen alle verantwoordelijken van de scholengemeenschappen – zowel de besturen en schooldirecties als de personeelsdelegaties – over het toekomstige organisatiemodel binnen hun scholengemeenschap. Men moet daarbij durven denken over samenwerking, verder dan tot op heden het geval is. De besteding en de verdeling van de globale puntenenveloppe zullen volledig door het gekozen organisatiemodel bepaald worden.
3
Omvang van de globale puntenenveloppe
Het VVKSO gaat er vanuit dat in principe geen uitbreiding van punten te verwachten valt in vergelijking met de huidige situatie. Anderzijds wordt beklemtoond dat het niet om een besparingsoperatie gaat. Conform de toezeggingen in cao VIII zal de globale puntenenveloppe worden samengesteld door de enveloppe ondersteunend personeel (inclusief de waarborgregeling voor ondersteunend personeel van buso-scholen in de scholengemeenschap tot 2011), de forfaitaire puntenenveloppe, de enveloppe taaken functiedifferentiatie en de in punten omgezette selectie- en bevorderingsambten. Het ondersteunend personeel vormt een aparte personeelscategorie. De selectie- en bevorderingsambten behoren tot de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel. Naast deze twee personeelscategorieën zijn er nog vijf andere die enkel voorkomen in het buso: de categorie van het medisch personeel, de categorie van het paramedisch personeel, de categorie van het psychologisch personeel, de categorie van het orthopedagogisch personeel en de categorie van het sociaal personeel. Het VVKSO gaat er vanuit dat ook deze eigen omkadering van de betrokken buso-scholen zal toegevoegd worden aan de globale puntenenveloppe van de scholengemeenschap. Voorliggend document gaat voorlopig niet verder in op deze personeelscategorieën. De punten ICT-coördinatie blijven buiten de globale puntenenveloppe.
ONDERST.
FORFAIT.
PERSONEEL + PUNTENENV. +
PUNTEN TAAK- EN FUNCTIEDIFFERENTIATIE
SELECTIEEN + BEVORD. = AMBTEN
incl. waarborg buso
tot max. 14 miljoen euro
GLOBALE PUNTENENVELOPPE
6 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
VAN DE SCHOLENGEMEENSCHAP
Bedenkingen: –
Berekeningswijze Het is vooralsnog niet volledig duidelijk op basis van welke criteria het aantal punten voor de globale puntenenveloppe zal berekend worden. > Men zou kunnen aannemen dat de vigerende regelgeving aangehouden wordt ter berekening van de forfaitaire enveloppe (op basis van het aantal leerlingen in de scholengemeenschap), van de enveloppe taak- en functiedifferentiatie en van de enveloppe ondersteunend personeel (telkens op basis van het aantal regelmatige leerlingen en van het pakket uren-leraar). De punten van de drie enveloppen zouden dan samengevoegd worden in de globale puntenenveloppe. Het VVKSO is vragende partij om de huidige verdeelsleutel van beide componenten te wijzigen. Momenteel: aantal leerlingen: 30 % en uren/leraar: 70 %. Het VVKSO vraagt een wijziging van de verdeelsleutel: aantal leerlingen: 50 % en uren/leraar: 50 %. De huidige personeelscapaciteit van selectie- en bevorderingsambten zal ook moeten worden omgerekend naar punten, met uitzondering van de directeur en van de coördinator dbso. De wijze van “omzetting” van de selectie- en bevorderingsambten naar punten blijft echter onbekend. > De invulling van de globale puntenenveloppe zou evenwel ook kunnen gebeuren op basis van al le leerlingen van de scholengemeenschap die een ‘rugzakje’ met punten inbrengen. Elk rugzakje van elke leerling bevat een aandeeltje uit de enveloppe OP, de enveloppe PTF, de forfaitaire enveloppe en de ‘enveloppe’ selectie- en bevorderingsambten. Niet alle rugzakjes wegen even zwaar (cfr. aso-leerling, bso-leerling, leerling van studiegebied a, b, c…). Zodra de verschillende punten in het rugzakje zijn gedeponeerd, worden ze ongekleurd. Dit wil zeggen: de overheid legt geen bijkomende beperkingen op over de wijze van aanwending van de punten.
_
Voldoende omvang en waarborg De globale puntenenveloppe moet minimum voldoende groot zijn om de huidige personeelsomkadering in te richten. Het VVKSO rekent hierbij ook de personeelsleden die momenteel in een gedoogjaar zitten of die in niet-organieke betrekkingen zijn opgenomen (bijvoorbeeld via de restpunten TA/TAC; …). Het VVKSO gaat er tevens vanuit dat artikel 78 van het decreet SO van toepassing blijft (tewerkstelling op persoonlijke titel van terbeschikkinggestelde directeurs en adjunct-directeurs ten gevolge van een herstructurering van instellingen of van het onderwijsaanbod in een niet-organieke personeelsformatie toegevoegd aan de scholengemeenschap). Op het moment van ‘omzetting’, bij aanvang van het schooljaar 2009-’10, blijft de omvang van de globale puntenenveloppe gewaarborgd, minstens op het niveau van de scholengemeenschap. –
Simulaties ter controle Het VVKSO maakt momenteel simulaties van de bestaande omkadering van een aantal scholengemeenschappen. Dat moet toelaten om straks de nieuwe omkadering van de scholengemeenschap onmiddellijk te toetsen aan de huidige situatie.
7 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
4
Verdeling van de globale puntenenveloppe
Met het oog op een verdeling van de beschikbare punten van de globale puntenenveloppe is er een open communicatie nodig over de behoeften van de individuele scholen. Dit laat toe de noden af te wegen tussen de scholen onderling en ten aanzien van de scholengemeenschap, zoals beschreven in hoger vermeld punt 2.
4.1
Punten voor de centrale werking op het niveau van de scholengemeenschap
De scholengemeenschap doet een voorafname uit de globale puntenenveloppe om haar beleidskader uit te bouwen. Voor het statuut van deze personeelsleden, aangesteld op het niveau van de scholengemeenschap, wordt verwezen naar punt 6.1. 4.1.1
Minimum voorafname is gelijk aan de grootte van de huidige forfaitaire enveloppe
Het huidige kader op het niveau van de scholengemeenschap is gegarandeerd, vandaar dat de voorafname nooit minder kan bedragen dan de grootte van de bestaande forfaitaire puntenenveloppe. 120 punten voor scholengemeenschappen met 900 tot 3 999 leerlingen; 180 punten voor scholengemeenschappen met 4 000 tot 6 499 leerlingen; 240 punten voor scholengemeenschappen met 6 500 tot 7 999 leerlingen; 300 punten voor scholengemeenschappen met 8 000 tot 9 499 leerlingen; 360 punten voor scholengemeenschappen met 9 500 tot 10 999 leerlingen; 420 punten voor scholengemeenschappen met meer dan 11 000 leerlingen.
4.1.2
Voorafname tot 10 % van de globale puntenenveloppe
Een scholengemeenschap kan voorzien in een groter beleidskader dan wat met de huidige forfaitaire enveloppe nu kan ingericht worden. Daartoe kan de voorafname tot maximum 10 % van de globale puntenenveloppe bedragen zonder akkoord van het OCSG. 4.1.3
Uitbreiding van de voorafname boven 10 % van de globale puntenenveloppe
Een scholengemeenschap kan meer dan 10 % voorafnemen, als binnen het OCSG daarover een akkoord wordt bereikt. Het akkoord moet zowel over de besteding van deze punten gaan als over de gevolgen die deze besteding zal teweegbrengen op de personeelsleden. Bedenkingen: De beleidstaken die momenteel op het niveau van de scholengemeenschap worden opgenomen, verschillen sterk. Bepaalde scholengemeenschappen nemen reeds veel bevoegdheden over, andere staan minder ver. Iedere scholengemeenschap moet met de voorafname van de globale puntenenveloppe het organisatiemodel dat ze heeft uitgetekend, kunnen realiseren. Rekening houdend met de drie bovenvermelde, in de cao-tekst geschetste pistes, is het VVKSO van oordeel dat dit mogelijk is. Scholengemeenschappen die willen werken met veel centrale bevoegdheden zoals een centrale personeels- en leerlingenadministratie of een centrale preventiedienst, zullen allicht meer dan 10 % van de globale puntenenveloppe nodig hebben. Een akkoord binnen het OCSG is hierbij vereist.
8 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
4.2
Punten voor de lokale werking van de scholen
Het bestuursorgaan van de scholengemeenschap bepaalt, na onderhandelingen in het OCSG, de verdelingscriteria. Deze criteria worden afgestemd op de reële noden van de scholen. Men weegt af of de vragen van de individuele scholen passen binnen deze verdelingscriteria en neemt een beslissing of de vragen kunnen ingewilligd worden. Bereikt de scholengemeenschap hierover geen akkoord, dan verdeelt de scholengemeenschap de beschikbare punten over haar scholen overeenkomstig de parameters van toekenning. De verdeling van deze punten mag niet tot gevolg hebben dat bijkomend personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij ze onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledige schooljaar.
5
Aanwending van de globale puntenenveloppe
Als de globale puntenenveloppe verdeeld is, volgt de aanwending van de punten. Er kunnen afspraken gemaakt worden over de aanwendingscriteria, zowel op het niveau van de scholengemeenschap als op het niveau van de school.
5.1
Flexibiliteit
De besteding of aanwending van de globale puntenenveloppe mag geen afbreuk doen aan de autonomie van het lokale niveau maar dient maximaal het beleidsvoerend vermogen van scholengemeenschappen en scholen te ondersteunen. Men zal, zeker in het begin, rekening moeten houden met het historisch passief van vastbenoemde personeelsleden die misschien minder goed passen in het beoogde profiel. Pas bij het vacant worden van betrekkingen zullen met de vrijgekomen punten nieuwe keuzes kunnen worden gemaakt. Men moet afspreken of men zal kiezen voor meer dan wel minder personeelsleden in het ambt van bestuurspersoneel, of in het ambt van ondersteunend personeel, of in het ambt van onderwijzend personeel. Naargelang de beleidsopties die men neemt zowel op het niveau van de scholengemeenschap als op het niveau van de individuele scholen, zal de gewijzigde aanwending van de omkaderingsmiddelen een aantal verschuivingen van ambten kunnen teweegbrengen. Het moet ook mogelijk zijn om met de globale puntenenveloppe specifieke functies waar nood aan is, op te richten. Het VVKSO pleit dus voor een ongekleurde globale puntenenveloppe.
5.2
Nieuw ambt
Het VVKSO wil de gelegenheid aangrijpen om samen met de invoering van de globale puntenenveloppe nieuwe functies een plaats te geven in de organisatiestructuur van de school/scholengemeenschap. In steeds meer scholengemeenschappen ervaart men de nood aan (beleids)functies met heel typische competenties zoals de boekhouder of de preventieadviseur. De vraag stelt zich in welk ambt dergelijke (beleids)functies administratief kunnen ondergebracht worden. Finaal heeft het VVKSO geopteerd voor het creëren van een nieuwe categorie, m.n. de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel. Dit komt neer op een uitbreiding van de bestaande categorie van het ondersteunend personeel. Daarbinnen zouden dan drie ambten mogelijk zijn: naast de bestaande wervingsambten van administratief medewerker en van opvoeder zou er een nieuw selectieambt van beleidsmedewerker bijkomen. Een beleidsmedewerker is in een ondersteunende functie mee verantwoordelijk voor het beleid van de school of van de scholengemeenschap.
9 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
Op basis van de taakinhoud en de positie in de organisatiestructuur kan het dus aangewezen zijn om specifieke beleidsfuncties administratief onder het ambt van beleidsmedewerker te plaatsen. Voor personeelsleden die in het ambt van beleidsmedewerker zullen aangesteld worden en die dergelijke vrij specifieke taken zullen uitoefenen, wordt het diplomaniveau “ten minste PBA” (professionele bachelor) als minimum vereist. Een bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) is niet vereist. Nuttige ervaring moet kunnen ingebracht worden. Dit is ongetwijfeld een belangrijke versoepeling van de subsidiëringsvoorwaarden om deskundigen voor specifieke functies als boekhouder of preventieadviseur aan te trekken. Er worden drie verschillende salarisschalen voorgesteld, gekoppeld aan drie puntenwaarden (zie overzicht in punt 8). Het personeelslid wordt minimaal aangesteld op zijn diplomaniveau. Afhankelijk van de specifieke deskundigheid en/of de bijhorende verantwoordelijkheid moet het ook mogelijk worden om een beleidsmedewerker aan te stellen in een hogere puntenwaarde dan zijn/haar diplomaniveau. In dit geval zal het personeelslid ook een betere verloning genieten.
5.3
Aanwending in twee categorieën
Met de globale puntenenveloppe kunnen ambten worden opgericht in twee verschillende categorieën: het bestuurs- en onderwijzend personeel enerzijds, het beleids- en ondersteunend personeel anderzijds. 5.3.1 5.3.1.1
Bestuurs- en onderwijzend personeel Bestuurspersoneel
Met de globale puntenenveloppe kunnen de selectieambten (de technisch-adviseur, de adjunctdirecteur) en de bevorderingsambten (de technisch adviseur-coördinator, een extra ambt van directeur) worden opgericht. Op het niveau van de scholengemeenschap valt de coördinerend directeur (CODI) zeker onder deze categorie. Hier en daar zal ook een algemeen directeur (ALDI) verder vrijgesteld worden met punten uit de globale puntenenveloppe. Het is tevens verdedigbaar om punten uit de globale puntenenveloppe rechtstreeks aan te wenden voor mensen die werken voor het schoolbestuur. Elke instelling heeft recht op één betrekking van directeur buiten de globale puntenenveloppe. Vanaf 120 leerlingen is de directeur klasvrij. Een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met minstens 260 leerlingen kan als autonome instelling fungeren en heeft recht op één directeur buiten de globale puntenenveloppe. Een niet autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met minstens 40 leerlingen heeft recht op één coördinator buiten de globale puntenenveloppe. Een school zou daarnaast met de puntenenveloppe nog kunnen voorzien in een tweede directeur ofwel in één of meer adjunct-directeurs om zo te komen tot een echt directieteam waar ieder personeelslid de verantwoordelijkheid van een welbepaald beleidsdomein op zich neemt. De verdeling van specifieke verantwoordelijkheden onder de leden van het directieteam heeft ongetwijfeld een meerwaarde. Anderzijds beseft het VVKSO dat een dergelijk organisatiemodel niet zonder risico is. Het kan problemen meebrengen indien een directeur/ adjunct-directeur met als verantwoordelijkheid bvb. logistiek beheer en patrimonium gereaffecteerd moet worden in een betrekking van directeur/adjunct-directeur met een verantwoordelijkheid over het pedagogisch handelen. De technisch adviseur en technisch adviseur-coördinator hebben vrij specifieke functie-inhouden. Vaak bewaken zij de implementatie van innovaties. Daarom acht het VVKSO het wenselijk om ook in de toekomst voor deze personeelsleden voldoende punten uit de globale puntenenveloppe te reserveren.
10 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
5.3.1.2
Onderwijzend personeel
Met de puntenenveloppe zullen ook ambten van leraar en godsdienstleraar kunnen opgericht worden. Op die manier wordt de druk op het pakket uren-leraar en het gebruik van BPT-uren verminderd. Dit betekent echter niet dat het gebruik van BPT-uren volledig overbodig zal zijn. Vandaag wordt een aantal functies op basis van BPT-uren ingericht. Leraars worden voor een aantal uren vrijgesteld om bijzondere taken (bv. graadcoördinator; groene leraar; pastoraal verantwoordelijke; vakverantwoordelijke; e.d.) uit te voeren. Hoewel zij met deze functies mee de school dragen, hoeven zij niet noodzakelijk expliciet toegevoegd te worden aan het beleidskader van de school. Het is ook minder verdedigbaar om onderwijzend personeel aan te stellen in het nieuwe ambt van beleidsmedewerker. De beleidsmedewerker behoort immers tot een andere categorie.
5.3.2
Beleids- en ondersteunend personeel
Met de puntenenveloppe kunnen de wervingsambten (opvoeder en administratief medewerker) worden opgericht. Binnen deze categorie plaatst het VVKSO ook een nieuw selectieambt, nl. de beleidsmedewerker. In het ambt van beleidsmedewerker kunnen personeelsleden aangesteld worden met specifieke functies zoals de preventieadviseur of de boekhouder. Eventueel kan ook de vroegere huismeester of directiesecretaris nu aangesteld worden als beleidsmedewerker. Deze groep personeelsleden zijn vaak sterke steunpilaren van de school en/of scholengemeenschap. Ze kunnen deel uitmaken van het beleidskader van de school/scholengemeenschap. Het ambt van beleidsmedewerker biedt personeelsleden eveneens perspectief op een functiedifferentiatie tijdens hun loopbaan. Personeelsleden uit deze categorie beginnen bvb. in een wervingsambt van het ondersteunend personeel en groeien op basis van hun opgebouwde ervaring en expertise door naar het ambt van beleidsmedewerker. Naargelang het organisatiemodel kunnen deze beleidsmedewerkers werken op het niveau van de scholengemeenschap of op het niveau van de school. Men dient er wel voor te zorgen dat het niveau waarop ze functioneren voldoende groot is om hun specifieke competenties zo optimaal mogelijk te benutten.
6
Statuut van de personeelsleden, aangesteld op basis van globale puntenenveloppe
6.1
Personeelsleden aangesteld op het niveau van de scholengemeenschap
De personeelsleden, aangesteld in de voorafname, werken voor de totaliteit van de scholengemeenschap. De betrekkingen die op basis van de voorafname worden ingericht, komen voorlopig niet in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming. Het VVKSO neemt aan dat er in deze betrekkingen dan ook geen TADD- en reaffectatie/wedertewerkstellings-verplichtingen zijn. De tijdelijke aanstelling in niet-organieke functies heeft weliswaar het voordeel van de flexibiliteit maar is minder aantrekkelijk voor een engagement op lange termijn. De mogelijkheid tot vaste benoeming biedt meer continuïteit en stabiliteit en is attractiever voor gekwalificeerd personeel. Daarom pleit het VVKSO ervoor dat in de toekomst een tijdelijke aanstelling en een vaste benoeming aan de scholengemeenschap mogelijk wordt. In de rand van de onderhandelingen over Onderwijsdecreet XVIII heeft de overheid zich trouwens reeds geëngageerd om een grondig debat te houden over de scholengemeenschap en over de mogelijkheid tot affectatie en vaste benoeming van personeelsleden die werken voor de scholengemeenschap. Dit zal enkel kunnen in deze scholengemeenschappen die een rechtspersoon zijn.
11 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
6.2
Personeelsleden aangesteld op het niveau van de school
Tijdelijke aanstellingen, vaste benoemingen en reaffectatieverplichtingen blijven mogelijk volgens de vigerende regelgeving.
6.3
Nieuw ambt van beleidsmedewerker, aangesteld op het niveau van de school en/of scholengemeenschap.
Vermits het nieuwe ambt van beleidsmedewerker een selectieambt is, valt het buiten de TADD-regeling en volgt het voor de vaste benoeming de regeling van de selectie- en bevorderingsambten.
7
Inzetbaarheid personeel aangesteld op basis van globale puntenenveloppe
Wanneer een personeelslid, aangesteld op basis van punten uit de globale puntenenveloppe, in meer dan één school wordt ingezet, moeten de scholen onderling overleggen opdat het personeelslid zo efficiënt mogelijk kan worden ingeschakeld.
De uitgangspunten bij de inzetbaarheid van dit personeelslid zijn flexibiliteit, subsidiariteit en rationele inzet van de omkadering. Een aantal taken blijft best gekoppeld aan de individuele school of aan enkele scholen samen, bv. scholen die een pedagogische entiteit vormen of die gegroepeerd zijn op eenzelfde campus. Andere (beleids)taken kunnen worden gecentraliseerd en uitgevoerd op scholengemeenschapniveau. Personeelsleden aangesteld in de voorafname, werken voor het geheel van de scholengemeenschap. Het kan gaan om leden van het onderwijzend, ondersteunend of bestuurspersoneel. Binnen een scholengemeenschap kunnen afspraken gemaakt worden om de personeelsleden ruimer in te schakelen. Om het beleidsvoerend vermogen van de scholengemeenschap verder uit te bouwen is een schooloverstijgende inzetbaarheid wenselijk, hetzij op een centrale plaats, hetzij in één van de scholen van de scholengemeenschap. Dit is nu niet voor alle personeelscategorieën geregeld. Er zijn decretale wijzigingen nodig om leden van het ondersteunend, het bestuurs- en het onderwijzend personeel te laten presteren op een andere plaats dan de instelling van affectatie.
8
Salarisschaal en puntenwaarde van de verschillende ambten, opgericht op basis van de globale puntenenveloppe
Een essentieel element ter realisatie van een beleidskader, op het niveau van de school of op het niveau van de scholengemeenschap, is een betere verloning voor de betrokken personeelsleden. Opdat personeelsleden de stap zouden zetten naar een functie met een grotere verantwoordelijkheid, moet de onderlinge loonspanning voldoende groot zijn.
12 DPS/DOC/08/26v08 BU/DOC/08/33 2008-05-20
Bv. de loonspanning tussen adjunct-directeur en directeur; de loonspanning tussen leraar en adjunctdirecteur; de loonspanning tussen beleidsmedewerker en opvoeder/administratief medewerker…. De beleidsmedewerker moet minstens een verloning krijgen, vergelijkbaar met de verloning van de leraar (weddenschaal 301 / 501). Om deze reden worden vandaag boekhouders, preventie-adviseurs… in de school aangesteld in BPT-uren. Beleidsmedewerkers zouden, afhankelijk van hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden, ook in aanmerking kunnen komen voor een nog betere verloning (weddenschaal 502), te situeren tussen de leraar GHSO en de adjunct-directeur. De koppeling tussen weddenschaal en puntenwaarden (120, 82, 63,…) is voor de overheid nodig om budgettair in evenwicht te blijven.