INSTITUTIONAL RESEARCH
Globale domeinbeschrijving MISUT Onderzoek 4 november 2007 Versie 0.8
1 DATA OVER ONDERZOEK (=DOMEINBESCHRIJVING) In deze domeinbeschrijving is de behoefte aan informatie over onderzoek van verschillende managementniveaus in kaart gebracht. Uitgangspunt is een beknopte, breed gedragen beschrijving van (management)informatie van het onderzoeksdomein. Het doel van het verzamelen van de relevante informatie is om op verschillende managementniveaus sturing te geven aan het onderzoek en het aandragen van gegevens voor externe verantwoording. Het aan verschillende belanghebbenden periodiek beschikbaar stellen van de hieronder genoemde set van prestatieindicatoren, kan gebruikt worden voor tussentijdse bijsturing en evaluatie. MISUT onderzoek zal gaan zorgen voor de technische realisatie van de productie van informatie om aan deze behoeften tegemoet te komen. Deze globale domeinbeschrijving MISUT Onderzoek schetst een beeld van de informatie-inhoud en informatiestructuur van het onderzoeksdomein binnen het datawarehouse MISUT en schetst de randvoorwaarden voor het ontwerp. De beschrijving dient daarmee als uitgangspunt voor het Functioneel ontwerp, waarin onder andere de definities van alle variabelen worden opgenomen.
PRIMAIRE OPBOUW ONDERZOEKSINFORMATIE
Organisatiehierarchie: - Universiteit - Faculteit - Subfacult. - Afdeling - Leerstoel - Deel leerst.
Onderzoeker Prestaties Publicaties
Inzet van FTE’s Programmahierarchie: - Instituut - Ins-program. - Programma - Project - Deelproject
INSTITUTIONAL RESEARCH
In het bovenstaande schema is de primaire opbouw van onderzoeksinformatie weergegeven. De UTonderzoekers zetten een gedeelte van hun tijd (FTE’s) in ten behoeve van hun onderzoek. Dit levert uiteindelijk resultaten op, waaronder publicaties. Het onderzoek van een onderzoeker is organisatorisch ondergebracht in een leerstoel en programmatisch in een project. Een leerstoel maakt onderdeel uit van hogere organisatiedelen en een project is ingebed in grotere onderzoeksprogramma’s. Ook van alle programma- en organisatieniveaus kan men stellen dat zij met een bepaalde inzet van geld en FTE’s tot bepaalde resultaten (publicaties) komen. De programmahiërarchie doorkruist de organisatiehiërarchie.
INPUT IN GELD OF FTE’S
PRESTATIES (O.A. PUBLICATIES)
Globaal bezien, komen de meeste informatiebehoeften neer op het volgende: - De inzet per onderzoeker of per programma-deel of per organisatiedeel. - De prestaties van de onderzoeker of programmadeel of organisatiedeel. - De prestaties per eenheid inzet die zijn geleverd door de onderzoeker, het programmadeel, of het organisatiedeel. Vrijwel altijd zijn de informatiebehoeften echter specifieker, en zal men bijvoorbeeld willen weten welke soorten onderzoekers welke soorten publicaties schrijven. Om vele van dit soort vragen te kunnen beantwoorden, moeten zowel de onderzoekers als de FTE’s als de publicaties worden opgesplitst en geregistreerd in verschillende soorten (classificaties). Classificaties van onderzoekers - Naar vaste en tijdelijke onderzoekers. - Naar personeelscategorie: hoogleraar, UHD, UD, Onderzoeker (Postdoc en Moz), Promovendus. Classificaties van FTE’s - Naar de geldstroom (eerste, tweede of derde) waaruit zij gefinancierd worden. Naar de personeelscategorie van de betrokken onderzoeker. Classificaties van publicaties - Publicaties moeten in de eerste plaats kunnen worden ingedeeld en geteld naar de verschijningsvorm, zoals Tijdschrift, boek, conferentieproceeding, enzovoorts. - Naast de vorm is het van belang om (aanwijzingen voor) de kwaliteit van de publicaties zo goed mogelijk te registreren. Daarom moet kunnen worden bijgehouden of de publicaties wetenschappelijk of niet-wetenschappelijk, Refereed of Non-refereed en nationaal of internationaal zijn. Organisatorische indeling Daarnaast is de organisatorische indeling van de universiteit van belang. Daarin is een hiërarchische structuur aanwezig. Het is van belang dat deze organisatorische samenhang meegenomen wordt in het functioneel ontwerp om er voor te zorgen dat de gebruiker van MISUT optimaal gebruik kan maken van de analysemogelijkheden van Business Objects, zoals b.v. de ‘’drill-functionaliteit’’. Programmatische indeling Hetzelde geldt voor de programmatische indeling van het onderzoek. Door de onderzoeksinstituten als het hoogste programmatische niveau te zien, komen de onderzoeksinstituten in beeld. Daarnaast zijn
INSTITUTIONAL RESEARCH
voor MISUT ook de instituutsprogramma’s van belang. De niveaus hieronder en de facultaire programma’s zijn voor MISUT niet van belang en worden hier niet in opgenomen. De verschillende manieren waarop de programmatische indeling de organisatorische indeling doorkruisen, hoeven niet in MISUT-onderzoek te worden meegenomen. Nadere informatiebehoefte / stroomschema’s In enkele gevallen is er daarnaast behoefte om de instroom, doorstroom en uitstroom van bepaalde soorten onderzoekers, met name promovendi, in beeld te brengen. Dit om de promotieduur, uitval en het promotierendement te kunnen bepalen. Zie het onderstaande schema. De basisgegevens hiervoor komen uit het personeelsinformatiesysteem.
Daarnaast kan er een behoefte optreden om niet alleen informatie te hebben over lopende programma’s en projecten, maar ook over het verloop van projecten in de tijd. Zie het onderstaande schema. Voor zover deze informatie relevant is wordt zij binnen METIS en/of Oracle Projects bijgehouden. Voor MISUT is het verloop van projecten in de tijd irrelevant.
Het domein onderzoek heeft raakvlakken met de domeinen valorisatie, personeel en financiën.
INSTITUTIONAL RESEARCH
2 BELANGHEBBENDEN EN HUN INFORMATIEBEHOEFTEN Het onderzoeksdomein kent vele belanghebbenden:
Intern - RvT - UR - CvB - Concerncontroller - WD’s - Decanen - Directeuren bedrijfsv. - Controllers - Zakelijk directeuren - Programmaleiders - Leerstoelhouders - Onderzoekers -
Extern - VSNU - MOCW - Subsidieverstrekkers - 3TU -IST - Visitatiecommissies -
De informatiebehoefte is afhankelijk van het niveau waarop de belanghebbende bij het domein onderzoek betrokken is. Uiteraard is er geen scherpe scheiding tussen de verschillende niveaus, maar om het ontwerpproces voor MISUT te faciliteren is het zinvol de verschillende belanghebbenden in enkele groepen te clusteren. Deze informatiebehoefte laat zich aardig door een informatiepiramide beschrijven. 1. CvB, UMT
Indicatoren & kengetallen Per faculteit en instituut
2. Decaan en DB, WD en ZD
3. Programmaleiders / leerstoelhouders 4. Onderzoekers
Indicatoren & kengetallen Per groep en programma
Verticale consistentie
Onderzoeksresultaten per onderzoeker Publicatielijs ten
Voor MISUT laten we het 4e niveau buiten beschouwing, omdat op dit niveau direct met METIS gewerkt wordt.
INSTITUTIONAL RESEARCH
De informatiebehoeften van genoemde belanghebbenden zijn vaak gelijk, maar dan op verschillende aggregatieniveau’s. Onderstaande is gedeeltelijk op de UT-prestatieindicatoren voor onderzoek gebaseerd. Informatiebehoefte input: - Onderzoeksfte’s. Onder te verdelen in de 3 geldstromen, en in fte’s die zijn ingezet door vaste en tijdelijke onderzoekers. Vaste staf is: HL, UHD, UD. Tijdelijk: promovendi en onderzoekers. - Geldstromen in geld. De verhouding tussen bepaalde geldstromen, d.w.z. de inverdiencapaciteit. Dat betreft echter het domein financiën en wordt in het onderzoeksdomein niet meegenomen. - Mogelijk interessante verhoudingsgetallen / kengetallen / ratio’s binnen de input: - De verhouding tussen de geldstromen in fte’s. Het percentage dat de tweede en derde geldstroom uitmaken van de totale geldstromen (1, 2 en 3). - De verhouding tussen vast en tijdelijk personeel. Het percentage tijdelijk WP van het totale WP in onderzoeks-fte’s. - Hoewel beide ratio’s mogelijk interessant zijn, zijn zij in het vervolg niet uitgewerkt. Informatiebehoefte output: - Aantal promoties. Alle gerealiseerde promoties in jaar x, inclusief de dissertaties van personeel niet aangesteld als promovendus en de beurs- en buitenpromovendi. - Totalen binnen de publicatievormen: Tijdschriften, Boeken, boekdelen, vakpublicaties, Conferentiebijdragen (proceedings), rapporten. - Alle wetenschappelijke publicaties als een doorsnede van (deel van) de vormen. - Aantal refereed publicaties als een doorsnede van de vormen. Als optelsom van refreed tijdschriftartikelen, refereed conferentiebijdragen en eventueel hoofdstukken in gerefereede boeken. - Overige wetenschappelijke publicaties als een doorsnede van de vormen. Dit betreft: non-refereed tijdschrift artikelen, non-refereed conferentiebijdragen, boeken, boekdelen, rapporten (in- en extern), inaugurele redes. - Citatiescores. Citatieanalyses kunnen tot wel 10 scores per persoon/eenheid leiden. De enige die in Misut wordt meegenomen is: CPP/FCSm, de impact van publicaties vergeleken met de gemiddelde impact van een publicatie in het wetenschapsveld, oftwel de ‘’crown indicator’’ van het CWTS. Deze score is beschikbaar en wordt gebruikt op het niveau van disciplines en leerstoelen. Omdat deze indicator niet (of hooguit incidenteel bij een 3TU-citatieanalyse) wordt berekend voor instituten en faculteiten, worden op deze niveaus als indicatie gehanteerd: de benadering van citatiescores via de impactfactoren van tijdschriften waarin gepubliceerd is in Metis. - Octrooien. Aangevraagd, gehonoreerd en benut. Heeft raakvlak met valorisatie-domein. Informatiebehoefte verhoudingsgetallen (kengetallen / ratio’s) tussen input en output: - Het aantal promoties per onderzoeks-fte vaste staf. - Het aantal refereed publicaties per onderzoeks-fte. - Overige wetenschappelijke publicaties per onderzoeks-fte En verder nog: - De instroom van promovendi in een bepaald jaar. - De uitval van promovendi op verschillende peilmomenten. Het percentage promovendi dat na 1, respectievelijk 2 jaar uitvalt. - Het percentage buitenlandse promovendi. Komt beschikbaar vanuit het personeelsdomein. - Het promotierendement. Het percentage promovendi dat binnen 5 en/of 6 jaar na de start van het promotietraject is gepromoveerd. - De promotieduur. - Visitatiescores voor kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid. Aandachtspunten:
INSTITUTIONAL RESEARCH
Voor een gedeelte van bovenstaande absolute en relatieve indicatoren en kengetallen gelden wel streefwaarden, maar die hoeven we in MISUT niet terug te zien. Wel belangrijk voor MISUT zijn vergelijkingen van gerealiseerde waarden in de tijd (zeitvergleich) en tussen organisatieonderdelen en programma’s (betriebsvergleich). De tabellen en grafieken zullen dan ook meestal bestaan uit vergelijkingen en trends.
3 INFORMATIEBEHOEFTEN PER NIVEAU (= PROGRAMMA VAN EISEN)
UT – NIVEAU. Het betreft hier informatie over de UT als geheel (1 cijfer voor de hele UT) INPUT
OUTPUT
- Oz-fte’s per geldstroom - Oz-fte’s vaste staf en tijdelijke medewerkers. - Instroom promovendi
- Aantal promoties - Aantal refereed publicaties - Overige wetensch. public. - Octrooien: aangevraagd, gehonoreerd, benut.
VERHOUDINGSGETALLEN - Aantal promoties per ozs-fte vaste staf - Aantal refereed publicaties per ozs-fte - Aantal overige wet. Public. per ozs-fte
En daarnaast nog: - Percentage buitenlandse promovendi (vanuit het personeelsdomein) - Promotieduur, uitval promovendi, promotierendement.
TABELLEN EN GRAFIEKEN: Meerjarige trends in het UT-totaal van: - onderzoeks-fte’s per geldstroom. - Instroom promovendi - Uitval promoties. - aantal promoties - promotieduur - promotierendement - Aantal refereed publicaties (uitgesplitst naar de publicatievormen) - Aantal overige wetenschappelijke publicaties - Aantal octrooien aangevraagd, gehonoreerd, benut. -
INSTITUTIONAL RESEARCH
- Het kengetal: aantal promoties per ozs-fte van vaste onderzoekers. - Het kengetal: aantal refereed publicaties per ozs-fte - Het kengetal: overige wetenschappelijke publicaties per ozs-fte.
NIVEAU FACULTEIT / INSTITUUT Elke indicator en kengetal levert op dit niveau 1 getal per faculteit en instituut op. OUTPUT INPUT - Aantal promoties - Aantal refereed publicaties - Aantal overige wet public. - Octrooien: aangevraagd, gehonoreerd, benut. - Visitatiescores. - Citatiescores
- Ozs-fte’s per geldstr. - Ozs-fte’s vast-tijdelijk - Instroom promovendi
VERHOUDINGSGETALLEN - Aantal promoties per ozs-fte vaste staf. - Aantal refereed publicaties per oz-fte - Aantal overige wet. public. per ozs-fte.
En daarnaast nog: - Percentage buitenlandse promovendi (personeelsdomein) - Promotieduur en –rendement, uitval.
TABELLEN EN GRAFIEKEN: PER FACULTEIT OF INSTITUUT VERGELIJKENDERWIJS Meerjarige trend in ozs-fte’s per geldstroom Meerjarige trend in instroom promovendi
Vergelijking instroom promovendi
Trend in aantal promoties Trend in promotieduur Trend in promotierendement Trend in promotieuitval
Vergelijking promotieaantallen Vergelijking promotieduur Vergelijking promotierendementen Vergelijking promotieuitval
Trend in aantal refereed publicaties (uitgesplitst) Trend in aantal overige wetensch publicaties Trend in aantallen octrooien (uitgesplitst)
Vergelijking refereed publicaties Vergelijking overige wetensch publicaties
Trend in aantal prom. per ozs-fte vaste staf Trend in aantal refereed publicaties per ozs-fte Trend in overige wetensch. public. per ozs-fte
Vergelijking aantal prom. per ozs-fte vaste oz-ers Vergelijking aant. refereed publicaties per ozs-fte Vergelijking aant. overige wet. public. per ozs-fte
INSTITUTIONAL RESEARCH
Vergelijking (benaderde) citatiescores Vergelijking visitatiescores
Instituuts-PROGRAMMA’s - Binnen Misut-onderzoek worden (alleen) SRO’s en andere instituutsprogramma’s in beeld gebracht. Facultaire programma’s worden buiten beschouwing gelaten (maar zullen via het organisatorische leerstoelniveau veelal toch in beeld komen). MISUT onderzoek zal zich dus niet richten op inzet en output op het projectniveau. - Het aantal indicatoren en kengetallen is op dit niveau minder groot omdat er op dit niveau minder informatie beschikbaar is en omdat de informatiebehoefte op dit niveau lager is (omdat het programmaniveau doorgaans niet als aangrijpingspunt voor sturing/kwaliteitszorg wordt gehanteerd). - De beweeglijkheid van instituutsprogramma’s is doorgaans te groot om betrouwbare informatie te genereren. Met name de betrouwbaarheid van trends in de tijd zal beperkt zijn. Het voorstel is daarom om geen trends weer te geven en de informatie te beperken tot actuele informatie over programma’s. De mogelijk weer te geven trends staan vooralsnog desondanks cursief weergegeven als optie.
INPUT
OUTPUT
- Ozs-fte’s per geldstr. - Ozs-fte’s vast-tijdelijk
- Aantal promoties - Aantal refereed publicaties (uitgesplitst) - Aantal overige wet. public. - Octrooien: aangevraagd, gehonoreerd, benut. - Publicatielijsten.
VERHOUDINGSGETALLEN - Aantal promoties per onderzoeks-fte’s vaste staf - Aantal refereed publicaties per oz-fte - Aantal overige wetensch. public. per ozs-fte
TABELLEN EN GRAFIEKEN: PER PROGRAMMA VERGELIJKENDERWIJS Meerjarige trend in ozs-fte’s per geldstroom
Vergelijking onderzoeks-fte’s programma’s ins.
Trend in aantal promoties Trend in aantal refereed publicaties (uitgesplitst) Trend in overige wetensch. publicaties Trend in aantallen octrooien
Vergelijking promotieaantallen programma’s Vergelijking refereed publicaties (uitgesplitst) Vergelijking aantal overige wetensch. publicaties
Trend in Aantal prom. per ozs-fte vaste staf Trend in Aantal ref-publicaties per ozs-fte Trend in aantal overige wet. public. per ozs-fte
Vergelijking aantal prom. per ozs-fte vaste oz-ers Vergelijking aantal ref-publicaties per ozs-fte Vergelijking aant. overige wet. public. per ozs-fte
INSTITUTIONAL RESEARCH
LEERSTOEL / VAKGROEP / CAPACITEITSGROEP OUTPUT
INPUT
- Aantal promoties - Aantal refereed publicaties (uitgesplitst) - Aantal overige wet. public. - Octrooien: aangevraagd, gehonoreerd, benut. - Vistitatiescores - Citatiescores
- Ozs-fte’s per geldstr. - Ozs-fte’s vast-tijdelijk - Instroom promovendi
VERHOUDINGSGETALLEN - Aantal promoties per ozs-fte vaste staf. - Aantal refereed publicaties per ozs-fte - Aantal overige wetensch. public. per ozs-fte
En daarnaast nog: - Promotieduur en -rendement, -uitval. Wellicht niet per leerstoel, maar per promotor, zodat faculteiten en instituten een beeld kunnen krijgen van de prestaties van een promotor.
TABELLEN EN GRAFIEKEN: PER LEERSTOEL / VAKGROEP VERGELIJKENDERWIJS Meerjarige trend in onderzoeks-fte’s per geldstr.
Vergelijking onderzoeks-fte’s leerstoelen
Meerjarige trend in instroom promovendi Meerjarige trend in uitval promvendi Meerjarige trend in aantal promoties Meerjarige trend in promotieduur Meerjarige trend in promotierendement
Vergelijking instroom promovendi leerstoelen Vergelijking uitval promovendi. Vergelijking aantal promoties per leerstoel Vergelijking promotieduur per leerstoel Vergelijking promotierendement per leerstoel
Meerjarige trend in aantal refereed publicaties Meerjarige trend in aant overige wet publicaties Meerjarige trend in aantallen octrooien
Vergelijking ref-publicaties (gesplitst) per leerst. Vergelijking aantal overige wetensch. publicaties
Trend in aantal promoties per ozs-fte vaste oz-er Trend in aantal refereed publicaties per ozs-fte Trend in aant. overige wetens. publ. per ozs-fte
Vergelijking aantal promoties per ozs-fte staf Vergelijking aantal refereed public per ozs-fte Vergelijking aant overige wet public per ozs-fte Vergelijking visitatiescores per leerstoel
INSTITUTIONAL RESEARCH
Vergelijking citatiescores per leerstoel
PERSOON In theorie is het denkbaar om het niveau van de individuele onderzoeker onderdeel te laten uitmaken van MISUT en bijvoorbeeld de onderstaande gegevens te verzamelen. Het voorstel is echter om dit niet te doen. - Belanghebbenden: met name leerstoelhouders en programmaleiders. De directe hiërarchische baas van de onderzoeker heeft tenminste voor het jaarlijkse functioneringsgesprek gegevens nodig over de onderzoeksprestaties van de individuele onderzoekers; deze gegevens dienen gerelateerd te zijn aan de onderzoekstijd van de onderzoeker. - Van belang is ook dat individuele promoties gemonitord kunnen worden. - Onderzoekers zelf hebben de behoefte hun eigen publicatielijst op een gemakkelijke wijze bij te houden, omdat zij deze met regelmaat extern nodig hebben. Het format kan echter verschillen. Er is dan ook behoefte aan verschillende uitvoerformats en de mogelijkheid van sorteringen en groeperingen.
OUTPUT INPUT - Publicatielijsten. - Aantal refereed publicaties: Uitgesplitst naar soort. - Overige wetensch. public. - Citatiescores ? - Octrooien
- Onderzoeks-fte’s per geldstroom. - Geldstromen
VERHOUDINGSGETAL - Prestaties oz-er gerelateerd aan zijn onderzoekstijd.
TABELLEN EN GRAFIEKEN: - Geen ??? -
INSTITUTIONAL RESEARCH
-
Samenvattend leidt dit tot de volgende 26 grafieken en tabellen met de aangekruisde drilldown niveau’s.
UT = FI = DI = LS = PR =
UT Faculteit en instituut Discipline Leerstoel Programma TRENDMATIG
UT
FI
LS
Trendmatig en VERGELIJKENDERWIJS
FI
1 -Ozs-fte’s per geldstroom 2 -Instroom promovendi 3 -Verloop promoties A 4 -Verloop promoties B 5 -Verloop promotiecohort 6 -Aantal promoties 7 -Refereed publicaties 8 -Overige wetens. public. 9 -Octrooien
X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
13 -Instroom promovendi 14 -Uitval promvendi 15 -Promotieduur 16 -Promotierendement 17 -Aantal promoties 18 -Refereed publicaties 19 -Overige wetensch. public. 20 -Octrooien
10 -Promoties per vaste fte 11 -Ref-public per ozs-fte 12 –Ov. wet-publ. per ozfte
X X X
X X X
X X X
PR
LS
PR
X X X X X X X
X X X X X X X
X X X
21 -Promoties per vaste fte 22 -Ref-public per ozs-fte 23 –Over. wet-publ. per oz-fte
X X X
X X X
X X X
24 -Visitatiescores 25 –Echte Citatiescores 26 –Benadering Citatiescores
X
- De genoemde grafieken 2 en 6 worden in de praktijk gecombineerd in 1 grafiek. - De genoemde grafieken 11 en 12 worden in de praktijk gecombineerd in 1 grafiek.
DI
X X
X X
INSTITUTIONAL RESEARCH
4 GRAFIEKEN EN TABELLEN
Trend in onderzoeksfte's per geldstroom 250
200
150
3e GS 2e GS 1e GS
100
50
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 1 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
trends in instroom promovendi en promoties UT 80 70 60 50 INSTR
40
PROM
30 20 10 0 2000
Grafieken 2 en 6 Niveaus: - UT
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
- Faculteit - Instituut - Leerstoel
TABEL VERLOOP PROMOTIES: INSTROOM, UITVAL, BEZIG, GEPROMOVEERD
Cohort Instroom <1 1996 48 1997 52 1998 55 1999 39 2000 37 2001 38 2002 41 2003 42 2004 36
<2 4 3 4 5 4 4 5 4 0
Uitval >2 5 4 5 4 3 2 1 0 0
Bezig Tot
<5
2 1 0 1 1 0 0 0 0
11 8 9 10 8 6 6 4 0
0 0 1 2 4 32 35 38 36
<6 23 33 37 23 25 0 0 0 0
Promotie >6 10 8 6 4 0 0 0 0 0
Tot 4 3 2 0 0 0 0 0 0
37 44 45 27 25 0 0 0 0
Tabel 3 – Verloop promoties A (instroom, uitval, bezig, gepromoveerd, rendement per cohort) Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Starting
Enroll-
Total num
Graduated
Graduated
Graduated
Graduated
Not yet
Disconti-
year
ment
ber of PhD
after 4
after 5
after 6
after 7
finished
nued
Candidates
years
years
years
years
T-4
#
#
#/%
-
-
-
#/%
#/%
T-5
#
#
#/%
#/%
-
-
#/%
#/%
T-6
#
#
#/%
#/%
#/%
-
#/%
#/%
T-7
#
#
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
T-8
#
#
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
Total
#
#
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
#/%
Tabel 4 – Verloop promoties B (instroom, uitval, bezig, gepromoveerd, rendement per cohort). Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
INSTITUTIONAL RESEARCH
Verloop Promotie per Cohort 100%
Percentage
80%
60%
Promotie Bezig Uitval
40%
20%
0% 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Cohort
Tabel 5 – Verloop promotie per cohort Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Trend in refereed publicaties 250 200 150
CONF ART
100 50 0 2000
Grafiek 7 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Trends in refereed en overige wetenschappelijke publicaties 120
100
80 Overig wetensch
60
Refereed
40
20
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 8 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Tre nds in aange vraagde, gehonoree rde en benutte octrooien 45 40 35 30 Aangevraagd
25
gehonoreerd 20
Benut
15 10 5 0 2000
Grafiek 9 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Prom per vaste fte 2,5
2
1,5
1
0,5
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 10 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Trends in refereed en overige wetensch. publicaties per onderzoeks-fte 3
2,5
2 Overige w et publ per fte
1,5
Ref publ per fte
1
0,5
0 2000
2001
Grafieken 11 en 12 Niveaus: - UT - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Tre nds in instroom promov endi per ee nhe id 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 13 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Trends in uitval promovendi na 2 jaar van cohort T-2 per eenheid 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
Grafiek 14 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Promotieduur v an alle in het laatste jaar gepromove erde n binne n e e n e enhe id 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 15 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel
Promotie rendeme nt na 5 jaar v an cohort T-6 per e enhe id 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
Grafiek 16 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Trends in aantal promotie s per eenheid 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 17 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma
Trends in refe reed publicaties per ee nheid 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
Grafiek 18 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Tre nds in ove rige wetensch. publicatie s per eenheid 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 19 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma Trends in promoties per onderzoeks-fte v aste onderzoeker per eenheid 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
Grafiek 21 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Trends in re fere e d publicatie s pe r onde rzoeks-fte per e e nhe id 140 120 100 eenheid A eenheid B
80
eenheid C 60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 22 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma Trends in ove rige we t-public per ozs-fte per e e nhe id 140 120 100 eenheid A 80
eenheid B eenheid C
60
eenheid D eenheid E
40 20 0 2000
Grafiek 23 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel - Programma
2001
2002
2003
2004
2005
2006
INSTITUTIONAL RESEARCH
Visitatiescores faculteiten / instituten / leerstoelen
Fac-ins-ls 10
Fac-ins-ls 9
Fac-ins-ls 8
Fac-ins-ls 7
Fac-ins-ls 6
Fac-ins-ls 5
Fac-ins-ls 4
Fac-ins-ls 3
Fac-ins-LS 2
Fac-ins-LS 1
0
1 Productiviteit
Grafiek 24 Niveaus: - Faculteit - Instituut - Leerstoel
2 Kwaliteit
3 Relevantie
4
5
Levensvatbaarheid
6
INSTITUTIONAL RESEARCH
CPP/FCSm: impact publicaties eenheid vergeleken met (wereldwijd) wetenschapsveld Eenheid 9 Eenheid 8 Eenheid 7 Eenheid 6 Eenheid 5 Eenheid 4 Eenheid 3 Eenheid 2 Eenheid 1 0
0,5
1
1,5
2
2,5
Grafiek 25 – Echte visitatiescores Niveaus: - Leerstoel - Discipline
Publicaties in veel tot weinig geciteerde tijdschriften 100% 90% 80% 70% 60%
Veel Redelijk
50%
Matig Weinig
40% 30% 20% 10% 0% BMTI
MESA
IMPACT
IGS
Grafiek 26 – Benadering visitatiescores Niveau’s: - Faculteiten - Instituten
CTIT
IBR
INSTITUTIONAL RESEARCH
5 FASERING / AANDACHTSPUNTEN / OVERIGE Onbetrouwbaarheden / aandachtspunten. - Op dit moment zijn nog geen complete en betrouwbare cijfers over promotieduur, promotierendementen, en promotieuitval beschikbaar door een gebrekkige registratie van de basisgegevens omtrent promoties tijdens de laatste jaren. Er wordt momenteel in de vorm van een project gewerkt aan reparatie van deze gegevens. Dit zal in de loop van 2008 opgelost zijn. - De indeling in geldstromen van de onderzoeksfte’s. De uitsplitsing van deze fte’s in Metis is momenteel niet erg betrouwbaar. - De indeling in functiecategorieën van de onderzoeksfte’s is momenteel weinig vergelijkbaar, omdat iedere faculteit andere inzetnormen per personeelscategorie hanteert. Wellicht is het beter om een universiteitsbrede norm te gaan hanteren voor de inzet van onderderzoekstijd per categorie WP. - Het totaalplaatje van de verhouding tussen onderzoeks-, onderwijs- en andere fte’s klopt vaak niet. - Octrooicijfers. De registratie van octrooicijfers in Metis kan beter en completer. Er moet gaan worden geregistreerd, of octrooien al dan niet benut zijn. - Het ontsluiten van publicatiecijfers met behulp van Business Objects verliep tot voor kort gebrekkig, omdat de BO-Metis-publicatie-universe de noodzakelijke ontdubbeling op de hogere organisatie- en programmaniveau’s niet kon uitvoeren. Inmiddels is dit verbeterd, maar dient dit nog wel getest te worden. Verantwoordelijkheden: Er is een tendens om onderzoekers zelf verantwoordelijk te maken voor de invoer van hun eigen publicaties. Dit moet in ieder geval technisch mogelijk zijn als een faculteit of onderzoeker dit wenst. Het College zal deze tendens ondersteunen en er alles aan doen om dit in technische en organisatorische zin te faciliteren. Frequentie en vorm van rapportages: - Er is eveneens een tendens om de frequentie en actualiteit van (delen van) de invoer en rapportages te verhogen. Waar de fte’s 1 keer per jaar ingevoerd en berekend zullen worden, zullen publicaties continue moeten worden ingevoerd, waarover dan ook meermalen per jaar zal worden gerapporteerd. - Het is nuttig om bijzondere afwijkingen in de cijfers er uit te lichten (alarmering) door middel van de ‘’alerts’’ die in BO mogelijk zijn. Relaties met andere domeinen: - Valorisatie. Octrooicijfers hebben een raakvlak met het domein valorisatie. - Personeel. Fte’s. De uitsplitsing van de onderzoeks-fte’s naar geldstromen en personeelscategorieën is momenteel onbetrouwbaar en slecht vergelijkbaar en verdient nadere aandacht. In deze zou een koppeling met (de data uit) het personeelsdomein kunnen worden gelegd. - Management. De relatie van onderzoeks fte’s en andere fte’s (onderwijs, bestuur, valorisatie, enz) zijn van belang. Wellicht moeten deze verschillende soorten fte’s met elkaar in overeenstemming worden gebracht. - Personeel. Promotiecijfers. Hebben een raakvlak met het domein personeel. - Management. Er kan een relatie zijn met de (financiele) projectenadministratie. Wellicht dient er een dwarsverband te worden gelegd tussen de financiële stromen uit de projectenadministratie en de projecten en de onderzoeksresultaten. ********