GESCHIEDENIS VAN DE WESTERSE KUNST Deel II:1600-1900 1
GESCHIEDENIS VAN DE WESTERSE KUNST DEEL II: 1600-1900 OVERZICHT 1. Barok – een inleiding a. Definitie b. Karakter i. Naturalisme ii. Passie iii. Transcendentie iv. Ruimte v. Tijd vi. Licht vii. Klassieke Oudheid viii. Concilie van trente 2. Alle wegen leiden naar Rome a. Ten geleide b. Annibale Carracci (1560-1609) c. Caravaggio (1571-1610) d. Gianlorenzo Bernini (1598-1664) 3. Barokke schilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden a. Parel met veel facetten i. Monumentale decoratie van kerken en kloosters ii. Devotionele en bijbelse voorstellingen voor privé-gebruik iii. Historieschilderkunst met profane thematiek iv. Humanistische grondslagen van de historieschilderkunst v. Kunsthandel en kennerschap vi. Specialisatie en taakverdeling vii. Portretschilderkunst viii. Genre-, landschap- en stillevenschilderkunst ix. De schilder in de maatschappij b. Pieter Paul Rubens (1577-1640) c. Rembrandt van Rijn (1609-1669) d. Diego Velásquez 4. Barok in Frankrijk a. Ten geleide b. Lodewijk XIV en de architectuur. Versailles c. Lodewijk XIV en de beeldende kunsten d. De schilderkunst in Frankrijk tijdens de Barok i. De Académie Royale de peinture ii. Enkele belangrijke barokschilders
2
BAROK – EEN INLEIDING DEFINITIE Machtsverschuivingen 1. Binnen de kerk: kritiek op mistoestanden en verschil in visie leidde tot de reformatie. In de tweede helft van de 16e eeuw reageerde de kerk met de contrareformatie. Het concilie van Trente betekende veel voor de religieuze Kunst. 2. De absolute monarchie: aan het einde van de middeleeuwen trokken veel vorsten de macht naar zich toe en hadden behoefte aan een representatieve, pralende stijl: grote paleizen, weidse tuinaanleg, monumentale schilderkunst. 3. Toenemende macht van de burgerij: zij hadden grote vermogens weten te vergaren dankzij overzeese handel, kolonies of industriële bedrijvigheid. De macht van deze groep werd duidelijk in de Nederlanden en Groot-Britannië tijdens de 17e en 18e eeuw. Godsdiensttwisten De reformatie had grote gevolgen voor het levensgevoel van de mensen. Er werden nieuwe theologische regels gesteld; de renaissanceopvatting van “de mens als maatstaf van de dingen” werd verlaten. De 17e en 18e eeuw kregen een erg moralistisch karakter, dat zowel de te merken is in de literatuur als in de beeldende kunst. Centra van de barok 1. Eerst Rome (hart van de Katholieke kerk) 2. Loop van de 17e eeuw: Frankrijk, Spanje, Republiek der zeven Provinciën 3. Duitsland speelde aanvankel een ondergeschikte rol, door de dertigjarige oorlog. Er was geen stilistische eenheid, zelfs niet binnen deze centra; het draaide meer om het barokke levensgevoel dan om bepaalde stijlkenmerken. Er waren ook twee vormen van barok: een dynamische, met accent op beweging en licht/donker contrast en een classicistische, georiënteerd op de hoge renaissance, die erg ingetogen was. De term “barok” • •
Frans baraque: bizar, vreemd. Portugees barraca: onregelmatige parel
De term is ontstaan in de 19e eeuw, als een geringschattende kwalificatie voor het onrustige, overladen en pompeuze karakter van de kunst uit die tijd. De term wordt ook vaak gebruik om het einde van stijlperiodes aan te duiden. (VB. Hellenistische kunst: barok van de Griekse cultuur; laatRomaans; flamboyante gotiek;...).
3
Besluit De barok is de late, kleurige periode van de renaissance; ze verspreidde zich over de katholieke gebieden (wat de religieuze kunst betreft) en ontwikkelde zich tot de typische hofstijl van kerk en staat.
Het eigen karakter van de barok Naturalisme • • • •
Richtlijnen van het concilie van Trent, waaraan religieuze kunst moest voldoen. Kunstwerk moet ter zake zijn. Toevoegingen die niet noodzakelijk waren voor het religieuze verhaal, moesten weg. Reeds in de renaissance waren de natuur en de werkelijkheid de te na te bootsen voorbeelden. De natuurgetrouwheid neemt nu nog meer toe.
Passie • • •
Aandacht voor het passionele: zowel in de portret- als in de sacrale kunst. Het mystieke, dood en martelaarsschap worden met pathos gevuld. Religieuze kunst: interesse voor extreme gevoelens leidt tot veranderingen in de voorstelling van de visionaire ervaring. VB. Bernini, extase van de heilige Teresa van Avila (foto).
Transcendentie en allegorische traditie • •
•
Toont iets anders dan dat het eigenlijk toont: aardse ijdelheid is leegheid. De grens tussen betekenis en decorum is vaag. Bij Vermeer, Allegorie wordt boven de dame een embleem geschilderd: Cupido vertrappelt kaarten en houd een kaart met 1 omhoog, dit toont de uniciteit van de liefde aan. Het embleem werd verwerkt in het werk: betekenisverdieping. VB. Pieter Boel, Vanitasvoorstelling: een verzameling van heel veel symbolen; Vermeer, Allegorie (ca. 1670; foto); Steenwyck, Vanitas (ca. 1640): stilleven, alles is ijdelheid; Nocret, De familie van Lodewijk XIV (1670): de hele familie wordt afgebeeld als de goden van de Olympus.
Ruimtelijkheid: de integratie van ‘realiteit en fictie’ • •
•
Kunst verovert de derde dimensie. Vb: Caravaggio – De maaltijd in Emmaus (ca. 1600): De mensen herkennen de verrezen Christus. De man steekt zijn handen in de ruimte, hij verovert de dimensie. De grens tussen kunstwerk en toeschouwer wordt overstegen. Het mandje fruit balanceert op de rand van de tafel (relatie wereld – fictie). Rembrandt – De Nachtwacht (1642): Stappen naar ons; Pietrode Cartono – Palazzo Barberini (1633 – 1639): ruimtelijkheid zet zich fictief verder; Jacob Ruisdael – Gezicht op Haarlem: het oneindige landschap.
Tijd
4
• • •
Het vastleggen van de fractie van een seconde. Waar zitten we in de beweging? Simon Vouet – De tijd overwonnen door Hoop, Liefde en Schoonheid; Bernini – Apollo en Daphne (1622 – 1625; foto): het moment van de verandering wordt weergegeven, de seconde wordt vastgelegd.
Licht • •
Essentieel expressiemiddel bij de barokschilder: licht is van fundamenteel belang voor de naturalistische weergave. Revelatie van het bovennatuurlijke: goddelijk licht/transcendent licht: Caravaggio – De bekering van Paulus (ca. 1601): Paulus ziet het licht, het kan geen natuurlijk licht zijn. Het is niet te bepalen waar het licht precies vandaan komt.
Klasieke oudheid als inspiratiebron • •
Veel kunstenaars reizen naar Italië VB. Poussin, Et in Arcadia Ego (1645)
Arcadia is een idyllisch landschap in het Oude Griekenland, bevolkt door herders en nimfen, waar niemand iets te vrezen heeft, omdat het vredige leven er oneindig lijkt. De gedachte achter het schilderij wil ons behoeden voor deze argeloosheid. Ego is de dood, et moet vertaald worden als ‘zelfs’. Dit werk staat in de traditie van de ‘vanitas’ (ijdelheid) en verwijst naar de lichtzinnigheid van de mens, die niet wil beseffen dat het leven, zelfs in Arcadia, vergankelijk is. Concilie van Trente (december 1563) • • •
•
•
De Kerk vaardigde decreten uit over de rol van kunst. Reformatie: “beeldende kunst past niet in kerken”; concilie: “kunst kan de gelovige aansporen tot het beoefenen van deugd en de geloofswaarheden verduidelijken.” Voorschriften qua vorm en inhoud: Niet-apocriefe thema’s uit evangelie en heiligenlevens Correct weergave van de thema’s volgens de teksten, zonder opsmuk (bijgestaan door een geschoold raadsman). Thema zo duidelijk mogelijk gevisualiseerd, zonder allegorische toevoegingen. Personages duidelijk herkenbaar: vleugels, aureolen,... Emotioneel geladen voorstellingen, met heroïsche personages. Berekende lichteffecten voor bovennatuurlijke sfeer (cfr. Caravaggio). Reactie tegen de maniëristische onoverzichtelijkheid en vormvirtuositeit: heroriëntering op de klassieke meesters van de maniera grande. Rafael: klare en overzichtelijke compositie. Michelangelo: majestatische, heroïsche personages. Venetianen (Titiaan): warm koloriet en licht; levensechte voorstellingen. Correggio: illusionistisch en sentimenteel geladen (om de toeschouwer te betrekken). Uiteindelijk: eclectische stijl met verschillende elementen; tekening en kleur waren gelijkwaardig.
5
6
ALLE WEGEN LEIDEN NAAR ROME Ten geleide • • •
• •
•
17e eeuw (seicento): Rome is centrum van de Italiaanse kunst. Kunst in het mecenaat van de pausen (bijna alle kunst in dienst van de Kerk; bevriende kunstenaars van de pausen werden naar Rome uitgenodigd voor opdrachten). Na de contrareformatie: pausen niet langer droom naar wereldlijke macht. Machtsstreven nu op groots geestelijk rijk, waarvan Rome een afspiegeling moest worden; als erfgenamen van de Romeinze keizers probeerden ze de grandeur van het oude Rome te laten herleven. Elke nieuwe paus gelastte heel wat nieuwe bouw- en schilderopdrachten. Rome bood goed betaalde opdrachten en kansen om op de maatschappelijke ladder te klimmen, aan kunstenaars. Ook aantrekkelijk waren de reeds bestaande klassieke en moderne monumenten. Uitbundige barokarchitectuur toont de Kerk op het toppunt van haar macht, voordat ze werd overspeold door nationalisme en rationalisme. Na het strenge begin van de contrareformatie wierp de kerk zich op de taak om de eeuwige waarheden op vergankelijke vormen neer te leggen. In de architectuur: klassieke vormen uit de renaissance; maar met krachtigere expressie en meer driedimensionale mogelijkheden (open constructies, gebruik van licht). Begin van de barokke schilderkunst: Carracci en Caravaggio. Zij volgden Rafaël na en streefde naar een grotere samenhang tussen de verschillende elementen van een schilderij (breuk met maniërisme).
Annibale Carracci (1560-1609). Triomf van de contrareformatie • • • • • • • • • •
Carracci werkte aanvankelijk in Bologna (stichtte eigen academie om Rafaelitische en Michelangeske kunst te laten hrleven). Verwierf roem met altaarstukken waarin de Roomse geloofswaarheden en heiligendaden werden gevisualiseerd. Decoreerde het Palazzo Farnese (zie foto). Frisse, niet-maniëristische stijl. Doel: trouw aan de natuur, maar ontdaan van alle grove elementen. Voorbeelden uit antieke beeldhouwkunst en meesters van de Hoge renaissance (michelangelo). Geen theoreticus, maar zijn werk werd wel geloofd als toonbeeld van gerationaliseerde kunst (dit werd heel lang de grondslag voor het kunstonderwijs). Eerste schilder waarin de triomfalistische stijl van de Contrareformatie gestalte krijgt. Brak met het recente verleden (volgens biograaf heeft hij de schilderkunst gered van het maniërisme). Navolgers: Domenichino, Guido Reni, Guercino (bouwden in de School van Bologna en in Rome deze beheerste barokstijl verder uit).
7
Palazzo Farnese Geïnspireerd door de Sixtijnse kapel, maar rationeler dan Michelangelo’s schema, door een duidelijk onderscheid tussen de verschillende realiteitsniveaus (verhalende taferelen indruk van ingelijste schilderijen, Rafaelitische stijl, egale belichting en klassieke compositie; imitatiestucreliëfs van Atlantisch en de bronzen medaillons illusionistisch geschilderd, met reële lichtbron).
Carravagio (1571-1610): genie in opdracht • • • • • •
•
• • •
Geen Christelijk deugdzame jongen. Is jong gestorven, want hij was altijd op de vlucht voor justitie, op het einde van zijn leven stond er zelfs een prijs op zijn hoofd. Hij is 17/18 jaar als hij tot Rome wordt aangetrokken. Hij heeft geen veilige jeugd gehad. In Rome verandert Caravaggio de kust op zeer korte tijd, wijst die een nieuwe richting aan. Biografie/kunst: Caravaggio beeldt zichzelf altijd af als de gekwelde antiheld, hij beeld zichzelf af in zijn kust. Karakteristieke werkwijze: contrast tussen lichte en donkere partijen (clair-obscur; theaterbelichting). Verhoogt de verstaanbaarheid van religieuze kunst (Concilie). Dramatische, realistische weergaves moeten stimuleren tot devoot leven. Realistisch ingeklede personificaties van abstracte begrippen. Diepe, allegorische betekenis; maar wel naturalistische weergave van de personages. Directe, ongeflateerde weergave (direct aanspreken van de toeschouwer). Aanspreking in schilderijen: de focus ligt op de handeling. Racourci: De man trekt ons bij de kraag in het schilderij. De achtergrond wordt een neutrale ruimte of vlak, daarin plaatst hij de spelers/personages. De ruimte voor het schilderij vind hij pas echt interessant. Hij trekt de figuren dramatisch naar voren. Gevolg: Bescherming of de afstandelijkheid van de scène valt weg. De directe aanspreking van het publiek was overdonderend. Belangrijke opdracht: decoratie van de Cerasi-kapel (Santa Maria del Popolo): contract voor twee schilderijen (Bekering van Saulus en Kruisiging van Petrus). Grote invloed: “Caravaggisme” sloeg aan in Rome en elders in Italië; verspreidde zich naar Spanje, Frankrij, De Nederlanden (Rubens),... Carracci en Caravaggio: grondslagen voor de twee hoofdrichtingen in de Italiaanse barok: de klassieke en de meer dynamische (waarin het licht/donker-effect een essentiële rol speelt).
Boy bitten by a Lizard (ca. 1594): Caravaggio beeldt zichzelf af terwijl hij door een hagedis gebeten wordt. Seksuele ondertoon. Zelfspot. Weerspiegeling atelier in de fles: Hij stelt zichzelf aanwezig, maar dit is nooit een eervolle aanwezigheid (soort antiheld).
Sick Bacchus (ca. 1593): Zieke Bacchus stelt niet de ideale wereld voor. De zieke figuur rilt van een kater, eet rotte druiven met vuile handen. Brengt ideaal terug op een aardse voorstelling.
8
Medusa: Versteent van haar eigen spiegelbeeld De marteldood van St. Mattheus (1599 – 1600): Worstelt met dit werk. Beeld zichzelf af op de achtergrond: getuige die zelf wegvlucht. Stelt zichzelf als kunstenaar aanwezig. De katholieke kerk wil een statement maken als het jaar 1600 eraan komst: 1e echt grote opdracht voor Caravaggio. Matheus serie: 2 grote schilderijen (roeping en marteldood). Hij begint aan dit werk maar het wordt afgekeurd, hij staat dan eerst werken aan. De roeping van St. Mattheus. (1599 – 1600): Mattheus volgt Jezus, dit is een korte passage in het nieuwe testament, dus Caravaggio heeft veel mogelijkheden om dit werk te maken. Hij schildert wat hij kent: een bordeelachtig tafereel. Werkt met een dramatisch licht. De figuren in de achterkamer die geld tellen. Rechts: Christus komt binnen (met daarnaast Petrus: die tussen ons en Christus staat). De lichtstraal over het hoofd van Christus symboliseert het goddelijk licht. Christus wijst en het licht ondersteunt dit. Links: Jezus wijst naar Mattheus, de geldtellers kijken zelfs niet op. Moment opname: “Bedoelt u mij?”, handbeweging Mattheus. Caravaggio citeert Michelangelo met het handgebaar van Christus. Compositie met dramatische actie die niet correspondeert met de setting: hiermee breekt Caravarrio door. Het probleem met de marteldood is hierdoor opgelost. Hij maakt de marteldood op Mattheus als suggestie van een altaar, de engel reikt hem een palmtak aan (symbool voor de marteldoor), centraal staat de beul. Momentopname: net voor het toeslaan van de genadeslag. Daarrond is de intensiteit van het moment. Zijn hoofd wordt afgehakt geschilderd op het moment dat er een prijs op zijn hoofd staat. The Cardsharps (1596): De valsspelers. Genretafereel. Geen traditionele vriendengroep. Voorstelling valsspelers op een manier die we niet kennen: een aantal jonge kerels, brengt actie in beeld wanneer die nog niet gebeurd is. Geschilderd in een tijd dat er voornamelijk religieuze thema’s geschilderd werden. Het schilderij wordt opgemerkt door kardinaal Delmonté (met connecties) en engageert Caravaggio voor grote opdrachtkenner. Delmonté is een geestelijke maar ook een kunstkenner. Caravaggio maakt geen voorstudies, hij schildert rechtstreeks op doek. Hij durft. Cerasi Chapel (1600 – 1601): Kruisiging van Petrus en Bekering van Saulus. Artistiek antwoord op Carracci (één van de weinige artiesten die Caravaggio wel bewonderd). Artistiek gevecht. Kruisiging van Petrus: Dramatiek: volkse figuren worden in beeld gebracht. Rauw realisme, in een publieke plek. Beperkt aantal mensen in het drama. Belichten (Caragavisme). Figuren worden eigenaardig in beeld gebracht: vuile voeten, herkenbare mensen, rauw realisme, heroïsme (Petrus is een man die je zou kunnen tegenkomen, geeft zijn leven voor wat hij geloofd.) Bekering van Saulus/Paulus: Andere compositie (De 1e versie was moeilijk, nog veel traditioneler). Nieuwe gelijkaardige denkwijze: de actoren worden beperkt tot het minimum. Paard zal zijn poot op de weerloze figuur plaatsen die het licht heeft gezien. Saulus verliest zijn wereldse macht en verwerft als Paulus religieuze macht. Verlichting (paard, knecht) verhoogt de dramatiek. Scène waarin veel gesuggereerd wordt. Paulus: verlies en winst van macht (een Romeinse veldheer wordt van zijn harnas ontdaan).
9
Hiermee was de naam van Caravaggio gemaakt en kreeg hij opdrachten. Zijn reputatie als mens was slecht, hij moet vluchten wanneer hij iemand vermoord heeft. Cupido (1601): Op shockerende manier: een jongen van op straat met valse vleugels, een paar attributen, heeft weinig te maken met traditionele voorstellingen. Werd bewaard achter een gordijn. Caravaggio wijkt af van de gangbare traditie. Het ongeloof van Thomas: Expliciete, vleselijke weergave. Beperking spelers diepte, om waarachtig en overtuigend over te komen Judith en Holofernes: Traditionele iconografie, voorgesteld op Caravaggio zijn manier (links: biografie, prijs op zijn eigen kop).
Gianlorenzo Bernini (1598-1680). De grootste Italiaanse barokkunstenaar • • • •
•
• • • •
•
•
“Zij die de regels nooit overtreden zullen ze nooit overstijgen.” Opvliegend, niet bescheiden, liep in de kijker. Werkt voor belangrijke opdrachtgevers (Urbanus II, Alexander VII; ontwerp St. Pietersplein) Stelt de norm als beeldhouwer: wil de norm (Michelangelo}, en ook Vasari (de man die alles kan) overstijgen. Michelangelo haalt goddelijke figuren uit steen, ze zijn geen aardse stervelingen (zoals Caravaggio zou doen). Hier stapt Bernini van af: Hij stelt mensen voor als mensen van vlees en bloed. Echte mensen: Bernini was een meester in het manipuleren/behandelen van steen. Bv: Mannenhanden op vrouwendijen. Vleselijkheid zoals we die in marmer nog nooit gezien hebben. Verschillende oppervlakte effecten: het marmer lijkt tot leven te komen. Beweging: De vader van Bernini introduceert Bernini’s talent overal. Men zocht naar een nieuwe Michelangelo en die vonden ze in Bernini (Kardinaal Barberini als opdrachtgever). Snelle werker; systematisch organisator van grote scharen assistenten. Beschouwde zijn talent als een goddelijke gave die hij in dienst moet stellen van de kerk. Aanvankelijk naambekendheid dankzij mythologische groepen en portretbustes (die hij zijn hele leven zal blijven maken; getuigen van zijn virtuositeit, zijn gave om wit marmer te bewerken). Erg pathetische beeldhouwstijl, erg beweeglijk en bont. Geschakeerd schaduwspel van plooien in gewaden. Omgeving en atmosfeer bepalen mee de indruk van het werk. Indringende en realistische emoties in het marmer. Keek op naar kunstenaars van de hoge renaissance (zelfde proporties van het lichaam) en de klassieke oudheid.
Het martelaarschap van de Heilige Laurentius • • •
Dit is een jeugdwerk, Bernini was toen 15 jaar oud en toch geldt dit al als een meesterwerk. Het moment van de extase (ligt op een vuur): Zich verheffen, maar weet wat er verder zal gebeuren. Hij legt dit moment vast: de extase, de gekweldheid. Iedereen wil Bernini een job geven.
10
Buste ‘Scibio Borgese’ • • •
• • •
•
Scibo Borgese geeft opdrachten aan Bernini (daarom staan er veel werken van hem in villa Borgese) Zwelgt in eigen ego, zelfgenoegzaamheid, macht. De figuur wordt menselijk afgebeel. In de villa staan 2 identieke beelden: Bernini had al maanden aan de eerste gewerkt toen intern in de steen een fout bleek te zijn waardoor er een streep over het voorhoofd liep. Bernini maakte een exacte replica op 14 dagen tijd. Politieke en religieuze figuren worden in de kleinste details weergegeven. Met diep ingesneden ogen (irissen), waardoor ze waarachtig lijken. Door de behandeling van de huid laat hij dit beeld echt lijken (bv: Glad voorhoofd door zweet) Ambitie: Bevestigen, visualiseren van een wereldlijke macht in een vorm die kunst bevat uit de Klassieke Oudheid en het antwoord daarop van toenmalige hedendaagse kunstenaars. Wedijver: Oudheid en beginnend barok gevoel. Dit gebeurd aan de hand van subtiele elementen zoals de blik van de ogen, zweet, pafferigheid kardinaal. En enkele frivoliteiten: De knoop van het kleed steekt maar half door het knoopsgat (realiteitszin, grapje van Bernini) De kunst stapt af van de heroïek zoals we die kennen bij Michelangelo.
David (1623 – 24) • • •
• •
Donnatello: Knappe jongeman Michelangelo: held, ‘een echte Brad Pitt’ Bernini: Moment van het gooien van de slinger. Niet de jonge man op het moment van de overwinning of wanneer hij de steen zal werpen, maar echt het moment van het gooien zelf. Afhankelijk van de belichting/standpunt zie je een ander moment van de actie: Samenballen van krachten die tot explosie gaan komen. Komt tegemoet aan de verwachting van hoe goede kunst er moet uit zien. Bernini: Breuk met wat op dat moment gangbaar was. De ruimte buiten het kunstwerk wordt mee in het kunstwerk gebracht. Dit is interactie met het publiek en de ruimte.
De roof van Proserpina door Pluto • • • •
Het moment waarop ze aangerand en ontvoerd wordt. Bernini brengt een element bij: geluid, de schreeuw, iemand die in doodsangst een wanhoopskreet slaagt. Dit betrekt de toeschouwer bij de actie. Ook de tranen van emoties worden in beeld gebracht. Technische vaardigheid (Bernini en zijn assistent Finelli)
Apollo en Daphne • •
Moment: Vlucht, schreeuw, veranderd in een boom. Waar Apollo haar aanraakt is ze al een schors De onmogelijkheid om de nimf aan te raken wordt in beeld gebracht.
11
•
•
In de jaren 1620 wordt de eerste beschermheer van Bernini, Barberini tot Paus Urbanus VIII gekroond. Bernini wordt belast met de hertekening van Rome, opdrachten die zijn kunstenaarschap overstijgen. Gaat cruciale plekken in Rome compleet herdenken Rome is de contrareformatie is door Bernini vorm gegeven.
Buste ‘Constanza Bonarelli’ (1635) • •
• • • • •
1 van de meest indrukwekkende beelden voor de 19e eeuw. Dit beeld werd gemaakt op het hoogtepunt van hun affaire, ze was de vrouw van een collega van Bernini. Dit was ook op het toppunt van de roem van Bernini (arrogant, pikt vrouw in). Dit beeld maakt hij als persoonlijke liefdesverklaring, dit was toen not-done om dit soort beelden te maken van een niet-machthebber. Maakt haar sensueel met wijd opengesperde ogen. Het beeld met karakterstudie: De passie tussen de kunstenaar en de geportretteerde. Realisme: Losliggende lok, openstaande bloes, schijnbare maar toch geconstrueerde nonchalance. De relatie loopt slecht af: iemand zei tegen Bernini dat zijn broer ook een relatie had met Constanze. Bernini probeert zijn broer te vermoorden. En laat iemand Constanze haar gezicht kapotmaken. Die persoon en Constanze worden veroordeeld. Bernini ontspringt. Het beeld gaat naar een Florentijn.
The Baldacchino (1624) • • • • • • •
Bernini is bevriend met Urbanus VIII en verkrijgt zo zijn eerste grote opdracht: het altaarbalakijn van de St. Pieters kerk. Tussenvorm beeldhouwerk/architectuur. Verwijzing naar salomonszuilen. Evenwicht tussen grootsheid en toch niet belachelijk zijn. Er moest een vrij zicht zijn op de zetel van Petrus. Figuren op zuil Boromini: Betrokken architect en concurrent van Bernini, eeuwig rivaalschap. Op het moment dat Bernini faalt (klokkentorens St. Pieters Kerk, foute berekening) neemt Boromini zijn rol over.
Extase van de Heilige Theresa Avila (1647 – 1652) • • • • • •
Na zijn tegenslagen raakt Bernini artistiek aan een lagere wal en gaat in opdracht bij ‘lagere’ mensen. De familie Cornoro wil een kapel ter ere een heilige die noog geen kapel had. Bernini wil laten zien dat hij er echt wel nog is! Therasa: Mystieke ervaringen, soort symbiose tussen spirituele en fysieke pijn (dubbelzinnig). Figuur zonder melig te worden een extase uitdrukken. Structuur verankerd in de muur: Het reëel licht is vermengt met een goddelijk licht. Het beeld wordt erkent als één van de grote meesterwerken van Bernini.
12
St. Pieters plein (ca. 1655) • •
Theatraliteit, beroemde zuilengang (collonades). Machtsinstrument: Grootsheid laat zien waar de macht zit.
De vier wereldstromen (1648-51) • • • •
Fontein op de Piazza Navona. Beelden zijn organisch met de fontein verbonden. De personages zijn gegrepen door één en dezelfde beweginsstroom, verbonden met het opspuitende water (verlengde van het bewogen beeld). Totaaleffect van het beeld wordt bepaald door een harmonisch in elkaar vloeien van kunst en natuur.
Andere belangrijke architecten van de Romeinse barok • •
Francesco Borromini (1599-1667) Pietro Cortona (1596-1669) – op de eerste plaats een schilder
13
BAROKKE SCHILDERKUNST IN DE NEDERLANDEN Parel met vele facetten. Schilders en schilderkunst tussen 1585 en 1648, de gouden eeuw van Antwerpen 1585: begin – Spaanse herovering van Antwerpen; feitelijke scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. 1648: einde – Vrede van Munster die de definitieve scheiding van Noord en Zuid bezegelde; einde van de Gouden Eeuw. Na de verovering van de Zuidelijke Nederlanden door de Spanjaarden: structurele veranderingen in het samenlevingspatroon. • • • •
Calvinisten: ofwel onderwerpen aan Spanje en Rome; ofwel uitwijken naar en ander land (Noordelijke Nederlanden, Palts of Engeland). Voor Antwerpen desastreus dat toonaangevende burgers de stad verlieten. Het Habsburgse gezag (Albrecht en Isabella) steunde de heropleving van de geteisterde gewesten, o.m. door steun aan de contrareformatie. Hernieuwde godsdienstactiviteit, merkbaar in de nieuwe en heroplevende kloosterordes. Bevordering van vroomheid en geloofspraktijk. Inzet in het onderwijs, de geloofspredicatie,... Enorme bouwnijverheid: herstel van beschadigde gebouwen door religieuze twisten (beeldenstorm,...), nieuwbouw van kloosters en abdijen. Decoratie van deze gebouwen in Contrareformatistische stijl.
Monumentale decoratie van kerken en kloosters De Zuidelijke Nederlanden werden plots heel erg aantrekkelijk voor religieuze kunstenaars, aangezien er veel nieuwe opdrachten kwamen (post-beeldenstorm, contrareformatie) en veel kunstenaars naar het Noorden waren getrokken. Er vond dan ook een kleine remigratie plaats van artiesten die uit het Noorden kwamen afgezakt naar Antwerpen: in het Noorden was er immers weinig belangstelling vanuit het hof en de Kerk en in het Zuiden bevond zich het atelier van Rubens. De clerus speelde een groot belang in de richtlijnen van de nieuwe kunst voor kerken en kloosters. • • • •
•
Roomse geloofswaarheden moeten op een klare, duidelijke wijze in beeld gebracht worden. Geen voorstellingen van apocriefe of onzedige scenes. Christologische thematiek moet centraal staan (in triptieken voorbeheiden voor de middenpanelen). De thema’s die de protestanten verwierpen (verering van Maria, de heiligen en de sacramenten) moesten sterk benadrukt worden, in een stijl die waardig en verheven was. Assumption of the Virgin, 1626, Rubens, Altaarstuk van de Onze Lieve Vrouwe Kathedraal. Deze richtlijnen werden geconcretiseerd door de bischoppen van Mechelen en Antwerpen, en schilders dienden theologisch advies in te winnen.
14
•
•
De Roomse iconografie wordt gecodificeerd in Johannes Molanus’ traktaten De Picturis et Imaginibus Sacris en de Historia SS. Imaginum et Picturarum pro vero earum usu contra abusus, libri IV. Deze kunst werd echter slechts ten dele door de clerus gefinancierd; belangrijk is de rol van de rijke burgerij en de aristocratie.
Het religieuze historietafereel van de Contrareformatie kreeg een uitgesproken didactischpropagandistisch doel. De nieuwe beeldentaal werd versterkt door de devotiegrafiek, waar bijschriften bij staan, die het grote publiek kon bekoren. Hierdoor kon de toeschouwer de complexe iconografie beter begrijpen. Het geschilderde altaarstuk is de belangrijkste uiting van de Tridentijnse opvattingen. Daarnaast zijn er ook andere devotionalia zoals de epitaafschilderijen (die de verrijzenis en de overwinning op de zonde beklemtonen). De nieuwe kloosterorden propaganderen hun eigen heiligen. In dit verband ontstaan er grote, in reeksverband samengestelde cycli, waarin de daden en wonderen van bepaalde ordeheiligen in de verf worden gezet. De typisch Italiaanse geïntegreerde kerkdecoratie, waarin schilderijen samen met omlijstende sculptuur en lambriseringen werden georganiseerd tot een coherent gesamtkunstwerk, vindt echter geen bijval in de Zuidelijke Nederlanden. Verschillende niveaus van schilderkunst: toonaangevende schilders creëerden de eclatante, publieksgerichte opdrachten. Voor meer bescheiden bestemmingen, in kleinere dorpen, werd gekocht wat er op de markt gevonden werd; en op private locaties in kloosters en begijnhoven bevonden zich op meditatie gerichte schilderijen met een archaïsche iconografie, die vaak het resultaat waren van dozijnwerk. Devotionele en Bijbelse voorstellingen voor privé-gebruik Religieuze kunst vond niet slechts een plaats in de kerk. Ook in privé-interieurs hingen devotionalia van alle formaten, die de christelijke gezinsethiek verheerlijkten. Typische onderwerpen: • • • • • • •
Madonna-uitbeeldingen Heilige familie Geboorte van Christus Aanbidding van de koningen Lerarende Christus bij Martha en Maria De Samaritaanse Vrouw Het Gastmaal te Emmaüs
De aankleding van de taferelen was vaak opvallend realistisch en huiselijk, waardoor de identificatie van de huisbewoners met de christelijk-ethische waarden in deze schilderijen vergroot werd. Typisch is ook het gedrukte koper, dat in een grote oplage kon worden gedrukt. Zo kon men religieuze ideeën verspreiden over grote delen van de bevolking.
15
Grafiek voor de verspreiding van religieuze ideeën: •
• •
Dorijnschilderkunst: veel anonieme werken (zowel religieus als portretten). Dit zijn de schilders die niet tot de topklasse behoren. De werken worden dus niet omwille van de artistieke waarde van de artiest besteld. Secundaire kunst (andere klantengroep): VB. Daniel Seghers (nog vrij hoog van kwaliteit), Floral Wreath with Madonna and Child. Na verloop van tijd wordt het steeds belangrijker om een schilderij van een grote naam in je bezit te hebben.
Historieschilderkunst met profane thematiek •
• • • • • • •
•
•
Uitbeeldingen van verhalen uit de Griekse mythologie, Romeinse geschiedenis of morele en politieke allegoriën. Schilderkunst met een verhaal: Bv: Aankomst van Maria de Medici in Marseilles, Rubens, 1623 Geallegoriseerde gebeurtenis: Bv: Overlijden Hendrik IV Stonden wel nog in de schaduw van de religieuze schilderkunst. Vooral te vinden in hofkringen (ook buiten de Zuidelijke Nederlanden): VB. Cycli van Rubens voor Maria de Medici, Lodwijk XIII, Karel I en Filips IV. Politieke beeldvorming, ter gelegenheid van publieke ceremoniën (VB. Blijde Intrede). Decoratie van stadhuizen, gildenhuizen,... Exempla moralia: taferelen uit het werk van Griekse of Latijense schrijvers (gelijklopend met de kunst uit de Noordelijke Nederlanden). Grotere betekenis van het antieke gedachtegoed, doordat ook de kapitaalkrachtige kooplieden en ambtenaren een betere humanistische scholing kregen. De rijke burgerij drukt haar welvaardt uit door een elitaire en pralerige levenshouding als belichaming van aristocratisch gedrag: wonen in een fraai huis, omringd met kostbare kunstwerken. Erotisch karakter: mythologische of Bijbelse taferelen met naakte mensen. Schilderijen werden steeds vaker gekocht wanneer ze beantwoordden aan bepaalde esthetische behoften. De virtuositeit en stilistische kwaliteiten van de schilder worden geleidelijk aan hoger gewaardeerd dan het (moraliserende) onderwerp dat uitgebeeld wordt. Dit hangt samen met de groei van een verzamelwezen en kennerschap.
Humanistische grondslagen van de historieschilderkunst • • • •
Pictor-Doctusideaal: geleerde schilder. Hiërarchische atelierstructuur, waarbij de meester-inventor aan de leiding stond van een staf goed geschoolde medewerkers. Stilistisch uitzicht van dde historieschilderkunst is veranderd door de oriëntatie op de monumentale vormgeving van de Italiaanse Maniera Grande. Artistieke schilders gaan zich nadrukkelijk onderscheiden van artisanale schilders zoals huisschilders, doeckschilders, etc.
16
•
Historieschilders trokken vaak op reis naar Italië om de normgevende Renaissancekunst te kunnen bestuderen. Na Rubens dood mindert dit, en neemt de kunst van Rubens en van Van Dijck die voorbeeldfunctie in.
Kunsthandel en kennerschap • • •
•
Handelaars verspreid over Europa in een g oed georganiseerd net: stimuleert de artistieke productie en de internationalisering ervan. Aparte vorm van kunsthandel: wandtapijten. Verzamelwezen kende parallelle groei: kenmerkend zijn de schilderijen met schilderijenverzamelingen als onderwerp (dikwijls worden de miniatuurschilderijen dan nog eens door de originele schilders geschilderd). Echtheid en authenticiteit wordt belangrijk, ook vanuit financieel standpunt.
Specialisatie en taakverdeling •
•
•
Genre-, landschap- en stillevenschilderkunst werd meer en meer beoefend als een serieproduct, als respons op de smaakfluctuaties. Deze drie categoriën kenden een gelijklopende ontwikkeling in de beide Nederlanden. Historieschilderkunst (devotionalia) ook vaak uitgevoerd in reeksverband, voor het buitenland (Iberisch schiereiland, Latijns-Amerika) en Antwerpen zelf. Vaak geschilderd op koper, voor de export en dikwijls geschilderd naar werken van Rubens en Van Dijck, of oudere werken. Gebruikelijk om het werk te verdelen tussen twee of meerdere meesters (opsplitsing tussen figuratie en stilleven- of landschapsdetails): horizontale taakverdeling.
Portretschilderkunst • • • •
• •
Zowel van adel, vorst en clerus, als onderdeel van de interieurdecoratie van de hogere én lagere burgerij. Vaak voorkomend: twee naar elkaar neigende en op afzonderlijke panelen voorgestelde echtgenoten. Aparte categorie: groepsportretten die het hele gezin uitbeelden. Portrait historié: aristocratische, dure categorie. Een soort visuele stamboom voor de nouveau riches. Belangrijk zijn herkenbare gezichtstrekken, maar wel geflatteerd en een houding die de status van de geportretteerde weergeeft. Doorsneeportret: niet duur; geen hoog artistiek genre. Schilders die wel belangrijk waren (Van Dijck, Rubens) werden bekend als historieschilders, en kregen daarbij belangrijke opdrachten voor dure portraits historiés.
Genre-, landschap- en stillevenschilderkunst •
Genreschilderkunst: drager van een amper verhulde zedenles. Pittoreske en satirische scenes, met ruwe en zich aan overdaad te buiten gaande boeren. Galante taferelen met converserende of dansende burgers. Negatieve exempla moralia, die als metaforen ook voorkomen in de moraliserende volksliteratuur van de tijd.
17
•
• •
Oudere traditie: belangstelling voor het pastorale (ook te zien in de landschapsschilderkunst); galante gezelschapsstukken die in de lijn liggen van de laat-middeleeuwse hoofse thematiek. Conservatieve indruk in Vlaanderen: niet zo verstild, realistisch en emblematisch geladen als de Hollandse uitbeeldingen van de eigentijdse huiselijk-intieme sfeer. Landschapsschilderkunst
Fenomenen, tendensen in de 17e eeuwse Nederlanden. 1. Aankleding • Assumption of the Virgin, 1626, Rubens, Altaarstuk van de Onze Lieve Vrouwe Kathedraal • Aankleding van leeggeroofde kerken. 2. Heilige iconografie wordt ondersteund door kleinkunst, devotiegrafiek (penkunst) • Gedrukte koper, kon in een grote oplage worden gedrukt. Zo kon men bv religieuze ideeën verspreiden over grote delen van de bevolking. Grafiek voor de verspreiding van religieuze ideeën: • Dorijnschilderkunst: veel anonieme werken (zowel religieus als portretten), Dit zijn de schilders die niet tot de topklasse behoren. De werken worden besteld niet omwille van de artistieke waarde van de artiest. • Toegenomen belangstelling voor devotieschilderijen voor privégebruik, toegenomen consumptie van devotie. • Secundaire kunst (andere klantengroep), bv Daniel Seghers: Nog vrij hoog van kwaliteit. Floral Wreath with Madonna and Child. • Na verloop van tijd is het steeds belangrijker om een schilderij van een grote naam in je bezit te hebben. 3. Historische schilderijen met profane thematiek. • Schilderkunst met een verhaal: Bv: Aankomst van Maria de Medici in Marseilles, Rubens, 1623 • Geallegoriseerde gebeurtenis: Bv: Overleden Hendrik IV 4. Fenomeen van de blijde intrede: De vorst die zijn intrede maakt in de stad. • Ferdinand naar Antwerpen, 1640: • Teruggrijpen naar de klassieke oudheid. • De vorst sluit een pact met de stad, wordt gevisualiseerd door de blijde intrede: Wat wordt er verwacht van de vorst en wat beloofd de stad in ruil te geven. • Toenemend teruggrijpen op de klassieke mythologie. • Toenemende humanisering • De vier filosofen, Rubens: Afgebeeld zijn Pieter Paul Rubens, zijn vroeg Filips Rubens, Een leerling van Justus Lipsius en Jan Loverium. o Idee van geletterdheid van de klassieke filosofie o Toenemende iconografie, gebaseerd op de klassieke oudheid. • Esthetische speeld steeds een grotere rol: toenemende belangstelling in het kunsthistorische. • Allegorie van Oorlog en vrede: Goed te lezen, Rubens heeft het helemaal uitgelegd.
18
5. Humanistische grondslagen van de historische schilderkunst. • Frans Floris (midden 16e eeuw), Banket van de Goden. • Idee van de pictordictus: geleerde schilder, het fenomeen breidt uit inde 17e eeuw. • Cf Klassieke Oudheid kunst of hoge renaissance (maniera grande) • Reizen, richten op Italiaanse manira grande. • Er komt een artistieke meerwaarde op het beroep van kunstenaar. 6. Ontwikkeling van de verticale atelier structuur. • Geschoolde medewerkers werden onder de meester, werken in niveaus. • Vergelijkbaar met een hedendaags architectenbureau: Grote architectuur met daaronder geschoolde architecten. • Rooms of Art, Rubens huis: Om het ontstaan van de kunstcollecties te zien (wouden ook grote namen in hun collectie) 7. Ontstaan kunstkamers • Bv: Teniers: Leopold en zijn kunstverzameling (ca. 1650) • Interieurs met schilderijen in het schilderij. Soms maken de kunstenaars zelf de miniatuur van hun eigen schilderij in het werk waardoor er soms 10 schilders aan zo’n schilderij meewerkten. • Historische, intellectuele, authenticiteit wordt belangrijk. • Het was toen al belangrijk dat het kunstwerk authentiek was. • Contracten bepaalden wat medewerkers mochten doen en wat de meester zelf zeker zelf moest doen. • De vraag ‘is dit echt’, is niet simplistisch. Soms is het de kunstenaar zelf, soms samen met zijn atelier. 8. Atelierrepliek: binnen verticale atelier organisatie: • Bv: Voor de zoveelste versie van een bepaald populair thema. Volledig los van het atelier gemaakt. De kunstenaar zelf staat hier ver van. Complexe toeschrijving problematiek. 9. Horizontale atelierorganisatie: • Kunstenaars die om één of andere reden samen werken. Altijd vanuit specialisatie. • The sence of sight, Jan Breughel en Rubens • Kunstkamer, Cornelis van der Geest: Laat zijn kunstkamer zien aan Albrecht en Isabela. Kunstwerken die verwijzen naar ven der geest zijn bijna allemaal afkomstig uit de Antwerpse schilderschool. • Aards paradijs, Breughel, en Rubens. 10. Opsplitsing in genres • Genres in de loop van de 16e eeuw – 17e eeuw verder ontwikkeling. Portretschilderkunst was een laag genre. Hierdoor komt het dat er veel anonieme portretten zijn, voornamelijk secundaire schilders gingen specialiseren in portretten. • Charles I, 1635, A. Van Dijck: Met historiserende elementen, geen anoniem portret want het is niet voor de gewone rijke man. 11. Rubens, Van Dijck en De Vos zijn de 2 grote schilders van portretten. • Rubens: absolute topklasse, kon heel veel geld voor zijn portretten vragen. • Van Dijck: ook top klasse • De Vos: Lokale, Antwerpse burgerij, familieportretten. 19
Andere kunstenaars voor de rest van de markt. Familiy Portrait, Cornelis de Vos: Specifieke portretkunst en afzetmarkt in beeld gebracht. e 17 eeuw: Toegenomen, internationaliserende kunstmarkt Kerkelijke en adellijke opdrachtgevers. Steeds groter wordende groep van rijke burgers. Gevolg van de vergrotende kunstmarkt. Specialisering: Stratificatie genre, ontstaan van genres: Genreschilderkunst: afbeeldingen van de gewone mens. (bv Brouwer), toename van herberg) en marginaliteitafbeeldingen Portretten als genres Landschapschilderkunst Stillevens: Zijn vaak louter decoratief. Vanitas: ijdelheid van het aardse bestaan. • Wat betekenen zo’n schilderijen? Wat is de functie van dit soort schilderijen? Waar dienen ze voor? Dit zijn populaire vragen van kunsthistorici nu. • De belangstelling van de burgerij brengt een heel scala, gamma aan thema’s naar voor. (Bv: Sneyders: Stilleven) Jachttaferelen: identificatie met de adel en rijke burgers Specialiseren leidt naar een horizontale atelieractiviteit: Meesters oen beroep op elkaars specialismen, samenwerken van meesters naast elkaar. Meesters komen meestal uit een ambachtelijke sfeer. Hoe verder in de 17e eeuw, hoe meer specialisme. Van veel mensen die als kunstenaar ingeschreven waren hebben we enkel een naam, geen werken, ook al waren ze meester. De ambachtelijke fond blijft belangrijk: weinig adel en armen. Ontstaan van dynastieën, kunstenaarsfamilies: Het was gebruikelijk om in de ambacht van de familie te blijven. Bv: Breughel, Teniers, Van Kessel, De Vos Kunstnaarsfamilies. Historische schilderkunst: uitbeelding geschiedenissen, verhaaltjes worden uitgebouwd door pictordoctus. Kunstenaars konden in deinst gaan aan een (adelijk) hof. De adel gaf privéleges zodat kunstenaars worden aangetrokken tot het hof. Het vorstelijk mecenaat in de Zuiderlijke Nederlanden is relatief beperkt. Iconografie van Van Dijck: Reks portretten van Anton van Dijck. Publiceert een aantal etsen (Breughel, de Wael) De kunstenaar wordt niet afgebaald als kunstenaar, het kunstenaarschap veranderd van statuut, ze voelen zich geen ambachtslui meer. Niet alle kunstenaars waren succesvol (door hun talent of karakter), veel dozijnschilders (aan de lopende band, anoniem produceren) Anderen moesten om den broden ook iets anders doen (bv: ze waren ook bakker), culmineren met een ander beroep. Bv: Daniel Seghers was ook een geestelijke. • •
•
•
•
20
Groep kunstenaressen (worden speciaal onderscheiden omdat ze vrouw waren), vaak was hun vader ook kunstenaar. Bv: Clara Peeters: Grote naam als kunstenaar, legt zich vooral toe op stillevens. Bv: Michelina Watiers: Religieuze taferelen, historische schilderkunst Maar weinig vrouwen brachten het zo ver.
Rubens 1577 – 1640 Grote lijnen van wat bij vandaag betekend. • • •
•
• •
• • •
• •
Rubens wordt geboren op het moment dat de dynamiek gebeurt: contrareformatie, concilie van Trente,… Hij is een supertalent en is bereid om te wereld te bekijken en hij doet dit ook (Italië). Geboren in Zichem, Duitsland, 1577: Niet in Antwerpen, want zijn vader was naar Italië gevlucht, daar had hij een relatie met de vrouw van Willen van Oranje (zijn baas), verbannen naar Zichem. 1578: terug naar Keulen 1587: Vader sterft 1589: De familie gaat terug naar Antwerpen Antwerpen is dan nog in de ban van het manierisme, daar wordt Rubens opgeleid (Latijnse school, Klassieke literatuur, …). Rubens gaat inde leer bij verschillende leermeesters. Otto van Veen was zijn laatste leermeester, was een grote figuur in het Antwerpen van zijn dagen. Introduceert Rubens tot de Italiaanse schilderkunst. Rubens zal hem later overstijgen. Humanistische georiënteerd milieu 1600: Rubens naar Italië, ontwikkeld zich daar, krijgt de kans op Italië te reizen. Gaat de oude klassiek sculptuur bestuderen en die kopiëren. Grote kunstenaars renaissance (Titaan) en tijdgenoten (Caravaggio) bekijken. Als hij terug is in de Nederlanden komt de invloed van Caravaggio tot uiting. 1605: Rome, samen met zijn broer Filips Rubens in een humanistisch milieu. Vroege Rubens: Graflegging en Adem en Eva niet stilistisch bekijken 1608: Gaat hals over kop terug naar Antwerpen (dood van zijn moeder). Hij blijft en vestigt zich in Antwerpen. Albrecht en Isabella en hun vooruitstrevende cultuurpolitiek wouden Rubens in hun dienst. Rubens komt meteen in het milieu/niveau van de Antwerpse top. Hij wordt een hofschilder met privélegers: wordt verhoven boven alle beperkende maatregelen. Opdrachten op het lege Antwerpen opnieuw te vullen. Krijgt veel opdrachten op korte tijd. Op korte tijd zal hij een heel atelier uitbouwen (Iedereen hoopte bij Rubens te mogen komen werken.) Werkt tegelijk ook voor de vrije markt. 1616-1621: Atelier uitbouwen (rubenshuis is nu nog te bezoeken.) Vroege werken in Antwerpen: Vanaf 1608:
21
Sterke verwijzingen naar Michelangelo en Caravaggio. Bewogen houdingen. Samson en Delida, 1609-10: Van de reminicenties aan de antieke cultuur. Kindermoord in Bethlehem: Onlangs ontdenkt uit een privécollectie, zelfde dynamiek en verwijzingen aan de klassieke oudheid. Kruisoprichting, 1610-11: Rubens moest zich aanpassen aan de oude traditie van de triptiek. De Kerk opnieuw voorzien van impressionante werken. De scène moet als een eenheid gelezen worden, maar als triptiek gemaakt/gerealiseerd. De triptiek is een oude traditie, die in Italië al lang uit de mode was. Examen: Rubens: Iets over barok, Rubens, situatie te zeggen, relevante dingen om werk te duiden. Kruisafneming: Voor het altaar van de Caveniersgilde in de hoofdkerk van Antwerpen. Teruggrijpen naar vorm (aansluiten bij de traditie van de triptiek). 3 verschillende taferelen: kruisafnaming, visitatie en tempel (1612-14). Teruggrijpen naar de sfeer en richtlijnen van het concilie van Trente (kleureffecten). Refereert naar voorbeelden uit de Italië. Iconografisch aansluiten bij traditie kruisafneming bouwt erop voort. De gerichtheid/interesse voor Klassieke sculptuur (niet kopiëren maar wel naar refereren, een citaat). Bewuste referentie naar een ideaalbeeld. Klassieke werken inwerken. Rubens had een hoge productie (door de hulp van een altijd draaiend atelier) door een goed georganiseerd atelier: onderscheid tussen disegno (ontwerp) en uitvoering (uitwerking). Soms doet Rubens enkel het retoucheren. Cruciaal onderscheid. Sommige ontwerpschetsen zijn bewaard. Bv: Val van Icarus , Schets waarmee de compositie wordt opgezet, met enkele kleuren. Van Rubens zijn zeer veel ontwerpmodelli bewaard gebleven (doordat hij in zijn tijd al beroemd wasFase: Schets van het opzet van een werk wordt vertaald naar het definitieve werk. Ontwerp waarop de opdrachtgever commentaar kan geven. Dit wordt daarna omgezet (met behulp van het atelier, op verschillende niveaus van medewerkers) naar het uiteindelijke werk. Dit omzetten gebeurd niet rechtstreeks: Er zijn tussenstadia waarbij de kunstenaar (technische) details gaat onderzoeken (door middel van tekeningen en schetsen). Bv: Studiekoppen van individuele personages, studies van een beweging, anatomische details, … Door deze tekeningen is het mogelijk om het creatieve proces van de kunstenaar te volgen. Rubens bouwt een beeldarchief op: Hij kopieert alles wat hij ziet en interessant vindt, documentaire tekeningen. Bekommernis om werken die het atelier verlaten, de eindproducten liet hij ook in prent omzetten (kopergravuren, houtsneden), dit was voor hem commercieel interessant. Verticale ateliers: proces over verschillende niveaus, tot uiteindelijk de finale retouche door de meester. Horizontale ateliers: verschillende meesters werken samen.
•
•
•
• •
22
•
•
•
•
•
De jaren 1620 waren het toppunt van Rubens zijn carrière, hij bedient een grote markt en realiseert cycli van grote werken. Plafondstukken van de Carlos Bronineus kerk in Antwerpen met scènes uit het Oude en Nieuwe Testament bedoelt om een eenheid te maken met de architectuur, dit was de meest Italiaanse kerk in de Nederlanden. Ontwerpschets: Geeft een idee van het uiteindelijke werk: schijnarchitectuur, je krijgt de indruk dat de architectuur doorloopt. Het eindresultaat is verloren door de vernieling van de kerk in de 18e eeuw. Originele werken bestaan niet meer maar de ontwerpen zijn er nog. Door deze plafonds was Rubens zijn naam echt gevestigd, en zullen de opdrachten gaan toestromen. Ook internationale opdrachten van o.a. Medici en Hendrik IV. Rubens krijgt opdrachten om grote reeksen te maken, zoals oa. voor de Medici. Bv: Ontscheping van Maria de Medici, Louvre: Verheerlijking van Maria en Henry IV: heldendaden in beeld brengen. Zwierige stijl, zoals deze toeneemt vanaf de jaren 1620 Afbeelding: inneming stad Bv: Triomf van de eucharistie, Werk voor Clarissenklooster in opdracht van Isabella. Het schilderij is een ontwerp/schets waarvan bedoeld was dat er een wandtapijt van gemaakt zou worden, dit is ook gebeurd Eucharistie en allegorische figuren: eucharistisch epos. Grootsheid is vanaf de jaren ’20 enorm aanwezig. Bv: Val van de Engelen, 1620, München Op Tintoretto- achtige wijze. De wervelende dynamiek van de barok wordt hier duidelijk in beeld gebracht. Rubens evalueert naar een lichtere toets, naar impressionistischachtige werken (Stijlevolutie in hoe hij schildert). Deze nerveuze toets leidt naar een lichtere schilderswijze, milder, met zachtere tussentonen. Bv: Landschap: Titiaanse manier van werken. Rubens gaat veel landschappen realiseren in de jaren 1620 en 1630. Om een lichtere toets mogelijk te maken. Hij maakte deze werken voor zijn eigen plezier. Bv: Gruwelen van de oorlog Één van zijn latere werken over de 30-jarige oorlog. Gemaakt voor de groothertog van Toscane. Afgebeeld met Griekse mythologische figuren/allegorische figuren (Mars, Venus, …) Dit is het meest Titiaanachtige werk van Rubens Het is een bijzonder groot schilderij, bedoeld om te imponeren, te overtuigen. Het was origineel voor Firenze gemaakt, en hangt nu nog in Palazzo Piti Er is een tekst waarin Rubens zelf de symbolieken van het kunstwerk beschrijft. Intentie: Er is 1 betekenis van een werk. Voor wie het bedoeld of niet bedoeld is geeft ook een betekenis aan het werk. De betekenis staat niet vast, maar is dynamisch, een werk kan verschillende betekenissen hebben.
23
• •
Rubens sterft in 1640 De vrede van Munster betekent het einde voor de grote aantrekkingskracht van Antwerpen, en ontwikkelingen zetten zich verder in Amsterdam.
Rembrandt van Rijn (1606 – 1669) •
Grote figuur uit de Nederlanden: o Bv: Nachtwacht, 1642: Betrekt de derde dimensie voor of achter het schilderij, racoursie (verkorte weergave) Speelt binnen het oeuvre van Rembrandt een cruciale rol. o We gaan niet babbelen over zijn schilderkunst, maar over zijn portretkunst
Prentenmaker • •
•
Evolutie van probeersels naar volwaardige werken, door middel van ets en graveerkunst. Rembrandt is een painre-graveur: Een kunstenaar die (gedrukte) prentkunst maakt, op koperplaten werkt (graveren is moeilijker dan etsen). Hij maakt zelf zijn eigen ontwerpen en prenten. Dit is in tegenstelling tot reproductie prenten: Schilderijen die – zoals bij Rubens – voor commerciële redenen op prent worden gezet. Rembrandt speelt met de grafische mogelijkheden van de ets en graveernaals: lijn. o Bv: 3 bomen Opkomende storm. Er zit iemand te kijken, een koppeltje, een viseer (zeer in detail, de prent is zelf vrij klein) De sfeer – er is een onweer op komst – wordt (typisch Rembrandt) gesuggereerd door enkele lijnen. Diepdruk: Inkt in gegraveerde lijnen, en wordt met hoge druk op vochtig papier gedrukt. Bij de afslag van de plaat veegt hij niet alle inkt weg, zodat je unieke grijstinten en effecten krijgt. Mengtechniek
Hercules Seghers, Haarlem, 1589 – 1638 • • • •
Ouder dan Rembrandt en hoort niet tot de canon. Gaat terug op Pieter Breughel de Oude Zijn werk past niet bij wat er in de 17e eeuw gebeurd: intentie om verschillende dezelfde prenten te wordt doorbroken, zodat elke prent uniek is. Heeft ook een aantal landschappen gemaakt (zoals Breughel) Landschapsprenten met effecten: gekleurde inkt of papier, vlekken (door zuur op de plaat), bijna abstract. Hij laat “technische foutené staan, die toen door kunstenaars niet getolereerd werden. De resultaten van de afdrukken snijdt hij af, deze uitsneden zal hij diversifiëren: Er zijn telkens andere effecten, ook door een verschillende grootte. Doet dingen die in zijn tijd evolutionair waren. Krassen: fouten gebruiken om effecten te creëren. Experimenteren: Stukken stof mee afdrukken (geeft een andere textur)
24
De schaal op zijn prenten wordt aangegeven door kleine details (bv: model in grote bergen) Bv: Tobias met de engel Koperplaat die in het eigendom van Rembrandt was geraakt Rembrandt transformeert het landschap van Seghers naar ‘de vlucht naar Egypte’ personen wegwerken, kleine details wijzigen. De staat van de prent wordt weergegeven in Romeinse cijfers. Staat V (Rembrandt): Experimenteren met koperplaat: Je ziet nog een aantal lijnen van het origineel van Seghers. 1639: Rembrandt heeft geen valse bescheidenheid. Hij beeld zichzelf af in zijn volle glorie Bv: Zelfportret: Kende zijn kunstgeschiedenis en wou zichzelf daar een plaats in toekennen. Hij citeert in dit zelfportret enkele beroemde bronnen: • Titiaan: Man met de blauwe mantel/Ariosto (ca. 1510) citeert houding (leuning, ogen) • Castilione portret door Rafael (1515) • Deze kunstwerken bevonden zich op dit moment in Amsterdam. De kunstnaar citeert een andere kunstnaar uit eerbetoon en imulatio (evenaren en verbeteren) Bv: Christus die geldronselaars uit de kerk jaagt. Doet danken aan Dürer: De figuur van Christus wordt exact geciteerd (niet uit onkunde maar uit imulatio) Droge scene in een meer dynamisch geheel plaatsen. Bv: De Dood Van Maria Soort nachtscene Geestelijke explosie gesuggereerd Citaat van houtsnede van Dürer Bv: Christus als mens Boven: Lucas van Lijden (powerpoint) Rembrandt: herneemt scene: algemeen concept van de prent wordt overgenomen. 1628: Experimenten: Bv: Portret van zijn moeder, en ook een van zichzelf Troni: aangezicht, Heel klein (grote van een postzegel) Bv: 1630: Troni’s waarin je hem ziet: Je ziet een kunstenaar bezig met zichzelf te ontdekken, probeert verschillende emoties weer te geven. Bv: IIIe staat van drie kruisen Experimenteert in verschillende staten Om prenten veel te herwerken is een commercieel gegeven. Prenten waren toen al verzamelstukken • IVe staat
•
•
•
25
Plaat grondig herwerken (douche van licht blijft, 100 knielende mensen worden verlaten/weg, in de plaats komt er een ruiter), groep omstaanders verdwijnt in de schaduwen. Bv: Christus geneest de zieken, ca. 1648 Lang aan gewerkt “De 100 gulden prent”: in zijn eigen tijd was deze prent al honderd gulden waard. Rembrandt: Topfiguur, behoort tot de canon Tobias en Anna met het bokje, 1626: Typisch barok in de Nederlanden, Rembrandt kijkt naar het oude testament zoals Caravaggio naar het Nieuwe Testament keek. Rembrandt ontwikkeld tot de hoogst ingeschatte Nederlandse kunstenaar. Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, 1632: Rembrandt profileert zich als de grote kunstenaar in Amsterdam. We krijgen de indruk getuigen te zijn van de ontleding van een lijk. Waarachtig groepsportret waarbij hij de kijkers mee laat participeren in het groepsgebeuren. Het is een bedachte compositie, als je ze van dichterbij bekijkt klopt het niet helemaal. Maar het is zo gebracht dat het waarachtig overkomt. Nachtwacht, 1642: De benaming werd in de 18e-19e eeuw gegeven omdat het vernis steeds donkerder werd, maar in feite is het een afbeelding bij daglicht. Het is het duurste werk uit de carrière van Rembrandt. Nadien kwam Rembrandt in financiële moeilijkheden. Ereplek: cloveniersgilde. Werk opgebouwd grond personen. Er werd hier geen militair moment afgebeeld, maar een groepsportret dat op waarachtige wijze werd neergezet, een licht chaotisch moment. Groepsportret van de cloveniers van Amsterdam. De stijl van Rembrandt veranderd ca. 1650: De barok maakt plaats voor intimiteit, subtieler, lyrischer. Terugkeer verloren zoon, 1660: sympathe voor de marginalen.
• •
•
•
• •
Diego Valasquez (1599 – 1660) • • • • • • • • •
• •
Spanje In dienst van Filips IV Vooral bekend door genretaferelen en portretten van de Koninklijke familie. Belangstelling voor El Greco Word bevriend met Rubens (1628), die hem aanspoort om naar Italië te gaan. Op jonge leeftijd toont Valasquez al interesse voor genretaferelen, hij word ook al ong opgemerkt. Waterdrager van Sevilia, ca. 1623: waarachtig genretafereel Wordt hofschilder en maakt portretten van de Koninklijke familie. Bacchus, 1628: o Valasquez toont een enorme sympathie voor de afgebeelde boeren. o Plezier in naturalisme, geen negatieve kritiek. o Ontkenning van alles wat klassiek is. Statieportretten Filips en familie Spinsters, fabel van Arachne: Arachne daagt een godin uit tot een wedstrijd, Arachne verliest en veranderd in een spin.
26
Realiteitsniveaus: Spintsers – tapijt (tafereel in een tafereel). Arachne en godin staan daarvoor het is moeilijk uit te maken in welk realiteitsniveau ze zich bevinden. o De goddelijke kracht van de kunstenaar en de bestraffing van de menselijke hoogmoed. Las minias: Belangrijkste werk van Valasques. Portretteert de familie van de koning en koningin, tegelijk schildert hij ook de kunstenaar in zijn atelier. Het is niet duidelijk wie naar wie kijkt en wat er zich allemaal afspeelt. De infante Margerita staat centraal, wordt omgeven door 2 kamermeisjes, 2 dwergen en de hofhond. (Om de perfectie van het kind beter te laten uitkomen.) o De kunstenaar staat te werken aan het doek, waarvan we niet zien wat er geschilderd word. o In de spiegel zien we een reflectie, maar we weten niet van wat. o Het werk is ingewikkeld o Verschillende lichtbronnen zorgen voor natuurlijkheid. o Bovenaan: reproducties van schilderijen. o De kunstenaar beschouwt zichzelf als lid van de Koninklijke hofhouding. Hij wou toen lid worden van een ridderorde waar je niet lid van kon worden als je een ambachtsman was in vraag stelling van het statuut van kunstenaar. o Schitterende momentopname, schijntoevallig. Spelen van dat moment, groepsportret op ongewone manier in de Westerse kunstgeschiedenis. o Kunst die over kunst gaat o
•
Cornelis Gysbrechts, 1670 Wat is kunst? Idee: trompe l’oeil effect, denken over droom en visioenen.
27
BAROK IN FRANKRIJK “L’état, c’est moi.” • •
•
•
•
Lodewijk XIV: absolutisme: cruciale fase in de barokkunst in Frankrijk vanaf eind 16e eeuw) Italiaanse connectie. o Bv: Louis le Vau, kasteel van Vaux-le-Victome, voorgeven. Architect 17e eeuw, naam onthouden, zorgde voor de verbouwing van Versaillers. Koning wordt politiek gezien cruciaal, politieke macht en cultuur! Parijs wordt heraangelegd: o Bv: koninklijk plein Is bedoeld om de centrale macht van de koning te visualiseren en aanwezig te stellen. De toenmalige beschikbare media werd hiervoor gebruikt. Propaganda-apparaat om de macht van de koning te legitimeren. Zoals dit nu ook in de media en kunst gebeurd. Kasteel in tuincoplex (André le Nôtre, tuinarchitect, naam onthouden) – Vaux-le-Victome o De vorstelijke slaapkamer speelt een grote rol en was het centrum van het kasteel. o Ander concept van machtsuitoefening. Tussen hof en tuin: georiënteerd rond een bepaalde as.
Versailles • • • • • •
• • • • •
Wordt uitgebreid om het machtscentrum te maken (na Louvre dat was onveilig geworden). Versailles was veiliger, ligt net buiten Parijs. Classisistisch ontwerp. Op reuzachtige as, met centraal het bed. Het aantal vijvers en kanalen groeien naar gelang de macht van de koning groeide. As van 13 kilometer waarrond de hele macht wordt gezet. Lodewijk XIV heeft zich persoonlijk bemoeid met de iconografie: deze is volledig rond Apollo o Bv: Apollofontein Zonnegod/Zonnekoning: Antieke iconografie toegepast op de 17e eeuwse situatie. Tussen 1660 en 1692 aangelegd. Slaapkamer staat centraal vanaf 1701 Spiegelzaal: Binnen wordt de versiering steeds luxueuzer. De spiegelzaal is één van de meest prestigieuze zalen in de wereld. Overal zag je Lodewijk XIV in portret of in allegorische vorm of symbolische voorstelling. Staatsapparaat gebruikt de beschikbare middelen van de visuele kunst. o Bv: Staatsportret van Lodewijk XIV, Hyacinthe Cigaus Benen balletdanser: pose suggereert schijnbare achteloosheid. Decorum verwijst naar de traditionele portretkunst Schijnbare nonchalance, maar wel zijn alle elementen van koningschap aanwezig. Speelde zelf Zonnekoning in het theater. 28
in scenezetting
Lodewijk XIV en entourage • • • •
•
•
•
Theatrale enscenering/weergave van de monarchie om de absolute macht te legitimeren in Frankrijk. Portret buste – Bernini: Zwierigheid van Romeinse beelden. Nogret: Geeft de iconografie van Versailles en Lodewijk XIV zeer goed weer. Allegorisch portret, de familie van Lodewijk XIV wordt als de goden van de Olympus weergeven. De grootmoedigheid van Alexander de Grote – Le brun: Was een grote schilder op dat moment. Zorgt voor de versiering van Versailles en Louvre. o Alexander de grote was het model van de goede vorst, de ideale figuur. o De verslagen koning wacht op wat er zal gebeuren. De moeder wil zich voor Alexander storten maar ziet de verkeerde voor hem aan, maakt een protocol fout. Alexander is grootmoedig en laat haar behandelen als een koningin. Inventaris van emoties. o Iconologische compositie: Het gaat over Lodewijk XIV, terugkeer naar Klassieke Oudheid is belangrijk. Vandermeulen: Kunstenaar gaat mee op veldtocht om schijnbaar een realistisch ooggetuigenverslag te brengen van Lodewijk XIV om de grootsheid te vertalen naar schilderijen, waar hij zelf echt aanwezig is. Gebruik van de toenmalige media om de macht te legitimeren: Lodewijk XIV op een munt geportretteerd als iemand uit de klassieke oudheid. Munten en penningen, goddelijke legitimiteit. De schilderkunst in Frankrijk staat in functie van de ideologie.
Académie Royal de peinture • • • •
•
•
Ander aspect in Frankrijk: 1648: Académie royal de peinture: Zal zelf model zijn voor de Antwerpse academie. Sterk politiek idee zit erachter. Gevolg: Frankrijk slaagt er niet in om grote kunst te brengen, er zijn geen vernieuwingen binnen de academie. Er werden objectieve normen gesteld voor wat goede kunst is en wat niet. Dit is niet goed, men wou het strikt individuele overstijgen. Franse school 17e eeuw: o Klassieke richting: Poussin o Barokke koers: volgen de Nederlanden Kunstacademie: Was vooral een theoretische vorming. (Wat zijn de constanten, je leerde er niet schilderen). Het gildenapparaat bestong nog (ateliers met een meester). De categorieën om kunstwerken te beoordelen wordt geobjectiveerd. Hiërarchie schildergenres: o Historische schilderkunst: uitbeelden verhaal o Stillevens: staan het laagst
29
•
• • •
•
• •
•
Academie Royal: Was een onderdeel van een beroemd debat dat werd gevoerd door kunstenaars, dit was voornamelijk een generatieconflict. Poussinisten (lijnen) vs. Rubensisten (kleur) Deze schilders zelfs waren toen al dood. De discussies (Les querelles de anciens et modernes) leidt tot de overwinning van de Rubensisten en leist naar de Rococo. Politieke dimensie discussie. Simon Vouet: Woonde in Italie, maar Franse kunstenaar. Kenmerkend: vastleggen van de tijd. De la Tour: Caravastist, werkt vooral in de periferie tot hij hofschilder wordt van Lodewijk XIV. Hij heeft maar een klein bekend oeuvre (ca. 20 schilderijen). o Invloeden van Caravaggio: Leert werken met kunstmatige lichtbronnen o Bv: De Dood van de Heilige St. Sebastian: Vereenvoudiging compositie (kleuren reduceren, kunstlicht) o Bv: Christus helpt zijn vader hij het timmeren. Virtuositeit door weerkaatst licht. Werken met mystiek. Gebroers Lennin: Genretafereel. Artistieke ideeën uit de Zuiderlijke Nederlanden. Nauwkeurige waarneming realiteit. Sympathe voor mensen waarvoor dit soort kunstwerken niet bedoeld waren. Andere groep samenleving zonder negatieve connotatie. Champieu: Statieportretten schilder, bv: Richelieu Poussin: Trekt uit Frankrijk en maakt voornamelijk carrière in Italië. Zeer classicistisch gericht, gericht op de klassieke cultuur. o Bv: De dood is aanwezig: Figuren wijzen naar de Klassieke Oudheid. In de 18e eeuw ontstaat er een reactie, voornamelijk in Frankrijk: men was de spanning, grootsheid, onmenselijkheid van de barok beu geraakt. Ook de smaak van Lodewijk XIV begon te veranderen De rococo is meer dan een decadent uitvloeisel van de barok.
30
ROCOCO De periode van de Rococo: 1. Regence: ca. 1715 – 1723 2. Rococo: ca. 1920 – 1750/60 3. Classicisme: na ca. 1750
Rococo • • • • •
•
2 strekkingen Het beeld dat we hebben van de 18e eeuw, dat het een verlengen en frivolisering van de 17e eeuw is, klopt niet. De identificatie met de kunst van de rococo ligt ver van ons bed. De 18e eeuw was de laatste periode waar men geloofde dat de koning legitimering kreeg van God. De Verlichting krijgt vaste voet aan de grond, mensen zijn gelijkwaardig. 3 tijdsblokken: o Regence: 1715 – 1723: Lodewijk XIV sterft, Philip d’Otineans wordt regent. o Rococo: 1720 – 1750: Lodewijk XV (naam Rococo naar een schelpmotief) o Classicisme/neo-classicisme: na ca. 1750: Lodewijk SV en Lodewijk XVI In de barok werd een orde gecreëerd die in de 18e eeuw verloren gaat
1. Regence en rococo • De kunst reageert tegen de orde die geschapen werd in de barok. • Frankrijk is verstard in de concepten en theoretische modellen. Deze verstaring eindigt in de Querelle des anciens et modernes. Het is voornamelijk een pennenstrijd tegen het academische. De strijd wordt uiteindelijk beslecht in het voordeel van de jonge generatie. • Ook Lodewijk VIX zelf komt aan het einde van de 17e eeuw los van deze verstarring. Hij wil zelf verandering zien in de kunst. • De kunst wordt frivoler en staat zo tegenover de verstarring van de barok, die enkel wil imponeren. • Na de dood van Lodewijk XIV wordt de greep van het staatsapparaat op de kunstproductie losser. o Ontstaan van staatspaleizen: ‘kleinschalige’ woningen. • De rococo is geen decadent uitvloeisel van de barok, maar een vermenselijking van de kunst van de 17e eeuw: subtiliteit, frivoliteit, menselijkheid. • De kunst heeft weinig of geen theoretici, werd amper omschreven, niet intellectueel overdacht soort voorschriftloze kunst. • P. 105: Voltaire: ‘goede smaak’ is de norm. We staan ver af van de regels in de 17e eeuw, los van de academie. Men kon zelf de norm bepalen (maar je kan pas oordelen als je de normen kent) • Mensen gaan zich op menselijke schaal afbeelden: Afwijken van de klassieke bouwnormen, ten voordele van een toenemende versiering, frivole decoratie. • Vanuit Parijs verspreid de rococo zich over gans Europa, met regionale varianten (vs. Rome was de oorspronkelijke kern van de barok)
31
Architectuur in de Rococo Gabriel-Germain Boffrand: (naam onthouden!!!) einde jaren 1730 in Frankrijk, Prinsessensalon •
Typevoorbeeld Rococo architectuur: Prinsessensalon o Aan de buitenkant is het gebouw zeer strak en simpel, aan de binnenkant doet de menselijke, gezellige schaal zich voor. Groot, ruimtelijk gevoel. o Prinsessensalon als vroeg voorbeeld van Rococo binnenhuisinrichting: Ovale vorm: (belangrijk!!) Grote ramen Spiegels Er wordt gewerkt met natuurlijke lichtinval Het kunstwerk of architectuur wordt beschouwd als gesamtkunstwerk, waarbij verschillende kunstenaars samenwerken aan de decoratie. Het decoratieschema verbergt de dragende architectuur, je ziet enkel de aankleding van de zaal. o Bedoeling: om hier te wonen, als familie (gezellig naar 18e eeuwse normen) De zwikken dan de ruimte zijn beschilderd door J.J. Natoir (toenmalige bekende schilder, naam niet zo belangrijk): geschiedenis van Psyche aangebracht in de ruimte. Niks met klassieke vormen te maken, nieuwe rococovormen. (krulletjes)
SCHILDERKUNST Antoinne Watteau (naam onthouden!) • • •
•
• • •
Trekt naar Parijs in het begin van de 18e eeuw Periode van Querelle, kunst en normen verlaten de academie. Watteau bedenkt een nieuw genre. Bestudeert Rubens, Venetianen,… Op basis van de verschuivende interesses creëert hij een nieuw genre: ‘fête galante’ (het galante feest) Fête galante: Realiteit en droom/fictie, theather en werkelijkheid worden op zodanige wijze met elkaar versmolten dat je niet meer kan zeggen of je een theatervoorstelling of de realiteit ziet. Is het echt of niet echt? Dit is een constante bij veel schilderijen uit de eerste helft van de 18e eeuw. L’Embarquement pou Cythiere, 1717 - 1719 (ex): Tweede versie gemaakt met dezelfde beeldelementen. o Ontschepen/Inschepen op het eiland Citera: Koppels die op het liefdeseiland van Venus de liefde bedreven hebben en gaan inschepen om het eiland te verlaten. o Buste Venus: verwijzing naar klassieke oudheid blijft een constante. o Melancholie: Element dat terugkeert in fete galante. Voortdurend gebruik van zachte pastelkleuren. Kleuren die we in de barok nauwelijks tegen komen. Watteau is bekend omwille van zijn vele studies, veel tekening die later worden gecomponeerd tot allerlei composities. Probleem bij Watteau: Veelvuldig gekopieerd, slecht bewaard. 32
• • • • •
•
•
•
• •
Invloed van Rubens: Gelijkaardig galantfeest, Watteau brengt hier het softe, melancholische in. (Kleurgebruik, pastel, Rocaille motieven) Fête galante wordt een genre. Watteau wordt hiermee aangenomen in de academie (bestaat nog maar regels worden verlaten). Fetes vantiennes o Is dit een theatervoorstelling of is het een feest? The Italian Comedy: o Theater en realiteit vermengen Onderscheid tussen Barok en Rococo: Onderscheid tussen o Pulctum: zinnelijke pracht, glorieuze, pracht en praal (barok) o Bellum: het mooie, het lieflijke, (rococo) Geen grootste heroïsche schoonheidsidealen. Schoonheid op een veel menselijker niveau (ipv op een goddelijk niveau). Monumentaliteit is in de rococo onbelangrijk geworden (komt terug in het neoclassiciscme.) Realiteit: o In de barok wordt de realiteit getranscendeerd. Transcendentie is belangrijk. o In de Rococo wordt het aardse sprookjesachtig genoemd. Is een antwoord op de barok, een antwoord op de grootsheid, de heroïek van de barok. (Gevolg van de strijd) De goden die we zagen in de barok. (apollo) valt weg. In de plaats: Pan (man met de panfluit), godin Venus (eiland). De heroïsche goden, zoals Hercules, verlaten het toneel. Pan en Venus zijn de nieuwe goden. Cupid Making, a bow out of the club of hercules: o Metafoor: Cupido die zijn pijlen en boog snijd uit de knots van Hercules: Hier wordt visueel die lagere god, de held Hercules omvormt tot een liefdesinstrument. Melancholie verwijst naar het vergankelijke Poëtische is ook belangrijk geworden.
François Boucher • • • • • • •
Parijs, rococo schilder 1e helft 18e eeuw Artistiek deed hij vanalles: kostuums, decoraties, … Portret van Madame de Pompadour o Stofweergave Technisch zeer hoogstaand, virtuoos, gerafineerde techniek (stofweergave) Thema’s uit de klassieke oudheid zijn nooit ver weg. Pastorale, herderscènes, plattelandsscènes worden belangrijk (wel gespeeld) Zwoele erotiek The Odalisk: Was toen sensualiteit ten top. o Heeft van dit soort thema’s verschillende versies gemaakt.
Jean Honoré Fragonard • •
Belangstelling voor de Vlaamse schilderkunst uit de Nederlanden. Heeft een reis naar Italië gemaakt, zoals de meesten van zijn tijd. De schommel o 1 van de meest bekende werken uit de rococo
33
•
•
o Theatertje, bijna een balletvoorstelling. Begin neoclassicisme: men begint al te reageren tegen deze frivoliteit. Deze kunst blijft echter voortleven, maar krijgt het maatschappelijk steeds moeilijker om relevant te zijn (pre-revolutionaire ideeën) Kunstenaar wordt onrecht aangedaan omdat hij vaak gereproduceerd word (bv koekendozen…).
Snel door Regence en Rococo (onderscheid is alleen belangrijk om meubels te dateren) •
•
Rococo is geen uitvloeisel barok: kunnen aantonen op examen. o Rococokunst is een reactie op de barokkunst: De noodzaak, een aanvoelen van de mensen om een meer menselijke kunst te maken. Lieflijke, pastorale emotionaliteit. Probleemloze iconografie, lieflijke tafereeltjes, maar met een zekere melancholie. o 1e helft 18e eeuw Tegelijkertijd: Opgravingen Pompei (jaren 1730) o Systematisch bestuderen van de klassieke oudheid, op ‘wetenschappelijke manier’. Poging om de klassieke oudheid te begrijpen, slaat op dat moment aan in Europa. o (neo)classicisme zal de stijlrichting worden in de kunst.
34
CLASSICISME •
Opnieuw: Franse kunstenaars in Rome!
Jacques Louis David • • • •
• •
• •
•
Bevriend met Robesspiere. Politieke daden gevangenis, ontsnapt aan de guillotine, uiteindelijk hofschilder geworden van Napoleon, daarna in ballingschap. Komt in de Franse Revolutie terecht. Zet zich al tegen de tijdsgeest, de ideeën die op dat moment leefden. Wat de rococo naar voor brengt wordt tegen gereageerd. Vanuit de concepten van de klassieke oudheid wordt een nieuwe kunst geboren: het neoclassicisme. David gaat naar Rome en maakt: De eed van de Horatiërs: o Verhaal uit klassieke oudheid over het begin van Rome. Drie zonen van Horatius gaan ten strijde tegen de Curatiërs (de vijand). Verhaal is niet belangrijk, maar wel om te begrijpen waar het over gaat: Een van de zussen is met een curatiërs getrouw, en een zus van de Curatiërs is verloofd met een van de broers. o Dit werk (in pre-revolutionaire sfeer tot stand gekomen). o Blikken zijn gericht op de zwaarden, het gaat over de strijd die geleverd moeten worden (3 verschillende zwaard: vlug samengeraapte wapens.) o Zeer klassiek voorgesteld: Evenwichtige compositie Licht/donker die de dramatiek van het gebeuren moet weergeven. o Drie klassieke helden die de eeuw van trouw zweren aan hun vader. Wat er ook gebeurd, het zal sowieso in een drama resulteren. De broers winnen de strijd, de zus weent omdat haar echtgenoot gesneuveld is. Dus slaat de broer het hoofd van zijn zus in. o Het gemeenschapsbelang moet primeren op familiaal leven. o Op het moment dat het geschilderd werd, was de roem van David gevestigd. Men zat te wachten op dit soort iconografie. o Zwart gat achter zuilen: dreiging, geen gezelligheid, … dreiging zal de familie hoe dan ook treffen. o Kunstwerk is een belangrijk statement aan het einde van de 18e eeuw: Neoclassicisme op zijn best: Iconografisch verwijzen naar de klassieke oudheid, Klassieke Oudheid in een sobere compositie gebracht. Staat meteen al heel ver af van Odalisk Details Eed van Horatius o Vrouwelijke kant, de dames begrijpen en tonen het drama. (Ofwel sneuvelen hun broers ofwel sneuvelen hun echtgenoten) 1789: De lictoren brengen het dode lichaam van de zonen naar Brutus binnen o Brutus, de stichter van Republiek Rome. Hij merkt dat zijn zonen hebben tegen de staat zijn en laat de terechtstellen. o Lijfwachten brengen het lijk binnen.
35
Vader verkrampt: na bevel om eigen kinderen te laten doden. Godin Roma werpt haar schaduw op wat die man doet (houdt executiebevel vast) Rechts: vrouwelijke kant: ‘Wat een verschrikking, wat is hier nu eigenlijk gebeurd’ personificatie van de rouw, het verdriet. o Mandje met haakwerk: schijnbaar toevallig, de bedoeling is om de wreedheid (hardheid maar de plicht) van de staat en het gemeenschapsbelang boven de familie te zetten. Verschrikkelijke realiteit binnen de huiselijke kring. o Toewijding aan het vaderland. o Werk heeft een hele lange titel. o Tragedie wordt verteld: Laatste scene net voor het doek valt. o Staatsbelang staat boven het individueel belang! o Brutus: vertwijfeling en verscheurdheid. o Heidense geschiedenis: verhaal uit het oude testament (vader die zoon moet offeren voor het hoger belang) David komt in revolutionair vaarwater. De eed van kaatsbaan o Voorstudies hadden moeten leiden tot een groots, panoramisch groepsportret. Maar is in een stadium van schetsen gebleven. o De bedoeling van dit werk was niet om een geschiedenis uit het verleden te plukken en voor een ideologische kar te spanning in het heden. Hier is de opdracht: een profaan heden, de actualiteit geïdealiseerd in beeld brengen. o David zal dit heden heroïseren als hofschilder van Napoleon De dood van Marat, Brussel, Museum voor Schone kunsten, o Een concrete gebeurtenis wordt aangegrepen door de kunstenaar om daar iets mee te doen om een statement te maken. o Een echt gebeurde moord op de revolutionair Marat (vriend van David), was vermoord in zijn bad door een aanhanger van de aristocratie (haar naam staat op het blad papier dat hij in zijn hand houd) o David was sterk aangegrepen door de gebeurtenis, na dagen werken komt hij buiten met dit meesterwerk. o Het is een profane voorstelling van de religieuze voorstelling Pieta van Michelangelo. De houding van Marat verwijst naar de houding van Jezus op de schoot van zijn moeder. Een soort profane Pieta. David doet beroep op de vorm van de Pieta. (Link is bewust gemaakt.) o Onpeilbare duisternis: Het is zwart op zwart vanachter, een reusachtige leegde op de achtergrond. Scherpe belichting geven de contouren van de overleden vriend. Hierdoor wordt het werk verheven tot een artistiek statement. David wordt politieke activist in 1794, wordt gevangen genomen. En komt terug weg uit de gevangenis. Tekening van Maria Antoinette op weg naar het schavot. Slaagt erin om hofschilder te worden van Napoleon. Stelt zijn schilderkunst in dienst voor meest magistrale en diversie wijzen in beeld te brengen. Napoleon de held. o Hofschilder in dienst: o o o
• •
•
• • • •
36
Napoleon wordt in beeld gebracht terwijl hij de Alpen overgaat. Een soort portret dat niet beantwoord aan de realiteit (Napoleon is de Alpen wel overgetrokken, maar de manier waarop hij wordt voorgesteld klopt niet. De weg is geplavijt met namen van anderen die de Alpen zijn overgetrokken is niet zo: Maar zo treed Napoleon letterlijk in de voetsporen van zijn voetsporen). o Zijn paard schijgert in angst. Maar Napoleon blijft vastberaden Propaganda voor de vorst. o Onder de buik van het paard zie je de soldaten die op de pas volgen, Napoleon wijst de weg Napoleon de staatsman o Ander verhaal: Napoleon die waakt terwijl de rest van het lang slaapt (de kaars is bijna opgebrand, de klok wijst op vier uur) Iedereen slaapt, maar Napoleon is wakker en aan het werk. o Bezig aan de Code Napoleon o Pure propaganda: In het echt sliep hij wel op zo’n zot uur. o Zo’n soort werk is ondenkbaar in de Rococo. o
•
37
VAN NEOCLASSICISME TOT ROMANTIEK •
Ingres: zowel neoclassicist als romantisch.
Jean Auguste Dominique Ingres (1780 – 1867) • • • •
•
•
• •
•
• • •
• • •
Ging in de leer en werkte in het atelier van David. Ingres heeft enkele werken in de neo-classistische sfeer, later krijgen zijn werken een romantische thematiek. “Grote naam rond 1800” De Baatster van Valpinçon (1808) o Pre-subtiel vrouwelijk naakt o Zeer natuurgetrouw op vlak van de details. Grote Odalisk (=vrouw uit bordeel) o Het exotische speelt een belangrijke rol bij Ingres. o Doet denken aan ‘Venus en Orbino’ van Titiaan (ca. 1538) en Georgione (vroeger werk). o Ingres grijpt terug naar eerdere erotische modellen van Titaan. o Ingres zoekt aansluiting bij o.a. Titiaan. Hij kent zijn kunstgeschiedenis door het vele reizen. Voor het internationaliseren van zijn blik reisde hij naar Rome. Turks Bad o ‘Turks bad’ werd geschilderd op het eind van zijn leven, op 82-jarige leeftijd. o Zwoele, erotische en exotische fantasie voorstelling. o Nietrealiserend o De vorm is neo-classistisch. Ingres zet het neoclassicisme verder: de periodisering (klassiek/romantiek) loopt door elkaar. Portret Prinses de Broglie (1851-52) o Sublieme technische stofwerking o De kunstenaar slaagt erin het innerlijke van de geportretteerde weer te geven. Madame de Moitesier (1856) o ‘vooravond’ realisme, impressionisme. Toch werd dit toen nog aanvaard als kunst. o Virtuositeit, artistiek niveau. Monsieur Bertin, onderwerk Ingres is vooral bekend voor zijn erotische figuren en portretten. Ingres komt in conflict met de latere romantici (romantisch kunst), door de generatie kunstenaars die zich niet kan terugvinden in de ratio van de verlichting. De reactie haalt de individuele subjectiviteit naar voren. De romantiek is een kunst van tegenbeelden: o Het toen o Het elders o Het exotische De romantiek als stroming is een verzamelnaam van veel fenomenen op alle artistieke vlakken. Situatie: ca. 1780 – ca. 1860: overlapt met het neoclassicisme. Kenmerken:
38
o o o o o o
Weerstand tegen de regels die gevold werden door het neoclassicisme. Individuele kunst, opinie Hernieuwde belangstelling voor het eigen (christelijke) verleden. Belangstelling voor de natuur Belangstelling voor de mystieke ervaring. Omkering van de waarden bestonden.
39
ROMANTIEK Théodore Géricault (1791 – 1824) • • • •
•
Grote schilderijen Door zijn vroege dood kon Delacroix doorbreken De romantiek vinden we ook terug in de omgeving van Napoleon Bonaparte. Napoleon die pestlijders bezoekt, 1799, Antoine Jaengrocet: o Pure propaganda o Napoleon werd al voorgesteld als heerser, staatsman. Nu raakt hij soldaten met de pest aan. ‘Ik laat jullie niet in de steek.’ Pont du Gare, 1789 o Het onrealistisch kleurgebruik creëert een zeker surrealisme, exotische sfeer…
William Turner • • • • •
Engelse romantische schilder, bijna pre-impressionisme. Het emotionele van de natuur vastpakken en op doek zetten. De kleinheid van de mens: Troepen van Hannibal overweldigd door sneeuwstorm. Scheepswrak o De kleine mens neemt het op tegen de grote storm. Canale grande, 1835 o Exotische
John Constable • •
Neemt de manier van werken van barok kunstenaars over (zoals Rubens) Storm Vallet, Fletter…: lijkt op Van Gogh, nieuwe tendens die later nog terugkomt…
C.D. Friedrich •
De wandelaar boven de wolken o De romantische onbestemdheid o Duitse romantiek
Friedrich Overbech •
Bekend door religieus, allegorisch geïnspireerde werken.
Théodore Géricault (1791 – 1824) •
Het vlot van Medusa, ca. 1817 o Grote figuur uit de Franse romantiek o 1816, Frankrijk: Ramp waarbij Medusa (een schip) vergaat en de bemanning wegvlucht, ze laten de opvarenden achter. Die maken een vlot met meer dan 100 man waar ze meer dan 13 dagen op zullen zitten. Veel mensen sterven, de
40
• •
overlevenden gaan over tot kannibalisme, ontmenselijking, mensen moeten terug grijpen op het dierlijke. Wanneer ze gered worden zijn er slechts 16 overlevenden. o Dit voorval overstijgt de realiteit o Driehoeksopstelling met heroïserende lichamen: zelfs de lijken worden heroisch afgebeeld. o De helden zijn slachtoffers van menselijke incompetentie, mensen die door de mensheid bedrogen werden en toch gered worden antihelden. o ‘Onze hele samenleving drijft op dat vlot’ Het werk gaat over meer dan enkel de feiten. Vergelijking: Guernica – Picasso (voor WO II) o Grijpt de concrete actualiteit aan, net zoals het vlot van Medusa. Parafrase in Asterix, theater, film (icoon westerse cultuur geschiedenis)
Eugène Delacroix • • •
•
Is model geweest voor één van de lijken op het Vlot van Medusa. Ambitie: historische stukken schilderen zoals Rubens Dante en Vergilius o Succes: Door dat de overheid hem opdrachten geeft wordt hij erkent als een succesvol kunstenaar. Terugkeer naar de Vlaamse barok: technieken, vormgeving.
ROMANTIEK, EEN INLEIDING • •
•
• • •
Creëren van de antiheld: de kleine mens die ten onder zal gaan in een oneerlijk gevecht. Slachting van Chios, Delacroix, 1822-24 o 1820, de actualiteit in Chios: strijd tussen de Turken en de Grieken o Schilderij: neo-barok o Het slachtoffer wordt op de voorgrond geplaatst. (Verschil met het neoclassicisme. In de romantiek wordt de antiheld op de voorgrond geplaatst) Schumun van Volutar: Franse Barok o Vernedering, zelfmoord o Verhaal uit een ver verleden, door van Saganopolos, koning van de Nineven. o Moordpartij: perspectief, de verhoudingen kloopen niet, dynamiek is veel belangrijker. o Ver verleden, exotisch oord. Grote verscheidenheid in de overlappende neoclassicisme en romantiek. De schilderkunst wordt autonoom: abstracte vormgeving, abstracte invulling van de vlakken,... Vrijheid die het volk leidt. o Vlag o Dit is niet de Franse Revolutie, maar de revolutie van 1930 o Idee van de vrijheid o De voorstelling roept emoties op bij het publiek: revolutionaire iconografie. Frankrijk durfde dit heel lang niet tonen aan het publiek. Pas in 1861 werd het permanent toegankelijk
41
•
De romantiek is veelzijdig en complex
F. Goya • • • • • •
• • •
• • • • •
• •
• • •
Spaans De kunstenaar begint als Rococo kunstenaar, zeer braaf, weinig gewicht. Pas later wordt hij beroemd en bekend. Worstelt met zichzelf (typische romanticus): ergste dromen en visionen op papier zetten. 3 mei 1808: Franse troepen overvallen Madrid. Goya wordt doof aan het einde van zijn leven. Het huis van de dova man: zwaarmoedige werken Hondje: o Heel ingrijpend o Bijna abstract o Eenzaamheid en ontreddering. Zijn beste werken maakte hij naar het zijn van zijn leven. Hij begon als een soort rococo kunstenaar en komt uiteindelijk in het romantische, Verlichte vaarwater terecht. Ca. 1800 wordt Goya hofschilder van koning Carlos IV, hij schildert portretten van de Koninklijke familie. “3 mei 1808”, 1814 o Terechtstelling door Franse soldaten o Icoon voor de Westerse kunst o Rechtvaardige samenleving loopt uit de hand, wordt het icoon van de Westerse cultuur o In de romantiek zijn de helden geen helden. o Kunstlicht doet denken aan Caravaggio. o Waarden worden op hun kop gezet. Persoonlijke crisis Goya Hofschilder: zelfgenoegzame Koninklijke familie, portretten van individuele familieleden. De meest interessante werken zijn die dat hij maakte vanuit zijn getormenteerdheid. Las capricies: Schildert de binnenkant van getormenteerde mensen: demonen. Rampen van de oorlog: o Toont de zinloosheid van de oorlog o De kleine, gewone mens is slachtoffer van dit zinloos geweld, antihelden. o Onvermogen van de rede Later in de jaren ’20 wordt hij doof en sociaal geïsoleerd door persoonlijke problemen. In die periode maakt Goya moeilijk te interpreteren muurschilderingen, deze werden lang niet aan het publiek getoond omdat ze ongepast gevonden werden. Pas in 1881 werden ze aan het publiek getoond. De tijd die zijn kinderen opvreet Hondje: Vrij abstract schilderij, suggereert leegte. [Later realisme: De kunstnaar wordt zingever die de realiteit kan weergeven en zin geven, chaos in orde brengen]
42
Gerechtsgebouw Poulaert, Brussel, 1856 • • • • • •
Symbool van de zelfgenoegzaamheid van het gerecht. Historiserende reactie: Doet kunst teruggrijpen naar bekende formules van de renaissance, barok, gotiek,.. Neostijlen verspreiden zich over heel Europa. Architecturaal spreekt minder aan: zuilenordes, helemaal neobarok. Bedoeling: de macht van het gerecht en de positie van België te positioneren. De bedoeling is om een ideologie weer te geven. Exotische, Indische elementen Teruggrijpen naar neostijlen, we vinden ze overal terug in de 19E eeuw.
ENGELAND • • • • • • •
•
• • • • •
In Engeland ligt de oorsprong van de neogotiek, ook al is de gotiek zelf daar nooit ver weg geweest. De gotiek wordt gezien als een ultieme, eerlijke stijl. Belangstelling voor het eigen verleden. Barry en Pugin Thomas Chipendale Alle openbare gebouwen tonen elementen van de neogotiek. Na de val van Napoleon: Restauraties, realiseren van werden die niet afgebouwd waren. Vb: Dom van Keulen Grote gebouwen afwerken: o E. Violet le Duc: gebouwen in Parijs bijgebouwd/gerenoveerd (Notre Dame) o Basismateriaal neogotiek: ‘Dictionaire d’architecture Française’ België: o Jean de Betun o Leuven: Helleputte heeft gebouwen gerenoveerd. o Victor Hugo: beeldjes stadhuis (ze waren er bedoeld, maar tot in de 19e eeuw nooit gerealiseerd) Pugen en G. Scott en Barry: ‘Paleis Westminster) Opdracht: een gotisch, ELisabethiaans werk om de historische continuïteit te accentueren. Idee: Teruggrijpen naar een gouden tijdperk. Superioriteit van de middeleeuwse architectuur. Idee van de zuiverheid: Eerlijk materiaal. Eerlijk Wat je ziet is wat de architectuur is. De structuur is de architectuur (de architectuur wordt niet verborgen achter de decoratie)
Gilbert Scott • • • •
Neogotisch architect Grijpt ook terug naar de Italiaanse gotiek. Monumentaal werk voor prins Albert (2e helft 19E eeuw)., cf. Firenze: Orcania (Italiaanse gotiek) Middle Grant Hotel (naast St. Pancras): o Veelkleurig interieur, agressieve, felle kleuren is typisch voor Engelse neogotiek.
43
•
1850: John Ruskin o Bekendste kunstcriticus in de 19E eeuw o Theoretisch en poëtische ondersteuning van de neogotiek. o Raakt een gevoelige snaar bij de publieke opinie. o Veel neogotiek is ontstaan door de publiceringen van Ruskin o Eigenheid, eerlijkheid van de gotiek, middeleeuwse kunst: “Omdat de anonieme middeleeuwse kunstenaar dit puur voor zijn plezier maakte omdat hij fier was op zijn ambacht.”
44
MODERNISME Vanaf midden 19e eeuw •
•
Crystal Palace, 1851, Pakston o De tijden veranderen op technisch, filosofisch en politiek vlak. Dit heeft serieuze repercussies op de artistieke vormgeving. o Crystal Palace: 65000m², was toen het grootste gebouw ter wereld. o Tentoonstellingshal o Mooi, toont een nieuwe architectuur aan o Gemaakt met gietijzer en glas. o Reusachtig met dwarsbeuken, 3 verdiepen o Interieur voor Owen Jones: zuivere, primaire kleuren worden naast elkaar geplaatst. o Moderne architectuur die terug gaat naar oude voorbeelden uit de klassieke oudheid. Verschuivingen in die periode: o Gevolgen: Kerk als opdrachtgever brokkelt verder af (terugval van het aandeel van religieuze kunst) o Groepen of individuen komen op als opdrachtgever o Kunst gaat op zoek naar nieuwe taken: Wat is kunst? o Uitvinding fotografie.
45
REALISME • •
•
• • •
Binnen het kunstaanbod: aantal kiemen, inzetten die we later in de avant-garde terugvinden. Kunst wordt voor de eerste keer (..): eerlijk ten opzichte van kunstwerken en onderpen. Het onaffe krijgt bestaansrecht. Je mag zien dat kunst door mensenhanden gemaakt is, vroeger moest kunst beter zijn dan de realiteit. Onderwerp zonder thema, er zit geen verhaal aan. o Bv: Steenbrekers, Coubet, Het onderwerk is een nederig element dat naar voren getrokken wordT. Het nederige onderwerk, dagdagelijkse onderwerken, zo realiteitsgetrouw mogelijk. Dele elementen kwamen vroeger al naar voor. Soms zijn er wel nog werken met een hogere dimensie.
•
Poussin, 1740: Gaat het langschap componeren, beter maken aan de hand van schetsen in de natuur. De penseelstreek wordt weggewerkt. Steekbrekers: couleur locale, bijna nietszeggend onderwerp als thematiek.
• • • • • •
Wetenschap, als ultieme kennis, vervangt het geloof. Democratisering, revoluties politieke consequenties Spectaculaire vooruitgang in de natuurwetenschappen Industriële revolutie in Engeland. Verstedelijking Er was nood aan een nieuwe kunst: Courbet als grootvader van de moderne kunst.
•
Gustave Courbet • • • • •
Aanvaard, erkend, kan meedoen aan officiële (conservatieve) salons. Sommige werken worden geweigerd. Richt zijn eigen realisme salon op Kunstwerk als gemaakt object van een individuele kunstnaar. Het creatieve proces kan getoond worden
Géricault • • • •
Hoort bij de Franse romantiek en realisme Realisme: voorstelling geesteszieken, sociologische studies Bv: portret van een Klemtomaan, 1820 Bv: Gekke vrouw
Camille Correau •
Landschappen: 1e pogingen om naar de natuur te werken.
46
•
Later: vruchtbaar voor het impressionisme
Courbet • • • •
•
• •
Autodidact In contact met revolutionaire sociale ideeën Onttrekt zich van de valsstriken van de Romantiek Apres le diner d’ornant o Reusachtig, maar zonder onderwerk, het is wat je ziet. o De compositie van zich is belangrijk o Dagdagelijks thema o Zoals Caravaggio werkt hij met claire obscure. Allegorie o In zijn atelier, mensen uit zijn dagdagelijks leven. o De kunstnaar staat centraal in zijn geschilder autobiografie die zijn opvattingen over kunst weergeven. o Soort artistiek testament Realiteitsgehalte wordt opgevoerd (in plaats van de symboliek) Begrafenis te Orlant o Groot werk zonder onderwerk: gewone mensen op een gewone begraafplaats o Hoofdwerk Courbet o Wil een levende kunst scheppen, een kunst die vrij is van traditie en vooroordelen.
F. Millet (1814 – 1875) • • • • • • • • •
Systematisch aandacht geven aan het boeren element met een mystieke saus overgoten. Boereniconografie Man met de bak Boerenmensen aan het werk o De boeren worden afgebeeld met sympathie, maar in een mystieke atmosfeer. Religieus geïnspireerd Anglose klept Perceptie: “Boerenzoon, emotionele band vanuit politieke connotatie,’ maar dit was niet zo. 1848: sluit zich aan bij de school rond Rouseau: kunstnaarsgemeenschap Komt in de buurt van het latere impressionisme
Verschil tussen realisme en naturalisme? Er is niet echt een verschil, naturalisme wordt eerder toegepast op de literatuur. • •
Déjeuner sur l’herbe’, Gourbet wordt gezien als de vader van de moderne kunst De act van de kunst gaat deel uitmaken van het kunstwerk.
47
IMPRESSIONISME • • • • • •
(Reactie: impressionisme is inhoudloos, het idee is ondergeschikt aan het effect) Het is toegankelijke kunst, je moet niet veel moeite doen Begin: salon 1863, tot aan het begin van WO II Frankrijk was toen het kunstcentrum van Europa. De kunstscene wordt beheerst door de salons, je moest daar langs om erkent te worden. 1863: Evenveel of zelfs meer kunstwerken worden geweigerd dan dat er toegelaten worden. De toen toegelaten werken zijn nu vrij wel vergeten.
Édouard Manet • • • •
• •
•
Richtte het salon des refussées op, dit salon had veel succes en er was ook steun van de officiële overheid. De tentoonstelling bevat namen van mensen die later als grote kunstenaars zouden gelden. De Frans-Duitse oorlog was negatief voor het cultuurleven, het viel stil. 1874: 1e tentoonstelling van wat later de impressionisten zal genoemd worden. Het vond plaats in het atelier van Nadar (de eerste beroemde fotograaf), een jonge groep kunstenaars krijgt een tentoonstelling. Het waren ongeveer 30 kunstenaars, die ook eerder al in het salon des refussées verschenen waren. Meer en meer wordt de canon vastgeknoopt aan individuen, aan individuele kunstenaars (ipv. Groepen anonieme kunstenaars) De benaming van het impressionisme: Kritieknaam die wordt opgenomen als naam van de artistieke groep. ‘Impression soleil levent’, 1973, is de naamgever van de stroming, door een journalist die hen aanduidde als ‘die impressionisten’ De stroming is bijna unaniem Frans (Parijs), op enkele uitzonderingen in Amerika en Duitsland na
Impression soleil levent, Monet • • • • • •
•
Uitschakelen van het intelect, er is niks tussen oog en hand. Ambitie: een impressie, een vluchtige weergave van wat we zien. Momentale, vasthouden van 1 moment Gevolg: het onderwerk wordt onbelangrijk, de kunst wordt inhoudsloos. Verwijzing naar buiten het schilderij is niet meer belangrijk De kunstnaar in plein air zal rechtstreeks vastleggen wat hij ziet. Steunt op toen gangbare kleurentheorieën: o Kleuren niet op papier leggen, maar in het oog van de toeschouwer deze wordt actief betrokken o Harde kleuren, veel minder gemengde kleuren. De realiteit zoals je die ziet zo getrouw mogelijk weergeven. Dit vormt het eindpunt van een evolutie van de Westerse kunst die 500 jaar duurde. Tegelijk is het een beginpunt. Verlaat de ambitie om een kunstwerk voor te stellen als een raam op de werkelijkheid.
48
Vlucht... • • • • • •
• •
Opbouw uit Schotten (voorgrond, midden, achtergrond) Constructie is niet realistisch Het lijnperspectief wordt verlaten ten voordele van de impressie Omdat het onderwerp zelf aan belang verliest – nog meer dan bij het realisme – kunnen alle voorwerken onderwerp van kunst zijn, voor zover dat ze mooi en probleemloos zijn. Daar zal Van Gogh tegen reageren: ‘Er zit niets in, het is te gemakkelijk’ De actie van het kunst maken zelf wordt belangrijk. Verbergen van het procédé was gangbaar – vooral in de aanvaarde milieus – dat gebeurd niet bij het impressionisme. Het onaf element maakt deel uit van het kunstwerk zelf. ‘Het infinito’ kwam vroeger al voor, maar wordt hier eerder de norm. ‘L art pour l’art’: kunst verwijst naar zichzelf, combinatie van kleuren op een doek. Studie van het licht en het veranderlijke licht wordt de hoofddoelstelling van de act van de kunst.
Kathedraal van Rouen •
•
Het is geen afbeelding van de kathedraal, maar het is het in beeld brengen van telkens hetzelfde op verschillende momenten van de dag. De essentie is het afbeelden van het onderwerp Deze kathedraal werd tientallen keren geschilderd, met als bedoeling de verschuivende identitieit van het zelfde weer te geven.
Hooimijt • • •
Als een instant moment (foto) proberen weer te geven Gemakkelijke markt, beter dan moeilijke kunst Citaat van Monet uit 1889: Vergeten welk object je voor je hebt, je ziet enkel kleuren en vormen, die moet je schilderen.
Waterlelies • •
Ook op individuele schilderijen geschilderd Verschillende facetten van het verschuiven van het licht op het water weergeven
Klaprozen • •
Monet op z’n best Van zichtbij zie je de individuele penseelstreken
Dejeuner sur l’herbe, Manet • •
Veel schandaal veroorzaakt, geweigerd op de salon Wat wordt er afgebeeld? 2 geklede heren op het gras, een naakte dame diefrank naar het publiek kijkt, een vrouw die pootje baad maar het perspectief klopt niet De preutse burgerij is geshockeerd.
49
• • • •
Geen verwijzing naar een ideologie of mythologie. MAw, banaal, niet verhalend onderwerp, terwijl is er een provocatie die nog niet gekend was. De kunstenaar bekommerd zich niet om de diepere beteknis Citeert een prent uit de 16e eeuw die wel in de context van het mythologisch zit. Hij nam de vorm over in zijn kunstwerk. Knipoogje als verwijzing naar grote kunst. Wordt gewaardeerd door Napoleon
Frans, Hals, 17e eeuw •
Ook dan zijn er kunstenaars die werken met het infinito: zichtbaar laten van het artistieke proces
Jongen met de dwarsfluit, Manet • • • • • • •
• • •
Platte speelkaartfiguren Geen portret, maar gewoon een jongen Dieptewerking (500 jaar traditie) wordt verlaten Opgeven van kunst als een raam op de werkelijkheid. De derde dimensie wordt voor een groot stuk achterwege gelaten. Vage, amper aanduiding van schaduwwerking In de egale achtergrond is er ook helemaal niks De kunstgeschiedenis zoals die begon bij Giotto, ca. 1300, als het begin van de verovering van de derde dimensie (hier nog aarzelend, plat vlak, dicht bij Monet). Pas later gaat men zoeken naar het lijnenperspectief (15e eeuw). Nu gaat men terug naar waar kunst een plat vlak is. Manet en Monet onthouden Niet gezien: Renoir, RIssaro, Mariso Essentie impressionisme o Eindpunt van een ganse Westerse kunstgeschiedenis, alles moet vernieuwd worden, kunst moet nieuwe wegen opgaan. o Reactie daarop: te mager, of te zwak. Gaat kunst opnieuw vorm en inhoud geven: het post impressionisme: Doortrekken van de kleuren theorieën, pointeïsme. Gogin: heeft inhoud en keur, terug inhoud en emotionaliteit inbrengen Van Gogh: Kunst gaat definitief nieuwe richtingen uit (Starry night) Eduard Munck: Later vervallen in later niveau Vader moderne kunst: Paul Cezanne: deconstrutctie en reconstructie Rodin: impressionistisch beeldhouwer, aanzet tot avant garde aan het begin van de 20e eeuw
50
POSTIMPRESSIONISME, CA 1880 – 1900 • • •
• • • •
De rol van de kunstenaar veranderd, wordt autonomer. De rol van de kunsthandel wordt belangrijker, prominenter. Opdrachtgevers kopen kunstwerken voor de kunstmarkt Tegelijk ontstaan er naast de salons, de onafhankelijke kunstcriticussen. Ze bepalen voor een groot stuk wat er gebeurd, zoals nu de rol van de tentoonstellingsmakers. Omdat ze als onafhankelijke hun mening formuleren. Ze staan zelfs belangrijk naast de alternatieve salons (salon des refusees) Het postimpressionisme vormt de basis voor de avant-garde, het modernisme in de 20e eeuw. Hierdoor zal de kunst totaal nieuwe wegen opgaan. Cézanne is de vader van het kubisme, Van Gogh is de vader van het expressionisme. Aan het eind van de 19e eeuw is er een reactie van de kunstenaars tegen het impressionisme, ze willen de kunst heruitvinden en opnieuw diepgang geven. Ze vonden de ‘objectieve registratie van wat je zag’ een zelf opgelegde beperking die leidt tot vormeloosheid en inhoudsloosheid.
Seurat 1859 - 1891 • • • • • • • • • • •
Pointillisme, divisionisme Begint zelf als impressionist, maar gaat ertegen reageren. Pointillisme: minst interessant, gaat op een wetenschappelijke wijze de kleur analyseren en bestuderen, met wetenschappelijke analytische nauwkeurigheid. Streepjes en/of puntjes zorgen voor de nuance in kleuren. De schilderijen worden terug in het atelier gemaakt, op basis van schetsen. Zeer socialistisch. De werken zien eruit als mozaïek, het effect gebeurt in het oog, steunt op wetenschappelijk onderzoek. Signac is een tweede naam in pointillisme. Saurat laat beelden zien: rust, eenvoud, maar je bent er zeer snel op uitgekeken. De baders Le grand Jatte
Gauguin • • • •
• •
Dramatische persoonlijkheid en emotionaliteit, op zoek naar authenticiteit. Gauguin gaat in zijn oeuvre op zoek naar zichzelf, naar authenticiteit. In de jaren 1880 gaat hij naar Bretagne. De Worsteling van Jacob met de Engelen o Bretoense vrouwen en pastoor zien een visioen van Jacob. Dit visioen is dubbel: Zien de vrouwen het (na wat er in de kerk gepreekt werd) of van de kunstnaar (vanuit de realiteit) Gaat naar de Stille Zuidzee en wordt daar geconfronteerd met zijn eigen onvermogen om zijn Franse cultuur achter te laten, ondanks zijn interesse voor andere kunsten. Kleur en lijn gaan een grote rol spelen: grote monochrome vlakken.
51
• •
Zijn kunst is bijna religieus Geef van de doden kijkt toe o Geboeird door vormen, bewegingen van Tahiti vrouwen, verteerd door angst. De geest (de angst) kijkt toe. o Dubbelzinnigheid: is de angst van de vrouw of van de kunstenaar. Het is niet duidelijk wat voor angst er afgebeeld wordt. o Afbeelding: Ofwel denkt ze aan de geest, of wel denkt de geest aan haar.
Van Gogh • • • • • • • •
• •
• • • • • • • • • •
Dankzij de brieven aan zijn broer Theo is zijn levensloop zeer goed gedocumenteerd. Was ondanks zichzelf een genie. Hij begint maar te schilderen in de jaren 1880, 5 à 10 jaar voor zijn zelfmoord. Op deze korte periode schildert hij een enorm groot oeuvre als therapeutisch gevecht met zichzelf. Hij heeft meer dan 800 schilderijen gemaakt, veel tekeningen, veel brieven beeld van de getormenteerde kunstenaar De aardappeleters o Een van zijn betere werken uit zijn begin periode. ‘Er is iets in mij, maar wat is het?’, zoals hij Goya Gaat naar Parijs en wordt daar bevriend (en vijand van) met een aantal kunstenaars, komt in dat milieu terecht. Nacht café o Geschilderd in rood, geel en groen: kleuren die contrasteren om de duistere machten van een gemene kroeg uit de drukken, maar toch met een Japanse vrolijkheid. In Parijs, vier jaar voor zijn dood, bloeit hij open. ‘Wil zich sterk uitdrukken de zichtbare werkelijkheid wordt ondergeschikt’ Zelfportret met afgesneden oor o Gevecht met Gauguin dat resulteert in oor er af, het is niet duidelijk hoe dat precies gebeurde. Gaat naar Arla Psychiatrische kliniek van St. Rémy: hij heeft daar een klein ateliertje waar hij aan hoog tempo begint te werken. Veel zenuwinzinken, blijft bezeten doorwerken Naar Auvers, waar hij zal sterven Kerkje o Op het moment dat hij weet wat hij wil, pleegt hij zelfmoord. Kraai in korenvelden o 1 van zijn laatste schilderijen. Het is in zo’n korenveld dat hij een kogel door zijn eigen borst schiet, hij leeft nog enkele dagen. Theo wordt een jaar later naast hem begraven. Tragisch figuur: stond net op het punt om erkenning te krijgen, weinig positieve respons, bij leven weinig verkocht. Van Gogh spreekt nog altijd tot de verbeelding. Starry Night
52
o o
Hoofdwerk, hangt in moma NewYork Tekst (liedje): laten we effe melig doen in de les oh jeah!
Munch • • • • • • • •
Minder groot oeuvre Uit het noorden, in die zwaarmoedige sfeer opgegroeid. Zou bijna Van Gogh kunnen zijn Schreeuw, 1893 Thema van de levensloop proberen uit te beelden en uit te drukken Wereldberoemde Screeuw, verschillende versies ervan, ook gestolen geweest. Gevisiualiseerde wanhoop Het landschap toont die wanhoop, bijna expressionistisch (maar het expressionisme is pas veel later)
Cézanne • • • • • • •
• • • • •
Cézanne vormde samen met Gauguin en Van Gogh de basis voor de hedendaagse kunst Begint zelf ook als impressionise Komt in Parijs terecht, en ontpopt zich als een moeilijke mens die met iedereen ruzie heeft, negativistisch ingesteld. Baseert zich op eenvoudige vormen Jongen met de rode vest In zijn portretten zal hij de werkelijkheid niet weergeven zoals die is, maar hij recreëert ze. Kaartspelen o Passie voor volumes o Alles is gereduceerd tot eenvoudige vormen. o Tegelijk behoud hij hier Courbet achtige elementen Zijn werk is moeilijk te dateren want er is weinig gesigneerd. Illusie van 3 dimensies door kleurenconstructies Gemakkelijke techniek: eenvoudige vormen, kleureffecten Invloed op mensen als Matisse, de kubisten,… Stillevens o Ongewoon triviaal o Verschillende constructies naar voren brengen.
53
EXAMENVRAGEN Vraag 1: in de late 17de eeuw kwamen de theorieën van de ‘rubénistes’ in conflict met de theorieën van de ‘poussinistes’. Verklaar en geef voor beide groepen relevante voorbeelden. Het debat tussen ‘poussinistes’ en ‘rubénistes’, dat plaatsvond in de laatste 30 jaar van de 17de eeuw, gaf uitstekend de toenmalige verhoudingen weer in ‘de kunstwereld’ (wat dat ook mag wezen – mijn excuses voor een veralgemening én een vernauwing in één zin). - Enerzijds waren er de ‘poussinistes’: kunstenaars die zweerden bij het primaat van de tekening/ de lijn boven de kleur. Dit meenden zij te staven door te benadrukken dat kleur enkel in staat was om enkele toevallige aspecten te laten zien. De tekening daarentegen toonde ons de waarheid van de dingen. De tekening deed beroep op het verstand. - Anderzijds waren er de ‘rubénistes’: kunstenaars die beweerden dat de kleur het voornaamste bestanddeel van een schilderij was. Ze oordeelden dat een rijk kleurgebruik onontbeerlijk was voor een waarheidsgetrouwe weergave van de natuur én dat deze voor iedereen vatbaar was. Deze laatste opvatting had immense implicaties voor de sociale samenstelling van het publiek: daar waar de renaissancistische opvatting voorschreef dat schilderkunst enkel door ontwikkelde geesten kon worden begrepen, daar stelden de rubénistes tegenover dat ‘de leek’ de hoogste rechter van de artistieke waarden was. Deze twee fundamenteel verschillende visies over de schilderkunst werden bovendien nog eens vervat in de Querelle des Anciens et Modernes (1671-1699): de tegenstelling tussen de klassieke Oudheid en de moderniteit. - De ‘poussinistes’ gaven het klassieke ideaal een absolute voorrang. In hun ogen verdiende zelfs de natuur een correctie indien zij niet beantwoordde aan het Griekse/Romeinse schoonheidsideaal. - De ‘rubénistes’ verweten de ‘poussinistes’ een blind autoriteitsgeloof De discussie kwam tot een conclusie toen de ‘poussinist’ Charles Le Brun werd opgevolgd door de ‘rubénist’ Louvois. De ‘rubénistes’ hadden het pleit gewonnen. Enkele conclusies dringen zich op. - Ten eerste wijst de verhitte discussie erop dat de Franse barokschilderkunst in haar totaliteit geen rigide fenomeen is. - Ten tweede is er de vaststelling dat deze discussie een belangrijk iets voor de kunst uit de 18de eeuw vastlegde: vanaf nu gold er een zeker stijlpluralisme, zeer in contrast met het ijzeren systeem van regels en conventies waaraan de kunst eerder was aan onderworpen.
54
Vraag 2: Stelling: ‘Voor Lodewijk XIV en zijn onmiddellijke omgeving was de beeldende kunst veel meer dan een vrijblijvend vermaak’. Licht deze stelling toe. Geef concrete voorbeelden. Situeer in tijd en ruimte. Vaststelling: de Franse koning Lodewijk XIV is, in vergelijking met andere machthebbers doorheen de geschiedenis, wel heel veel visueel uitgebeeld. Dit deed en doet nog steeds vragen rijzen. De snelle conclusie is uiteraard dat Lodewijk hiermee zijn imago wou vestigen. Vooraleer snel hierover te concluderen moeten we even dieper ingaan op 2 tegengestelde standpunten inzake heersers en hun imago: - het ‘onschuldige standpunt’ stelt dat de imagovorming aan een psychologisch behoefte voldeed. Volgens dit standpunt is het nogal makkelijk om lofuitingen aan de koning vanwege kunstenaars te vernauwen tot vleierij. De koning had immers een rol te spelen: hij was het centrale symbool waaraan de gecentraliseerde staat nood had. - het ‘cynische standpunt’ deed de imagovorming van de koning af als grootheidswaanzin. Volgens deze visie was de officiële kunst en literatuur door Lodewijk XIV gecontroleerd, om de manipulatie van de toeschouwers (het woord ‘massa’ gebruiken zou, als gevolg van het elitarisme van de toenmalige kunst, misplaatst zijn) te beogen. Misschien ligt de juiste antwoord tussen beide opvattingen: namelijk dat de koning en raadgevers bewust waren dat mensen op dergelijke manier konden gemanipuleerd worden. Maar de doelen ten behoeve waarvan de manipulatie geschiedde, waren niet cynisch want ze beantwoordden aan een behoefte aan een centraal symbool voor de staat. Lodewijk XIV werd op allerlei manieren visueel uitgebeeld: - Lodewijk XIV in een serie: een voorbeeld is de “l’histoire du roi”: een reeks schilderijen van Charles Le Brun, waarin de kunstenaar de belangrijkste gebeurtenissen van Lodewijks bewind tot ongeveer 1670 uitbeeldde. Verder waren er ook penningen en ja, zelfs almanakken. - Lodewijk XIV in allerlei media: het belang hiervan moet benadrukt worden. De zichtbaarheid van de koning werd immers vergroot. - Lodewijk XIV in werken over zijn bewind: deze worden nog tijdens zijn leven geschreven, uitgegeven en verspreid!! Een voorbeeld is de 2 maal per week verschijnende periodiek, de Gazette de France, waarin veel aandacht werd gespendeerd aan de daden van de koning. - Lodewijk XIV in multimedia-uitvoeringen: hierbij denkende aan de toneelstukken van Racine en Molière, de opera’s van Lully en Quinault (inclusief de complimenteuze opmerkingen in de richtingen van Lodewijk), zelfs dagdagelijkse gebeurtenissen (o.a. de zalvingen van Lodewijk) en uiteraard minder dagdagelijkse gebeurtenissen (bijvoorbeeld Lodewijks huwelijk in 1660). - Lodewijk XIV en zijn paleis: vaak vormde het paleis, als verlengde van Lodewijks persoonlijkheid, het decor. - Lodewijk XIV en de ‘maniera grande’: enerzijds levensgrote staatsieportretten, bedoeld om te idealiseren, die bleven hangen tussen 55
beweging en een classicistisch ideaal (beheerste gebaren, kalme waardigheid,…). Een voorbeeld: Hyacinthe Rigaud. Anderzijds: een allegorisch afgebeelde Lodewijk XIV (vaak een vereenzelviging met een bepaalde god of held). Een voorbeeld: Jean Nocret en zijn portret van de koninklijke familie. - een triomfalistische Lodewijk XIV: van ruiterstandbeelden (Romeins classicistisch, sterk heersersimago) tot vaste triomfbogen (een voorbeeld: de Porte Saint-Martin).
Vraag 3: Louis Le Vau was zonder twijfel één van de belangrijkste kunstenaars van zijn tijd. Waarom mogen we dit stellen? Geef relevante voorbeelden. Situeer in tijd en ruimte. Louis Le Vau (1612-1670) was, naast Jules Hardouin-Mansart, de belangrijkste architect van Lodewijk XIV. Zijn bijdrage tot de kunstgeschiedenis is niet te overschatten. Hieronder volgt een poging zijn belangrijkste verwezenlijkingen in het licht te plaatsen. Louis Le Vaus eerste meesterwerk was het Hotel Lambert (begin van de werken: 1640). Een eerste ontplooiing van het talent van de architect was het creëren van dramatische effecten rond het binnenhof van dit bouwwerk. Een tweede uitspatting van talent was waar te nemen bij het fabuleuze trappenhuis, waar in volle barokke traditie met licht-donker-contrasten werd geëxperimenteerd. Een derde intelligente ingeving in het Hotel Lambert was het aanbieden van een uitzicht op een natuurobject: de Seine. Le Vaus naam was hiermee gevestigd. Het is dan ook geen wonder dat het Le Vau was die de opdracht kreeg om het meest luisterrijke kasteel van het toenmalige Frankrijk uit te bouwen: Vaux-le-Vicomte (we situeren de werken tussen 1656 en 1661). Vele kunstenaars zouden bijdragen tot de uitbouw van het imposante bouwwerk. Een eerste is Le Nôtre die, als ontwerper van de 1ste formele tuin, in Vaux-le-Vicomte de apotheose van project zag. Een tweede kunstenaar is Charles Le Brun, die het ‘sjiekste’ interieur van het slot ontwierp: de slaapkamer van Lodewijk XIV, waarin zelfs koninklijke bezoeken plaatsvonden. Het was Le Bruns voornaamste verdienste dat hij in het interieur privé en publieke sfeer beter van mekaar had gescheiden. Misschien wel de voornaamste verdienste van Vaux-le-Vicomte was de aanleg ‘entre cour et jardin’, tussen hof en tuin. Dit schema, waar het paleis dus werd ingebed in het landschap, zou vanaf dan meermaals worden toegepast op bouwwerken met enige pretentie of ambitie. Le Vau bouwde een bescheiden jachtslot van Lodewijks vader (Lodewijk XIII) uit tot het paleis van Versailles, wat één van de hoogtepunten van de Europese paleisbouwkunst werd (we dateren het begin van de werken in 1669). Le Vau, die het jachtslot uitbreidde en verbouwde, zou met zijn verbouwingen symbool worden voor de toenmalige typische Franse classicistische stijl. Er werd een strakke, krachtige en monumentale compositie geopenbaard. De Ionische zuilen kunnen gepercipieerd worden als het summum van deze stijl. Versailles werd door anderen verder uitgebouwd en gedecoreerd (o.a. door Charles Le Brun), maar Le Vaus erfenis was duidelijk: het
56
paleis werd de belichaming van Lodewijks absolutistische macht en diens onvergankelijke maatschappij. Vraag 4: Verscheidene architecten uit de 1ste helft van de 18de eeuw beschouwden de architectuur als een ‘gesamtkunstwerk’. Verklaar deze stelling kritisch en geef relevante voorbeelden. Met een ‘gesamtkunstwerk’ wordt een totaalkunstwerk bedoeld. Het duidt een kunstwerk aan waarin verschillende kunsten (bijvoorbeeld architectuur, meubelkunst, schilderkunst,...) samen een geheel vormen en zich zo tot een hogere eenheid verbinden. Het is dan ook evident dat in de praktijk dergelijke kunstwerken door een team van kunstenaars én ambachtslieden tot stand werden gebracht. Ieder participant voerde zijn eigen onderdeel uit, zodat uiteindelijk alle onderdelen konden worden verbonden in een geheel: dat van het totaalkunstwerk. Een typevoorbeeld van een inspirator van een dergelijk type kunstproject is Gabriel-Germain Boffrand (1667-1754). We bespreken één van zijn werken. Een imposant voorbeeld van Boffrands talent is ongetwijfeld het Prinssalon in het Hotel de Soubise (voltooid in 1739-1740, Parijs): - de muren waren weinig substantieel. - de decoraties die erboven zweefden, waren wervelend. - het salon heeft een ovale vorm (= lossere indruk dan bv: een rechthoek). - het licht stroomt de vrij grote kamer binnen als gevolg van de hoge boogramen. Wat het Hotel de Soubise dus echt een ‘gesamtkunstwerk’ maakte, was dat ongeveer alles in de ruimte even belangrijk was: - de witte cupidoreliëfs boven de openingen van ramen, deuren en spiegels. - het besneden en beschilderde houtwerk van de wanden. Vraag 5: Stelling: ‘Jacques-Louis David was zonder twijfel een van de belangrijkste Europese schilders van zijn tijd’. Licht deze stelling toe (met andere woorden: waarom mogen we dat zeggen én waarvoor staat David?) en geef relevante voorbeelden. Situeer in tijd en ruimte. Jacques-Louis David was ongetwijfeld een van de belangrijkste Europese schilders van zijn tijd omdat hij de vaandeldrager was van het herlevende classicisme, het zogenaamde neo-classicisme. Indien we Davids kunst moeten karakteriseren, doen we dat op 2 wijzen. Een eerste karakterisering is een stilistische: zijn terugkeer naar het classicisme. Laten we dan ook eerst stilstaan bij het fenomeen neo-classicisme. Het duidt, in algemene woorden, en hernieuwde bezinning aan op de klassieke kunst en architectuur die op het fundament van archeologisch onderzoek en kunst-en architectuurtheoretische geschriften rond 1750 zijn intrede deed. Zowat de essentie van deze beweging was haar reactie tegen de barok en het rococo: het neo-classicisme verving de veelheid van vormen door een vormstrengheid, meer bepaald die van het Griekse en Romeinse schoonheidscanon. De kleur kreeg in dat proces een secundaire rol toegedeeld: evenwichtige composities en vorm moesten in de eerste plaats het kunstwerk domineren. Dit is zonder meer essentieel voor Davids kunst!!
57
Een tweede karakterisering van Davids werken is er één van pragmatisme: de politieke bewogenheid van de kunstenaar, die als het ware zijn oeuvre doordrenkt. Hij zet zijn kunst expliciet in dienst van de Franse revolutionairen (noot: ook Napoleon Bonaparte kan als een revolutionair beschouwd worden). Davids turbulente levensloop, turbulent vanwege zijn politieke bewogenheid, is op zich een verhaal op deze pagina waard. Jacques-Louis Davids interesse begint bij de jacobijnen, om van Robespierre te eindigen bij Napoleon Bonaparte. Laten we enkele voorbeelden geven waarin beide elementen zijn vervat. Een eerste voorbeeld is De Eed van de Horatii (1784-1785, Parijs Louvre). Stilistisch gezien sluit dit werk uitstekend aan bij de vormenwereld van de Klassieke Oudheid. Het getuigt namelijk van een systematische gestrengheid, een eenheid van tijd en handeling, waarin het kunstwerk compositie en inhoud samen doet vallen. Het visualiseert ook de stijve, statische houding van de figuren. Het is theatraal, wat wordt verbeeldt door de groep vrouwen aan de rechterzijde van het schilderij. Inhoudelijk gezien plaatst Jacques-Louis David het werk in functie van de revolutie (1789): patriottisme en macht van het volk zijn de thema’s van dit schilderij. Het heroïsme dat blijkt uit het kunstwerk impliceert een overstijgen van natuur en gevoel, ten voordele van een Idee. Dit Idee, namelijk het compromisloos morele engagement, wordt uitgedrukt via de pathetische hand van de vader. Het doden wordt gelegitimeerd door een hoger ideaal, namelijk het denken van de revolutie. Een tweede voorbeeld is De Lictores…(1789, Parijs Louvre). Ook hier valt een zelfde compositie op: de opbouw volgens de strakke eisen van een rationele, allegorische en aangrijpende uiteenzetting. Inhoudelijk was de lictores een uitstekend voorbeeld van politieke propaganda. Ook hier staat de heroïsche daad namelijk weer centraal. De lictores… propageerde de zelfopoffering voor het hogere Ideaal, dat van de revolutie. Andere onbesproken werken: De dood van Marat (1793, Brussel Koninklijk Museum van Schone Kunsten) en Napoleon, de Alpen overtrekkend (Versailles, 1800). Vraag 6: Vergelijk de hoofdkenmerken van de barok met de hoofdkenmerken van de rococo en geef relevante voorbeelden. Vooreerst schetsen we enkel algemene kenmerken van de barok. Deze stijl laat zich samenvatten in enkele trefwoorden: - Een eerste is, ontegensprekelijk, het naturalisme (1). Er zou geen breuk worden bewerkstelligd met de traditie dat natuur en realiteit dé na te bootsen themata waren (leefde al in de renaissance, nvdr.). Het naturalisme nam zelfs steeds meer toe! - Een tweede trefwoord is de passie (2). In de kunstwerken werd het mystieke, het martelaarschap en de dood met pathos gevuld. Er hing een zweem van overweldigende emoties en dynamiek in de barokke kunst. Alles werd tastbaar. De kunst van de barok regisseert de ontroering. Een passend voorbeeld is de Extase van de Heilige Teresa van Avila (1645-1652, Rome) van Gian Lorenzo Bernini. - Tijd (3) is een derde trefwoord. Het concept deed zelfs zijn intrede in de kunst: dit ging gepaard met onder meer de veranderende aspecten van de natuur, het 58
kortstondige gebaar, enz. Een passend voorbeeld is de Appolo en Daphne (1622-1625, Rome) van Gian Lorenzo Bernini. - Een vierde ‘keyword’ is het ruimtegevoel (4). De ruimtelijkheid, soms exotisch maar vooral niet systematisch, is sterk aanwezig. - Een vijfde karakterisering van de barok is ongetwijfeld de transcendentie (5). Er werd gestreefd naar de diepere betekenis. Dit deden barokkunstenaars door het toevoegen van bijvoorbeeld emblemata: men voegde symbolen toe aan een schijnbaar realistisch geheel om het zo een diepere betekenis te geven. Bijvoorbeeld: Christus in de werkplaats van Sint-Jozef (1645, Parijs Louvre) van Georges de la Tour. Hierop kan men beschouwen hoe Jozef een kruisbeeld maakt, wat een religieuze dimensie (nl: de prefiguratie van de passie) toevoegt aan het tafereel. Ander voorbeeld: het vanitasstilleven van Pieter Claesz (1630, Den Haag Mauritshuis). - Het licht (6) is voor de barokkunst, in haar streven naar het weergeven op een naturalistische wijze, van essentieel belang. Het licht kan ook worden gebruikt in functie van het bovennatuurlijke. Een treffender voorbeeld dan De kleine kinderen worden bij Jezus gebracht (1647-1649, Amsterdam Rijksmuseum) van Rembrandt valt er misschien niet te vinden. - De laatste zitting van het Concilie van Trente (1545-1563) (7) zou een belangrijke invloed hebben voor het bepalen van dominante kunstthema’s in de barokke kunst. De belangrijkste lijn die eruit voortkwam was dat vanaf nu enkel niet-apocriefe themata uit evangelie en heiligenlevens, zonder opsmuk weliswaar, in beeld mochten worden gebracht. - Tenslotte was de klassieke oudheid de belangrijkste bron van inspiratie (8) voor de barokke kunst. Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is de Et in Arcadia Ego (1645, Parijs Louvre) van Nicolas Poussin. Uit dit kunstwerk spreekt de waarschuwing voor de ijdelheid, de vanitas van de mens. Nu keren we ons naar enkele algemene kenmerken van het rococo: - De doelstelling (1) is het verlangen om zich van het rigide juk van academische conventies (conventies werden dus opgevat als beperkingen) te ontdoen om te kiezen voor vernieuwing en spontaniteit. Een belangrijke implicatie hiervan is dat deze kunst duidelijk werd voorbehouden aan de ontwikkelde klassen omdat zij kennis hadden van de klassieke regels. Die kennis was immers noodzakelijk, want hoe kon men anders genieten van de pikante afwijkingen van die ‘drukkende conventies’? - De gevolgen (2) waren duidelijk. De individuele fantasie kreeg ruimte . Rococo creëerde dus een geheel andere visie op schoonheid: schoonheid was bevallig, helderheid stond centraal en zo werden duistere kanten gebannen. Het rococo richtte zich dus op het sensuele, is grillig en fijnzinnig en bestond uit een subtiele aaneenschakeling van vormen, zachte schakeringen en vermengingen van kleur. - Inhoudelijk (3) kan men spreken van een ‘vrolijke kunst’: de aarde als een aards paradijs van de eeuwige jeugd, een geïdealiseerde gelukzalige zinnelijkheid. Rococo laat zich leiden door het ritme van de dans, het 59
ongrijpbare primeert. Het rocaille-motief werd dus een centraal gegeven: speelsheid en fantasie wandelden (of beter: zweefden) samen de kunstwereld binnen. - Een voorbeeld van een schilderij dat vele van deze kenmerken in zich vervat is Jean Watteaus L’ile enchanté (1716, Londen). Watteaus meesterwerk is een ode aan het geïdealiseerde gemeenschapsleven. Het is een mythisch-aards paradijs van bevallige schoonheid, eeuwige jeugd en geïdealiseerde gelukzalige zinnelijkheid. In de architectuur geldt Edmond Bouchardons Amor die zijn boog uit de knots van Hercules snijdt (1739-1750, Parijs Louvre) als een metafoor van de rococo. Als we beiden vergelijken, vallen enkele fundamentele verschillen op: - Een eerste verschil (1) is de autoriteit. In de barokke kunst komt die van de Katholieke Kerk of van een ‘hogere instantie’, in het rococo is de autoriteit verschoven naar het creatieve individu. - Een tweede verschil (2) betreft de opvattingen over schoonheid. In de barok is het schoonheidsideaal dat van het ‘pulchrum’: de zinnelijke pracht en de glorie van overvloedige praal staan centraal. Het rococo werd dan weer gekenmerkt door een streven naar het ideaal van het ‘bellum’: het uit zichzelf trillende schone, de fijne en charmante bekoorlijkheid. - Een derde verschil (3) betreft de fundamentele wijziging in de architectuur. Daar waar de barok het reële transcendeerde, daar idealiseerde het rococo de aardse immanentie. - Een vierde verschil (4) betreft de iconografie in de architectuur. Daar waar de barok oude goden als Apollo-Helios en Hercules liet ‘opdraven’, daar gaf het rococo de voorkeur aan Pan en Venus (bijvoorbeeld: Edmond Bouchardon). Vraag 7: Stelling: ‘Watteau is de belangrijkste Europese schilder van zijn tijd’. Verklaar, situeer en geef voorbeelden. Als er één reden is waarom Jean Watteau zich onderscheidt tussen andere kunstenaars van zijn tijd, en daarom de ‘belangrijkste’ kan worden genoemd, is het wel omdat hij door zijn subtiele observatietalent aan zijn schijnbaar luchthartige taferelen een intensiteit verleent die andere beoefenaars van het jaar nooit hebben bereikt (men denke aan Nicolas Lancret). Nu gaan we van ‘belangrijkste’ naar ‘belang’: wat is het belang van Watteau voor de hedendaagse schilderkunst? - belang 1: Jean Watteau introduceerde een nieuw genre in de schilderkunst: de ‘fêtes galantes’. Het waren fantasierijke taferelen met fraai geklede heren en dames die in openlucht zich amuseerden. Het genre bevatte alle idealen van een stijlvol en gecultiveerd leven. Essentieel was het harmonieuze geheel van verbeelding en werkelijkheid. Toch was de verfijnde wereld die Watteau in zijn ‘fêtes galantes’ creerde veeleer fantasie. Ongetwijfeld is zijn L’embarquement pour l’ile de Cythere (1717-1719, Parijs Louvre) het klassieke voorbeeld van zo’n ‘fête galante’: dromerig, 60
harmonieus, melancholiek en de bovenvermelde idealen vallen duidelijk op. Cythera is er het aardse paradijs. Ook sloop er in het schilderij een klassiek mythologisch element: de jonge mensen die in paren naar Cythera – het eiland van de liefde – zijn gekomen om er eer te bewijzen aan Venus. In het schilderij kroop ook een zeker besef van de vergankelijkheid van alle geluk: Watteau beeldde namelijk alle minnaars af op het moment van hun vertrek. - belang 2: hij ging met zijn ‘fêtes galantes’ brede navolging krijgen (inspireerde onder andere Boucher en Goya). - belang 3: Watteau ging ook de invloed van Rubens voortzetten: ook bij Watteau merken we een sterke invloed van een ‘Rubensiaanse’ (als ik mag…) kleurencombinatie: diep rood, goudkleurig geel en veel blauwen. - belang 4: Watteau was revolutionair met zijn L’ile enchanté (1716, Londen). In dit kunstwerk schetste hij een ontmoetingspunt van 2 werelden: enerzijds de natuurlijke en volkse wereld, anderzijds de goddelijke en aristocratische wereld. De invloed van de pastorale literatuur hierin is overduidelijk: deze literatuur stelt dat in de paradijselijke wereld van de liefde stand en rang totaal onbelangrijk zijn. In tegenstelling daarvan is het vrij spel laten aan de natuurlijke gevoelens – en dus ook waardigheid – cruciaal. Dit gegeven heft bepaalde maatschappelijke tegenstellingen op. - belang 5: ten laatste ging Watteau de geschiedenis in als een veelzijdig schilder. Naast zijn ‘fêtes galantes’ richtte hij zich ook op: - religieuze voorstellingen - portretten - militaire taferelen - mythologische taferelen Vraag 8: Bewijs dat rococo niet zuiver kunst is om aan de grillen van de aristocratie tegemoet te komen. Om deze these te verklaren, moeten we stilstaan bij het ontstaan van het rococo. De benaming is afgeleid van het begrip rocaille (volgens Van Dale: grotwerk van schelpen, koralen en stenen; [bk.] decoratieve stijl met motieven van schelpen, koralen enz.) en de echo van het Italiaanse barocco. Het rococo ontstond in eerste helft van 18e eeuw in Frankrijk. Na dood van Louis XIV en de discussies tussen de poussinisten en de rubénistes, waarbij de rubénisten het pleit wonnen en het belang van kleur beklemtoonden, was er ruimte voor nieuwe ideeën. De adel kreeg na de dood van Louis XIV meer vrijheid en onafhankelijkheid. Het uitte zich in een nieuwe, intieme, soepele bouwstijl die ongehinderd door classicistische dogma’s meer vrijheid zou schenken aan de individuele thema’s. Er werd afstand genomen van Lebrun: minder groots, minder zwaar. De Franse ontwerpers kwamen hieraan tegemoet door de ontwikkeling van de rococo (‘Style Louis XV’ in Frankrijk). Later werd er mee gespot, omdat het ontbrak aan een nauwkeurig uitgewogen theorie. Het werd verder zeer laagdunkend bekeken als een poging om tegemoet te komen aan de grillen van 61
maatschappelijke elite. Nochtans bestond er een zinnig uitgangspunt: het verlangen zich van het juk van de academische beperkingen en voorschriften te ontdoen en te zoeken naar spontaniteit en vernieuwing. Belangrijk zijn de nuances, zachte schakeringen en kleurmeningen, subtiel aaneenschakelen van vormen. Het rococo liet zich identificeren met luchthartigheid en dansende ritmes. Toch zonder de kennis van de klassieke regels kon de kunstliefhebber met goede smaak niet genieten van de pikante afwijking van die regels. Goede smaak was bijgevolg uitsluitend voorbehouden aan de geestelijk (en dan ook vaak maatschappelijk) ontwikkelde klassen. Vraag 9: Vergelijk Romantiek met Realisme en lardeer uw antwoord met relevante voorbeelden ‘Romantiek’ met ‘Realisme’ vergelijken is een onmogelijke opgave op dit korte tijdsbestek. Toch gaan we proberen om, via een korte uiteenzetting over wat deze heel brede termen inhouden, te komen tot een zinvolle comparatieve benadering van de twee. De fenomenen zijn complex want ‘Romantiek’ en ‘Realisme’ zijn overkoepelende begrippen voor bijna soortgelijke veranderingen die zich voltrokken in een zelfde tijdspanne (alhoewel dat laatste ook weer met een korrel zout mag worden genomen). We situeren de Romantiek in meer dan andere disciplines dan de schilderkunst. Enkele voorbeelden: - in de wijsbegeerte draait het om een opkomst van het historische denken en de heilzame kracht van de traditie. - op politiek-maatschappelijk vlak impliceert het de opkomst van het nationalisme. In de Romantische schilderkunst draait het echter om: - een grotere waardering voor de individuele fantasie en verbeelding - een grotere belangstelling voor de eigen geschiedenis van land en volk - een reactie tegen de stringente voorschriften en conventies van de neoclassicistische kunst. In se is het dus een aanval op de rationaliteit. Dit is essentieel want het impliceert veel veranderingen voor de kunst: - onderwerping van de vorm aan de fantasie. - primaat van het individualisme op het goddelijke. - onderwerping van het cerebrale aan de emotie. - sentimentaliteit. - Sturm und Drang en Weltschmerz. - Toch mag het voorgaande gerust genuanceerd worden want de Verlichting en rationalisme bleven nog na 1800 doorleven: - de klassieke oudheid bleef nog als oriëntatiepunt gelden. - classicisme en Romantiek beïnvloeden mekaar regelrecht. - stilistisch: - nadruk op kleur. - nadruk op beweging. - gedeeltelijke vervaging van de contour 62
- 1ste voorbeeld: Théodore Géricault (1791-1824) - Het vlot van de Meduse (1819, Parijs Louvre): accentsverschuiving van heroïek naar lijden, van overwinnaars naar slachtoffers. Géricault verhief hun gruwelijke lijden tot iets van een universele betekenis. Alle bovenvermelde stilistische kenmerken zijn aanwezig. de - 2 voorbeeld: Eugène Delacroix (1798-1863) - De dood van Sardanapalus (1826, Parijs Louvre): Delacroix gaf het schilderij kleur en licht. Het slachtingstafereel – precies een orgie – staat ver af van de eenvoud en grootsheid van het neo-classicistische ideaal. Delacroix negeert de conventies van de perspectief waardoor de de kunstenaar autonomie afdwong. Net als Romantiek is het Realisme een polyvalent begrip: - in de wijsbegeerte duidt het op een bloei van het positivisme (August Comte) - in de wetenschappen duidt het de periode aan in de 19de eeuw, waarin het streven naar vaste kennis mogelijk wordt geacht en nagestreefd (bijvoorbeeld: ook in de historiografie). In de Realistische schilderkunst draait het echter om: - een reactie op het idealiserende romantisme - zeer algemeen: een nuchtere en zakelijke levens-en denkhouding gericht op de waarneembare realiteit en daaruit vertrouwen puttend. - een nieuwe visie op de verhouding kunst-werkelijkheid - ‘traditionele kunst’: - het grootse en het edele in de mens en de samenleving verheerlijken. - het traditionele waarden zichtbaar maken - kunst moet begrijpbaar zijn - ‘moderne kunst’: - streven naar eerlijkheid ten opzichte van het kunstwerk had gevolgen: grote verandering in de iconografie (marginale themata uit ‘traditionele kunst’ zijn nu ‘in’), anti-traditionalisme, status van het schilderij verandert (schilderij nu als concreet object). - meer naturalistische benadering. - Ook hier weer mag het voorgaande gerust genuanceerd worden want de breuk tussen Romantiek en Realisme was minder uitgesproken. Enkele realistische kenmerken waren immers al als onderstroom in de romantische beeldende kunst en literatuur aanwezig geweest: - belangstelling voor nederige onderwerpen en ‘coulour locale’. - gedetailleerde werkelijkheidsschildering. - 1ste voorbeeld: Gustave Courbet (1819-1877) - Enterrement à Ornans (1849-1850, Parijs Musée d’Orsay): focus op alledaagse gebeurtenis van alledaagse mensen, die niet geïdealiseerd worden, eerder geschilderd in hun lijfelijke 63
aanwezigheid. Elke mens is even belangrijk en even concreet. Courbet wou een levende kunst crëeeren, vrij van vooroordelen en traditionele waarden. de - 2 voorbeeld: Jean-François Millet (1814-1878) - De man met de hak (1852, Los Angeles Paul Getty Museum): Millet brengt balans en evenwicht in dit natuurrealisme ‘in aanbidding’: het is een mystieke ervaring. Millet gaf een rust weer in een harde natuur. Vraag 10: De kunst van de Barok richt zich op de ‘realiteit’, maar is het een realistische kunst? Becommentarieer en geef vb’en. Realiteit: het natuurgetrouw weergeven was door het concilie van Trente (1545-1563) bepaald: kunst moest terzake zijn. Dit was het doel van de barokschilder. De barok besteedde aandacht aan het passionele in de portret- en sacrale kunst, pathos was te vinden in de afbeelding van mystiek, dood en martelaarschap. Zoals in Gian Lorenzo Bernini’s Extase van de heilige Teresa van Avila (1645-1652, Rome) waarin overweldigende emoties, dynamische bewegingen, grootse presentaties en het psychologische naar voren komt. Het naturalistische wordt weergegeven door het licht MAAR dit is tevens een verwijzing naar het bovennatuurlijke, met name de vergankelijkheid zoals Johannes Vermeer, Claeszoon en Vouet toonden. 1ste voorbeeld: Annibale Carracci’s plafondschilderingen van het Palazzo Farnese (1597-1600, Rome). Er is trouw aan de natuur: - door een frisse stijl, - strakke opbouw, - de rationele schema’s van Michelangelo (zie Sixtijnse kapel) namelijk door rationele schema’s aan te brengen tussen de verschillende realiteitsniveaus, - de decoratieve structuur met imitatie-stucreliëfs van Atlantis, bronzen illusionistische medaillons, - de verkortingen, en nep-natuurlijke belichting die de taferelen als schilderijen vóór de decoratieve structuur plaatsen, parallel aan het beeldvlak. MAAR alle grove elementen zijn uitgezuiverd naar het voorbeeld van de antieke beeldhouwkunst en de kunstenaars van de hoog-renaissance => typisch klassieke barok. 2de voorbeeld: Michelangelu de Merisi da Caravaggio’s decoratie van de Cerasi-kapel (1600, Rome). Er spreekt een directe weergave van de natuur uit MAAR het licht geeft de beleving van het goddelijke weer, dat zich afspeelt in het innerlijk van de personages. Het dramatische, weergegeven door het licht- en donkerspel doet af aan het realisme omdat het eerder aan een theatervoorstelling doet denken. => zeker een realistische kunst door de natuur weer te geven, maar barok is meer dan dat, het vervormt en dramatiseert zodat het realisme minder wordt.
64
Vraag 11: Peter-Paul Rubens drukte zijn stempel op de Zuidelijke Nederlandse schilderkunst uit de 17e eeuw. Verklaar vanuit cultuurhistorische invalshoek. Geef voorbeelden, situeer in tijd en ruimte zonder een biografie te schrijven. Rubens’ schilderkunst is in 5 perioden te duiden: 1) Antwerpse tijd, eind 16e eeuw - Rubens komt stilletjes aan los van het laat-maniërisme dat hij geleerd had via Van Veen (“pictor doctus”). Bijvoorbeeld zijn Adam en Eva. Het monumentale, het gevoelige kleurenspel, de psychologie komen reeds naar voren. 2) Italiaanse tijd, begin 17e eeuw - Rubens wordt beïnvloed door de hoog-renaissance en Caravaggio. Toch zijn er nog steeds laatmaniëristische elementen aanwezig. Bijvoorbeeld in zijn St-Helena. - Rubens toont wel al elementen als de Rafaëlistische harmonieuze positie, Michelangelistische bewegingen en het gebruik van Venetiaans aandoend coloriet, bijvoorbeeld in zijn Kerstnacht en altaarstukken voor de Chiesa Nuova Roma. 3) 2e Antwerpse tijd, 1e helft 17e eeuw - Rubens kreeg veel opdrachten, waarvoor hij een atelier installeerde. Hij werkte samen met specialisten/schilders als Brueghel, Wilders, Snijders en Van Dijck bij de uitvoering van zijn schilderijen en nam tevens anonieme schilders aan. Hij liet kopieën vervaardigen door graveurs (bijvoorbeeld Vorsterman en Jegher) zodat zijn oeuvre en stijl snel verspreid werden. Zijn opdrachten gingen vooraf aan een lange detailstudie. - In zijn werken komt het monumentale naar voren, net zoals de dramatische bewogenheid, de evenwichtige composities met contrasterende kleuren. Beroemde stukken zijn de altaarstukken van de Kruisoprichting (1610, Antwerpen Kathedraal) en Kruisafname (1612-1614, Antwerpen Kathedraal). Eveneens mythologische en jachttaferelen => Rubens was reeds in staat alle soorten onderwerpen uit te werken. 4) Middenperiode, 1e helft 17e eeuw - Rubens’ stijl wordt beheerster en meer bewogen door heldere warme kleuren en meer praal. Dit zien we bv in zijn Aanbidding der wijzen of de cycli op het Antwerpse plafond van de Jezuïetenkerk (verbrand) -> monumentaal en triomfalistisch karakter zoals de Romeinse plafondfresco’s, eveneens met de verkortingen, de illusies van architectuur en het pathos in de personages. => Rubens mag zich nu identificeren met de grote Italianen. - Cycli voor de Medici’s (1622-1625, Parijs Louvre), dat propaganda en geschiedenis met elkaar vermengd, Maria di Medici verheerlijkt en haar als koningin-moeder legitimeert. De cycli zijn een typische traditie van de Italiaanse Renaissance. - Verder nog de cycli van Constantijn, voor Lodewijk XIV en van de Triomf van de Kerk en de Eucharistie (1625-1627, Madrid Prado). Deze tonen een levendige expressie, de propaganda en rhetoriek voor de Contrareformatie. Deze cycli werden immers geschilderd in opdracht van 65
landvoogdes Isabella voor een clarissenklooster. Het lijken tapijten in tapijten door de schijnarchitectuur of “trompe l’oeil”, met andere woorden een Eucharistisch Epos met prefiguraties van het OT of de overwinning op de ketterij. - De hoogbarokke stijlverandering hangt samen met de Vlaamse schilderkunst van grootschaligheid, propanda en Venetiaans coloriet. => Rubens drukte zijn stempel op de Contrareformatie, dit zien we bijvoorbeeld in zijn Val der Verdoemden (1620, München Alte Pinakothek). - Rubens’ werk is lichter, nerveuzer, met een lichtere kleuring, de personages zijn minder gemodelleerd (vervloeiing) en de lucht en het landschap weerspiegelen een poëtische stemmigheid die toen populair was. Rubens had zich verdiept in deze “zuivere landschapskunst” dat bijna “impressionistisch” aandoet. 5) Late jaren, eind 1e helft 17e eeuw - Rubens’ Gruwelen van de Oorlog (1637-1638, Firenze Palazzo Pitti) is pessimistisch, tragisch maar ook een feestelijke harmonie van warme kleuren. Rubens lichtte hier ook het iconografisch programma van toe: Rubens toont zo zijn kennis en zijn genie om deze aan te wenden om originele composities te bedenken (humanistisch ideaal van “ut pictura poesis”) en de beste Venetiaanse, Italiaanse en antieke elementen met elkaar te versmelten! De invloed van de Rubens voor de kunstgeschiedenis is ongetwijfeld de volgende: hij was een geniaal vernieuwer van de Vlaamse schilderkunst in de 17e eeuw en vertegenwoordiger van de barok. Hij beïnvloedde Jordaens en Van Dijck. Rubens kende reeds tijdens zijn leven grote internationale faam, mede door de verspreiding van zijn stijl via de prentkunst. Vraag 12: De barokschilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden kende een uitzonderlijke bloei, dankzij historische en culturele omstandigheden. Becommentarieer, geef voorbeelden en situeer in tijd en ruimte. De barokschilderkunst manifesteert zich tussen 1585 en 1645, wanneer respectievelijk de feitelijke en definitieve scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden plaatsvond. In 1585 capituleerde Antwerpen als calvinistisch bolwerk, maar de herovering van Nederlanden mislukte door de natuurlijke grenslijnen van de rivieren en de Spaanse strijd tegen Frankrijk en Engeland. De calvinisten werden gedwongen uit te wijken -> hierdoor liep de economie terug (ook door de Scheldeblokkade via een tolsysteem), kooplui, ondernemers, vaklui en schilders verlieten de stad! Na een tijdje herstelde de handel zich, Antwerpen was immers nog wel verbonden met Frankrijk, Duitsland en Italië. De internationale handel zorgde ervoor dat Antwerpen een kapitaalmarkt bleef. De nijverheid specialiseerde zich: luxeproducten als pronkkasten en de schilderkunst bloeiden. Dit kwam ook door de landvoogden Albrecht en Isabella, die octrooien en adellijke titels verleenden aan de rijke elite van kooplui. Maar ook een moreel herstel vond plaats door hun steun aan de Contrareformatie. Het kloosterwezen kreeg een nieuwe impuls: nieuwe en oude orden bevorderden de geloofspraktijk en lieten enorm veel bouwen, bovendien moesten alle kloosters op gepaste Tridentijnse wijze gedecoreerd worden. 66
De monumentale religieuze historieschilderkunst herleeft als kunst van de Contrareformatie: schade moest hersteld worden en de interieurs werden opgeluisterd met schilderijen en beelden. De aartshertogen spelen hier ook een belangrijke rol in. Schilders worden weer gestimuleerd, ze komen terug. Waarschijnlijk ook door de aantrek van Rubens’ atelier. Bij de uitvoering van de opdrachten, werden de schilders bijgestaan door de clerici. De kunst moest duidelijk en terzake zijn. Zonder apocriefe scènes, het thema moest centraal staan (letterlijk op de middenpanelen) en moesten getuigen van een waardige en verheven stijl. De clerus, de adel en de rijke burgerij zorgden voor de sponsering. De schilderkunst van de Contrareformatie was didactisch en propagandistisch. De bevolking leerde de complexe iconografie ook kennen door de devotiegrafiek. Het gaat om altaarstukken, het visualiseren van de heiligencultuur en cycli naar Italiaanse voorbeelden. De burgerij vroeg devotionalia, die de christelijke gezinsethiek verbeeldden. Thema’s als de heilige familie, de geboorte van Christus of de aanbidding der koningen kwamen aan bod. Telkens afgebeeld in een huiselijke sfeer, zodat de eigenaars zich konden identificeren met de christelijke ethische waarden. In hofkringen leefde het antieke gedachtegoed: cycli werden gevraagd omwille van politieke redenen. Het waren dan weer “exempla moralia” voor gilden en stadhuizen. En de burgerij wilde “aristocratiseren”. Een nieuwe kijk op de schilderkunst kwam eveneens tot stand: men bewonderde de kunsten van de schilder, bijvoorbeeld zijn gave om affect, een theatrale enscenering en een retorisch effect te kunnen schilderen => verzamelwezen en kennerschap kwam op, dit weerspiegelde tevens de verfijnende levensstijl. Idealen als dat van de artistieke inventiviteit en “pictor doctus” naar het model van de Renaissance en het Maniërisme bloeiden. De kunsthandel was een uiting van dit prestige van de schilderkunst. De kunsthandel had een correspondentennet zodat de artistieke productie steeg en internationalisering groeide. (Bijvoorbeeld in wandtapijten en de geschilderde kartons ervoor met uiteenlopende thema’s.) De kunsthandel stimuleerde tevens een specialisering, in het bijzonder naar de genre-, landschaps- en stillevenschilderkunst. Dit kwam door de groeiende interesse naar het idyllische, “exempla moralia” en kunst als decoratie (zoals de jachttaferelen, maar dit diende ook als een soort van “aristocratisering”). Serieproductie van historieschilderkunst en devotionalia werd gevraagd. Dit kon ook goedkoper door de massaproductie via de zogenaamde dozijnschilders. Het verzamelwezen leverde schitterende kunstverzamelingen op, bijvoorbeeld van de Teniers of die van de aartshertog Leopold Willem. Men wilde bovendien dat er een zekere mate van echtheid was in de schilderkunst (moest werkelijk van de hand van de schilder zijn). De portretschilderkunst kwam ook in de mode, het was vooral een legitimering voor vorsten, adel en clerus: het zogenaamde “portrait histoire”. => een nieuwe bloei bracht echter niet altijd welvaart. De dozijnschilders verdienden niet veel en sommige bekende schilders als Craesbeeck oefenden nog een andere stiel uit, bijvoorbeeld bakker.
67
Vraag 13: Caravaggio is één van de belangrijkste Europese schilders van zijn tijd. Waarom, waar staat zijn naam voor, geef voorbeelden en situeer in tijd en ruimte. Eind 16e - begin 17e eeuw, in Italië stond het monster van ingenium, die tegen de regels van het decorum zondigde, in dienst van de Contrareformatie. De kerk wilde immers haar vroegere spiritualiteit en didactische kracht terug. Kenmerken waren: - een sterk contrast tussen donkere en lichte partijen zoals de belichting van een theater. - de hoofdfiguren in het volle licht of centraal plaatsen, details en anderen in het donker zodat de religieuze kunst ook direct verstaanbaarder werd. - dramatiek en een realistische weergave, dit zou een stimulans zijn om een devoter christelijk leven te gaan leiden. De realistische weergave uitte zich in het personifiëren abstracte begrippen = allegorie MAAR het werd naturalistisch uitgebeeld, ongeflatteerd zodat de toeschouwers direct werden aangesproken. Michelangelu de Merisi da Caravaggio decoreerde de Cerasi-kapel met onder andere de Bekering van Saulus (1601, Rome Cerasi kapel) en de Kruisiging van Petrus (1601, Rome Cerasi-kapel). - speelt met licht en donker en wist zo een bovennatuurlijke sfeer te creëren via zijn precies berekende lichteffecten. Met zijn verkortingen schiep hij diepte, drama door zijn fragmentarisch beeldkader en lichtregie. - het goddelijke is enkel aangegeven door een lichtstraal, de verschijning van Christus gebeurt enkel in het bewustzijn van de uitverkorene. - de handeling is terzake: weinig figuren, drama doordat de personages het kruis vormen = discrepantie tussen aarde en het geestelijke, mystieke domein, de onmacht van de heiligen is zichtbaar, maar niet de religieuze ervaring Het “caravaggisme” beïnvloedde Rome, Italië, Europa, voornamelijk Spanje, Frankrijk en de Nederlanden (in het bijzonder Rubens). Michelangelu de Merisi da Caravaggio legde grondslag van de dynamische barok met als voornaamste kenmerken de licht en donker effecten. Vraag 14: Artistieke inventiviteit en het “pictor doctus”-ideaal waren in de Barok erg belangrijke waardecriteria. Verklaar, geef voorbeelden en situeer in tijd en ruimte. Dit waren de waardecriteria van de Antwerpse schilderkunst, na het optreden van Frans Floris voor 1515: hij hield er immers een hiërarchische gelede vertikale atelierstructuur op na, als meesterinventor stond hij aan het hoofd van goed geschoolde medewerkers, die deel hadden aan de uitvoering van de opdrachten. Dit hing ook samen met de stilistische inzichten van de hoge renaissance en het maniërisme, wat zich uitte in de historieschilderkunst. Deze schilderstijl had een zekere meerwaarde en men onderscheidde zich van de gewone artisanale schilders (huisschilders en dozijnschilders). Het “pictor doctus”-ideaal hield in dat men een reis naar Italië ondernam, voornamelijk naar Rome, Firenze en Venetië om er de bronnen van de kunst te bestuderen. Na Rubens’ dood verdween deze gewoonte, Rubens had immers genoeg studiemateriaal nagelaten om dit ideaal (kennis van de
68
grote meesters verwerven en dit weten te gebruiken in de eigen schilderkunst) na te kunnen volgen. Bijvoorbeeld zijn Landschap met ruïnes te Rome. Ook Van Dijck droeg hiertoe bij. De inventiviteit droeg men hoog in het vaandel: men zag immers het imiteren van de natuur als een soort maakwerk, net zoals de portretkunst als een soort van confectiewerk werd gezien, in de 16de en 17de eeuw zag men dit niet als een hoog artistiek genre. Tenzij we kijken naar de Vos en Rubens (bijvoorbeeld De hertog van Lerma, 1603, Madrid Prado) die bekende historieschilders waren en toch gevraagd werden om portretten te maken. Dit had eerder te maken met hun gave van compositie, expressie en inventiviteit qua pose en bijwerk in de weergave van de schilderijen.
69