GEMEENTE REIMERSWAAL Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’
Vastgesteld door de raad van de gemeente Reimerswaal bij besluit van 26 mei 2015
, voorzitter
, griffier
gemeente titel imronummer projectnummer status Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
Reimerswaal Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ NL.IMRO.0703.BGRWBPZonnepark-va01 RW2004 Definitief 26 januari 2014 24 februari 2015 26 mei 2015
TOELICHTING
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
TOELICHTING behorende bij het bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ in de gemeente Reimerswaal.
INHOUD 1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Vigerend bestemmingplan 1.3 Leeswijzer
5 5 5 6
2
HUIDIGE EN BEOOGDE SITUATIE 2.1 Huidige situatie 2.2 Beoogde situatie
7 7 8
3
BELEIDSKADERS 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 3.4 Toetsing beleidskaders
11 11 11 14 14
4
KWALITEIT VAN DE LEEFOMGEVING 4.1 Bodem 4.2 Archeologie en Cultuurhistorie 4.3 Water 4.4 Ecologie / flora en fauna 4.5 Milieuhinder 4.6 Geluidhinder 4.7 Luchtkwaliteit 4.8 Externe veiligheid 4.9 Overige belemmeringen
17 17 17 22 25 27 28 28 29 32
5
JURIDISCHE ASPECTEN 5.1 Algemene opzet 5.2 Verbeelding 5.3 Regels 5.3.1 Hoofdstuk 5.3.2 Hoofdstuk 5.3.3 Hoofdstuk 5.3.4 Hoofdstuk
33 33 34 34 34 35 36 36
1 2 3 4
Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en Slotregels
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
37
7
MAATSCHAPPELIJKE TOETSING EN OVERLEG 7.1 Maatschappelijke toetsing 7.2 Overleg 7.3 Handhaving
39 39 39 39
1
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
BIJLAGEN: 1. Quick scan flora en fauna; 2. Landschapsplan; 3. Archeologisch onderzoek; 4. ‘Vooroverlegrapport’ Voorontwerp bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ d.d. 18 februari 2015.
2
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
3
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Plangebied F F
Figuur 1: Ligging plangebied
Plangebied Figuur 2: Straatnamenkaart
4
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding Sinds 1995 is Maatschap Hopmans actief betrokken bij het realiseren en exploiteren van duurzame energieprojecten. Zo is Maatschap Hopmans, als mede-eigenaar van Scheldewind B.V. betrokken bij het recent opgeleverde ‘Windpark Kreekraksluis’ nabij de Kreekraksluizen. Naar aanleiding van de realisatie van het ‘Windpark Kreekraksluis’, een voorziening om duurzame energie op te wekken, is het idee ontstaan om een zonnepanelenpark te realiseren. Dit is mede ingegeven omdat de energieopbrengst van een windturbine in een ander seizoen valt dan de energieopbrengst van een zonnepaneel. Beide alternatieve energieopwekkende voorzieningen kunnen binnen hetzelfde plangebied een aanvulling op elkaar zijn. Het windseizoen van het windmolenpark loopt van oktober tot april. Gedurende de periode mei tot september wordt er niet gerekend op enige opbrengst van betekenis. Gedurende deze periode draaien de windturbines wel, maar soms onbelast en het levert weinig energieopbrengst op. Het seizoen voor de zonnepanelen loopt van mei tot september. Over deze periode wordt de opbrengst berekend en gemaakt. De energieopwekking buiten deze periode is vele malen minder doordat er veel minder zonuren zijn en de instralingshoek ten opzichte van de zon veel ongunstiger is. Door het windpark aan te vullen met een zonnepanelenpark wordt gedurende het hele jaar energie opgewerkt op dezelfde locatie. De beoogde projectlocatie voor de realisatie van het zonnepanelenpark is het perceel gelegen aan de Kreekrakweg 2 te Rilland in de Kreekrakpolder. Het zonnepanelenpark zal ca. 8 ha beslaan. Het beoogde zonnepanelenpark is ontworpen op een levensduur van 25 jaar. Na deze 25 jaar kan het park worden ontmanteld en milieubewust worden verwerkt. Na deze periode kan de functie van landbouwgrond worden hervat of een nieuw zonnepanelenpark worden geplaatst.
1.2
Vigerend bestemmingplan De beoogde locatie is gelegen in het plangebied van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Reimerswaal (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 januari 2013). De betreffende gronden kennen de bestemming ‘Agrarisch’. Daarnaast is de locatie gelegen in een gebied aangeduid met de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie-2’, ‘WaardeArcheologie-3’, alsmede met de ‘vrijwaringszone - radar’, de ‘vrijwaringszone - dijk’ en de zone ’windturbinepark kreekraksluizen - spuikanaal 5‘. Zowel qua functie als bouwmogelijkheden is het realiseren van een zonnepanelenpark niet passend binnen de voormelde bestemming. In het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is geen afwijkings- of wijzigings-bevoegdheid opgenomen die een dergelijke ontwikkeling op deze locatie mogelijk maakt.
5
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, is het derhalve noodzakelijk een planologische procedure te doorlopen. In het onderhavige geval, heeft de gemeente Reimerswaal aangegeven dat de ontwikkeling wordt opgenomen in een zogenaamd ‘postzegelplan’ (een klein bestemmingsplan). Het voorliggende bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ vormt de planologisch - juridische basis voor de voorgestane ontwikkeling. In figuur 3 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. 1.3
Leeswijzer Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en de verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. De kwaliteit van de leefomgeving wordt behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot worden in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.
Figuur 3: Uitsnede plankaart ‘Buitengebied’
6
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
2
HUIDIGE EN BEOOGDE SITUATIE
2.1
Huidige situatie Landelijk gebied Reimerswaal Het landelijk gebied van de gemeente Reimerswaal heeft een rijke historie met een typische karakteristiek. Het landelijk gebied van Reimerswaal biedt hoogwaardig wonen in het buitengebied, de Ooster- en Westerschelde, de grondgebonden agrarische sector met uitgestrekte akkerbouwvelden, de fruitboomgaarden en de uiensector en de Yerseke Moer. Dit landelijk gebied met haar bijzondere kenmerken heeft zich gevormd door de aanwezige landschapskarakteristieken en de economische dynamiek in dat landschap. De huidige identiteit van het landelijk gebied van Reimerswaal wordt sterk bepaald door de ontstaansgeschiedenis in relatie tot het water, maar ook door de cultivering van het landschap door de invloed van de gebruikers.
Plangebied Figuur 4: Luchtfoto bestaande situatie
7
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Plangebied Het plangebied is gelegen aan de Kreekrakweg 2 te Rilland. Het perceel is gelegen in het windmolenpark Kreerkraksluis. De omgeving wordt wat zicht betreft daarom gedomineerd door windturbines. Deze hebben een ashoogte van 80 meter en een diameter van 100 meter. Voor het plangebied betekent dit dat er op het perceel twee windmolens aanwezig zijn. Daarnaast is er een bedrijfswoning ten behoeve van dit windmolenpark op het perceel aanwezig. Het plangebied wordt aan de noordzijde omsloten door de A58 Bergen op Zoom/Vlissingen. Aan de zuidzijde wordt het plangebied omsloten door de Bathse weg. Aan de westzijde ligt geen openbare weg maar het Schelde Rijn kanaal. Het plangebied wordt ontsloten via de Kreekrakweg. Dit is een secundaire weg welke hoofdzakelijk gebruikt wordt door plaatselijk landbouwverkeer. Naast de bovengenoemde invulling bestaat het plangebied uit klasse 2 landbouwgrond. Deze klasse geeft beperkingen voor de agrarische teelten en zorgt voor extra hoge kosten om de gewassen nog enigszins groeizaam te houden. Denk hier met name aan extra beregenen en extra bemestingen/bespuitingen met groeibevorderaars, daar deze grond zeer schraal en droogtegevoelig is. Sommige gewassen kunnen er zelfs niet geteeld worden nu de grond hiervoor volledig ongeschikt is. De luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 4. 2.2
Beoogde situatie
Algemeen De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie en exploitatie van een grondgebonden zonnepanelenpark gelegen aan de Kreekrakweg 2 te Rilland. Het zonnepanelenpark wordt direct gesitueerd tussen de windturbines van windpark Kreekraksluis. De Maatschap R en C Hopmans die deze ontwikkeling beoogt, is direct betrokken bij de ontwikkeling en realisatie van het windmolenpark Kreekraksluis. Hiervoor is destijds een samenwerkingsverband opgericht tussen Delta, Eneco, Winvast en Scheldewind. De Maatschap R en C Hopmans is mede-eigenaar van Scheldewind B.V. die 6 van de in totaal 31 turbines exploiteert binnen dit park. De 6 windturbines leveren op jaarbasis 36000 Mw aan groene energie welke voldoende is om ruim 10.000 huishoudens van groene stroom te voorzien. In de toekomstvisie van de overheid zijn er doelstellingen vastgesteld om te komen tot een bepaald percentage schone energie, opgewekt uit schone en duurzame energiebronnen. Een van deze duurzame energiebronnen is zonne-energie, waarbij energie wordt opgewekt door middel van zonnepanelen. Het bedrijf ziet mogelijkheden om deze energiebron te benutten in de vorm van de aanleg van een zonnepanelenpark aan de Kreekrakweg. Het voorgestelde project zal een bijdrage leveren van 6.000 Mw groene energie op jaarbasis, voldoende om ca. 1700 huishoudens van energie te voorzien. Het project geeft een zeer goede aanvulling aan windenergie daar windmolens in de winterperiode maximaal produceren en zonnepanelen juist in de zomer maximaal produceren dus op het moment dat er weinig wind is.
8
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Daarbij komt dat zoals in de vorige paragraaf is benoemd, de landbouwgrond kwalitatief niet goed is. Het exploiteren van deze landbouwgrond brengt hoge kosten met zich mee.
Semi-permanent Het park is ontworpen op een levensduur van 25 jaar. Na deze 25 jaar kan het park worden ontmanteld en milieu bewust worden verwerkt. Een erkend verwerkingsbedrijf zal deze sanering uitvoeren. Bij de sanering van het park kan ruim 70% van de materialen worden hergebruikt. Na deze periode kan de functie van landbouwgrond worden hervat of een nieuwe park worden geplaatst. In figuur 5 is een indicatie van de beoogde inrichting weergegeven.
Zichtbaarheid Vanaf de A58 Bergen op Zoom/ Vlissingen zal het park niet zichtbaar zijn daar het gericht is op het zuiden en de afstand meer dan 1 km bedraagt. Vanaf de Bathseweg zal het park eveneens niet zichtbaar zijn, dit door de aanwezigheid van een dijklichaam tussen het park en deze weg. Tussen het kanaal en het park ligt eveneens een dijk. Ondanks deze dijk kan het zonnepanelenpark zichtbaar zijn voor opvarenden van passerende binnenvaartschepen. De opvarenden van de schepen welke het park kunnen zien zullen er geen hinder van ondervinden door de toepassing van anti-reflectie panelen. Aan de Kreekrakweg bevinden zich twee woningen in de buurt van het park. Eén woning is eigendom van de initiatiefnemer, de andere woning behoort bij een agrarisch bedrijf en staat op geruime afstand van het park (ten noorden van het park dus geen zicht op de panelen, alleen de achterkant van de laatste rij is zichtbaar). Verder zijn er geen woningen in de omgeving welke zicht hebben op het park.
Hoogte zonnepanelenpark De hoogte van de panelen gemeten vanaf het maaiveld zal niet meer dan 2,5 meter bedragen.
Regionale behoefte Het streven is om de geproduceerde energie direct in de omgeving af te kunnen zetten via een nieuwe ontwikkeling in de energiemarkt waarbij de producent direct gekoppeld wordt aan de consument, overleg hierover is reeds gaande. Dit systeem maakt het mogelijk dat de energie welke wordt opgewerkt door het zonnepanelenpark direct in de omgeving kan worden afgezet zonder de tussenkomst van de huidige grote energiemaatschappijen.
Alternatieve locatie Om eenzelfde soort project in bebouwd gebied te kunnen realiseren is er veel ruimte nodig op industrieterreinen en daken. De grond op industrieterreinen is hier niet voor bedoeld en zijn te duur. Om op daken eenzelfde vermogen te kunnen installeren, wordt er al snel gesproken van tientallen projecten door verschillende initiatiefnemers. Dit soort projecten vinden nu ook reeds plaats. Om te komen tot de doelstellingen van de overheid voor wat betreft schone energie en reductie van de co2 zullen alle zeilen bijgezet dienen te worden en zullen diverse projecten gezamenlijk ontwikkeld te worden.
9
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Figuur 5: indicatie beoogde situatie
10
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
3
BELEIDSKADERS
3.1
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Energieakkoord (2013) In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie‐ en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken op de korte‐ en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende doelen geformuleerd: een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5%; 100 petajoule energiebesparing per 2020; een toename van het aandeel duurzame energie naar 14% van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16% in 2023; het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector. Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepanelenpark zijn vooral pijler 2 ‘Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 ‘Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)’. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon.
3.2
Provinciaal beleid Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Op 28 september 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 20122018 vastgesteld en vrijgegeven voor de inspraak. In dit plan staat het nieuwe omgevingsbeleid van eind 2012 tot en met eind 2018. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en waar de komende jaren door de Provincie op wordt ingezet. Kort samengevat: veel ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.
11
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Energie en klimaat De Provincie richt het energie- en klimaatbeleid op de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie, getijdenenergie, bio-energie, zonne-energie en de besparing van energie door middel van het gebruik van industriële restwarmte.
Zonne-energie Zeeland is een uitstekende locatie voor zonne-energie. De provincie staat daarom positief tegen initiatieven om meer zonnepanelen te plaatsen. In de in 2012 opgestelde beleidsnota en uitvoeringsprogramma Energie en Klimaat is dit verder uitgewerkt. Kadernotitie Energie en Klimaat Hernieuwbare energie is energie waarover de mensheid voor onbepaalde tijd kan beschikken en waarbij door het gebruik ervan het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld. Een hernieuwbare energiebron wordt vaak gelijk gesteld aan duurzame energie. Er is echter een verschil. Biomassa is weliswaar een hernieuwbare energiebron, maar kan – afhankelijk van de teeltwijze - niet duurzaam zijn, omdat het ten koste kan gaan van de natuurlijke omgeving en op gespannen voet staat met de wereldvoedselvoorziening. Een van de belangrijkste vormen van hernieuwbare energie is zonne-energie. Zonne-energie kan op verschillende wijzen gebruikt worden, voor elektriciteitsopwekking of voor warmte. Belangrijke vormen zijn: Zonnepanelen voor elektriciteit via fotovoltaïsche cellen; Zonnecollectoren voor warmte, (meestal) gebruikt voor warm water en ruimteverwarming; Passieve zonne-energie. Meestal toegepast door huizen en gebouwen zo te bouwen dat de zon direct maximaal de ruimtes kan verwarmen. Bijvoorbeeld met grote ramen aan de zonkant en kleine raampjes aan de schaduwkant; Zonnecellen die elektrische energie maken op foto-elektrochemische wijze. Van deze methoden is alleen de laatste nog in een ontwikkelfase en nog niet algemeen toepasbaar en beschikbaar.
Kans Zeeland is door haar ligging een van de zonnigste provincies van Nederland en daarom een geschikte locatie om zonne-energie te winnen. De ontwikkeling op het gebied van zonneenergie gaat snel, verschillende bronnen beweren dan binnen drie tot acht jaar de prijs voor zonne-energie op gelijke hoogte is met de prijs voor conventionele energie.
Rol Omdat de ontwikkeling op het gebied van zonnepanelen een grote vlucht neemt kan de rol liggen van de provincie liggen bij het faciliteren van slimme methoden voor de financiering van grootschalige toepassingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan samenwerking met woningcorporaties, de agrarische sector maar ook stichtingen of burgerinitiatieven om collectief zonnepanelen in te kopen. Ook kan de provincie (in IPO-verband) pleiten bij het Rijk om de regelgeving voor decentrale opwekking te vereenvoudigen en verbeteren.
12
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Verordening ruimte provincie Zeeland 20 maart 2012 Samenwerking tussen de Provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties staat in het Omgevingsplan centraal. Een aantal uitgangspunten vindt de provincie van zo’n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten. Met de aanpassing van het beleid, verandert ook de verordening ruimte. Gedeputeerde Staten hebben daarom ook de Verordening ruimte provincie Zeeland vastgesteld (VRPZ). Hierin zijn onder meer regels over uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen in opgenomen. De locatie is gelegen in een gebied dat in het provinciaal beleid en de verordening is aangeduid als een waardevol landschap. Artikel 2.17 van de verordening is van toepassing. Bij dit artikel hoort kaart 11 behorende bij de verordening, waarop de beschermde gebieden zijn aangewezen. De locatie van het zonnepanelenpark aan de Kreekrakweg is in zijn geheel aangewezen als een poelgebied waarvan op basis van topografie en luchtfoto's is bepaald dat het ruimtelijk karakter zeer open is. De regeling van artikel 2.17 houdt in dat in de toelichting van een ruimtelijk plan inzicht wordt gegeven in de landschappelijke waarden van de gronden of elementen die zijn aangewezen. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het landschap en de inpassing van het zonnepanelenpark in het landschap.
Artikel 2.1 Algemene regels voor duurzame verstedelijking. Met de inwerkingtreding van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is artikel 2.1 van de VRPZ komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro geeft enkele voorwaarden, waaraan de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet voldoen. Deze voorwaarden worden de ladder van duurzame verstedelijking genoemd. Deze ladder van duurzame verstedelijking is eerst van toepassing indien het een stedelijke ontwikkeling betreft. Volgens het Bro (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan:
een ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder ‘andere stedelijke voorzieningen’ wordt volgens de ‘Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking’ (Min. Van I en M, Versie 2, november 2009) verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1.1.1 Bro een toelichting op de definitiebepaling van het begrip "stedelijke ontwikkeling" ontbreekt. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanleg van een zonnepark niet leidt tot verstedelijking als bedoelt in het Bro, nu het plaatsen van zonnepanelen een activiteit is die noch aan het stedelijk gebied, noch aan het landelijk gebied is voorbehouden. Bij uitspraak van 12 maart 2014 heeft de Raad van State overigens geoordeeld dat in de kwestie “Zonne-energie A2 Abcoude” wel sprake was van een stedelijke ontwikkeling bij de aanleg van een zonnepanelenpark. Echter deze situatie doet zich in dezen niet voor nu het Bro, in tegenstelling tot de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2013 , uitbreiding van agrarische bedrijfsbebouwing niet onder het begrip stedelijke ontwikkeling schaart.
13
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
De overige aspecten zoals benoemd in de verordening (waaronder waterkering, natuur, cultuurhistorie, recreatie, windenergie) worden waar van toepassing in de betreffende paragrafen in hoofdstuk 4 benoemd. 3.3
Gemeentelijk beleid Structuurvisie buitengebied Reimerswaal Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie buitengebied Reimerswaal' vastgesteld. Het beleid is in de structuurvisie primair gericht op de aan het landelijk gebied gebonden functies zoals water, landbouw, natuur en landschap, recreatief medegebruik en cultuurhistorie. Daarnaast is het beleid gericht op nieuwe economische dragers, bedrijven, wonen en recreatie in het buitengebied.
Duurzame energie. Energiebesparing en het gebruik van duurzame energie is een belangrijk thema in het klimaatbeleid. Het uitvoeren van een duurzaam energiebeleid is niet alleen een taak voor de overheid en de grote energiebedrijven. In alle lagen van de samenleving bestaan mogelijkheden om op duurzame wijze energie te produceren en worden initiatieven gestart. Een deel van de initiatieven worden opgelegd, zoals in wetgeving voor de realisatie van nieuwe woningen. De provincie heeft tevens locaties aangeduid voor de realisatie van windmolenparken. Andere initiatieven worden door private partijen vanzelf aangedragen. Dat kunnen grote energieconcerns zijn met plannen voor een windmolenpark maar ook lokale agrariërs die een bio-vergistingsinstallatie willen realiseren. Door in te spelen op met name de initiatieven vanuit de markt kunnen goede (markt)plannen worden gefaciliteerd en eventuele nadelen (zoals bijvoorbeeld grote aantrekkende werking van vrachtwagens met mest ten behoeve van biovergistingsinstallaties) worden voorkomen. Welstandsnota 2012 Het gehele landelijk gebied is aangewezen als neutraal gebied. De te ontwikkelen locatie is gelegen in het landelijk gebied. Voor dit gebied zijn in beperkte mate welstandscriteria opgesteld, die welstandshalve meer ruimte bieden. Het plangebied is gelegen in een welstandsneutraal gebied. Dit niveau is toegekend aan gebieden die beperkte afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt in deze gebieden geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en voert geen expliciet beleid. De welstandsbeoordeling is gericht op het handhaven van of streven naar een basiskwaliteit. Algemene welstandcriteria voor de onderhavige locatie zijn: Behouden en waar mogelijk versterken van de ruimtelijke opbouw en verschijningsvorm van het open landelijk gebied. 3.4
Toetsing beleidskaders De ontwikkeling van het zonnepanelenpark is in overeenstemming met het rijks‐, provinciaal‐ en het gemeentelijk beleid. Momenteel bedraagt het aandeel zonne‐energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepanelenpark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling
14
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
van het rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023. Het project past zodoende in het energiebeleid van het Rijk zoals dat is neergelegd in het Energieakkoord. De provincie Zeeland richt het energie‐ en klimaatbeleid op de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie, getijdenenergie, bio‐energie, zonne‐energie en de besparing van energie door middel van het gebruik van industriële restwarmte. De provincie staat positief tegenover het plaatsen van zonnepanelen, maar heeft in het omgevingsplan geen specifiek ruimtelijk beleid ten aanzien van zonnepanelenparken. Wel zijn er in het provinciaal beleid regels opgesteld ter behoud van de openheid van de locatie. Dit komt in paragraaf 4.2 van dit bestemmingsplan aan bod. In deze paragraaf wordt duidelijk dat de realisatie van een zonnepanelenpark aan de Kreekrakweg 2 geen afbreuk doet aan de landschappelijke waarden ter plekke c.q. de ontwikkeling strekt tot behoud en bescherming van de specifieke waarden van het gebied. Er is geen sprake van een ‘stedelijke ontwikkeling’, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De zogenaamde ladder van duurzame verstedelijking of derhalve ook niet doorlopen te worden. Uit de gemeentelijke structuurvisie blijkt dat de gemeente goede plannen inzake duurzame energie opwekking zal faciliteren. Het gaat om een locatie die voor het huidige agrarische gebruik minder geschikt is geworden en die op deze wijze een duurzame functie verkrijgt. Door middel van begrazing door schapen worden de onder de panelen aanwezige gronden ook nuttig gebruikt.
15
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
16
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
4
KWALITEIT VAN DE LEEFOMGEVING
4.1
Bodem Op grond van artikel 8, lid 2 sub c van de Woningwet in samenhang met de Bouwverordening van de gemeente Reimerswaal mag niet worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Voor de bouw van een zonnepanelenpark is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.
4.2
Archeologie en Cultuurhistorie Op basis van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) heeft de gemeente de plicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige archeologische waarden (art. 38a Wamz). Ten behoeve hiervan heeft de gemeente Reimerswaal 22 november 2011 het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Met dit archeologisch beleid wil de gemeente niet alleen voldoen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar ook een formeel afwegingskader bieden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Als basisonderdeel van het archeologisch beleid is een archeologische Maatregelenkaart-inlagen ontwikkeld. In het kader van dit beleid worden op de Maatregelenkaart-in-lagen voor het gemeentelijke grondgebied acht maatregelcategorieën onderscheiden, onderverdeeld in archeologische waarden (categorie 1 tot en met categorie 3), archeologische verwachtingen (categorie 4 tot en met categorie 7) en geen archeologische verwachting (categorie 8)1.
plangebied Figuur 6: Uitsnede maatregelenkaart 1
1
De maatregelenkaart-in-lagen tezamen met de in het kader van het gemeentelijk beleid vastgestelde ontheffingscriteria worden de archeologische beleidskaart genoemd.
17
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
In een bestemmingsplan dient (met uitzondering van de maatregelcategorie 1, 7 en 8) een dubbelbestemming te worden opgenomen, ter bescherming van de verschillende archeologische waarden. Benoemde (bouw)werken en/of werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd dan nadat een archeologisch (voor)onderzoek is verricht en/of een omgevingsvergunning tot afwijking is verleend. Getoetst wordt of er sprake is van een aanvaardbare en/of onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin. Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid (zie figuur 6) is het plangebied aangemerkt met een hoge verwachting dan wel categorie 4 en een gematigde verwachting dan wel categorie 5. Bij categorie 4 geldt dat als het plangebied groter is dan 250 m² én de grond dieper wordt geroerd dan 0,40 meter een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Bij categorie 5 geldt dat als het plangebied groter is dan 500 m² én de grond dieper wordt geroerd dan 0,40 meter een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. De genoemde archeologische waarden zijn op de verbeelding opgenomen en in de regels behorend bij dit bestemmingsplan uitgewerkt. Ingevolge deze waarden is het ten behoeve van de beoogde ontwikkeling noodzakelijk onderzoek te doen. Op 18 december 2014 heeft het SCEZ een advies gegeven inzake het doen van archeologisch onderzoek ter plaatse van het zonnepanelenpark. Het advies luidt als volgt:
“Geadviseerd wordt een archeologisch bureauonderzoek met controleboringen te laten uitvoeren. Dit onderzoek, uitgevoerd conform landelijke en provinciale richtlijnen en uitgevoerd door een archeologische bedrijf met een opgravingsvergunning, zal leiden tot een onderzoeksrapport met daarin gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het rapport dient ter beoordeling aan de bevoegde overheid te worden voorgelegd, die hierop vervolgens een beleidsbeslissing zal baseren. Deze beslissing kan inhouden dat aanvullend archeologisch onderzoek in een bepaalde vorm noodzakelijk is of dat het plangebied deels of helemaal kan worden vrijgegeven.” Door Artefact! Advies en onderzoek is op 24 februari 2015 een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek gedaan binnen het plangebied van Kreekrakweg 2 te Rilland. De conclusies uit het onderzoek tonen aan dat binnen het plangebied een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen. Dit betekent dat de kans zeer klein wordt geacht dat bij de voorziene bodemingrepen archeologische waarden verstoord zullen worden. Een archeologisch vervolgonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Het is echter niet uit te sluiten dat er desondanks toch relevante archeologische vindplaatsen in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de toekomstige graafwerkzamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de (herziene) Monumentenwet. Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, wordt verzocht om navolgende tekst in het uitvoeringsbestek op te nemen:
Ondanks dat er bij het vooronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden werden aangetroffen is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in
18
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. Artikel 53 van de herziene Monumentenwet uit 1988. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de gemeente. Het archeologisch onderzoek is in bijlage 3 opgenomen. Cultuurhistorie Per 1 januari 2012 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd en gelijktijdig, als gevolg daarvan, ook het Bro. Hiermee is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Naast archeologie dienen ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Het zonnepanelenpark is gelegen in de Kreekrakpolder. De kreekrakpolder werd in 1923 door de Staat der Nederlanden ingedijkt. Deze polder was de eerste schakel tussen Brabant en de Bevelanden. De Kreekrakpolder kan worden aangemerkt als een 20e eeuwse polder. Het landschap is open en agrarisch en wordt doorsneden door het Bathse Spuikanaal en de Schelde-Rijnverbinding. De boerderij gelegen in het plangebied, de beheerderswoning, is aangemerkt als een historische boerderij in het Monumenten Inventarisatie Project. Er vinden echter geen wijzigingen plaats ten opzicht van de boerderij. Voor het overige komen er in en nabij het plangebied geen monumenten voor. Ook de molenbiotoop is niet gelegen in het plangebied. Naast de openheid van de polder, wat hierna wordt besproken, vragen de cultuurhistorische aspecten geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling. Landschappelijk kader Om de ontwikkeling van het zonnepanelenpark van een juiste landschappelijke inpassing te voorzien, is door het Bureau Ruimte en Groen een deskundige advies uitgebracht (Landschappelijke inpassing zonnepanelenpark ‘Kreekrak’ Rilland, d.d. 25 januari 2015). Het gehele rapport is opgenomen in bijlage 2.
Cultuurhistorische waarde Al eeuwenlang lag er een geul tussen de provincies Zeeland en Noord-Brabant. Deze geul droeg de naam Kreekrak. In de tweede helft van de 19e eeuw werd er een spoorwegverbinding gemaakt die de twee provincies aan elkaar verbond. Tot die tijd lagen Brabant en Zeeland los van elkaar. Rond 1923 werd door de aanleg van de Kreekrakpolder de Kreekrak geul ingepolderd. In deze jonge, recent drooggelegde polder ligt de planlocatie. Opvallend is het rechtlijnige polderpatroon, her en der zijn kreekrestanten aanwezig die door hun grillige verschijningsvorm contrasteren met het rechtlijnige polderpatroon. Deze grillige kreekrestanten zijn relicten van de vroegere buitendijkse geulenstructuur. Vanaf de oostzijde
19
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
werden er kleine stukken tegelijk ingepolderd, terwijl er vanaf de westzijde grote, langwerpige percelen drooggelegd werden. In het huidige landschap is dit nog af te lezen aan verkavelingsstructuur en de aanwezigheid van dijken. De aanwezige dijken lopen van noord naar zuid. Verder valt het open karakter van het gebied op. De polders zijn vlak en uitgestrekt. Door het ontbreken van opgaande beplantingselementen en bebouwing bepalen vooral de dijken en infrastructurele werken het beeld. De cultuurhistorie is uit de gelaagdheid van het landschap af te lezen. De eerste laag hierbij wordt gevormd door het oorspronkelijke geulenpatroon wat nog zichtbaar is in met name de hoogteligging. Bij de inpoldering is er een nieuwe structuur toegevoegd en is een polderpatroon ontstaan met een strak patroon van sloten, wegen, dijken en kavelgrenzen. Een laag die de laatste decennia is toegevoegd, zijn de hedendaagse toevoegingen zoals de infrastructurele werken, de windmolens, etc. Een zonnepanelenpark kan ook gezien worden als een hedendaagse toevoeging aan dit landschap.
Landschapsanalyse Het geplande zonnepanelenpark ligt net voorbij de overgang van het meer besloten Brabantse land naar het uitgestrekte Zeeuwse polderland. De bundeling van infrastructurele werken (kanaal, windmolens, bruggen, etc.) benadrukken de entree tot Zeeland. Deze lijnen markeren tevens, op het punt waar Zuid- Beveland op zijn smalst is, de doorgang voor de scheepvaart van Antwerpen naar Rotterdam. De volgende elementen zijn bepalend in het landschappelijke beeld van het plangebied: a. polderlandschap; b. infrastructurele werken
Visie inpassing De ruimtelijke verschijningsvorm van het zonnepanelenpark wordt vooral bepaald door de zonnepanelen met een minimale hoogte van 1,10m op het laagste punt en een maximale hoogte van 2,50m op het hoogste punt. De beleving vanuit de verschillende kijkrichtingen vanuit het landschap zal verschillend zijn als gevolg van de schuine richting/hellingshoek waaronder de panelen aangebracht worden. Beeld zonder inpassingsmaatregelen Vanuit noordelijke richting gezien, kijk je als het ware tegen de achterkant en de draagconstructie aan. Zonder inpassingmaatregelen is dit een minder fraai beeld. Deze zijde is ook vrij open. Vanaf de Kreekrakweg-zijde kijk je tegen de zijkant aan. Door de openheid van het landschap aan deze zijde is het park goed beleefbaar vanaf de nevenliggende weg en de verder gelegen Vierlingweg. Vanuit zuidelijke richting is de beleving van het park minimaal door de hier aanwezige dijk (circa 4m hoog) en de boerderij met bedrijfswoning, -gebouwen en erf(beplanting). Ook aan de westzijde is het zicht op het zonnepanelenpark minimaal door de aanwezige kanaaldijk en de grote bundel natte infrastructuur met de tussenliggende beplantingen. Wat in het beeld ook meespeelt is het gegeven dat er rondom de locatie een (staafmat) hekwerk van ca 1,8m hoog wordt aangebracht in een donkergroene kleur. Beeld zonnepanelen De zonnepanelen energieopwekkende bruggen over het
in kader infrastructurele werken liggen in een gebied met een groot aantal infrastructurele en werken. Naast de grote windmolens in het gebied bepalen een tweetal Schelde-Rijn kanaal, de strakke dijklichamen van het kanaal zelf,
20
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
hoogspanningsmasten, et cetera het beeld. Grootschaligheid is hierbij kenmerkend. Het beeld van een zonnepanelenpark past bij de grootschalige infrastructuur en voegt zich goed in het beeld van de windmolens als energieopwekkende werken met een eigen uitstraling en beeldtaal. Kader Het geplande park ligt net voorbij de overgang van het meer besloten Brabantse land naar het uitgestrekte Zeeuwse polderland. De bundeling van infrastructurele werken (kanaal, windmolens, bruggen, etc) benadrukken de entree tot Zeeland. De lijnen markeren tevens, op het punt waar Zuid-Beveland op zijn smalst is, de doorgang voor de scheepvaart van Antwerpen naar Rotterdam. Bij de aanleg van een zonnepanelenpark van deze omvang op een plek die voor zowel passanten als recreanten betekenis heeft komt het aan op een doordacht ruimtelijk ontwerp. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan visuele uitingsvormen. Om te voorkomen dat de locatie een nieuwe toevoeging vormt, wordt voor het park ingezet op een krachtig samenhangend beeld. Om een evenwichtig ogend park te kunnen realiseren dienen alle ontwerpaspecten zorgvuldig op elkaar te zijn afgestemd. Ontwerpmiddelen Een zonnepanelenpark past uitstekend in de beeld- en vormentaal van dit gebied. Samen met de windmolens vormt het park één geheel in deze grootschalige polder. Door de aanwezige dijken is de zichtbaarheid van het zonnepanelenpark vanuit westelijke en zuidelijke richting zeer gering. Aan de oost- en noordzijde zal het park vanuit het landschap beter te zien zijn. De openheid van het landschap bevorderd de zichtbaarheid. Daarom is het wenselijk om deze ontwikkeling aan deze zijden landschappelijk in te passen door toevoeging van streekeigen landschapselementen. Gekozen is voor beplantingselementen in de vorm van ligusterhagen. Deze worden gecombineerd met het hekwerk wat rondom de locatie wordt aangebracht. Op enkele plaatsen is de ligusterhaag over een aantal meters (3-5m) weggelaten en krijgt men een inkijkje in het park waarmee dit beleefbaar wordt vanuit de omgeving. Aan de oost- en noordzijde wordt een streekeigen ligusterhaag (2-2,5 meter hoog) voorgesteld die het zicht ontneemt op het zonnepark vanaf de Kreekrakweg. Afscherming vanaf deze zijde is wenselijk omdat hier tegen de constructieve achter/zijkant van het zonnepark wordt aangekeken. De haag wordt aan weerszijden van het hekwerk aangebracht (dubbele plantrij), waarbij een forse plantmaat en een dichte plantafstand wordt gehanteerd om snel een gesloten beeld te krijgen. Dit beeld van een gesloten ligusterhaag loopt door achter de bebouwing van Kreekrakweg 2 en de zuidelijke grens. Als soort wordt gedacht aan de wintergroene Ligustrum vulgare ‘Viride’/ ‘Atrovirens’ (liguster) met een plantmaat van 125/150 bosplantsoen (de soort is op moment van aanplant 125 tot 150 centimeter hoog). Behalve langs de randen aan west- , noord, en zuidzijde wordt op het park zelf geen beplanting aangebracht. Dit ook in verband met mogelijke schaduwwerking. Landschappelijk gezien is het gefragmenteerd toevoegen van beplanting ook ongewenst. Grootschaligheid is kenmerkend voor dit gebied. De landschappelijke inpassing moet dan ook recht doen aan deze grootschaligheid.
21
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Tussen de zonnepanelen wordt gras ingezaaid en ontstaat een grazige vegetatie. Deze kan gemaaid worden, maar het is ook een optie om schapenbegrazing toe te passen aangezien maaien vrij lastig is tussen de zonnepanelen.
Figuur 7: Indicatie toekomstig beeld van het zonnepanelenpark (bron: Ruimte en Groen)
4.3
Water Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, te voorkomen. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Watersysteem
Grondwatersysteem Het watersysteem in het plangebied is in te delen in het type ‘dun zoet’. Bij het dunne zoet watersysteemtype is een dunne zoete bel aanwezig in percelen of in grotere eenheden. Deze dunne zoete bellen kunnen niet worden gewonnen in verband met verziltingsgevaar. Dunne zoete bellen kunnen ook niet worden gewonnen waar het oppervlaktewater brak tot zout is.
Oppervlaktewatersysteem Het plangebied maakt onderdeel uit van afvoergebied Bath Oost. Waterbeleid en toegekende waterhuishoudkundige functies
Waterbeleid 21e eeuw (Rijksbeleid) In het afgelopen decennium heeft Nederland meerdere keren te kampen wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het water. Het rijk, de provincies, de waterschappen en de gemeenten zijn overeengekomen dat: het water zoveel mogelijk moet worden vastgehouden daarna moet worden daarna pas afgevoerd mag worden;
22
gehad met denken over onder meer geborgen en
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
voor ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden, hierin dienen de keuzes ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschreven te worden.
Deelstroomgebiedsvisie (2004) De deelstroomgebiedsvisie is een gezamenlijk product van de waterschappen, gemeenten en de provincie als trekker. Hierin spelen ‘ruimte voor water’ en ‘water als ordenend principe’ een belangrijke rol. De visie richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming van binnen door veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en een aantal mogelijke technische maatregelen welke kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van ‘vasthouden - bergen - afvoeren’. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 bevat beleid voor grondwater, oppervlaktewater en waterveiligheid. Vooral de waterfunctiekaart is een belangrijk hulpmiddel bij het beoordelen van nieuwe initiatieven. Doelstellingen zijn: Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodems, een peilbeheer en een aanvaardbaar risico op wateroverlast dat is afgestemd op bestaande en toekomstige functies. Een goede kwantitatieve en chemische toestand van het grondwater, afgestemd op de functies van het gebied. Een belangrijk aspect daarvan is de instandhouding van de zoetwatervoorkomens. Gevolgen van klimaatverandering op het grondwater worden opgevangen. In het kader van de kwaliteit van de woonomgeving wordt in het Omgevingsplan onder meer gestreefd naar het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied. Bij de uitvoering geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt. Bij nieuwe bebouwing wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van het watersysteem. Op de waterkansenkaart is dat globaal inzichtelijk gemaakt. Indien nodig wordt een nadere toetsing op locatieniveau door het waterschap uitgevoerd. Deze kaarten zijn een hulpmiddel bij de watertoets.
Met het water mee II 2010–2015 Het waterschap richt zich op het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Het oppervlaktewater wordt niet los gezien van het grondwater. Ruimtelijke plannen moeten daartoe getoetst worden op de gevolgen voor de waterhuishouding. Overleg waterbeheerder In het kader van de watertoets is overleg gevoerd tussen de gemeente en het Waterschap Scheldestromen.
23
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Thema
Waterdoelstelling
Toetsing
Veiligheid
Waarborgen veiligheidsniveau
Het plangebied grenst aan een waterkering. Over een gedeelte
van
het
plangebied
is
de
aanduiding
‘vrijwaringszone – dijk’ gelegen. Binnen deze zone mogen er
geen
gebouwen
zonnepanelenpark
worden
omvat
enkel
opgericht. de
realisatie
Het van
bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet hoger dan drie meter. Derhalve zijn deze bouwwerken binnen de ‘vrijwaringszone dijk’ toegestaan. Wateroverlast
Reductie wateroverlast,
Naast het verhard oppervlak ten behoeve van de
Vergroten veerkracht watersysteem
bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en de windmolens is er geen verhard oppervlak op het terrein aanwezig. Het toekomstig verhard oppervlak zal niet significant
toenemen.
Door
de
realisatie
van
het
zonnepanelenpark zal de grond niet verhard worden. Er is genoeg ruimte tussen de zonnepanelen om er gras te laten groeien zodat dit begraast kan worden. Er zullen vier trafohuisjes worden opgericht van elk maximaal 21 m2. Dit betekent derhalve een maximale toename van het verharde oppervlak van 104 m2. Dit is echter zo’n minimale toename van het verhard oppervlak dat dit in de aangrenzende sloot kan worden opgevangen. Watervoorziening
Het voorzien van de bestaande De watervoorziening is niet in het geding. functie van water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op
het
juiste
moment.
Het
tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. Volksgezondheid
Minimaliseren
risico
water Nabij het plangebied zijn diverse waterlopen aanwezig.
gerelateerde ziekten en plagen; Deze waterlopen zijn in het bezit van het waterschap. Het Reduceren verdrinkings-
onderhoud wordt dan ook door het waterschap verricht.
risico’s
De beoogde ontwikkeling brengt geen veranderingen teweeg ten aanzien van de waterlopen.
Riolering
Vasthouden, bergen, afvoeren; reductie
hydraulische
Er zal geen DWA of HWA worden aangelegd.
belasting
rwzi. Bodemdaling
Tegengaan
van
verdere Er
zullen
geen
veranderingen
in
het
peilregiem
bodemdaling en reductie functie plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen. geschiktheid Grondwater
Tegengaan van grondwateroverlast
Overlast
De grondwaterstand hoeft niet te worden aangepast. Ontwateringsdiepte van min 0,70 meter conform VWZ.
Oppervlaktewater
Behoud en realisatie van goede Zonnepanelen worden van niet uitloogbare materialen
kwaliteit
waterkwaliteit voor mens en natuur
gemaakt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit.
24
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Grondwater
Behoud en realisatie van goede Het plangebied ligt niet in een infiltratiegebied en niet in een
Kwaliteit
waterkwaliteit voor mens en natuur
natuurgebied of gebied voor drinkwatervoorziening. Er is geen sprake van invloed op de grondwaterkwaliteit.
Verdroging
Bescherming
karakteristieke Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het
grondwaterafhankelijke ecologische infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te waarden
pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde.
Natte Natuur
Ontwikkeling & bescherming van Er bevindt zich geen natte natuur in of nabij het een rijke, gevarieerde en natuurlijk plangebied. karakteristieke aquatische natuur
Onderhoud
Oppervlaktewater dient adequaat Er vindt geen verandering plaats aan de bestaande
(mogelijkheden)
onderhouden te kunnen worden.
waterlopen.
waterlopen Waterschapswegen
Binnen
het
plangebied
komen Alleen
waterschapswegen voor.
ten
behoeve
van
de
realisatie
van
het
zonnepanelenpark zal er een piekbelasting zijn op de wegen van en naar het plangebied. De toename van het aantal verkeersbewegingen zal alleen ten behoeve van onderhoud zijn, daarbij wordt opgemerkt dat er een bedrijfswoning op het perceel aanwezig is.
4.4
Ecologie / flora en fauna Op basis van de Flora- en faunawet (Ffw) en de Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Het plangebied is niet gelegen in een Natura2000 gebied. De Oosterschelde is gelegen op een afstand van meer dan 2.100 meter, het Markiezaat is gelegen op meer dan 1.800 meter afstand en de Westerschelde is gelegen op meer dan 2.000 meter vanaf het plangebied. Het plan is ook niet gelegen in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur. De Habitatrichtlijn heeft evenwel ook betrekking op beschermde planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden. Ten behoeve hiervan moet worden onderzocht of en welke dier- en plantensoorten er in het plangebied voorkomen en wat hun beschermingsstatus is. Door het bureau De Brabantse Wal is op 15 januari 2015 een Quick-scan Flora en faunawet annex voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor de realisatie van een zonnepanelenpark aan de Kreekrakweg te Reimerswaal uitgevoerd. Ten aanzien van de flora- en faunawet wordt het volgende geconcludeerd: De Flora- en faunawet heeft tot doel de duurzame instandhouding van planten- en diersoorten in Nederland te waarborgen. Hiervoor zijn in de wet een aantal verboden en een algemene zorgplicht opgenomen. Met het op een zorgvuldige wijze uitvoeren van werkzaamheden kunnen veel negatieve effecten op soorten beperkt of zelfs geheel voorkomen worden. Op basis van de uitgevoerde terreinverkenning en de analyse van de andere beschikbare inventarisatiegegevens staat vast dat er op het onderzochte perceel diverse vogels en enkele
25
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
minder strikt beschermde soorten (kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën) voorkomen of te verwachten zijn. Boven het perceel foerageren verschillende vleermuis-soorten. Bij de minder strikt beschermde soorten van bijlage1 van de AMVB Flora- en faunawet gaat het met name om: - Gewone pad - Haas, Konijn, Woelrat, Muis (sp), Mol en mogelijk Egel en/of Bunzing. De vleermuissoorten die boven of rond het onderzochte perceel voorkomen staan op bijlage 3 van de AMVB. Op de vleermuizen zijn geen effecten te verwachten en voor die soorten zijn dan ook geen specifieke maatregelen nodig.
Figuur 8: Natura 2000 en EHS
26
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Voor de Bijlage 1-soorten geldt een vrijstellingsregeling voor het overtreden van verboden uit de Flora- en faunawet. Er dient wel steeds te worden voldaan aan de algemene zorgplicht. In hoofdstuk 4 zijn maatregelen voorgesteld die invulling kunnen geven aan die algehele zorgplicht of kunnen voorkomen dat er overtredingen worden begaan. Voorgesteld wordt de voor zoogdieren en amfibieën voorgestelde maatregelen ook daadwerkelijk uit te voeren. De vogelsoorten zijn in de AMVB Flora- en faunawet niet opgenomen in de bijlagen. Voor vogels geldt een zelfde beschermingsregime als voor soorten van bijlage 3. Het bij start van het project in het voorjaar vooraf door een deskundige controleren op nesten van broedende weidevogels, en de werkzaamheden daar zo nodig op aanpassen zal moeten gebeuren om het overtreden van verboden te voorkomen. Aanbevolen wordt de randen en overhoeken van het perceel zo in te richten dat die een goed leefgebied voor onder meer Patrijs en Graspieper, maar ook diverse rietvogels kunnen vormen. Waar er voldoende ruimte is zou er ook aanleg van flauwe oevers ten behoeve van de paai c.q. opgroei van jonge vis en amfibieën kunnen worden overwogen. Ten aanzien van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt het volgende geconcludeerd: Gelet op de ligging van het met zonnepanelen in te richten perceel nabij de Natura 2000gebieden Markiezaat, Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe en Zoommeer zijn mogelijk externe effecten te verwachten. Om die reden is een voortoets Natuurbeschermingswet uitgevoerd. Op basis van de effectenindicator van het Ministerie van EL&I is geconcludeerd dat er een klein deel van het foerageergebied voor vogels waarvoor deze gebieden zijn aangewezen verdwijnt. De Lepelaar is hiervoor het meest gevoelig; omdat die vogel Stekelbaars in de sloten vangt en niet op het perceel zelf foerageert, is voor die soort geen effect te verwachten. Voor de andere soorten zijn de effecten als niet significant aan te merken. Door de randen van het perceel en overhoeken in te richten met rietkragen en ruigtes ontstaat nieuw leefgebied voor Patrijs, Graspieper en diverse rietvogels en wordt het verlies in voldoende mate gecompenseerd. Daarnaast geldt dat in de PRV Zeeland in artikel 2.12 de Afwegingszone natuurgebieden is opgenomen. Dit betekent dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor gronden die zijn gelegen binnen 100 meter rond natuurgebieden, niet zijnde binnendijken inzicht wordt gegeven in de afweging van de bescherming van de natuurbelangen. Tenminste wordt aandacht besteed aan het belang van het behoud van openheid van het gebied en de verstoringsgevoeligheid van het natuurgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen een afwegingszone natuurgebied. Een nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het aspect flora en fauna voor de beoogde ontwikkeling geen belemmering vormt. 4.5
Milieuhinder Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere
27
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Een zonnepanelenpark is niet gecategoriseerd in de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering 2009. Hieraan kan dan ook geen richtafstand worden afgeleid. In de omgeving van het beoogde zonnepanelenpark zijn echter slechts drie gevoelige functies aanwezig. De eigen bedrijfswoning en de bedrijfswoningen nabijgelegen agrarisch bedrijven. De eigen bedrijfswoning wordt niet meegerekend in het kader van milieuhinder. Dan blijven over de bedrijfswoningen van de nabijgelegen bedrijven. Beide woningen zijn op meer dan 500 meter afstand van het zonnepanelenpark gelegen. Het bestaande windmolenpark kent reeds op basis van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering 2009 een richtafstand van 300 meter. Het zonnepanelenpark vormt derhalve geen belemmering voor de omringende gevoelige bestemmingen. Andersom is een zonnepanelenpark geen gevoelige bestemming. Het aspect milieuhinder vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het zonnepanelenpark aan de Kreekrakweg 2. 4.6
Geluidhinder Sinds 1 januari 2007 geldt de Wet geluidhinder (Wgh). Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien. De beoogde ontwikkeling betreft geen geluidsgevoelige ontwikkeling. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
4.7
Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die ‘niet in betekenende
28
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10. betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 ųg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Toetsing Bij onderhavig project wordt een zonnepanelenpark gerealiseerd. Dit project leidt niet tot een verandering in de uitstoot van stikstofdioxide of fijnstof. De productie van energie middels zonne-energie leidt niet tot de uitstoot van stoffen. De verkeersaantrekkende werking blijft beperkt tot beheer en onderhoud en leidt dus niet tot een toename van verkeer (die op haar beurt leidt tot de uitstoot van meer vervuilende stoffen). Om die reden kan worden aangenomen dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar luchtkwaliteit hoeft derhalve niet plaats te vinden. 4.8
Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico’s kunnen lopen, zoals omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn dan wel komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico. Risicovolle activiteiten zijn: het opslaan, gebruiken en/of produceren van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het vervoer van gevaarlijke stoffen over auto-, spoor- en waterwegen of door buisleidingen (transportroutes). Als de afstand tot een risicovolle activiteit maar groot genoeg is, is er sprake van 100% veiligheid. Maar deze afstand kan kilometers groot zijn. Nederland is te klein om deze afstanden te hanteren. Daarom is gekozen voor het hanteren van een basisbeschermingsniveau. Dit wordt geconcretiseerd door toepassing van grens- en richtwaarden voor plaatsgebonden risico (PR) en oriëntatiewaarden voor groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute. Ook buiten de PR-contouren bestaat nog een invloedsgebied waarbinnen groepen personen slachtoffer kunnen worden van een ongeval. Daarom moet ook het GR worden onderzocht. Het GR geeft de kans per jaar aan dat in één keer een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang die zich in de omgeving van een risicovolle activiteit bevindt, dodelijk door een ongeval met gevaarlijke stoffen wordt getroffen. De hoogte van het GR is niet ruimtelijk weer te geven, wel het invloedsgebied waarover het GR wordt berekend.
29
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Plangebied Figuur 9: Provinciale risicokaart
Inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen een kans van één op de miljoen per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi legt daarnaast een verantwoordingsplicht voor een gemeente of provincie op voor het groepsrisico (indien dit risico verandert). Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens; de afstand vanaf de inrichting waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval bij een inrichting. Bij de verantwoording moet de gemeente of provincie onder andere de zelfredzaamheid van de bevolking en de mogelijkheden voor hulpverlening meewegen. Zij moet hierover advies vragen bij de regionale brandweer. In Zeeland wordt aan deze adviseurstaak invulling gegeven door de Veiligheidsregio Zeeland. Op basis van de provinciale risicokaart (figuur 9) is er geen risicovolle inrichtingen in en/of nabij de projectlocatie aanwezig.
2
Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan enkel om zwaarwegende redenen worden
afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (enkele uitzonderingen daargelaten), gebouwen bestemd voor het verblijf van kwetsbare groepen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn sport- en kampeerterreinen, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van minder dan 1.500 m².
30
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Transportroutes
Buisleidingen Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn gemeenten verplicht de leidingen die niet in stroken liggen, reeds bestaand of nieuw op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen geldt. Op basis van de risicokaart zijn er buiten het plangebied buisleidingen aanwezig die voor het aspect externe veiligheid planologisch relevant zijn. De meest nabijgelegen leiding betreft een gasleiding. Uit de uitgevoerde QRA (QRA aardgasleidingen Reimerswaal. RMD. April 2012.) volgt dat het groepsrisico bij alle (aardgas)buisleidingen beneden de oriëntatiewaarde ligt. Daarbij wordt opgemerkt dan een zonnepanelenpark geen gevoelige bestemming is. Het aspect buisleidingen vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Verkeersroutes gevaarlijke stoffen Met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (1 januari 2010) maakten de ministers van VenW en BZK en de staatssecretaris van VROM hun beleid bekend over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Met deze circulaire wordt dit beleid verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Qua methodiek sluit de circulaire aan op het Bevi (het hanteren van plaatsgebonden risico en groepsrisico). De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimte gebruik. Er loopt geen verkeersroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied. (bron: Risicokaart, website provincie Zeeland).
Vaarroutes gevaarlijke stoffen Over het Schelde-Rijnkanaal worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Het kanaal is in het Basisnet Water aangemerkt als een belangrijke binnenvaarweg met toetsingsafstand (zwarte vaarweg). Dit houdt in dat maatgevende contour van het plaatsgebonden risico (contour met kans 10-6) op de oeverlijn is gelegen en dat de afstand van 25 meter als plasbrandaandachtsgebied van toepassing is. Het bestemmingsplan ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied (afstand circa 40 meter tot oeverlijn). Bij zwarte vaarwegen is verantwoording nodig van het groepsrisico. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1.500 pers/ha dubbelzijdig en 2.250 pers/ha enkelzijdig is een berekening van het groepsrisico niet verplicht. Proefberekeningen hebben aangetoond dat in die gevallen het groepsrisico beneden 0,1 * de oriëntatiewaarde ligt. In het voorliggende bestemmingsplan wordt deze bevolkingsdichtheid langs het Schelde- Rijnkanaal niet gehaald, er hoeft geen groepsrisico berekend te worden. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
31
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
4.9
Overige belemmeringen In paragraaf 4.8 is ingegaan op (grote) planologische relevante buisleidingen. Bij de bouwwerkzaamheden zal rekening moeten worden gehouden met eventueel overige aanwezige kabels en leidingen.
32
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
5
JURIDISCHE ASPECTEN
5.1
Algemene opzet Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan als uitwerking van het wettelijke kader en het beleidskader in het juridische gedeelte van het bestemmingsplan, namelijk de verbeelding en regels. Het bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrakweg Rilland’ bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting De uitgangspunten zijn gebaseerd op de inventarisatie van het gebied. Daarna worden achtereenvolgens beschreven: de huidige en beoogde situatie, het beleidskader, de kwaliteitsaspecten van de leefomgeving, het juridische kader, de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke toetsing en overleg.
De regels Deze regels bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn bevoegdheden opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan en zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de waarden (zoals archeologische waarden) opgenomen die kenmerkend zijn voor het gebied. Voor de categorieën waarbij bebouwing voorkomt, zijn op de verbeelding tevens bouwvlakken en eventueel aanduidingen opgenomen over bijvoorbeeld de maximaal te bebouwen oppervlakte. In de desbetreffende regels wordt daarnaar verwezen. De verbeelding en de regels zijn niet los van elkaar te zien. Bij strijd gaan de regels voor op de verbeelding. De opzet van het plan Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving. Anderzijds dient er invulling gegeven te worden aan het beginsel van rechtszekerheid. In het onderhavige bestemmingsplan is getracht zoveel mogelijk recht doen aan alle verschillende belangen. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen en tevens zijn er mogelijkheden opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Deze verschillende regelingen bieden ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, maar er kunnen geen directe rechten en/of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Daarnaast geldt voor de wijzigingen een uitgestelde exploitatieplanplicht.
33
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
5.2
Verbeelding Bestemmingen Op de verbeelding zijn de diverse bestemmingen te onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies) en de aan een gebied toegekende waarde. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Aanduidingen We onderscheiden functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen. Op de verbeelding zijn functieaanduidingen weergegeven. Deze functieaanduidingen vertegenwoordigen logischerwijs een functie. Hiermee zijn de specifieke functies aangeduid. Daarnaast zijn er ook bouwaanduidingen op de verbeelding aangegeven. Deze aanduidingen geven bijvoorbeeld aan dat ter plaatse geen gebouwen zijn toegestaan. De maatvoeringsaanduidingen die op de verbeelding zijn weergegeven, geven de verschillende maten aan met betrekking tot goothoogtes, inhoud etcetera.
5.3
Regels De De De
systematiek van de regels systematiek van de regels kan worden samengevat aan de hand van de hoofdstukindeling. regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 'Inleidende Regels' gaat in op de begripsomschrijvingen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels’ gaat in op de bestemmingen. Hierin wordt een regeling gegeven voor de bestaande functies in het plangebied die positief zijn bestemd. Bepaald is welke vormen van gebruik en bouwwerken rechtstreeks (dus zonder voorafgaande wijziging, afwijking van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning) zijn toegestaan. In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels weergegeven die voor alle bestemmingen gelden (anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels etcetera). In hoofdstuk 4 zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen. Hierna worden de hoofdstukken nader toegelicht. 5.3.1
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels. Begrippen Deze geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Wijze van meten Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.
34
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
5.3.2
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Opbouw bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming ‘als recht’ zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste ‘toets-steen’ voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van het gebouw in de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. Afwijken van de bouwregels De bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels is in dit deel van de regels opgenomen. Specifieke gebruiksregels In dit onderdeel wordt ten opzichte van de bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving. Afwijken van de gebruiksregels In dit deel van de regels is de bevoegdheid tot afwijken van de bestemmingsomschrijving en van de specifieke gebruiksregels opgenomen. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden Voor zover nodig zijn hierin de regels opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, voorzien van uitzonderingsregels en criteria.
Wijzigingsregels Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.
Agrarisch Binnen het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig. De agrarische gronden zijn conform de bestaande situatie bestemd. De goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning zijn in de regels opgenomen. Naast de standaard agrarische regeling is in de plan ook een regeling opgenomen ten behoeve van het realiseren van een zonnepanelenpark. Daarbij zijn diverse afwijkingen ten aanzien van de bouwmogelijkheden en het gebruik opgenomen. Tot slot zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het realiseren van een vormverandering van het bouwvlak, het realiseren van een veldschuur, et cetera. Waarde – Archeologie - 1 tot en met Waarde - Archeologie - 4 De gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 1 tot en met ‘Waarde – Archeologie - 4’ zijn mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemmingen mogen onder voorwaarden vernieuwd of veranderd worden. Ter bescherming van de archeologische waarden dient de aanvrager voor het bouwen van een bouwwerk een archeologisch rapport te overleggen indien: Waarde – Archeologie – 1: de oppervlakte groter is dan 50 m² en dieper is dan 40 cm; Waarde – Archeologie – 2: de oppervlakte groter is dan 250 m² en dieper is dan 40 cm; Waarde – Archeologie – 3: de oppervlakte groter is dan 500 m² en dieper is dan 40 cm;
35
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Waarde – Archeologie – 4: de oppervlakte groter is dan 2500 m² en dieper is dan 40 cm. Indien het oprichten van een bouwwerk kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders naar aanleiding daarvan voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden die de grond roeren (voorheen genoemd: aanlegvergunningsstelsel). Tot slot zijn in deze bestemmingen wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de archeologisch waardevolle gebieden te kunnen wijzigen. 5.3.3
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffende volgende bepalingen. Anti-dubbeltelregel Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden. Algemene bouwregels Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. Gebiedsaanduiding Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Algemene wijzigingsregels Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3.4
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Overgangsregels De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet. Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen. Slotregel Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als het bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrakweg Rilland’.
36
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde vallen hier niet onder, waardoor het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. Conform artikel 3.1.6, sub f van het Bro heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling wordt uit eigen middelen betaald Daarnaast zal ter financiering van het project subsidie worden aangevraagd. Er is gebleken dat het plan economisch uitvoerbaar is.
37
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
38
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
7
MAATSCHAPPELIJKE TOETSING EN OVERLEG
7.1
Maatschappelijke toetsing De gemeente Reimerswaal dient de bevolking te betrekken bij de voorbereiding van plannen op ruimtelijk gebied. Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft in verband daarmee gedurende twee weken in het gemeentehuis ter inzage gelegen en is gepubliceerd op de gemeentelijke website en ruimtelijkeplannen.nl, zodat het plan digitaal raadpleegbaar is. Tijdens de inspraakperiode zijn geen inspraakreacties ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ heeft van donderdag 19 maart tot en met woensdag 29 april 2015 ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan een ieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerp kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er zijn binnen de daarvoor gestelde termijn geen zienswijzen ingediend.
7.2
Overleg Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met de wettelijk verplichte organisaties. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties: Provincie Zeeland; Waterschap Scheldestromen; Rijkswaterstaat. De samenvatting en beantwoording van de vooroverlegreacties is opgenomen in het ‘Vooroverlegrapport’ Voorontwerp bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’ d.d. 18 februari 2015, zie bijlage 4.
7.3
Handhaving Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan biedt goede mogelijkheden voor handhaving. Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten. Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen. Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd.
39
Bestemmingsplan ‘Zonnepanelenpark Kreekrak Rilland’– Toelichting, 26 mei 2015
Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren. Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.
40