GEMEENTE REIMERSWAAL Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’
-
gemeente titel projectnummer status
concept definitief
Reimerswaal Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ RW2006 Definitief
24 december 2015 26 januari 2016
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING behorende bij het veegbestemmingsplan ‘Buitengebied, 2016’ in de gemeente Reimerswaal.
INHOUD 1
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Vigerend bestemmingsplan 1.3 Leeswijzer
5 5 5 6
2
BESTAANDE EN BEOOGDE SITUATIE 2.1 Bestaande locatie 2.2 Beoogde situatie
7 7 9
3
BELEID 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 3.4 Toetsing beleidskaders
11 11 11 12 13
4
TOETSING 4.1 Bodem 4.2 Archeologie en Cultuurhistorie 4.3 Water 4.4 Ecologie / flora en fauna 4.5 Milieuhinder 4.6 Geluidhinder 4.7 Luchtkwaliteit 4.8 Externe veiligheid 4.9 Overige belemmeringen
15 15 15 18 21 22 22 22 23 25
5
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
27
6
PROCEDURELE ASPECTEN
29
7
MOTIVERING 7.1 Afweging 7.2 Conclusie
31 31 31
BIJLAGEN 1. Verkennend bodemonderzoek, d.d. 15 september 2015, Sagro Milieu Advies; 2. Quick-scan Flora en faunawet annex voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor de realisatie van een speel- en educatieboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Hansweert); 3. Stikstofdepositieberekening AERIUS, d.d. oktober 2015, Engberts Adviseurs;
1
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
4. Archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, d.d. september 2015, Sagro Milieu Advies; 5. Rapport externe veiligheid Speel, Leer en Doe boerderij Kamperweg 6 Vlake, d.d. 19 januari 2016, Tauw; 6. Email ten aanzien van ontsluiting van het perceel.
2
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
3
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
Plangebied Figuur 1: Topografische kaart met ligging van het plangebied
Plangebied Figuur 2: Luchtfoto ligging plangebied
4
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
Ter plaatse van de Kamperweg 6 te Hansweert (0veral vervangen) is een akkerbouwbedrijf gelegen. Vanwege de slechte grondkwaliteit is het bedrijf reeds gedeeltelijk verplaatst naar de Wittesteeweg 22 te Kruiningen en is er gezocht naar een passende invulling voor het agrarische bedrijf aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake). Deze invulling is gevonden in de realisatie van een Speel, - Leer en Doe boerderij. Een dergelijk bedrijf zal een zelfstandig, gemengd, kleinschalig, landbouwbedrijf betreffen met als nevenactiviteiten educatie en dagrecreatie. Het doel van de boerderij is tweeledig. Enerzijds bezoekers kennis laten opdoen over de landbouw en al haar facetten. Daarnaast wordt met de nieuwe invulling ook beoogd arbeids- en werkervaringsplaatsen te realiseren voor mensen met een beperking en/of een afstand tot de arbeidsmarkt. Het college van burgemeester en wethouders heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de ontwikkeling ingenomen. Het initiatief wordt in het ‘Veegplan’ van de gemeente Reimerswaal meegenomen. Het voorliggende document betreft het de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van het ‘Veegplan’ zoals hiervoor genoemd. De ligging van de projectlocatie is weergegeven in figuur 1. In figuur 2 is een straatnamenkaart van het omliggende gebied afgebeeld. 1.2
Vigerend bestemmingsplan
De gronden waarop de beoogde ontwikkeling is gelegen, vallen onder het plangebied van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied, 3e herziening’ van de gemeente Reimerswaal (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 oktober 2015) en hebben de bestemming ‘Agrarisch’, de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 2’ en de gebiedsaanduidingen ‘overige zone – ruimte voor verdichting’, ‘overige zone – afwegingszone natuurgebied’ en ‘vrijwaringszone - radar’. Het vigerende bestemmingsplan is afgestemd op de huidige situatie. Een wijzigingsbevoegdheid is dan ook niet opgenomen. Het realiseren van een dagrecreatieve voorziening is niet toegestaan. Het vigerende bestemmingsplan voorziet derhalve niet in de ontwikkeling. Middels het voorliggende document, de goede ruimtelijke onderbouwing, kan de voorgestane afwijking juridisch planologisch mogelijk gemaakt worden. In figuur 3 is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
5
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
Plangebied
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan ‘Buitengebied, 3e herziening’
1.3
Leeswijzer
De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing beschreven. In het 2e hoofdstuk wordt de situatie in haar context beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk een toelichting op de ontwikkeling gegeven. Vervolgens worden in het 3e hoofdstuk de verschillende relevante beleidskaders toegelicht en zal de ontwikkeling hieraan worden getoetst. In hoofdstuk 4, kwaliteit van de leefomgeving, komen de milieuaspecten aan de orde. De economische uitvoerbaarheid komt in het 5e hoofdstuk aan bod. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de procedurele aspecten. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een motivering voor afwijking van het vigerende bestemmingsplan gegeven.
6
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
2
BESTAANDE EN BEOOGDE SITUATIE
2.1
Bestaande locatie
Ligging plangebied Het plangebied is gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert. Het plangebied is ten oosten van de buurtschap Vlake gelegen, op de rand van het bestaande bebouwde gebied en het buitengebied. Ten noordoosten van het plangebied ligt de Yerseke Moer (afstand circa 800 meter). In de omgeving ligt een goede recreatieve infrastructuur van fiets-, wandel- en autoroutes. De directe routes gaan via de Reeweg, door de bebouwingsconcentratie van Vlake of via de Kamperweg vanaf de doorgaande weg aan de Zanddijk. Huidige inrichting plangebied De locatie aan de Kamperweg 6 te Hansweert is in gebruik als akkerbouwbedrijf. Sinds 1999 is het bedrijf in eigendom van familie Van de Wouw, handelend onder de naam Wouw Agro. Dit akkerbouwbedrijf is inmiddels de weg naar schaalvergroting ingeslagen en een deel van de activiteiten zijn verplaatst naar een nieuwe locatie. De nieuwe locatie betreft de Wittesteeweg 22 te Kruiningen. De locatie te Hansweert (Vlake) bestaat momenteel uit een erf met opstallen en 2 hectare landbouwgrond. Op het perceel zijn de volgende functies aanwezig: 1. Woonhuis; 2. Werkplaats, in slechte staat, met historische elementen. De werkplaats is in gebruik voor onderhoud van machines, echter niet functioneel. De historische elementen van de werkplaats zijn nog maar beperkt aanwezig; 3. Werktuigenberging, verouderde loods en niet functioneel door de hoogte en omvang. Daarbij is er op deze schuur asbest aanwezig; 4. Werktuigenberging, moderne damwandloods, in de goede staat en functioneel, in gebruik als werktuigenberging.
7
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
Bestaand
nieuw
Figuur 4: Beoogde inrichting en schetsplan
8
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
2.2
Beoogde situatie
De gronden rondom het plangebied zijn vandaag de dag niet meer geschikt voor de teelt van hoogwaardige landbouwproducten, dit in verband met het hoge waterpeil in de Yerseke Moer en de zoute kwel in de gronden. De gronden rondom het bedrijf zijn daarom verkocht ten behoeve van natuurontwikkeling en het agrarisch bedrijf is vanwege deze reden ook gedeeltelijk verplaatst naar de Wittesteeweg. De huidige gebouwen zijn grotendeels verouderd en soms zelfs vervallen. Om leegstand te voorkomen en een kwaliteitsimpuls aan het plangebied te geven is naar een passende invulling van de locatie aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake) gezocht. Deze invulling is gevonden in de vorm van een Speel-, Leer- en Doeboerderij. De functie van deze boerderij is tweeledig. Enerzijds dagrecreatief en anderzijds als een werkboerderij. Dagrecreatieve voorziening De wens is een kleinschalige boerderij met diverse landbouwdieren zoals een aantal koeien, varkens en schapen, waar een aantal activiteiten omheen worden ontwikkeld. Ook wordt beoogd allerlei speeltoestellen die in het teken van landbouw en natuur staan, te plaatsen en een binnenspeellocatie te bouwen waar kinderen allerlei vaardigheden op kunnen doen. Daarbij komt een horeca uitspanning met een terras waar ouders zicht hebben op de boerderij en op hun kinderen in de speelweide en waar ze zich kunnen ontspannen. De horeca uitspanning is bedoeld ter ondersteuning van de speelfaciliteiten en zal daarom dezelfde openingstijden hanteren. Hier zullen geen feesten of evenementen worden georganiseerd. Werkboerderij De werkboerderij zal plaats bieden aan circa 10 tot 16 personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zij kunnen op de boerderij ervaring opdoen met bijvoorbeeld de omgang met dieren, horeca en het onderhoud van gebouwen en omgeving. Op rustige dagen kunnen keuken en werkplaats dienen als lesomgeving en om ervaring op te doen met voedselbereiding en werktechniek. De werkervaring die op de werkboerderij geboden wordt, vergroot de kans op een plaats in een reguliere onderneming of op vrijwilligerswerk. In dezen zij verwezen naar het andere bedrijf van initiatiefneemster De Weideborg Groep, www.weideborg.nl Doelgroep De Speel- en Doe boerderij richt zich op inwoners, recreanten en vakantietoeristen in een straal van circa 30 km van de locatie. Daarnaast vormt het onderwijs een markt voor schoolreizen en lesprogramma’s. Uit landelijke cijfers blijkt dat 4% van de bevolking, maandelijks een speelvoorziening bezoekt, 6% van de bevolking 3 keer per jaar. In de regio verdeeld over 5 voorzieningen betekent dit circa 25.000 bezoekers vanuit inwoners uit de regio. Daarbij komen nog de bezoeken van dagtoeristen, vakantiegangers en schoolreizen, deze zijn lastiger in te schatten omdat hier allerlei randvoorwaarden een rol spelen. Naar inschatting zal de voorziening jaarlijks tussen de 30.000 en 40.000 bezoekers trekken. Inrichting plangebied De gebouwen zijn grotendeels verouderd en soms zelfs vervallen. Daarom wordt beoogd het bestaande erf en gebouwen her in te richten, te vervangen en te verbouwen. Zo zullen een aantal van de losse gebouwen worden gesloopt en zal daarvoor in de plaats één loods terug
9
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
worden gebouwd. In deze nieuwe loods zal voor een gedeelte horeca met speelruimte en een werkplaats worden gerealiseerd. Eén van de bestaande loodsen zal worden aangepast ten behoeve van de stalling van vee. De stijl blijft authentiek Zeeuws en voor de aankleding van het erf wordt beoogd een landschappelijke inpassing creëren die aansluit bij het natuurgebied. Voor de indicatieve invulling van het plangebied wordt verder verwezen naar figuur 4.
Ontsluiting en parkeren De nieuwe ontwikkeling is gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake). Echter gelet op de verwachte bezoekersaantallen is het niet wenselijk om deze door het gehucht Vlake te laten rijden. Derhalve heeft de initiatiefnemer gekozen om een nieuwe ontsluiting te realiseren vanaf de Kanaalweg. Deze gronden zijn vrijwel geheel in eigendom van de initiatiefnemer zelf (op 15 meter na). Over deze gronden zal een ontsluiting worden aangelegd tot aan de entree van de ontwikkeling. In figuur 5 is indicatief de ontsluiting weergegeven. De ontsluiting op de Kanaalweg zal ter hoogte van de reeds aanwezige dam worden gerealiseerd. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen zodat de nieuwe ontsluiting zodanig moet worden gerealiseerd dat de Ringweg, Reeweg en Kamperweg niet worden belast. Daarnaast is er ook rekening gehouden met de parkeervraag van de ontwikkeling. Het perceel is groot genoeg om deze op te vangen. In figuur 4 is nummer 22 aangewezen als parkeerplaats.
10
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
3
BELEID De beoogde ontwikkeling dient te passen binnen het vigerende en toekomstige ruimtelijk beleid. Om die reden wordt in dit hoofdstuk ingegaan op relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsnotities.
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. 3.2
Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2016
Nieuwe Economische Dragers De Provincie streeft naar voldoende ruimte voor nieuwe en uitbreiding van bestaande nietagrarische en semi agrarische activiteiten in het landelijk gebied. Voorwaarde is dat deze activiteiten qua aard, schaal, omvang en verkeersaantrekkende werking passen in het landelijk gebied. Bovendien wil de Provincie verstening van het landelijk gebied tegengaan. Een nieuwe activiteit dient daarom een bijdrage te leveren aan de herbestemming of sanering van vrijkomende (agrarische) bebouwing en het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Wat in het landelijk gebied wordt gerealiseerd wordt echter niet in de kern of op een bedrijventerrein gerealiseerd. Dit vraagt om afstemming van de ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied en de mogelijkheden in of aansluitend aan de kernen. Herbestemmen bebouwing Naast de ontwikkelingsruimte voor wonen en recreatie biedt de provincie in het landelijk gebied ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe economische dragers. Het gaat per definitie om kleinschalige activiteiten die qua aard, schaal en omvang passen in het landelijk gebied. Van
11
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
gemeenten wordt verwacht dat zij in hun bestemmingsplannen buitengebied een vergelijkbare lijst opnemen met toegestane activiteiten. Een nieuwe economische drager kan alleen worden gerealiseerd bij bebouwing op bestaande bouwvlakken en bij bestaande woonfuncties in het landelijk gebied. Verder is het volume van de bestaande bebouwing maatgevend voor de maximale omvang van de activiteit. Nieuw gebruik van onbebouwde gronden is daarbij niet wenselijk (géén buitenopslag, stalling etc.) De capaciteit van het bestaande wegennet is bovendien bepalend om een verkeersaantrekkende werking tegen te gaan. De gemeente beoordeelt of initiatieven aan deze voorwaarden voldoen. Herbestemming waardevolle gebouwen Herbestemming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is vaak alleen mogelijk na restauratie. Subsidiemogelijkheden zijn daarvoor zeer beperkt. De Provincie ondersteunt hergebruik door het aanbieden van advies en kennis over middelen en instrumenten die het aantrekkelijker maken voor particulieren om hierin te investeren. Uitbreiden bestaande bebouwing Een beperkte uitbreiding van de bestaande bebouwing tot 20% met een maximum van 250 m ten behoeve van een nieuwe economische drager behoort tot de mogelijkheden. Hiervan afwijken is mogelijk als dit per saldo niet leidt tot een toename van de bebouwing. In het provinciale beleid is de mogelijkheid opgenomen om Nieuwe Economische Dragers te realiseren. De doelstelling van de provincie is dat herbestemming of sanering van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen noodzakelijk is om verpaupering te voorkomen. Nieuwe economische dragers leveren een bijdrage aan behoud van de vitaliteit van het landelijk gebied. Verordening Ruimte Provincie Zeeland In Artikel 2.2, lid 1 is opgenomen dat in een bestemmingsplan bedrijven uitsluitend worden toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. In lid 2, sub g staat dat het eerste lid niet van toepassing is op agrarische bedrijven, de vestiging van nieuwe economische dragers, de mogelijkheden voor niet-agrarische activiteiten in het landelijk gebied en energieopwekking als bedoeld in bijlage 1 bij deze verordening alsmede overige krachtens deze verordening toegelaten bedrijvigheid. De overige relevante aspecten zoals natuur en cultuurhistorie worden in hoofdstuk 4 behandeld. 3.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal
Nieuwe economische dragers Reimerswaal staat bekend om de agrarische sector. Sommige deelsectoren groeien zelf nog. In andere sectoren is echter reeds een krimp waarneembaar. Als gevolg van de transitie van het landelijk gebied neemt het aantal agrarische bedrijven af. Door deze krimp in de agrarische sector dient de sociaaleconomische teruggang opgevangen te worden. Daarom worden alternatieve economische mogelijkheden gestimuleerd om de leefbaarheid van het platteland te versterken. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in enerzijds verbrede landbouw en
12
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
nevenactiviteiten en anderzijds de doorontwikkeling van nevenactiviteit en/of nieuwe nietagrarische activiteiten. Doorgroei van nevenactiviteiten en nieuwe niet-agrarische activiteiten Steeds meer agrarische ondernemers starten een agrarisch gerelateerde- of een niet-agrarische nevenactiviteit. In het ene geval stopt bij het verdwijnen van het agrarische bedrijf ook de nevenactiviteit. In het geval van niet-agrarische nevenactiviteiten niet. Hierin schuilt het gevaar dat deze activiteiten hoofdactiviteit worden en binnen de kortste keren zelfs verder door willen ontwikkelen. Deze trend vraagt om een regiewens. Een toenemend ruimtebeslag in een gevoelig gebied is namelijk niet altijd wenselijk. 3.4
Toetsing beleidskaders
De ontwikkeling Kamperweg 6 te Hansweert gaat om het herbestemmen van bestaande bebouwing, sloop van verouderde gebouwen en nieuwbouw. In dit geval bepaalt de gemeente op basis van de in de paragraaf Nieuwe Economische Dragers in het landelijk gebied geformuleerde voorwaarden welke activiteiten kunnen worden toegestaan. In de provinciale lijst is ‘overige dagrecreatieve voorzieningen’ mogelijk als vervolgactiviteit in bestaande bebouwing en als nieuwvestiging. Gemeenten kunnen van de aangegeven functies afwijken voor activiteiten die naar aard, verkeersaantrekking en invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de in de tabel genoemde activiteiten. De realisatie van een Speel, - Leer en Doe boerderij betreft dagrecreatieve voorziening en is derhalve toegestaan als vervolgactiviteit. De mogelijkheid tot het realiseren van een nieuwe economische drager is voorbehouden aan bebouwing op bestaande bouwvlakken en bebouwing bij bestaande woonfuncties in het landelijk gebied. Het volume van de bestaande bebouwing is daarbij maatgevend voor de maximale omvang van de activiteit. Er zal bebouwing worden gesloopt en daarvoor in de plaats weer nieuwe bebouwing worden opgericht. De hoeveelheid bebouwing zal in zijn totaliteit niet of nauwelijks toenemen. Er zal 422 m² worden gesloopt en er zal in totaal 673 m² worden gebouwd. Dit betekent een toename van 251 m². Het huidige bebouwde oppervlak bedraagt nu 1.222 m². De uitbreiding van 251 m² komt neer op 20,5 %. Dit betekent een zeer kleine overschrijding van 0,5% oftewel 7 m². Deze overschrijding kan gezien worden als een stedenbouwkundige afronding van het geheel en is derhalve acceptabel. Tot slot is de capaciteit van het bestaande wegennet bovendien bepalend om een verkeersaantrekkende werking tegen te gaan. De gemeente beoordeelt of initiatieven aan deze voorwaarden voldoen. De locatie is nu ontsloten via de Kamperweg naar de zanddijk of via Kamperweg naar de Reeweg, met daarop een ontsluiting tot de Kanaalweg. Deze weg vormt de ontsluiting tussen de A58 en de noordzijde van Yerseke en de kern Wemeldinge. De huidige toegangswegen zijn niet geschikt voor een dergelijke ontwikkeling. Inmiddels zijn de gronden ten zuiden van het plangebied aangekocht waardoor er een nieuwe ontsluiting kan worden gerealiseerd. Deze ontsluiting sluit dan direct aan op de Kanaalweg. In figuur 5 is de ontsluiting weergegeven. Met deze oplossing wordt zowel Vlake als de volledige Kamperweg ontlast. Deze oplossing is besproken met het waterschap Scheldestromen (eigenaar
13
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
van de Kanaalweg). Het waterschap Scheldestromen heeft aangeven aan deze ontsluiting mee te willen werken.
Figuur 5: Beoogde ontsluiting op de Kanaalweg
14
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
4
TOETSING
4.1
Bodem
Op grond van artikel 8, lid 2 sub c van de Woningwet in samenhang met de Bouwverordening van de gemeente Reimerswaal mag niet worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Er vindt sloop en nieuwbouw plaats. In de nieuwe loods wordt een verblijfsgebied gerealiseerd. Een bodemonderzoek is derhalve noodzakelijk. Door SagroMilieuAdvies is op 15 september 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat: In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PCB’s, minerale olie en PAK aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan nikkel, molybdeen en naftaleen aangetoond. Tevens is een van nature matig verhoogde concentratie aan barium boven de tussenwaarde aangetoond. De op de onderzoekslocatie geconstateerde licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. Er is vanuit milieukundig oogpunt geen belemmering voor de ontwikkeling van een edutainment boerderij op de locatie. Er dient wel rekening mee gehouden te worden dan (ook) licht verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald. 4.2
Archeologie en Cultuurhistorie
Op basis van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) heeft de gemeente de plicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige archeologische waarden (art. 38a Wamz). Ten behoeve hiervan heeft de gemeente Reimerswaal 22 november 2011 het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Met dit archeologisch beleid wil de gemeente niet alleen voldoen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar ook een formeel afwegingskader bieden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Als basisonderdeel van het archeologisch beleid is een archeologische Maatregelenkaart-inlagen ontwikkeld. In het kader van dit beleid worden op de Maatregelenkaart-in-lagen voor het gemeentelijke grondgebied acht maatregelcategorieën onderscheiden, onderverdeeld in /archeologische waarden (categorie 1 tot en met categorie 3), archeologische verwachtingen (categorie 4 tot en met categorie 7) en geen archeologische verwachting (categorie 8)1.
De maatregelenkaart-in-lagen tezamen met de in het kader van het gemeentelijk beleid vastgestelde ontheffingscriteria worden de archeologische beleidskaart genoemd.
1
15
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
plangebied Figuur 6: Uitsnede maatregelenkaart 1
In een bestemmingsplan dient (met uitzondering van de maatregelcategorie 1, 7 en 8) een dubbelbestemming te worden opgenomen, ter bescherming van de verschillende archeologische waarden. Benoemde (bouw)werken en/of werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd dan nadat een archeologisch (voor)onderzoek is verricht en/of een omgevingsvergunning tot afwijking is verleend. Getoetst wordt of er sprake is van een aanvaardbare en/of onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin. Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid (zie figuur 6) is het plangebied aangemerkt met een beleidscategorie 2. Bij categorie 2 geldt dat als het plangebied groter is dan 250 m² én de grond dieper wordt geroerd dan 0,40 meter een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. De beoogde loods kent een oppervlakte groter dan 250 m². Indien de fundering niet dieper gaat dan 40 cm is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Wanneer de fundering van de beoogde loods dieper gaat dan 40 cm is een archeologisch onderzoek wel noodzakelijk. De genoemde archeologische waarden zijn op de verbeelding opgenomen en in de regels behorend bij dit bestemmingsplan uitgewerkt. Ingevolge deze waarden is het ten behoeve van de beoogde ontwikkeling noodzakelijk onderzoek te doen. De beoogde ontwikkeling zal dieper dan 40 cm plaatsvinden. Door Sagro Milieu Advies is in september 2015 een archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat uitvoeringswerkzaamheden binnen het plangebied kunnen leiden tot aantasting van archeologische restene. Dit betreft met name archeologische resten die aanwezig kunnen zjin in de kop van het Hollandveen en de Afzettingen van Duinkerke 0, op een diepte vanaf 0,8 meter beneden het maaiveld en archeologische resten samenhangend met de oude schuur en de daarbij behorende bewoning uit de 19de eeuw. Daarom wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden ter plaatse van de nieuwbouwlocatie te beperken tot een maximaale diepte van 0,7 meter beneden het maaivel en om bij de sloop van 16
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
de oude schuur alleen de bovengrondse delen te slopen. Wanneer dit mogelijk is wordt aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het aanbrengen van heipalen voor de nieuwbouw wordt, mits er sprake is van een normale dichtheid waarbij er voldoende afstand tussen de heipalen aanwezig is, niet beschouwd als een significante bodemverstoring. Wanneer de plannen voor de toegangsweg en de parkeerplaatsen daadwerkelijk worden uitgevoerd zoals is weergegeven behoeft er in dat kader geen aanvullen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, aangezien de bodem daar dan immers niet zal worden verstoord. Aan al deze voorwaarden kan worden voldaan, een nader archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het archeologisch onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Cultuurhistorie Per 1 januari 2012 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd en gelijktijdig, als gevolg daarvan, ook het Bro. Hiermee is het wettelijk verplicht om een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De Kamperweg 6 is aangemerkt als een cultuurhistorisch waardevolle boerderij. De boerderij wordt omschreven als boerderij bestaande uit losse delen, te weten: woonhuis van na 1960, schuur en twee moderne schuren, gelegen op een ongeschonden erf met eigentijdse tuin en hagen. De moderne woning, met verbindingsgangen naar de schuur, is gebouwd op de plek waar vroeger een oude woning stond. De schuur van ca. 1920-1940 heeft een bakstenen plint met daarop gevels van zwarte gepotdekselde delen. Midden in de zijgevel zit een zwarte deeldeur met klinket. Het dak is gedekt met een pannen zadeldak met windveren en de noklijn evenwijdig aan de weg. De wijzigingen op het perceel zien ook op de vergroting van de bestaande beschreven oude loods. De verouderde te slopen schuren achter op het perceel zijn niet van waarde. Met de uitbreiding van de bestaande schuur en de bouw van de nieuwe schuur achter op het terrein zal rekening worden gehouden met de huidige waardevolle bebouwing op het perceel. In overleg met de gemeente Reimerswaal zal bezien worden hoe om gegaan zal worden met de hiervoor omschreven gepotdekselde schuur. Verder komen er rondom het plangebied geen monumenten voor. Het plangebied is gelegen in de Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke. Het is een middeleeuwse polder, waar ondanks herinrichting delen van de historisch-ruimtelijke structuur bewaard zijn gebleven. Het is de grootste en oudste polder van Zuid-Beveland.
17
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
4.3
Water
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, te voorkomen. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Waterbeleid en toegekende waterhuishoudkundige functies
Waterbeleid 21e eeuw (Rijksbeleid) In het afgelopen decennium heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het rijk, de provincies, de waterschappen en de gemeenten zijn onder meer overeengekomen dat: het water zoveel mogelijk moet worden vastgehouden daarna moet worden geborgen en daarna pas afgevoerd mag worden; voor ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden, hierin dienen de keuzes ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschreven te worden.
Deelstroomgebiedsvisie (2004) De deelstroomgebiedsvisie is een gezamenlijk product van de waterschappen, gemeenten en de provincie als trekker. Hierin spelen ‘ruimte voor water’ en ‘water als ordenend principe’ een belangrijke rol. De visie richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming van binnen door veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en een aantal mogelijke technische maatregelen welke kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van ‘vasthouden - bergen - afvoeren’. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 bevat beleid voor grondwater, oppervlaktewater en waterveiligheid. Vooral de waterfunctiekaart is een belangrijk hulpmiddel bij het beoordelen van nieuwe initiatieven. Doelstellingen zijn: Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodems, een peilbeheer en een aanvaardbaar risico op wateroverlast dat is afgestemd op bestaande en toekomstige functies. Een goede kwantitatieve en chemische toestand van het grondwater, afgestemd op de functies van het gebied. Een belangrijk aspect daarvan is de instandhouding van de zoetwatervoorkomens. Gevolgen van klimaatverandering op het grondwater worden opgevangen.
18
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
In het kader van de kwaliteit van de woonomgeving wordt in het Omgevingsplan onder meer gestreefd naar het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied. Bij de uitvoering geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt. Bij nieuwe bebouwing wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van het watersysteem. Op de waterkansenkaart is dat globaal inzichtelijk gemaakt Indien nodig wordt een nadere toetsing op locatieniveau door het waterschap uitgevoerd. Deze kaarten zijn een hulpmiddel bij de watertoets.
Waterbeheerplan 2016 - 2021 De visie van het waterschap is: ‘Doelmatig beheer van watersystemen en afvalwaterketen. Deze zijn robuust en toekomstbestendig ingericht’. De volgende doelen zijn daarbij gesteld:
−
Het watersysteem en de afvalwaterketen in het beheergebied zijn in 2027 op orde, ook voor de klimaatomstandigheden die worden verwacht.
Overleg waterbeheerder In het kader van de watertoets moet overleg worden gevoerd tussen de gemeente en het Waterschap Scheldestromen. Thema
Waterdoelstelling
Toetsing
Veiligheid
Waarborgen veiligheidsniveau
In het plangebied komen geen waterkeringen voor.
Wateroverlast
Reductie wateroverlast,
Het is nog onbekend hoeveel verhard oppervlak er
Vergroten veerkracht watersysteem
toegevoegd zal worden. Er wordt beoogd binnen het plangebied een vijver aan te leggen. Deze vijver zal indien noodzakelijk als waterberging kunnen dienen en daartoe voldoende gedimensioneerd worden. Bij nadere planuitwerking/
realisatie
zal
met
het
waterschap
besproken moeten worden. Watervoorziening
Het voorzien van de bestaande Het plangebied ligt niet in een waterwingebied; de functie van water van de juiste watervoorziening is niet in het geding. kwaliteit en de juiste hoeveelheid op
het
juiste
moment.
Het
tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. Volksgezondheid
Minimaliseren
risico
water Aan de rand van het plangebied is open water aanwezig
gerelateerde ziekten en plagen; in de vorm van sloten. De sloten worden zodanig Reduceren verdrinkings-
onderhouden
dat
er
geen
risico’s
volksgezondheid ontstaan. Er vinden geen wijzigingen plaats ten aanzien van deze sloten.
19
risico’s
voor
de
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
Riolering
Vasthouden, bergen, afvoeren; reductie
hydraulische
De zogenaamde afkoppelbeslisboom wordt toegepast. Het
belasting verhard oppervlak wordt eerst hergebruikt en daarna
rwzi.
afgekoppeld.
De
beoogde
ontwikkeling
zal
een
waarschijnlijk een toename van het verhard oppervlakte tot gevolg hebben. De beoogde vijver heeft voldoende capaciteit om het afgekoppelde water op te kunnen vangen dan wel af te kunnen voeren. Belangrijk is vooral dat hemelwater niet in het riool of de septic tank zal worden geloosd. De dichtstbijzijnde riolering bevindt zich op een afstand van circa 2 km. Mede gezien de te verwachten vuillast en het feit dat het hier een NED beeft is lozing van het huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater toegestaan onder voorwaarde dat hiervoor een gecertificeerde IBAwordt toegepast. Bodemdaling
Tegengaan
van
verdere Er
zullen
geen
veranderingen
in
het
peilregiem
bodemdaling en reductie functie plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen. geschiktheid Grondwater
Tegengaan van grondwateroverlast
Overlast
Bij
de
ontwikkeling
zal
de
in
de
Verordening
Waterhuishouding Zeeland opgenomen richtlijn voor de ontwateringdiepte van minimaal 70 cm beneden het maaiveld aangehouden worden. De grondwaterstand hoeft niet te worden aangepast.
Oppervlaktewater
Behoud en realisatie van goede De beoogde uitbreiding heeft geen negatieve invloed op de
kwaliteit
waterkwaliteit voor mens en natuur
Grondwater
Behoud en realisatie van goede Het
Kwaliteit
waterkwaliteit voor mens en natuur
oppervlaktewaterkwaliteit. plangebied
natuurgebied, waterhuishouding
ligt of
niet
in
een
infiltratiegebied,
aandachtsgebied
volgens
de
voor
de
grondwaterbeheers
-
plankaart. Er wordt niet actief water de grond ingebracht. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de grondwaterkwaliteit. Verdroging
Bescherming
karakteristieke Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het
grondwaterafhankelijke ecologische specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later waarden
weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde.
Natte Natuur
Ontwikkeling & bescherming van Het
plangebied
een rijke, gevarieerde en natuurlijk natuurgebieden. karakteristieke aquatische natuur
grenst Er
zijn
niet
direct
daarom
geen
aan
natte
bijzondere
maatregelen te treffen of beperkingen te verwachten.
Onderhoud
Oppervlaktewater dient adequaat Rekening wordt gehouden met de regels van de Keur
(mogelijkheden)
onderhouden te kunnen worden.
waterlopen
voor wat betreft de ruimte en bereikbaarheid voor onderhoudsstroken van de sloten grenzend aan het plangebied.
20
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
Waterschapswegen
Binnen het plangebied komen geen Er loopt langs het plangebied een waterschapsweg. In waterschapswegen voor.
samenspraak met het waterschap zal er een nieuwe ontsluiting worden gerealiseerd. Het waterschap heeft aangegeven hier aan te willen meewerken. Opgemerkt dat er een ontheffing nodig is voor het bouwen binnen 20 meter uit de as van de weg. En ook voor extra wegverharding dient een waterberging gemaakt te worden, wat opgelost kan worden in de bijbehorende wegsloten. Initiatiefnemer zal zorgen voor goede bewegwijzering naar nieuwe ontsluiting zodat de Kamperweg en Reeweg worden ontzien.
4.4
Ecologie / flora en fauna
Op basis van de Flora- en faunawet (Ffw) en de Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier -en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. De gronden rondom het plangebied zijn verkocht ten behoeve van natuurdoeleinden. Derhalve zijn de gronden op circa 80 meter afstand van het plangebied aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied is niet gelegen in en grenst aan niet aan een Natura2000 gebied (> 800 m). Op basis van de PRV Zeeland is in artikel 2.12 de Afwegingszone natuurgebieden opgenomen. Het plangebied is binnen deze afwegingszone gelegen. Een nadere afweging is derhalve noodzakelijk. De Habitatrichtlijn heeft evenwel ook betrekking op beschermde planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden. Ten behoeve hiervan moet worden onderzocht of en welke dier- en plantensoorten er in het plangebied voorkomen en wat hun beschermingsstatus is. Door het bureau Brabantse Wal is op 15 augustus 2015 een quick-scan Flora en faunawet annex voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor de realisatie van een speelen educatieboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake) uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat op dit moment het perceel in gebruik is als paardenweide, de natuurwaarden zijn hier beperkt. De te slopen bedrijfsgebouwen bieden geen verblijfplaats aan vleermuizen, vogels of kleine grondgebonden zoogdieren en kunnen zonder bijzondere maatregelen worden afgebroken. Om mogelijk negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen verdient het de voorkeur de nieuwe ontsluitingsweg buiten het natuurgebied van het Zeeuwse Landschap om te projecteren, de gebouwen en intensieve planonderdelen te concentreren en landschappelijk in te passen en naar de randen van het perceel toe aan te sluiten op het open landschap en daar de meer extensieve planonderdelen te situeren.
21
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
Bij een dergelijke inrichting wordt voldoende rekening gehouden met de natuurwaarden op het aangrenzende natuurgebied en is er geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig. Significante effecten op het verder weg gelegen Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer zijn niet te verwachten. Het onderzoek is in bijlage 1 van deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. De beoogde ontwikkeling zorgt voor een toename van het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal. Onderzocht dient te worden of de ontwikkeling een significante bijdrage levert of niet. Door Engberts Adviseurs is in oktober 2015 een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met het programma AERIUS. Uit dit onderzoek blijkt dat de ontwikkeling een depositie kent van 0,32 mol/ha/j op de Oosterschelde. Er is nog ontwikkelingsruimte beschikbaar. Deze rapportage is voorgelegd aan provincie Zeeland. Zij heeft haar akkoord gegeven. De rapportage wordt via de Aerius Calculator geüpload. 4.5
Milieuhinder
Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Het betreft het toevoegen van een dagrecreatieve functie aan een bestaand agrarisch bedrijf. De beoogde ontwikkeling betreft geen gevoelige bestemming en kent andersom geen grotere richtafstand dan het bestaande agrarische bedrijf. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het aspect milieuhinder geen belemmering vormt. 4.6
Geluidhinder
Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). De beoogde ontwikkeling betreft geen gevoelige bestemming. Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. 4.7
Luchtkwaliteit
In 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Het gaat
22
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijvoorbeeld emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). De beoogde ontwikkeling betreft het toevoegen van een nevenactiviteit aan een landbouwbedrijf. Deze ontwikkeling is dermate klein dat deze aangemerkt kan worden als NIBM. 4.8
Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico’s kunnen lopen, zoals omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn dan wel komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico. Risicovolle activiteiten zijn: het opslaan, gebruiken en/of produceren van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het vervoer van gevaarlijke stoffen over auto-, spoor- en waterwegen of door buisleidingen (transportroutes). Als de afstand tot een risicovolle activiteit maar groot genoeg is, is er sprake van 100% veiligheid. Maar deze afstand kan kilometers groot zijn. Nederland is te klein om deze afstanden te hanteren. Daarom is gekozen voor het hanteren van een basisbeschermingsniveau. Dit wordt geconcretiseerd door toepassing van grens- en richtwaarden voor plaatsgebonden risico (PR) en oriëntatiewaarden voor groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute. Ook buiten de PR-contouren bestaat nog een invloedsgebied waarbinnen groepen personen slachtoffer kunnen worden van een ongeval. Daarom moet ook het GR worden onderzocht. Het GR geeft de kans per jaar aan dat in één keer een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang die zich in de omgeving van een risicovolle activiteit bevindt, dodelijk door een ongeval met gevaarlijke stoffen wordt getroffen. De hoogte van het GR is niet ruimtelijk weer te geven, wel het invloedsgebied waarover het GR wordt berekend. Inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen een kans van één op de miljoen per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op 2
Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan enkel om zwaarwegende
redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (enkele uitzonderingen daargelaten), gebouwen bestemd voor het verblijf van kwetsbare groepen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn sport- en kampeerterreinen, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van minder dan 1.500 m².
23
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
een plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi legt daarnaast een verantwoordingsplicht voor een gemeente of provincie op voor het groepsrisico (indien dit risico verandert). Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens; de afstand vanaf de inrichting waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval bij een inrichting. Bij de verantwoording moet de gemeente of provincie onder andere de zelfredzaamheid van de bevolking en de mogelijkheden voor hulpverlening meewegen. Zij moet hierover advies vragen bij de regionale brandweer. In Zeeland wordt aan deze adviseurstaak invulling gegeven door de Veiligheidsregio Zeeland. Op basis van de provinciale risicokaart (figuur 7) zijn geen risicovolle inrichtingen nabij het plangebied aanwezig.
Plangebied Figuur 7: Provinciale risicokaart
Transportroutes
Buisleidingen Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn gemeenten verplicht de leidingen die niet in stroken liggen, reeds bestaand of nieuw op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen geldt. Op basis van de risicokaart is er een leidingenstrook aanwezig ten noorden van het plangebied. Deze afstand is echter dermate groot (> 100 m) dat geen gevaar is te verwachten.
Verkeersroutes gevaarlijke stoffen Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan.
24
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
Op 1 april 2015 is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). De dichtstbijzijnde verkeersroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied betreffen de spoorlijn en de Rijksweg A58. (bron: Risicokaart, website provincie Zeeland). Door Tauw is op 19 januari 2016 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid. In dit rapport is getoetst of de aanwezigheid van deze risicobronnen een belemmering bezorgt voor de voorgenomen ontwikkeling. Uit een eerste toetsing is gebleken dat de ontwikkeling niet is gelegen binnen het invloedsgebied van de aardolieleiding waarna deze leiding niet verder beschouwd is. Voor zowel de beide aardgastransportleidingen als het kanaal Zuid-Beveland geldt dat in de nabijheid van het plan het plaatsgebonden risico nergens groter is dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Uit de berekening met Carola blijkt dat er ten aanzien van de aardgastransportleidingen geen sprake is van een groepsrisico. Voor het kanaal Zuid-Beveland is aan de hand van de vuistregels in paragraaf 1.4 van de bijlagen van de HART geconcludeerd dat het groepsrisico, indien aanwezig, kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is daarmee zo laag dat een risicoberekening niet noodzakelijk is. Het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 4.9
Overige belemmeringen
In paragraaf 4.8 is ingegaan op (grote) planologische relevante buisleidingen. Bij de bouwwerkzaamheden zal rekening moeten worden gehouden met eventueel overige aanwezige kabels en leidingen.
25
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
26
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
5
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een omgevingsvergunning te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. De beoogde ontwikkeling op de locatie aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake) is een particulier initiatief. De gronden ter plaatse van de ontwikkelingslocatie zijn in bezit van de initiatiefnemer. Bij onderhavige ontwikkeling is een anterieure overeenkomst tussen gemeente en de initiatiefnemer ofwel de ontwikkelende partij gesloten, waardoor het niet noodzakelijk is een exploitatieplan op te stellen. Daarnaast betreft de voormelde ontwikkeling een initiatief dat de initiatiefnemer uit eigen middelen zal worden betaald. Overeenkomstig artikel 3.1.6 f van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan economisch uitvoerbaarheid gebleken.
27
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
28
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
6
PROCEDURELE ASPECTEN De maatschappelijke toetsing en het vooroverleg zal gezamenlijk met de andere ontwikkelingen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied, 2016’ plaatsvinden.
29
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert’ – 26 januari 2016
30
Ruimtelijke onderbouwing ‘Buitengebied, gedeelte Kamperweg 6 te Hansweert – 26 januari 2016
7
MOTIVERING
7.1
Afweging
Het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ voorziet niet in de realisatie van een speel-, leer- en doeboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake), daar tijdens het opstellen van het bestemmingsplan, de regels en plankaart zijn afgestemd op de toenmalige situatie. Het voorliggende bouwplan is niet passend in het vigerende bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling is echter acceptabel. Zo: past de ontwikkeling binnen het vigerende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Zie hoofdstuk 3; is de ontwikkeling ruimtelijk en functioneel goed inpasbaar in de omgeving. Zie hoofdstuk 2; brengt de ontwikkeling geen (onaanvaardbaar) nadelige milieuhygiënische of duurzaamheidseffecten met zich mee. Zie hoofdstuk 4; is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd. Zie hoofdstuk 5. 7.2
Conclusie
Alle belangen integraal afwegend kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van belemmeringen die de realisatie van een speel-, leer- en doeboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake) in de weg staan. Realisatie van een speel-, leer- en doeboerderij is volgens het voorliggende inrichtingsplan in overeenstemming met een ‘goede ruimtelijke ordening’.
31
BIJLAGE 1 Verkennend bodemonderzoek, d.d. 15 september 2015, Sagro Milieu Advies
Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert Project 23150142 15 september 2015
Opdrachtgever:
S. van de Wouw Kamperweg 6 4417 PC HANSWEERT
Opgesteld door:
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V.
Projectleider:
A. Eijke
Auteur:
ir. B. Boomstra
Telefoon:
0113-352 222
Autorisatie:
ir. R. van de Woestijne Manager SMA Zeeland B.V.
2001, 2002
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V.
Postbus 25
E
[email protected]
Rabobank Beveland 34.60.39.169
Heinkenszandseweg 22
4453 ZG ‘s-Heerenhoek
I
www.smazeelandbv.nl
BIC RABONL2U
4453 VG ‘s-Heerenhoek
T +31 113 352 222
NL24 RABO 0346 0391 69
F +31 113 352 208
KvK Middelburg 22038560 BTW nr. NL8044.04.070.B01
Inhoudsopgave SAMENVATTING .......................................................................................................................... 3 1. INLEIDING ................................................................................................................................ 4 1.1. AANLEIDING EN DOEL ................................................................................................................... 4 1.2. REFERENTIEKADER ....................................................................................................................... 4 1.3. BETROUWBAARHEID ..................................................................................................................... 5
2. VOORONDERZOEK ................................................................................................................. 7 2.1. LOCATIEBESCHRIJVING EN HISTORISCHE GEGEVENS ............................................................ 7 2.2. RELEVANTE BODEMGERELATEERDE DOCUMENTEN VAN DE LOCATIE ................................ 8 2.3. EERDER UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN IN OMGEVING ............................................. 8 2.4. REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE ................................................................ 9 2.5. HYPOTHESE EN ONDERZOEKSSTRATEGIE ............................................................................... 9
3. VELDWERK ............................................................................................................................ 11 3.1. UITVOERING VELDWERK ............................................................................................................ 11 3.2. RESULTATEN VELDWERK ........................................................................................................... 11
4. CHEMISCHE ANALYSE ......................................................................................................... 12 4.1. ANALYSESTRATEGIE ................................................................................................................... 12 4.2. ANALYSERESULTATEN ................................................................................................................ 13 4.3. INTERPRETATIE RESULTATEN ................................................................................................... 13
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................................... 15 LITERATUURLIJST .................................................................................................................... 16 LIJST VAN BIJLAGEN ................................................................................................................ 17
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
2
Samenvatting Door mevrouw S. van de Wouw is aan SMA Zeeland B.V. de opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op een locatie gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert in de gemeente Reimerswaal. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een edutainment boerderij op de locatie. Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen of het voormalige, dan wel huidige gebruik van de onderhavige locatie en zijn omgeving heeft geleid tot verontreiniging van de bodem (grond en grondwater). In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PCB’s, minerale olie en PAK aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan nikkel, molybdeen en naftaleen aangetoond. Tevens is een van nature matig verhoogde concentratie aan barium boven de tussenwaarde aangetoond. Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypothese “verdacht voor organochloorbestrijdingsmiddelen in de bovengrond”. Voor de parameters uit het standaard analysepakket voor grond en/of grondwater is uitgegaan van de hypothese “onverdacht”. De hypothese “verdacht voor verontreinigingen met organochloorbestrijdingsmiddelen in de bovengrond” kan op basis van de onderzoeksresultaten worden verworpen. De hypothese “onverdacht” op de standaard analyseparameters voor grond en/of grondwater dient op basis van de analyseresultaten formeel te worden verworpen. De op de onderzoekslocatie geconstateerde licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. Er is vanuit milieukundig oogpunt geen belemmering voor de ontwikkeling van een edutainment boerderij op de locatie. Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat (ook) licht verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel Door mevrouw S. van de Wouw is aan SMA Zeeland B.V. de opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op een locatie gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert in de gemeente Reimerswaal (bijlage 1 en 2). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een edutainment boerderij op de locatie. Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen of het voormalige, dan wel huidige gebruik van de onderhavige locatie en zijn omgeving heeft geleid tot verontreiniging van de bodem (grond en grondwater).
1.2. Referentiekader Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet is afgeleid van de NEN 5740 (lit.4). Het onderzoek bestaat uit: vooronderzoek, veldonderzoek, chemische analyses, interpretatie en toetsing. Toetsingskader De voor de standaardbodem (lutum 25% en organische stof 10%) gecorrigeerde analyseresultaten van de grond worden conform de Wet bodembescherming getoetst aan de achtergrondwaarden (AW2000) en interventiewaarden (lit.1). De analyseresultaten van het grondwater worden getoetst aan de streefwaarden en interventiewaarden. Daarnaast worden de (gecorrigeerde) analyseresultaten van grond en grondwater getoetst aan de tussenwaarden. De achtergrondwaarden hebben betrekking op achtergrondgehalten van stoffen die van nature voorkomen, of op detectiegrenzen bij stoffen die niet van nature voorkomen. In principe is sprake van een onbeïnvloede bodemkwaliteit. De streefwaarden grondwater geven aan wat het ijkpunt is voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van verwaarloosbare risico’s voor het ecosysteem. De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem) verontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde
gemeten
concentratie
van
minimaal
25
m
3
bodemvolume
in
het
geval
van
3
grondverontreiniging, of 100 m bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde. In enkele specifieke situaties kan bij gehalten onder de interventiewaarden ook sprake zijn van een geval van ernstige verontreiniging. Dit geldt voor de zogenaamde gevoelige functies: -
moestuin/volkstuin,
-
plaatsen waar vluchtige verbindingen aanwezig zijn in het grondwater in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de onverzadigde bodem onder bebouwing.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
4
Als een geval van ernstige verontreiniging is vastgesteld dan is sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. De tussenwaarde is het gemiddelde van de achtergrondwaarde/streefwaarde en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat (lit. 4). De verhouding van de meetwaarde ten opzichte van de tussenwaarde wordt weergegeven met een index getal. Indien deze index groter is dan 0,5 dan is de (voor de standaardbodem gecorrigeerde) meetwaarde hoger dan de tussenwaarde en is nader onderzoek in principe aan te bevelen. De achtergrond-, streef-, tussen- en interventiewaarden worden in het vervolg, samenvattend, toetsingswaarden genoemd. De norm voor barium in grond is tijdelijk ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 920 mg/kg ds (interventiewaarde barium voor een standaardbodem (bodem met 10% humus en 25% lutum)).
1.3. Betrouwbaarheid Het hier gerapporteerde bodemonderzoek is uitgevoerd op zorgvuldige wijze, in overeenstemming met de geldende richtlijnen en de gebruikelijke inzichten en methoden. SMA Zeeland B.V. beschikt over een kwaliteitsmanagementsysteem (NEN-EN-ISO 9001: 2008) en veiligheidsmanagementsysteem (VGM Checklist Aannemers) waarbinnen de kwaliteit van de werkzaamheden dusdanig wordt beheerst en gewaarborgd dat haar diensten zo goed mogelijk aan de eisen en doelstellingen van de opdrachtgever voldoen. Het milieukundige veldwerk is uitgevoerd op basis van de richtlijnen van de BRL SIKB 2000 en conform de hierbij van toepassing zijnde protocollen. SMA Zeeland B.V. beschikt hiertoe over het procescertificaat “Veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek” op basis van de Beoordelingsrichtlijn SIKB 2000 voor de protocollen 2001, 2002, 2003, 2018. Dit procescertificaat is uitsluitend van toepassing op de activiteiten inzake het milieukundige veldwerk, beginnend bij de acceptatie van het veldwerk, en eindigend bij de overdracht van de veldwerkgegevens en monsters. In het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid verklaart SMA Zeeland B.V. dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de in dit kader gestelde eisen van de BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen. De chemische analyses van dit onderzoek zijn uitgevoerd door een daartoe door de Raad van Accreditatie geaccrediteerd laboratorium.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
5
Een
verkennend
onderzoek
is
erop
gericht met beperkte middelen
vast te stellen of er
bodemverontreiniging aanwezig is. Dit impliceert dat de conclusies van het verkennend onderzoek slechts een beperkte reikwijdte hebben. Door het verkennend karakter en het daarmee samenhangende beperkt aantal boringen en analyses, betekent dit concreet dat een mogelijk aanwezige verontreiniging over het hoofd gezien kan worden. Het verkennend onderzoek garandeert derhalve nooit dat de onderzochte locatie geheel schoon is of anderszins, dat met het verkennend onderzoek alle eventueel aanwezige verontreinigingen worden gedetecteerd. Verder geldt dat de resultaten van het onderhavige onderzoek een momentopname vormen van de bodemkwaliteit. Na de uitvoering en rapportage van dit onderzoek zouden activiteiten kunnen plaatsvinden die de milieuhygiënische kwaliteit van grond en grondwater op de onderzoekslocatie kunnen beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn het bouwrijp maken van de locatie of het aanvoeren van grond van elders. Een andere factor kan bijvoorbeeld zijn het transport van verontreinigende stoffen via het grondwater van buiten
de
onderzoekslocatie.
Gezien
deze
overwegingen,
dienen
de
hier
gerapporteerde
onderzoeksresultaten met meer voorzichtigheid gebruikt en geïnterpreteerd te worden naarmate de tijd toeneemt die verlopen is na de uitvoering van het onderzoek. Op basis van de uit dit bodemonderzoek verkregen gegevens kan geen uitspraak worden gedaan over de aan- of afwezigheid van asbest. Hiervoor dient onderzoek plaats te vinden conform de NEN 5707 (Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond) en/of de NEN 5897 (Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat). Op basis van de uit dit bodemonderzoek verkregen gegevens kan in principe geen uitspraak gedaan worden over de toepassingsmogelijkheden van eventueel van de locatie af te voeren grond. Hiervoor dient onderzoek plaats te vinden conform het Besluit bodemkwaliteit. SMA Zeeland B.V. kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade of anderszins voor eventuele gevolgen die voortkomen uit het gebruik en de interpretatie van de in dit rapport gepresenteerde onderzoeksgegevens. Dit rapport mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van SMA Zeeland B.V.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
6
2. Vooronderzoek In dit hoofdstuk wordt het voormalige, het huidige en het toekomstige bodemgebruik besproken. Dit heeft geleid tot een hypothese over de mogelijke verontreinigingssituatie van de onderzoekslocatie.
2.1. Locatiebeschrijving en historische gegevens De locatie is gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert (bijlage 2). Deze locatie is kadastraal bekend als 2
gemeente Reimerswaal, sectie W, nummer W421 (gedeeltelijk) en heeft een oppervlakte van 790 m . Het vooronderzoek richt zich op de onderzoekslocatie én de aangrenzende percelen binnen een straal van 25 meter en/of het gedeelte van deze percelen binnen 25 meter vanaf de grens van de onderzoekslocatie. Op 14 augustus 2015 is een locatiebezoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de huidige onderzoekslocatie onverhard is. Momenteel is de locatie in gebruik als paardenweide. De onderzoekslocatie grenst aan haar westzijde aan een schuur. Er is voorgenomen de locatie in de toekomst te ontwikkelen tot een edutainment boerderij. In de hierboven genoemde schuur is een bovengrondse dieseltank van 3.000 liter met afleverpunt gesitueerd. Deze dieseltank is dubbelwandig en geplaatst op een betonnen vloer. De locatie van de tank is grenzend aan de huidige onderzoekslocatie. Uit historische kaarten kan worden opgemaakt dat de locatie omstreeks 1916 en 1936 in gebruik was als boomgaard. Op kaarten van omstreeks 1960 vervulde de locatie een agrarische functie (bijlage 6). Op basis van de bodemkwaliteitskaart uit de Nota bodembeheer van de gemeente Reimerswaal ligt de onderzoekslocatie met betrekking tot de standaard NEN-5740-parameters binnen zone “A: buitengebied en recente bebouwing” met een bodemkwaliteitsklasse “achtergrondwaarde” voor de boven- en ondergrond. Met betrekking tot bestrijdingsmiddelen (voornamelijk DDT, DDD en DDE) ligt de onderzoekslocatie binnen zone “A: buitengebied en recente bebouwing” met een bodemkwaliteitsklasse “industrie” voor de bovengrond en klasse “niet gezoneerd” voor de ondergrond. Dit vanwege de aanwezigheid van een boomgaard in 1936 maar niet in 1958. Op 30 juli 2015 is bij de afdeling Bouwen, Milieu en Handhaving van de gemeente Reimerswaal nagevraagd of er met betrekking tot de locatie bijzonderheden bekend zijn die van invloed kunnen zijn geweest op de bodemkwaliteit. Volgens een medewerker van de afdeling zijn van de locatie enkele relevante bodemgegevens bekend. De volgende informatie is verkregen op 14 augustus 2015.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
7
2.2. Relevante bodemgerelateerde documenten van de locatie Voor de huidige onderzoekslocatie zijn de onderstaande relevante documenten beschikbaar. “Meldingsformulier Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer”, Afdeling Milieu gemeente Reimerswaal, kenmerk: 1999/-13 d.d. 20 maart 1999 In maart 1999 is door de heer P.A.M van der Wouw een meldingsformulier besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer ingediend bij de gemeente Reimerswaal. De reden was het van toepassing worden van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer op een reeds opgericht akkerbouw- of tuinbouwbedrijf. Er was een dieselolietank aanwezig, geplaatst aan de zuidzijde van een schuur op de locatie. Deze tank is inmiddels verwijderd. “Meldingsformulier Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer”, Afdeling Bouwen, Milieu en Handhaving gemeente Reimerswaal, kenmerk: 2003/826/2/M, d.d. 12 augustus 2003 In augustus 2003 is door de heer P.A.M. van der Wouw een meldingsformulier Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer ingediend bij de gemeente Reimerswaal. De reden voor indiening van dit formulier is de uitbreiding van de werktuigenberging met een 3.000 liter bovengrondse dieseltank met afleverpunt. “Meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer”, Afdeling Bouwen, Milieu en Handhaving gemeente Reimerswaal, kenmerk: RMW 2010/1745/1/M, d.d. 8 maart 2010 In maart 2010 is door de heer R. van de Wouw een meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer ingediend bij de gemeente Reimerswaal in verband met het oprichten van een inrichting voor akkerbouwof tuinbouwbedrijf met open grondsteelt. Uit dit meldingsformulier bleek dat op de locatie een bovengrondse dieseltank van circa 3.000 liter aanwezig was en de plaatsing van een propaantank voorgenomen was. Verder werden met betrekking tot de huidige onderzoekslocatie geen relevante bodemdocumenten in het gemeentearchief van Reimerswaal aangetroffen.
2.3. Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken in omgeving Op percelen in de omgeving is het onderstaande bodemonderzoek uitgevoerd. “Vooronderzoek
en
verkennend
bodemonderzoek”,
AquaTerra-KuiperBurger
BV,
kenmerk:
201010814/rap01, d.d. 17 augustus 2010 In 2010 is door AquaTerra-KuiperBurger BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Ringweg en Kamperweg te Hansweert. De huidige onderzoekslocatie ligt op een kadastraal perceel grenzend aan de noordoostelijke zijde van onderzoekslocatie uit 2010. Uit historische informatie van Provincie Zeeland (Notitie verkennend onderzoek Vlakebrug, IWACO B.V., kenmerk ZE/090/904, datum onbekend) bleek dat ter plaatse van het perceel W288 mogelijk een voormalige stortplaats aanwezig is. De exacte ligging was niet meer te achterhalen.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
8
Bij de gemeente Reimerswaal was de ligging van de voormalige stortplaats ook niet exact bekend. Wel was bekend dat de stortplaats tijdens de bouw van de Vlakebrug gedeeltelijk is verwijderd. In de grond werden lichte verontreinigingen met zink en molybdeen aangetroffen. In het grondwater werden matige verontreinigingen met lood, koper en nikkel en lichte verontreinigingen met cadmium, barium, molybdeen en zink aangetroffen. Deze matig verhoogde parameters zijn veroorzaakt door verhoogde rapportagegrenzen in verband met noodzakelijke verdunning. Een nader bodemonderzoek naar aanleiding van deze resultaten werd niet zinvol geacht. Verder werden met betrekking tot de directe omgeving van de huidige onderzoekslocatie geen relevante bodemdocumenten in het gemeentearchief van Reimerswaal aangetroffen.
2.4. Regionale bodemopbouw en geohydrologie Op basis van in de nabijheid van de onderzoekslocatie gelegen boringen en daarvan afgeleid kaartmateriaal, afkomstig van onder andere TNO en de voormalige RGD, is het in tabel 2.1 vereenvoudigde bodemmodel geformuleerd door SMA Zeeland B.V. De werkelijke bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie kan hiervan afwijken. De grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket zal voornamelijk noordoostelijk gericht zijn (lit. 5 en lit. 7). Tabel 2.1 Geohydrologisch overzicht ter plaatse van de onderzoekslocatie Typering
Diepte (m-mv)
Lithologie
Formatie(s)
Deklaag
0-5
Zandige klei, Veen
Naaldwijk, Nieuwkoop
1e watervoerend pakket
5-35
Zand
(Naaldwijk) Boxtel, Eem, Waalre
Scheidende laag
35-45
Klei
Maassluis, (Oosterhout)
2e watervoerend pakket
45-100
Zand
Oosterhout, Breda
Hydrologische basis
100-
Boomse Klei
Rupel
2.5. Hypothese en onderzoeksstrategie Op basis van het voorgaande wordt ervan uitgegaan dat er verdachte activiteiten (boomgaard) op het terrein hebben plaatsgevonden. Voor het onderzoek wordt uitgegaan van de hypothese “verdacht voor verontreinigingen met organochloorbestrijdingsmiddelen in de bovengrond”. Voor de parameters uit het standaard analysepakket voor grond en/of grondwater wordt uitgegaan van de hypothese “onverdacht”. Ondanks de hypothese “verdacht voor verontreinigingen met organochloorbestrijdingsmiddelen” wordt het onderzoek uitgevoerd volgens de strategie voor bodemonderzoek op een onverdachte locatie (ONV). Het aantal monsterpunten dat onderzocht wordt bij deze strategie wordt voor bovenstaande locatie in eerste instantie voldoende geacht.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
9
De dieseltank in de schuur grenzend aan de onderzoekslocatie wordt als aandachtpunt meegenomen. De peilbuis wordt geplaatst op de westelijke grens van de onderzoekslocatie nabij de in de werktuigenberging aanwezige bovengrondse 3.000 liter dieseltank met afleverpunt. De grond en grondwatermonsters zullen worden geanalyseerd op een standaard analysepakket voor grond respectievelijk een standaard analysepakket voor grondwater. De monsters van de bovengrond zullen aanvullend worden geanalyseerd op organochloorbestrijdingsmiddelen. Een beschrijving van de veldwerkzaamheden en de resultaten daarvan, volgt in hoofdstuk 3.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
10
3. Veldwerk In dit hoofdstuk worden de uitvoering en de resultaten van het veldwerk besproken.
3.1. Uitvoering veldwerk Het veldwerk is op 25 augustus 2015 uitgevoerd door de erkende veldwerkers de heren B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder conform de in paragraaf 2.5 vermelde onderzoeksstrategie. Er zijn in totaal 6 boringen geplaatst, zoals hieronder weergegeven: -
4 boringen tot 0,5 m-mv én;
-
1 boring tot 2,0 m-mv én;
-
1 boring tot in het freatische grondwater afgewerkt met peilbuis.
De boorlocaties zijn weergegeven in bijlage 2. De boringen zijn gelijkmatig over de locatie verdeeld geplaatst. Van het opgeboorde bodemmateriaal is per halve meter en/of per (zintuiglijk afwijkende) bodemlaag een monster genomen. Het grondwater is bemonsterd op 1 september 2015 door de erkende monsternemer de heer R.H. Snijder.
3.2. Resultaten veldwerk Tijdens het veldwerk is het opgeboorde bodemmateriaal zintuiglijk beoordeeld. Uit veldwaarnemingen blijkt dat de bodem tot gemiddeld 100 cm-mv bestaat uit matig tot sterk zandige klei en matig kleiig zand. Hieronder bestaat de bodem tot 300 cm-mv (onderzijde boring) overwegend uit sterk siltige klei en veen. In de bovengrond wordt plaatselijk een lichte tot zwakke bijmenging met puin waargenomen. De grondwaterstand is tijdens het veldwerk bepaald op 150 cm-mv. Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn geen afwijkingen geconstateerd. In peilbuis 01 is een grondwaterstijghoogte gemeten van 30 cm-mv. De grondwaterstand was tijdens bemonstering aanzienlijk hoger dan tijdens plaatsing. Deze hogere grondwaterstand werd veroorzaakt door een langdurige periode met overvloedige regenval in de periode tussen plaatsing en bemonstering. Voor gedetailleerde informatie met betrekking tot de bodemopbouw en de eventuele aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen wordt verwezen naar de veldwerkgegevens in bijlage 3. De pH, EC en troebelheid van het grondwater zijn in het veld gemeten. De resultaten van deze metingen zijn weergegeven in de toetsingstabellen in bijlage 4.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
11
4. Chemische analyse In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de keuze van de geanalyseerde monsters en de parameters waarop deze zijn geanalyseerd. Vervolgens worden de analyseresultaten gepresenteerd evenals de eventuele overschrijdingen van de toetsingswaarden.
4.1. Analysestrategie In de onderstaande tabellen is weergegeven welke monsters ter analyse zijn ingezet. Ook is weergegeven op welke parameters geanalyseerd is. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (EC) en de troebelheid van het grondwater zijn tijdens de monstername in het veld bepaald. De resultaten van deze bepalingen zijn weergegeven in de toetsingstabellen in bijlage 4 en geven geen aanleiding de analysestrategie te wijzigen. Tabel 4.1 Inzet grond(meng)monsters ter analyse (Meng)
Boring + traject
Grond
Reden analyse
Analyse
monsters
(m-mv)
soort
MM01
01 (0,00 - 0,50)
Klei
mengmonster bovengrond
OCB, org. stof
Zand
mengmonster licht puinhoudende
pakket A
(parameters)
03 (0,00 - 0,50) 05 (0,00 - 0,50) 06 (0,00 - 0,50) MM02
02 (0,00 - 0,50) 04 (0,00 - 0,50)
MM03
bovengrond
02 (1,00 - 1,20)
Klei
mengmonster ondergrond
pakket A
05 (0,50 - 1,00) Opmerkingen: pakket A:
standaardpakket onderzoek landbodem: barium, cadmium, kobalt, koper, lood, nikkel, zink, kwik, molybdeen, PCB’s, PAK (10-VROM), minerale olie (GC), percentages lutum en organische stof.
OCB:
organochloorbestrijdingsmiddelen (o.a. DDT, DDE, DDD).
Tabel 4.2 Inzet grondwatermonsters ter analyse (Meng)
Peilbuis
monsters 02-1-1
Filterdiepte
Reden analyse
(m -mv) 02
Analyse (parameters)
2,00 - 3,00
kwaliteit grondwater
pakket B
Opmerkingen: pakket B:
standaardpakket grondwater: barium, cadmium, kobalt, koper, lood, nikkel, zink, kwik, molybdeen, vluchtige aromaten en naftaleen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen, minerale olie;
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
12
4.2. Analyseresultaten De resultaten van de toetsing van de analyseresultaten aan het toetsingskader uit de Wet bodembescherming zijn weergegeven in de tabellen 4.3 en 4.4. In bijlage 2 is de situatietekening opgenomen. De toetsingstabellen, waarin de getoetste analyseresultaten zijn opgenomen, zijn vermeld in bijlage 4. De analyserapporten van het laboratorium zijn weergegeven in bijlage 5. Tabel 4.3 Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters aan Wet bodembescherming (Meng)
Boring + traject
> Achtergrondwaarde
> Tussenwaarde
> Interventiewaarde
monsters
(m-mv)
(index <= 0,5)
(index > 0,5 en <= 1)
(index > 1)
MM01
01 (0,00 - 0,50)
-
-
-
02 (0,00 - 0,50)
PCB (som 7) (0,01)
-
-
04 (0,00 - 0,50)
Minerale olie C10 - C40
-
-
03 (0,00 - 0,50) 05 (0,00 - 0,50) 06 (0,00 - 0,50) MM02
(0,03) PAK 10 VROM (0,03) MM03
02 (1,00 - 1,20)
Molybdeen [Mo] (-)
05 (0,50 - 1,00)
Tabel 4.4 Toetsing analyseresultaten grondwatermonsters aan Wet bodembescherming Monster
Peilbuis
02-1-1
02
Filterdiepte
> S (+index)
> Tussenwaarde (index > 0,5 en <= 1)
(index > 1)
Nikkel [Ni] (0,08)
Barium [Ba] (0,61)
-
(m -mv) 2,00 - 3,00
> Interventiewaarde
Molybdeen [Mo] (0,01) Naftaleen (-)
4.3. Interpretatie resultaten In de bovengrond worden licht verhoogde gehalten aan PCB’s, minerale olie en PAK aangetoond. Deze licht verhoogde gehalten zijn mogelijk te relateren aan bijmenging met puin als gevolg van het jarenlange gebruik van de locatie. In ondergrond wordt een licht verhoogd aan gehalte molybdeen aangetoond. De oorzaak van dit licht verhoogde gehalte is niet vastgesteld. In het grondwater zijn een matig verhoogde concentratie aan barium en licht verhoogde concentraties aan nikkel, molybdeen en naftaleen en aangetoond.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
13
Op de onderhavige onderzoekslocatie zijn geen duidelijk aanwijsbare antropogene bronnen met betrekking tot barium aanwezig. De geconstateerde concentratie wordt beschouwd als natuurlijke achtergrondconcentratie en zodoende niet beschouwd als verontreiniging. De oorzaak voor de licht verhoogde concentraties aan nikkel, molybdeen en naftaleen zijn niet vastgesteld.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
14
5. Conclusies en Aanbevelingen In dit hoofdstuk wordt de verontreinigingssituatie beschreven op basis van de onderzoeksresultaten. Vervolgens worden deze getoetst aan de hypothese. Tenslotte wordt de conclusie van het onderzoek weergegeven. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PCB’s, minerale olie en PAK aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan nikkel, molybdeen en naftaleen aangetoond. Tevens is een van nature matig verhoogde concentratie aan barium boven de tussenwaarde aangetoond. Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypothese “verdacht voor organochloorbestrijdingsmiddelen in de bovengrond”. Voor de parameters uit het standaard analysepakket voor grond en/of grondwater wordt uitgegaan van de hypothese “onverdacht”. De hypothese “verdacht voor verontreinigingen met organochloorbestrijdingsmiddelen in de bovengrond” kan op basis van de onderzoeksresultaten worden verworpen. De hypothese “onverdacht” op de standaard analyseparameters voor grond en/of grondwater dient op basis van de analyseresultaten formeel te worden verworpen. De op de onderzoekslocatie geconstateerde licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. Er is vanuit milieukundig oogpunt geen belemmering voor de ontwikkeling van een edutainment boerderij op de locatie. Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat (ook) licht verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
15
Literatuurlijst 1.
Circulaire Bodemsanering 2013. Staatscourant nr. 16675, 27 juni 2013
2.
Ministeries van VROM en VW, Regeling Bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 247, 20 december 2007
3.
Ministeries van VROM en VW, Wijziging Regeling Bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 122, 27 juni 2008
4.
Nederlands Normalisatie Instituut, NEN 5740, Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, ICS 13.080.05, Delft, januari 2009
5.
Provincie Zeeland, samen omgaan met (grond)water, Grondwaterbeheersplan 2002-2007, Middelburg, juni 2002
6.
Topografische dienst, Grote Provincie Atlas Zeeland, schaal 1:25 000, tweede editie, Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen, november 1995
7. 8.
TNO-dienst grondwaterverkenning, Grondwaterkaart van Nederland, Delft, juni 1985 Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodemonderzoek, BRL SIKB 2000, versie 5, Gouda, 12 december 2013
9.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, protocol 2001, versie 3.2, Gouda, 12 december 2013
10. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Het nemen van grondwatermonsters, protocol 2002, versie 4, Gouda, 12 december 2013
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
16
Lijst van Bijlagen Bijlage 1 Overzichtskaart onderzoekslocatie Bijlage 2 Situatietekening Bijlage 3 Boorbeschrijvingen en profielen Bijlage 4 Toetsingstabellen Bijlage 5 Analyseresultaten Bijlage 6 Historische kaarten en luchtfoto Bijlage 7 Foto’s
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
17
Bijlage 1 Overzichtskaart ligging onderzoekslocatie
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
LIGGING ONDERZOEKSLOCATIE
Onderzoekslocatie:
Kamperweg 6 te Hansweert
Schaal:
1:25.000
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Bijlage 2 Situatietekening
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Bijlage 3 Boorbeschrijvingen en profielen
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
ongeroerd monster volumering
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Boring:
01
Boring:
02
X:
59437,43
X:
59425,6
Y:
388060,41
Y:
388051,83
Datum:
25-08-2015
Datum:
25-08-2015
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
0
0
Klei, sterk zandig, grijsbruin 1
Zand, matig fijn, kleiïg, zwak puinhoudend, neutraalgrijs 1
-50
50
0
0
-50
50
Zand, matig fijn, kleiïg, neutraalgrijs 2 -100
100
Klei, matig zandig, neutraalgrijs
3 -120
Veen, mineraalarm, donkerbruin 150
4
5 200
250 -270
Klei, sterk siltig, grijsblauw -300
300
Boring:
03
Boring:
04
X:
59436,66
X:
59424,75
Y:
388042,86
Y:
388030,72
Datum:
25-08-2015
Datum:
25-08-2015
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
0
0
Klei, matig zandig, grijsbruin 1
50
0
0
Zand, matig fijn, kleiïg, zwak puinhoudend, grijsbruin 1
-50
Projectnaam: Kamperweg 6 te Hansweert
50
-50
Projectcode: 23150142 Bijlage: 3
Boring:
05
Boring:
06
X:
59445,01
X:
59452,9
Y:
388029,64
Y:
388045,72
Datum:
25-08-2015
Datum:
25-08-2015
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
Veldwerker:
B.A.T.M. Hofman en R.H. Snijder
0
0
Klei, sterk zandig, grijsbruin 1
Klei, sterk zandig, sporen puin, grijsbruin 1
-50
50
0
0
Klei, zwak zandig, grijsbruin
50
-50
2 -100
100
Veen, mineraalarm, donkerbruin 3 -150
150
Klei, sterk zandig, grijsbruin 4
200
-200
Projectnaam: Kamperweg 6 te Hansweert
Projectcode: 23150142 Bijlage: 3
Onafhankelijkheid Ik verklaar dat het milieukundig veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van de BRL SIKB 2000. Medewerker
Protocollen
W. van ’t Leven
2001
2002
2003
2018
P.J. Wielemaker
2001
2002
2003
2018
B.A.T.M. Hofman
2001
2002
2003
n.v.t.
R.H. Snijder
2001
2002
n.v.t.
2018
M.A.P. de Schepper
2001
2002
2003
n.v.t.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Bijlage 4 Toetsingstabellen
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Tabel 1: Gemeten gehalten in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming in mg/kgds Grondmonster Certificaatcode Boring(en) Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) Datum van toetsing
MM01 522269 01, 03, 05, 06 0,00 - 0,50 4,5 25 11-9-2015 Meetw GSSD
Index
MM02 522269 02, 04 0,00 - 0,50 2,2 12 11-9-2015 Meetw
GSSD
METALEN Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
41 <0,20 5,3 15 0,07 36 <1,5 9,6 67
71 (6) <0,21 8,9 23 0,09 48 <1,1 15,3 105
PAK PAK 10 VROM
2,5
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7)
0,0056
BESTRIJDINGSMIDDELEN Aldrin Dieldrin Endrin Drins (Aldrin+Dieldrin+Endrin) Isodrin Telodrin alfa-HCH beta-HCH 2,4-DDE (ortho, paraDDE) 4,4-DDE (para, para-DDE) 2,4-DDD (ortho, paraDDD) 4,4-DDD (para, para-DDD) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDT (para, para-DDT) Heptachloorepoxide Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor Heptachloor cis-Chloordaan trans-Chloordaan alfa-Endosulfan Chloordaan (cis + trans) DDT (som) DDE (som) DDD (som) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) delta-HCH HCH (som, 0.7 factor)
23150142
<0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0016 <0,0016 <0,0016
0,0021
<0,0047
0
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0016 <0,0016 <0,0016 <0,0016
0 0
<0,0010
<0,0016
0,0061
0,0135
<0,0010
<0,0016
<0,0010 <0,0010 0,0017 <0,0010
<0,0016 <0,0016 0,0038 <0,0016 (2)
Index
Index
-0,03 -0,03 -0,11 0 0 0 -0,3 -0,06
32 (6) <0,16 6,5 9,1 <0,03 22 2,2 15 51
-0,04 -0,05 -0,21 0 -0,06 0 -0,31 -0,15
2,5
0,03
0,35
<0,35
-0,03
0,025
0,01
0,0049
<0,025
0,01
0
<0,0016 0 <0,0016 <0,0016 <0,0016 0 <0,0031 0 0,0053 -0,13 0,015 -0,04 <0,0031 0
0,011 <0,0010 0,0028
GSSD
41 <0,20 8,3 9,3 <0,05 22 2,2 19 56
0,0014 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0014 0,0024 0,0068 0,0014
MM03 522269 02, 05 0,50 - 1,20 1,6 34 11-9-2015 Meetw
<0,0016 (6)
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Grondmonster Certificaatcode Boring(en) Traject (m -mv) Humus (% ds) Lutum (% ds) Datum van toetsing
MM01 522269 01, 03, 05, 06 0,00 - 0,50 4,5 25 11-9-2015
MM02 522269 02, 04 0,00 - 0,50 2,2 12 11-9-2015
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C40
71
OVERIG alfa-Heptachloorepoxide
<0,0010
<0,0016
ALCOHOLEN gamma-HCH
<0,0010
<0,0016
8,88 8,88 8,88 8,88 2 6 # GSSD Index
MM03 522269 02, 05 0,50 - 1,20 1,6 34 11-9-2015
323
0,03
0
: <= Achtergrondwaarde : < Achtergrondwaarde <= Tussenwaarde : < Tussenwaarde <= Interventiewaarde : > Interventiewaarde : Enkele parameters ontbreken in de som : Heeft geen normwaarde : verhoogde rapportagegrens : Gestandaardiseerde meetwaarde : (GSSD - AW) / (I - AW) - Getoetst via de BoToVa service, versie 2.0.0 -
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
<35
<123
-0,01
Tabel 2: Normwaarden conform de Wet Bodembescherming AW
WO
IND
I
METALEN Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
0,6 15 40 0,15 50 1,5 35 140
1,2 35 54 0,83 210 88 39 200
4,3 190 190 4,8 530 190 100 720
13 190 190 36 530 190 100 720
PAK PAK 10 VROM
mg/kg ds
1,5
6,8
40
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) mg/kg ds
0,02
0,04
BESTRIJDINGSMIDDELEN Aldrin Drins (Aldrin+Dieldrin+Endrin) alfa-HCH beta-HCH Heptachloorepoxide Heptachloor alfa-Endosulfan Chloordaan (cis + trans) DDT (som) DDE (som) DDD (som) Som 21 Organochloorhoud. bestrijdingsm
0,015 0,001 0,002 0,002 0,0007 0,0009 0,002 0,2 0,1 0,02 0,4
0,04 0,001 0,002 0,002 0,0007 0,0009 0,002 0,2 0,13 0,84
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds ALCOHOLEN gamma-HCH
23150142
mg/kg ds
190
0,003
190
0,04
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
0,5
0,14 0,5 0,5 0,1 0,1 0,1 0,1 1 1,3 34
500
0,5
1
0,32 4 17 1,6 4 4 4 4 1,7 2,3 34
5000
1,2
Tabel 3: Gemeten concentraties in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming in µg/l Watermonster Datum Filterdiepte (m -mv) Datum van toetsing GWS (cm-mv) EC (µS/cm) pH Troebelheid (NTU)
METALEN Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
02-1-1 1-9-2015 2,00 - 3,00 11-9-2015 30 7260 7,0 6 Meetw
GSSD
Index
400 <0,20 15 <2,0 <0,05 <2,0 6,6 20 <10
400 <0,14 15 <1,4 <0,04 <1,4 6,6 20 <7
0,61 -0,05 -0,06 -0,23 -0,04 -0,23 0,01 0,08 -0,08
AROMATISCHE VERBINDINGEN Benzeen <0,20 Ethylbenzeen <0,20 Tolueen <0,20 Xylenen (som) 0,21 meta-/para-Xyleen (som) <0,20 ortho-Xyleen <0,10 Styreen (Vinylbenzeen) <0,20
<0,14 <0,14 <0,14 <0,21 <0,14 <0,07 <0,14
0 -0,03 -0,01 0
PAK Naftaleen
0,047
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Vinylchloride <0,20 Dichloormethaan <0,20 1,1-Dichloorethaan <0,20 1,2-Dichloorethaan <0,20 1,1-Dichlooretheen <0,10 cis + trans-1,2Dichlooretheen cis-1,2-Dichlooretheen <0,10 trans-1,2-Dichlooretheen <0,10 Dichloorpropaan 0,42 1,1-Dichloorpropaan <0,20 1,3-Dichloorpropaan <0,20 1,2-Dichloorpropaan <0,20 Trichloormethaan <0,20 (Chloroform) 1,1,1-Trichloorethaan <0,10 1,1,2-Trichloorethaan <0,10 Trichlooretheen (Tri) <0,20 Tetrachloormethaan <0,10 (Tetra) Tetrachlooretheen (Per) <0,10 Tribroommethaan <0,20 (bromoform) Dichloorethenen (som, 0.7 0,21
23150142
0,047
-0,02
0
<0,14 <0,14 <0,14 <0,14 <0,07
0,03 0 -0,01 -0,02 0,01
<0,14
0,01
<0,07 <0,07 <0,42 <0,14 <0,14 <0,14
0
<0,14
-0,01
<0,07 <0,07 <0,14
0 0 -0,05
<0,07
0,01
<0,07
0
<0,14 (14)
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Watermonster Datum Filterdiepte (m -mv) Datum van toetsing GWS (cm-mv) EC (µS/cm) pH Troebelheid (NTU) factor) 1.2-Dichloorethenen (som, 0.7 facto
02-1-1 1-9-2015 2,00 - 3,00 11-9-2015 30 7260 7,0 6 0,14
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C40 <50 <35
8,88 8,88 8,88 8,88 11 14 2 6 # GSSD Index
-0,03
: <= Streefwaarde : > Streefwaarde < Tussenwaarde : > Tussenwaarde < Interventiewaarde : > Interventiewaarde : Enkele parameters ontbreken in de berekening van de somfractie : Streefwaarde ontbreekt zorgplicht van toepassing : Enkele parameters ontbreken in de som : Heeft geen normwaarde : verhoogde rapportagegrens : Gestandaardiseerde meetwaarde : (GSSD - S) / (I - S) - Getoetst via de BoToVa service, versie 2.0.0 -
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Tabel 4: Normwaarden conform de Wet Bodembescherming in µg/l S METALEN Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
50 0,4 20 15 0,05 15 5 15 65
AROMATISCHE VERBINDINGEN Benzeen Ethylbenzeen Tolueen Xylenen (som) Styreen (Vinylbenzeen) Som 16 Aromatische oplosmiddelen
Indicatief
I
200 0,06 0,7 1,3 0,01 1,7 3,6 2,1 24
625 6 100 75 0,3 75 300 75 800
0,2 4 7 0,2 6
30 150 1000 70 300 150
PAK Naftaleen GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Vinylchloride Dichloormethaan 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen cis + trans-1,2-Dichlooretheen Dichloorpropaan Trichloormethaan (Chloroform) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Tetrachloormethaan (Tetra) Tetrachlooretheen (Per) Tribroommethaan (bromoform) OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C40
23150142
S Diep
0,01
70
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,8 6 0,01 0,01 24 0,01 0,01
5 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40 630
50
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
600
Bijlage 5 Analyseresultaten
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
SMA Zeeland A. Eijke HEINKENSZANDSEWEG 22 4453 ZG 'S-HEERENHOEK Datum Relatienr Opdrachtnr.
08.09.2015 35004560 523619
ANALYSERAPPORT Opdracht 523619 Water
Uw referentie
35004560 SMA Zeeland 23150142 Kamperweg 6 te Hansweert
Opdrachtacceptatie Monsternemer
Opdrachtgever
Opdrachtgever
01.09.15
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet,
DOC-13-7695442-NL-P1
AL-West B.V. Dhr. Wouter Wanders, Tel. 31/570788115 Klantenservice
Blad 1 van 4 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 523619 Water Monsternr. Monsteromschrijving
Monstername
288210
01.09.2015
02-1-1 02 (200-300)
Eenheid
Monsternamepunt
288210 02-1-1 02 (200-300)
Metalen (AS3000) Barium (Ba)
µg/l
-400
Cadmium (Cd)
µg/l
-<0,20
Kobalt (Co)
µg/l
-15
Koper (Cu)
µg/l
-<2,0
Kwik (Hg)
µg/l
-<0,05
Lood (Pb)
µg/l
-<2,0
Molybdeen (Mo)
µg/l
-6,6
Nikkel (Ni)
µg/l
-20
Zink (Zn)
µg/l
-<10
Benzeen
µg/l
-<0,20
Tolueen
µg/l
-<0,20
Ethylbenzeen
µg/l
-<0,20
m,p-Xyleen
µg/l
-<0,20
ortho-Xyleen
µg/l
-<0,10
Som Xylenen (Factor 0,7)
µg/l
0,21--
Naftaleen
µg/l
-0,047
Styreen
µg/l
-<0,20
Aromaten (AS3000)
#)
DOC-13-7695442-NL-P2
Chloorhoudende koolwaterstoffen (AS3000)
Dichloormethaan
µg/l
-<0,20
Trichloormethaan (Chloroform)
µg/l
-<0,20
Tetrachloormethaan (Tetra)
µg/l
-<0,10
1,1-Dichloorethaan
µg/l
-<0,20
1,2-Dichloorethaan
µg/l
-<0,20
1,1,1-Trichloorethaan
µg/l
-<0,10
1,1,2-Trichloorethaan
µg/l
-<0,10
Vinylchloride
µg/l
-<0,20
1,1-Dichlooretheen
µg/l
-<0,10
Cis-1,2-Dichlooretheen
µg/l
-<0,10
trans-1,2-Dichlooretheen
µg/l
-<0,10
Som cis/trans-1,2Dichlooretheen (Factor 0,7)
µg/l
0,14--
Som Dichlooretheen (Factor 0,7)
µg/l
0,21--
#)
#)
Blad 2 van 4 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 523619 Water
Eenheid
288210 02-1-1 02 (200-300)
Chloorhoudende koolwaterstoffen (AS3000)
Trichlooretheen (Tri)
µg/l
-<0,20
Tetrachlooretheen (Per)
µg/l
-<0,10
1,1-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
1,2-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
1,3-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
Som Dichloorpropanen (Factor µg/l 0,7) Broomhoudende koolwaterstoffen
0,42--
µg/l
-<0,20
Koolwaterstoffractie C10-C40
µg/l
-<50
Koolwaterstoffractie C10-C12
µg/l
-<10
Koolwaterstoffractie C12-C16
µg/l
-<10
Koolwaterstoffractie C16-C20
µg/l
-<5,0
Koolwaterstoffractie C20-C24
µg/l
-<5,0
Koolwaterstoffractie C24-C28
µg/l
-<5,0
Koolwaterstoffractie C28-C32
µg/l
-<5,0
Koolwaterstoffractie C32-C36
µg/l
-<5,0
Koolwaterstoffractie C36-C40
µg/l
-<5,0
Tribroommethaan (bromoform)
#)
Minerale olie (AS3000)
Verklaring:"<" of n.a. betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. #) Bij deze som zijn resultaten "
AL-West B.V. Dhr. Wouter Wanders, Tel. 31/570788115 Klantenservice
DOC-13-7695442-NL-P3
Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport met digitale handtekening rechtsgeldig.
Blad 3 van 4 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 523619 Water
Toegepaste methoden Protocollen AS 3100: Barium (Ba) Kobalt (Co) Nikkel (Ni) Cadmium (Cd) Molybdeen (Mo) Zink (Zn) Kwik (Hg) Koper (Cu) Lood (Pb) Dichloormethaan Tribroommethaan (bromoform) Trichloormethaan (Chloroform) Benzeen Tolueen Tetrachloormethaan (Tetra) Ethylbenzeen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan Som Xylenen (Factor 0,7) Naftaleen Styreen 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Vinylchloride Som Dichlooretheen (Factor 0,7) Trichlooretheen (Tri) Tetrachlooretheen (Per) Som Dichloorpropanen (Factor 0,7) Koolwaterstoffractie C10-C40 Protocollen AS 3100: n) Som cis/trans-1,2-Dichlooretheen (Factor 0,7) Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40
DOC-13-7695442-NL-P4
n) Niet geaccrediteerd
Blad 4 van 4 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl [@ANALYNR_START=288210]
DOC-13-7695473-NL-P1
Chromatogram for Order No. 523619, Analysis No. 288210, created at 04.09.2015 04:27:27 Monsteromschrijving: 02-1-1 02 (200-300)
Blad 1 van 1 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
SMA Zeeland A. Eijke HEINKENSZANDSEWEG 22 4453 ZG 'S-HEERENHOEK Datum Relatienr Opdrachtnr.
02.09.2015 35004560 522269
ANALYSERAPPORT Opdracht 522269 Bodem / Eluaat
Uw referentie
35004560 SMA Zeeland 23150142 Kamperweg 6 te Hansweert
Opdrachtacceptatie Monsternemer
Opdrachtgever
Opdrachtgever
26.08.15
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet,
DOC-13-7680799-NL-P1
AL-West B.V. Dhr. Wouter Wanders, Tel. +31/570788115 Klantenservice
Blad 1 van 5 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 522269 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername
Monsteromschrijving
282562 282567 282570
MM01 01 (0-50) 03 (0-50) 05 (0-50) 06 (0-50) MM02 02 (0-50) 04 (0-50) MM03 02 (100-120) 05 (50-100)
25.08.2015 25.08.2015 25.08.2015
Eenheid
282562 MM01 01 (0-50) 03 (0-50) 05 (0-50) 06 (0-50)
282567
282570
MM02 02 (0-50) 04 (0- MM03 02 (100-120) 05 (50100) 50)
Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling conform AS3000
Droge stof
%
IJzer (Fe2O3)
% Ds
--81,8 -<5,0
-++
-++
-87,3 -<5,0
-72,8 -<5,0
Klassiek Chemische Analyses 2,2--
x)
1,6--
--
--
--
-12
-34
--
-++
-++
----------
-41
-41
-<0,20 -5,3 -15 -0,07 -36 -<1,5 -9,6 -67
-<0,20
-<0,050
-<0,050
-0,23 -0,23 -0,16 -0,39 -0,26 -0,19 -0,61 -0,31 -<0,050 #) 2,5--
-<0,050
-71
-<35
Organische stof
% Ds
Organische stof
% Ds
-x) -4,51
% Ds
x)
Fracties (sedigraaf) Fractie < 2 µm
Voorbehandeling metalen analyse Koningswater ontsluiting Metalen (AS3000) mg/kg Ds
Barium (Ba) Cadmium (Cd)
mg/kg Ds
Kobalt (Co)
mg/kg Ds
Koper (Cu)
mg/kg Ds
Kwik (Hg)
mg/kg Ds
Lood (Pb)
mg/kg Ds
Molybdeen (Mo)
mg/kg Ds
Nikkel (Ni)
mg/kg Ds
Zink (Zn)
mg/kg Ds
-8,3 -9,3 -<0,05 -22 -2,2 -19 -56
PAK (AS3000) Benzo(a)anthraceen
mg/kg Ds
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg Ds
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg Ds
Benzo-(a)-Pyreen
mg/kg Ds
Chryseen
mg/kg Ds
Fenanthreen
mg/kg Ds
Fluorantheen
mg/kg Ds
Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen
mg/kg Ds
Naftaleen
mg/kg Ds
Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Minerale olie (AS3000)
mg/kg Ds
------------
Koolwaterstoffractie C10-C40
mg/kg Ds
--
mg/kg Ds
DOC-13-7680799-NL-P2
Anthraceen
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 #)
0,35--
Blad 2 van 5 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 522269 Bodem / Eluaat
Eenheid
282562 MM01 01 (0-50) 03 (0-50) 05 (0-50) 06 (0-50)
282567
282570
MM02 02 (0-50) 04 (0- MM03 02 (100-120) 05 (50100) 50)
Minerale olie (AS3000) Koolwaterstoffractie C10-C12
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C12-C16
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C16-C20
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C20-C24
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C24-C28
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C28-C32
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C32-C36
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C36-C40
mg/kg Ds
---------
-<3
-<3
-<3 --6 -11 -16 -18 -11 --7
-<3
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010 -<0,0010 -0,0014 -<0,0010 -<0,0010 #) 0,0056--
-<0,0010
0,0049--
----------------------
----------------------
-<4 -<5 -<5 -<5 -<5 -<5
DOC-13-7680799-NL-P3
Polychloorbifenylen (AS3000)
PCB 101
mg/kg Ds
PCB 118
mg/kg Ds
PCB 138
mg/kg Ds
PCB 153
mg/kg Ds
PCB 180
mg/kg Ds
Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Pesticiden (OCB's)
mg/kg Ds
---------
2,4-DDD (ortho, para-DDD)
mg/kg Ds
-<0,0010
4,4-DDD (para, para-DDD)
mg/kg Ds
-<0,0010
Som DDD (Factor 0,7)
mg/kg Ds
0,0014--
2,4-DDE (ortho, para-DDE)
mg/kg Ds
-<0,0010
4,4-DDE (para, para-DDE)
mg/kg Ds
Som DDE (Factor 0,7)
mg/kg Ds
0,0068--
2,4-DDT (ortho, para-DDT)
mg/kg Ds
-<0,0010
4,4-DDT (para, para-DDT)
mg/kg Ds
-0,0017
Som DDT (Factor 0,7)
mg/kg Ds
0,0024--
Som DDT/DDE/DDD (Factor 0,7) mg/kg Ds
0,011--
PCB 28
mg/kg Ds
PCB 52
mg/kg Ds
#)
-0,0061 #)
#) #)
Aldrin
mg/kg Ds
-<0,0010
Dieldrin
mg/kg Ds
-<0,0010
Endrin
mg/kg Ds
-<0,0010
Isodrin
mg/kg Ds
-<0,0010
Telodrin
mg/kg Ds
-<0,0010
Som Drins (STI) (Factor 0,7)
mg/kg Ds
0,0021--
alfa-HCH
mg/kg Ds
-<0,0010
beta-HCH
mg/kg Ds
-<0,0010
gamma-HCH
mg/kg Ds
-<0,0010
delta-HCH
mg/kg Ds
-<0,0010
Som HCH (STI) (Factor 0,7)
mg/kg Ds
0,0028--
#)
#)
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #)
Blad 3 van 5 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 522269 Bodem / Eluaat
Eenheid
282562 MM01 01 (0-50) 03 (0-50) 05 (0-50) 06 (0-50)
282567
282570
MM02 02 (0-50) 04 (0- MM03 02 (100-120) 05 (50100) 50)
Pesticiden (OCB's) mg/kg Ds
-<0,0010
trans-Chloordaan
mg/kg Ds
Som Chloordaan (Factor 0,7)
mg/kg Ds
cis-Heptachloorepoxide
mg/kg Ds
trans-Heptachloorepoxide
mg/kg Ds
Som cis/transHeptachloorepoxide (Factor 0,7) Heptachloor
mg/kg Ds
-<0,0010 #) 0,0014--<0,0010 -<0,0010 #) -0,0014
mg/kg Ds
-<0,0010
alfa-Endosulfan
mg/kg Ds
-<0,0010
cis-Chloordaan
-------
-------
---
---
Verklaring:"<" of n.a. betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen. #) Bij deze som zijn resultaten "
AL-West B.V. Dhr. Wouter Wanders, Tel. +31/570788115 Klantenservice
DOC-13-7680799-NL-P4
Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport met digitale handtekening rechtsgeldig.
Blad 4 van 5 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 522269 Bodem / Eluaat
Toegepaste methoden Vaste stof eigen methode: n)
Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40
Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000: Voorbehandeling conform AS3000 Som DDD (Factor 0,7) Som DDE (Factor 0,7) Som DDT (Factor 0,7) Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Som DDT/DDE/DDD (Factor 0,7) Isodrin Telodrin Som Drins (STI) (Factor 0,7) Som HCH (STI) (Factor 0,7) Som Chloordaan (Factor 0,7) Som cis/trans-Heptachloorepoxide (Factor 0,7)Heptachloor alfa-Endosulfan Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Koningswater ontsluiting Organische stof Lood (Pb) Koper (Cu) Cadmium (Cd) Nikkel (Ni) Kobalt (Co) Barium (Ba) Zink (Zn) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Koolwaterstoffractie C10-C40 Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Fractie < 2 µm
DOC-13-7680799-NL-P5
n) Niet geaccrediteerd
Blad 5 van 5 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl [@ANALYNR_START=282567]
DOC-13-7680830-NL-P1
Chromatogram for Order No. 522269, Analysis No. 282567, created at 31.08.2015 07:16:20 Monsteromschrijving: MM02 02 (0-50) 04 (0-50)
Blad 1 van 2 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl [@ANALYNR_START=282570]
DOC-13-7680830-NL-P2
Chromatogram for Order No. 522269, Analysis No. 282570, created at 31.08.2015 07:06:19 Monsteromschrijving: MM03 02 (100-120) 05 (50-100)
Blad 2 van 2 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01
Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer
Bijlage 6 Historische kaarten en luchtfoto
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Figuur 1. Historische kaart circa 1916.
Figuur 2. Historische kaart circa 1962.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Figuur 3. Boomgaardenkaart.
Figuur 4. Luchtfoto mei/juni 2014.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Bijlage 7 Foto’s
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
Figuur 1. Onderzoekslocatie, zicht richting het zuiden.
Figuur 2. Onderzoekslocatie, zicht richting het zuidoosten.
23150142
Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Kamperweg 6 te Hansweert
BIJLAGE 2 Quick-scan Flora en faunawet annex voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor de realisatie van een speel- en educatieboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Hansweert)
Quick-scan Flora en faunawet annex voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor de realisatie van een speel- en educatieboerderij aan de Kamperweg 6 te Hansweert (Vlake)
Opdrachtgever Rapporteurs Datum Rapportnr.
: : : :
Organisatieadviesbureau Wouw Wijzer M. de Haan-Zaalberg en W. de Haan augustus 2015 15.08.02
Lobenpolder 7 4617 MP Bergen op Zoom 0164-243680 www.brabantsewal.eu
1
Inhoud blz 1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2. Beoordelingskader 1.3. Werkwijze
3 3 7
2. Natuurwaarden van het onderzochte terrein en omgeving 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Algemeen Resultaten veldonderzoek Verkorte rapportage van het Natuurloket Overige bronnen Analyse op basis van de beschikbare gegevens
9 9 10 11 11
3. Effecten van voorgenomen activiteiten op flora en fauna 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8.
In beschouwing te nemen activiteiten Effecten op flora Effecten op zoogdieren Effecten op vogels Effecten op amfibieën en reptielen Effecten op vissen Effecten op vlinders, libellen en overige ongewervelden Cumulatieve effecten
13 13 13 14 14 14 14 14
4. Mogelijk te nemen maatregelen om effecten te voorkomen, ongedaan te maken of te compenseren
15
5. Toets aan het Ruimtelijk (natuur)beleid
16
6. Toets aan de Flora- en faunawet
17
7. Conclusie en advies
18
Bijlagen Bijlage 1
Verboden uit de Flora- en faunawet
20
Bijlage 2
Beschrijving elementen van de Speel- en educatieboerderij
21
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen
22
2
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel van het onderzoek De familie van de Wouw exploiteert het akkerbouwbedrijf Wouw Agro. Het bedrijf verbouwt in hoofdzaak aardappelen, uien en wortelen maar ook knolselderij, rode bieten, suikerbieten, tarwe en maïs. In 2011 is het akkerbouwbedrijf van het adres Kamperweg 6 te Vlake verplaatst naar een nieuwe locatie in de Kruiningerpolder. Het huisperceel aan de Kamperweg is recent ingezaaid met Engels raaigras en is in gebruik als paardenweide. In het aangrenzend natuurgebied van het Zeeuwse Landschap schaart het bedrijf rundvee in. Het is de bedoeling om aan de Kamperweg een oude, in slechte staat verkerende Zeeuwse schuur en een uit gasbeton opgetrokken loods met Eternit dakplaten te slopen en de in 2004 gebouwde grote loods te verbouwen ten behoeve van een op het perceel te stichten speel- en educatieboerderij. Voor het gewenste toekomstige gebruik is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. De gemeente Reimerswaal is in principe bereid daaraan medewerking te verlenen, maar stelt wel als voorwaarde dat het nieuwe bedrijf rechtstreeks vanaf de Kanaalweg wordt ontsloten, zodat bestemmingsverkeer de kern Vlake niet belast. Ter onderbouwing van een planherziening zullen de effecten op de natuurwaarden in beeld gebracht moeten worden. Organisatieadviesbureau Wouw Wijzer heeft ecologisch adviesbureau de Brabantse Wal verzocht een onderzoek naar de natuurwaarden te doen. Met dit onderzoek wordt, alvorens met de werkzaamheden wordt begonnen door middel van een quick-scan vastgesteld of er op het terrein beschermde en/of kwetsbare dier- of plantensoorten voorkomen of te verwachten zijn en of de uit te voeren werkzaamheden negatieve effecten op die soorten tot gevolg kunnen hebben. Vervolgens worden voorstellen gedaan hoe die effecten kunnen worden verkleind of zo nodig gecompenseerd. Omdat de locatie Kamperweg op korte afstand gelegen is van het Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer wordt door middel van een voortoets Natuurbeschermingswet 1998 ingegaan op mogelijke externe effecten op dat gebied. Ook mogelijke effecten op aangrenzende gronden die in eigendom en beheer zijn bij het Zeeuwse landschap worden in het onderzoek meegenomen. Deze rapportage is een weerslag van het uitgevoerde onderzoek.
1.2. Beoordelingskader Natuurbescherming in Nederland kent een ruimtelijke en een soortgerichte invalshoek. Gebiedsgerichte natuurbescherming is geregeld in zowel de Wet Ruimtelijke Ordening als in de Natuurbeschermingswet via het bestemmingsplan, respectievelijk de aanwijzing als Staats- of Beschermd natuurmonument en/of als Natura 2000-gebied. Daarnaast kan de Boswet van toepassing zijn. Het soortgerichte natuurbeleid is geregeld in de Flora- en faunawet. Bij de beoordeling van de plannen wordt rekening gehouden met de volgende vastgestelde beleidskaders:
3
Ruimtelijke natuurbeleid Gemeente Structuurvisie Buitengebied van de gemeente Reimerswaal De gemeentelijke structuurvisie Buitengebied biedt bedrijven die niet hebben gekozen voor schaalvergroting de mogelijkheid om aanvullend of opvolgend aan de agrarische bedrijfstak nieuwe economische dragers te ontplooien. Om wildgroei aan nieuwe bedrijfslocaties in het buitengebied te voorkomen wordt de mogelijkheid tot verzelfstandiging uitsluitend geboden aan Nieuwe Economische Dragers op (voormalige) agrarische bedrijfspercelen en niet aan nevenactiviteiten behorend bij een burgerwoning. Elk initiatief wordt getoetst aan een goede ruimtelijke ordening en dient te worden verevend. De groene arcering aanslui- Uitsnede kaart ‘Ontwikkelingen’ structuurvisie Buitengebied tend aan de kern Vlake betreft (samen met de groene vlakken) een aanduiding ‘Natura 2000’
Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Reimerswaal In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Reimerswaal hebben de betrokken gronden een agrarische bestemming met bouwvlak en een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 2’. Het perceel heeft ook aanduidingen ‘Afwegingszone natuurgebied’ en ‘Ruimte voor verdichting’ alsmede een vrijwaringszone radar. Op de dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd indien de bouwwerken zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kunnen worden geplaatst. Verder kan volgens de bouwvoorschriften van de bestemming worden Kaartuitsnede bestemmingsplan Buitengebied gebouwd mits er een verklaring van de archeologisch deskundige is waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is. De afwegingszone Natuurgebied is mede bestemd voor behoud en bescherming van de natuurbelangen/waarden van het aangrenzende natuurgebied. Buiten het bebouwingsvlak is een omgevingsvergunning nodig voor onder meer: het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden; het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage; het omzetten van grasland in bouwland; het diepploegen (meer dan 50 cm). De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Ruimte voor verdichting' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor landschappelijke verdichting. De term landschappelijke verdichting wordt in de begripsbepalingen of elders in de regels niet verklaard.
4
De begripsbepalingen kennen wel de term ‘landschappelijke inpassing’ waaronder wordt verstaan: ‘het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 10 meter. Indien sprake is van een landschapsplan opgesteld door een goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige kan ook worden volstaan met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter. De instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd in een privaatrechtelijke overeenkomst’.
De vrijwaringszone radar geeft hoogtebeperkingen om het radarbeeld niet te verstoren.
Provincie Omgevingsplan 2012-2018 van de provincie Zeeland De agrarische gronden oostelijk van het kanaal door Zuid-Beveland hebben in het Omgevingsplan 2012-2018 van de provincie Zeeland een aanduiding ‘Landelijk gebied’ gekregen en de Yerseke en Kapelse Moer en de gronden van Zeeuws Landschap aansluitend aan de bezittingen van de familie van de Wouw de aanduiding ‘EHS op het land’. Hoe de gemeenten dit beleid in hun bestemmingsplanen moeten overnemen is geregeld in de Verordening Ruimte.
Verordening Ruimte Volgens art 2.12 lid 5 van de Verordening Ruimte mogen in een bestemmingsplan geen bestemmingen aangewezen of regels gesteld worden die, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, mogelijk maken dat de wezenlijke kenmerken of waar- den van de op kaart 8 aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur per saldo significant worden aangetast. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, nieuwe bebouwing of nieuwe vormen van grondgebruik worden toegelaten wordt aannemelijk gemaakt dat de in de vorige volzin bedoelde aantasting zich niet voordoet. Verordening Ruimte uitsnede kaart 8: Bestaande natuur
Natuurbeheerplan In het Natuurbeheerplan Zeeland 2009 zijn de gronden van het Zeeuwse Landschap aansluitend aan de huiskavel van de familie van de Wouw niet begrensd als ecologische hoofdstructuur. De gronden in het Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer hebben in het plan een aanduiding ‘natuurgrasland’ en zijn aangemerkt als ‘EU-probleemgebied’. Een ruime zone rond het Natura 2000-gebied heeft op kaart 6 van het Natuurbeheerplan een aanduiding ‘instandhouding akkervogelgebied’ (donkergroen) of ‘ontwikkeling akkervogelgebied’ (lila). De donkergroene zone heeft op kaart 8 van het Natuurbeheerplan (zoekgebied ganzenopvang) een aanduiding ‘opvang buiten bestaand natuurgebied’.
Natuurbeheerplan uitsnede Kaart 6: Zoekgebied akkerrandenbeheer
5
Rijk Natuurbeschermingswet 1998 Het perceel aan de Kamperweg ligt hemelsbreed op circa 875 meter van de Yerseke Moer en circa 735 meter van de Kapelse Moer. Beide gebieden vormen samen het Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer. In 2010 is het gebied aangewezen voor de habitats H1310: Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) en H1330B: Schorren en zilte graslanden (binnendijks) alsmede voor de volgende geregeld voorkomende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones: A041 Kolgans en A050 Smient. Het rond de Yerseke en Kapelse Moer gelegen agrarisch gebied vervult mede een foerageerfunctie voor de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen, zodat externe Uitsnede kaart behorende bij N 2000-aanwijzingsbesluit effecten op de vogelsoorten niet uit te sluiten zijn. De provincie Zeeland is verantwoordelijk voor het vaststellen van een beheerplan voor het gebied. Dit is op dit moment in voorbereiding.
Soortgericht natuurbeleid Naast het gebiedsgerichte natuurbeleid is er ook soortgericht natuurbeleid. De regelgeving hiervoor is opgenomen in de Flora- en faunawet. Er geldt op grond van de Flora- en faunawet een algemene bescherming voor alle soorten; de zogenaamde algemene zorgplicht. Deze zorgplicht is geregeld in art 2 van de Flora en faunawet en luidt als volgt: 1.Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2.De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Dit houdt in dat redelijkerwijs alle maatregelen moeten worden genomen om onnodige verstoring en/of doden en verwonden van dieren c.q. vernietiging van (de vestigingsplaats van) planten te voorkomen. Naast deze algemene zorgplicht geniet een aantal soorten een meer specifieke bescherming waarbij het beschermingsniveau afhangt van de mate waarin soorten kwetsbaar of bedreigd zijn. Die regels zijn opgenomen in de artikelen 8 tot en met 12 van de wet. Zie hiervoor bijlage 1. Op 23 februari 2005 is het ‘Besluit houdende wijzigingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijzigingen van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ (veelal kortweg aangeduid als AMvB artikel 75 Flora- en faunawet) van kracht geworden. Bij deze AMvB wordt er onderscheid gemaakt in een drietal beschermingsniveaus. De beschermde soorten zijn daarvoor ingedeeld in tabellen 1, 2 en 3.
6
Voor soorten van tabel 1 geldt een algehele vrijstellingsregeling; in deze tabel zijn de meer algemeen voorkomende soorten opgenomen; ten aanzien van deze soorten geldt wel de algemene zorgplicht als bedoeld in art. 2 van de wet. Voor soorten van tabel 2 geldt voor ‘bestendig beheer en onderhoud’ en ‘bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting’ een vrijstellingsregeling indien gebruik gemaakt wordt van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Zonder gedragscode is bij het overtreden van verboden uit de Flora- en faunawet voor dit beschermingsniveau een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig. De door de minister goedgekeurde gedragscodes mogen ook door anderen dan de indiener van die gedragscode worden toegepast. Voor soorten van tabel 3 geldt in principe het vereiste van een ontheffing. Een ontheffing is, indien men werkt volgens een goedgekeurde gedragscode, niet noodzakelijk voor ‘bestendig beheer en onderhoud’ en bestendig gebruik. In de landbouw en bosbouw geldt deze vrijstelling niet voor artikel 10 van de wet (het opzettelijk verontrusten van beschermde diersoorten). In tabel 3 zijn onder meer de soorten die bescherming genieten op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. Indien er significante effecten optreden op soorten die in het gebied voorkomen en die op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn beschermd zijn is een passende beoordeling als bedoeld in art 6 van de Habitatrichtlijn aan de orde. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een in of bij de wet genoemd belang, dat alternatieven ontbreken en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. In de Flora- en faunawet is de bescherming van soorten die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn bescherming verdienen integraal opgenomen. Naast de status als beschermde soort op grond van de Flora- en faunawet kunnen soorten ook op een zogenaamde rode lijst staan omdat ze (zeer) zeldzaam en/of (ernstig) bedreigd zijn. Uit het oogpunt van zorgvuldig en duurzaam beheer is het gewenst ook die soorten waar mogelijk te ontzien en hiervoor mitigerende maatregelen te treffen. In het advies zal daar, indien hiertoe aanleiding bestaat, op worden ingegaan.
1.3. Werkwijze Er is sprake van een quick-scan–onderzoek; hierbij is het gebied één maal overdag onderzocht op voorkomende flora en fauna. Het onderzoek heeft plaats gevonden op 30 juli 2015 bij regenachtig weer. Bij een eenmalige opname zijn niet alle soorten die kunnen voorkomen waar te nemen. De weersomstandigheden zijn een extra reden dat soorten gemist zijn. Daarom zijn beschikbare verspreidingsatlassen geraadpleegd en is daarnaast gebruik gemaakt van gegevens die bij het Natuurloket over het betreffende kilometerhok bekend zijn. Op basis van al die gegevens is, in combinatie met de potentiële geschiktheid van de diverse onderzochte terreinen voor soorten, een voldoende betrouwbaar inzicht te geven in het mogelijk aanwezig zijn van bij de quick-scan gemiste soorten c.q. wettelijk beschermde soorten. Vervolgens zijn de mogelijke effecten in beeld gebracht, is bezien of die effecten te mitigeren dan wel te compenseren zijn en zijn de plannen getoetst aan de Flora- en faunawet. Naast de quick-scan flora en fauna is beoordeeld of bij de voorgestelde ontwikkelingen effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer te verwachten zijn. Op de website van het ministerie van EL&I is weergegeven hoe plannen en projecten die liggen in of binnen de invloedssfeer van gebieden die op grond van de Natuurbeschermingswet zijn beschermd, beoordeeld moeten worden (bijlage 1).
7
Er is bij de beoordeling gebruik gemaakt van de zogenaamde effectenindicator die op de website van het ministerie van EL&I wordt aangeboden. Met deze effectenindicator kan worden achterhaald tot welke storende factoren activiteiten (projecten of handelingen) en plannen kunnen leiden en welke soorten en habitattypen in principe gevoelig zijn voor deze storende factoren. Omdat het realiseren van speel- en educatieboerderij niet apart wordt onderscheiden is uitgegaan van de qua effecten meest overeenkomende activiteit: ‘Dagrecreatie’. Uit een nadere beschouwing wordt afgeleid of die effecten ook in deze situatie optreden. De effectenindicator is in bijlage 2 voor het Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer ingevuld. Vervolgens wordt geconcludeerd of de activiteiten al dan niet vergunningplichtig zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Als wordt geconcludeerd dat er mogelijk significante effecten optreden en een ‘passende beoordeling’ nodig is, zal worden aangegeven op welke wijze die kan worden uitgevoerd. Een mogelijk noodzakelijke passende beoordeling zelf maakt geen onderdeel uit van deze rapportage.
8
2. Natuurwaarden van het onderzochte terrein 2.1. Algemeen Het onderzochte terrein bestaat voor het grootste deel uit een recent met Engels raaigras ingezaaide akker die aan de zuiden westzijde wordt begrensd door een sloot en begraasd wordt door paarden. Aan de zuidzijde van het perceel wordt een parkeerplaats met circa 90 plaatsen aangelegd. Ter ontsluiting van de nieuwe functie wordt vanaf die parkeerplaats wordt een nieuwe inrit vanaf de Kanaalweg gerealiseerd. Het is de bedoeling daarbij gebruik te maken van een werkweg die Tennet ten behoeve van het plaatsen van nieuwe hoogspanningsmasten wil aanleggen. De onderhandelingen over een exacte locatie voor de werkweg zijn nog niet afgerond. Het is de bedoeling dat aanvragers de benodigde grond via aankoop of grondruil zullen verkrijgen. Twee op het terrein aanwezige schuren worden gesloopt, en de derde, meest recente schuur wordt heringericht en uitgebreid.
2.2. Resultaten veldonderzoek De (randen van) de huiskavel en de te slopen opstallen zijn onderzocht op het voorkomen van (beschermde) soorten. Omdat nog niet bekend is welke gronden voor de ontsluitingsweg zullen worden verworven en aan de eigenaren daarvan geen toestemming is gevraagd is volstaan met een algehele indruk van de natuurwaarden daar. De daar voorkomende soorten wijken naar verwachting niet wezenlijk af van het wel onderzochte gebied. In verband met de regenachtige weersomstandigheden lieten weinig dieren zich zien. In de opsommingen zijn de vetgedrukte namen wettelijk beschermd, cursieve namen staan op de rode lijst en de nadere aanduiding sp betekent dat soorten niet nader op ondersoort zijn gedetermineerd. Vaatplanten
Zoogdieren Vogels Amfibieën en Reptielen Vissen Vlinders en Libellen
Reukeloze kamille, Herderstasje, Gewoon varkensgras, Straatgras, Kropaar, Glanshaver, Witte klaver, Timoteegras, Engels raaigras, Paardenbloem, Gewone melkdistel, Melganzevoet, Grote ereprijs, Grote weegbree, Gewone rolklaver, Hopklaver, Witte klaver, Gestreepte witbol, Rietzwenkgras, Bijvoet, Harig wilgenroosje, Haagwinde, Riet, Kweek, Smalle weegbree, Peen, Akkerdistel, Grote brandnetel, Gele ganzenbloem, Speerdistel, Pastinaak, Rode klaver Er zijn op het land en in de schuren geen (sporen van) zoogdiersoorten aangetroffen Boerenzwaluw, Witte kwikstaart, Kievit; geen nesten in de schuren Er zijn geen amfibieën of reptielen aangetroffen Er zijn geen vissen aangetroffen Er zijn geen vlinders of libellen aangetroffen
9
2.3. Verkorte rapportage van het Natuurloket Het Natuurloket geeft per kilometerhok aan hoeveel soorten van de onderscheiden soortgroepen in de verschillende categorieën beschermde soorten of op de rode lijst (RL) voorkomen en of er ook soorten voorkomen die op grond van de Vogelrichtlijn (VR) of Habitatrichtlijn (HR) beschermd zijn. Het onderzochte perceel ligt in de kilometerhokken 59-387 en 59-388. Omdat de gebouwen zich in kilometerhok 59-388 bevinden is daarvoor de verkorte rapportage opgevraagd. Binnen dat kilometerhok bevinden zich naast de kern Vlake akkers en graslanden diverse dijken, watergangen, wegen, verspreide bebouwing en het Kanaal door ZuidBeveland. Topografische kaart met ligging kilometerhok
Het Natuurloket laat voor dit kilometerhok de volgende tabellen zien:
10
2.4. Overige bronnen Vaatplanten: De gronden oostelijk van het onderzochte perceel maken onderdeel uit van de beheereenheid Yerseke Moer van het Zeeuwse Landschap. Uit de toelichting op de aanwijzing van het Natura 2000-gebied en diverse andere publicaties is bekend dat in dat beheergebied (en mogelijk dus ook het betreffende kilometerhok (veelal zoutminnende) soorten als Zeeaster, Zilte Rus, Schorrezoutgras, Zeekraal, Aardbeiklaver, Behaarde boterbloem, Hopklaver, Kamgras, Spiraalruppia, Veldgerst, Muizenstaart en Fijn goudscherm voorkomen. Zoogdieren: Volgens de atlas Zoogdieren in Zeeland komen in de omgeving van deze locatie de volgende soorten voor: Egel, Mol, Haas, Konijn, Woelrat, Muskusrat, Bruine rat en Bunzing. Daarnaast zullen wellicht nog enkele muizensoorten voor kunnen komen. Vogels: Volgens de beschrijving van het Natura 2000-gebied komen in de omgeving onder meer Kneu, Spotvogel en Braamsluiper voor. Die soorten komen voor in struweel, dat zich niet op het agrarisch perceel zelf, maar wel in de directe omgeving voorkomt. Verder zijn de aangrenzende graslanden in beheer bij het Zeeuwse Landschap, evenals de Yerseke Moer zelf in de winter een belangrijke pleisterplaats voor ganzen, smienten en goudplevieren. Deze binnendijkse zoute en natte graslanden zijn ook van belang voor weidevogels als Tureluur, Grutto en Kluut. Minder talrijk worden op dergelijke percelen onder meer Bergeend, Slobeend, Wintertaling, Zomertaling en Watersnip aangetroffen. Amfibieën en reptielen: Op basis van verspreidingsgegevens van RAVON zit hier Gewone pad,
volgens het Zeeuwse Lanschap komt hier ook de Groene kikker (sp) voor. Vissen: De atlas van de Nederlandse zoetwatervissen geeft voor deze omgeving het voorkomen van Driedoornige en Tiendoornige stekelbaars aan.
2.5. Analyse op basis van de beschikbare gegevens Op grond van de globale rapportage van het Natuurloket, is in combinatie met de uitgevoerde inventarisatie, de geschiktheid van aanwezige biotopen voor de beschermde soorten en informatie uit verspreidingsatlassen voor de verschillende soortgroepen nagegaan welke soorten naar alle waarschijnlijkheid kunnen of zullen voorkomen. Vaatplanten Tijdens het veldbezoek zijn op het onderzochte perceel geen beschermde soorten of soorten van de rode lijst aangetroffen. Het Natuurloket geeft aan dat in dit kilometerhok een beschermde soort van tabel 1, twee soorten van tabel 2/3 en elf soorten van de rode lijst voorkomen. Gelet op het agrarische beheer is niet te verwachten dat beschermde soorten of soorten van de rode lijst op het onderzochte perceel voorkomen. Waarschijnlijk zijn die aangetroffen op de oostelijk gelegen graslanden die in beheer zijn bij het Zeeuwse Landschap. Zoogdieren Tijdens het veldonderzoek zijn geen (sporen van) zoogdiersoorten aangetroffen. Het Natuurloket kent negen soorten, waarvan vier soorten van tabel 1, twee soorten van tabel 2/3, een soort van de rode lijst, een soort van bijlage II en een soort van bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Bij de tabel 2/3 en Habitatrichtlijnsoorten zal het waarschijnlijk om een vleermuissoort gaan. Die dieren kunnen boven het gebied foerageren en/of een verblijfplaats in een van de gebouwen in Vlake hebben. Het voorkomen van de Egel, Mol, Haas, Konijn, of Bunzing op het grasland of rond de gebouwen is niet uit te sluiten. Vogels Bij het Natuurloket zijn voor dit kilometerhok 125 soorten bekend, waarvan er 32 op de rode lijst staan. De bij de veldinventarisatie aangetroffen Boerenzwaluw staat op de rode lijst maar huist niet in de opstallen op het onderzochte terrein. De graslanden van het perceel zullen naar verwachting mede een functie vervullen voor overwinterende vogels en in het voorjaar wellicht ook voor weidevogels.
11
Reptielen en amfibieën Alhoewel geen amfibieën zijn waargenomen is het goed mogelijk dat die in de sloten rond het gebied een leefgebied hebben. Bij RAVON zijn in de regio geen waarnemingen van reptielen bekend; er kan van worden uitgegaan dat die hier niet voorkomen. Vissen Bij het Natuurloket is een bijlage 2/3 vissoort bekend. Op basis van de beschikbare informatie is niet te achterhalen om welke soort dit kan gaan. De rond het perceel aanwezige sloten kunnen mogelijk een geschikt leefgebied vormen voor Drie- of Tiendoornige stekelbaars Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Het kilometerhok is volgens het Natuurloket goed onderzocht op vlinders en redelijk op libellen; er zijn geen beschermde soorten bekend.
12
3. Effecten van de voorgenomen activiteiten op flora en fauna 3.1. In beschouwing te nemen activiteiten Het is de bedoeling om aan de Kamperweg 6 te Vlake een Speel- en educatieboerderij te stichten. Het is een nieuw concept waarin landbouw, educatie en dagrecreatie samen gaan. Belangrijke elementen in het plan zijn: gezonde voeding, bio-based landbouw, educatie, duurzaamheid en omgeving en moderne landbouw. Voor een globaal idee van de verschillende elementen zie bijgaande schets en bijlage 2. De plannen zijn inmiddels verder ontwikkeld en de uiteindelijke inrichting zal enigszins afwijken van deze schets.
Bij de realisering van het project worden een tweetal schuren gesloopt, de te handhaven schuur wordt uitgebreid en op het terrein worden diverse speeltoestellen, een uitkijktoren en huisvesting voor landbouwhuisdieren gebouwd en een vijver gegraven. In het kader van deze quick- scan worden de effecten in zowel de bouw- als de gebruiksfase beschouwd. Er wordt in dit hoofdstuk alleen ingegaan op zowel de effecten op flora en fauna op het onderzochte perceel als op de externe effecten op het nabijgelegen als natuur beheerde weiland van het Zeeuwse Landschap.
3.2. Effecten op flora Op het perceel Kamperweg 6 komen voornamelijk Engels raaigras en diverse algemene plantensoorten voor. Zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase blijft de begroeiing voor het overgrote deel in stand. De plannen hebben naar verwachting geen of nauwelijks effect op de floristische waarden van het perceel. Het is niet de bedoeling het aangrenzende weidegebied van het Zeeuwse Landschap bereikbaar te maken. Ook daar zijn geen (externe) effecten op de flora te verwachten.
3.3. Effecten op zoogdieren Op het perceel komen enkele soorten kleine grondgebonden zoogdieren voor, of die zijn er te verwachten. De te slopen stallen worden voor zover viel te overzien niet gebruikt door zoogdieren. De dieren gebruiken het perceel om er te foerageren of hun hol te graven. Tijdens de bouwfase zullen zij het perceel zoveel mogelijk vermijden of ontvluchten. Of het perceel in de gebruiksfase
13
voor die dieren te gebruiken is zal in belangrijke mate afhangen van de toekomstige inrichting van het terrein. Een inrichting met. kleinschalige akkertjes, een kruidentuin, een boomgaard en wellicht lokaal wat opgaande beplanting maakt het terrein beter dan nu geschikt voor kleine grondgebonden zoogdiersoorten. Vleermuizen hebben geen verblijfplaats in de te slopen schuren en foerageren alleen boven het gebied; die functie wordt niet aangetast door de plannen.
3.4. Effecten op vogels De te slopen gebouwen bieden geen broedgelegenheid aan vogels als de Boerenzwaluw of Gierzwaluw. In de huidige situatie wordt het terrein door diverse vogelsoorten gebruikt om er te rusten, foerageren en (afhankelijk van de intensiteit van beweiding) wellicht door weidevogels om er een nest te bouwen. Met de nieuwe inrichting zullen de mogelijkheden daarvoor voor een belangrijk deel verdwijnen. In de omgeving blijft er voldoende foerageer- en rustgelegenheid voor vogels uit het nabijgelegen Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer. Voor struweelvogels biedt de beoogde kleinschalige inrichting wellicht mogelijkheden om op het terrein te broeden. Niet te verwachten is dat de realisatie van de plannen van invloed zal zijn op de staat van instandhouding van de vogels in dat gebied.
3.5. Effecten op amfibieën en reptielen De sloten die aan het perceel grenzen kunnen een voortplantingsbiotoop en/of overwinteringsplaats bieden aan Gewone pad en Groene kikker (sp). De Gewone pad kan in de nieuwe situatie wellicht ook overwinteren op overhoekjes van het perceel zelf. Met uitzondering van een aan te leggen duiker om het aan te leggen parkeerterrein te kunnen bereiken blijven de sloten in tact. Op deze soortgroep zijn geen negatieve effecten te verwachten. Een te graven vijver kan afhankelijk van de inrichting en het beheer een nieuw biotoop voor amfibieën worden.
3.6. Effecten op vissen Ook voor de vissen geldt dat bij handhaving van de sloten geen effecten te verwachten zijn.
3.7. Effecten op vlinders, libellen en overige ongewervelden Het perceel bestaat vrijwel geheel uit kort begraasd grasland. Dit is geen geschikt biotoop voor vlinders, libellen en overige ongewervelden. Deze soorten zullen zich vooral ophouden bij de ruigtes rond de slootkanten en gebruiken die wat hogere vegetatie om eieren af te zetten, zich te verpoppen of te foerageren. Die situatie blijft gehandhaafd en op deze soorten zijn dan ook geen effecten te verwachten.
3.8. Cumulatieve effecten In de omgeving van het onderzochte gebied zal in 2016 een nieuwe 380 KV-
hoogspanningstracé worden aangelegd. Dit tracé dient ter vervanging van een te saneren tracé ten zuiden van snelweg en spoorweg over het kanaal door Zuid-Beveland. Het definitieve inpassingsplan zal eind 2015 worden vastgesteld. Op de website http://www.zuidwest380kv.nl/ zijn geen onderzoeken naar de effecten op de natuur terug te vinden. Te verwachten is dat het nieuwe tracé slachtoffers kan maken bij voedselvluchten of slaaptrek van vogels uit de Yerseke Moer en het weiland van Zeeuws Landschap dat aan het perceel aan de Kamperweg 6 grenst, maar ook op tussen de Oosterschelde en Westerschelde trekkende vogels. Met name bij slechte weersomstandigheden zien vogels de hoogspanningsdraden te laat en kunnen zij die niet meer ontwijken. Betrouwbare getallen over draadslachtoffers zijn niet bekend en locatieafhankelijk: hoe belangrijk is het gebied voor vogels en worden al dan niet dagelijkse of seizoentrekbanen doorsneden. Bij zware bundelgeleiders voor 220- en 380 kV-tracé’s is het probleem overigens een stuk kleiner dan bij 50 of 150 KV-tracé’s. Om het risico op botsingen te verkleinen kunnen de kabels worden voorzien van (vaak wit of rood gekleurde) bollen of zogenaamde varkenskrullen. Niet bekend is of dergelijke voorzieningen worden getroffen. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat het initiatief van de aanvragers samen met het hoogspanningstracé tot significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden zal leiden. P a t r i j
14
4. Mogelijk te nemen maatregelen om effecten te voorkomen, ongedaan te maken of te compenseren Waar mogelijk zal moeten worden voorkomen dat er verboden uit de Flora en faunawet worden overtreden. Daarvoor wordt bekeken of er maatregelen mogelijk zijn die de effecten die in hoofdstuk 3 zijn beschreven kunnen voorkomen, ongedaan maken of zo nodig compenseren. Voor de verschillende soortgroepen wordt hier nader op ingegaan.
Vaatplanten Er gaan bij realisatie van de plannen op het perceel zelf geen floristische waarden verloren. De actueel of potentieel meest waardevolle delen binnen het betreffende kilometerhok zullen liggen op het aangrenzende, door het Zeeuwse Landschap beheerde perceel. Hert verdient dan ook de voorkeur de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg over het westelijk aangrenzende agrarische perceel te laten lopen. Mitigatie of compensatie is met betrekking tot vaatplanten niet aan de orde.
Vogels De kans op verstoring van broedende of foeragerende vogels is het grootst op het aangrenzende, bij het Zeeuwse Landschap in beheer zijnde perceel. Het verdient in verband daarmee aanbeveling de meer intensieve onderdelen van het plan te situeren rond de her in te richten loods, en met name de zuid-oostelijke zone zo rustig mogelijk te houden. Met opgaande beplanting en struweel bij de nieuwe inrichting wordt broedgelegenheid gecreëerd en kan de nieuwe recreatieve functie landschappelijk worden ingepast.
Zoogdieren Voor kleine grondgebonden zoogdieren is de aanwezigheid van voldoende dekking en schuilplaatsmogelijkheden, bijvoorbeeld in de vorm van ruigtes van belang. Ook voor deze soortgroep kan beplanting bijdragen aan verbetering van het biotoop.
Amfibieën en vissen De aanwezige sloten hebben een agrarisch profiel ,met steile oevers. In ondiepe zones warmt het water sneller op en ontstaat een gunstig voortplantingsbiotoop voor amfibieën en vissen, terwijl ook vogels hiervan kunnen profiteren. De mogelijkheden om plaatselijk wat minder steile oevers te creëren bij de nieuwe vijver of de bestaande sloten zouden waar mogelijk benut kunnen worden.
15
5. Toets aan het ruimtelijk (natuur)beleid De familie van de Wouw heeft het initiatief genomen om aan de Kamperweg 6 op een (voormalig) agrarisch bouwperceel een speel- en educatieboerderij te stichten. Het ruimtelijk (natuur)beleid dat hiervoor van toepassing. Is leidt tot de volgende conclusies.
gemeente Reimerswaal De structuurvisie Buitengebied van de gemeente Reimerswaal maakt een dergelijke nieuwe economische drager onder voorwaarden mogelijk. In het bestemmingsplan Buitengebied is hiervoor onder meer ter plaatse van de Kamperweg 6 een afwegingszone natuurgebieden opgenomen. Dit is een zone van 100 meter rond een aangrenzend natuurgebied in beheer bij het Zeeuwse Landschap. Bij de invulling van de nieuwe economische drager dient rekening gehouden te worden met het behoud van de openheid van het gebied en de verstoringsgevoeligheid van het natuurgebied. Anderzijds is er ter plaatse ook een aanduiding ‘Ruimte voor verdichting’ opgenomen die mogelijk op gespannen voet kan staan met de gewenste openheid. Een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarbij het perceel in de richting van het natuurgebied een meer open karakter heeft is daarom geboden. Bij de nog te bepalen nadere inrichting zal daarbij rekening mee gehouden moeten worden. Indien bij de inrichting bouwwerken worden geplaatst met een fundering die graven dieper dan 40 cm noodzakelijk maakt, is raadpleging vooraf van een archeologisch deskundige nodig.
Provincie Zeeland De provincie Zeeland staat onder voorwaarden nieuwe economische dragers in het buitengebied toe. In de Verordening Ruimte is geregeld dat bij nieuwe ontwikkelingen binnen een zone van 100 meter rond natuurgebieden inzicht wordt gegeven in een afweging van natuurbelangen. Hierin dient aandacht te worden besteed aan de wijze waarop rekening is gehouden met de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuurgebieden en dient aannemelijk te worden gemaakt dat geen onevenredige aantasting van de bedoelde kenmerken en waarden plaatsvindt. In deze rapportage zijn een aantal inrichtingsvoorstellen gedaan om de aantasting zo veel mogelijk te voorkomen. Als die worden uitgevoerd wordt onevenredige aantasting voorkomen.
Rijk De Yerseke en Kapelse Moer zijn aangewezen als Natura 2000-gebied voor de habitats H1310: Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) en H1330B: (binnendijkse) Schorren en zilte graslanden alsmede voor de vogelsoorten A041 Kolgans en A050 Smient waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones: Realisatie van de plannen heeft geen enkele invloed op de beschermde Habitats in het Natura 2000gebied. Er heeft met de nieuwe bestemming een zekere intensivering van het gebruik van het landbouwperceel plaats waardoor de geschiktheid voor foeragerende Ganzen en Smienten afneemt. In de huidige situatie is de functie voor die soorten beperkt en in de directe omgeving is voldoende foerageergebied aanwezig. Er is dan ook geen sprake van significant negatieve effecten.
16
6. Toets aan de Flora- en faunawet Op het onderzochte perceel zijn enkele op grond van de Flora- en faunawet beschermde soorten aangetroffen en voor enkele andere soorten biedt het perceel een geschikt leefgebied zodat verwacht kan worden dat die hier kunnen voorkomen.. Het gaat om verschillende soorten vogels, Egel, Mol, Haas, Konijn, Woelrat, Bunzing Groene kikker en Gewone pad. Toetsing aan de Floraen faunawet is daarom aan de orde. Met uitzondering van de vogels betreft het beschermde soorten van de lichtste categorie (tabel1). Hiervoor geldt een vrijstellingsregeling. Voor alle soorten geldt wel de algemene zorgplicht op grond van artikel 2 van de Wet. Niet uit te sluiten is dat de tabel 1-soorten bij het bouwen en de exploitatie van een speel- en educatieboerderij verstoord kunnen worden. Er dient voor gezorgd te worden dat zij dan weg kunnen vluchten om een goed heenkomen te zoeken. In het voorjaar en de zomer kunnen diverse weidevogelsoorten een nest op het nabijgelegen perceel van het Zeeuwse Landschap hebben; in het najaar en de winter kunnen onder meer ganzensoorten daar rusten en foerageren. Zowel in de bouw- als in de exploitatiefase kunnen vogels daardoor verstoord worden. Doordat er geen sprake is van opzettelijke verontrusting, is er geen sprake van het overtreden van artikel 10 van de Flora- en faunawet (zie bijlage 3) Vanuit de algemene zorgplicht is het gewenst bij de inrichting van het terrein de mogelijkheden voor verstoring te beperken door aan de randen van het perceel de minder intensievere onderdelen van het plan te situeren. Indien rekening gehouden wordt met het bovenstaande worden gen verboden uit de Flora- en faunawet overtreden en is het niet nodig een ontheffing ex artikel 75 aan te vragen.
17
7. Conclusies en advies De familie van de Wouw exploiteert vanaf de locatie Kamperweg 6 te Vlake een akkerbouwbedrijf. Vanwege onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse is het bedrijf verplaatst naar de Kruiningerpolder. Op de daardoor vrijgekomen locatie aan de Kamperweg willen ze een spel- en educatieboerderij oprichten. Bezoekers kunnen hier op een speelse manier kennis maken met het boerenbedrijf waarbij de nadruk zal liggen op kleine landbouwhuisdieren, duurzaamheid, educatie, bio-based landbouw en gezonde voeding. Het gemeentelijk, provinciaal en landelijk ruimtelijk beleid laat een dergelijke nieuwe economische drager in het gebied onder voorwaarden toe. De gemeente wil dat er een nieuwe ontsluiting vanaf de Kanaalweg wordt gerealiseerd, zodat de kern Vlake niet alle bezoekers te verwerken krijgt. Verder zullen geen negatieve effecten mogen optreden op het aangrenzende natuurgebied dat in beheer is bij het Zeeuwse Landschap en/of het iets verder weg gelegen Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer. Op dit moment is het perceel in gebruik als paardenweide, en zijn de natuurwaarden beperkt. De te slopen bedrijfsgebouwen bieden geen verblijfplaats aan vleermuizen, vogels of kleine grondgebonden zoogdieren en kunnen zonder bijzondere maatregelen worden afgebroken. Om mogelijk negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen verdient het de voorkeur de nieuwe ontsluitingsweg buiten het natuurgebied van het Zeeuwse Landschap om te projecteren, de gebouwen en intensieve planonderdelen te concentreren en landschappelijk in te passen en naar de randen van het perceel toe aan te sluiten op het open landschap en daar de meer extensieve planonderdelen te situeren. Bij een dergelijke inrichting wordt voldoende rekening gehouden met de natuurwaarden op het aangrenzende natuurgebied en is er geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig. Significante effecten op het verder weg gelegen Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer zijn niet te verwachten.
18
Bijlagen
Bijlage 1
Verboden uit de Flora- en faunawet
Bijlage 2
Beschrijving elementen van de Speel- en educatieboerderij
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen
19
Bijlage 1
Verboden uit de Flora- en faunawet
Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
20
Bijlage 2
Beschrijving elementen van de Speel- en educatieboerderij
21
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen o
Website ministerie van EL&I - Natura 2000-gebieden
o
Website provincie Zeeland
o
Website gemeente Reimerswaal
o
De amfibieën en reptielen van Nederland R. Creemers e.a. Nationaal Natuurhistorisch museum Naturalis 2009
o
Website Wouw Agro
o Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen H. de Nie Media publishing Int bv 1997 o Website Zoogdiervereniging o
Website RAVON
22
BIJLAGE 3 Stikstofdepositieberekening AERIUS, d.d. oktober 2015, Engberts Adviseurs
Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten geven de stikstofeffecten van deze activiteit weer voor haar omgeving. Tot de omgeving behoren zowel Natura 2000gebieden als beschermde natuurmonumenten. Calculator maakt enkel voor de PAS-gebieden inzichtelijk welke stikstofgevoelige habitattypen er voor komen en op welke hiervan een effect is. Op basis hiervan is aangegeven voor hoeveel hectares ontwikkelingsruimte benodigd is. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en stikstofoxide (NOx), of één van beide. Hiermee is de depositie van de activiteit berekend en uitgewerkt. Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.
Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen
Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: www.aerius.nl. 2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 1/11
Berekening voor vergunningaanvraag
Contact
Activiteit
Rechtspersoon
Inrichtingslocatie
Engberts Adviseurs
Kamperweg 6, 4417 PC Hansweert
Omschrijving
AERIUS kenmerk
Wouw Wijzer
2FRnz55cdM
Datum berekening
Rekenjaar
08 oktober 2015, 20:49
2015
Totale emissie
Depositie Hectare met hoogste projectbijdrage (mol/ha/j)
Situatie 1
NOx
-
NH3
668,20 kg/j
Natuurgebied
Provincie
Oosterschelde
Zeeland
Situatie 1
0,32
Toelichting
Berekening voor vergunningaanvraag
Verkennende berekening
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 2/11
Berekening voor vergunningaanvraag Locatie Situatie 1
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 3/11
Berekening voor vergunningaanvraag Emissie (per bron)
Naam Locatie (X,Y)
Situatie 1
Uitstoothoogte Warmteinhoud NH3
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
Bron 1 59404, 388065 5,0 m 0,0 mw 668,20 kg/j
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 4/11
Berekening voor vergunningaanvraag
Dier
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
RAV code
Omschrijving
A 1.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
A 3.100
Aantal Stof dieren
Emissiefactor (kg/dier/j)
Emissie
25 NH3
13,000
325,00 kg/j
overige huisvestingssystemen (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig)
18 NH3
4,400
79,20 kg/j
D 1.2.100
overige huisvestingssystemen (Varkens; fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kg; kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)) (Overig)
6 NH3
8,300
49,80 kg/j
D 1.1.100
overige huisvestingssystemen (Varkens; fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kg; biggenopfok (gespeende biggen)) (Overig)
18 NH3
0,690
12,42 kg/j
D 3.3.2
overige huisvestingssystemen scharrel vleesvarkens (Varkens; vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking; scharrel vleesvarkens ) (Overig)
54 NH3
3,000
162,00 kg/j
A 2.100
overige huisvestingssystemen (Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig)
6 NH3
4,100
24,60 kg/j
E 2.100
overige huisvestingssystemen nietbatterijhuisvesting (Kippen; legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen) (Overig)
25 NH3
0,315
7,88 kg/j
E 5.9.1.1.1 00
uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen) (Kippen; vleeskuikens) (BWL 2009.08)
50 NH3
0,070
3,50 kg/j
C 1.100
overige huisvestingssystemen (Geiten; geiten ouder dan 1 jaar) (Overig)
2 NH3
1,900
3,80 kg/j
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 5/11
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie natuurgebieden
Hoogste projectbijdrage (Oosterschelde)
Hoogste projectbijdrage per natuurgebied
Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn Habitatrichtlijn, Beschermd natuurgebied Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 6/11
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie PASgebieden
Natuurgebied
Hoogste depositie (mol/ha/j)
Oosterschelde
0,32
Westerschelde & Saeftinghe
0,06
Overschrij- Ontwikkelingsding KDW ruimte beschikbaar
-
Geen overschrijding Wel overschrijding Ontwikkelingsruimte beschikbaar* Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar In tenminste één hectare is meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte uitgegeven *
Berekening voor vergunningaanvraag
Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van de Nb-wet wordt vastgesteld of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en of dat significante verslechtering uitgesloten kan worden.
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 7/11
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie per Oosterschelde habitattype Habitattype
Hoogste depositie (mol/ha/j)
Overschrij- Ontwikkelingsding KDW ruimte beschikbaar
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks)
0,32
-
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)
0,32
-
H1320 Slijkgrasvelden
0,07
-
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks)
0,07
Westerschelde & Saeftinghe Habitattype
Hoogste depositie (mol/ha/j)
Overschrij- Ontwikkelingsding KDW ruimte beschikbaar
H1320 Slijkgrasvelden
0,06
-
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks)
>0,05
-
Geen overschrijding Wel overschrijding Ontwikkelingsruimte beschikbaar* Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar In tenminste één hectare is meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte uitgegeven *
Berekening voor vergunningaanvraag
Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van de Nb-wet wordt vastgesteld of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en of dat significante verslechtering uitgesloten kan worden.
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 8/11
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie resterende gebieden
Natuurgebied
Hoogste depositie (mol/ha/j)
Yerseke en Kapelse Moer
4,33
Overschrij- Ontwikkelingsding KDW ruimte beschikbaar
-
Geen overschrijding Wel overschrijding
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 9/11
Berekening voor vergunningaanvraag Depositie per Yerseke en Kapelse Moer habitattype Habitattype
Hoogste depositie (mol/ha/j)
Overschrij- Ontwikkelingsding KDW ruimte beschikbaar
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks)
4,33
-
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)
1,64
-
Geen overschrijding Wel overschrijding
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 10/11
Berekening voor vergunningaanvraag Disclaimer
Hoewel verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van een vergunningaanvraag, kunnen er geen rechten aan worden verleend. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. Bovenstaande gegevens zijn enkel bruikbaar tot er een nieuwe versie van AERIUS beschikbaar is. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in de Benelux. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden.
Rekenbasis
Deze berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS versie 2014.1_20150903_de05cf2bce Database versie 2014.1_20150825_fb538daf31 Meer informatie over de gebruikte data, zie www.aerius.nl/methodiek
Berekening voor vergunningaanvraag
Situatie 1
2FRnz55cdM (08 oktober 2015) pagina 11/11
BIJLAGE 4 Archeologisch bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, d.d. september 2015, Sagro Milieu Advies
Wouw Wijzer Kamperweg 6 (Vlake) 4417 PC Hansweert
Onze referentie
:
RvdW/HJB/23156005-C1
Betreft
:
Archeologisch Vooronderzoek
Contactpersoon
:
Jochem Boschloo
’s-Heerenhoek,
E-mail:
13 oktober 2015
[email protected]
Geachte mevrouw Van de Wouw, Naar aanleiding van uw opdrachtbevestiging is recentelijk een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek afgerond voor de locatie Kamperweg 6 te Hansweert. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor het plangebied bestaat een hoge archeologische verwachting met betrekking tot eventuele waarden uit de ijzertijd / Romeinse tijd in de top van intact Hollandveen alsook voor eventuele waarden uit de middeleeuwen / nieuwe tijd vanaf circa 30-50 centimeter beneden maaiveld in de Duinkerke afzettingen. Bij het inventariserend veldonderzoek werd tot circa 60-90 centimeter onder maaiveld een verstoorde / opgebrachte laag aangetroffen. Daaronder werden Duinkerke komkleiafzettingen waargenomen tot op het Hollandveen. In twee gevallen bleek het profiel verstoord tot in het Hollandveen, waarschijnlijk als gevolg van voormalige kavelsloten. Aanwijzingen voor moernering zijn niet aangetroffen. De top van het Hollandveen bleek grotendeels intact aanwezig vanaf circa 80-90 centimeter beneden maaiveld. Opmerkelijk was een kleilaag in het Hollandveen. Deze is op basis van de stratigrafische positie geïnterpreteerd als Duinkerke 0. Onder het Hollandveen werd - conform verwachting - op circa 2 meter beneden maaiveld Calais klei aangeboord. Op basis van de bevindingen blijkt dat de hoge archeologisch verwachting ten aanzien van zowel eventuele waarden uit de middeleeuwen / nieuwe tijd alsook die uit de ijzertijd / Romeinse tijd moet worden gehandhaafd. Indien bodemroerende werkzaamheden ter plaatse van de nieuwbouw dieper zullen reiken dan 70 centimeter onder het huidige maaiveld wordt aanvullend archeologisch onderzoek aanbevolen. Ook indien het niet mogelijk blijkt de huidige opstallen enkel bovengronds te slopen zal aanvullend onderzoek moeten worden verricht. Het rapport in haar huidige vorm is een conceptrapport. Deze dient ter beoordeling te worden ingediend bij de gemeente Reimerswaal. Wij vertrouwen erop u hiermee van dienst te zijn geweest en danken u voor uw opdracht. Hoogachtend, SMA Zeeland B.V. Ir. R. van de Woestijne Bijlagen: Concept Rapport [x1] Sagro Milieu Advies Zeeland B.V.
Postbus 25
E
[email protected]
Rabobank Beveland 34.60.39.169
Heinkenszandseweg 22
4453 ZG ‘s-Heerenhoek
I
www.smazeelandbv.nl
BIC RABONL2U
4453 VG ‘s-Heerenhoek
T +31 113 352 222
IBAN NL63 RABO 0346 0391 69
F +31 113 352 208
KvK Middelburg 22038560 BTW nr. NL8044.04.070.B01
- Concept -
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Kamperweg 6’, Vlake, Gemeente Reimerswaal J. E. van den Bosch
- Concept -
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Kamperweg 6’, Vlake, Gemeente Reimerswaal J. E. van den Bosch
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Kamperweg 6’, Vlake, Gemeente Reimerswaal J. E. van den Bosch SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek © SOB Research Heinenoord, september 2015 ISBN/EAN: 978-94-6192-XXX-X SOB Research Project nr.: 2341-1507
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Kamperweg 6’, Vlake, Gemeente Reimerswaal Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Planontwikkeling Archeologisch onderzoek Opdrachtverlening Doel van het onderzoek Fasering Onderzoeksteam
3 3 3 4 4 5 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken Archeologisch Bureauonderzoek Archeologisch Verwachtingsmodel Veldonderzoek Rapportage
9 9 9 9 10
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Archeologisch Bureauonderzoek Geologische gegevens Archeologische gegevens Historische gegevens Luchtfoto’s Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologisch Verwachtingsmodel
11 11 14 20 25 26 27
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Resultaten veldonderzoek Inleiding Booronderzoek Bodemopbouw Archeologische indicatoren
29 29 29 31 33
5. 5.1 5.2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting en conclusies Aanbevelingen
35 35 37
Literatuur
39
Verklarende woordenlijst
41
Bijlage 1:
Administratieve gegevens
43
Bijlage 2:
Archeologische en geologische tijdschaal
45
Bijlage 3:
Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke, klassieke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003
47
Overzicht Boorgegevens
49
Bijlage 4:
1
Bijlage 5:
SOB Research: Gegevens
51
2
1. Inleiding 1.1 Planontwikkeling Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure/ bestemmingsplanwijziging voor de realisatie van een 'edutainmentboerderij', ter plaatse van de Kamperweg 6 te Vlake (Gemeente Reimerswaal). In het kader van de planrealisatie zullen een oude, in het verlengde van de bestaande woning gelegen schuur (met een omvang van 9 x 18 meter) en een aardappelenschuur (met een omvang van 15 x 15 meter) worden afgebroken. Aansluitend op de bestaande, aan de Ringweg gelegen landbouwschuur, zal nieuwe bebouwing worden gerealiseerd, met een totale oppervlakte van circa 920 m² (zie Afbeelding 6). Dit betreft een binnenterras (met een omvang van 15 x 15 meter), met daar omheen een binnenspeelplaats (met een omvang van 17.5 x 15 meter), een horeca/ multifunctioneel gebouw (met een omvang van 15 x 20 meter) en een entreegebouw/ receptie (met een omvang van 17 x 8 meter). Daarnaast zal een nieuwe parkeerplaats met 86 parkeerplaatsen worden aangelegd, met een omvang van circa 17 x 110 meter en een oppervlakte van circa 1900 m²). Tevens zal waarschijnlijk ook een nieuwe toegangsweg worden aangelegd, met een lengte van circa 345 meter, een breedte van 15 meter en een oppervlakte van circa 5200 m². De parkeerplaats en de toegangsweg zullen worden aangelegd bovenop het huidige maaiveld. Het gehele onderzoeksgebied, de zones waar de sloop-, aanleg- en bouwwerkzaamheden worden voorzien, beslaat een oppervlakte van circa 0.86 hectare (zie Afbeelding 2 t/m 6).
Afbeelding 1. De ligging van het plangebied (rode stip) in Nederland.
1.2 Archeologisch onderzoek Op de kaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Buitengebied, 2e herziening’ wordt ter plaatse van het plangebied een zone met een dubbelbestemming weergegeven (Waarde Archeologie - 2). 1 Voor een dergelijke zone geldt op basis van artikel 37 van de bestemmingsplanregels een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar nieuwe bouwwerken worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 250 m² en wanneer daar bodemverstoringen worden voorzien. met een oppervlakte van meer dan 250 m² en met een diepte van meer dan 0.4 meter beneden het maaiveld. In het kader van de vergunningprocedure moest dan ook in eerste instantie een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig) worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorgcyclus. 1
Dit bestemmingsplan is door de Gemeente Reimerswaal definitief vastgesteld op 3 maart 2015
3
Het Archeologisch Bureauonderzoek betreft het gehele plangebied, inclusief de toegangsweg en de parkeervakken. In overleg met de opdrachtgever is besloten om het Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen vooralsnog te beperken tot de locatie van de nieuwbouw achter de bestaande landbouwschuur.
1.3 Opdrachtverlening Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 14 juli 2015) heeft SMA Zeeland B.V. op 28 juli 2015, namens de heer Van der Wouw, aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren.
Afbeelding 2. De ligging van het plangebied (gemarkeerd met een rode stip) in de Provincie Zeeland.
1.4 Doel van het onderzoek Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was om op basis van de bestaande archiefinformatie de gespecificeerde archeologische verwachting voor deze locatie nader vast te stellen. Het doel van het booronderzoek (IVO-Overig) was om deze gespecificeerde archeologische verwachting nader te toetsen.
4
Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de bodemopbouw, de landschapsgeschiedenis, de daarmee samenhangende bewoningsmogelijkheden in het verleden, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische horizonten, de kans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, de aanwezigheid van mogelijke bodemverstoringen en de kans dat mogelijk aanwezige archeologische resten als gevolg van de met de planrealisatie samenhangende bodemverstoringen verloren zouden kunnen gaan.
1.5 Fasering In eerste instantie is het Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd en is het daarop gebaseerde, gespecificeerde Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Daarna is op 19 augustus 2015 het veldonderzoek (IVO-Overig) uitgevoerd. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies en het daarop gebaseerde advies, zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
1.6 Onderzoeksteam Het onderzoek is uitgevoerd door: M. W. A. de Koning R. Danker (AWN Zeeland) J. E. van den Bosch
bureauonderzoek, veldwerk assistentie veldwerk bureauonderzoek en rapportage
Afbeelding 3. De ligging van het plangebied (rood omkaderd en de rode lijn), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Bron: Topografische Dienst, Emmen. Schaal 1: 25.000.
5
Afbeelding 4. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. De bestaande bebouwing is grijs gemarkeerd, de begrenzing van de te handhaven en te realiseren bebouwing is blauw gemarkeerd en de noordelijke begrenzing van de nieuwe parkeerplaats is gemarkeerd met een groene lijn. Schaal 1: 2.500.
6
Afbeelding 5. De bestaande situatie ter plaatse van het plangebied. Bron: opdrachtgever. Schaal 1: 10.000. 7
Afbeelding 6. De beoogde, nieuwe situatie ter plaatse van het plangebied. Bron: opdrachtgever. Schaal 1: 10.000. 8
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Archeologisch Bureauonderzoek Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was het verwerven van informatie, op basis van bestaande bronnen, over bekende of te verwachten archeologische waarden, ter plaatse - of in de omgeving - van het plangebied Dit om op basis daarvan een gespecificeerde, archeologische verwachting (Archeologisch Verwachtingsmodel) vast te stellen. In het kader van de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn diverse archieven geraadpleegd, waaronder de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis3; N.B. dit systeem is als gevolg van een systeemfalen al sinds begin mei 2015 slechts voor een zeer beperkt deel toegankelijk), TNO-GDN, de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, het Zeeuws Archeologisch Archief, de AWN, Afdeling Zeeland en de Topografische Dienst. Daarnaast is er over het plangebied en de directe omgeving daarvan nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen. Het Archeologisch Bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, protocol 4002 Bureauonderzoek en de ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014’ (Provincie Zeeland, 2014).
2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel Op basis van de bij het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie is het Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Dit betreft de gespecificeerde, archeologische verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom), in relatie met de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).
2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek Op basis van het hiertoe opgestelde Plan van Aanpak is ter plaatse van het plangebied het booronderzoek (IVO-Overig, verkennend) uitgevoerd. Dit ter toetsing van het op basis van het bureauonderzoek opgestelde Archeologische Verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek en de ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014’ (Provincie Zeeland, 2014). De locaties van de boorpunten zijn ingemeten met meetlinten ten opzichte van de hier aanwezige landbouwschuur. De coördinaten zijn vastgesteld op basis van de GBKN, de NAP-hoogtes zijn vastgesteld op basis van het AHN. Het AHN heeft een maximale onnauwkeurigheid van 5 - 10 centimeter. De boringen zijn tot een diepte van maximaal 0.5 meter beneden het maaiveld uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 8 centimeter en zijn vervolgens dieper doorgezet met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter, tot een diepte van 2.35 - 2.6 meter beneden het maaiveld. Bij iedere afzonderlijke boring zijn de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen ingemeten ten opzichte van het maaiveld. Door middel van een booronderzoek kan de mate van intactheid van de bodemopbouw worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse Tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie.
9
Ook voor wat betreft de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen was er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning. Booronderzoek is geen valide methode voor het opsporen van archeologische vindplaatsen. Wel kan met een booronderzoek de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang van mogelijk archeologisch interessante grondlagen globaal worden bepaald en in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook archeologische indicatoren worden getraceerd. Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin, of verstoorde grondlagen.
2.3.2 Oppervlaktekartering Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische vondsten op het maaiveld. In gebieden waar archeologisch relevante horizonten op geringe diepte beneden het maaiveld liggen kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral recent geploegde akkers bieden goede mogelijkheden voor de toepassing van deze onderzoeksmethodiek. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is geconcludeerd dat ter plaatse van het onderzoeksgebied een (sub)recent opgebrachte laag aanwezig was, met een dikte van 0.4 - 0.6 meter (met daarin veel recent materiaal, zoals puin, beton, plastic). Tevens waren ter plaatse van grote delen van het onderzoeksgebied (grind)verharding en grasland aanwezig. De uitvoering van een oppervlaktekartering was daarom niet zinvol.
2.4 Rapportage Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Ter afronding van het Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport opgesteld. Tevens is een advies opgesteld, op basis waarvan een beslissing kan worden genomen ten aanzien van de noodzaak tot een (eventueel) vervolgonderzoek of een planaanpassing. De rapportage is opgesteld in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4002 Bureauonderzoek, de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek en de ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014’ (Provincie Zeeland, 2014). Alle kaarten in het rapport zijn zuid (onder) - noord (boven) georiënteerd, of wanneer dat niet het geval is, voorzien van een noordpijl. SOB Research hanteert voor dit gebied de klassieke nomenclatuur, zoals deze ook door de Rijks Geologische Dienst is gehanteerd bij het opstellen van de Geologische Kaart van Nederland. De door de Mulder et al. (2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie biedt geen enkele meerwaarde voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel, met name in het Holocene gebied gaat hierdoor de mogelijkheid voor een dergelijke koppeling volledig verloren. Daarnaast is er daarbij ook geen goede koppeling mogelijk tussen het reeds sinds 1950 uitgevoerde archeologisch en geologisch onderzoek en de voorgestelde nieuwe lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare, klassieke nomenclatuur toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Voor een overzicht van de klassieke geologische nomenclatuur en de voorgestelde nieuwe terminologie wordt verwezen naar Bijlage 3.
10
3. Archeologisch Bureauonderzoek 3.1 Geologische gegevens 3.1.1 Inleiding Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan is gebruik gemaakt van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland (48 O). 2 Deze door de Rijks Geologische Dienst in 1978 gepubliceerde kaart en de bijbehorende toelichting bieden een gedegen beeld voor wat betreft de geologische opbouw in dit deel van Nederland (zie Afbeelding 7). Daarnaast is gebruik gemaakt van de Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, 49 West Bergen op Zoom en de Geomorfologische kaart van Nederland (Alterra). Tevens zijn de archieven van TNO-GDN (DINO-loket) geraadpleegd. Een nadeel bij het gebruik van de kaarten is de relatieve grofschaligheid van de informatie. De informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie.
Afbeelding 7. De ligging van het plangebied (rood omkaderd en de rode lijn), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland. Bron: van Rummelen, 1978. Schaal 1: 25.000.
3.1.2 Regionale geologische context Het plangebied is gelegen in het West-Nederlandse kustgebied. De Holocene bodemopbouw is ontstaan onder invloed van de voortgaande klimaatsverbetering, die is ingezet na het einde van de laatste IJstijd, het Weichselien (circa 12.000 jaar geleden). Door het smelten van de ijskappen steeg de zeespiegel snel. Hierdoor kwam ter plaatse van de lager gelegen delen van het dekzandgebied basisveen tot ontwikkeling. 2
van Rummelen, 1978
11
Vervolgens overstroomde het westelijk deel van Nederland en ontstond hier een lagunair en estuarien gebied, waar het Basisveen werd afgedekt door klei en zand: de Afzettingen van Calais. Dit betreft getijdeafzettingen. Na verloop van tijd ontstond een meer stabiele fase. Langs de kust ontstonden strandwallen en duinen, waardoor het gebied tegen de overstromingen vanuit zee werd beschermd. Op de Afzettingen van Calais werd, als gevolg van de voortgaande bodemvorming, een laag met Hollandveen afgezet. Aan deze fase van rustige landschapsvorming kwam vanaf circa 250 A.D. een einde. Het gebied overstroomde en er werd (opnieuw) klei en zand afgezet. Deze afzettingen worden gerekend tot de Afzettingen van Duinkerke II. Na een meer stabiele periode tussen circa 800 en 1050 A.D ontstond opnieuw een periode waarin, ondanks de steeds uitgebreidere bedijkingen, in grote delen van Zuid-Beveland regelmatig overstromingen plaatsvonden en nieuwe geulsystemen ontstonden. De Watersnoodramp van 1953 was vooralsnog de laatste van deze reeks van overstromingen. Deze afzettingen worden gerekend tot de Afzettingen van Duinkerke III. 3.1.3 Geologische opbouw ter plaatse van het plangebied Op de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland (48 O) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de code AO.2 (zie Afbeelding 7). Binnen deze zone kan een bodemopbouw worden verwacht met (kom-) Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV, op al dan niet geërodeerde (dekzand-) Afzettingen van de Formatie van Twente.
Afbeelding 8. De globale ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland. Bron: Archis2/ Alterra.
Op de Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, 49 West Bergen op Zoom wordt ter plaatse van het plangebied en de omgeving daarvan een zone weergegeven met de code Mn15a (kalkrijke poldervaaggronden, profielverloop 3, 3 of 4, of 4, GWT VI; zie Afbeelding 8).
12
Op de Geomorfologische Kaart van Nederland wordt ter plaatse van het meest noordelijke deel van het plangebied en direct ten noordwesten van het plangebied een zone weergegeven met de code 3K33 (‘Getij-inversierug’; zie Afbeelding 8). Ter plaatse van het overige deel van het plangebied wordt op deze kaart een zone weergegeven met de code ‘3L27’ (‘Welvingen in plaatselijk gemoerde getijafzettingen, geëgaliseerd; zie Afbeelding 9).
Afbeelding 9. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland. Bron: Archis2/ Alterra.
In het DINO-loket (TNO-GDN) zijn de boorgegevens gearchiveerd van boringen die in het verleden zijn uitgevoerd. In het kader van het onderzoek zijn de gegevens geanalyseerd van 5 in het DINOloket gearchiveerde boringen, die in het verleden in de omgeving van het plangebied zijn uitgevoerd. Dit betreft Boring nr. B48F0340, B48F0341, B48F0342, B48F0493 en B48F0497 (zie Afbeelding 10). De NAP-hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen was niet gearchiveerd. De ter plaatse van deze boringen aangetroffen bodemopbouw komt op hoofdlijnen overeen met de op basis van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000 te verwachten bodemopbouw. Op basis van de analyse en de interpretatie van de boorgegevens kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de deze boringen sprake is van een bodemopbouw met (komklei-) Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen (vanaf een diepte van circa 0.8 - 1.0 meter beneden het maaiveld), op (klei-, op zand-) Afzettingen van Calais IV (vanaf een overwegende diepte van circa 1.6 - 2.0 meter beneden het maaiveld). De zandige Afzettingen van Calais IV werden aangetroffen vanaf een diepte van 2.5 - 3.4 meter beneden het maaiveld, tot de einddiepte van deze boringen (8.7 - 10.6 meter beneden het maaiveld).
13
Het kan niet volledig worden uitgesloten dat er ter plaatse van het meest noordelijke deel van het plangebied op de Afzettingen van Duinkerke II een dunne, dagzomende laag met Afzettingen van Duinkerke IIIa aanwezig is. Dit vanwege de op de Geomorfologische Kaart daar weergegeven (rand)zone met de code 3K33 (Getij-inversierug).
Afbeelding 10. De locatie van de in het DINO-loket gearchiveerde boringen (r genummerd), in de omgeving van het plangebied (rood omkaderd en de rode lijn). Bron: DINO-loket, 2015.
3.2 Archeologische gegevens Voor een overzicht van de reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen ter plaatse - en in de omgeving - van het plangebied zijn onder meer zijn onder meer de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2), het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA), de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) en de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, Afdeling Zeeland. geraadpleegd. Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting (Categorie 4, zie Afbeelding 11). 3 Op en in de top van de dagzomende (kom-) Afzettingen van Duinkerke II zouden hier archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen, vanaf een diepte van circa 0.3 meter beneden het maaiveld. Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting (Categorie 4, zie Afbeelding 12). Archeologische vindplaatsen uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd kunnen hier worden aangetroffen op en in de top van het Hollandveen. 3
Brugman e.a., 2011
14
Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 3 (‘Wormer’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting (Categorie 4, zie Afbeelding 13). Archeologische vindplaatsen uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd kunnen worden aangetroffen op en in de top van de Afzettingen van Calais IV. Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 4 (‘Pleistoceen’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven zonder een archeologische verwachting (Categorie 5, zie Afbeelding 14). Archeologische vindplaatsen uit het Mesolithicum en het Paleolithicum zijn hier waarschijnlijk niet meer aanwezig. Deze afzettingen liggen echter ter plaatse van het plangebied op een dusdanige diepte (meer dan 10 meter beneden het maaiveld), dat deze verder buiten beschouwing zijn gelaten.
Afbeelding 11. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’). Het plangebied ligt ter plaatse van een zone met een hoge archeologische verwachting (de donkerpaarse zone). Bron: Brugman e.a., 2011.
15
Afbeelding 12. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’). Het plangebied ligt ter plaatse van een zone met een hoge archeologische verwachting (de donkerpaarse zone). Bron: Brugman e.a., 2011.
Afbeelding 13. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 3 (‘Wormer’). Het plangebied ligt ter plaatse van een zone met een hoge archeologische verwachting (de donkerpaarse zone). Bron: Brugman e.a., 2011.
16
Afbeelding 14. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 4 (‘Pleistoceen’). Het plangebied ligt ter plaatse van een zone waar geen archeologische verwachting geldt (de witte zone). Bron: Brugman e.a., 2011.
Op de kaart van Archis3 (het centrale archief voor de bekende archeologische vindplaatsen in Nederland) worden ter plaatse van het plangebied geen archeologische monumenten weergegeven (zie Afbeelding 15). Direct ten westen van het plangebied worden op deze kaart twee archeologische monumenten weergegeven (zie Afbeelding 15). Dit betreft: - Monument nr. 13.455 ‘Terrein van hoge archeologische waarde’). Dit betreft de oude dorpskern van Vlake waar in ieder geval archeologische resten aanwezig zijn uit de Late Middeleeuwen (vanaf het begin van de 12de eeuw) en de Nieuwe Tijd. - Monument nr. 1.344 ‘Terrein van zeer hoge archeologische waarde’, wettelijk beschermd Rijksmonument). Dit betreft een terpachtige verhoging, waar de oude kerk van Vlake heeft gestaan. Deze kerk dateerde in ieder geval van oorsprong uit de 12de eeuw, het terplichaam is mogelijk nog ouder. De overige, op grotere afstand van het plangebied gelegen archeologische monumenten zijn buiten beschouwing gelaten.
17
Afbeelding 15. De ligging van de in Archis2 geregistreerde archeologische monumenten (paars omkaderd) en onderzoeksmeldingen (blauw omkaderd en genummerd), in de omgeving van het plangebied (geel omkaderd en de gele lijn). Het wettelijk beschermde deel van het AMK-terrein (Monument nr. 1.344) is rood gemarkeerd. Bron van de bewerkte Archis2-kaart: Ras, 2011.
Ter plaatse van het plangebied werd nog geen geregistreerd archeologisch onderzoek uitgevoerd. In de directe omgeving van het plangebied zijn in het verleden wel enkele geregistreerde archeologische onderzoeken uitgevoerd (zie Afbeelding 15): 1. Onderzoeksmelding nr. 22.335. Dit betreft de in 2008 door RAAP uitgevoerde Archeologische Begeleiding van de aanleg van de Gasleiding Zuid-Beveland. 2. Onderzoeksmelding nr. 45.584 (en mededeling SCEZ, 2011). Dit betreft een in 2011 door ArcheoMedia uitgevoerd Archeologisch Bureauonderzoek in het kader van de binnen dit gebied geplande natuurontwikkeling. Tijdens de graafwerkzaamheden in het kader van de planrealisatie werd aardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen, waarna door de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) een inspectie is uitgevoerd. Mogelijk zijn hier ook archeologische vondsten uit de Romeinse Tijd aangetroffen. 3. Onderzoeksmelding nr. 3.500. Dit betreft een in 2001 door RAAP uitgevoerde Aanvullende Archeologische Inventarisatie. 4. Onderzoeksmelding nr. 18.095. Dit betreft een in 2006 door RAAP uitgevoerd Archeologisch Bureauonderzoek. 5. Onderzoeksmelding nr. 47.780 en 49.168. De eerste melding betreft een in 2011 door SOB Research uitgevoerd Archeologisch Bureauonderzoek, gecombineerd met een booronderzoek (IVOOverig), ter plaatse van het plangebied Reeweg 5.
18
De tweede melding betreft de in 2012 door SOB Research uitgevoerde Archeologische Begeleiding van de graafwerkzaamheden, die hier toen werden uitgevoerd in het kader van de sloop van de bestaande schuur en de bouw van een nieuwe loods. Daarbij zijn archeologische sporen en vondsten aangetroffen uit de periode van 1125 - 1800. 4 De overige, op grotere afstand van het plangebied gelegen archeologische onderzoeksmeldingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Afbeelding 16. De ligging van de in Archis2 geregistreerde archeologische waarnemingen, in de omgeving van het plangebied (rood omkaderd en de rode lijn). Bron van de bewerkte Archis2-kaart: Ras, 2011.
Op de kaart van Archis2 (2011) worden ter plaatse van het plangebied geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen weergegeven. In de omgeving van het plangebied worden op de kaart van Archis2 wel enkele archeologische waarnemingen en een vondstmelding weergegeven (zie Afbeelding 16): 1. Waarneming nr. 20.603. Dit betreft een terpachtige verhoging met bewoningssporen en de resten van de voormalige kerk van Vlake (Monument nr. 1.344). De terp dateert mogelijk al uit de 11de eeuw. De kerk werd voor 1300 gebouwd en werd afgebroken in 1802. Een deel van de funderingen van de kerk zijn in een tuin (Sequoiahof) nog zichtbaar.
4
Uleners 2012
19
2. Waarneming nr. 20.599. Dit betreft mogelijk de resten van een vliedberg. Een motte (kasteelberg), één van deze bergjes is in de 19de eeuw onderzocht door prof. Reuvens. 3. Waarneming nr. 20.600. Dit betreft mogelijk de resten van een vliedberg. Een tweede motte (kasteelberg). 4. Waarneming nr. 416.465. Hier werden tijdens een archeologisch onderzoek door RAAP in de bouwvoor aardewerkfragmenten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aangetroffen. Het betrof losse vondsten. 5. Vondstmelding nr. 419.341. Dit betreft de voornoemde archeologische sporen en vondsten uit de periode van 1125 - 1800, die hier werden aangetroffen tijdens de in 2012 door SOB Research uitgevoerde Archeologische Begeleiding (zie ook onder Onderzoeksmelding nr.5). De overige, op grotere afstand van het plangebied gelegen archeologische waarnemingen, zijn buiten beschouwing gelaten.
3.3 Historische gegevens Het plangebied ligt direct ten oosten van de oude dorpsring van de bebouwde kom van Vlake, in de Polder de Breede Watering Bewesten Yerseke. Dit gebied werd al in de 12de eeuw bedijkt, mogelijk naar aanleiding van de overstroming in 1134. De huidige polder ontstond kort nadat tijdens de overstromingen in 1530 (de Sint Felixvloed) en 1532 (de Allerheiligenvloed) onder andere een groot deel van Zuid-Beveland, onder water kwam te staan. Het gebied werd opnieuw ingepolderd, waarbij de huidige polder ontstond. Dit is een van de oudste polders, die na de voornoemde overstromingen opnieuw werden bedijkt.
Afbeelding 17. De globale ligging van het plangebied (gemarkeerd met een blauwe asterisk), ten oosten van Vlake (‘Vlackee’), geprojecteerd op een uitsnede van de kaart van Christiaan Sgrooten uit 1573 A.D.
20
Vlake is een voorbeeld van een gereduceerd dorp. Het betrof waarschijnlijk oorspronkelijk een grotere nederzetting, die al in de 12de eeuw is ontstaan. De eerste vermelding van de parochie stamt uit 1203. In de 16de eeuw is het dorp, waarschijnlijk als gevolg van voornoemde overstromingen, sterk in omvang afgenomen. Uiteindelijk werd, in het begin van de 19de eeuw, zelfs de kerk afgebroken. In het kader van de analyse van de historische informatie zijn onder meer de kaart van Christiaan Sgrooten uit 1573, de kaart van Visscher-Roman uit circa 1650, de kaart van Hattinga uit circa 1750, de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832 en de Topografische Kaart uit 1856 - 1858, 1913, 1927, 1950, 1980 en 1995 geraadpleegd. Op de kaart van Christiaan Sgrooten uit 1573 wordt Vlake (schematisch) weergegeven en is zichtbaar dat het gebied waar het huidige plangebied is gelegen, toen binnen het bedijkte gebied was gelegen (zie Afbeelding 17). Op de kaart van Visscher-Roman uit circa 1650 en op de kaart van Hattinga uit circa 1750 wordt ter plaatse van het plangebied geen bebouwing of infrastructuur weergegeven (zie Afbeelding 18 en 19). Op de kaart van Hattinga worden zowel de Ringweg (de dorpsring), alsook de Kamperweg weergegeven.
Afbeelding 18. De globale ligging van het plangebied (gemarkeerd met twee blauwe asterisken), geprojecteerd op een uitsnede van de kaart van Visscher-Roman uit circa 1650 A.D.
21
Afbeelding 19. De ligging van het plangebied (rood omkaderd) en de huidige bebouwingscontouren (zwart omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de kaart van Hattinga uit circa 1750 A.D.
Ook op de Kadastrale Kaart uit 1811 - 1832 wordt ter plaatse van het plangebied geen bebouwing weergegeven (zie Afbeelding 20). Op deze kaart worden wel de Ringweg, de Kamperweg en de sloot en het pad ter plaatse van een deel van de geplande toegangsweg weergegeven. Verder valt een perceelsloot op, die van noordwest naar zuidoost liep en was gelegen ter plaatse van de huidige landbouwschuur en de zone daarachter (de nieuwbouwlocatie). Op de Topografische Kaart van 1856 en 1913 wordt ter plaatse van het noordwestelijke deel van het plangebied bebouwing weergegeven (zie Afbeelding 21 en 22). Dit betreft de locatie van het bestaande woonhuis en de huidige schuur achter het woonhuis. Het oude woonhuis, een boerderij, is in 1999 gesloopt, waarbij de oude funderingen zijn verwijderd. In 2000 is, aansluitend op en ten westen van de oude schuur, een nieuwe woning gebouwd. De tussen 1832 en 1856 gebouwde schuur is nog steeds aanwezig en zal in het kader van de planrealisatie worden afgebroken. Op de Topografische Kaart van 1913 wordt ter plaatse van de huidige aardappelschuur, die zal worden afgebroken, ook al een schuur weergegeven, die hier tussen 1856 en 1913 moet zijn gebouwd. In 1980 is deze bebouwing afgebroken en is de huidige aardappelschuur gebouwd. De landbouwschuur ten zuiden van de boerderij, ten oosten waarvan de nieuwbouw zal worden gerealiseerd, is in 2004 gebouwd. Bij de nieuwbouw in 2004 is de bodem ter plaatse van de funderingsbalken tot een diepte van 0.4 meter beneden het maaiveld uitgegraven. De zone waar de parkeervakken zullen worden aangelegd is enkele jaren geleden opgehoogd met grond, die afkomstig was uit Goes. Ook ter plaatse van het ten noorden daarvan gelegen deel van het plangebied moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een subrecente ophooglaag met een dikte van circa 0.3 - 0.5 meter. 5 Bij het aanbrengen van dit ophoogpakket is plaatselijk ook sprake geweest van bodemverstoringen (van de top van de Afzettingen van Duinkerke II). Er zijn geen directe aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van grootschalige bodemverstoringen.
5
Volgens mondelinge mededeling van de eigenaar, de heer Van der Wouw.
22
Afbeelding 20. De ligging van het plangebied (rood omkaderd) en de huidige bebouwingscontouren (zwart omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2014.
Afbeelding 21. De ligging van het plangebied (rood omkaderd en de rode lijn) en de huidige bebouwingscontouren (zwart omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1856 - 1858. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2014. Schaal 1: 25.000.
23
Afbeelding 22. De ligging van het plangebied (blauw omkaderd en de blauwe lijn), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1913. Bron: www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 10.000.
Afbeelding 23. De te slopen oude schuur, die hier tussen 1832 en 1856 is gebouwd. Bron: Koelewijn, 2015.
24
3.4 Luchtfoto’s In het kader van het onderzoek zijn luchtfoto ‘s geraadpleegd uit 1959, 1970, 1989 (ROBAS, fotonummer 49402; zie Afbeelding 24) en uit 2005 (zie Afbeelding 25). Op basis van de luchtfoto uit 1959 kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van plangebied toen bebouwing aanwezig was ter plaatse van de boerderij en de aangebouwde schuur en ter plaatse van de locatie van de huidige aardappelschuur. Ter plaatse van het grootste deel van het plangebied was akkerland aanwezig. Wel is op deze foto dezelfde perceelsloot zichtbaar als op de kadastrale en topgrafische kaarten uit de 19de en 20ste eeuw. De sloot lag ter plaatse van de locatie van de huidige landbouwschuur. Er zijn op deze foto 's geen aanwijzingen zichtbaar voor de aanwezigheid van archeologische resten ter plaatse van het plangebied. De kwaliteit van deze foto ’s is feitelijk ook onvoldoende voor een gedegen luchtfoto-analyse. Alleen zeer evidente archeologische en/of geologische fenomenen zouden op deze foto’s kunnen worden waargenomen.
Afbeelding 24. De globale ligging van het plangebied (rood omkaderd) en de ligging van de bebouwingscontouren van de aardappelschuur en de landbouwschuur (zwart omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van een luchtfoto uit 1970.
25
Afbeelding 25. De globale ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van een luchtfoto uit 2005.
3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland In het kader van het onderzoek is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 26). Het maaiveld ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 0.7 - 1.2 meter –NAP, globaal aflopend in zuidelijke richting.
Afbeelding 26. De globale ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand (AHN). De oranje en gele zones betreffen de hoger gelegen zones, de blauwe en groene zones betreffen de lager gelegen zones. Bron: AHN (www.ahn.nl), 2015.
26
3.6 Archeologisch Verwachringsmodel Ter plaatse van het plangebied kan een bodemopbouw worden verwacht met een subrecent opgebrachte ophooglaag (alleen ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied), op (kom-) Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV, op Afzettingen van de Formatie van Twente. Het maaiveld ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 0.7 1.2 meter –NAP, globaal aflopend in zuidelijke richting. Ter plaatse van het gehele plangebied, met uitzondering van de zone waar de nieuwe toegangsweg is gepland, moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een subrecent opgebrachte ophooglaag, met een dikte van circa 0.3 - 0.5 meter. Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting. Op en in de top van de onder de ophooglaag en/of oude bouwvoor aanwezige (kom-) Afzettingen van Duinkerke II zouden hier archeologische resten uit de Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen, vanaf een diepte van circa 0.5 meter beneden het maaiveld. Op basis van de analyse van de historische informatie en van de oude kaarten kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen bebouwing aanwezig is geweest in de periode tussen circa 1650 en 1830. Wel waren hier, in ieder geval vanaf het begin van de 19de eeuw, maar vermoedelijk al veel eerder, verkavelingsloten aanwezig. Tussen 1832 en 1856 werd hier langs de Kamperweg bebouwing gerealiseerd, een boerderij, ter plaatse van de huidige, in 2000 gebouwde woning en een aangebouwde schuur, die nu nog aanwezig is. Alleen binnen dit deel van het plangebied kunnen archeologische resten uit de Nieuwe Tijd worden verwacht. De resten van de oude boerderij zijn waarschijnlijk grotendeels verwijderd en verstoord bij de sloop van deze boerderij in 1999 en de bouw van de nieuwe woning in 2000. De ter plaatse van de huidige aardappelschuur te verwachten resten van de hier tussen 1832 en 1913 gebouwde schuur zijn waarschijnlijk verwijderd en verstoord bij de sloop van deze schuur en de bouw van de huidige aardappelschuur in 1980. Op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke II zouden, vanaf een diepte van circa 0.3 - 0.5 meter beneden het maaiveld, ook archeologische resten kunnen worden aangetroffen uit de Middeleeuwen. Deze kans is het grootst ter plaatse van de zones grenzend aan de oude infrastructuur, die hier in ieder geval vanaf het midden van de 17de eeuw, maar mogelijk al vanaf de 12de eeuw, aanwezig is geweest (de Kamperweg, de Ringweg en de huidige Kanaalweg). Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting. Archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd kunnen hier worden aangetroffen op en in de top van het intacte Hollandveen, op een diepte van circa 0.8 - 1.5 meter beneden het maaiveld (circa 1.5 - 2.5 meter –NAP). Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 3 (‘Wormer’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting. Archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd kunnen worden aangetroffen op en in de top van de Afzettingen van Calais IV, op een diepte van circa 2.1 - 2.5 meter beneden het maaiveld (circa 2.8 - 3.5 meter – NAP). Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Reimerswaal behorende Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 4 (‘Pleistoceen’) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een gematigde archeologische verwachting.
27
Archeologische vindplaatsen uit het Mesolithicum en het Paleolithicum kunnen hier respectievelijk worden aangetroffen op en in de top van het Basisveen en op en op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Twente. Deze afzettingen liggen echter ter plaatse van het plangebied op een dusdanige diepte (meer dan 8.7 - 10.6 meter beneden het maaiveld), dat deze archeologische verwachting verder buiten beschouwing is gelaten. Voor mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen geldt dat vrijwel alle in deze regio te verwachten complextypen uit voornoemde perioden zouden kunnen voorkomen. Het zou hier immers kunnen gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om akker- en/of weidegebieden, enz. De omvang van mogelijk aanwezige archeologische sporen is niet bekend. Bij de sloop van de oude schuur en de bouw van de aardappelschuur op dezelfde locatie, in 1980, is de bodem daar tot circa 0.4 meter beneden het maaiveld verstoord. Bij de sloop van de oude boerderij in 1999 en de bouw van de nieuwe woning in 2000 zijn de resten van de boerderij verwijderd. Bij het aanbrengen van het subrecente ophoogpakket ter plaatse van het gehele noordelijke deel van het plangebied is plaatselijk ook sprake geweest van bodemverstoringen (van de top van de Afzettingen van Duinkerke II). Er zijn verder geen directe aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van (grootschalige) bodemverstoringen.
28
4. Resultaten veldonderzoek 4.1 Inleiding Ten tijde van het veldonderzoek (booronderzoek, IVO-Overig) was ter plaatse van het onderzoeksgebied van het IVO-Overig grasland aanwezig (een varkensveldje en een paardenweide). De uitvoering van een oppervlaktekartering was, vanwege de aanwezigheid van opgebrachte grond en de aanwezigheid van begroeiing, niet zinvol. Het maaiveld lag op een hoogte van circa 0.78 - 1.05 meter –NAP.
4.2 Booronderzoek Binnen het onderzoeksgebied (de zone waar de nieuwbouw zal worden gerealiseerd) zijn 5 boringen uitgevoerd, tot een diepte van 2.35 - 2.6 meter beneden het maaiveld (zie Afbeelding 29).
Afbeelding 27. De landbouwschuur aan de ringweg en de achtergelegen boerderij aan de Kamperweg 6. De boringen zijn rechts van de landbouwschuur uitgevoerd. Foto: M. W. A. de Koning.
29
Afbeelding 28. Uitvoering grondboring (Boring nr. 1) ter plaatse van het varkensveldje ten noordoosten van de landbouwschuur (ter linkerzijde). Aan de rechterzijde is de aardappelschuur zichtbaar. Foto: R. Danker.
Afbeelding 29. De locaties van de boringen (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het plangebied is rood omkaderd. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, 2015. Schaal 1: 1.250.
30
4.3 Bodemopbouw 4.3.1 Algemeen Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een bodemopbouw met een opgebrachte/ verstoorde bovenlaag, op (kom-) Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV (zie Afbeelding 29 en 30).
Afbeelding 30. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 5. Legenda: Groen: Lichtgrijs: Paars Zwart: Bruin: Blauw:
klei,opgebrachte/ verstoorde bovenlaag klei, Afzettingen van Duinkerke klei, bodem geroerd/ verstoord, slootvulling veen, Hollandveen, veraard veen, Hollandveen klei, Afzettingen van Calais IV
31
4.3.2 Bovenlaag en Afzettingen van Duinkerke II De dikte van de subrecent verstoorde/ opgebrachte bovenlaag bedroeg 0.55 - 0.9 meter. Daaronder werden alleen ter plaatse van Boring nr. 2 en 3 weliswaar onttopte, maar voor het overige nog grotendeels intacte (kom-) Afzettingen van Duinkerke II aangetroffen. Dit betrof licht zandige kleilagen, met zwemen geoxideerde ijzerdeeltjes. De klei is, getuige de plantenresten, afgezet in een rustig milieu (komafzettingen). Ter plaatse van Boring nr. 1, 4 en 5 werden de (kom-) Afzettingen van Duinkerke II niet aangetroffen en was sprake van bodemverstoringen tot een diepte van respectievelijk 1.4, 1.1 en 0.9 meter beneden het maaiveld (2.23, 2.15 en 1.82 meter –NAP). Waarschijnlijk kunnen de verstoringen ter plaatse van Boring nr. 1 en 4 worden gerelateerd aan de aanwezigheid van de voormalige kavelsloten, die al op de Kadastrale Kaart van 1811 - 1832 en ook op de latere topografische kaarten worden weergegeven. In Boring 1 lijkt in eerste instantie op basis van de kleur (donkergrijs zwart) van de kleilaag en aanwezige plantenresten, dat ter plaatse een oude sloot of greppel aanwezig was. De verstoring ter plaatse van Boring nr. 5 lijkt meet subrecent te zijn ontstaan. 4.3.3 Hollandveen (bovenste horizont) De top van de bovenste horizont met Hollandveen werd alleen ter plaatse van Boring nr. 3 volledig intact aangetroffen, op een diepte van 0.8 meter beneden het maaiveld (1.74 meter –NAP). Dit betrof een veraarde/ geoxideerde top. 6 Ter plaatse van Boring nr. 5 was de top van deze laag in beperkte mate verstoord, maar werd nog wel een restant van de veraarde/ geoxideerde top aangetroffen, op een diepte van 0.9 meter beneden het maaiveld (1.82 meter –NAP). Ter plaatse van Boring nr. 2 werd de niet intacte, niet veraarde/ geoxideerde top van de bovenste horizont met Hollandveen aangetroffen op een diepte van 1.05 meter beneden het maaiveld (1.96 meter –NAP). Ter plaatse van Boring nr. 1 en 4 was deze horizont afwezig en dus volledig verstoord; dit als gevolg van het graven van de voormalige kavelsloten. Hoewel het plangebied is gelegen binnen de Yerseke Moer, zijn er geen aanwijzingen gevonden voor het afgraven van het veen (moerneren). 4.3.4 Afzettingen van Duinkerke 0 Ter plaatse van Boring nr. 2, 3 en 5 werd onder het bovenste niveau van het Hollandveen een grijze kleilaag aangetroffen. Ook ter plaatse van Boring nr. 1 en 4 werd deze kleilaag op vrijwel dezelfde diepte aangetroffen. De top van deze kleilaag, met een dikte van 5 - 20 centimeter (uitwiggend van west naar oost), werd aangetroffen op een diepte van 1.1 -1.4 meter beneden het maaiveld (2.12 - 2.25 meter –NAP). Gezien de diepteligging, de aanwezigheid van Hollandveen boven en onder deze laag en de beperkte dikte van deze laag, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat dit een horizont met (kom-) Afzettingen van Duinkerke 0 betreft. Dit is een aanwijzing dat er in de Vroege en/of Midden Bronstijd ten westen van het plangebied een kreek aanwezig is geweest. Deze horizont is vrijwel volledig intact; alleen ter plaatse van Boring nr. 4 was deze horizont ten dele vergraven bij de aanleg van de voormalige kavelsloot (schuine insteek). 4.3.5 Hollandveen (onderste horizont) Onder de Afzettingen van Duinkerke 0 werd een tweede horizont met Hollandveen aangetroffen, op een diepte van 1.3 - 1.6 meter beneden het maaiveld (2.26 - 2.43 meter –NAP). Opmerkelijk is dat de top van deze horizont ter plaatse van Boring nr. 3 en 4 was veraard en geoxideerd.
6
Als er sprake is geweest van een hoge grondwaterstand, dan kan veen wel geschikt zijn voor bewoning, maar hoeft dit niet te veraarden. Een niet-veraarde toplaag is geen indicatie is voor de mate van intactheid van de top van het Hollandveen of voor de kans op de aanwezigheid van archeologische resten in de top van deze horizont. Ook op niet-veraarde toppen van het veen kunnen bewoningsresten worden aangetroffen.
32
Dit is een aanwijzing dat deze horizont voorafgaand aam de afzetting van de Afzettingen van Duinkerke 0 gedurende een lange periode was gelegen ter plaatse van een stabiel landschap met lage grondwaterstanden. 4.3.6 Afzettingen van Calais De top van de Afzettingen van Calais IV werd aangetroffen op een diepte van 1.7 - 2.25 meter beneden het maaiveld (2.8 - 3.1 meter –NAP). In de top van de onderliggende kleilagen werden venige bandjes aangetroffen. Door de benoeming als andere bodemsoort lijkt sprake te zijn van een scherpe begrenzing, terwijl het in werkelijkheid een geleidelijke overgang betreft van klei naar veen. De kleilagen onder het veen zijn vet, slechts zeer licht zandig en sterk humeus. In de top van de kleilaag werden ter plaatse van alle boringen rietresten aangetroffen.
4.4 Archeologische indicatoren In geen van de boringen werden geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het verkennend booronderzoek niet als doel had om archeologische vindplaatsen op te sporen (deze methode is daarvoor niet geschikt).
33
34
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Samenvatting en conclusies Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure/ bestemmingsplanwijziging voor de realisatie van een 'edutainmentboerderij', ter plaatse van de Kamperweg 6 te Vlake (Gemeente Reimerswaal). In het kader van de planrealisatie zullen een oude, in het verlengde van de bestaande woning gelegen schuur (met een omvang van 9 x 18 meter) en een aardappelenschuur (met een omvang van 15 x 15 meter) worden afgebroken. Aansluitend op de bestaande, aan de Ringweg gelegen landbouwschuur, zal nieuwe bebouwing worden gerealiseerd, met een totale oppervlakte van circa 920 m² (zie Afbeelding 6). Dit betreft een binnenterras (met een omvang van 15 x 15 meter), met daar omheen een binnenspeelplaats (met een omvang van 17.5 x 15 meter), een horeca/ multifunctioneel gebouw (met een omvang van 15 x 20 meter) en een entreegebouw/ receptie (met een omvang van 17 x 8 meter). Daarnaast zal een nieuwe parkeerplaats met 86 parkeerplaatsen worden aangelegd, met een omvang van circa 17 x 110 meter en een oppervlakte van circa 1900 m²). Tevens zal waarschijnlijk ook een nieuwe toegangsweg worden aangelegd, met een lengte van circa 345 meter, een breedte van 15 meter en een oppervlakte van circa 5200 m². De parkeerplaats en de toegangsweg zullen worden aangelegd bovenop het huidige maaiveld. Het gehele onderzoeksgebied, de zones waar de sloop-, aanleg- en bouwwerkzaamheden worden voorzien, beslaat een oppervlakte van circa 0.86 hectare (zie Afbeelding 2 t/m 6). Op de kaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Buitengebied, 2de herziening’ wordt ter plaatse van het plangebied een zone met een dubbelbestemming weergegeven (Waarde Archeologie - 2). 7 Voor een dergelijke zone geldt op basis van artikel 37 van de bestemmingsplanregels een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar nieuwe bouwwerken worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 250 m² en wanneer daar bodemverstoringen worden voorzien. met een oppervlakte van meer dan 250 m² en met een diepte van meer dan 0.4 meter beneden het maaiveld. In het kader van de vergunningprocedure moest dan ook in eerste instantie een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig) worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorgcyclus. Het Archeologisch Bureauonderzoek betreft het gehele plangebied, inclusief de toegangsweg en de parkeervakken. In overleg met de opdrachtgever is besloten om het Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen te beperken tot de locatie van de nieuwbouw achter de bestaande landbouwschuur. Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 14 juli 2015) heeft SMA Zeeland B.V. op 28 juli 2015, namens de heer Van der Wouw, aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn verschillende archieven geraadpleegd om inzicht te verkrijgen in de bestaande geologische, archeologische en historische informatie. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek is een gespecificeerd Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. In het kader van het veldwerk, dat op 19 augustus 2015 is uitgevoerd, ter toetsing - en ter aanvulling - van het Archeologisch Verwachtingsmodel, zijn 5 boringen uitgevoerd, tot een diepte van 2.35 - 2.6 meter beneden het maaiveld (minimaal 0.3 meter beneden de onderkant van het Hollandveen).
7
Dit bestemmingsplan is door de Gemeente Reimerswaal definitief vastgesteld op 3 maart 2015
35
Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek en het booronderzoek (IVO-Overig) kunnen de volgende conclusies worden getrokken: 1. Ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied is een bodemopbouw aanwezig met een subrecent opgebrachte/ verstoorde bovenlaag, op (kom-) Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV, op Afzettingen van de Formatie van Twente. Het maaiveld ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 0.7 - 1.2 meter –NAP, globaal aflopend in zuidelijke richting. Ter plaatse van het zuidelijke deel van het plangebied, waar de nieuwe toegangsweg is gepland, is de subrecent opgebrachte/ bovenlaag niet aanwezig en is sprake van dagzomende Afzettingen van Duinkerke II (met een ploegvoor in de top). 2. Op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke II zouden archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht. Ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied is de top van deze laag, gelegen op een diepte van circa 0.6 - 0.9 meter beneden het maaiveld, echter grotendeels verstoord bij het gebruik als akker in de nieuwe Tijd, het opbrengen van het subrecente ophoogpakket, de sloop van de oude aardappelschuur en de sloop van de uit de eerste helft van de 19de eeuw stammende woning. Daarnaast zijn er ook geen historische aanwijzingen dat er daar, voorafgaand aan de bouw van de woning en de aangebouwde schuur in de periode tussen 1832 en 1856, in de Nieuwe Tijd bebouwing of infrastructuur aanwezig is geweest. De kans dat er ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied nog behoudenswaardige archeologische resten uit de Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd aanwezig zijn wordt dan ook zeer klein geacht. Dit natuurlijk met uitzondering van de nog bestaande schuur, die is gebouwd in de periode tussen 1832 en 1856 en die in het kader van de planontwikkeling zal worden gesloopt. Ter plaatse van het zuidelijke deel van het plangebied, waar de nieuwe toegangsweg zal worden aangelegd, is waarschijnlijk wel sprake van een relatief intacte top van de Afzettingen van Duinkerke II. De enige daar te verwachten verstoring betreft de ploegvoor, tot een diepte van circa 0.3 meter beneden het maaiveld. Binnen dit deel van het plangebied worden echter geen bodemverstoringen voorzien. De toegangsweg zal worden aangelegd op het bestaande ,maaiveld. 3. Op en in de intacte top van de bovenste horizont met Hollandveen, op een diepte van circa 0.8 - 1.0 meter beneden het maaiveld, kunnen archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd worden verwacht. Hoewel ook de top van deze laag ter plaatse van enkele boringen bleek te zijn verstoord, mag worden aangenomen dat deze horizont nog grotendeels intact aanwezig is. 4. Op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke 0, op een diepte van 1.1 -1.4 meter beneden het maaiveld, kunnen archeologische resten uit de Bronstijd worden verwacht. 5. Op en in de top van de onderste horizont met Hollandveen, op een diepte van 1.3 - 1.6 meter beneden het maaiveld, kunnen archeologische resten uit de Bronstijd worden verwacht. 6. Op en in de top van de Afzettingen van Calais IV, op een diepte van 1.7 - 2.25 meter beneden het maaiveld, kunnen archeologische resten uit het Laat Neolithicum worden verwacht. 7. Archeologische vindplaatsen uit het Mesolithicum en het Paleolithicum kunnen hier respectievelijk worden aangetroffen op en in de top van het Basisveen en op en op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Twente. Deze afzettingen liggen echter ter plaatse van het plangebied op een dusdanige diepte (meer dan 8.7 - 10.6 meter beneden het maaiveld), dat deze archeologische verwachting verder buiten beschouwing is gelaten.
36
5.2 Aanbevelingen Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat uitvoeringswerkzaamheden binnen het plangebied kunnen leiden tot aantasting van archeologische resten. Dit betreft met name archeologische resten die aanwezig kunnen zijn in de top van het Hollandveen en de Afzettingen van Duinkerke 0, op een diepte vanaf 0.8 meter beneden het maaiveld en archeologische resten samenhangend met de oude schuur en de daarbij behorende bewoning uit de 19de eeuw. Daarom wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden ter plaatse van de nieuwbouwlocatie te beperken tot een maximale diepte van 0.7 meter beneden het maaiveld en om bij de sloop van de oude schuur alleen de bovengrondse delen te slopen. Wanneer dit mogelijk is wordt aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Wanneer de geadviseerd beperking van de bodemverstoringen niet mogelijk zou zijn, wordt geadviseerd om ter plaatse van de zones waar diepere bodemverstoringen worden voorzien een aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven uit te doen voeren (IVO-P) en om de ondergrondse sloop van de funderingen van de oude schuur onder Archeologische Begeleiding uit te doen voeren. Het aanbrengen van de heipalen voor de nieuwbouw wordt, mits er sprake is van een normale dichtheid waarbij er voldoende afstand (3 - 5 meter) tussen de heipalen aanwezig is, niet beschouwd als een significante bodemverstoring. Wanneer de plannen voor de toegangsweg en de parkeerplaatsen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd zoals is weergegeven, behoeft er in dat kader geen aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, aangezien de (oorspronkelijke) bodem daar dan immers niet zal worden verstoord. Wanneer ter plaatse van de zone van de parkeerplaatsen echter toch bodemverstoringen zouden worden voorzien met een diepte van meer dan 0.7 meter beneden het maaiveld, of ter plaatse van de toegangsweg bodemverstoringen worden voorzien met een diepte van meer dan 0.4 meter beneden het maaiveld, wordt geadviseerd om dan binnen deze zones alsnog aanvullend archeologisch onderzoek te doen uitvoeren.
37
38
Literatuur -
Alkemade, M., R. M. van Heeringen en W. A. M. Hessing: Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal, deel A, Beleidsnota archeologie; Amersfoort: 2011
-
Brugman, B. A., R. M. van Heeringen en R. Schrijvers: Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal, deel B, Toelichting beleidskaart; Amersfoort: 2011
-
Driel, L., van, Steketee, A., Zeeuwse plaatsnamen. Van Aardenburg tot Zonnemaire; Vlissingen: 1996
-
Koelewijn, J. P. S.: Volledige Asbestinventarisatie Type A conform SC-540 Kamperweg 6, 4417PC, Hansweert. Opstallen en woning; Technical Asbest Services B.V., De Meern: 2015
-
Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
-
Provincie Zeeland: Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014. Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 14 oktober 2014, nummer 14014501, houdende wijziging regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland. In: Provinciaal Blad, Nr. 2704, 22 oktober 2014; Provincie Zeeland, Middelburg: 2014
-
Ras, J.: Archeologisch Bureauonderzoek met controleboringen Bouwlocatie Reeweg 5, Vlake, Gemeente Reimerswaal; SOB Research, Heinenoord: 2011
-
Robas Producties/Topografische Dienst: Foto-atlas Zeeland; Den Ilp: 1989
-
Robas Producties: Historische Atlas Zeeland, Chromotopografische Kaart des Rijks 1 : 25.000; Landsmeer: 1989
-
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2); RCE, Amersfoort: 2015
-
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): Achtergronddocument. Bewoningsgeschiedenis noordelijk kustgebied; RCE, Amersfoort: 2014
-
Rummelen, F. F. F. E. van: Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland; Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 1978
-
Rummelen, F. F. F. E. van: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland; Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 1978
-
Stichting voor Bodemkartering: Bodemkaart van Nederland, 1: 50.000, 49 West Bergen op Zoom; Wageningen: 1987
-
Tol, A. J., et al.: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek; Amsterdam: 2006
-
Topografische Dienst: Grote Provincie Atlas 1: 25.000 Zeeland; Groningen/Emmen: 1990
-
Utrecht Dresselhuis, J.: Wandelingen door Zuid en Noord Beveland. Een geschied en oudheidkundig School en Voorleesboek; Goes: 1832
39
-
Uleners, H. H. J.: Archeologische Begeleiding, Protocol IVO-P, Bouwlocatie Reeweg 5, Vlake, Gemeente Reimerswaal: SOB Research, Heinenoord: 2012
-
Wolters-Noordhoff Atlasprodukties: Grote Historische Provincie Atlas, Zeeland 1856 - 1858, 1: 25.000; Groningen: 1992
Geraadpleegde internetsites: -
http://ahn.geodan.nl http://archis2.archis.nl http://maps.bodemdata.nl http://mapserver.sara.nl http://watwaswaar.nl https://www.dinoloket.nl http://www.atlasleefomgeving.nl
-
http://www.hisgis.nl
-
http://www.scez.nl http://www.zeeland.nl/chs https://www.google.nl
40
Verklarende woordenlijst antropogeen
door menselijk handelen
C14 datering
bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.
dekzand
fijn zand, voornamelijk afgezet door wind
differentiële klink
verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd
dy
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
erosie
verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
estuarium
een min of meer trechtervormige monding van een rivier die binnen het bereik van getijdestromingen ligt
eutroof veen
veen dat in een voedselrijk milieu ontstaan is
fluviatiel
onder invloed van een rivier
geul
rivier- of kreekbedding
gorzenlandschap
gebied dat boven gemiddeld hoogwater ligt en pas bij de hoogste vloeden onderloopt
gyttja
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
Hollandveen
Alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen
jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr. tot heden)
in situ
bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
klink
maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp
lagunair, lagune
ondiepe baai, beschermd tegen open zee door een strandwal of haf
marien
het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door de zee
41
meanderen
zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen)
mesotroof veen
veen, dat in matig voedselrijk milieu is ontstaan
modderklei
afzettingen in het perimariene gebied, bestaande uit kleiige venen en venige kleien
moernering
veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)
oligotroof veen
veen, dat in voedselarm milieu is ontstaan
oxidatie
(traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof
perimarien
het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivieren kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
pollenanalyse
statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie
regressiefase
periode waarin het water zich terugtrekt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase
sediment
afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
sondeerijzer
lange, dunne metalen 'prikstok', die onder meer wordt gebruikt om antropogene sporen te op te sporen
strandwal
een onder directe invloed van de zee ontstane zandrug evenwijdig met de kustlijn, meestal aan de rand van een strandvlakte
strandvlakte
een door de directe werking van de zee ontstane zandvlakte langs de kust
stroomrug
restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul. Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving
transgressiefase
fase waarin de invloed van de zee zich over het land uitbreidt (als gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het strandwallencomplex)
verlandingsklei
klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet
42
Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam:
SOB Research Project nr.: Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Bevoegde overheid:
Archeologisch adviseur van de bevoegde overheid:
Datum opdracht: Datum conceptrapport: Datum definitief rapport: Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Huidige situatie: Toekomstige situatie: Kaartblad: Geologie: Bodemtype: Geomorfologie: Grondwatertrap: NAP-hoogte maaiveld: Coördinaten plangebied:
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen plangebied ‘Plangebied Kamperweg 6’, Vlake, Gemeente Reimerswaal 2341-1507 SMA Zeeland B.V. Postbus 25, 4453 ZG ‘s-Heerenhoek Contactpersoon: de heer R. van de Woestijne Tel.: 0113 - 352222 E-mail:
[email protected] SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Contactpersoon: de heer J. E. van den Bosch Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 - 604 432 Fax: 0575 - 476 139 E-mail:
[email protected] College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Reimerswaal Postbus 70, 4416 ZH Kruiningen Contactpersoon: mevrouw C. Sinke Tel: 140113 E-mail:
[email protected] Contactpersoon: de heer K. J. R. Kerckhaert (OAS) Postbus 49, 4330 AA, Middelburg Tel.: 0118 - 670613 Fax: 0118 - 670880 Mob.: 06 - 20436477 E-mail:
[email protected] 28 juli 2015 19 september 2015 Zeeland Reimerswaal Vlake Kamperweg 6 Kadastrale Gemeente Reimerswaal, Sectie W, nr. 191 en 421 Bebouwing, verharding en grasland. Bebouwing, verharding en grasland. 48F Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV. Code Mn25A (poldervaaggronden). Code 3L27 (welvingen; direct naast een gebied met ruggen). GWT V. Circa 0.7 - 1.2 meter –NAP. Zuidwest: 59.194/ 387.328 Zuidoost: 59.456/ 387.867
43
Oppervlakte plangebied, bruto
Noordwest: 59.381/ 388.111 Noordoost: 59.515/ 388.081 Circa 2.72 hectare (bruto)
Oppervlakte plangebied, netto (inrichtingszones)
Circa 0.86 hectare (netto).
Oppervlakte onderzoeksgebied IVOOverig (nieuwbouwlocatie): Kaart plangebied: CMA/ AMK-status: CAA -nr.: CMA -nr.: ARCHIS-Monument nr.: ARCHIS-Vondstmelding nr.: ARCHIS-Waarneming nr.: ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: ZAA-Vondstmelding nr.: Deponering documentatie:
Deponering vondsten:
Deponering digitale documentatie:
Circa 920 m². Zie Afbeelding 2 t/m 4. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. 3296566100 Geen aanvullende gegevens. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Postbus 49, 4330 AA Middelburg Het Schuitvlot Looierssingel 2, 4331 NK Middelburg Beheerder: de heer J. J. B. Kuipers Tel. : 0118 - 670879 E-mail:
[email protected] Depothouder: Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland Postbus 6001, 4330 LA Middelburg Contactpersoon voor de selectie/ de-selectie van vondstmateriaal: De heer R. M. van Dierendonck (SCEZ) Tel.: 0118 - 670877 E-mail:
[email protected] Deponering vondstmateriaal: Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Het Schuitvlot Looierssingel 2, 4331 NK Middelburg Depotbeheerder: de heer H. Hendrikse Tel: 0118 - 670618 Mob. 06 - 57158771 E-mail:
[email protected] E-depot (www.edna.nl)
44
Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal
In dit overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de middenkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en bieden de betrouwbaarste dateringen. Bron: RCE, 2014.
45
46
Bijlage 3 Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003 Gebruikelijke terminologie
Terminologie van De Mulder et al., 2003
Afzettingen van Duinkerke III (A, B) Afzettingen van Duinkerke II Afzettingen van Duinkerke I (A, B) Afzettingen van Duinkerke O
Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren
Hollandveen Basisveen
Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket Formatie van Nieuwkoop, Basisveen Laag
Afzettingen van Calais IV Afzettingen van Calais III Afzettingen van Calais II Afzettingen van Calais I
Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer
Jonge Duin- en Strandafzettingen Oude Duin- en Strandafzettingen
Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Schoorl Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Zandvoort
Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand)
Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden
Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (rivierduinen) Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (Afzettingen van Wijchen)
Formatie van Boxtel, Laagpakket van Delwijnen
Afzettingen van Tiel III Afzettingen van Tiel II Afzettingen van Tiel I (A, B) Afzettingen van Tiel O
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
Afzettingen van Gorkum IV Afzettingen van Gorkum III Afzettingen van Gorkum II Afzettingen van Gorkum I
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye, Laag van Wijchen
47
48
Bijlage 4 Overzicht boorgegevens Boring nr. 1 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40 - 1.60 1.60 - 2.25 2.25 - 2.40 2.40 - 2.60
Boring nr. 4 0.00 - 0.35 0.35 - 0.55 0.55 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.70 1.70 - 2.05 2.05 - 2.20 2.20 - 2.35
NAP: - 0,83m
X: 59.437,5
Y: 388.054,4
NAP: - 0.91m
zand, k2. ophooglaag paardenveld klei, grijs, s3, schelp, harde compacte ophooglaag klei, grijs, licht zandig, oxidatie (roest), natuurlijke bodem, Duinkerke II veen, donkerbruin, Hollandveen klei, grijs, licht zandig, oxidatie (roest) veen, bruin, riet, geen veraarde top, Hollandveen klei, grijs, licht zandig, plantenresten, Calais IV klei, grijs, licht zandig, plantenresten, iets lichter qua kleur dan bovengelegen laag, Calais IV klei, grijs, licht zandig, geen plantenresten, Calais IV
Boring nr. 3 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.35 1.35 - 1.40 1.40 - 1.80 1.80 - 2.10 2.10 - 2.35
Y: 388.056,3
klei, bruin/ licht bruin, matig zandig, spikkel baksteenpuin, porselein, gevlekt, bouwvoor 20ste eeuw klei, bruin grijs, licht zandig, schelpen, opgebracht klei, bruin grijs, donker blauw, licht zandig, gevlekt, geroerd klei, donker grijs, licht zandig, vet, Duinkerke II/ DIII klei, donker grijs/ zwart, plantenresten (riet), zeer vet, oude slootvulling/ greppel klei, donkergrijs, licht humeus veen, bruin, top niet veraard, Hollandveen klei, grijs, plantenresten (riet), begin veenvorming, Calais IV klei, grijs, zeer vet, Calais IV
Boring nr. 2 0.00 - 0.10 0.10 - 0.70 0.70 - 1.05 1.05 - 1.25 1.25 - 1.35 1.35 - 2.05 2.05 - 2.20 2.20 - 2.30 2.30 - 2.50
X: 59.432,0
X: 59.443,0
Y: 388.041.2
NAP: - 0.94m
klei, lichtbruin, matig zandig, spikkel baksteenpuin, verstoord/ opgebracht klei, lichtbruin, licht zandig, schelpen, verrommeld klei, grijsbruin, licht zandig, spikkel baksteenpuin (IJsselsteen), houtskoolspikkel, oxidatie (roest) klei, grijsbruin, licht zandig, oxidatie (roest), natuurlijke bodem, Duinkerke II veen, donkerbruin, veraarde top, Hollandveen veen, bruin, Hollandveen klei, grijs, oxidatie (roest) veen, bruin, veraarde top, Hollandveen veen, bruin, riet en wortels, Hollandveen klei, grijs, plantenresten en riet, Calais IV klei, blauwgrijs, licht zandig, Calais IV
X: 59.450.4
Y: 388.032.8
NAP: - 1.05m
klei, grijsbruin, matig zandig, verrommelde laag, verstoord/ opgebracht klei, grijs, licht zandig, houtskoolspikkels, oxidatie (roest), verstoord/ opgebracht klei, grijs, licht zandig, oxidatie (roest) klei, donkergrijs, licht zandig, geroerd klei, blauwgrijs, licht zandig klei, grijs, licht zandig, klei met veraard veen (schuine baan), geroerd, vergraven veen, veraarde top, Hollandveen klei, grijs, matig humeus, plantenresten en riet, vet, Calais IV klei, donkergrijs, plantenresten, Calais IV klei, grijs, licht zandig, Calais IV
49
Boring nr. 5 0.00 - 0.40 0.40 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40 - 2.00 2.00 - 2.20 2.20 - 2.40
X: 59.427,7
Y: 388.027,4
NAP: - 0.92m
klei, bruin, matig zandig, kiezels en modern puin, verrommelde laag, verstoord/ opgebracht klei, bruingrijs, matig zandig, spikkel baksteenpuin, blauw gelaagd, verrommelde laag veen, donkerbruin, veraarde top, Hollandveen klei, grijs, licht zandig, oxidatie (roest) veen, bruin, niet veraard, Hollandveen klei, grijs, plantenresten, Calais IV klei, grijs, licht zandig, plantenresten, Calais IV
50
Bijlage 5 SOB Research: Gegevens
SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V.
Bezoekadres Hoofdvestiging: Bezoekadres Regio Oost:
Hofweg 13, Heinenoord Voorsterweg 166, Empe
Postadres: Postbus 5060 3274 ZK Heinenoord
Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
0186 - 604432 Hoofdvestiging Heinenoord 0575 - 476439 Regio Oost 0575 - 476139
[email protected] www.sobresearch.nl
Directeur: Raad van Advies:
Jhr. J. E. van den Bosch J. van de Erve (Voorzitter) Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vicevoorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek 3543.43.181 BIC RABONL2U IBAN NL22 RABO 0354 3431 81 KvK Rotterdam 24346983 BTW nr. NL 8118.55.600.B01
51
BIJLAGE 5 Rapport externe veiligheid Speel, Leer en Doe boerderij Kamperweg 6 Vlake, d.d. 15 januari 2016, Tauw
Rapport externe veiligheid Speel, Leer en Doe boerderij Kamperweg 6 te Hansweert
19 januari 2016
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
Verantwoording Titel
Speel, Leer en Doe boerderij Kamperweg 6 te Hansweert
Opdrachtgever
RuimtelijkAdviesBureau Zweistra R.J. Evelein Frank Kriellaars Joost de Klerk 1235182 16 (exclusief bijlagen) 19 januari 2016
Projectleider Auteur(s) Tweede lezer Projectnummer Aantal pagina's Datum Handtekening
Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon Tauw bv BU Industry Rhijnspoor 209 Postbus 6 2900 AA Capelle aan den IJssel Telefoon +31 10 28 86 10 0
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001
QRA Van de Wouw Hansweert
3\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
4\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 3 1
Inleiding .......................................................................................................................... 7
2
Wettelijk kader ............................................................................................................... 8
2.1 2.2 2.3 2.4
Algemeen ........................................................................................................................ 8 Plaatsgebonden risico en groepsrisico ............................................................................ 8 Buisleidingen ................................................................................................................... 9 Transport gevaarlijke stoffen over het water ................................................................... 9
3 3.1 3.2
Uitgangspunten risicoberekening en toetsing ......................................................... 10 Plangebied ten opzichte van de risicobronnen .............................................................. 10 Hogedruk aardgastransportleidingen ............................................................................ 11
3.3 3.4 3.5
Aardolieleiding ............................................................................................................... 11 Kanaal door Zuid-Beveland ........................................................................................... 11 Bebouwing ..................................................................................................................... 12
4 4.1 4.2
Resultaten risicoberekening en toetsing .................................................................. 14 Risicoberekening hogedruk aardgastransportleidingen ................................................ 14 Toetsing transport gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Zuid-Beveland ................. 15
5
Conclusie ..................................................................................................................... 16
QRA Van de Wouw Hansweert
5\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
Bijlage(n) 1 Rapportage Carola berekening
6\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
1 Inleiding Ter plaatse van de Kamperweg 6 te Hansweert is een akkerbouwbedrijf gelegen. Vanwege de slechte grondkwaliteit is het bedrijf reeds gedeeltelijk verplaatst naar de Wittesteenweg 22 te Kruiningen en is er gezocht naar een passende invulling voor het agrarisch bedrijf aan de Kamperweg 6 te Hansweert. Deze invulling is gevonden in de realisatie van een Speel, Leer en Doe boerderij. Een dergelijk bedrijf zal een zelfstandig, gemengd, kleinschalig landbouwbedrijf betreffen met als nevenactiviteiten educatie en dagrecreatie. Het doel van de boerderij is tweeledig. Enerzijds bezoekers kennis laten opdoen over de landbouw en al haar facetten anderzijds wordt met de nieuwe invulling ook beoogd arbeids- en werkervaringsplaatsen te realiseren voor mensen met een beperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt. Door de gemeente Reimerswaal is aangegeven dat er een principeverzoek ingediend moet worden. Dit principeverzoek is ingediend. Nu de gemeente Reimerswaal een positieve grondhouding ten aanzien van de ontwikkeling heeft, wordt de ontwikkeling meegenomen in het zogenaamde ‘Veegplan’ van de Gemeente Reimerswaal. Nabij de ontwikkeling ligt in de nabijheid van een aantal risicobronnen, namelijk een drietal buisleidingen en het transport van gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Zuid-Beveland. De risico’s als gevolg van deze risicobronnen voor de ontwikkeling moeten onderzocht worden en getoetst aan de wetgeving op het gebied van externe veiligheid. Het voorliggende document betreft de onderbouwing van het aspect externe veiligheid ten behoeve van het ‘Veegplan’ zoals hiervoor genoemd.
QRA Van de Wouw HansweertHansweert
7\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
2 Wettelijk kader 2.1
Algemeen
De voorgenomen ontwikkeling is gelegen in de nabijheid van meerdere buisleidingen en een transportroute van gevaarlijke stoffen over het water (de risicobronnen). Het risico als gevolg van deze risicobronnen voor omwonenden wordt gevat onder het begrip externe veiligheid. In dit hoofdstuk worden de twee relevante begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico en de relevante wet- en regelgeving per type risicobron beschreven.
2.2
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) Plaatsgebonden risico Het PR is het risico op een plaats nabij een risicobron (bijvoorbeeld buisleiding of transportroute), uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risicobron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risicocontouren rond de risicobron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking. Een van de belangrijkste contouren is de PR 106 contour, deze contour geeft aan dat de kans op een ongeval bij de risicobron met dodelijke gevolgen één maal per miljoen jaar is. Voor buisleidingen en transportroutes geldt dat er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour aanwezig mogen zijn, de voorgenomen ontwikkeling betreft een kwetsbaar object. Groepsrisico Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval bij de risicobron met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de leiding verblijft, bepaalt daardoor mede de hoogte van het GR. Het GR wordt weergegeven in een zogenaamde fN-curve, op de verticale as staat de cumulatieve kans per jaar (f) op een ongeval met N of meer slachtoffers en op de horizontale as staat het aantal slachtoffers (N). Met het GR wordt geëvalueerd of gegeven de afstand tussen de risicobron en de bevolking in de omgeving als gevolg van gevolg een groot aantal slachtoffers kan vallen, doordat er een grote groep personen blootgesteld wordt. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde waaraan getoetst wordt. De oriëntatiewaarde is een richtwaarde, het bevoegd gezag mag hier gemotiveerd van afwijken. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR moeten beslissingsbevoegde overheden het GR betrekken bij de vaststelling van het besluit.
8\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
2.3
Buisleidingen
Voor de externe veiligheidsrisico’s voor aardgastransportleidingen is de relevante wetgeving vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) die sinds 1 januari 2011 van kracht is. De bijbehorende regeling is de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). De Revb vermeldt dat het plaatsgebonden risico en groepsrisco berekend moeten worden met de rekenmethodiek Bevb bestaande uit de Handleiding risicoberekening Bevb, versie 2.0 uitgave 1 juli 2014 in combinatie met Carola voor ondergrondse aardgasleidingen en Safeti-NL voor aardolieproducten. Indien een ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een buisleiding is gelegen dienen de risico’s onderzocht te worden. Er zijn een aantal aspecten die bepalend zijn voor het risiconiveau van buisleidingen. Dit zijn zowel leiding specifieke aspecten (diameter, werkdruk en diepteligging) als niet leiding specifieke aspecten (aantal mensen binnen het invloedsgebied van de buisleiding).
2.4
Transport gevaarlijke stoffen over het water
Het Kanaal door Zuid-Beveland is gelegen in de nabijheid van de voorgenomen ontwikkeling. Het vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Bij een ongeval tijdens het transport kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen met schadelijke of zelfs dodelijke gevolgen voor mens en milieu. Bijvoorbeeld een explosie, een brand of het vrijkomen van een gifwolk. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de relevante wetgeving vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), de wet basisnet en de bijbehorende regeling basisnet. Het Kanaal ZuidBeveland is opgenomen in het basisnet. Hoe je het plaatsgebonden risico en groepsrisico van transportroutes moet uitrekenen staat beschreven in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) versie 1.0 uitgave 17 juni 2014 in combinatie met het rekenprogramma RBM II. In de HART staan ook vuistregels opgenomen om te bepalen of het uitvoeren van risicoberekeningen noodzakelijk is. Indien een ontwikkeling geheel of gedeeltelijk binnen 200 meter van een transportroute is gelegen dient de invloed op het groepsrisico onderzocht te worden. Er zijn een aantal aspecten die bepalend zijn voor het risiconiveau van transportroutes. Dit zijn zowel route specifieke aspecten (breedte, transportintensiteit) als niet route specifieke aspecten (aantal mensen binnen het invloedsgebied van de transportroute).
QRA Van de Wouw HansweertHansweert
9\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
3 Uitgangspunten risicoberekening en toetsing Voor de berekening en toetsing van het PR en het GR zijn gegevens van de buisleidingen, transportroute en de omgeving nodig. Deze gegevens worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.
3.1
Plangebied ten opzichte van de risicobronnen
Het plangebied is gelegen aan de Kamperweg 6 te Hansweert. De huidige bestemming van het plangebied is nu agrarisch. De voorgenomen ontwikkeling betreft het realiseren van een Speel, Leer en Doe boerderij bestemd voor recreatie en het realiseren van arbeids- en werkervaringsplaatsen voor mensen met een beperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal risicobronnen aanwezig te weten: 1. Aardgastransportleiding met ID 52438 beheerd door ZEBRA gasnetwerk BV 2. Aardgastransportleiding met ID 12295 beheerd door ZEBRA gasnetwerk BV 3. Aardolietransportleiding met ID 11023 beheerd door TOTAL Vlissingen 4. Kanaal door Zuid-Beveland In figuur 3.1 is de ligging van het plangebied en de risicobronnen weergegeven, in de navolgende paragrafen worden de uitgangspunten betreffende de risicobronnen, en de omgeving van het plangebied beschreven.
Figuur 3.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van de risicobronnen (bron: www.risicokaart.nl)
10\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
3.2
Hogedruk aardgastransportleidingen
Het door ZEBRA gasnetwerk BV aangeleverde leidingbestand (07-01-2016) bevat alle eigenschappen van de aardgastransportleidingen 52438 en 12295 zoals werkdruk, diameter en diepteligging die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de berekening. Het databestand is alleen te gebruiken in het programma Carola en is door de gebruiker zelf niet te wijzigen. De lengte van de leiding die relevant is voor de berekening is aan weerszijde van de ontwikkeling 1 kilometer plus de afstand van het invloedsgebied.
3.3
Aardolieleiding
Door Antea group is onderzoek gedaan naar de externe veiligheid ten opzichte van de aardolieleiding. In dit rapport (documentnr. 233580-121-001 van 1 maart 2015 revisie 05) wordt in tabel 3.2 het invloedsgebied (1% letaliteitsafstand) van de leiding gegeven. Het invloedsgebied voor de leiding met het ID 11023 (een 24” crudeleiding) bedraagt 46,7 meter. De ontwikkeling is gelegen op een afstand van 130 meter van de aardolieleiding en ligt daarmee buiten het invloedsgebied. De voorgenomen ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door de aanwezigheid van de aardolieleiding, de aardolieleiding wordt niet verder beschouwd.
3.4
Kanaal door Zuid-Beveland
Het Kanaal door Zuid-Beveland is opgenomen in het basisnet als onderdeel van het corridor Westerschelde – Rijn. In bijlage III van de Regeling basisnet is voor dit kanaal een PR 10-6 contour van 0 meter gegeven. In tabel 3.1 zijn de transportintensiteiten uit het basisnet voor deze verbinding weergegeven voor de stofcategorieën LT21 en GT32 zijn dit respectievelijk 0 en 41 transporten per jaar. In paragraaf 1.4 van de bijlagen van de HART zijn vuistregels gegeven om te toetsen of het uitvoeren van een risicoberekening noodzakelijk is. De Westerschelde – Rijn verbinding is geclassificeerd als CEMT-klasse 6. Voor CEMT-klasse 6 gelden de volgende vuistregels: Een vaarweg bevaarbaarheidsklasse 6 heeft geen PR 10-6 contour Langs een vaarweg bevaarbaarheidsklasse 6 wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden Langs een vaarweg bevaarbaarheidsklasse 6 wordt 10 % van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico alleen mogelijk overschreden wanneer binnen 200 meter van de oever aanwezigheidsdichtheden voorkomen groter dan 500 / ha en LT2 + GT3 > 1.000 per jaar
1 2
Toxische vloeistoffen categorie 2 Toxische gassen categorie 3
QRA Van de Wouw HansweertHansweert
11\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
3.5
Bebouwing
Voor de berekening van het GR van de aardgastransportleidingen zijn voor het gehele invloedsgebied gegevens van de bebouwing met het aantal personen nodig in de dag- en nachtperiode. Deze worden gemodelleerd in Carola. De dagperiode in Carola loopt van 8:00 uur tot 18:30 uur (10,5 uur) en de nachtperiode van 18:30 uur tot 8:00 uur (13,5 uur). Voor het plangebied is uitgegaan van één woning en de aanwezigheid van 20 personen overdag. Voor de overige bevolkingsgegevens is gebruik gemaakt van de standaard bevolkingsaantallen die zijn opgenomen in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico: De (agrarische) woningen zijn geteld vanaf een luchtfoto (www.globespotter.nl, luchtfoto 2015). Voor woningen wordt 2,4 personen per eenheid aangehouden met een aanwezigheidsfactor van 50 % overdag en 100 % nacht Voor de aanwezige bedrijven/industrie is uitgegaan van de gebiedstypering industrie met lage personeelsdichtheid, hiervoor wordt een dichtheid van 5 / ha gehanteerd Voor werken geldt een aanwezigheidsfactor van 100 % overdag en 0 % nacht, bij Lamb Weston aan de Stationsweg te Kruiningen is dit gecorrigeerd naar 100 % dag en 100 % nacht. In tabel 3.1 zijn alle ingevoerde bevolkingsgegevens terug te vinden
12\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
Tabel 3.1 Invoergegevens bevolkingsvlakken
Adres
Type
Personen dag
Personen nacht
Kamperweg 6
Woning
1,2
2,4
Kamperweg 6
Werken
20
-
Kamperweg 1
Woning
1,2
2,4
Kamperweg 3
Woning
1,2
2,4
Reeweg 1, 2, 3, 5
Woning
4,8
9,6
Reeweg 4
Woning
1,2
2,4
Reeweg 7, 9, 11
Woning
3,6
7,2
Reeweg 10
Woning
1,2
2,4
Reeweg 11b, 13
Woning
2,4
4,8
Reeweg 14
Woning
1,2
2,4
Kanaalweg 73
Woning
1,2
2,4
Kanaalweg 79
Woning
1,2
2,4
Kanaalweg 81
Woning
1,2
2,4
Kanaalweg 83
Werken
5 / ha
-
Kanaalweg 85
Woning
1,2
2,4
Ringweg 1
Woning
1,2
2,4
Molenweg 2, 4, 6, 8
Woning
6,0
12,0
Molenweg 10
Woning
1,2
2,4
Molenweg 12
Woning
1,2
2,4
Eeweg 1, 3, 3a, 5, 7
Woning
6,0
12,0
Vlaakse zandweg 1
Eeweg 6
Woning
1,2
2,4
Eeweg 11
Werken
5 / ha
-
Schoorse breedeweg 3,5
Woning
2,4
4,8
Schoorse breedeweg 7
Woning
1,2
2,4
Zanweg
Werken
5 / ha
-
Stationsweg
Werken
5 / ha
5 / ha
QRA Van de Wouw HansweertHansweert
13\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
4 Resultaten risicoberekening en toetsing 4.1
Risicoberekening hogedruk aardgastransportleidingen
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico ten gevolgen van de aardgastransportleiding is weergegeven in figuur 4.1. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar (PR 10-6). De ontwikkeling is dan ook niet gelegen binnen de PR 10-6 contour. Dit betekent dat wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde uit het Bevb voor plaatsgebonden risico.
Figuur 4.1 PR contouren rondom aardgasleidingen 52438 en 12295 (PR 10-7 blauwe lijn, PR 10-8 paarse ljin)
Groepsrisico Er is sprake van een groepsrisico indien 10 of meer dodelijke slachtoffers vallen. Aangezien in het invloedsgebied van de aardgasleidingen slechts incidentele bebouwing aanwezig is met een zeer beperkte persoonsdichtheid is er, betreffende de aardgasleidingen, geen sprake van een groepsrisico. De fN curve van het groepsrisico van de aardgasleiding is weergeven in figuur 4.1. Het groepsrisico van de aardgasleiding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling Alle voor de berekening relevante uitgangspunten zijn opgenomen in de door Carola gegenereerde rapportage (zie bijlage 1).
14\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
Figuur 4.2 Uitkomsten groepsrisicoberekening hogedruk aardgasleiding
4.2
Toetsing transport gevaarlijke stoffen over het Kanaal door ZuidBeveland
Plaatsgebonden risico In bijlage III van de Regeling basisnet is opgenomen dat het Kanaal door Zuid-Beveland geen PR 10-6 contour heeft. De ontwikkeling is niet gelegen binnen een PR 10-6 contour van een risicobron. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling. Groepsrisico Aan de hand van de in paragraaf 1.4 van de bijlagen van de HART opgenomen vuistregels kan geconcludeerd worden dat er geen overschrijding van het groepsrisico is ten opzichte van het Kanaal door Zuid-Beveland. Wanneer het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde wordt het niet zinvol geacht risicoberekeningen uit te voeren. Aan de hand van de vuistregel voor toetsing aan 10 % van de oriëntatiewaarde kan getoetst worden of voor de ontwikkeling sprake is van overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Omdat de som van de transporten LT2 en GT3 kleiner is dan 1.000 per jaar en gezien de lage personendichtheid in de omgeving van de ontwikkeling blijkt uit toetsing dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, een berekening van het groepsrisico wordt dan ook niet noodzakelijk geacht en verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling
QRA Van de Wouw HansweertHansweert
15\16
Kenmerk R001-1235182FKR-mvg-V02-NL
5 Conclusie Ter plaatse van de Kamperweg 6 te Hansweert is een akkerbouwbedrijf gelegen. Vanwege de slechte grondkwaliteit is het bedrijf reeds gedeeltelijk verplaatst naar de Wittesteenweg 22 te Kruiningen en is er gezocht naar een passende invulling voor het agrarisch bedrijf aan de Kamperweg 6 te Hansweert. Deze invulling is gevonden in de realisatie van een Speel, Leer en Doe boerderij. In de omgeving van het plangebied zijn een viertal risicobronnen gelegen, in dit rapport is getoetst of de aanwezigheid van deze risicobronnen een belemmering bezorgt voor de voorgenomen ontwikkeling. Uit een eerste toetsing is gebleken dat de ontwikkeling niet is gelegen binnen het invloedsgebied van de aardolieleiding waarna deze leiding niet verder beschouwd is. Voor zowel de beide aardgastransportleidingen als het kanaal Zuid-Beveland geldt dat in de nabijheid van het plan het plaatsgebonden risico nergens groter is dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Uit de berekening met Carola blijkt dat er ten aanzien van de aardgastransportleidingen geen sprake is van een groepsrisico. Voor het kanaal Zuid-Beveland is aan de hand van de vuistregels in paragraaf 1.4 van de bijlagen van de HART geconcludeerd dat het groepsrisico, indien aanwezig, kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is daarmee zo laag dat een risicoberekening niet noodzakelijk is. Het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
16\16
QRA Van de Wouw Hansweert
Bijlage
1
Rapportage Carola berekening
Kwantitatieve Risicoanalyse Kamperweg 6, Vlake Door: srvcProbot
Samenvatting
Pagina 2 van 20
Inhoud Samenvatting ......................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1 Inleiding ............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2 Invoergegevens ................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.1 Interessegebied ............................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.2 Relevante leidingen ....................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.3 Populatie...................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Plaatsgebonden risico ........................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV .............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV .............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.3 Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV .............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4 Groepsrisico screening .......................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV ............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV ............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.3 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV ............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5 FN curves ............................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 21390.00 en stationing 22390.00 .......... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.2 Figuur 5.2 FN curve voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 27680.00 en stationing 28680.00 .......... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.3 Figuur 5.3 FN curve voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 780.00 en stationing 990.00 ................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 6 Conclusies ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 7 Referenties .......................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Pagina 3 van 20
1 Inleiding In deze rapportage worden de gebruikte invoergegevens en de door CAROLA gegenereerde resultaten weergegeven. Deze gegevens vormen de basis voor een QRA-rapportage. Naast deze basisinvoergegevens en –resultaten wordt in de Handleiding Risicoberekeningen BevB aangegeven welke elementen ook in de QRA beschreven moeten worden. In onderstaand overzicht worden welke elementen beschreven moeten worden en of deze door CAROLA worden aangeleverd. Indien de elementen niet door CAROLA worden gegenereerd, moeten ze door de opsteller van de QRA-rapportage worden ingevuld. Het meest recente overzicht van de te beschrijven elementen wordt gegeven in de van kracht zijnde versie van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb. In CAROLA berekeningen wordt gebruik gemaakt van de parameters conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. Achtergrondinformatie over de berekeningen kan worden gevonden in [2, 3, 4, 5].
Pagina 4 van 20
Overzicht van de elementen die in een QRA gerapporteerd moeten worden. Onderwerp
1
2
3
Algemene rapportgegevens Administratieve gegevens: naam en adres van de leidingexploitant(en) (volgens Bevb) naam en adres van de opsteller van de QRA Reden opstellen QRA Gevolgde methodiek rekenpakket met versienummer parameterbestand met versienummer Peildatum QRA datum van de berekening datum van aanmaak van de buisleidinggegevens Algemene beschrijving van de buisleiding(en) Gegevens buisleiding naam buisleiding diameter druk eventuele mitigerende maatregelen Ligging van de leiding, aan de hand van kaart(en) op schaal. leiding noordpijl en schaalindicatie Beschrijving omgeving Omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties
Vertrouwelijk/
Aangeleverd
Openbaar
door CAROLA
Openbaar
Deels
Openbaar Openbaar
Nee Nee Ja
Openbaar Ja Nee Openbaar Ja Ja Ja Ja Openbaar Ja Ja Openbaar Ja indien ingevoerd
bestemmingsplannen al dan niet gedeeltelijk binnen de PR 10-6-contour en het invloedsgebied Actuele topografische kaart
4
Een beschrijving van de bevolking rond de buisleiding, onder opgave van de wijze waarop deze beschrijving tot stand is gekomen (o.a. incidentele bebouwing, lintbebouwing) Mogelijke gevaren van buiten de buisleiding die op de buisleiding effect kunnen hebben (risicoverhogende objecten, buurbedrijven/ activiteiten, vliegroutes, windturbines) Gebruikt weerstation Beschrijving per leiding van mogelijke risico’s voor de omgeving Samenvattend overzicht van de resultaten van de QRA, waarin tenminste is opgenomen: Kaart met het berekende plaatsgebonden risico, met contouren voor 10-4, 10-5, 10-6, 10-7 en 10-8 (indien aanwezig) FN-curve, voor zowel huidige als toekomstige situatie, met het groepsrisico voor de kilometer buisleiding met de grootste overschrijding van de oriënterende waarde. Op de horizontale as van de grafiek met de FN-curve wordt het aantal dodelijke slachtoffers uitgezet, op de verticale as de cumulatieve kans tot 10-9 per jaar FN-datapunt waarbij de maximale overschrijding van de oriëntatiewaarde optreedt, inclusief de factor van de overschrijding Grafiek met de screening van het groepsrisico Beschrijving of er kwetsbare bestemmingen en/of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de PR contour van 10 -6 per jaar zijn Voorgestelde preventieve en repressieve maatregelen die in de QRA zijn meegenomen
Openbaar Openbaar
Ja indien ingevoerd Nee
Openbaar
Nee
Openbaar
Ja
Openbaar
Ja
Openbaar
Ja
Openbaar
Ja
Openbaar
Ja
Openbaar Openbaar
Ja Nee
Openbaar
Ja
Pagina 5 van 20
2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.52. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.3. De berekeningen zijn uitgevoerd op 13-01-2016. Dit project is opgeslagen onder de naam
\\green.local\dfs\Y\NLCAP1\P\1235182\08 -
Projectinput en werkdocumenten\QRA Kamperweg 6 Hansweert.crp en is laatstelijk bijgewerkt op 12-01-2016. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Woensdrecht. De gebruikte ruwheidslengte is 0,1 meter. In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1 Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen
2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen. Eigenaar
Leidingnaam
Diameter [mm]
Druk [bar]
Datum aanleveren gegevens Pagina 6 van 20
Zebra Gasnetwerk
A513
254.00
80.00
08-01-2016
A515
1200.00
80.00
08-01-2016
A525
152.40
79.90
08-01-2016
BV Zebra Gasnetwerk BV Zebra Gasnetwerk BV
De exploitant specifieke factoren voor casuïstiek (cluster 1b), actief rappel (cluster 1C) en mitigerende maatregelen corrosie staan beschreven in Tabel 11 van Module B van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb [1]. De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2. Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied
Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is Voor de in bovenstaande tabel opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen.
Pagina 7 van 20
Een deel van onderstaande leiding loopt bovengronds waardoor CAROLA voor dat leidingdeel geen correcte waarden geeft voor PR en GR. Neemt u contact op met de leidingexploitant voor het bepalen van de risico's van deze leiding Leidingnaam
Begin
Eind stationing
stationing A525
992.557
995.050
2.3 Populatie De ingevoerde populatie is weergegeven in figuur 2.3 Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen
Populatietype
Polygoonpunten
Populatiepolygoon
Wonen Werken Evenement
Populatiepolygonen Label
Type
Aantal
Woning
Wonen
2.4
Kamperweg 6
Dichtheid
Vervangmodus
Percentage Personen
Toevoegen
50/ 100/ 7/ 1/
Nieuwe Populatie
100/ 100 Pagina 8 van 20
Reeweg 7, 9, 11
Wonen
7.2
Toevoegen Nieuwe Populatie
Reeweg 10
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Reeweg 4
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Reeweg 1, 2, 3, 5
Wonen
9.6
Toevoegen Nieuwe Populatie
Kanaalweg 79
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Kanaalweg 73
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Eeweg 6
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Eeweg 11
Werken
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Eeweg 1, 3, 3a, 5, 7
Wonen
12.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Eeweg 1
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Zandweg (bedrijven)
Werken
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Stationsweg (Lambweston)
Werken
5.0
Toevoegen Nieuwe
100/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100
Populatie Kamperweg 3
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Kamperweg 1
Wonen
2.4
Toevoegen Nieuwe Populatie
Bezoeker Kamperweg 6
Werken
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Populatiebestanden Pagina 9 van 20
Pad
Type
Aantal
Percentage Personen
Pagina 10 van 20
3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als iso-risicocontouren op een achtergrondkaart. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV
Pagina 11 van 20
3.2 Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV
3.3 Figuur 3.3 Plaatsgebonden risico voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV
Pagina 12 van 20
1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8
Pagina 13 van 20
4 Groepsrisico screening Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FNcurve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 21390.00 en stationing 22390.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1 Figuur 4.1 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV
Pagina 14 van 20
4.2 Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 11 slachtoffers en een frequentie van 2.03E-009. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 2.453E-005 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 27680.00 en stationing 28680.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.2 Figuur 4.2 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV
4.3 Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 780.00 en stationing 990.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.3 Figuur 4.3 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV Pagina 15 van 20
Pagina 16 van 20
5 FN curves Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) “slechtste” kilometer van het betreffende tracé. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor A513 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 21390.00 en stationing 22390.00
5.2 Figuur 5.2 FN curve voor A515 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 27680.00 en stationing 28680.00
Pagina 17 van 20
5.3 Figuur 5.3 FN curve voor A525 van Zebra Gasnetwerk BV voor de kilometer tussen stationing 780.00 en stationing 990.00
Pagina 18 van 20
6 Conclusies Geen 10-6, Geen GR
Pagina 19 van 20
7 Referenties [1]
Handleiding Risicoberekeningen Bevb. Versie 1.0. 20 december 2010.
[2]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.
[3]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302. 7 december 2006.
[4]
Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.
[5]
M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.
Pagina 20 van 20
BIJLAGE 6 Email ten aanzien van ontsluiting van het perceel
Ruimtelijk Advies Bureau Zweistra & Van Gurp Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:
wouw agro
woensdag 9 december 2015 15:10 Ruimtelijk Advies Bureau Zweistra & Van Gurp Re: vraag ivm ruimtelijke onderbouwing
Hoi, Gedeeltelijk, op 150 meter na niet. En ik zal het waterschap toestemming moeten vragen om over hun pad te mogen, 10 meter, maar dat is openbare weg. Het is de bedoeling te ruilen met de buurman, die heeft toegezegd mee te werken. Door de komst van een hoogspanningsmast op het perceel kunnen/willen we de ruiling niet definitief maken. Ik ben ook in gesprek met de andere buurman, Zeeuws landschap, dat is een lastigere partij, maar die ruiling is voor mij gunstiger. Ik zal de laatste tekeningen van het pand/ perceel vanavond mailen. Gr Stephanie Verstuurd vanaf mijn iPhone Op 9 dec. 2015 om 13:44 heeft Ruimtelijk Advies Bureau Zweistra & Van Gurp het volgende geschreven: Geachte mevrouw van de Wouw-van Wezel, beste Stephanie, In het kader van het definitief maken van de Ruimtelijke onderbouwing hebben we nog een vraag. Zijn de gronden waarop de toekomstige ontsluiting zal plaatsvinden in jullie eigendom? Alvast bedankt. Met vriendelijke groet, mr. F.C.M. (Filip) van Gurp en ing. J.A.P. (Judith) Zweistra
RuimtelijkAdviesBureau Zweistra & Van Gurp B.V. Sloestraat 34 Polderweg 6 4301 WL Zierikzee 4444 AA ’s-Heer Abtskerke
t. +31 6 11782614 (Filip) t. +31 6 29069717 (Judith) e. [email protected] 1
w. www.ruimtelijkadviesbureau.nl
Dit e-mailbericht (inclusief bijlagen) is vertrouwelijk en slechts bestemd voor de in het bericht aangeduide geadresseerde. Indien u dit e-mailbericht ten onrechte hebt ontvangen, verzoeken wij u dit e-mailbericht te vernietigen en dit de afzender te bevestigen. RuimtelijkAdviesBureau Zweistra & van Gurp B.V. geeft geen enkele waarborg of garantie met betrekking tot de juistheid en/of volledigheid van de inhoud van het e-mailbericht en neemt geen verplichtingen op zich met betrekking tot de inhoud van het e-mailbericht. RuimtelijkAdviesBureau Zweistra & Van Gurp B.V. sluit elke aansprakelijkheid uit voor enige directe, indirecte en/of gevolgschade samenhangend met of voortvloeiende uit het gebruik van de inhoud van dit e-mailbericht.
This e-mail message (including attachments) is confidential and for the intended recipient only. Please delete if obtained in error and email confirmation to the sender RuimtelijkAdviesBureau Zweistra & Van Gurp B.V. does not give any guarantee regarding the correctness and/or the exhaustiveness of the contents of this e-mail and does not accept any obligations with respect to the contents of this e-mail. RuimtelijkAdviesBureau Zweistra & Van Gurp B.V. excludes any liability for any direct, indirect and/or consequential damages connected with or resulting from the use of this e-mail-message.
2