GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID BOEREN IN HET HART VAN EUROPA
inhoud
Recht op voedsel 4
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: hoe het begon 6
De eerste hervormingen 8
Een breder perspectief
Na 2013: wat nemen we mee van vroeger? 14 Een stabiele markt: dat gaat niet vanzelf 16
Het GLB waakt over voedselveiligheid 18
Het GLB: niet zo duur als het lijkt
Het GLB van de toekomst 22
Het GLB garandeert een verantwoord landgebruik
Het GLB zet zich in voor het milieu 26
Het GLB stimuleert plattelandsontwikkeling
Verdeling landbouwbudget 30
Maar hoe doe je dat?
Europese samenwerking de eerste periode van het GLB: tweeprijzenbeleid 1984: productiebeheersing 1992: naar een éénprijssysteem (MacSharry) Een andere filosofie
10
Een groter Europa De ‘Mid Term Review’ (MTR) Health Check
Een voedseltekort: het kan opnieuw De landbouwmarkt schommelt sterk Het GLB zorgt voor een stabielere voedselaanvoer Crisissen: sein tot actie Het GLB herstelt het vertrouwen Veilig is duurder
20
32 eurocent per dag Wordt dat geld goed besteed? Schadelijk voor de ontwikkelingslanden?
een duurzaam samenspel van verschillende functies Herstel en behoud van het platteland Behoud van diversiteit
Minder uitstoot Alternatieve brandstoffen
Plattelandstoerisme Plattelandsontwikkeling Werkgelegenheid
28
24
voorwoord Onze generatie is opgegroeid in de Europese Unie (EU). We vinden de Unie, die geëvolueerd is van zes naar 27 lidstaten, en haar voordelen vanzelfsprekend. Wanneer ik als kind met mijn ouders mee reisde naar het buitenland, werden wij aan echte grensovergangen gecontroleerd. Als je naar een ander Europees land reisde, moest je vooraf zorgen voor “vreemde” munten. Mijn vader vroeg aan mijn moeder: heb je Frans geld bij? Wie leefde van import en export naar de buurlanden, werd geconfronteerd met een gigantische administratieve rompslomp, waarvoor de hulp van expeditiebedrijven nodig was. Vandaag reizen we ongehinderd door gans Europa, betalen we met de euro, de eenheidsmunt en kunnen we vrij handel drijven in de Europese economische ruimte. En we vinden dat allemaal heel vanzelfsprekend. Zo ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), één van de grote politieke projecten bij de start van de EU meer dan 50 jaar geleden. Lekker en heel betaalbaar voedsel, het veiligste van de wereld, een leefbaar platteland met familiale landbouwbedrijven, ook dat vinden we heel vanzelfsprekend. In deze brochure geven wij duiding bij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, bij het belang ervan voor Europa en de Europeanen, voor landbouwers, consumenten en plattelandsbewoners. Piet Vanthemsche, voorzitter Boerenbond
Piet Vanthemsche
September 2010
Voorzitter Boerenbond
3
Recht op voedsel
Veelzijdigheid van de Europese land- en tuinbouw
Recht op voedsel is een universeel erkend mensenrecht. Elke overheid heeft de plicht dit recht te verzekeren. De beste garantie op voldoende voedsel is een voldoend grote zelfvoorzieningsgraad na te streven. Overal ter wereld voert men hiervoor in meerdere of mindere mate een landbouwbeleid. Dit landbouwbeleid houdt rekening met maatschappelijke eisen. Die zijn cultuurgebonden en verschillen van samenleving tot samenleving net zoals landbouwsystemen regio- en cultuurafhankelijk zijn. De land- en tuinbouwsector is een economische sector. Toch volgt deze sector niet alle economische wetmatigheden. Land- en tuinbouw zijn zeer weersafhankelijk. Ze staan bloot aan dieren- en plantenziektes en hebben te weinig ‘vering’ om de marktschokken snel op te vangen. De cycli in de dierproductie duren relatief lang. Ook tussen zaaien en oogsten zitten vele maanden, soms jaren. Er moet rekening gehouden worden met vruchtafwisseling. De bewaartijd van vele producten is zeer kort en de nood aan arbeid is geen constante maar kent pieken doorheen het seizoen. Landen tuinbouw gebeurt ook niet achter hoge bedrijfsmuren, maar in een open platteland. Bij het uitbouwen van een landbouwbeleid moet de overheid rekening houden met de eigenheid van de land- en tuinbouwsector. Overal ter wereld, ook in Europa, is de boer de zwakke schakel in de voedselketen. De prijs wordt bepaald door de markt en te vaak slaagt de individuele boer er niet in zijn kosten door te rekenen. Om als land of regio de eigen voedselproductie te verzekeren moet de garantie op een leefbaar landbouwinkomen bewaakt worden. Tegelijk moet het voedsel tegen een redelijke prijs aan de consument aangeboden worden. Enkel zo is voedsel beschikbaar voor iedere burger en wordt ingespeeld op het universele recht op voedsel. En waar voldoende voedsel is, kan een samenleving zich ontwikkelen. Landbouw is bijgevolg de basis van alle economieën. Voedselzekerheid garanderen met aandacht voor de maatschappelijke eisen en de eigenheid van de landbouwsector, een leefbaar inkomen voor boer en tuinder garanderen en betaalbare consumentenprijzen nastreven. Dit gebeurt niet vanzelf en de markt krijgt dat niet allemaal voor elkaar. Enkel een degelijk uitgebouwd landbouwbeleid kan dit realiseren.
Zweden
Polen
Maar hoe doe je dat? In 1958 richtten zes landen de Europese Economische Gemeenschap op. Landbouw was meteen het belangrijkste aandachtspunt. Tot vandaag de dag is landbouw bij ons de enige economische sector waarvan het beleid volledig gestuurd en gefinancierd wordt door het verenigde Europa, dat nu 27 landen telt. We spreken over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De doelstellingen van het GLB werden
Spanje
4
vastgelegd in het Verdrag van Rome (1958) en werden ongewijzigd overgenomen in het Verdrag van Lissabon (2009). Het voortbestaan van het GLB ligt vast. De toekomstige invulling ervan is minder duidelijk. Het GLB in zijn huidige vorm is van kracht tot 2013, om de eenvoudige reden dat het huidige Europese budget gepland is tot 2013. Tot dan weten we hoeveel geld er in de Europese Unie naar landbouw gaat en hoe dat geld gebruikt wordt. En vanaf 2014? Daarvoor worden nu al plannen gemaakt maar er is nog niets beslist. De afgelopen jaren was er relatief gezien steeds minder geld voor landbouw, terwijl de Europese Unie wel uitgebreid werd, vooral met landen waar een groot deel van de bevolking nog landbouwer is. Je zou dus kunnen denken dat Europa opnieuw meer geld moet besteden aan landbouw maar nogal wat mensen zijn het daarmee niet eens. Dat komt doordat het GLB flink wat kritiek gekregen heeft, vooral in de jaren 1970 en 1980. Die oude verwijten klinken nog altijd na, hoewel het GLB ondertussen hervormd en gemoderniseerd is. Moet Europa nog geld besteden aan een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid? In deze brochure proberen we duidelijk te maken dat landbouw zo belangrijk is en dat landbouwers zo’n onzeker bestaan hebben, dat Europa inderdaad beter de nodige steun blijft geven.
5
GEMEEnschappELijK LandBouwBELEid: hoE hEt BEGon Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is een beleid van de Europese Unie. Dat betekent dat niet elke afzonderlijke lidstaat van de EU voor zichzelf uitmaakt hoe het met de eigen landbouw verder moet. Ze maken allemaal samen afspraken over de richting die de gezamenlijke landbouw in de hele Unie inslaat. Dat gebeurt zo al meer dan vijftig jaar. Landbouw was de eerste economische sector, en vooralsnog de enige, waarvan het beleid helemaal naar Europa geheveld werd.
Europese samenwerking Wat nu de Europese Unie is, startte als de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Die Gemeenschap werd opgericht met de ondertekening van het Verdrag van Parijs in 1951. Er waren zes lidstaten: België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië. Belangrijke beslissingen over de mijnbouw en de staalindustrie werden niet langer genomen door de landen afzonderlijk maar door een overkoepelende raad. In 1957 ondertekenden de zes landen nog twee andere verdragen. Het ene regelde de samenwerking op het vlak van atoomenergie, het andere lag aan de basis van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Dat laatste verdrag, dat bekend staat als het Verdrag van Rome, moest de samenwerking regelen in zowat alle sectoren van de economie. De zes lidstaten vormden één markt en zouden samen beslissen hoe ze zich opstelden tegenover markten buiten de EEG. Het Verdrag van Rome bevatte ook een aantal bepalingen over een gemeenschappelijk beleid in de landbouwsector. We kunnen die bepalingen in feite opsplitsen in twee groepen: • zorgen voor genoeg voedsel dat betaalbaar is voor iedereen door de productiviteit van de landbouwsector te verbeteren; • zorgen voor een stabiele economische markt, waardoor landbouwers zeker zijn van een goed inkomen. De bepalingen over de landbouw in het Verdrag van Rome leidden tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het werd voorgesteld in 1960 en werd van kracht in 1962.
innovatie in de jaren ‘50
de eerste periode van het GLB: tweeprijzenbeleid Het idee van genoeg en betaalbaar voedsel voor iedereen kwam voort uit de periode tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, toen er een voedseltekort heerste in WestEuropa. Met het GLB wou de Europese Economische Gemeenschap garanderen dat er nooit meer een tekort was. De landbouw moest een stabiele sector met een hoge
innovatie in de jaren ‘80
6
Familiefoto jaren ‘60
opbrengst worden. Een voldoend hoge graad van zelfvoorziening moest bereikt worden. De EEG had veel geld over om het GLB te laten slagen. Landbouwers kregen steun om hun bedrijven productiever te maken door ze groter te maken, te investeren in nieuwe productietechnieken en opleidingen te volgen. Veel boeren gingen zich specialiseren in een bepaalde tak van de landbouw. Het GLB had zijn doel al na enkele jaren bereikt. De opbrengsten waren enorm toegenomen en de prijzen in de winkels gedaald. Tegelijk beschermde het verenigde Europa zijn markt tegen de invoer uit goedkopere landen en zorgde het ervoor dat de eigen landbouwers onder alle omstandigheden een goede prijs kregen per geproduceerde eenheid. Die prijs die in Europa betaald werd voor landbouwproducten lag doorgaans (veel) hoger dan de wereldmarktprijs. Er was sprake van een tweeprijzenbeleid. Stilaan verloor de landbouwsector hierdoor de voeling met de markt. De productie werd gestuurd door wat Europa betaalde, niet door wat de markt vroeg. De landbouw draaide goed maar werkte te eenzijdig. Aan het eind van de jaren 1960 en in de loop van de jaren 1970 was er te veel melk, te veel boter en te veel wijn, te veel granen en te veel rundvlees. Omdat elke landbouwer toch een goed inkomen zou behouden, kocht de Europese overheid die overschotten zelf op. Ze bewaarde ze om ze later opnieuw op de markt te kunnen brengen of voerde ze uit naar andere landen, waar ze aan een fractie van de prijs verkocht werden met behulp van exportrestituties. Stilaan groeide er protest tegen de manier waarop de EEG de landbouw steunde. Veel mensen vonden het ongehoord dat op een bepaald moment ruim driekwart van het Europese budget naar landbouw ging. Goedkoop Europees melkpoeder verstoorde de markten in ontwikkelingslanden terwijl die landen zelf geen suiker aan Europa mochten leveren. Iedereen werd zich er ook stilaan van bewust dat de Europese landbouw te weinig oog had voor het milieu. Aan het begin van de jaren 1980 besefte het verenigde Europa, dat ondertussen tien lidstaten telde, dat het met de landbouw anders moest. Er moest een einde komen aan de overproductie en er moest aandacht zijn voor meer duurzame productiemethodes. Het GLB moest een andere weg inslaan.
7
De eerste hervormingen Tijdens de voorbije 50 jaar heeft het GLB geregeld een nieuwe weg ingeslagen. De redenen daarvoor waren telkens verschillend. Aan het begin van de jaren 1980 was er de noodzaak om de overschotten weg te werken. Vanaf de jaren 1990 moest het GLB rekening gaan houden met de veranderende maatschappelijke structuren en verwachtingen. In de jaren 2000 vond de uitbreiding richting Oost-Europa plaats. Het GLB kende heel wat hervormingen.
1984: productiebeheersing Door de selectie van planten en dieren, door het gebruik van (kunst)meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en door de inzet van machines, waren de Europese landbouwers er in geslaagd de productiviteit in plant- en dierproductie enorm te verhogen en dit met steeds minder mensen. Doordat de Europese Economische Gemeenschap de prijzen kunstmatig hoog hield bleven land- en tuinbouwers produceren, meer dan de Europeanen konden eten. Bij aanvang kocht de EEG de overschotten op en bewaarde ze in koelinstallaties of bracht ze buiten de EEG op de markt tegen een fractie van de prijs. Dit gebeurde met behulp van exportrestituties. De buitenlandse markten raakten ontregeld. Die manier van werken was duur en veroorzaakte zoveel protest van consumenten en belastingbetalers, dat de EEG besloot om maatregelen te nemen tegen overproductie. De melkveehouders mochten nog maar een bepaald aantal liters melk per jaar produceren, de zogenoemde melkquota. Overschreden ze die hoeveelheden, dan kregen ze een boete. Europa paste die melkquota verscheidene keren aan, telkens in functie van de markt. Om de overschotten van wijn in de hand te houden werden wijnboeren vergoed voor het rooien van druivelaars. Het teveel aan graan werd weggewerkt door eerst de vrijwillige (1988) en later de verplichte braak (1992) in te voeren. Daardoor kreeg een akkerbouwer een vergoeding voor die gronden die hij niet meer in productie nam. Het interne evenwicht tussen vraag en aanbod werd hersteld.
1992: naar een éénprijssysteem (MacSharry) De hele wereld schoof steeds meer op in de richting van een vrije markteconomie en de internationale gemeenschap werkte aan het verlagen van exportsubsidies, handelsbeperkingen en handelsverstorende subsidies tijdens een onderhandelingsronde van de GATT, de Wereldovereenkomst voor Tarieven en Handel. Een beschermde Europese markt waarbij desnoods de overheid betaalde voor onrendabele producten en overschotten, was niet langer aanvaardbaar.
8
2000
2005
2008
2005
2008
1995
1990
2000
8.000
gem. opbrengst (in 100 kg/ha)
90
1985
gemiddelde melkgift per jaar
gemiddelde opbrengst wintertarwe in België (in 100 kg/ha) - bron: LEI
100
1980
1975
1970
1950
0
1959
10
gem. melkgift (l/koe) (Vlaanderen) bron: bedrijfseconomische boekhouding BB
7.000
80
gem. melkgift (kg/koe) (België)- bron: LEI
6.000
70
5.000
60 50
4.000
40
3.000
30
gemiddelde melkgift per jaar 8.000
gem. melkgift (l/koe) (Vlaanderen) bron:van bedrijfseconomische boekhouding BB Onder druk die internationale ontwikkelingen voerde de toenmalige Europees 7.000 gem. melkgift (kg/koe) (België)bron: LEI commissaris voor landbouw, de Ier Ray MacSharry, in 1992 de eerste grote hervor6.000
ming van het GLB door. De gegarandeerde minimumprijzen voor landbouwproducten werden verlaagd. De bedoeling was om het tweeprijzenbeleid geleidelijk aan af 4.000 te bouwen. Het kon niet langer dat de prijs op de Europese markt sterk bleef afwij3.000 ken van de prijs op de vrije markt. De prijsondersteuning voor vlees- en graanproductie werden geleidelijk verlaagd, andere sectoren volgden enkele jaren later. 2.000 Directe inkomenssteun hielp het inkomenverlies gedeeltelijk te compenseren. Eerst 1.000 was die inkomenssteun gekoppeld (dus bepaald door de productiehoeveelheid), 0 vanaf 2005 ontkoppeld (dus onafhankelijk van de productiehoeveelheid en de aard van de teelt). De ontkoppeling werd beslist in het kader van de Mid Term Review van 2003. Dit moest de boeren ertoe aanzetten hun productie af te stemmen op de marktvraag. Door de voeling met de markt te stimuleren wil Europa het concurrentievermogen van zijn landbouwers vergroten. 2008
2005
2000
1995
1990
1985
1980
1975
1970
1959
1950
5.000
Een andere filosofie Hoewel er nog vele hervormingen volgden, spreken sommigen nu over het GLB voor en na MacSharry. Er was een eerste stap gezet naar een nieuwe manier van subsidiëren: niet de productiehoeveelheid bepaalde het inkomen van de boer maar de manier waarop hij zich aanpaste aan de markt. De prijzen van Europese landbouwproducten schoven geleidelijk op in de richting van het niveau elders in de wereld. In de loop van de jaren 1990 kreeg het GLB ook meer aandacht voor het leefmilieu. De landbouw lag geregeld onder vuur door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, door de mestoverschotten en het eenzijdige gebruik van open ruimte. De gekke koeienziekte en het dioxineschandaal toonden de nood aan goede controle systemen voor voedselveiligheid aan. Europa besefte dat landbouw zich moest aanpassen aan de groeiende vraag naar verantwoord landbeheer, duurzame productiemethoden en veilig voedsel.
9
1995
1990
1985
1980
1975
1970
1959
2008
2005
2000
1995
1990
1985
1980
1975
0
1970
0
1959
1.000
1950
10
1950
2.000
20
Een breder perspectief 1957 Rond de eeuwwisseling werden de doelstellingen van het GLB herbevestigd maar legde de EU ook de nadruk op algemene plattelandsontwikkeling en budgetbeperking. De voorbije tien jaar stonden de aanpassingen aan het GLB vooral in het teken van de uitbreiding van de Europese Unie en de toenadering tot de vrije markt door de ontkoppeling van premies. De MTR legde vooral hierop de nadruk. Verder spelen de wereldwijde evoluties zoals de klimaatverandering en de stijgende vraag naar andere functies van landbouw. In 2008 onderging het GLB een grondige ‘gezondheidscontrole’.
1973
Een groter Europa
1981
Uitbreidingen in 2004 en 2007 zorgden ervoor dat de Europese Unie momenteel 27 lidstaten telt. De nieuwkomers behoorden bijna allemaal tot het zogenoemde ‘Oostblok’, landen die zwaar beïnvloed werden door de voormalige Sovjet-Unie. De levenskwaliteit is er doorgaans lager dan in het ‘Westen’. In 1999 publiceerde de Europese Unie ‘Agenda 2000’. Dat was een pakket hervormingsmaatregelen dat de Unie moest voorbereiden op de komst van die nieuwe lidstaten. De doelstellingen van ‘Agenda 2000’ waren een betere levenskwaliteit voor inwoners van armere gebieden, de garantie op een gezond leefmilieu en op gezonde voeding voor iedereen, een redelijk inkomen voor landbouwers en een verantwoord beheer van de Europese financiën. ‘Agenda 2000’ stelde een grondige modernisering van het GLB voor, de weg naar een milieubewust en afgeslankt Europees landbouwmodel. De voorstellen waren voor een deel gebaseerd op de hervormingen van 1992 maar het nieuwe beleid trok resoluut de kaart van algemene plattelandsontwikkeling wat eigenlijk al van bij aanvang in de GLB-doelstellingen stond. Pas bij de eeuwwisseling wordt hier echter ten volle aandacht aan besteed en worden de nodige financiële middelen uitgetrokken. Landbouwers zouden in overleg met andere groepen uit de maatschappij de natuurlijke hulpbronnen en landschappen duurzaam moeten gaan beheren. Ze werden aangemoedigd om hun activiteiten uit te breiden met hoeveverkoop en plattelandstoerisme. Zo kwam ook het regionale belang van landbouw onder de aandacht. Het nieuwe GLB werd administratief flink vereenvoudigd, met in sommige sectoren veel minder regels dan vroeger. Het budget werd strikter gecontroleerd en het geld moest doeltreffender gebruikt worden. Tot 2002 mochten de uitgaven voor landbouw nog stijgen, daarna moesten ze ondanks de geplande uitbreidingen van de Europese Unie dalen.
1986
1995 2004
2007 10
De ‘Mid Term Review’ (MTR) ‘Agenda 2000’ had de krijtlijnen uitgezet voor het GLB tot in 2006. Maar al in 2003 werd het GLB opnieuw bijgestuurd. Die bijsturingen staan gekend als de Mid Term Review (MTR). De MTR diende om het GLB betaalbaar te houden ondanks de uitbreiding naar 27 lidstaten. Op financieel vlak was de belangrijkste aanpassing dat de steun aan de landbouwers losgekoppeld werd van hun productie. Het oude principe ‘hoe meer je produceert, hoe meer steun je krijgt’ was daardoor voorgoed over boord gezet. De boeren ontvingen voortaan een vast inkomen per bedrijf. Dat inkomen hangt samen met de zogenoemde randvoorwaarden: de bedrijven moeten beantwoorden aan normen op het vlak van natuurbehoud, milieuzorg, dierenwelzijn en voedselveiligheid, zo niet verliezen ze geheel of gedeeltelijk dit vaste inkomen. Waar de bijsturing van het GLB in 1992 resulteerde in het terugdringen van de overschotten, slaagde de MTR er ten volle in om boeren meer markt gericht te laten produceren. De ontkoppelde steun, of ook de directe inkomenssteun genoemd, goedgekeurd in 2003 en in voege sinds 2005, dient als buffer en zorgt voor een minimum garantie op vlak van inkomen voor de boer en op het vlak van duurzame productiewijze voor de maatschappij. De MTR zorgde voor meer marktgerichtheid en concurrentieverbetering. Het Europees beleid beperkte zich ook niet meer uitsluitend tot een landbouwbeleid maar breidde uit tot een plattelandsbeleid. Hiermee speelt Europa in op de groeiende betrokkenheid van de maatschappij in het plattelandsgebeuren. Het platteland is niet langer uitsluitend het werkterrein van de boeren, maar is ook de leef- en vrijetijdsruimte van de bevolking. De MTR verbeterde de leefbaarheid en toegankelijkheid van het platteland. De aandacht voor landschappen steeg, maar ook voor innovatie die ten goede komt aan het milieu, het dierenwelzijn, energieverbruik en –productie, kwaliteit en veiligheid,… Duurzaamheidscriteria worden opgelegd en worden dankzij Europese financiering versneld geïmplementeerd op de Europese land- en tuinbouwbedrijven.
België, Duitsland Frankrijk, Italië Luxemburg en Nederland
1957
Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk
1973
Griekenland
1981
Spanje, Portugal
1986
Finland, Oostenrijk en Zweden
1995
Cyprus, Estland Letland,Litouwen Hongarije, Malta Polen, Slowakije Slovenië en Tsjechië
2004
Roemenië, Bulgarije
2007
Health Check Bij de MTR van 2003 besliste de Europese Commissie om in 2008 het GLB te onderwerpen aan een grondige gezondheidscontrole. Die ‘Health Check’ bekeek enerzijds hoe de hervormingen van 2003 verfijnd konden worden. De financiële steun op basis van productiecapaciteit moest in sommige landen verder afgebouwd worden en er moest meer geld naar plattelandsontwikkeling in achtergestelde gebieden gaan. De regels konden nog een stuk eenvoudiger. Anderzijds moest de Europese
11
De GLB hervorming en de GLB uitgaven: een evolutie - bron: Europese Commissie 70
0.7%
60
0.6%
40 0.4% 30 0.3%
20
0.2%
10 0
EU-10
EU-15
EU-12
Uitvoersubsidies
Marktsteun
Ontkoppelde betalingen
Plattelandsontwikkeling
EU-25
2007
2006
2005
2003
2004
2002
2001
2000
1998
1999
1997
1996
1995
1993
1994
1992
1991
1990
1988
1989
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
0.1% 1980
in miljard €
0.5%
% van het BBP
50
EU-27
Rechtstreekse steun Aandeel in EU-BBP
Unie zich afvragen hoe ze met het GLB kon inspelen op de grote veranderingen in de wereld. Hoe kan de landbouw zich wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering? Welk evenwicht moet landbouw vinden in het leveren van voedsel en het leveren van grondstoffen voor bio-energie? Hoe behoudt Europa de nodige biodiversiteit? De landbouw staat weer voor grote uitdagingen. Aangezien het budget van de Europese Unie vastligt tot 2013, gaat ook het GLB nog minstens door tot 2013. Sommigen vragen zich hardop af of er in het budget vanaf 2014 nog plaats moet zijn voor het GLB. Het oude GLB is al grotendeels vervangen door een marktgerichter systeem. Is het dan niet beter om landbouw volledig over te laten aan de vrije markt? Of blijft de behoefte aan een GLB, omdat de markt niet alles kan oplossen en een zekere regulering nodig blijft?
12
13
Europa in cijfers 2008-2009
na 2013: wat nEMEn wE MEE Van VRoEGER?
aantal lidstaten: 27 aantal inwoners: 500 miljoen aantal landbouwbedrijven: 14 miljoen landbouwareaal: 172 miljoen ha gemiddeld Eulandbouwbedrijf: 12 ha
De eerste plannen voor een Europees landbouwbeleid ontstonden niet zo lang na de Tweede Wereldoorlog. Europa had toen hongersnood gekend. Om te vermijden dat er ooit nog een voedseltekort zou komen, wilden de lidstaten van de EEG een sterke landbouw, die in alle omstandigheden genoeg zou produceren om in de eigen behoefte te voorzien. Om het beroep van landbouwer aantrekkelijk te maken, trok het verenigde Europa heel wat geld uit om de eigen landbouwmarkt te beschermen. Boeren kregen een vaste prijs voor hun producten en landen uit andere delen van de wereld hadden het moeilijk om hun producten hier te verkopen. Tekorten zijn er al lang niet meer geweest. Er werd op sommige momenten zelfs te veel geproduceerd. De voorbije twintig jaar is de bescherming dan ook flink verminderd. Landbouwers moeten meer en meer opboksen tegen concurrentie op een vrije markt. Sommigen pleiten ervoor om ook het laatste restje marktbescherming weg te nemen. Maar is dat een goed idee? Landbouw is nu eenmaal geen sector als de andere.
ter vergelijking Verenigde Staten (VSA): aantal landbouwbedrijven: 2 miljoen landbouwareaal: 369 miljoen ha gemiddeld Vsalandbouwbedrijf: 185 ha Europees budget voor landbouw- en plattelandsbeleid: 55 miljard € (= 42% van het Eu budget) hiervan gaat • € 41,7 miljard naar marktgericht landbouwbeleid en • €13,7 miljard naar plattelandsbeleid of • 31% naar marktgericht landbouwbeleid • 11% naar plattelandsbeleid aandeel landbouw in Eubudget 1980: 71% 2009: 42% 2013: 40% aandeel landbouw in budget Eu + budget van de 27 lidstaten = 1,3% Eubudget voor GLB = 119 euro per Vlaming per jaar = 32 cent per dag hiervoor krijgt de belastingsbetaler • een gegarandeerde voedselzekerheid • met invulling van maatschappelijke eisen en verwachtingen • tegen een redelijke prijs
GLB = uw gezinspolis voor voldoende, kwaliteitsvol en betaalbaar voedsel én voor een leefbaar platteland
14
15
Een stabiele markt: dat gaat niet vanzelf Vandaag vinden we het vanzelfsprekend dat er genoeg voedsel in de winkel ligt tegen een betaalbare prijs. Dit is in feite het grootste succes van het GLB: Europa voorziet grotendeels in zijn eigen behoeften en de consument betaalt minder voor eten dan vroeger. Opdracht volbracht, daarvoor hebben we alvast geen GLB meer nodig. Of toch?
Een voedseltekort: het kan opnieuw In 2007 schoot de graanprijs de hoogte in. Het was plotseling niet zeker meer dat de landbouwers genoeg graan konden leveren om aan de vraag te beantwoorden. Als er een tekort op de markt dreigt, stijgen de prijzen. Hoe was het zover kunnen komen? Wereldwijd stijgt de vraag naar voedsel voortdurend. Enerzijds wordt de bevolking in sommige landen enorm groot, zoals in China en in India. Anderzijds gaat de algemene welvaart in die landen erop vooruit. Meer en meer inwoners kunnen zich de voedingsgewoonten van het zogenoemde Westen permitteren, wat betekent dat ze meer vlees en zuivelproducten gaan eten. Er is dus ook meer diervoeder nodig, dat vaak op basis van graanproducten gemaakt wordt. De OECD en de FAO verwachten dat de vraag naar voedsel tegen 2050 zal stijgen met 70%. Het wordt een hele uitdaging om alle gronden, bruikbaar voor land- en tuinbouw, maximaal te benutten. Daarenboven moeten we ook op zoek naar een nieuw evenwicht tussen landbouwproducten als bron van voeding, voeders, brandstof en vezels. Het komt er dus op aan om op zoveel mogelijk oppervlakte zoveel mogelijk opbrengst te halen. In 2007 liep het fout. De graanoogsten in Australië mislukten door de droogte. De kans op mislukte oogsten zal in de toekomst nog groter worden door het veranderende klimaat. Verenigde Staten
De landbouwmarkt schommelt sterk Een grotere vraag in de zogenoemde groeilanden en een lager aanbod in Australië. Voelen we dat in de Europese Unie? Als de markt vrij is: jazeker. De EU voert een deel van zijn graan in en moet dus hogere prijzen op de internationale markt betalen. Europese landbouwers kunnen verleid worden om meer graan uit te voeren naar het ‘buitenland’, waardoor het aanbod hier daalt en nog meer invoer nodig is. Zo komt de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van voedsel in Europa in het gedrang. Dit is bovendien een mogelijk vervolgscenario. Stel dat de Europese landbouwers door de grote vraag het volgende jaar meer graan zaaien en dat wereldwijd de oogsten uitstekend lukken, terwijl de vraag even niet stijgt. Daardoor dalen de prijzen. De boeren krijgen minder geld en blijven met overschotten zitten, terwijl ze meer geïnvesteerd hebben. Een compleet vrije markt laat niet toe dat de overheid het ver-
Brazilië
16
lies compenseert. Voor de landbouwers duurt het alweer een jaar voor ze zich kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie. Die ondertussen alwéér kan veranderen. Het is duidelijk dat het in de landbouwsector moeilijk is om vraag en aanbod op korte termijn met elkaar in evenwicht te brengen. De markt is te afhankelijk van risicofactoren zoals het weer om ooit stabiel te kunnen zijn. Tegelijkertijd is landbouw letterlijk van levensbelang, waardoor een stabiele markt net nodig is. Die zorgt voor een verzekerde aanvoer van producten tegen een betaalbare prijs.
Het GLB zorgt voor een stabielere voedselaanvoer Door de groeiende nood aan voedsel komt een van de eerste principes van het ‘oude’ GLB weer onder de aandacht: genoeg voedsel voor iedereen. Een volledig vrijgemaakte markt biedt die garantie niet. Daarom alleen al blijft het GLB noodzakelijk. Door een minimum aan regulering te behouden, zorgt het GLB ervoor dat de markt niet op hol slaat. De directe inkomenssteun biedt een zekere bescherming tegen lage prijzen. Als de prijzen echter gevaarlijk laag dreigen te dalen, ondersteunt Europa de prijs door gericht producten op te kopen. Zo stabiliseert ze de markt, weliswaar op een heel laag niveau, en vermijdt ze dat de prijs zo laag zakt dat voor vele boeren het faillissement dreigt. Voedseltekort komt in de EU overigens meer voor dan je zou denken. Het GLB besteedt jaarlijks meer dan 500 miljoen euro aan voedselhulp voor minderbedeelden in Europa, zoals daklozen, kinderen in risicosituaties en anderen die in armoede leven. In 2006 konden meer dan 13 miljoen mensen van die steun genieten.
Guinee
Australië
17
Het GLB waakt over voedselveiligheid Zorgen voor genoeg en betaalbaar voedsel is één zaak. Maar in Europa willen we vandaag de dag meer dan ooit zeker weten dat wat we eten veilig is. Vaak zijn we er ons niet van bewust dat die zekerheid handenvol geld kost en verbazen we ons erover dat Europese producten daardoor duurder zijn dan andere. Het GLB heeft mee voor controlesystemen voor voedselveiligheid gezorgd.
Crisissen: sein tot actie In de jaren 1990 volgde de ene voedselcrisis de andere op. De gekke koeienziekte, de varkenspest en het dioxineschandaal waren dramatisch voor de landbouw. Miljoenen dieren werden vernietigd, boerderijen in quarantaine geplaatst, producten uit de handel genomen. De uitvoer viel stil en de prijzen stortten in elkaar. Nogal wat landbouwers moesten hun bedrijf stopzetten. Dat zorgde ook voor problemen bij leveranciers en afnemers. Om dergelijke rampen voortaan te voorkomen, werden plannen gemaakt voor strenge controlesystemen. Die moesten de hele voedselketen omvatten. Het ging niet alleen om de dieren zelf maar ook om het voeder dat ze aten en om de manier waarop hun vlees verwerkt werd.
Het GLB herstelt het vertrouwen In de jaren na de crisissen werkten de verschillende sectoren sluitende kwaliteitssystemen uit. De sleutelbegrippen waren controle en traceerbaarheid. Wie een landbouwproduct kocht, wat dat ook was, moest kunnen controleren waar het vandaan kwam en hoe het behandeld was, van de allereerste tot de allerlaatste stap. In de rundvleesketen, bijvoorbeeld, begint traceerbaarheid al bij de geboorte van de kalfjes. Via een uniek oormerk kan hun hele verdere levensloop gevolgd worden. Vee telers die voeder kopen, kunnen nagaan waar de grondstoffen vandaan komen en of de kwaliteit voldoende gecontroleerd is. Het GLB stelde kwaliteitsnormen op en ontwikkelde labelsystemen voor voedsel, die in de afzonderlijke lidstaten soms nog verder verfijnd werden. De labels garanderen de consumenten dat ze een veilig product in handen hebben. Ze kunnen informatie opvragen over de oorsprong van het voedsel en de productiemethodes. Het GLB zorgde er mee voor dat consumenten opnieuw vertrouwen kunnen hebben in de producten van boerderijen binnen de EU.
18
Veilig is duurder De garantie op veilig voedsel vraagt veel inspanningen van de Europese landbouwers. Europa legt veel strengere veiligheidsnormen op dan de WTO. De Europese boeren moeten met heel wat extra voorschriften rekening houden. Het kost tijd en geld om de boerderij aan te passen aan de nieuwe productie- en controletechnieken. Het lijkt voor de hand te liggen dat die bijkomende kosten doorgerekend worden bij de verkoop van de producten. Maar zo werkt het niet. In de winkel kan de Europese consument immers kiezen uit een rijk aanbod van Europese en niet EU-producten. Deze laatste zijn vaak onder minder strenge veiligheids- en duurzaamheidsnormen geproduceerd en dus tegen een goedkopere productiekost. In de winkel wordt de Europese burger ‘consument’ en laat hij zich bij zijn aankopen vooral leiden door de prijs. De hoge productienormen die hij als burger afdwingt staan in schril contrast met zijn aankoopgedrag als consument. Hij kiest vaak voor de goedkopere niet EU-producten. Het strenge veiligheidsbeleid maakt het de Europese landbouwer dus moeilijk. De boer heeft extra kosten die hij niet meteen kan doorrekenen want hij heeft een nadelige positie ten opzichte van zijn goedkopere concurrenten. Zonder tussenkomst van de overheid is zo’n manier van werken niet rendabel en komt de leefbaarheid van Europese landbouwbedrijven in het gedrang. Een klassieke oplossing is een marktcorrectie, zodat de eigen producten beter beschermd worden tegen de invoer uit andere delen van de wereld. Maar die bescherming was net een van de belangrijkste punten van kritiek op het klassieke GLB. Het GLB zorgt daarom op een andere manier voor compensatie. Landbouwers die investeren om zo goed mogelijk te beantwoorden aan de normen voor veilig voedsel, worden daarin gesteund. Het GLB financiert deels de modernisering van het bedrijf.
19
Het GLB: niet zo duur als het lijkt Ooit ging driekwart van het budget van het verenigde Europa naar landbouw. De belastingbetaler vond dat niet alleen overdreven veel, hij was het geregeld ook niet eens met de manier waarop dat geld gespendeerd werd. De voorbije jaren is het aandeel van landbouw in het Europese budget voortdurend gedaald en wordt het anders besteed. Toch zal de discussie over het GLB na 2013 grotendeels een financiële discussie worden. Maar kost dat GLB wel zo gek veel, als je bekijkt wat je ervoor in de plaats krijgt?
32 eurocent per dag Aandeel lanbouwbudget in totale EU-budget - bron: Europese Commissie
80% 75% 70% 65% 60% 55% 50%
1,3%
2007
2005 2006
2004
2002 2003
2000 2001
1998 1999
1996 1997
1995
1993 1994
1991 1992
1989 1990
1988
1986 1987
40%
1985
45%
Aandeel landbouw-uitgave in totale overheidsuitgave 1 - bron: Europese Commissie
1,2% 1,1% 1,0% 0,9%
Het GLB was en is het enige economische beleid dat volledig door de Europese Unie bepaald en gefinancierd wordt. Dat verklaart het grote aandeel van het GLB in het Europese budget. De jongste jaren heeft Europa zijn bevoegdheden uitgebreid en daarvoor was ook geld nodig. Toch is het totale Europese budget niet toegenomen in verhouding tot de uitbreiding van de bevoegdheden. Het aandeel van de landbouw is daardoor gedaald. In 1980 ging 71 procent van het Europese budget naar landbouw. In 2009 was dat nog 42 procent, zo’n 55 miljard euro. Daarvan ging ruim 41 miljard naar marktgericht landbouwbeleid en een kleine 14 miljard naar plattelandsontwikkeling. Omgerekend betalen we in Vlaanderen 119 euro per persoon per jaar voor het GLB, of 32 eurocent per dag. In ruil krijgen we de zekerheid dat we genoeg en veilig voedsel tegen een redelijke prijs kunnen kopen. Maar ook het milieu, de natuur, het landschap en het dierenwelzijn varen er wel bij. Voor wie eraan zou twijfelen dat de prijzen voor voedsel in de Europese Unie redelijk zijn: de gemiddelde Europeaan spendeert tegenwoordig 16,8 procent van zijn huishoudelijk budget aan eten en niet alcoholische dranken. In België ligt dat gemiddelde op 13, 5 procent. Op het eind van de jaren 1980 was dat voor België nog meer dan 16 procent. Dat hebben we in de eerste plaats te danken aan de relatieve prijsdaling van voedsel.
0,8%
1 Totale overheidsuitgave = totaal van alle overheidsuitgaven van de individuele
lidstaten inclusief hun bijdrage aan EU-budget
20
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
0,7%
Wordt dat geld goed besteed? Het GLB kreeg geregeld kritiek voor de manier waarop het landbouwgeld gebruikt werd, zoals het opkopen van nutteloze boterbergen en melkplassen. Hoewel het beleid flink hervormd is, sleept het
125
Evolutie van het arbeidsinkomen (AI) in EU 15 - bron: Europese Commissie
120 115 110 105 100 95
Inkomen (in€)
die slechte reputatie met zich mee. Daarom staat het budget nog 90 altijd onder druk: sommigen willen vooral de rechtstreekse steun 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2008 20081 aan landbouwers verder afbouwen. AI landbouw EU 15 AI totale economie EU 15 Nochtans kunnen de landbouwers die steun blijven gebruiken. 1 geschatte waarde Het gemiddelde inkomen van een boerderij ligt een pak lager dan het gemiddelde inkomen in andere sectoren. Een van de problemen waarmee landbouwers geconfronteerd worden, is dat ze een Evolutie land- en tuinbouwinkomen (familiale en niet familiale landbouw) steeds kleiner aandeel krijgen van de prijs die de consument versus inkomen loon- en weddetrekkenden in Vlaanderen - bron: Boerenbond 45000 betaalt in de winkel. Van de prijs van een biefstuk gaat er 20 pro40000 cent naar de landbouwer, van de winkelprijs van een brood is dat 35000 amper 5 procent. Sinds 1996 zijn de voedselprijzen elk jaar met 30000 3,3 procent gestegen en de kosten voor landbouw met 3,6 pro25000 cent, maar de prijzen die de landbouwers krijgen voor hun pro20000 ducten met amper 2,2 procent. 15000 Dat is niet voldoende om de kosten te dekken, laat staan om voor 10000 een redelijk inkomen te zorgen. Bovendien is landbouw een 5000 risicovolle bezigheid. Een slecht jaar of een tegenslag kan meer0 dere boeren tegelijk dwingen om te stoppen. Met directe betalin2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 (voorlopig) gen zorgt het GLB ervoor dat de landbouwers ook bij slechte Land- & tuinbouw (AI/VAK1) prijsvorming actief blijven. De directe betalingen laten een boer 1 Voltijdse arbeidskracht Loon- en weddetrekkenden (inkomen/hoofd) toe het marktsignaal op te pikken en dus minder of een tijd niet of iets anders te produceren. Daarnaast ondersteunt het GLB het opzetten van verzekeringssystemen tegen schade door slecht weer of door planten- en dierenziekten. Kortom: het geld van het GLB wordt nog altijd voor een groot stuk gebruikt om ervoor te zorgen dat de voedselvoorziening verzekerd blijft. Export van land- en tuinbouwproducten uit ACP-landen
Schadelijk voor de ontwikkelingslanden?
Andere 17%
Het GLB werd er geregeld van beschuldigd dat het door exportsubsidies schade toebracht aan landbouwers in ontwikkelingslanden. Maar dat beeld is volledig achterhaald. Vandaag de dag vertegenwoordigen exportsubsidies minder dan 2 procent van het totale budget voor het GLB. Slechts een heel klein deel van dat kleine bedrag vindt nog zijn weg naar ontwikkelingslanden. Anderzijds geeft de Europese Unie voor zijn invoer de voorkeur aan de 50 minst ontwikkelde landen in de wereld. De EU voert in zijn geheel meer landbouwproducten uit ontwikkelingslanden in dan de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en Japan samen. Zo steunt het GLB in feite de landbouw in ontwikkelingslanden.
Canada 2% Rusland 2% India 3% Japan 3% China 5%
EUR 25 57%
USA 11%
bron: COMTRADE gemiddelde 2004-2008
21
Het GLB van de toekomst een duurzaam samenspel van verschillende functies Door de geschiedenis heen heeft landbouw verschillende functies gekregen. Die waren niet altijd even belangrijk. Voorzien in genoeg voedsel (Food) en voeder (Feed) waren constant aanwezig, en vooral de hogere bevolkingsklassen hadden altijd wel aandacht voor tuin en sierteelt (Flower). Door de uitvinding van moderne machines en kunststoffen raakten twee oude functies lange tijd op de achtergrond: brandstoffen (Fuel) en natuurlijke vezels (Fibre) leveren. Maar door de recente milieu- en klimaatproblemen komen die weer op de voorgrond. De jongste tijd is er ook een groeiende vraag naar ontspanningsmogelijkheden (Fun) op het platteland. Alle functies samen geeft ons: 6F. Sinds de jaren 1990 heeft het GLB meer en meer aandacht voor het verenigen van die zes functies in één beleid. Dat past in het streven naar een duurzame landbouw. De bekendste definitie van duurzame ontwikkeling is ‘het vervullen van de noden van de huidige generatie, zonder de toekomstige generaties de kans te ontnemen hun noden te vervullen.’ Duurzame ontwikkeling houdt niet alleen rekening met economische factoren. Een duurzame activiteit is ook ecologisch verantwoord en voldoet aan sociale normen en waarden. Eerder al zagen we dat het GLB met zijn minimale regulering van de markt nodig blijft om een duurzame economische situatie te scheppen. Op de volgende bladzijden zullen we zien dat het GLB ook op ecologisch en sociaal vlak onmiskenbare voordelen biedt.
Fun
Fuel
22
Flower
23
Het GLB garandeert een verantwoord landgebruik In het begin was het GLB vooral gericht op het produceren van zoveel mogelijk voedsel. Dat ging soms ten koste van het milieu en de diversiteit op het platteland. De jongste tijd is er meer en meer aandacht voor de manier waarop alles geteeld wordt. Het GLB stimuleert landbouwers om duurzamer te werken en compenseert ze daar ook voor.
Herstel en behoud van het platteland Tijdens de eerste decennia na het ontstaan van het GLB was productiviteit de belangrijkste doelstelling van de Europese landbouw. Elke vierkante meter grond die in aanmerking kwam, werd gebruikt voor akkerbouw, veeteelt en tuinbouw. Oude landwegen werden omgeploegd, sloten gedempt en rijen bomen geveld. Nieuwe methodes voor selectie van plant en dier, bemesting en gewasbescherming zorgden voor grotere opbrengsten maar verstoorden ook het natuurlijke evenwicht. Maar het moderne GLB stimuleert tegenwoordig landbouwers om te produceren op een manier die het landschap respecteert of om bijkomende landschappelijke waarde te creëren. Zo krijgen boeren geld als ze akkerranden voortaan onbewerkt laten, bomenrijen aanplanten of waterpoelen aanleggen. Ze moeten de vervuiling van bodem en water minimaliseren. Hun bedrijf moet ook beantwoorden aan bepaalde normen voor dierenwelzijn, met minder dieren op een bepaalde oppervlakte, bijvoorbeeld. Dat resulteert in een afwisselender en schoner platteland. Een verantwoord landbeheer moet op termijn ook leiden tot minder overstromingen en bodemerosie, door andere ploegmethoden en het heraanleggen van sloten, bijvoorbeeld. Het GLB wil verzekeren dat productieve landbouw en plattelandsbehoud harmonieus samengaan. De financiële steun van het GLB laat Europese boeren toe om de kosten voor duurzaam landbeheer te dekken, zodat ze kunnen concurreren met bedrijven in andere delen van de wereld waar die normen nog niet gelden.
Behoud van diversiteit Als landbouw alleen gedreven zou worden door economische motieven, zou de productie geconcentreerd worden in de vruchtbaarste en best bereikbare streken. Dat zou in die regio’s voor grote milieudruk zorgen, zowel door de landbouw zelf als door de randactiviteiten die landbouw met zich meebrengt. De minder vruchtbare gebieden zouden daarentegen braak blijven liggen en verlaten worden. Dankzij het GLB is Europa erin geslaagd om over zijn hele grondgebied een rijke diversiteit te behouden. Het GLB verhindert dat uitgestrekte regio’s maar één teelt produceren. De grootste boerderijen in de Europese Unie, die viervijfde van de EUproductie uitmaken, hebben een gemiddelde grootte van 69 hectare. Dat is in fel
24
contrast met andere ‘Westerse’ gebieden in de wereld, zoals de Verenigde Staten of Australië, waar eenzijdige landbouw wordt bedreven op gigantische oppervlaktes. Een ander belangrijke realisatie van het GLB is dat het landbouwers toelaat om verder te werken in afgelegen of moeilijk terrein, zoals moerassige of bergachtige gebieden. Net daar worden vaak ambachtelijke streekproducten van een hoge kwaliteit gemaakt. Dat afwisselende landgebruik heeft er in de eerste plaats voor gezorgd dat Europa in hoge mate kan voorzien in de meeste landbouwproducten. De EU kan nagenoeg alle landbouwproducten zelf produceren en bezet voor een aantal teelten zelfs de leidende positie op de wereldmarkt. Het heeft geleid tot een rijke verscheidenheid op het platteland en in de producten die beschikbaar zijn van streek tot streek. Die verscheidenheid in de landbouw sluit overigens aan bij een algemene doelstelling van het Europese beleid. Het wil binnen een verenigd Europa de grote culturele diversiteit van het continent benadrukken, en de ontwikkeling van de zogenaamd achtergestelde regio’s stimuleren. Streekproducten zijn een dankbaar middel om de bekendheid van de regio’s te vergroten en om andere investeringen aan te trekken. Het GLB voorziet dan ook in subsidies om streekproducten beter in de markt te zetten.
25
Het GLB zet zich in voor het milieu Landbouw wordt geregeld als de schuldige aangewezen als het gaat om milieuschade. Nochtans zijn boeren zelf bij de eerste slachtoffers als het minder goed gaat met het milieu: ze leven immers van het land. In het bijzonder de klimaatverandering kan ze binnenkort voor grote problemen stellen. Het GLB gaat mee op zoek naar schonere productiemethoden en energiebronnen. Het financiert ook de boeren die investeren in duurzamere productiemethodes.
Minder uitstoot Landbouwers worden als eersten echt geconfronteerd met de gevolgen van klimaatveranderingen. De oogsttijden verschuiven en er is een grotere kans op gewasschade door extreme periodes van droogte of regenval. Klimaatveranderingen zijn in wezen een natuurlijk fenomeen maar men is het er ondertussen over eens dat de mens de huidige klimaatverandering versnelt, onder meer door het massale gebruik van fossiele brandstoffen zoals steenkool en aardolie, die broeikasgassen produceren. Beschuldigende vingers wijzen ook naar de landbouw: runderen zouden wereldwijd door hun oprispingen een kwart van de uitstoot van methaangas veroorzaken. In de Europese Unie veroorzaakt de landbouwsector amper 9 procent van de broeikasgassen. Tussen 1990 en 2006 is de sector er overigens in geslaagd de uitstoot met 20 procent te verminderen. Op korte termijn en op kleine schaal verminderen landbouwbedrijven hun uitstoot door afval van oogsten en dieren te hergebruiken als energiebron en meststof. Voorts daalde in Vlaanderen de voorbije tien jaar de uitstoot van CO2 door de glastuinbouw met meer dan 20 procent, terwijl er wel nog kassen bijkwamen. Dat was mogelijk door de toepassing van energiebesparende maatregelen en doordat tuinders vaker aardgas dan stookolie gingen gebruiken voor de verwarming . De steun van het GLB was daarbij noodzakelijk. De helft van de Vlaamse boeren die investeerden in milieumaatregelen, bijvoorbeeld, zou dat niet gedaan hebben als ze daarvoor geen ondersteuning hadden gekregen. De kosten van die aanpassingen lopen immers soms hoog op. Het GLB investeert ook op langere termijn in onderzoek naar duurzamere productiemethodes. Zo kunnen andere voedermethodes voor vee de uitstoot van methaangas verminderen.
Mestinjectie
Alternatieve brandstoffen Hoewel landbouw geregeld als een van de schuldigen voor de klimaatverandering aangewezen wordt, ligt de hoop op een betere situatie ook net bij de landbouw. Zelfs als het milieu niet meteen een reden zou zijn, is er nog altijd het gegeven dat fossiele
Mestverwerking
26
brandstoffen tegen het einde van deze eeuw wellicht uitgeput zullen zijn. Er is dus heel wat onderzoek naar alternatieve brandstoffen, zoals de zogenoemde biobrandstoffen. Het bekendst zijn biodiesel en bio-ethanol, die vooral gewonnen worden uit tarwe, maïs, suikerbieten, koolzaad, suikerriet en soja. Dat zijn oogsten die ook gebruikt worden voor voedsel en voeder, zodat sommigen bang zijn dat de productie van biobrandstoffen de voedselvoorziening in het gedrang zal brengen. Dat geldt trouwens ook voor andere toepassingen van de ‘groene chemie’, zoals plastic zakjes uit maïs en aardappelen in plaats van uit aardolie. Maar het ene hoeft het andere niet uit te sluiten. Van oliezaden, bijvoorbeeld, wordt amper de helft gebruikt voor de productie van biodiesel, de rest dient als diervoeder. De EU voert 80 procent van zijn eiwitrijk diervoeder in uit de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië. De verhoogde productie van biobrandstoffen zal dus niet alleen de klimaatverandering helpen te bestrijden. Het zal Europa ook minder afhankelijk maken van import van eiwithoudende producten voor zijn veevoeder. Bovendien kan de vrijgekomen grond in de vroegere toeleveringslanden dan gebruikt worden voor weer andere teelten. Het GLB kan zorgen voor een overkoepelend beleid dat de verschillende behoeften van de Europese landbouw op elkaar afstemt: het verzekeren van voedselzekerheid, onderzoek en nieuwe technieken aanmoedigen die bijdragen tot een beter milieu, en landbouwers bijstaan om zich aan te passen aan de invloed van de klimaatverandering. Dat zal in de toekomst van levensbelang zijn.
Koolzaad
27
Het GLB stimuleert plattelands ontwikkeling De jongste jaren brengen meer en meer mensen hun vrije tijd door op het platteland. In dicht bevolkte gebieden is het zoeken naar een evenwicht tussen de noden van de landbouw en de verlangens van andere groepen in de maatschappij, vooral omdat die laatsten wel een mooi landschap willen maar niet bereid zijn om ervoor te betalen. Het GLB zorgt voor de nodige structuren en het geld om het platteland naar ieders behoefte te ontwikkelen.
Plattelandstoerisme Eerder zagen we dat de Europese overheid landbouwers vergoedde als ze extra milieu-inspanningen leverden. In 2000 kwam er een beheersovereenkomst voor het platteland tussen overheid en landbouwers. De overheid krijgt de garantie van een evenwichtig landschapsbeheer en de boeren ontvangen daarvoor een vergoeding. Dat is niet alleen belangrijk voor het milieu maar het beantwoordt ook aan een eis van andere groepen in de maatschappij. Meer en meer mensen willen genieten van de open ruimte op het platteland en er hun vrije tijd doorbrengen. Ze willen een mooi landschap met bosjes, groene bermen en goed onderhouden paden om te wandelen en te fietsen. Landbouwers zijn vaak de meest aangewezen mensen om, met steun van de overheid, het platteland op een aantrekkelijke manier in te richten. Het GLB stimuleert landbouwers overigens ook om hun bedrijf zelf open te stellen voor het ruime publiek. Dat kan gaan om het organiseren van bezoeken voor klassen, om hoeveverkoop van streekproducten of om het inrichten van gastenverblijven. Dat vraagt heel wat inspanningen van de boeren. Ze moeten niet alleen tijd en ruimte hebben om hun bedrijf om te bouwen en extra diensten aan te bieden. Het vraagt ook bijkomende managementvaardigheden. Het GLB helpt daarbij en zorgt dat het plattelandstoerisme zich op een duurzame manier kan ontwikkelen.
Plattelandsontwikkeling De bijkomende diensten die landbouwbedrijven meer en meer aanbieden, zijn voor bepaalde regio’s extreem belangrijk. Ze trekken toeristen naar de streek en vaak voorkomt toerisme dat de regio ontvolkt raakt en verwildert. Op die manier houdt de landbouw enkele van de mooiste gebieden van de EU bereikbaar voor bezoekers. Sinds 1990 ontfermt het GLB zich trouwens mee over de leefbaarheid van dorpen op het platteland in het algemeen. Europa wou een einde maken aan de plattelandsvlucht, waardoor het isolement van de achtergebleven bewoners toenam en de tewerkstelling en de voorzieningen op het platteland achteruitgingen. De EU voorziet in subsidies voor projecten die de leefbaarheid van het platteland garanderen.
28
Werkgelegenheid Zowel afnemers als leveranciers van de landbouw vestigen zich graag in de buurt. Landbouw trekt andere economische activiteit aan en heeft dus een vermenigvuldigingseffect op de tewerkstelling. De mensen die daardoor aangetrokken worden, besteden hun inkomen in de regio en trekken op hun beurt verdiensten naar het platteland. Zo blijft het platteland sociaal en economisch leefbaar. De tewerkstellingscijfers onderschatten overigens het belang van de werkgelegenheid in de landbouw omdat ze geen rekening houden met het werk dat uitgevoerd wordt door de gezinsleden en door seizoensarbeiders. In de Europese Unie zijn 30 miljoen mensen tewerkgesteld op boerderijen. Daarbij komen 10 miljoen mensen die werken in coöperatieven of verwante sectoren. Dat betekent dat 1 op 6 banen in de EU afhangt van landbouwproductie. In andere delen van de wereld concentreerde de landbouw zich in grootschalige bedrijven. Als dat ook in de EU gebeurd was, zou het platteland er helemaal anders hebben uitgezien en zouden er heel wat minder jobs geweest zijn. Dankzij het GLB is er in de EU een geleidelijker overgang geweest naar grotere bedrijven, terwijl het familiaal geleide bedrijf behouden bleef. De functie van het GLB om werkgelegenheid te behouden in landelijke gebieden, is belangrijker dan ooit.
29
Verdeling landbouwbudget Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vandaag (2010) Verdeling besteding Europees landbouwbudget (55 miljard) eerste pijler: landbouwbeleid
tweede pijler: plattelandsbeleid
41,7 miljard euro
13,7 miljard euro
Marktondersteuning
waarvan 33,5% voor As 1:
Exportsubsidies
Verbetering van het concurrentievermo-
Interventie-aankopen
gen van de land- en tuinbouwsector
Steun private opslag Verwerkingssteun
waarvan 43,5% voor As 2:
Voedselhulp
Verbetering van het milieu en het platte-
Promotie
land
Schoolmelk, -fruit en –groenten Producentenorganisaties
waarvan 17 % voor As 3: De leefkwaliteit op het platteland en
Directe steun
diversificatie van de plattelandsecono-
SPS1 – EU 15
mie
SAPS2 – EU 12 Gekoppelde betalingen
waarvan 6% voor As 4: Leader
SPS: single payment system = betalingen op basis van historische referenties, al dan niet al geëvolueerd naar een flat rate of in een hybride context, systeem van de 15 oude EU lidstaten 2 SAPS: single area payment = hectarepremie voor de 12 nieuwe lidstaten bij gebrek aan betrouwbare historische referentie. 1
30
colofon Deze brochure kwam tot stand met medewerking van: Marc Rosiers, Anne-Marie Vangeenberghe, Piet Vanthemsche, Pieter Verhelst, Jacques Van Outryve en Luc West. Redactie: Luc West Coördinatie: Anne-Marie Vangeenberghe Fotografie: Marcel Bekken, Karlien Blum, Boerenbond, Europese Unie, Plattelandstoerisme en Trias Vormgeving: Studio Boerenbond Drukkerij: Pro-Feeling Eerste druk: september 2010 D/2010/0728/08 © 2010, Boerenbond Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Boerenbond. Letterwoorden voluit EEG: Europese Economische Gemeenschap EU: Europese Unie FAO: Food and Agriculture Organization GATT: General Agreement on Tariffs and Trade GLB: Gemeenschappelijk Landbouwbeleid MTR: Mid Term Review OECD: Organisation for Economic Co-operation and Development WTO: World Trade Organisation
Gedrukt op 100% gerecycleerd, milieuvriendelijk papier.
Boerenbond, Diestsevest 40, 3000 Leuven, www.boerenbond.be www.steunglb.be, www.defamiliepeeters.be
31
De eerste koelkasten dateren van de jaren vijftig. Mensen gebruiken ze om hun dagelijks voedsel in te bewaren. Het is een centraal meubel in elke keuken. Niet mooi maar functioneel en niet weg te denken uit ons dagelijks leven. Ieder gezinslid doet de koelkast meerdere keren per dag open. Er wordt gevloekt als ze te leeg is en er wordt lang getwijfeld als ze te vol zit. Ooit al eens stil gestaan hoe die koelkast gevuld was bij je grootouders? Geen smeerbare boerenboter, geen keuze uit vijf soorten yohurt en kaas. Beperkt aanbod aan charcuterie en een fles gepasteuriseerde melk met beperkte houdbaarheid. Vijftig jaar ‘koelkastgeschiedenis’ is ook vijftig jaar geschiedenis van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
De familie Peeters Om duiding te geven bij het Gemeen schappelijk Landbouwbeleid (GLB) heeft de Boerenbond een campagne opgezet. Centraal staat de familie Peeters. Door scènes uit het leven van dit doorsnee gezin in beeld te brengen, ontdek je hoe het GLB verweven zit in je dagelijks leven. Ook de koelkast heeft in deze campagne zijn plaats. Meer info over deze campagne vind je op www.defamiliepeeters.be
Dit GLB zorgt er al meer dan vijftig jaar voor dat de koelkasten gevuld zijn, de tafels gedekt. We hoeven ons niet af te vragen óf we vandaag eten, wel wát we vandaag eten. Het GLB biedt je immers het jaar rond een uitgebreid, kwaliteitsvol en betaalbaar assortiment aan. Smakelijk, de land- en tuinbouwers