Gelderse vooruitzichten 2013-2018 een middellangetermijnraming van de Gelderse economie
1
2
Provinciale Economische Verkenning 2013 - 2018
oktober 2013
Menno Walsweer Bureau Economisch Onderzoek
3
© Provincie Gelderland Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld
4
Voorwoord De Provinciale Economische Verkenning (PEV) is een periodiek onderzoek dat inzicht verschaft in de economische ontwikkeling van Gelderland. Daarnaast bevat de PEV een vooruitblik op de komende periode. Gegeven de landelijke verwachtingen van het Centraal Planbureau (CPB) wordt een daarmee consistent beeld geschetst van de Gelderse perspectieven. In dat opzicht kan de verkenning worden gezien als een regionale aanvulling op de Macro Economische Verkenning van het CPB. De onderzoeksresultaten vinden een brede toepassing bij de beleidsontwikkeling, programmering, uitvoering en monitoring van het ruimtelijk-economische beleid, niet alleen door de provincie maar door alle economische actoren in Gelderland. De Gelderse prognoses zijn opgesteld door het Bureau Economisch Onderzoek van de provincie Gelderland. De landelijke ramingen zijn ontleend aan de meest recente verkenningen en prognoses van het CPB (Macro Economische Verkenning 2014, september 2013 en Actualisatie Nederlandse economie tot en met 2017, verwerking Regeerakkoord, november 2012) en van het UWV (UWV Arbeidsmarkt prognose 2013-2014, met een doorkijk naar 2018, juni 2013).
5
Samenvatting en conclusies conjunctuur
e
Terwijl de Eurozone in het 2 kwartaal van 2013 uit de recessie is gekropen, is de Nederlandse economie verder gekrompen, de werkgelegenheid gedaald en de werkloosheid gestegen. Hoewel de structurele uitgangspositie van de Nederlandse en Gelderse economie goed is, ligt het consumenten- en producentenvertrouwen op een historisch laag niveau en is er een vicieuze cirkel ontstaan. De recessie leidt tot overheidsbezuinigingen, lage consumptieve bestedingen en een sterke daling van de investeringen. Dat alles resulteert in onderbesteding waardoor de recessie in stand blijft, alleen de export ontwikkelt zich nog redelijk, maar dit is onvoldoende om de spiraal te doorbreken. Trendbeeld 2012/2013, Gld (
) en NL ( … ) %-mutatie t.o.v. dezelfde maand
een jaar eerder (voortschrijdend 12-maandsgemiddelde)
10
10
50
0
0
0
-10
-10 jan 2012
-50 jan 2012
sep 2013
dec 2012
jan 2012
overnachtingen R&T
uitzenduren 65
50
40
0
0
0
-50
-65 jan 2012
sep 2013
-40 jan 2012
faillissementen
sep 2013
jan 2012
jeugdwerkloosheid 10
50
0
0
0
-10 jan 2012
sep 2013
woningverkoop
sep 2013
werkloosheid
20
-20
aug 2013
bouwvergunningen
-50 jan 2012
sep 2013
nieuwe bedrijven
jan 2012
sep 2013
vacatures
Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland Gebruikte bronnen: ABU / CBS / UWV / KvK / Kadaster Gelderland kende in 2012 een vergelijkbare krimp als Nederland (-1,3 % vs. -1,2 %), maar de Gelderse werkgelegenheid ontwikkelde zich wat beter. In april 2012 was de Gelderse werkgelegenheid volgens de PWE
6
nog met een fractie toegenomen ten opzichte van april het jaar daarvoor terwijl Nederland met een daling te kampen had van 0,7 % (LISA). Na een korte conjuncturele opleving in 2011 ligt de Gelderse economische groei – evenals de Nederlandse - nu al weer zeven kwartalen op rij onder de nullijn. Over het geheel genomen verkeert de Gelderse economie in dezelfde slechte conjuncturele situatie als de Nederlandse economie. Vrijwel alle Gelderse conjunctuurindicatoren vertonen een negatief ontwikkelingsbeeld. Op hoofdlijnen lopen de ontwikkelingen in de pas met de landelijke, op onderdelen soms wat beter, soms wat slechter. Met het aanhouden van de laagconjunctuur komt het weerstandsvermogen van de economie steeds meer onder druk te staan. De gevolgen van de recessie worden scherper, zoals blijkt uit het record aantal faillissementen, de malaise op de bouw- en woningmarkt en de snel stijgende werkloosheid. Het Gelderse werkloosheidspercentage e bedroeg in 2008 nog slechts 3,6 %, in het 2 kwartaal van 2013 was dat opgelopen tot 7,7 % (NL 8,3 %). De jeugdwerkloosheid is ongeveer e tweemaal zo hoog en bedroeg in het 2 kwartaal naar schatting 14 % e (NL 16 %). In het 3 kwartaal zijn er signalen dat de Nederlandse economie voorzichtig uit het dal kruipt, het is echter nog te vroeg om te kunnen concluderen dat het tij gekeerd is. provinciale benchmark
De vraag hoe de Gelderse economie presteert ten opzichte van de andere Nederlandse provincies kan adequaat worden beantwoord op basis van een analyse van de drie belangrijkste economische grootheden: economische groei, werkgelegenheid en werkloosheid. Benchmark
2000-2008
2009-2012
Economische groei
+/=
-
Banengroei Werkloosheid
+/= +/=
+ +
6
10
Gelderse ontwikkeling t.o.v. NL:
Plaats in de rangorde van provincies: Economische groei Banengroei Werkloosheid
7
4
2000
2008
2013 2e kw
4
5
3
In de bloeiperiode 2000-2008 scoorde Gelderland op de drie belangrijkste economische grootheden iets beter dan gemiddeld. In de conjunctureel zware periode 2009-2012 is de Gelderse economische groei echter onder het Nederlands gemiddelde gezakt, de werkloosheid en de banengroei doen het daarentegen naar verhouding goed, ook in relatie tot de andere provincies.
7
verwachtingen 2013-2018
Mede op basis van de teleurstellende resultaten van de Nederlandse economie in het eerste halfjaar van 2013, heeft het CPB haar prognose voor de Nederlandse economie onlangs naar beneden bijgesteld. Doorrekening van de Nederlandse verwachtingen resulteert voor Gelderland in een raming van de economische groei die voor 2013 uit komt op een krimp die vergelijkbaar is met die uit 2012 (-1,3%). In 2014 wordt er mogelijk weer een lichte groei gerealiseerd van 0,7 %. Onder de conditie dat de conjunctuur weer enigszins normaliseert wordt voor de jaren 2015-2018 een gemiddelde Gelderse groei geraamd van 1,2 % per jaar. Dit ligt ver onder het langjarig gemiddelde van 2- à 2½ %. Als gevolg van het aanhouden van de recessie zal de Gelderse werkgelegenheid in 2013 mogelijk dalen met 0,5 %. Wanneer de economische groei in 2014 voorzichtig aantrekt ligt een stabilisatie van de werkgelegenheid in het verschiet. Voor de jaren 2015-2018 moet gevreesd worden dat de banengroei niet verder komt dan een bescheiden toename van 0,6 % per jaar. Overigens liggen de Gelderse groeiverwachtingen wel iets boven de Nederlandse verwachtingen, maar blijven zij belangrijk onder het langetermijngemiddelde van 1- à 1½ %. In het verleden is de beroepsbevolking sterk gestegen omdat vrouwen op grote schaal aan het arbeidsproces gingen deelnemen. De groei is echter afnemend, enerzijds omdat de vrouwendeelname intussen zo hoog is geworden dat er niet veel ruimte meer is voor hoge groeicijfers, anderzijds omdat de vergrijzing steeds zwaarder op de ontwikkelingen drukt. Mede als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd is voor de komende jaren nog wel enige structurele groei mogelijk, maar gezien de zwakke conjunctuur en de geringe werkgelegenheidsgroei zal de feitelijke aanwas vermoedelijk laag zijn en gemiddeld in de periode 20132018 niet meer dan 0,2 % per jaar bedragen. De werkloosheid loopt op van 53.000 personen in 2012 naar bijna 75.000 in 2013, ofwel 7,9 % van de beroepsbevolking. Naar verwachting zal de werkloosheid verder stijgen tot 8,6 % in 2014. In de jaren daarna is de banengroei zo gering dat er nauwelijks ruimte ontstaat voor een daling van de werkloosheid zodat ook in 2018 nog steeds moet worden gerekend op een werkloosheid van om en nabij de 8½ %. In historisch perspectief gezien is de huidige malaise op de arbeidsmarkt niet uniek. Het midden van de jaren negentig uit de vorige eeuw benaderde de huidige situatie en de jaren tachtig waren nog beroerder. Op het dieptepunt bedroeg de werkloosheid in Gelderland toen meer dan 11 % en in de steden Arnhem en Nijmegen zelfs boven de 20 %. In de huidige ramingen loopt de werkloosheid in deze steden weliswaar ook hoog op, maar bereikt de top in 2014 met 12 à 13 % bij lange na niet het niveau uit de jaren tachtig.
8
Kerngegevens middellange termijn Gelderse WGR-gebieden (incl. niet-Gelderse gemeenten), Gelderland en Nederland Stadsregio
Rivierenland
Food Valley
Noord-Veluwe
300 139 138
705 338 347
255 121 118
348 154 160
198 89 90
2.014 942 990
16.762 7.894 8.968
Bevolkingsgroei in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
0,4 0,2 0,3 0,2
0,2 -0,1 -0,1 -0,2
0,5 0,5 0,4 0,3
0,6 0,3 0,3 0,1
0,7 0,5 0,9 0,8
0,3 0,5 0,5 0,3
0,4 0,3 0,3 0,2
0,4 0,5 0,4 0,4
Groei beroepsbevolking in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
1,1 0,0 0,6 0,0
0,7 -0,4 0,1 -0,4
1,2 0,2 0,7 0,1
1,3 0,0 0,6 -0,1
1,6 0,2 1,3 0,6
1,1 0,3 0,8 0,1
1,1 0,1 0,7 0,0
1,2 0,3 0,8 0,2
Werkgelegenheidsgroei in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
1,4 0,1 -0,4 0,4
0,9 -0,5 -0,8 0,0
1,5 0,1 -0,4 0,7
1,7 0,0 -0,5 0,6
1,2 0,3 0,0 0,8
1,8 0,5 0,3 1,0
1,4 0,1 -0,3 0,6
1,0 -0,0 -0,8 0,3
3,9 3,7 8,0 8,8 8,5
3,0 2,7 7,4 8,1 8,1
4,5 4,5 9,5 10,4 10,2
2,3 3,7 7,1 7,8 7,7
2,8 2,9 6,2 6,7 6,4
2,0 2,5 6,4 7,0 6,8
3,5 3,6 7,9 8,6 8,5
3,8 3,8 8,5 9,4 9,1
7,0 7,2 15,5 17,1 16,6
4,0 3,9 10,3 11,3 11,1
13,7 15,0 32,5 35,7 35,0
2,5 4,5 8,6 9,5 9,3
3,7 4,4 9,6 10,6 10,4
1,6 2,2 5,8 6,3 6,2
30,0 34,0 74,9 82,3 80,6
270 300 680 750 735
Werkloosheid, x 1.000 personen 2000 2008 2013 2014 2018
Nederland
Achterhoek
414 193 212
Werkloosheidspercentage 2000 2008 2013 2014 2018
Gelderland
Stedendriehoek
Niveau 2012, x 1.000 personen bevolking beroepsbevolking (banen >=12 uur) werkgelegenheid (banen > 0 uur)
Zie voor een toelichting en definities pagina 26 Bron historie: PWE Gelderland, LISA en CBS; Bron prognose Nederland: CPB / UWV / CBS; Bron Gelderse prognoses: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
9
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Samenvatting en conclusies
6
1. Conjunctuur
11
2012-2013
11
conclusie
13
2. Provinciale benchmark
14
economische groei
14
werkgelegenheid
15
werkloosheid
16
conclusie
16
3. Verwachtingen 2013-2018
17
Het Nederlandse referentiekader
17
Gelderse verwachtingen 2013-2018
17
- economische groei
17
- werkgelegenheidsontwikkeling
18
- sectorale ontwikkelingen
19
- bevolkingsgroei
20
- arbeidsparticipatie
21
- beroepsbevolking
21
- werkloosheid
22
Regionale dynamiek
23
Bijlage 1: gemeentelijke gegevens
26
Bijlage 2: definities en regio-indeling
36
10
1. Conjunctuur 2012/2013
Volgens het CBS is de Nederlandse economie in 2012 gekrompen met 1,2 procent. Daarmee was Nederland binnen de noordelijke landen uit de Eurozone het slechts presterende land (Eurostat). De verwachting begin 2013 was dat het economische tij in de loop van het jaar geleidelijk zou keren, maar in de eerste twee kwartalen van 2013 is de Nederlandse economie opnieuw gekrompen en presteerde economie wederom onder het EU-gemiddelde. De Nederlandse ontwikkelingen steken negatief af tegen de ons omringende landen en de EU als geheel blijft achter bij de groei in de VS. Economische groei per kwartaal %-mutatie BBP t.o.v. hetzelfde kwartaal een jaar eerder
6 4,5 3 1,5 0 -1,5 -3
NL
-4,5
Gld
-6 I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II '08 '09 '10 '11 '12 '13
Bron NL: CBS; bron Gld: CBS en BEO
De negatieve ontwikkeling in Nederland is voornamelijk toe te schrijven aan de afgenomen nationale bestedingen (consumptie van huishoudens, overheidsuitgaven en investeringen). Dit is voor een belangrijk deel te verklaren uit de overheidsbezuinigingen en het lage consumenten- en producentenvertrouwen. De uitvoer bleef nog wel redelijk op peil. Volgens de SER zijn de structurele uitgangspunten van de Nederlandse economie dan ook goed en is het vooral een gebrek aan vertrouwen dat de toon zet. In internationale vergelijkingen komen de Nederlandse omstandigheden steeds goed uit de bus. Van een Europese middenmoter is ons land de afgelopen twintig jaar opgeklommen tot de top van de meest welvarende landen van de Europese Unie. In de gezaghebbende Global Competitiveness Index bekleedt Nederland door de jaren heen een plaats
11
variërend van de top-10 tot de top-5. Welvaart en welzijn zijn in ons land hoog. In de Better Life Index van 2011 van de OECD neemt Nederland met 1 Finland een gedeelde vierde positie in . Trendbeeld 2012/2013, Gld (
) en NL ( … )
%-mutatie t.o.v. dezelfde maand een jaar eerder (voortschrijdend 12-maandsgemiddelde)
10
10
50
0
0
0
-10
-10 jan 2012
-50 jan 2012
jul 2013
dec 2012
jan 2012
overnachtingen R&T
uitzenduren 65
50
40
0
0
0
-50
-65 jan 2012
sep 2013
-40 jan 2012
faillissementen
sep 2013
jan 2012
jeugdwerkloosheid 15
50
0
0
0
-15 jan 2012
sep 2013
woningverkoop
sep 2013
werkloosheid
20
-20
aug 2013
bouwvergunningen
-50 jan 2012
sep 2013
jan 2012
nieuwe bedrijven
sep 2013
vacatures
Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland Gebruikte bronnen: ABU / CBS / UWV / KvK / Kadaster
Gelderland kende volgens voorlopige cijfers van het CBS in 2012 een vergelijkbare krimp als Nederland (-1,3 % vs. -1,2), maar de Gelderse werkgelegenheid ontwikkelde zich wat beter. In april 2012 was de Gelderse werkgelegenheid volgens de PWE nog met een fractie toegenomen ten opzichte van april het jaar daarvoor terwijl Nederland met een daling te kampen had van 0,7 % (LISA). Na een korte conjuncturele opleving in 2011 ligt de Gelderse economische groei – evenals de Nederlandse - nu al weer zeven kwartalen op rij onder de nullijn en vertonen vrijwel alle conjunctuurindicatoren een negatief ontwikkelingsbeeld. Met het aanhouden van de laagconjunctuur komt het weerstandsver1
vrij naar de SER-verkenning: Nederlandse economie in stabieler vaarwater, april 2013
12
mogen van de economie steeds meer onder druk te staan. De gevolgen van de recessie worden scherper, zoals blijkt uit het record aantal faillissementen, de malaise op de bouw- en woningmarkt en de snel stijgende werkloosheid. In 2012 nam het aantal bij het UWV ingeschreven 2 Gelderse werkzoekenden toe met ruim 11.000 personen, terwijl de situatie in de voorgaande drie jaren ondanks de zwakke conjunctuur tamelijk stabiel was gebleven. In de eerste negen maanden van 2013 is het aantal werkzoekenden nog eens toegenomen met ruim 12.000 personen. Het Gelderse werkloosheidspercentage bedroeg volgens het e CBS in 2008 nog slechts 3,6 %, in het 2 kwartaal van 2013 was dat opgelopen tot 7,7% (NL 8,3 %). De jeugdwerkloosheid is ongeveer tweemaal zo hoog en bedraagt naar schatting 14% (NL 16%). Toch zijn er recentelijk ook aanwijzingen dat de conjunctuur bezig is uit het dal te 3 kruipen. De conjunctuurklok van het CBS laat voor Nederland duidelijke verbeteringen zien. Eind 2012 bevonden zich van de 15 indicatoren nog 12 in de neergaande fase, in september 2013 was dat aantal geslonken tot 7, de overige 8 vertonen (voorzichtig) een opgaande lijn. De Nederlandse Bank sprak in oktober de verwachting uit dat de recessie voorbij zou zijn. Het CBS is echter van mening dat er weliswaar positieve signalen zijn, maar dat het nog te vroeg is om te kunnen concluderen dat het tij gekeerd is. conclusie
2
e
Terwijl de Eurozone in het 2 kwartaal van 2013 uit de recessie is gekropen, is de Nederlandse economie verder gekrompen, de werkgelegenheid gedaald en de werkloosheid gestegen. Hoewel de structurele uitgangspositie van de Nederlandse en Gelderse economie goed is, ligt het consumenten- en producentenvertrouwen op een historisch laag niveau en is er een vicieuze cirkel ontstaan. De recessie leidt tot overheidsbezuinigingen, lage consumptieve bestedingen en een sterke daling van de investeringen. Dat alles resulteert in onderbesteding waardoor de recessie in stand blijft, alleen de export ontwikkelt zich nog ree delijk, maar dit is onvoldoende om de spiraal te doorbreken. In het 3 kwartaal zijn er signalen dat de Nederlandse economie uit het dal kruipt, het is echter nog te vroeg is om te kunnen concluderen dat het tij gekeerd is. Over het geheel genomen verkeert de Gelderse economie in dezelfde slechte conjuncturele situatie als de Nederlandse economie. Vrijwel alle Gelderse conjunctuurindicatoren vertonen een negatief ontwikkelingsbeeld. Op hoofdlijnen lopen de ontwikkelingen in de pas met de landelijke, op onderdelen soms wat beter, soms wat slechter.
niet-werkenden werkzoekenden, UWV
3
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/conjunctuur/publicaties/conjunctuurbericht/inhoud/beeld/2013-1009-b.htm
13
2. Provinciale benchmark De vraag hoe de Gelderse economie presteert ten opzichte van de andere Nederlandse provincies kan adequaat worden beantwoord op basis van een analyse van de drie belangrijkste economische grootheden: economische groei, werkgelegenheid en werkloosheid. Hoegenaamd alle drijfveren, doelstellingen en inspanningen van de economische actoren zijn in laatste instantie terug te voeren op een of meer van deze drie grootheden. economische groei
De ontwikkeling sinds de eeuwwisseling valt uiteen in twee periodes: de jaren 2000-2008 worden – afgezien van een dip in 2002 - gekenmerkt door een bestendige economische groei met een hoogconjunctuur als apotheose. In de loop van 2008 vond de omslag plaats van hoogconjunctuur naar wat in 2009 zou uitmonden in een diepe recessie. Sindsdien beweegt de conjunctuur zich tussen licht herstel, stagnatie en recessie. Economische groei (reële ontwikkeling BBP, periodegroei in %) 2000-2008
2009-2012
Flevoland
44,4
Overijssel
-0,3
Zeeland
23,6
Noord-Holland
-0,8
Noord-Brabant
22,1
Utrecht
-0,8
Noord-Holland
21,8
Nederland
-2,1
Overijssel
20,6
Noord-Brabant
-2,2
Gelderland
19,7
Limburg
-2,2
Nederland
*
19,2
Friesland
-2,2
Groningen
18,8
Zuid-Holland
-2,5
Zuid-Holland
18,1
Zeeland
-2,8
Utrecht
17,3
Gelderland
-2,8
Friesland
16,6
*
Groningen
-3,0
Limburg
15,8
Flevoland
-3,1
*
*
*
Drenthe *
14,3
*
Drenthe
-5,6
exclusief delfstofwinning
Bron: CBS, Regionaal Economische Jaarcijfers
Hoewel zich substantiële regionale groeiverschillen hebben voorgedaan, presteerden alle Nederlandse provincies in de expansieve periode 2000-2007 afgezet tegen de andere Europese regio’s goed tot zeer goed. Het verschil tussen de hoogste (Zeeland) en laagste periodegroei (Drenthe) bedroeg bijna 10 procentpunten (Flevoland heeft op alle terreinen extreme groeicijfers en is als zogenaamd ‘nieuw land’ buiten
14
mededinging). Gelderland was in die periode een goede middenmoter. Het langjarig gemiddelde beweegt zich overigens al tientallen jaren rondom het landelijk gemiddelde. In de conjunctureel zware jaren 2009-2012 werden alle provincies met krimp geconfronteerd. In de meeste gevallen bedroeg de daling tussen de 2 en 3%. Gelderland viel weliswaar nog net binnen de modale categorie maar kende een iets grotere krimp dan gemiddeld en staat daardoor in de ranglijst op de vierde plaats van onderen. 4
werkgelegenheid
De regionale verschillen in werkgelegenheidsontwikkeling zijn groot en de verklaring is complex. Economische groei, bedrijfsklassenstructuur en arbeidsproductiviteit spelen allen een rol. In de goede periode 20002008 lag de Gelderse banengroei een fractie boven het Nederlandse gemiddelde. Sinds de recessie is de groei in Nederland vrijwel stilgevallen en is over de gehele periode 2009-2012 in de meeste provincies de werkgelegenheid zelfs afgenomen. In Gelderland werd dankzij de banengroei in de zorg en – in mindere mate – in de zakelijke dienstverlening toch nog een bescheiden groei gerealiseerd. Hoe gering deze banengroei ook was, daarmee behaalde Gelderland toch de vierde plaats in de rangorde van Nederlandse provincies. Banengroei (alle banen >0 uur), periodegroei in %) 2000-2008
2009-2012
Flevoland
49,7
Flevoland
4,2
Noord Holland
17,3
Noord Holland
1,3
Friesland
16,7
Utrecht
0,4
Drenthe
16,4
Gelderland
0,2
Overijssel
16,0
Overijssel
-0,3
Utrecht
15,8
Nederland
-0,4
Gelderland
14,0
Groningen*
-0,5
Nederland
13,8
Zeeland
-0,9
Noord Brabant
12,3
Drenthe
-1,4
Zuid Holland
11,8
Noord Brabant
-1,5
Groningen
8,4
Friesland
-1,5
Limburg
5,8
Zuid Holland
-1,7
Zeeland
1,7
Limburg
-1,9
*
de ontwikkeling van het Groningse LISA-bestand 2009-2011 is ten dele van administratieve aard. Daarom is voor deze jaren gebruik gemaakt van de groeivoet volgens de CBS statistiek Banen van Werknemers
Bron: LISA 2013
4
In dit hoofdstuk zijn de landelijke en de regionale werkgelegenheidscijfers afkomstig uit LISA, het landelijke samenwerkingsverband van de regionale/provinciale werkgelegenheidsregisters (voor Gelderland is dat de PWE).
15
werkloosheid
Ten opzichte van 2000 en 2008 is de werkloosheid in Gelderland net zo als in alle andere provincies ongeveer verdubbeld. De Gelderse werkloosheid lag in het gehele tijdvak 2000-2008 iets onder het Nederlands gemiddelde. Met het aanbreken van de recessieperiode is het verschil nog wat toegenomen zodat de situatie op dit moment in Gelderland net iets minder ernstig is. In de rangorde van provincies scoort Gelderland met de plaatsen 4, 5 en 3 bovengemiddeld. Werkloosheidspercentage (werkloosheid in % van de beroepsbevolking) ……….........
2000
2008
2013
jaargemiddelde
jaargemiddelde
2e kwartaal
Ut NB
2,3 2,9
Ut NB
3,2 3,3
Zl NB
5,7 7,5
Ov Gl
3,4 3,5
NH Zl
3,4 3,4
Gl Dr
7,7 8,0
NL ZH
3,8 3,8
Gl NL
3,6 3,8
Ut NH
8,0 8,1
Li NH
4 4,3
Ov ZH
4,1 4,1
NL Ov
8,3 8,3
Zl Dr
4,8 4,9
Fr Fl
4,1 4,3
Li Fr
8,5 9,0
Fl Fr
5,0 5,1
Li Dr
4,6 4,7
ZH Gr
9,0 10,2
Gr
5,2
Gr
5,9
Fl
11,2
Bron: CBS
conclusie
In de bloeiperiode 2000-2008 scoorde Gelderland op de drie belangrijkste economische grootheden (BBP, banen en werkloosheid) iets beter dan gemiddeld. In de conjunctureel zware periode 2009-2012 is de Gelderse economische groei echter onder het Nederlands gemiddelde gezakt, de werkloosheid en de banengroei doen het daarentegen naar verhouding goed, ook in relatie tot de andere provincies. Benchmark
2000-2008
2009-2012
Ontwikkeling t.o.v. NL Economische groei
+/=
-
Banengroei
+/=
+
Werkloosheid
+/=
+
Economische groei
6
10
Banengroei
7
4
Plaats in de rangorde van provincies
Werkloosheid
2000
2008
2013 2e kw
4
5
3
16
3. Verwachtingen 5
Het Nederlandse referentiekader
Mede op basis van de teleurstellende resultaten van de Nederlandse economie in het eerste halfjaar van 2013, heeft het CPB haar progno6 se voor de komende periode naar beneden bijgesteld. Het CPB verwacht in de Macro Economische Verkenningen 2014 dat het bruto binnenlands product in 2013 met 1¼ procent krimpt. In 2014 zal de economie mogelijk licht herstellen en wordt een bescheiden groei verwacht van een ½ procent. De werkgelegenheid daalt in 2013 met 1 procent, in 2014 ligt de groei rondom het nulpunt. De beroepsbevolking neemt in beide jaren nog wel iets toe waardoor de werkloosheid verder oploopt tot 8½ procent in 2013 en 9¼ procent in 2014. Zonder aanvullende maatregelen stijgt het begrotingstekort in 2014 naar 3,3 procent. Voor de middellange termijn (2015-2018) wordt ervan uitgegaan dat de Nederlandse economie in wat rustiger vaarwater komt, maar de verwachte economische groei van gemiddelde 1¼ % ligt nog wel duidelijk onder het langjarig gemiddelde. De groei van de arbeidsproductiviteit wordt geraamd op 1 % per jaar. De economische groei is nauwelijks hoger dan de groei van de arbeidsproductiviteit zodat de banengroei 7 beperkt blijft tot ongeveer ¼ % per jaar . Ook is de geprojecteerde banengroei maar een fractie hoger dan de verwachte toename van de beroepsbevolking waardoor er nauwelijks ruimte ontstaat voor een daling van de werkloosheid. Bij dit scenario zal ook in 2018 de werkloosheid in Nederland nog steeds ca. 9 % bedragen. Gelderse verwachtingen 2013-2018 economische groei
5
Doorrekening van de Nederlandse verwachtingen resulteert voor Gelderland in een raming van de economische groei die – net als in het verleden - naar het landelijk gemiddelde neigt. 2013 komt uit op een krimp die vergelijkbaar is met die uit 2012 (-1,3%). In 2014 wordt er mogelijk weer een lichte groei gerealiseerd van 0,4 %. Onder de conditie dat de conjunctuur weer enigszins normaliseert wordt voor de jaren
De Nederlandse ontwikkelingen zijn ontleend aan de macro-prognoses van het CPB (MEV 2014, september 2013. De
differentiatie van de banengroei naar sector is ontleend aan de publicatie “UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014, met een doorkijk naar 2018” (UWV, juni 2013). De Nederlandse ontwikkeling in de UWV-prognose 2015-2018 is consistent met de nieuwste middellangetermijnraming van het CPB (Actualisatie Nederlandse economie tot en met 2017, verwerking Regeerakkoord, CPB, 29 november 2012). De raming van het CPB loopt t/m 2017, het jaar 2018 is door het UWV bijgeschat op basis van de gemiddelde CPB-ontwikkeling 2015-2017 6 7
Persbericht CPB 14 augustus 2013 Banengroei in % = economische groei in % - groei arbeidsproductiviteit in %
17
2015-2018 een gemiddelde Gelderse groei geraamd van 1,1 % per jaar. Dit ligt ver onder het langjarig gemiddelde van 2- à 2 ½ %. Volume-ontwikkeling van het bruto binnenlands product in Gelderland, in % per jaar
6 4 2 0 -2 hi s torie
-4
prognos e
2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
-6
Bron historie: REJ/CBS; Bron prognose: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
Tijdens de Kredietcrisis 2009-2010 daalde de werkgelegenheid veel minder hard dan op grond van de economische krimp verwacht mocht worden. Bedrijven hielden toen werknemers vast omdat de arbeidsmarkt krap was en ze er financieel toe in staat waren. Met het voortduren van de Schuldencrises (2012 tot heden) is die situatie veranderd. Faillissementen en gedwongen ontslagen zijn aan de orde van de dag en de werkgelegenheid zal volgens de prognose in 2013 bij een veel geringere krimp ongeveer net zo veel dalen als in 2009 (-0,5%).
Werkgelegenheidsontwikkeling
Ontwikkeling van de werkgelegenheid in Gelderland in % per jaar
6 4 2 0 -2 hi s tori e
-4
prognos e 2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
-6
Bron historie: PWE Gelderland Bron prognose: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
18
Wanneer de economische groei in 2014 voorzichtig aantrekt ligt een stabilisatie van de werkgelegenheid in het verschiet. Een terugkeer naar de groeicijfers zoals die in het verleden werden gerealiseerd ligt voorlopig niet in lijn der verwachtingen. Voor de jaren 2015-2018 moet gevreesd worden dat de banengroei niet verder komt dan een bescheiden toename van 0,6 % per jaar. Overigens liggen de Gelderse groeiverwachtingen wel boven de Nederlandse verwachtingen, maar blijven zij belangrijk onder het langetermijngemiddelde van 1- à 1½ %. Sectorale ontwikkelingen
In 2013 zal de werkgelegenheid in de gezondheids- en welzijnszorg naar verwachting nog wel toenemen maar veel gematigder dan in de afgelopen jaren (deze verwachting is echter hoogst onzeker omdat er nog geen duidelijkheid is over de effecten van de recente rijksmaatregelen om de zorgkosten te beheersen, dit geldt met name voor de thuiszorg). In alle andere sectoren van de economie is de groei negatief of in het meest gunstige geval nul of net iets daarboven. Groei van de werkgelegenheid per sector en de stand 2012, Gelderland ………. ……..
Ontwikkeling aantal banen per jaar stand 2012
Landbouw
2013
%-mutatie p/j
2014
2015/2018
2013/2018
28.000
-700
-1.000
-800
-3,3
110.000
-2.400
-1.700
-1.700
-1,7
59.000
-1.500
0
900
0,6
166.000
-1.000
-200
1.400
0,5
Vervoer en opslag
40.000
100
-200
300
0,5
Horeca
41.000
0
100
200
0,4
Informatie en communicatie
24.000
200
200
300
1,0
Financiële dienstverlening
19.000
-700
-700
-400
-2,8
Zakelijke diensten
165.000
-800
2.300
3.300
1,4
Overheid
116.000
-1.200
-1.700
-300
-0,6
Gezondheids- en welzijnszorg
182.000
2.700
1.300
2.300
1,2
Cultuur, sport en recreatie
20.000
0
200
200
0,9
Overige dienstverlening
21.000
0
100
100
0,5
990.000
-5.200
-1.200
5.900
0,3
Industrie (incl. nutsbedrijven) Bouwnijverheid Handel
Alle economische activiteiten
Bron 2012: PWE Gelderland 2012 Bron 2013–2018: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
Het zwaartepunt van het banenverlies in 2013 zal liggen in de industrie, gevolgd door de bouw en de overheid. Door de verwachte verbetering van het economische klimaat trekt vanaf 2014 in de zakelijke dienstver-
19
lening de werkgelegenheid weer aan. Vanaf 2015 kan ook in de bouw en de handel weer enige groei tegemoet worden gezien. De gezondheids- en welzijnszorg blijft de komende jaren een belangrijke banenmotor maar zal als gevolg van de bezuinigingen voorbij worden gestreefd door de zakelijke dienstverlening. In de herstelperiode zal niet voor alle sectoren een einde komen aan de dalende werkgelegenheidstrend. Bij de industrie, de landbouw, de financiële dienstverlening en in mindere mate bij de overheid moet rekening worden gehouden met een voortgaande afname. In de landbouw kan dat in de periode 20132018 oplopen tot ca. 5.000 banen, bij de industrie gaan mogelijk bijna 11.000 banen verloren. Per saldo komen er volgens de ramingen in de periode 2013-2018 ruim 17.000 banen bij. In het licht van de situatie vlak voor de crisis een bescheiden aantal. In 2007 en in 2008 bedroeg de gemiddelde banencreatie in Gelderland 26.000 per jaar. In twee jaar tijd werden meer dan 52.000 nieuwe banen gecreëerd tegen de geprognosticeerde 17.000 voor een periode van zes jaar. bevolkingsgroei
De toch al lage bevolkingsgroei in Gelderland zal de komende jaren verder afnemen van 0,4% in 2012 naar 0,2% in 2018. Voor de economie en de arbeidsmarkt zijn vooral de ontwikkelingen in de leeftijdsca8 tegorie 15 tot 65 jaar van belang, dit is immers de categorie waaruit de beroepsbevolking wordt gerekruteerd (de bevolking van 15 tot 65 Ontwikkeling van de bevolking in Gelderland in % per jaar
2 tota l e bevol ki ng, his tori e bevol ki ng 15-65 jaa r, hi s tori e prognos e
1,5 1 0,5 0 -0,5 -1
2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
Bron 1975-2012: CBS Bron 2013-2018: PRIMOS 2012, ABF / Provincie Gelderland 8
Overeenkomstig het landelijke referentiekader van het UWV, de gebruikelijke leeftijdsindeling in nationale arbeids-
marktstudies en de huidige werkloosheidsdefinitie van het CBS wordt in dit rapport uitgegaan van de (potentiële) beroepsbevolking in de leeftijd van 15 tot en met 64 jaar. Nu de AOW-leeftijd omhoog gaat tot 67 jaar in 2021, verandert deze grens langzaam maar zeker. Omdat op dit moment de arbeidsparticipatie van 65-plussers nog gering is en de verhoging van de AOW-leeftijd stapsgewijs gaat, is het kwantitatief effect van de hogere AOW-leeftijd op de (potentiële beroepsbevolking in 2018 beperkt, UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014, pag. 16, UWV, juni 2013.
20
jaar wordt daarom ook wel de potentiële beroepsbevolking genoemd). Nadat de groei al tientallen jaren structureel afnam, is de ontwikkeling in 2011 onder de nullijn gezakt. Daarmee is de potentiële beroepsbevolking voor het eerst in de na-oorlogse geschiedenis gedaald. In de prognoseperiode blijft de groei licht negatief. arbeidsparticipatie
De arbeidsparticipatie vertoont op lange termijn een trendmatige groei. Het ontwikkelingstempo op korte termijn wordt (mede) beïnvloed door de conjunctuur. In tijden van economische malaise stijgt de werkloosheid en neemt de neiging af zich op de arbeidsmarkt aan te bieden en omgekeerd (ontmoedigings- en aanmoedigingseffecten). In de afgelopen vier jaar werd de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie gedomineerd door de invloed van de conjunctuur, in de komende jaren zullen ook de structurele factoren zich weer laten gelden. De matige conjuncturele vooruitzichten blijven echter hun stempel drukken op de geraamde groeivoet van gemiddeld 0,3 %. Arbeidsparticipatie in Gelderland
…………………………………………………………………………..……………………..
80 75 70 65
his tori e
60
prognos e 55 50 2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
Bron 1975-2012: CBS bron 2013-2018: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland beroepsbevolking
In het verleden is de beroepsbevolking sterk gestegen omdat vrouwen op grote schaal aan het arbeidsproces gingen deelnemen. De groei is echter afnemend, enerzijds omdat de vrouwendeelname intussen zo hoog is geworden dat er niet veel ruimte meer is voor hoge groeicijfers, anderzijds omdat de vergrijzing steeds zwaarder op de ontwikkelingen drukt. Mede als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd is voor de komende jaren nog wel enige structurele groei mogelijk, maar gezien de zwakke conjunctuur en de geringe werkgelegenheidsgroei zal de feitelijke aanwas vermoedelijk laag zijn en vanaf 2015 naar nul neigen.
21
Ontwikkeling van de beroepsbevolking in Gelderland in % per jaar 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 -0,5
hi s tori e
prognos e
-1 2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
Bron 1975-2012: CBS Bron 2013-2018: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
werkloosheid
Tussen augustus 2012 en augustus 2013 nam de werkloosheid in Nederland toe met 160 duizend personen. Deze explosieve groei komt vooral doordat meer dan voorheen mensen werkloos werden vanwege 9 baanverlies . In Gelderland steeg de werkloze beroepsbevolking van 55.000 in juni 2012 naar 73.000 in juni 2013 (CBS). Naar verwachting zal de Gelderse werkloosheid in 2014 nog verder oplopen tot ruim 82.000 personen, of wel 8,6% van de beroepsbevolking. In de jaren daarna is de banengroei nog zo gering dat er nauwelijks ruimte ontstaat voor een daling van de werkloosheid. Werkloosheidspercentage in Gelderland
14 12
hi s tori e
prognos e
10 8 6 4 2 0 2018
2013
2008
2003
1998
1993
1988
1983
1979
1975
Bron historie: CBS; prognose: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gld
Uit de grafiek blijkt dat de huidige malaise op de arbeidsmarkt niet uniek is. Het midden van de jaren negentig uit de vorige eeuw bena-
9
Persbericht CBS/UWV, 14 augustus 2013
22
derde de huidige situatie en de jaren tachtig waren nog beroerder. Op het dieptepunt bedroeg de werkloosheid in Gelderland meer dan 11% en in de steden Arnhem en Nijmegen zelfs boven de 20%. In de huidige ramingen loopt de werkloosheid in deze steden weliswaar ook hoog op, maar bereikt de top in 2014 met 12 à 13% bij lange na niet het niveau uit de jaren tachtig. regionale dynamiek De Gelderse bevolking is wat meer vergrijsd dan de Nederlandse waardoor het geboortecijfer aan de lage kant is terwijl het sterftecijfer juist wat hoger uitvalt. Van de buitenlandse migratie naar Nederland vestigt zich bovendien naar verwachting slechts een fractie in de provincie Gelderland. Deze omstandigheden leiden ertoe dat de Gelderse bevolkingsgroei vanaf 2014 nog maar de helft bedraagt van de Nederlandse groei. De bevolking van de meest westelijke regio’s in Gelderland is nog relatief jong: Rivierenland, de Regio Food Valley en de Noord-Veluwe. De vergrijzing is het verst gevorderd in de meest oostelijke regio’s: Stedendriehoek en de Achterhoek. De bevolkingsgroei zal mede daardoor in de komende periode regionale verschillen te zien geven, met de Achterhoek en de Regio Food Valley als uitersten: -0,2% versus +0,8% per jaar. Vanwege de relatief jonge bevolkingsopbouw in Rivierenland blijft de natuurlijke aanwas in dit gebied nog redelijk op peil, maar de geraamde bevolkingsgroei is toch niet meer dan gemiddeld omdat in de prognose rekening is gehouden met een aanhoudend negatief migratiesaldo. De regionale verschillen in de groei van de beroepsbevolking verlopen grotendeels volgens het patroon van de demografische groei. De Achterhoek en de Regio Food Valley vormen in de periode 2015-2018 opnieuw de uitersten met een gemiddelde groei van -0,3% en +0,8% , in de overige regio’s balanceert de groei op de grens van stagnatie. In de conjunctureel gunstige jaren 2000-2008 lag de Gelderse banengroei boven de Nederlandse, ten tijde van de laagconjunctuur en de recessie verliep de groei minder ongunstig. Voor de jaren 2013 en 2014 zal de werkgelegenheid in de meest regio’s nog dalen, alleen voor de Noord Veluwe wordt nog enige groei voorzien, in de regio Food Valley blijft het aantal banen ongeveer gelijk. Met het aantrekken van de conjunctuur zal in de periode 2015-2018 de werkgelegenheid overal weer bescheiden kunnen toenemen, alleen voor de Achterhoek wordt een stilstand verwacht. De Gelderse groei voor de periode 2015/2018 wordt geraamd op 0,6% per jaar, de Nederlandse op 0,3%. De groeiver-
23
1
Kerngegevens middellange termijn voor de Gelderse WGR-gebieden , Gelderland en Nederland Stadsregio
Rivierenland
Food Valley
Noord-Veluwe
300 139 138
705 338 347
255 121 118
348 154 160
198 89 90
2.014 942 990
16.762 7.894 8.968
Bevolkingsgroei in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
0,4 0,2 0,3 0,2
0,2 -0,1 -0,1 -0,2
0,5 0,5 0,4 0,3
0,6 0,3 0,3 0,1
0,7 0,5 0,9 0,8
0,3 0,5 0,5 0,3
0,4 0,3 0,3 0,2
0,4 0,5 0,4 0,4
Groei beroepsbevolking in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
1,1 0,0 0,6 0,0
0,7 -0,4 0,1 -0,4
1,2 0,2 0,7 0,1
1,3 0,0 0,6 -0,1
1,6 0,2 1,3 0,6
1,1 0,3 0,8 0,1
1,1 0,1 0,7 0,0
1,2 0,3 0,8 0,2
Werkgelegenheidsgroei in % p / j 2000 / 2008 2009 / 2012 2013 / 2014 2015 / 2018
1,4 0,1 -0,4 0,4
0,9 -0,5 -0,8 0,0
1,5 0,1 -0,4 0,7
1,7 0,0 -0,5 0,6
1,2 0,3 0,0 0,8
1,8 0,5 0,3 1,0
1,4 0,1 -0,3 0,6
1,0 5 -0,0 . -0,8 . 0,3
3,9 3,7 8,0 8,8 8,5
3,0 2,7 7,4 8,1 8,1
4,5 4,5 9,5 10,4 10,2
2,3 3,7 7,1 7,8 7,7
2,8 2,9 6,2 6,7 6,4
2,0 2,5 6,4 7,0 6,8
3,5 3,6 7,9 8,6 8,5
3,8 3,8 8,5 9,4 9,1
7,0 7,2 15,5 17,1 16,6
4,0 3,9 10,3 11,3 11,1
13,7 15,0 32,5 35,7 35,0
2,5 4,5 8,6 9,5 9,3
3,7 4,4 9,6 10,6 10,4
1,6 2,2 5,8 6,3 6,2
30,0 34,0 74,9 82,3 80,6
270 300 680 750 735
Werkloosheid, x 1.000 personen 2000 2008 2013 2014 2018 1
2
3
Nederland
Achterhoek
414 193 212
Werkloosheidspercentage 2000 2008 2013 2014 2018
Gelderland
Stedendriehoek
Niveau 2012, x 1.000 personen 2 bevolking 3 beroepsbevolking 4 werkgelegenheid
5
4
inclusief niet-Gelderse gemeenten; jaargemiddelde; banen van 12 uur per week en meer, jaargemiddelde; banen 5 van 1 uur per week en meer, exclusief personeel in dienst bij huishoudens, NL jaargemiddelde, regio’s per april; de landelijke werkgelegenheidscijfers 2000-2012 zijn afkomstig van het CBS. Deze reeks is consistent met de historische analyses en prognoses van het CPB en het UWV voor Nederland. In het Gelderse werkgelegenheidsmodel is de exogene landelijke ontwikkeling derhalve ook ontleend aan de CBS-reeks (Arbeidsrekeningen). Om consistent te blijven met de regionale cijfers is In het hoofdstuk over de provinciale benchmark de landelijke ontwikkeling echter ontleend aan LISA. Hierdoor zijn de oijfers voor Nederland onderling niet vergelijkbaar. Bron historie: PWE Gelderland, LISA en CBS; Bron prognose Nederland: CPB / UWV / CBS; Bron Gelderse prognoses: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
24
schillen binnen Gelderland hebben voor een belangrijk deel te maken met de regionale sectorstructuur en specifieke regionale omstandigheden als bevolkingsgroei. Naar verwachting zullen de industrie en de landbouw de komende jaren nog met forse werkgelegenheidsverliezen te kampen krijgen. Gezien de structuur van de Achterhoek zal dit vooral hier veel banenverlies opleveren. De hoogste werkgelegenheidsgroei wordt verwacht op de Noord-Veluwe en in de regio Food Valley, de laagste in de Stedendriehoek en de Achterhoek. De Stadsregio en Rivierenland bewegen zich rondom het Gelders gemiddelde en doen het daarmee beter dan gemiddeld Nederland (dat laatste geldt overigens ook voor de Stedendriehoek). In 2014 zal de werkloosheid in alle regio’s het hoogste punt bereiken en in de jaren daarna slechts weinig afnemen waarbij de Gelderse ontwikkeling iets positiever zal verlopen dan de Nederlandse. In ArnhemNijmegen ligt de werkloosheid al jaren op en hoger niveau dan gemiddeld in Nederland, maar het huidige verschil is niet meer zo groot als in de jaren tachtig en zal dat niveau naar verwachting ook niet meer bereiken. In alle andere Gelderse regio’s ligt de werkloosheid onder het landelijk gemiddelde. In de regio Food Valley en op de Noord-Veluwe is de situatie relatief gezien nog het minst ernstig. Geconcludeerd moet worden dat in alle regio’s de werkloosheid een structureel karakter heeft, dat wil zeggen een tekort aan banen en dat daar – gegeven de landelijke vooruitzichten van het CPB - de komende vijf jaar weinig verbetering in valt te verwachten.
25
Bijlage 1: gemeentelijke gegevens Totale bevolking per gemeente %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
27,4
0,1
-0,1
0,4
0,2
Apeldoorn
156,9
0,2
0,3
0,0
0,0
Arnhem
150,2
0,5
1,0
1,3
0,8
Barneveld
53,8
1,0
1,0
1,0
0,9
Berkelland
44,9
-0,2
-0,2
-0,3
-0,4
Beuningen
25,4
0,1
0,1
-0,2
-0,3
Bronckhorst
37,4
0,1
-0,3
-0,4
-0,4
Brummen
21,3
-0,2
0,1
-0,6
-0,4
Buren
26,0
0,3
0,3
0,1
0,0
Culemborg
27,7
1,2
0,3
0,5
0,0
Doesburg
11,6
0,1
0,1
-0,4
-0,5
Doetinchem
56,3
0,6
0,1
0,2
0,0
Druten
18,2
1,0
0,1
0,2
0,1
Duiven
25,5
0,3
0,0
-0,1
-0,4
109,0
0,6
0,3
0,4
0,6
Elburg
22,5
0,3
0,3
0,5
0,0
Epe
32,6
-0,1
-0,3
0,5
-0,1
Ermelo
26,2
-0,2
-0,1
0,4
-0,1
Geldermalsen
26,4
0,9
0,1
0,4
0,1
Groesbeek
18,8
-0,2
-0,2
-0,6
-0,6
Harderwijk
45,7
0,9
1,7
1,1
1,0
Hattem
11,8
0,1
0,3
0,0
0,3
Heerde
18,2
0,1
0,0
-0,1
0,1
Heumen
16,4
0,4
-0,3
0,0
-0,2
Lingewaal
10,9
0,3
0,0
0,2
0,5
Lingewaard
45,8
1,2
0,5
0,2
0,4
Lochem
33,3
0,3
0,1
0,1
0,0
Maasdriel
24,0
0,3
0,3
0,0
0,1
5,9
-0,1
0,1
-0,7
-0,3
Montferland
35,0
0,0
0,0
-0,3
-0,4
Neder-Betuwe
22,7
0,3
0,3
1,0
0,0
Neerijnen
11,9
0,7
0,2
-0,2
0,4
Nijkerk
40,4
0,9
0,8
1,1
0,9
Gelderse gemeenten Aalten
Ede
Millingen a/d Rijn
26
Totale bevolking per gemeente %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
Nijmegen
165,9
0,7
0,7
0,8
0,6
Nunspeet
26,7
0,2
0,0
0,5
0,2
Oldebroek
22,8
0,2
0,0
0,2
0,2
Oost Gelre
30,0
0,7
0,1
0,2
-0,2
Oude IJsselstreek
39,8
-0,1
-0,1
-0,3
-0,2
Overbetuwe
46,4
1,6
1,0
0,5
0,3
Putten
23,9
0,4
0,6
0,5
0,0
Renkum
31,6
-0,1
-0,1
-0,4
0,3
Rheden
43,6
-0,2
0,0
0,1
0,1
Rijnwaarden
11,0
0,0
0,0
-0,4
-0,1
Rozendaal
1,5
1,3
-0,2
-1,2
-0,6
Scherpenzeel
9,4
0,0
0,9
1,1
0,7
41,6
0,9
0,3
0,2
0,1
9,4
0,1
0,1
0,2
-0,2
Voorst
23,7
0,0
0,0
0,0
0,1
Wageningen
36,8
1,0
0,2
1,8
0,9
West Maas en Waal
18,4
0,2
0,0
0,1
-0,1
Westervoort
15,3
-0,6
-0,2
-0,6
-0,6
Wijchen
40,7
0,6
0,6
-0,2
-0,2
Winterswijk
28,9
0,2
-0,2
-0,3
-0,2
Zaltbommel
26,9
0,3
0,6
0,8
0,5
Zevenaar
32,4
0,2
0,4
-0,3
0,0
Zutphen
47,3
0,8
0,2
0,5
0,1
99,2
1,1
0,4
1,0
0,8
7,9
0,5
-0,6
-0,5
-0,3
Olst-Wijhe
17,7
0,3
0,3
0,0
0,0
Renswoude
4,9
1,3
2,2
2,9
0,8
Rhenen
19,1
1,0
0,4
0,7
0,4
Veenendaal
63,0
0,4
0,4
0,5
0,7
Gelderse gemeenten
Tiel Ubbergen
Niet-Gelderse gemeenten Deventer Mook en Middelaar
Bron 2000-2012: CBS Bevolkingsstatistiek Bron 2013-2018: PRIMOS 2012, ABF
27
Beroepsbevolking per gemeente (voor banen >12 uur per week) %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
Aalten
12,7
0,8
-0,4
0,4
-0,1
Apeldoorn
73,2
0,9
0,1
0,2
-0,2
Arnhem
76,5
1,6
0,8
1,7
0,6
Barneveld
23,9
1,9
0,9
1,3
0,6
Berkelland
20,9
0,2
-0,6
-0,1
-0,7
Beuningen
12,2
0,5
-0,1
-0,2
-0,8
Bronckhorst
16,7
0,5
-0,7
-0,3
-0,7
9,6
0,2
-0,1
-0,5
-0,5
Buren
12,3
1,0
-0,1
0,5
-0,2
Culemborg
13,3
2,0
0,2
1,1
0,0
Doesburg
5,3
0,4
-0,5
-0,3
-0,7
27,1
1,3
-0,2
0,7
-0,1
Druten
8,6
1,5
-0,4
0,1
-0,2
Duiven
12,2
0,8
0,0
0,3
-0,4
Ede
49,7
1,6
0,2
0,8
0,6
Elburg
10,0
1,0
0,0
0,5
-0,2
Epe
14,6
0,5
-0,6
0,9
-0,1
Ermelo
11,4
0,6
-0,4
0,7
-0,2
Geldermalsen
12,2
1,4
-0,3
0,8
-0,1
Groesbeek
8,4
0,3
-0,3
-0,6
-0,9
Harderwijk
21,7
1,7
1,5
1,3
0,7
Hattem
5,0
0,7
0,0
0,2
0,3
Heerde
8,0
0,8
-0,4
0,0
-0,3
Heumen
7,2
0,6
-0,9
0,1
-0,4
Lingewaal
5,1
1,0
-0,3
0,3
0,3
Lingewaard
21,8
1,6
-0,1
-0,1
-0,2
Lochem
14,8
0,7
-0,1
0,3
-0,4
Maasdriel
11,6
1,1
0,1
0,1
-0,3
2,8
0,4
-0,1
-0,9
-0,8
Montferland
16,0
0,2
-0,3
-0,2
-0,6
Neder-Betuwe
10,3
1,0
0,1
1,3
-0,3
5,5
1,3
-0,2
0,1
0,5
18,5
1,5
0,4
1,2
0,6
Gelderse gemeenten
Brummen
Doetinchem
Millingen a/d Rijn
Neerijnen Nijkerk \
28
Beroepsbevolking per gemeente (voor banen >12 uur per week) %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
Nijmegen
82,2
1,6
0,5
1,7
0,6
Nunspeet
11,7
1,2
-0,1
1,1
0,1
Oldebroek
10,4
1,3
-0,1
0,4
-0,2
Oost Gelre
14,3
1,1
-0,2
0,2
-0,6
Oude IJsselstreek
18,3
0,4
-0,5
0,0
-0,5
Overbetuwe
22,1
2,0
0,6
0,5
0,0
Putten
10,7
1,2
0,7
1,1
0,0
Renkum
13,9
0,9
-0,3
0,0
0,4
Rheden
18,7
0,6
0,0
0,5
0,1
Rijnwaarden
5,2
0,5
-0,6
-0,5
-0,5
Rozendaal
0,6
2,6
-0,1
-0,4
0,0
Scherpenzeel
4,1
0,5
0,5
1,8
0,7
20,7
1,7
0,1
0,7
0,1
4,1
0,4
-0,4
0,0
-0,5
Voorst
10,6
0,9
-0,1
0,2
-0,2
Wageningen
17,6
2,2
-0,8
3,3
0,7
West Maas en Waal
8,7
0,9
-0,2
0,3
-0,4
Westervoort
7,5
0,3
-0,4
-1,1
-1,7
Wijchen
19,4
0,8
0,1
-0,5
-0,8
Winterswijk
13,3
1,1
-0,3
0,0
-0,3
Zaltbommel
12,4
0,9
0,4
1,1
0,3
Zevenaar
15,0
0,5
-0,2
-0,6
-0,4
Zutphen
22,0
1,5
-0,2
0,7
-0,3
47,8
2,0
0,2
1,4
0,8
Mook en Middelaar
3,4
0,7
-1,4
-0,7
-0,5
Olst-Wijhe
8,1
1,0
0,2
0,4
-0,2
Renswoude
2,3
2,2
1,9
3,6
0,6
Rhenen
8,4
1,6
0,1
1,6
0,4
29,2
1,1
0,2
0,8
0,6
Gelderse gemeenten
Tiel Ubbergen
Niet-Gelderse gemeenten Deventer
Veenendaal
Bron 2000-2012: schatting Bureau Economisch Onderzoek (op basis van EBB, CBS) Bron 2013-2018: raming Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland
29
Werkgelegenheid (banen >0 uur per week) %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
Aalten
10,7
1,0
-0,5
-0,8
-0,1
Apeldoorn
99,5
1,4
0,6
-0,2
0,6
100,5
1,0
0,1
-0,5
0,7
Barneveld
30,2
1,6
0,7
0,0
0,9
Berkelland
18,0
0,5
-1,0
-1,0
-0,3
Beuningen
7,8
1,6
-0,8
-0,7
0,6
13,8
1,1
-0,1
-1,0
-0,2
Brummen
7,9
0,2
-0,4
-1,2
-0,4
Buren
8,4
0,9
-0,1
-0,6
0,6
Culemborg
12,8
2,0
0,1
-0,5
0,6
Doesburg
4,0
1,4
-0,3
-0,8
0,2
34,2
1,5
-0,8
-0,4
0,3
Druten
7,5
1,1
-1,7
-0,9
0,4
Duiven
15,3
3,7
0,4
0,0
1,0
Ede
55,9
1,4
0,2
0,3
1,0
9,7
2,4
2,0
-0,3
0,7
Epe
12,5
1,7
-0,3
-0,2
0,4
Ermelo
15,4
2,1
0,4
0,2
0,7
Geldermalsen
15,2
1,7
-0,2
-0,5
0,5
Groesbeek
7,3
1,1
0,2
-0,8
0,4
Harderwijk
23,4
2,1
0,6
0,9
1,5
Hattem
3,9
0,5
0,5
1,6
2,2
Heerde
7,0
0,3
1,0
-0,3
0,4
Heumen
4,9
2,9
-0,7
-0,5
0,7
Lingewaal
3,7
1,6
-1,4
-0,9
0,2
Lingewaard
14,8
2,1
0,9
-0,3
0,7
Lochem
14,8
0,2
-1,2
-0,9
-0,2
Maasdriel
10,7
0,8
1,0
-0,7
0,4
1,1
1,7
-2,4
-0,9
0,4
14,3
2,2
0,3
-0,7
0,1
Neder-Betuwe
9,8
2,4
1,2
-0,5
0,4
Neerijnen
5,7
2,8
-1,5
-0,5
0,8
20,3
2,1
-0,7
-0,1
0,7
Gelderse gemeenten
Arnhem
Bronckhorst
Doetinchem
Elburg
Millingen a/d Rijn Montferland
Nijkerk
30
Werkgelegenheid (banen >0 uur per week) %-ontwikkeling per jaar in de periode Stand 2012 x 1.000
2000/2008
2009/2012
2013/2014
2015/2018
Nijmegen
99,4
1,3
0,0
-0,4
0,6
Nunspeet
12,6
1,3
0,1
0,3
1,0
Oldebroek
8,2
2,0
0,0
-0,6
0,4
Oost Gelre
16,6
0,3
-0,4
-0,9
-0,1
Oude IJsselstreek
16,8
0,4
-0,6
-0,9
0,0
Overbetuwe
18,5
3,4
1,6
0,3
1,4
9,3
2,4
-0,2
-0,1
0,6
Renkum
11,6
0,4
-0,8
-1,0
0,3
Rheden
16,8
1,2
-1,7
-0,9
0,2
Rijnwaarden
3,2
0,6
3,9
-0,8
0,2
Rozendaal
0,5
-0,2
4,4
-0,5
1,0
Scherpenzeel
4,1
0,4
-0,1
-0,3
0,4
24,0
2,5
0,7
-0,3
0,6
4,9
2,9
0,5
0,0
0,7
Voorst
12,6
1,1
1,4
0,4
1,1
Wageningen
18,8
0,1
1,9
0,8
1,3
West Maas en Waal
6,1
0,0
-0,8
-0,9
0,1
Westervoort
2,8
2,3
-1,4
-0,5
0,6
Wijchen
16,5
2,5
0,8
-0,7
0,6
Winterswijk
13,8
0,5
-0,8
-1,0
-0,1
Zaltbommel
13,8
1,7
-0,3
-0,3
0,8
Zevenaar
15,1
0,6
-0,1
-0,4
0,6
Zutphen
22,7
2,0
-1,1
-0,4
0,3
41,8
2,0
0,2
-0,8
0,3
Mook en Middelaar
1,5
-0,2
-0,6
-0,7
0,6
Olst-Wijhe
4,6
-0,9
3,2
-1,2
-0,3
Renswoude
2,4
4,5
6,0
-0,4
0,6
Rhenen
4,4
-0,3
-0,1
-1,0
0,2
24,1
0,7
-0,7
-0,8
0,3
Gelderse gemeenten
Putten
Tiel Ubbergen
Niet-Gelderse gemeenten Deventer
Veenendaal
Bron 2000-2012: PWE Gelderland 2012 aangevuld met LISA 2012 Bron 2013-2018: raming Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland
31
Werkloze beroepsbevolking (voor banen >12 uur per week) aantal personen x 1.000 Gelderse gemeenten
2000
2008
2013
2014
2018
Aalten
260
320
700
770
750
Apeldoorn
2.890
3.010
6.370
7.050
6.830
Arnhem
4.280
4.800
8.330
9.140
8.970
Barneveld
370
600
1.240
1.370
1.340
Berkelland
510
520
1.500
1.630
1.610
Beuningen
320
360
990
1.090
1.070
Bronckhorst
340
320
1.040
1.130
1.110
Brummen
270
240
690
760
740
Buren
200
370
790
880
860
Culemborg
320
700
1.280
1.420
1.390
Doesburg
200
270
570
630
610
1.070
860
2.200
2.400
2.360
Druten
200
250
570
630
620
Duiven
280
300
950
1.040
1.020
1.500
1.620
2.810
3.090
3.030
Elburg
170
190
580
640
630
Epe
450
440
970
1.080
1.040
Ermelo
220
270
750
820
810
Geldermalsen
170
370
730
810
790
Groesbeek
280
290
700
760
750
Harderwijk
540
650
1.610
1.760
1.730
Hattem
120
180
320
350
340
Heerde
160
180
420
460
450
Heumen
170
190
480
520
510
Lingewaal
70
120
280
310
300
Lingewaard
410
560
1.520
1.670
1.640
Lochem
390
360
890
990
950
Maasdriel
200
360
810
900
880
80
100
230
260
250
Montferland
560
430
1.410
1.530
1.510
Neder-Betuwe
160
270
530
590
580
80
150
310
340
340
280
390
1.150
1.260
1.240
Doetinchem
Ede
Millingen a/d Rijn
Neerijnen Nijkerk
32
Werkloze beroepsbevolking (voor banen >12 uur per week) aantal personen x 1.000 Gelderse gemeenten
2000
2008
2013
2014
2018
Nijmegen
4.740
4.750
10.400
11.410
11.190
Nunspeet
160
280
760
840
820
Oldebroek
160
230
630
680
670
Oost Gelre
280
360
960
1.050
1.030
Oude IJsselstreek
570
540
1.300
1.420
1.400
Overbetuwe
390
520
1.550
1.710
1.670
Putten
120
210
700
770
760
Renkum
350
470
960
1.050
1.030
Rheden
610
730
1.470
1.610
1.580
Rijnwaarden
140
160
410
450
440
Rozendaal
10
10
20
20
20
Scherpenzeel
40
50
160
180
180
Tiel
730
1.230
1.920
2.130
2.080
Ubbergen
150
140
330
360
360
Voorst
250
270
600
660
640
Wageningen
750
550
970
1.070
1.050
West Maas en Waal
170
300
610
680
670
Westervoort
260
240
770
850
830
Wijchen
470
500
1.310
1.440
1.410
Winterswijk
460
540
1.240
1.360
1.330
Zaltbommel
190
380
770
860
840
Zevenaar
460
470
1.270
1.400
1.370
1.090
1.040
2.020
2.230
2.160
Deventer
1.30
1.840
3.940
4.350
4.220
Mook en Middelaar
110
120
270
300
290
Olst-Wijhe
180
200
560
610
600
Renswoude
20
30
100
110
110
Rhenen
180
290
630
690
680
Veenendaal
620
870
2.570
2.830
2.770
Zutphen
Niet-Gelderse gemeenten
Bron 2000-2013: schatting Bureau Economisch Onderzoek (op basis van EBB, CBS en NWW, UWV) Bron 2013-2018: raming Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland
33
Werkloosheidspercentage werkloze beroepsbevolking in % van de totale beroepsbevolking Gelderse gemeenten
2000
2008
2013
2014
2018
Aalten
2,1
2,5
5,5
6,0
5,9
Apeldoorn
4,2
4,1
8,7
9,6
9,4
Arnhem
6,5
6,5
10,7
11,6
11,1
Barneveld
1,8
2,6
5,1
5,6
5,4
Berkelland
2,4
2,4
7,2
7,9
8,0
Beuningen
2,7
3,0
8,1
8,9
9,1
Bronckhorst
2,1
1,8
6,2
6,8
6,9
Brummen
2,8
2,5
7,2
8,0
8,0
Buren
1,8
3,0
6,4
7,1
7,0
Culemborg
2,8
5,3
9,6
10,5
10,3
Doesburg
3,7
5,0
10,9
12,0
12,1
Doetinchem
4,3
3,1
8,1
8,8
8,6
Druten
2,5
2,9
6,6
7,3
7,2
Duiven
2,4
2,4
7,8
8,5
8,5
Ede
3,5
3,3
5,6
6,1
5,9
Elburg
1,8
1,9
5,8
6,3
6,3
Epe
3,1
2,9
6,6
7,3
7,1
Ermelo
1,9
2,4
6,5
7,1
7,1
Geldermalsen
1,5
3,0
5,9
6,5
6,4
Groesbeek
3,3
3,4
8,3
9,2
9,4
Harderwijk
3,0
3,2
7,3
8,0
7,6
Hattem
2,6
3,5
6,3
6,9
6,7
Heerde
2,1
2,2
5,3
5,8
5,7
Heumen
2,4
2,6
6,6
7,3
7,3
Lingewaal
1,6
2,4
5,4
6,0
5,8
Lingewaard
2,1
2,5
7,0
7,7
7,6
Lochem
2,7
2,4
6,0
6,6
6,5
Maasdriel
1,9
3,1
7,0
7,8
7,7
Millingen a/d Rijn
2,8
3,5
8,4
9,4
9,5
Montferland
3,5
2,6
8,8
9,6
9,7
Neder-Betuwe
1,7
2,7
5,1
5,6
5,5
Neerijnen
1,5
2,7
5,6
6,2
6,0
Nijkerk
1,7
2,2
6,1
6,7
6,4
34
Werkloosheidspercentage werkloze beroepsbevolking in % van de totale beroepsbevolking Gelderse gemeenten
2000
2008
2013
2014
2018
Nijmegen
6,7
5,9
12,4
13,5
12,9
Nunspeet
1,5
2,4
6,5
7,0
6,9
Oldebroek
1,7
2,2
6,0
6,5
6,5
Oost Gelre
2,1
2,5
6,7
7,3
7,4
Oude IJsselstreek
3,1
2,9
7,1
7,8
7,8
Overbetuwe
2,1
2,4
7,0
7,7
7,5
Putten
1,3
2,1
6,5
7,1
6,9
Renkum
2,7
3,3
6,9
7,6
7,3
Rheden
3,4
3,9
7,8
8,6
8,4
Rijnwaarden
2,8
3,0
7,9
8,7
8,8
Rozendaal
1,9
1,7
3,9
4,0
4,0
Scherpenzeel
1,0
1,3
3,9
4,3
4,1
Tiel
3,9
6,0
9,2
10,1
9,9
Ubbergen
3,7
3,3
8,1
8,9
8,9
Voorst
2,6
2,6
5,6
6,2
6,1
Wageningen
4,9
3,0
5,4
5,7
5,5
West Maas en Waal
2,0
3,4
7,1
7,8
7,8
Westervoort
3,5
3,2
10,4
11,5
12,1
Wijchen
2,6
2,6
6,8
7,5
7,6
Winterswijk
3,6
4,0
9,3
10,2
10,1
Zaltbommel
1,6
3,2
6,2
6,8
6,6
Zevenaar
3,2
3,1
8,6
9,5
9,5
Zutphen
5,4
4,7
9,1
10,1
9,8
Deventer
4,0
3,9
8,1
8,9
8,3
Mook en Middelaar
3,1
3,2
8,0
8,9
8,9
Olst-Wijhe
2,4
2,4
6,8
7,5
7,4
Renswoude
0,9
1,4
4,4
4,6
4,4
Rhenen
2,4
3,4
7,4
8,0
7,7
Veenendaal
2,3
3,0
8,7
9,5
9,2
Niet-Gelderse gemeenten
Bron 2000-2013: schatting Bureau Economisch Onderzoek (op basis van EBB, CBS en NWW, UWV) Bron 2013-2018: raming Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland
35
Bijlage 2: definities Bevolking Alle cijfers over de bevolking zijn jaargemiddelden Werkzame en werkloze beroepsbevolking In de EBB van het CBS wordt de beroepsbevolkingsdefinitie gebruikt van de Commissie voor de Statistiek 1991. Ook dit rapport is gedefinieerd in termen van de CCS'91. Volgens deze definitie worden tot de beroepsbevolking gerekend: •
personen die tenminste twaalf uur per week werken, of
•
personen die werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste twaalf uur per week gaan werken, of
•
personen die verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden.
Personen die ten minste twaalf uur per week werken worden gerekend tot de 'werkzame beroepsbevolking'. Degenen tussen 15 en 64 jaar die niet of minder dan twaalf uur werken maar wel meer willen werken, behoren tot de 'werkloze beroepsbevolking'. De totale beroepsbevolking bestaat dus uit de som van werkzame en werkloze beroepsbevolking Arbeidsparticipatie De arbeidsparticipatie is de beroepsbevolking (werkzaam+werkloos) uitgedrukt in procenten van de totale bevolking in de relevante leeftijdscategorie (15-64 jaar). Werkloosheidspercentage Het werkloosheidspercentage is de werkloze beroepsbevolking van 15 t/m 64 jaar uitgedrukt in procenten van de totale beroepsbevolking van 15 t/m 64 jaar. Werkgelegenheid De regionale werkgelegenheid betreft alle werkzame personen die - ongeacht hun woonplaats - in de regio werkzaam zijn geweest. De werkgelegenheid heeft betrekking op alle arbeid in loondienst en van zelfstandigen en van meewerkende gezinsleden. Daarbij gaat het om alle banen van meer dan 0 uur per week.
36
Bruto binnenlands product Het bruto binnenlands product (bbp) geldt als de belangrijkste graadmeter voor de economische ontwikkeling. De economische groei wordt namelijk afgemeten aan de volume-ontwikkeling van het bbp. Dit is de som van de in het binnenland gevormde toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde is gelijk aan de waarde van de productie minus de waarde van het verbruik. Het gaat hier dus om de waarde die aan de in het productieproces aangewende goederen en/of diensten wordt toegevoegd (Statline, CBS). Sectorindeling sbi 2008
Sectienaam
A
Landbouw, bosbouw en visserij
B,C,D,E
Industrie (incl. energie, water en delfstofwinning)
F
Bouwnijverheid
G
Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
H
Vervoer en opslag
I
Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
J
Informatie en communicatie
K
Financiële instellingen
L
Verhuur van en handel in onroerend goed
M
Advisering, onderzoek, specialistische zakelijke dienstverlening
N
Verhuur van roerende goederen, overige zakelijke dienstverlening
O
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
P
Onderwijs
Q
Gezondheids- en welzijnszorg
R
Cultuur, sport en recreatie
S
Overige dienstverlening
A t/m S
Totaal
De PWE (en LISA) is een enquête onder bedrijven en instellingen en de bestanden bevatten derhalve geen gegevens over personeel in dienst bij particuliere huishoudens (sectie T). In de Nederlandse cijfers volgens de Arbeidsrekeningen van het CBS is deze categorie in beginsel wel opgenomen. Om een zuivere vergelijkende analyses te kunnen maken tussen de Nederlandse ontwikkeling (CBS) en de regio’s (PWE/LISA), zijn in dit rapport ook de CBS-cijfers exclusief sector T gebruikt.
37
Regionale en lokale indeling De gemeentelijke en regionale indeling (WGR) van alle jaren is herleid naar de toestand per 1-1-2013 Stedendriehoek Apeldoorn Brummen Deventer (Overijssel) Epe Lochem Voorst Zutphen Achterhoek Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost-Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk Stadsregio Arnhem Nijmegen Arnhem Beuningen Doesburg Duiven Groesbeek Heumen Lingewaard Millingen a/d Rijn Mook en Middelaar (Limburg) Nijmegen Overbetuwe Renkum Rheden Rijnwaarden Rozendaal Ubbergen Westervoort Wijchen Zevenaar
Rivierenland Buren Culemborg Druten Geldermalsen Lingewaal Maasdriel Neder-Betuwe Neerijnen Tiel West Maas en Waal De Vallei Barneveld Ede Nijkerk Renswoude (Utrecht) Rhenen (Utrecht) Scherpenzeel Veenendaal (Utrecht) Wageningen Noord-Veluwe Elburg Ermelo Harderwijk 1 Hattem 1 Heerde Nunspeet Oldebroek Putten 1
Heerde en Hattem behoren formeel niet tot de regio Noor-Veluwe, maar zijn in deze studie wel toegevoegd aan het WGR NoordVeluwe
38
39
E
40