Geboeid door omgevingsrecht V.V.O.R. Verslagboek 2007/1
Isabelle Larmuseau (ed.)
Geboeid door omgevingsrecht
© 2007 V.V.O.R. vzw Realisatie 2Mpact N.V. Kortrijksesteenweg 1007 - B-9000 Gent info@2mpact - www.2mpact.be
Geboeid door omgevingsrecht V.V.O.R.-verslagboek 2007/1 Verslag van de 2de ledenvergadering van de Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht op 8 februari 2007
Isabelle Larmuseau editor
Carole Billiet Hubert Bloemen Pieter Verbeek Lex Michiels
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Inhoud Voorwoord
7
I. 1 2 3
Dertig jaar milieurechtshandhaving in een drieluik – Carole Billiet De voorbije twee decennia Het debat vandaag: kernvragen omtrent het ontwerp van handhavingsdecreet Het komende decennium
9 9 11 13
II.
Administratieve handhaving in het ruimtelijke ordeningsrecht – Hubert Bloemen Handhaving van het Decreet Ruimtelijke Ordening Administratieve maatregelen in het Decreet Ruimtelijke Ordening Bevoegdheid tot het uitvaardigen en bekrachtigen van administratieve maatregelen Stakingsbevel Verzegeling Beslag Cijfermateriaal Voordelen van de administratieve maatregelen Exclusieve administratieve maatregelen?
15
Uittreksel uit het advies van 6 juli 2006 over het voorontwerp van Decreet Handhaving Milieurecht – Pieter Verbeek De rol van het bestuursrecht en het strafrecht en het onderscheid tussen inbreuken en misdrijven Hoe wordt het handhavingsbeleid voorbereid en bepaald, geëvalueerd en bijgestuurd? Hoe wordt informatie verzameld en beheerd voor de beleidsbepaling? Het voorontwerp zet een stap vooruit voor toezicht. Het moet zo worden toegepast dat alle gemeenten systematisch aan preventief toezicht gaan doen. Bijkomende instrumenten voor het bestuur en het strafrechtelijke apparaat alsook uitvoeringsinstrumenten zijn aangewezen om de handhavingsdoelstellingen te kunnen bereiken Er zijn mogelijke bevoegdheidsproblemen die kunnen leiden tot
22
1 2 3 4 5 6 7 8 9 III 1 2
3 4
5
15 15 16 17 18 18 18 19 20
22 23
24 25
26
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
6
IV 1 2 3
onbruikbaarheid van belangrijke instrumenten De juridische vormgeving en de modaliteiten van de voorgestelde instrumenten zijn voor verbetering vatbaar. De kansen voor beleidsleren kunnen worden verhoogd. Een Hollands drieluik – Lex Michiels Wat valt op aan de ontwikkelingen in Vlaanderen? Ontwikkelingen in Nederland (i.h.b. inzake bestraffing van milieudelicten) Welke weg te kiezen bij bestraffing: strafrecht of bestuursrecht?
27
29 29 30 33
Verslag van het debat
35
Lijst van deelnemers
40
Over de Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht
43
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Voorwoord De Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht hield op 8 februari 2007 haar tweede ledenvergadering/studiemiddag/debat over handhaving, in het gebouw van Tour & Taxis in Brussel. Handhaving moet leiden tot normconform gedrag, liefst preventief, minstens curatief. De op vandaag voorliggende bundeling van handhavingsbepalingen in het domein van het milieuresp. het ruimtelijke ordeningsrecht in één wettekst is een zinvolle operatie. Bijval verdient ook dat het gaat om méér dan een loutere samenvoeging. Accenten worden verschoven, van het strafrechtelijke naar het bestuursrechtelijke, nieuwe instrumenten worden ingevoerd, nieuwe instellingen worden in het leven geroepen. Vlaanderen gaat een nieuw ‘handhavingstijdperk’ tegemoet; Nederland kan al even terugblikken. Tijd dus voor een visionair debat. Aan het woord was in eerste instantie Carole Billiet, verbonden aan het Centrum voor Milieurecht van de Universiteit Gent en lid van het Brussels Milieucollege, die als inleider inging op dertig jaar publiekrechtelijke handhaving van het omgevingsrecht, in recht en praktijk, met veel oog voor toekomstige uitdagingen. Hierop volgde een reactie van Hubert Bloemen, administrateur-generaal van het agentschap Inspectie RWO, over de administratieve handhaving in het ruimtelijke ordeningsrecht. Pieter Verbeek ging nader in op de inhoud van het recent tussengekomen advies van de MinaRaad over het voorontwerp van Decreet Handhaving Milieurecht. Lex Michiels, hoogleraar handhavingsrecht aan de Universiteit van Tilburg, had het over de recente Nederlandse ontwikkelingen inzake bestuurlijke transactie en bestuurlijke boete door het Openbaar Ministerie, herstelsancties en gedoogbeleid. Het laatste woord was aan de zaal. Het verslagboek dat voorligt is het tweede in de rij. Het bundelt de schriftelijke neerslag van de inleiding, reacties en debat. Het is nog te vroeg om van een ‘traditie’ te spreken, maar er is wel reeds sprake van een ‘vervolgverhaal’.
Isabelle Larmuseau Voorzitter V.V.O.R.
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
I
Dertig jaar milieurechtshandhaving in een drieluik
Carole Billiet * 1
De voorbije twee decennia
Het standpunt van het Europese Hof van Justitie inzake handhaving komt concreet en vereenvoudigd hierop neer dat het beginsel van de gemeenschapstrouw de lidstaten verplicht tot een handhaving die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend is. Dit standpunt brengt een handhavingverplichting mee voor alle normen in onze milieuwetgeving die voortvloeien uit normen die in Europese richtlijnen zijn opgenomen, wat voor een omvangrijk deel van onze milieuwetgeving het geval is. De handhavingverplichting impliceert dat een resultaat wordt bekomen waarbij er overeenstemming is tussen het recht en de feiten. De handhavingverplichting noopt er dus toe om belang te hechten aan sancties die daadwerkelijk kunnen bewerkstelligen dat de inbreuk en zijn gevolgen ongedaan worden gemaakt en dat herhaling ervan wordt voorkomen. Het wezenlijke belang van de staathervorming van 1993 situeert zich op twee fronten. Ten eerste heeft de decreetgever een grotere soepelheid gekregen tot adaptatie van Boek I Strafwetboek. Ten tweede is er voor de decreetgever de mogelijkheid om via het beroep op de impliciete bevoegdheden het domein van de federale wetgever te betreden. De rechtspraak van het Arbitragehof in verband met de Wet Administratieve Geldboeten van 1971 is belangrijk voor alle alternatieve beboetingsstelsels, voor alle beboetingsstelsels waar eerst aan het Openbaar Ministerie de kans wordt gegeven te vervolgen en pas naderhand de beboetingsbevoegheid ontstaat voor het bestuur. In 1997 heeft het Arbitragehof twee arresten uitgesproken, waarin het heeft uitgemaakt dat, indien een dergelijk beboetingsstelsel tenslotte de bestuurlijke weg volgt en vervolgens van de bestuurlijke weg weer voor een rechter komt, ditmaal in de arbeidsrechtbank ook de mogelijkheid moet bestaan tot verzachtende omstandigheden. Die rechtspraak is uitgebreid tot de mogelijkheid om uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf te bekomen. Dit, samen met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de
* Carole Billiet is verbonden aan het Centrum voor Milieurecht van de Universiteit Gent en is lid van het Brussels Milieucollege.
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Mens in verband met de toepassingssfeer van het ruime pakket rechtswaarborgen vervat in de artikelen 6 en 7 EVRM, maakt een einde aan de idee, die men einde de jaren tachtig had, dat men bestuurlijke beboetingsstelsels simpel kon houden. In 1990 was er het Decreet Bestuurlijk Beleid. Het belang van de bestuurlijke reorganisatie van 1990 voor de milieurechtshandhaving lag hierin dat op gewestelijk niveau de idee van functiescheiding tussen uitvoering en handhaving werd doorgevoerd. Dit lag aan de basis van de Afdeling Milieu-inspectie, de eerste milieu-administratie die uitsluitend taken inzake toezicht en sanctionering vervulde. Dit heeft de milieurechtshandhaving op een hoger niveau getild: vakkundige mensen konden op het terrein worden gestuurd; men kreeg bovendien de kans om na te denken over toezicht en sanctionering, om beleid te ontwikkelen, om diverse strategieën uit te testen naar doeltreffendheid en kost, om vertegenwoordigd te zijn in bijvoorbeeld IMPEL (het Europees netwerk voor milieu-inspecties), met alle mogelijkheden vandien tot het uitwisselen van ideeën en ervaringen en tot het uitwerken van studie- en onderzoeksprojecten rond mogelijke handhavingsvraagstukken. Sinds in 1991 het milieuvergunningsstelsel in werking trad, is door die dienst veel leerrijke ervaring opgebouwd. Daarnaast zijn er ook de ontwikkelingen in de gemeenrechtelijke context van het milieustrafrecht. In 1990 werd de mogelijkheid tot ontneming van het wederrechtelijk vermogensvoordeel in Boek I Strafwetboek opgenomen. In 1999 werd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon ingevoerd. Einde de jaren negentig is ook duidelijk geworden dat de dwangsom, het tenuitvoerleggingsinstrument van het Gerechtelijk Wetboek, kan worden gekoppeld aan de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregelen in het milieurecht, die door de rechter worden bevolen. Het grote belang van de dwangsom ligt in de druk die kan worden uitgeoefend op de overtreder om zélf het nodige te doen. Bij de ambtshalve tenuitvoerlegging van de herstelmaatregelen duiken immers tal van praktische problemen op, zoals lange administratieve procedures waaronder aanbestedingen, lange uitvoeringsprocedures, gebrek aan voorschotten om de uitvoeringskosten te financieren, grote persoonlijke risico’s, mogelijke schadeclaims en risico van onvermogen van de veroordeelde op het einde van de rit. Het jaar 1986 bracht de eerste bestuurlijke geldboete in het milieurecht, met toepassing in het Vlaamse Gewest. Deze geldboete was een onderdeel van een afvalheffingsstelsel. In de afgelopen zeven jaar werd in Vlaanderen over de bestuurlijke geldboete een levendig debat gevoerd. Voor dit instrument is duidelijk een toekomst weggelegd. In het licht van een debat over handhaving kan worden teruggegrepen naar een hele reeks 10
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
teksten die op vandaag voorliggen. Zo is aan het einde van de vorige legislatuur een voorstel van handhavingsdecreet door Vera Dua en Johan Malcorps ingediend bij het parlement. Verder is er op vandaag het ontwerp van decreet van Kris Peeters. Brussel heeft sinds 1999 een eigen handhavingsordonnantie. In Wallonië werd in juli 2006 een voorontwerp van decreet in eerste lezing door de Waalse regering aangenomen.
2
Het debat vandaag: kernvragen omtrent het ontwerp van handhavingsdecreet
De grote vragen situeren zich niet in de toezichtsfase. Daar zijn de belangrijkste opties gemaximaliseerd. Men heeft het maximum gedaan inzake toezichthouders, op gewestelijk, gemeentelijk en provinciaal vlak, intergemeentezones en politiezones. Ook op het vlak van de toezichtrechten zijn de mogelijkheden gemaximaliseerd. Men heeft een zeer ruim palet uitgewerkt. Voor de sanctioneringsfase hebben de basisvragen betrekking op de taakverdeling tussen de penale en bestuurlijke sanctionering enerzijds en het instrumentendebat anderzijds. Omdat men een frisse kijk krijgt op de huidige Vlaamse teksten via de bril van de huidige Waalse teksten, worden hierna een reeks parallellen en verschilpunten gesignaleerd. De taakverdeling tussen de penale en bestuurlijke sanctionering wordt duidelijk via de instrumenten die in handen worden gegeven van de handhavers. Het Waalse voorontwerp neemt de aanmaning uitdrukkelijk in de tekst op. De aanmaning is in beginsel schriftelijk en er wordt steeds een termijn aan gekoppeld; die termijn is berekend op reguralisatie. Qua sancties voorziet de Waalse tekst in het stakingsbevel en de verzegeling van toestellen. De toezichthouders en de burgemeester van de betrokken gemeente hebben ook de bevoegdheid om te bevelen dat een interventieplan wordt opgesteld en tenuitvoergelegd. Dat interventieplan is bedoeld voor risicobeheersing op korte termijn. Het is afgestemd op de hypothese dat de activiteit definitief moet worden stopgezet of er moet worden gesaneerd. Men wil in afwachting van de stopzetting/sanering zeker zijn dat gevaarlijke stoffen/afvalstoffen/polluenten op een correcte manier worden beheerd. Er kan ook worden opgelegd dat een herstelplan wordt opgesteld en tenuitvoergelegd. Een zekerheid kan worden gevraagd om de financiering van dit plan te waarborgen. Wordt het interventieplan of het herstelplan niet opgesteld of niet uitgevoerd, dan kan het bestuur overgaan tot dwanguitvoering. De overtreder kan worden verplicht tot zekerheidstelling. Er kan ook worden overgegaan tot beslag. 11
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Er is zowel een bestuurlijke transanctiebevoegdheid als een bestuurlijke beboetingsbevoegdheid. In het Waalse voorontwerp is er geen depenalisering van milieucriminaliteit; alle mogelijke inbreuken blijven vatbaar voor strafvervolging. Die bestuurlijke transactie- en beboetingsbevoegdheid flankeert de strafrechtelijke afhandelingsmogelijkheid. De bestuurlijke transactie is voorzien voor milieu-inbreuken op het niveau van wat men ‘overlast’ noemt (o.m. verbranden van huisvuil in de tuin), voor een reeks overtredingen in verband met de jacht- en visserijwetgeving, en voor de kleinere inbreuken op de wetgeving inzake geluids- en lichthinder. De transactie kan alleen worden voorgesteld bij betrapping op heterdaad, en enkel wanneer geen schade is aan derden. De transactie impliceert een onmiddellijke betaling binnen uiterlijk vijf werkdagen. Betaling doet de strafvordering vervallen. De toezichthouder die een proces-verbaal van overtreding opstelt, kan in dit proces-verbaal suggereren dat een minnelijke schikking wordt opgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft een termijn van twee maanden na de kennisgeving van het proces-verbaal van overtreding om al dan niet te vervolgen. Na die termijn is enkel nog een bestuurlijke afhandeling mogelijk. Wanneer een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, is hiertegen beroep mogelijk bij de politierechtbank of de correctionele rechtbank, waarmee men dus terugkeert naar het penale afhandelingsspoor. Opmerkelijk genoeg is geen beroep mogelijk tegen deze vonnissen van politierechtbank en correctionele rechtbank. De strafrechter kan overgaan tot het opleggen van de klassieke hoofdstraffen, de vrijheidsberoving en de geldboete. Verder heeft hij de mogelijkheid om een verbeurdverklaring van vermogensvoordeel, publicatie van het vonnis of beroepsverbod uit te spreken. De rechter heeft voor alle milieumisdrijven ook de mogelijkheid om een bevel tot herstel op te leggen. Een vergelijking met het Vlaamse voorontwerp leert dat dezelfde aandacht gaat naar de aanmaning. Op het vlak van sancties is voorzien in enerzijds het reguralisatiebevel waarbij men de overtreder beveelt om het nodige te doen om de inbreuk en de gevolgen daarvan ongedaan te maken en herhaling te voorkomen, en anderzijds het stakingsbevel waarbij men de overtreder beveelt om een bepaalde handeling onmiddellijk stop te zetten. Wat opvalt in de tekst is dat er geen uitvoeringsinstrumenten aan toegevoegd zijn. Men heeft wel in een strafbaarstelling voorzien: indien het reguralisatiebevel of stakingsbevel niet wordt geleefd, vormt dit een milieumisdrijf, dat voor de strafrechter kan komen. Dwanguitvoering door het bestuur is eveneens mogelijk. In de Vlaamse tekst is niets bepaald in verband met financiële zekerheden en/of dwangsommen. Dit maakte de gehanteerde instrumenten wat tandeloos. 12
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
De Vlaamse tekst kent ook een termijn toe aan het Openbaar Ministerie, weliswaar van zes maanden (verlengbaar met zes maanden). Indien het Openbaar ministerie niets heeft laten weten, blijft het dossier gewoon bij het Openbaar Ministerie. Er komt geen bestuurlijke beboetingsbevoegdheid tot stand. Ingeval een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, is hiertegen beroep mogelijk bij het nog op te richten administratieve rechtscollege, het Handhavingscollege. Het geloof in het instrument van de bestuurlijke geldboete is groot; er wordt zwaar geïnvesteerd in nieuwe structuren. Afrondend: als men het Waalse ontwerp naast het Vlaamse ontwerp legt, dan blijkt uit de Waalse voorstellen een grotere nuchterheid en een groter pragmatisme inzake de praktijkwerking van sancties die een einde aan de inbreuk moeten stellen, de gevolgen ervan moeten wegnemen en herhaling moeten voorkomen. Er is ook een zuinigheid op het vlak van structuren; men stapt gewoon in structuren die bestaan. Men versterkt de bestuurlijke handhaving door nieuwe probleemverhelpende instrumenten, zoals de interventieplannen en de herstelplannen. Voor wat de handhavingsverplichting van het Europese Hof van Justitie betreft en de rechtspraak van het Arbitragehof in verband met de overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, scoort het Waalse tekstvoorstel duidelijk beter. Op het vlak van de bevoegdheidsverdeling is het treffend dat beide tekstvoorstellen nog vooruitgang kunnen boeken. De nood aan mankracht heeft men in beide teksten dan weer goed ingeschat. De idee dat je uit de gemeenrechtelijke context een synergie kan halen komt goed aan bod in de Waalse tekst, maar heel wat minder in de Vlaamse.
3
Het komende decennium
Op het vlak van wetgevingskwaliteit valt nog vooruitgang te boeken. Verder lijkt de opmars van de vermogenssancties, in het bijzonder de opmars van de bestuurlijke geldboete, onomkeerbaar. Ik wijs op de uitdagingen terzake voor het bestuur. Het arrest van de Raad van State in de zaak Camerman biedt daarvan een mooie illustratie. De heer Camerman kreeg een geldboete opgelegd van 300 € voor een sluikstort in Brussel van drie vuilniszakken vol herfstbladeren, waarvan één zak een papiertje bevatte met daarop zijn naam. De heer Camerman betwistte deze geldboete tot voor de Raad van State. Hij wees erop dat hij in Waver woonde, op de derde verdieping van een appartementsgebouw zonder het minste groen, op twee kilometer van een containerpark en op 300 meter van een groot bos waar hij zou kunnen sluikstorten zoveel hij wou. De Raad van State oordeelde dat de toerekening verkeerd was gebeurd in dit geval. De toerekeningsproblematiek is maar één voorbeeld van vraagstukken waarmee men zal 13
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
moeten leren werken. In het bestuurlijke beboetingsstelsel bestaan ook geen beperkingen op de cumul van veroordeling rechtspersoon-fysieke persoon. Welke opties zal men nemen? Hoe zal men kanaliseren naar de fysieke persoon? Op grond van welke criteria? Hoe zal men de boetebedragen vaststellen? Zal men het vermogensvoordeel voor een deel pogen te verrekenen in het boetebedrag? Hoe zal men het mededaderschap aanpakken? Hoe zit het met de verwijzing naar artikel 70 Strafwetboek? Allerlei vragen zullen rijzen die ook aan bod komen voor de correctionele rechtbank. Dit biedt een mooie gelegenheid om een balans op te maken van de ervaringen in het strafrechtelijke spoor, om op de meest optimale manier het bestuurlijke spoor te laten leren. Dat biedt een grote uitdaging. Tot slot is er ook de zachte rechtshandhaving. Bijzondere aandacht gaat naar de aanmaning, als instrument uit het zogenaamde ‘voortraject’. Het voortraject is alles wat gebeurt tussen de vaststelling van de inbreuk en de sanctie. Het is een realiteit dat veel kan worden opgelost in dit voortraject en dat aanmaningen in dat opzicht bijzonder nuttig kunnen zijn. Er is op vandaag evenwel een (te) groot optimisme waarneembaar inzake de aanmaning. Zo wordt bijvoorbeeld geponeerd dat geen bestuurlijke transactiebevoegdheid nodig zou zijn, want dat de aanmaning alles zal opvangen. De aanmaning is evenwel een instrument dat maar goed kan werken wanneer een aantal randvoorwaarden zijn vervuld. Zo is het van belang dat de inbreuk en de overtreder ‘blijven waar ze zijn’: dat is bijvoorbeeld het geval bij milieu-inbreuken gepleegd door ondernemingen; dat is bijvoorbeeld niet het geval voor milieu-inbreuken die op straat door een of andere voorbijganger worden gepleegd. Een tweede randvoorwaarde is een systematische follow-up van de inbreuk door het toezichthoudende bestuur.
14
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
II
Administratieve handhaving in het ruimtelijke ordeningsrecht
Hubert Bloemen * Mijn thema van vandaag is de administratieve handhaving in het ruimtelijke ordeningsrecht. Ik zal het daarbij niet hebben over de herstelvordering. Dat is immers een maatregel van civielrechtelijke aard, waarvoor de tussenkomst van de rechter noodzakelijk is en die wij niet zonder meer vanuit het bestuur kunnen opleggen. Ik beperk mij dus tot wat strafrechtelijk, en vooral tot wat administratiefrechtelijk in het ruimtelijke ordeningsrecht is voorzien.
1
Handhaving in het Decreet Ruimtelijke Ordening
Er bestaat een soort samensporen, weliswaar op beperkt vlak, van de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke handhaving. Ze sluiten elkaar niet uit. De strafrechtelijke bepalingen zijn vervat in de artikelen 146 en 147 DRO, die een opsomming geven van inbreuken, waarvan een deel strafrechtelijk gesanctioneerd is en een deel – sinds het decreet van juni 2003 en vooral sinds het arrest van het Arbitragehof van 19 januari 2005 – niet langer strafrechtelijk gesanctioneerd is. Anderzijds bevatten de artikelen 154 tot 157 DRO de administratiefrechtelijke maatregelen die het bestuur kan nemen met betrekking tot alle inbreuken opgesomd in de artikelen 146 en 147 DRO. Precies hier situeert zich het samensporen van de beide soorten maatregelen. In het decreet staat verder ook de mogelijkheid om een transactie af te sluiten. Een transactie wordt afgesloten door de stedenbouwkundige inspecteur, in de mate dat een inbreuk verenigbaar is met de bestemmingsvoorschriften en er hetzij hersteld is, hetzij een vergunning bekomen is. Door het afsluiten van een transactie vervalt de strafvordering en de herstelvordering. Volgens rechtspraak bestaat de mogelijkheid om een transactie af te sluiten maar zolang de zaak niet aanhangig is gemaakt bij de rechter.
2
Administratieve maatregelen in het Decreet Ruimtelijke Ordening
Er zijn in totaal drie administratieve maatregelen: het stakingsbevel, de verzegeling en de * Hubert Bloemen is administrateur-generaal van het agentschap Inspectie RWO.
15
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
inbeslagname. Daarnaast heb je de strafrechtelijke boetesystemen: de gevangenisstraf en de geldboete. De administratieve maatregelen zijn gesanctioneerd via een administratiefrechtelijke sanctie: de doorbreking van een stakingsbevel is niet alleen strafrechtelijk, maar ook administratiefrechtelijk gesanctioneerd. Wat wij niet terugvinden in het Decreet Ruimtelijke Ordening is bestuursdwang, in die zin dat wij de betrokkene kunnen verplichten om iets uit te voeren onder een bepaalde dwang of dat wij als administratie in de plaats van de betrokkene iets kunnen uitvoeren. Wij kunnen dit uiteraard wel wanneer wij een herstelmaatregel hebben bekomen van de rechter. In dat geval worden wij gemachtigd om in de plaats van de betrokkene uit te voeren, kunnen wij de kosten verhalen op de veroordeelde en hebben wij ook de mogelijkheid een wettelijke hypotheek in te schrijven. Deze hypotheek kan worden ingeschreven vooraleer we de werken effectief uitvoeren, zodat we een zekere garantie hebben dat we de kosten kunnen terugvorderen. Wat evenmin in ons Decreet Ruimtelijke Ordening is voorzien, is een administratieve dwangsom of een last onder dwangsom.
3 Bevoegdheid tot het uitvaardigen en bekrachtigen van administratieve maatregelen De bevoegdheid om administratieve maatregelen uit te vaardigen, situeert zich in de eerste plaats bij de stedenbouwkundige inspecteurs (op dit moment zijn dat er niet meer dan 10 in de provinciale cellen), bij de agenten en officieren van politie, en bij de gewestelijke ambtenaren van niveau A tot D (op dit moment zijn dat er 7 à 8) en de gemeentelijke en provinciale ambtenaren aangewezen door de gouverneur. Wij stellen vast dat de laatstgenoemden zelden of nooit proces-verbaal opstellen, tenzij zij deel uitmaken van een stad, waar men iets verder van de burger staat. De administratieve maatregelen moeten vervolgens bekrachtigd worden door de stedenbouwkundige inspecteur. Vóór het decreet van 1999 kon dat ook door de burgemeester, maar die bevoegdheid is weggevallen.
16
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
4
Stakingsbevel
Wanneer werken, handelingen of wijzigingen worden vastgesteld die een inbreuk uitmaken, zoals bedoeld in de strafbepaling van artikel 146 DRO, kan een stakingsbevel worden opgelegd. Dit kan eveneens wanneer niet is voldaan aan de verplichting van artikel 114, § 2 DRO, i.e. de verplichting dat op de werf de vergunning en de goedgekeurde plannen voorhanden moeten zijn. Men kan een staking van werken, een staking van handelingen en een staking van gebruik bevelen. De staking van gebruik wordt erg ruim opgevat. Zo is er bijvoorbeeld de gebruikswijziging die niet vergund is ingeval men van een koeienstal een woning maakt. De administratie past dit evenwel veel ruimer toe, in die zin dat, zodra er een illegaal bouwsel staat, wij er vanuit gaan dat het gebruik daarvan ook illegaal is. Ook in dat geval wordt een staking van gebruik uitgevaardigd. Dit wordt op dit ogenblik algemeen door de rechtspraak gevolgd. Naar omvang toe kunnen alle werken worden stilgelegd, inclusief de niet-vergunningsplichtige werken en beveiligingswerken. Wanneer er een bepaald risico is, kan men de stedenbouwkundige inspecteur verzoeken om bepaalde werken nog te mogen uitvoeren. De verbalisant kan op het ogenblik van het stilleggen van de werken ook bepaalde werken toelaten. Op het ogenblik dat hij een mondeling of schriftelijk stakingsbevel geeft, kan hij bepalen welke werken eventueel toch nog mogen worden uitgevoerd. Doet hij dat op dat ogenblik niet en volgt er een bekrachtiging door de stedenbouwkundige inspecteur, dan is het stakingsbevel onder de bevoegdheid van de inspecteur gekomen en kan enkel die inspecteur nog bepaalde werken toelaten. Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid om in kortgeding de (gedeeltelijke) opheffing van het stakingsbevel te vorderen. De duur van een stakingsbevel is in principe onbeperkt. Het stakingsbevel duurt tot het vervalt wegens niet-bekrachtiging, tot opheffing door de rechter in kortgeding of tot een vergunning uitvoerbaar wordt. Recente rechtspraak stelt dat het stakingsbevel blijft gelden totdat de werken die zijn vergund ook effectief zijn uitgevoerd. Het is dus niet voldoende dat een vergunning is bekomen. In de mate dat men de werken voortzet en men voert effectief uit wat vergund is, is er geen probleem. In de mate dat men werken uitvoert, maar niet overeenkomstig de inmiddels bekomen vergunning, is er wel nog een probleem en vormt dat een doorbreking van het stakingsbevel.
17
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Bij een doorbreking van een bekrachtigd stakingsbevel wordt een administratieve geldboete opgelegd. Deze geldboete wordt opgelegd door de rekenplichtige van het herstelfonds. Al die middelen komen dus bij een dienst met afzonderlijk beheer terecht, en worden afgescheiden van de algemene ontvangsten om gebruikt te kunnen worden in het kader van de handhaving van de ruimtelijke ordening. Eenmaal de boete is opgelegd, bestaan er procedures om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling te bekomen bij de stedenbouwkundige inspecteur die bevoegd is voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
5
Verzegeling
Naast het stakingsbevel bevat het ruimtelijke ordeningsrecht ook de mogelijkheid om tot verzegeling over te gaan. De verzegeling is bedoeld als ondersteunende maatregel om te voorkomen dat een stakingsbevel niet wordt nageleefd. In de praktijk wordt niet zo vaak verzegeld (ca. 20 verzegelingen op jaarbasis). Daarbij wordt de overtreder aangewezen als bewaarder van de zegels. De verbreking van de zegels vormt opnieuw een misdrijf dat strafrechtelijk kan gesanctioneerd worden.
6
Beslag
Beslag op materiaal en materieel gebeurt in de praktijk niet zo veel, behalve dan wat betreft plannen die men aantreft op een werf, omdat die plannen een bewijsstuk zijn. Het gebeurt zelden dat bvb. kranen of stenen in beslag genomen worden. Idealiter zouden de in beslag genomen goederen moeten meegenomen worden, maar wij beschikken niet over voldoende ruimte om al deze zaken te stockeren. Hier kan wel opgemerkt worden dat ‘ontdraging’, i.e. het wegmaken van goederen na beslag, op zich ook weer een misdrijf vormt.
7
Cijfermateriaal
Om niet alleen in de theorie te blijven steken, maar toch ook een beetje de praktijk erbij te betrekken, geef ik hierbij de cijfers van 1998 tot 2006:
18
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
Processen-verbaal door gemeente / andere instanties
2043
2.084
2.501
2.312
1.997
2.061
2.065
1.954
2.480
door ROHM
462
451
408
498
516
388
318
422
483
totaal
2505
2.534
2.909
2.810
2.513
2.449
2.383
2.376
2.963
door gemeente / andere instanties
722
509
442
608
428
457
306
81
153
door ROHM
93
121
79
215
38
41
38
33
78
totaal
815
630
521
823
466
498
344
114
231
Stilleggingen
Het eerste wat opvalt, is dat er een quasi-constante is in het aantal processen-verbaal: die schommelen tussen de 2500 à 3000 op jaarbasis. Als er staat gemeente/andere instanties, dan zijn dat voor 99,9% de politiediensten, en niet zozeer de gemeentelijke ambtenaren. Wat je hier dus vaststelt is dat een heel groot deel van de vaststellingen gebeurt door de politie. Het gemeenrechtelijke systeem laat ons immers toe beroep te doen op de politieagenten. Dit zal niet het geval zijn wanneer de inbreuken gedepenaliseerd worden, omdat we dan terugvallen op het erg beperkte aantal ambtenaren die wij zelf kunnen inzetten en eventueel de gemeentelijke ambtenaren. Een andere vaststelling uit deze cijfers is dat wij de laatste jaren steeds meer inzetten op een zo vroegtijdig mogelijk ingrijpen. In 2003 zitten er ongeveer 250 stakingsbevelen tussen die in één actie zijn opgelegd. Het betrof reclamepanelen. Dat geeft dus een beetje een vertekend beeld. Voor de rest zie je een duidelijke tendens en stel je ook vast dat in ongeveer één op drie van de zaken die geverbaliseerd worden, ook onmiddellijk gebruik wordt gemaakt van de administratiefrechtelijke mogelijkheid om een stakingsbevel uit te vaardigen.
8
Voordelen van de administratieve maatregelen
De administratieve maatregelen hebben onmiddellijke uitwerking. Het is aan de betrokkene om eventueel bij de rechter in kortgeding de opheffing te bekomen. 19
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Het is een eenvoudige administratieve procedure, die geen tussenkomst van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid vereist. Deze tussenkomst is wel nodig wanneer wij een herstelvordering instellen voor de rechter. Het verschil is niet te onderschatten. In 1998 slaagden wij er nog in om voor de 3000 processen-verbaal in 70 % van de gevallen een herstelvordering uit te brengen. In 2005 was dat nog een goede 37 %, te verklaren door de veelvuldige decretale wijzigingen die een constante weerslag hadden op onze inspecteurs, die steeds opnieuw hun herstelvordering moesten actualiseren. In 2006 is dit teruggevallen tot een schamele 5 à 6 %. Dat is voor het grootste deel te verklaren door de tussenkomst van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid. Nog een voordeel is uiteraard dat een administratieve boete kan worden opgelegd bij het doorbreken van een stakingsbevel. Er is een strafrechtelijk parallellisme, in die zin dat de inbreuk die begaan is ook strafrechtelijk kan aangepakt worden, naast het feit dat het doorbreken van een stakingsbevel op zich ook nog eens administratiefrechtelijk kan worden gesanctioneerd. 9 Exclusieve administratieve maatregelen? Is het zinvol om te gaan voor exclusieve administratieve maatregelen? Naar mijn mening is dat niet het geval. Ik denk dat we moeten blijven gebruik maken van het feit dat de gemeenrechtelijke maatregel, de strafrechtelijke maatregel en de administratiefrechtelijke maatregel kunnen samensporen. Ik heb daar diverse redenen voor. In het verleden zijn reeds tal van pogingen ondernomen om in het ruimtelijke ordeningsrecht te proberen aan te geven wat een ernstige en een niet-ernstige inbreuk is. Bij decreet van 6 juni 2003 heeft men gepoogd om de instandhouding strafbaar te houden in geval van een ernstige inbreuk op een essentieel bestemmingsvoorschrift. Dit is door het Arbitragehof vernietigd wegens strijdigheid met het legaliteitbeginsel in strafzaken, omwille van het gebrek aan duidelijkheid. Ik denk dat, als je in de ruimtelijke ordening een onderscheid wil maken tussen wat een ernstige en een niet-ernstige inbreuk is, dat redelijk moeilijk te definiëren valt. Het nadeel als je puur administratieve maatregelen hebt, is dat je dan ook geen verbeurdverklaring hebt. Nog belangrijker, en dan vooral naar de professionelen toe, is dat men geen strafblad heeft. In ruimtelijke ordening zit je vaak met professionelen, zoals architecten, notarissen, aannemers, die er belang aan hechten dat zij geen strafblad hebben. Dat heeft wel degelijk een ontradend effect naar het begaan van bouwinbreuken toe. 20
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Verder kom ik bij depenalisatie met mijn administratie in een enorm probleem van mankracht terecht. Wanneer men zou besluiten om naar een exclusieve administratieve handhaving te gaan, vrees ik dat er personeel zal moeten bijkomen om op eenzelfde handhavingsniveau te kunnen blijven en/of dit niveau te verhogen. Mijn vaststelling is dat de combinatie tussen strafrechtelijke en administratiefrechtelijke handhaving in de praktijk geen probleem stelt, maar integendeel ervaren wordt als een pluspunt.
21
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
III Uittreksel uit het advies van 6 juli 2006 over het voorontwerp van Decreet Handhaving Milieurecht* Handhaving betreft alle handelingen die normconform gedrag bewerkstelligen. Het heeft als doelstellingen om een overtreding te voorkomen of te beëindigen, de gevolgen ervan ongedaan te maken, de regelnaleving na een overtreding te bevorderen en de overtreding te bestraffen. Het door de Vlaamse regering voorgestelde voorontwerp wil alle handhavingsbepalingen van het milieu(hygiëne)recht bundelen in één decreet en ze opnemen in het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM).
1 De rol van het bestuursrecht en het strafrecht en het onderscheid tussen inbreuken en misdrijven De Minaraad is het eens met de centrale beleidskeuze om de rol van het strafrechtelijke apparaat bij de handhaving van het milieurecht te optimaliseren en die van het bestuur te vergroten. Maar die keuze moet zorgvuldig worden uitgewerkt. Het bestuur moet de nodige instrumenten en middelen krijgen om de uitbreiding van haar opdracht tot een goed einde te brengen en de instrumenten moeten operationeel zijn. Het strafrecht moet de taak en de instrumenten krijgen om de ernstige gevallen van milieucriminaliteit afdoende aan te pakken. Een centraal element in de accentverschuiving is de invoering van een strikt onderscheid tussen inbreuken en misdrijven. Inbreuken worden vastgesteld in een verslag van vaststelling zonder bijzondere bewijswaarde, misdrijven in een proces-verbaal met bijzondere bewijswaarde. Inbreuken kunnen alleen door het bestuur worden gesanctioneerd, misdrijven kunnen ook strafrechtelijk worden aangepakt. In beide gevallen kunnen bestuurlijke maatregelen worden opgelegd. De feitelijke impact van deze vernieuwing is moeilijk te beoordelen omdat er nog een uitvoeringsbesluit moet komen dat de door de regelgeving verboden (of verplichte) gedragingen indeelt bij ofwel de milieu-inbreuken ofwel de milieumisdrijven. De vernieuwing lijkt een precedent.
22
* Conform het huishoudelijk regelement van de Minaraad opteert Pieter Verbeek voor een uittreksel uit het advies van de Minaraad (zie www.minaraad.be) als schriftelijke neerslag van zijn reactie.
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
In het Vlaamse en federale sociaal recht en in het Brusselse milieurecht kunnen administratieve geldboetes enkel worden opgelegd voor feiten die vatbaar zijn voor strafvervolging. De Minaraad vraagt dat de feitelijke en juridische consequenties van de tweedeling goed bestudeerd worden. Ook de keuze om een bepaalde vorm van niet-naleving van de regelgeving in te delen bij ofwel de inbreuken, ofwel de misdrijven, moet zorgvuldig gebeuren. Als er enkele jaren ervaring is met de nieuwe regelgeving moet die op dit punt geëvalueerd worden. De Minaraad vindt het noodzakelijk dat het verslag van vaststelling een bijzondere bewijswaarde zou krijgen. Voor de bestuurlijke afhandeling van inbreuken is het belangrijk dat het verslag van vaststelling zekerheid biedt over de vastgestelde feiten. Bovendien is het in de twee gevallen dezelfde beëdigde persoon die de vaststellingen doet. UNIZO, VOKA en Boerenbond hebben hierover een ander standpunt. De Minaraad gaat akkoord met de zelfstandige afhandelingsbevoegdheid van de toezichthouder voor inbreuken. Hij vraagt wel dat de inspectiediensten, bijvoorbeeld door omkadering en controle, er op toezien dat deze bevoegdheid op een verantwoorde manier wordt gebruikt.
2 Hoe wordt het handhavingsbeleid voorbereid en bepaald, geëvalueerd en bijgestuurd? Hoe wordt informatie verzameld en beheerd voor de beleidsbepaling? Vlaanderen kampt met hardnekkige discussies over al dan niet reële tekorten in de handhaving, bijvoorbeeld voor wat betreft het toezicht op vrije velddelicten en op hinderlijke inrichtingen van klasse II en III in een deel van de gemeenten. De Minaraad vindt dat de overheid deze discussies moet beslechten door operationele en verifieerbare beleidsdoelstellingen en beleidsacties te bepalen voor het milieuhandhavingsbeleid. Naast de instrumenten die in het voorontwerp voorzien worden, bestaan er nog andere mogelijkheden zoals een decretale basis om een minimale inspectiefrequentie te bepalen, een minimale vorm van planning en rapportering van gemeentelijke handhavingsactiviteiten en de operationalisering van in de protocollen gemaakte afspraken, bijvoorbeeld in de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten. De Minaraad vraagt dat de bestaande handhavingsrapporten als afzonderlijke instrumenten blijven bestaan en dat het decretale handhavingsrapport vooral de informatie zou verzamelen die nog ontbreekt in de bestaande rapporten. Het betreft onder meer informatie over de lokale 23
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
milieuhandhaving en over de milieuactiviteiten van parketten en politiediensten. Het decretale rapport kan ook de inzichten inventariseren die worden opgedaan tijdens de handhaving en die kunnen worden gebruikt om milieuregelgeving, beleidsvisies en beleidsuitvoering te verbeteren. De overheid moet daarnaast werk maken van de systematische verzameling en doorstroming tussen de handhavers van dossiergebonden handhavingsinformatie. De op te richten Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving neemt een centrale plaats in bij beleidsbepaling, overleg, advisering en rapportering van het milieuhandhavingsbeleid. De Minaraad heeft ernstige vragen bij het concept, de omvang en de taken van deze Hoge Raad. Bovendien wijst de Minaraad er op dat deze Hoge Raad een te grote diversiteit aan functies uitoefent. Hij meent dat strategische advisering een taak moet blijven voor de Vlaamse strategische adviesraden en dat het beleid moet worden bepaald door de minister, bijgestaan door de beleidsraad van het beleidsdomein. Wat de eigenlijke overlegfunctie betreft, meent de Minaraad dat de Hoge Raad niet alle bestaande overlegbehoeften invult. De Raad vraagt zich verder af of de Hoge Raad de juiste samenstelling heeft voor sommige voorziene overlegtaken, o.a. voor diegene die verband houden met de lokale handhaving. De Minaraad stelt vast dat heel wat taken die door het voorontwerp aan de Hoge Raad worden opgedragen nu al elders worden uitgevoerd. De vraag rijst of het beperkte aantal bijkomende taken niet kan uitgevoerd worden met veel minder middelen.
3 Het voorontwerp zet een stap vooruit voor toezicht. Het moet zo worden toegepast dat alle gemeenten systematisch aan preventief toezicht gaan doen. De Minaraad vindt de nieuwe mogelijkheden voor het aanduiden van toezichthouders op lokaal niveau een stap vooruit. Al waarborgt de nieuwe regeling nog geen minimumfrequentie of minimumkwaliteit van het toezicht. Volgens de Raad moeten alle gemeenten ook systematisch aan preventief toezicht doen. De decretale bepalingen over het statuut van de toezichthouders zijn positief, maar de door het voorontwerp geboden mogelijkheden moeten worden benut om werk te maken van functiescheiding tussen beleidsuitvoering en handhaving op lokaal niveau. De integratie van alle regelingen betreffende toezichtsrechten in één regeling is positief. Het pakket toezichtsrechten is evenwichtig uitgewerkt. De regeling kan wellicht ook van toepassing verklaard worden voor toezicht op het milieubeheersrecht. De wijze van toekenning van 24
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
toezichtrechten aan toezichthouders is onduidelijk en wellicht vatbaar voor verbetering.
4 Bijkomende instrumenten voor het bestuur en het strafrechtelijke apparaat alsook uitvoeringsinstrumenten zijn aangewezen om de handhavingsdoelstellingen te kunnen bereiken Omdat het voorontwerp de rol van de administratie wil uitbreiden en die van het strafrechtelijke apparaat wil beperken, is de vraag naar de instrumentering belangrijk, vooral voor de bestuurlijke handhaving. De Minaraad vindt de algemene regeling in het voorontwerp voor het opleggen van bestuurlijke geldboetes een stap vooruit voor de bestuurlijke handhaving. Het onderscheid tussen de exclusieve en de alternatieve boete is positief, alsook de criteria voor het bepalen van de hoogte van geldboetes. De Raad is voorstander van de bestuurlijke transactie voor kleinere overtredingen. Het is een gebruiksvriendelijk systeem omdat de formaliteiten veel minder zwaar zijn dan bij de geldboete en de rechten van de verdediging gewaarborgd blijven. Het is mogelijk dat het instrument aanmaning minder goed werkt als de opvolging van een dossier door de toezichthouders minder is of als de inspectiekans (pakkans) en de sanctiekans te laag zijn, wat dikwijls het geval is bij kleinere overtredingen. De Minaraad vraagt om aan het voorontwerp een algemene regeling betreffende schorsing en opheffing toe te voegen. Als de uitwerking van een volledige regeling inclusief wijzigings- en overgangsbepalingen te veel tijd zou kosten, kan de inwerkingtreding van een basisregeling worden uitgesteld totdat in een tweede fase wijzigings- en overgangsbepalingen zijn uitgewerkt. De Raad meent dat de in het voorontwerp gekozen optie als nadeel heeft dat per machtigingsstelsel telkens opnieuw een regeling moet worden voorzien voor de opheffing of schorsing van de machtiging. Het zelfstandige milieudelict moet volgens de Minaraad geregeld worden in dit decreet. UNIZO, VOKA en Boerenbond hebben hierover een ander standpunt.
Het voorliggende voorontwerp bevat geen uitvoeringsinstrumenten. Dat zijn instrumenten 25
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
die ertoe bijdragen dat een opgelegde bestuurlijke, strafrechtelijke of veiligheidsmaatregel daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Minaraad meent dat het regularisatieplan en het stilleggingsplan als toegevoegde waarde hebben dat ze in complexe gevallen de terugkeer naar de legaliteit op een georganiseerde, transparante en controleerbare manier aanpakken. Omdat de instrumenten een fasering in de tijd toelaten van de uit te voeren handelingen, worden zwart-wit situaties vermeden (bv. gedogen versus onmiddellijke sluiting). De Minaraad is van mening dat de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom moet worden opgenomen in dit decreet. Het instrument moet wel beperkt blijven tot die gevallen waarbij er een aanzienlijk risico op betekenisvolle en blijvende milieuschade bestaat. Het instrument kan ter beschikking worden gesteld van het bestuur door de beslissing hierover toe te vertrouwen aan de Gewestelijke Entiteit, met beroepsmogelijkheid bij het Milieuhandhavingscollege. De mogelijkheid voor het bestuur om regularisatiebevelen en stakingsbevelen ambtshalve uit te voeren op kosten van de overtreder en de mogelijkheid tot bestraffing van de niet-naleving van bestuurlijke maatregelen vormen geen volwaardige alternatieven. Bij bestuursdwang worden de maatregelen uitgevoerd door de overheid, die dit met minder kennis van zaken moet doen, met alle risico’s vandien. Bovendien moet de overheid de kosten van bestuursdwang voorschieten en kan de terugvordering ervan een moeilijke zaak worden. De strafsanctie biedt geen garantie dat een regularisatiebevel, een stakingsbevel of een veiligheidsmaatregel binnen een korte termijn wordt uitgevoerd. UNIZO, VOKA en Boerenbond hebben hierover een ander standpunt.
5 Er zijn mogelijke bevoegdheidsproblemen die kunnen leiden tot onbruikbaarheid van belangrijke instrumenten Er zijn bevoegdheidsproblemen mogelijk voor de oprichting van het Milieuhandhavingscollege onder de vorm van een administratief rechtscollege. Het college speelt een essentiële rol bij het opleggen van bestuurlijke geldboetes. Cruciaal voor het strafrechtelijke instrumentarium zijn de mogelijkheden om misdrijven stop te zetten of de gevolgen ervan te herstellen. Die instrumenten worden niet expliciet voorzien. Het voorontwerp verwijst naar de mogelijkheden in boek I van het Strafwetboek. Ook hier zijn bevoegdheidsproblemen mogelijk. Zo bestaat twijfel over de vraag of de algemene bewoordingen 26
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
van artikel 16.6.1 volstaan om de belangrijke artikelen 36, 37 en 37bis van het Strafwetboek van toepassing te maken.
6 De juridische vormgeving en de modaliteiten van de voorgestelde instrumenten zijn voor verbetering vatbaar. De kansen voor beleidsleren kunnen worden verhoogd. De vormgeving van de bestuursrechtelijke instrumenten speelt een rol m.b.t. doelbereiking, toepassingslast, rechtsbescherming, omkadering van de beslissing om ze te gebruiken, enz. De Minaraad doet volgende aanbevelingen voor verbetering: – vereenvoudig de regeling die bepaalt in welke gevallen de gouverneur en de burgemeester bestuurlijke maatregelen kunnen opleggen; – werk de nadelen weg van de integratie van het regularisatiebevel, het stakingsbevel en bestuursdwang in één instrument ‘bestuurlijke maatregelen’; – verduidelijk de regeling voor wijziging en opheffing van het regularisatiebevel; – maak het beroep tegen bestuursdwang schorsend; – vorm het verzoek tot oplegging van bestuurlijke maatregelen om tot een verzoek tot onderzoek; – voorzie mogelijkheden voor bemiddeling voor de behandeling van klachten van burgers m.b.t. hinderproblemen; – heroverweeg of de vernietigingsbevoegdheid van het Milieuhandhavingscollege zin heeft als het college al een beslissing kan treffen over de grond van de zaak en er een ‘cassatieberoep’ mogelijk is bij de Raad van State; – heroverweeg of de onafhankelijkheid van de leden van het Milieuhandhavingscollege voldoende is gewaarborgd; – herbekijk de regeling van de verjaring voor het opleggen van boetes in het licht van het ontbreken van een algemene regeling voor stuiting en schorsing van verjaringstermijnen in het bestuursrecht en in het licht van het gegeven dat de Raad van State gemiddeld bijna 5 jaar nodig heeft om tot een uitspraak te komen in bouw- en milieudossiers; – verkort de termijn die het parket heeft om te beslissen of het een misdrijf wil vervolgen dan wel de afhandeling overlaat aan het bestuur; het is cruciaal dat de parketten hierover in alle gevallen een tijdige beslissing nemen; het voorontwerp bevat ingrepen en instrumenten die het parket daartoe alle kansen bieden; indien er desondanks geen tijdige beslissing is, moet het bestuur zelf een boete kunnen opleggen; UNIZO, VOKA en Boerenbond hebben hierover een ander standpunt; 27
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
– bepaal expliciet dat de overtreder in beroep kan gaan tegen een voordeelontneming. Naarmate in essentie verschillende instrumenten afzonderlijk worden uitgewerkt, verhoogt dit de mogelijkheden voor ‘beleidsleren’ en voor toekomstige verfijning van de regelgeving. Vooral de integratie van het regularisatiebevel, het stakingsbevel en bestuursdwang in één instrument werkt hier beperkend. In dezelfde zin rijzen vragen bij de integratie van de instrumenten ‘bestuurlijke geldboete’ en ‘ontneming van het vermogensvoordeel dat uit de inbreuk of het misdrijf is verkregen’. Wat de formulering betreft van de strafrechtelijke delictsomschrijvingen is wellicht vereenvoudiging mogelijk. Zo rijst de vraag of in de delictsomschrijvingen zelf het onderscheid moet worden gemaakt tussen opzet en gebrek aan voorzorg, dan wel of aan de strafrechter kan worden overgelaten om er rekening mee te houden bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat. De regeling voor de opheffing van veiligheidsmaatregelen wordt wellicht best uitgebreid om ook de wijziging ervan te omvatten.
28
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
IV een Hollands drieluik Lex Michiels * In mijn reactie schilder ik in vogelvlucht een drieluik dat juist als bij echte schilders het geval pleegt te zijn, bestaat uit twee kleinere zijluiken en een groter middenluik. Het eerste zijluik bevat enige waarnemingen inzake de ontwikkelingen in de handhaving in Vlaanderen, zoals geschetst door de vorige sprekers. Het middenluik bevat een weergave van de belangrijkste ontwikkelingen in Nederland met betrekking tot de verhouding strafrecht-bestuursrecht. Het tweede zijluik bevat een korte evaluatie.
1
Wat valt op aan de ontwikkelingen in Vlaanderen?
Het meest opvallend is het feit dat er zowel in het milieurecht als in het ruimtelijke bestuursrecht nog altijd geen zicht is op de wettelijke toekenning en regeling van de figuur van de bestuurlijke last onder dwangsom. Dit is in de bestuursrechtelijke handhaving van het Nederlandse milieurecht absoluut het meest gebruikte en meeste effectieve middel. Waarom weigert Vlaanderen dit ei van Columbus te consumeren? Er wordt niet eens een poging tot regeling ervan gedaan. Onbegrijpelijk. Het lijkt er op dat de Vlaamse wetgever het liever zo moeilijk mogelijk maakt. Ook bij de bestuursdwang worden tal van varianten ontwikkeld, terwijl men met één af zou kunnen. Regularisatiebevel, stakingsbevel, noem maar op: in Nederland valt het allemaal onder dezelfde noemer: bestuursdwang. Ook is in de voorliggende ontwerpen sprake van zeer uitvoerige teksten in wetsartikelen. Vergelijk dat eens met de sobere bewoordingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)! Wat ik wel een winstpunt vind ten opzichte van het Nederlandse stelsel is de mogelijkheid vooraf zekerheid te verkrijgen omtrent de te verhalen kosten van bestuursdwang. Opvallend is verder de vanouds zeer strafrechtelijke oriëntatie van de Vlaamse milieurechtshandhaving. Het schiet mede daardoor denk ik niet erg op met de regeling van een meer bestuurlijke aanpak. Opvallend vind ik dat er nogal wat te doen is over de noodzaak van meer personeel voor de nieuwe (bestuurlijke) handhaving. Bij ons is het feit dat de justitiële
* Lex Michiels is hoogleraar bestuursrecht, in het bijzonder handhavingsrecht, aan de Universiteit van Tilburg.
29
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
autoriteiten (politie en OM) een chronisch gebrek aan mankracht hadden (en in mindere mate nog steeds hebben) juist een reden geweest meer heil te zoeken in en mogelijkheden te scheppen voor bestuurlijke handhaving. Ten slotte: het voordeel van wat ik toch maar even een achterstand noem, is dat die door goede wetgeving in één keer kan worden omgezet in een voorsprong. Maar wanneer wordt die sprong nu eens gemaakt?
2
Ontwikkelingen in Nederland (i.h.b. inzake bestraffing van milieudelicten)
Aanvankelijk, in de jaren zeventig en daarvoor, bestond de handhaving van milieurecht op papier uit één bepaalde vorm van bestuursdwang (sluiting, geregeld in de Hinderwet) en het strafrecht. Beide werden echter nauwelijks gebruikt. De sluiting was nota bene verplicht ingeval een bedrijf zonder vergunning opereerde (en toen had nog bijna elk bedrijf een vergunning nodig), maar werd de facto nooit opgelegd, laat staan tenuitvoergelegd. Het Openbaar Ministerie (OM) had geen belangstelling voor milieudelicten. In 1981 werd voor een beperkt deel van het milieurecht de last onder dwangsom wettelijk mogelijk gemaakt. Na gebleken succes werd dit eind jaren tachtig uitgebreid. In 1994 kregen de gemeenten, provincies en waterschappen zelfs in de Awb een algemene dwangsombevoegdheid ter handhaving van alle bestuursrechtelijke regelingen waarvoor zij bevoegd gezag waren. Er was sprake van een duidelijke opmars van de bestuurlijke handhaving (die ik uitgebreid heb behandeld in een lezing in 2002, eveneens te Brussel, voor de toenmalige Belgische Vereniging voor Milieurecht). In de jaren tachtig en negentig gold het strafrecht als ultimum remedium. Terzijde merk ik op dat Nederland al sinds 1976 de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen kent en dat ook overheidsrechtspersonen tot op zekere hoogte kunnen worden vervolgd. Van belang zijn hier de zogeheten Pikmeerarresten uit 1986 en 1988 (ook vervolging decentrale overheden mogelijk bij schendingen milieurecht door handelingen die niet exclusief aan de overheid zijn voorbehouden). In 1999 is er een nieuwe richting gekomen voor de strafrechtelijke handhaving van milieurecht: het strafrecht zou niet langer ultimum remedium moeten zijn, maar offensiever moeten worden ingezet. Wel kon dat slechts mogelijk zijn als het OM zich uitsluitend zou richten op kernbepalingen 30
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
(Zie de ‘Strategie milieu’ van het OM uit 1999). Maar er blijken bij nadere bestudering van die koerswijziging wel heel veel kernbepalingen te bestaan! Deze wat tweeslachtige benadering is ook terug te vinden in de huidige Landelijke Strategie Milieuhandhaving. In 2004 werd het Functioneel Parket opgericht, dat vanaf oktober 2005 echt operationeel was. Dit is een landelijke organisatie die 90% van de strafrechtelijke handhaving voor haar rekening neemt. Daardoor moet het gedaan zijn met verschillende invullingen van het opsporings- en vervolgingsbeleid in 19 arrondissementen en kan door bundeling van kennis synergie worden bereikt. Vanaf 1990 is er sprake van een opkomst en vervolgens opmars van de bestuurlijke boete. Die is er nu reeds in ongeveer 60 wetten, o.a. op de gebieden van het financieel toezicht (banken, beleggingsinstellingen e.d.), de mededingingswetgeving, het verkeersrecht, het mediarecht en de voedsel- en warenwetgeving. Inmiddels zijn er vooral veel boetebevoegdheden op centraal (landelijk) niveau toebedeeld; gemeentebesturen daarentegen hebben nauwelijks boetebevoegdheden. Wel zijn er twee wetsvoorstellen aanhangig die gemeentebesturen bevoegd maken boeten op te leggen voor lichtere overtredingen in het publiek domein (kort gezegd voor allerlei vormen van overlast). Voor het omgevingsrecht is er echter ook op het centrale niveau nog nauwelijks een boetebevoegdheid (alleen die inzake emissiehandel) en op decentraal niveau helemaal niet. Ook in de toekomstige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor thans een wetsvoorstel aanhangig is, is geen boetebevoegdheid opgenomen! Die wet is trouwens wel interessant voor integrale bestuurlijke handhaving, niet zozeer echter voor de verhouding tot het strafrecht. Aanhangig is sinds 2004 ook een wetsvoorstel voor een volgende (vierde) tranche van de Awb (nadat in 1999 al een voorontwerp was verschenen). Dit wetsvoorstel bevat een uitvoerige algemene regeling met allerlei waarborgen inzake de uitoefening van (in andere wetten toegekende) boetebevoegdheden. Het zal nog wel even duren voordat deze wetswijziging in werking gaat treden. In strafrechtelijke kringen bestaat vanouds tegenstand tegen de figuur van de bestuurlijke boete, omdat zij niet zou voldoen aan alle eisen van art. 6 EVRM, althans zouden de waarborgen op een minder voortreffelijke wijze zijn geregeld dan in het strafrecht. Dit ligt echter genuanceerd; de (huidige, nog in verschillende wetten opgenomen) boeteregelingen bieden soms zelfs meer waarborgen. Zo verbiedt art. 8:69 Awb de reformatio in peius voor iemand die bij de bestuursrechter beroep instelt tegen een boetebesluit. De strafrechter daarentegen kan in hoger 31
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
beroep wel een hogere boete opleggen. Ook is er bij de bestuurlijke boete een functionele scheiding tussen de ambtenaar die het boete-onderzoek verricht en de ambtenaar die de boetebeschikking voorbereidt, is er al een hoorplicht bij boeten van 340 euro, worden de motiveringseisen in het bestuursrecht in het algemeen strenger nageleefd dan in strafrecht, spelen beleidsregels een grotere rol, en is er een mogelijke inbreng van belanghebbende derden, die om een boetebesluit kunnen vragen en tegen een weigering kunnen opkomen bij de bestuursrechter. Er is ten slotte, om het verhaal compleet te maken, altijd beroep in twee instanties en schorsing door de ‘voorzieningenrechter’ mogelijk. Zie uitgebreider over dit alles de laatste aflevering van 2006 van het Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht (NTB) en de preadviezen voor de Vereniging voor wetgeving en wetgevingsbeleid, in het bijzonder de diverse bijdragen (in het NTB en het preadvies) van mijn Utrechtse collega prof. Gerdy Jurgens. Het OM is niettemin altijd tegen de bestuurlijke boete geweest en zag wel iets in de bestuurlijke transactie. Die kwam er voor het milieurecht op 1 november 2000. Door enkele bestuursorganen kon (onder regie van het OM) voor bepaalde niet al te zware milieudelicten een transactie worden voorgesteld van maximaal 1200 euro, een en ander conform een exclusieve tarieflijst met overtredingen en bedragen. Als de transactie niet wordt betaald, beslist het OM over vervolging. Dit systeem, dat op experimentele basis is ingevoerd, functioneert tamelijk goed, maar is niet uitgebreid tot alle bestuursorganen en tot veel meer delicten dan thans, omdat er inmiddels een nieuw systeem is bedacht: de OM-afdoening. De Wet OM-afdoening kan worden gezien als een tegenbeweging tegen bestuurlijke punitieve handhaving door boeten. Het idee is dat een officier van justitie (niet de rechter dus!) bij beschikking een boete of andere afdoeningsvorm (taakstraf, onttrekking goederen aan het verkeer, ontzegging van de rijbevoegdheid, opleggen verplichting tot schadevergoeding aan het slachtoffer) aan de overtreder oplegt. Dit is mogelijk voor alle overtredingen én misdrijven waarop niet meer dan 6 jaar gevangenisstraf staat. Dit betreft dus een heel groot deel van alle strafbare feiten. Betrokkene kan binnen 14 dagen verzet aantekenen waardoor alsnog de rechter over de zaak beslist (waarbij er overigens geen sprake is van beroep tegen een beoordeling van de beschikking, maar van een normale rechterlijke procedure). Het is, anders dan bij een transactie, de overtreder die het initiatief moet nemen om de zaak bij de rechter te brengen. Merkwaardigerwijs wordt de boetebeschikking niet als besluit, maar als daad van vervolging aangemerkt, waardoor de Awb niet van toepassing is (zie art. 1:6 Awb). Aldus wordt wel leentjebuur gespeeld bij het bestuursrecht, maar wordt dit niet consequent gedaan.
32
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Opmerkelijk is dat waar het OM (evenals veel strafrechtsgeleerden) altijd tegen de bestuurlijke boete was, omdat alleen de rechter een boete zou moeten kunnen opleggen (onderzoek en bestraffing zouden niet in één hand mogen zijn), nu het OM zelf boeten gaat opleggen. De officier van justitie fungeert in dezen zelf als bestuursorgaan (ook al is de Awb dan niet op zijn beschikkingen van toepassing). Ook wordt het feit dat er zoveel wetten met een bestuurlijkeboetebevoegdheid zijn nu gebruikt als argument om de bestuurlijke boete het strafrecht binnen te halen. Als verweer tegen de kritiek op deze beginselloosheid van het justitiële apparaat wordt wel aangevoerd dat betrokkene zelf altijd voor de rechter kan kiezen, maar is dat in de praktijk niet even illusoir als bij de transactie? Een ander verweer betreft de vele waarborgen die het strafrecht te bieden heeft. Maar die zijn er pas wanneer betrokkene inderdaad voor de rechter heeft gekozen; de procedure inzake de OM-afdoening zelf kent nauwelijks waarborgen. Overigens is de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening opgehouden. Maar ik heb in dit geval geen reden te veronderstellen dat van uitstel afstel komt.
3
Welke weg te kiezen bij bestraffing: strafrecht of bestuursrecht?
Ik denk dat het van belang is vast te stellen dat er eigenlijk geen principiële redenen zijn om voor de handhaving van het omgevingsrecht te kiezen voor strafrecht of bestuursrecht, daar waar al zo’n keuze zou moeten worden gemaakt, want een combinatie kan het beste van twee werelden in zich verenigen. Helderheid is wel geboden. Daarom ben ik geen voorstander van hybride figuren. Op dat punt rust op de ontwerpers van de figuur van de OM-afdoening een stevige bewijslast. Beide systemen hebben hun voordelen. Beide systemen kunnen juridisch door de beugel. Dat de Nederlandse regeling (zowel de huidige versnipperde regeling als de toekomstige Awbregeling) inzake de bestuurlijke boete niet aan art. 6 EVRM zou voldoen, onderschrijf ik niet. Op sommige punten biedt het bestuursrecht zelfs meer waarborgen dan het strafrecht. Wel moet de wetgever op enkele punten nog beter naar het strafrecht kijken, zoals bij het bewijs (maar dit niet vanwege het EVRM; bewijskwesties zijn daarin niet geregeld en worden door het EHRM aan de lidstaten overgelaten). Het Nederlandse bestuursrecht kent hoegenaamd geen wettelijk geregeld bewijsrecht, terwijl de rechtspraak op dit punt ook niet voldoende uitgewerkt is. Het zou niet goed zijn dat de bestuurlijke boete, die materieel een straf is, aan minder strenge bewijsvereisten zou hoeven te voldoen dan een strafrechtelijke boete. Meer duidelijkheid hieromtrent in wetgeving en rechtspraak is geboden. 33
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Doelmatigheid dient leidend te zijn bij de keuze voor de inzet van bepaalde handhavingsinstrumenten, maar uiteraard moeten er altijd voldoende waarborgen zijn (conform art. 6 EVRM). Wie is feitelijk beter in staat het omgevingsrecht te handhaven: het bestuur, dat het omgevingsrecht ook toepast en deels vaststelt, maar soms teveel bestuurt en te weinig een handhavingsattitude heeft, of het volledig op handhaving gerichte OM, dat echter minder kennis van bepaalde onderdelen van het omgevingsrecht heeft en niet in de positie is handhavingsbelangen tegen andere legitieme belangen af te wegen? Met de figuur van de OMafdoening kiest de Nederlandse wetgever hoe dan ook voor een belangrijke rol voor het OM óók bij de handhaving van het omgevingsrecht. Wel vraag rijst dan de vraag waarom het OM nu wel (intensief) zou handhaven waar het dat voorheen veelal niet deed. Wat nog te vaak aan een goede combinatie in de praktijk van strafrecht en bestuursrecht in de weg staat, zijn de ‘cultuurverschillen’ tussen bestuur en OM; die verschillen en de beelden daaromtrent over en weer moeten uit de weg worden geruimd. De overheid moet één zijn, met hetzelfde doel voor ogen, ook al zijn er verschillende verantwoordelijkheden en verschillende technieken om het doel te bereiken. Daarvoor is het nodig dat het OM ophoudt de bestuurders te zien als veel te toegeeflijk, om niet te zeggen slap, terwijl bestuurders soms wat minder met overtreders zouden moeten meedenken. Als ieder een deel van de weg aflegt in elkaars richting, is een vruchtbare ontmoeting zeer waarschijnlijk.
34
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Verslag van het debat Isabelle Larmuseau, voorzitter van de V.V.O.R., nodigt de aanwezigen uit om deel te nemen aan het debat. Peter De Smedt Ik heb twee vragen. De ene is beleidsmatig van aard; de andere juridisch van aard. Wat betreft het beleidsmatige moet ik vaststellen dat wij al een tijdlang de mond vol hebben van administratieve lastenverlaging, vereenvoudiging, beter bestuurlijk beleid en vooral ook van het streven naar een meer geïntegreerd milieubeleid. Daar sluit mijn beleidsmatige vraag bij aan, namelijk is hier geen gemiste kans door de handhaving van milieurecht af te snijden van de handhaving van het ruimtelijke ordeningsrecht? De juridische vraag houdt verband met het probleemverhelpende aspect van de handhaving, waarbij niet enkel sprake is van een papieren herstel, maar ook van een daadwerkelijk herstel van de milieuverstoring. Dat brengt mij bij de Europese Richtlijn Milieuschade die moet worden omgezet tegen april 2007 en waaromtrent momenteel een totaal afzonderlijk voorontwerp van decreet wordt ontwikkeld door onze Vlaamse Regering. Was het niet logischer geweest om ook hier die integratie-oefening te maken, zoals wij hebben gedaan of minstens gesuggereerd in de IRAM-studie? Ik vrees met name dat, als die twee decreten zich afzonderlijk gaan ontwikkelen, er op het terrein nogal wat afstemmingsproblemen zullen ontstaan. Hubert Bloemen Ik heb geen enkel bezwaar tegen een integratie van de verschillende beleidsdomeinen. Ik stel vast dat er op strafrechtelijk vlak een dergelijke ‘samenloop’ was op het niveau van parket en rechtbank. Ik stel evenwel ook vast dat deze materies in de praktijk uit elkaar beginnen te groeien. Anderzijds is er niet alleen de integratie van het ruimtelijke ordeningsrecht met het milieurecht. Ik zie nog veel meer raakvlakken, met onder meer de Vlaamse Wooncode, het Decreet Onroerend Erfgoed en het Bosdecreet. Wij kunnen momenteel als ambtenaren optreden op het vlak van onroerend erfgoed, wooncode en ruimtelijke ordening. Daar is de integratie al deels een feit. Wij kunnen in één proces-verbaal deze overtredingen vaststellen. Dat ligt anders met betrekking tot het milieurecht sensu stricto. Pieter Verbeek Ik wil daar nog aan toevoegen dat we op het vlak van integratie in een specifieke politieke context zitten. Als je het vergelijkt met Nederland, daar hebben ze een ministerie voor Justitie
35
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
in hun éne staat. Op het Vlaamse niveau hebben wij dat natuurlijk helemaal niet. Wij hebben wel twee afzonderlijke ministers die met verschillende teksten komen, milieu langs de ene kant, ruimtelijke ordening langs de andere kant. Op administratief vlak zaten die twee vroeger in één departement, maar die departementen zijn nu uit elkaar gehaald. Ik denk dat hier voor een stuk banden worden doorgeknipt. In deze context samenwerken is toch wel minder evident, want voor de minister in kwestie die initiatief neemt betekent samenwerken vaak tijdverlies en proberen uit de politieke meningsverschillen te geraken. Lex Michiels In Nederland is het de laatste jaren mode om te zeggen dat je niet ‘van binnen naar buiten’ moet kijken, maar wel ‘van buiten naar binnen’. Wat wordt daarmee bedoeld? Dat de overheid niet in zichzelf gekeerd moet gaan zitten kijken hoe zij het georganiseerd hebben. Voor het antwoord op de vraag hoe wij wetgeving kunnen maken, moet je niet afhankelijk zijn van de overheidsorganisatie. Je moet kijken hoe buiten de overheid, in de echte wereld, problemen zich voordoen. Problemen zijn niet alleen maar milieuproblemen, maar zijn vaak integrale problemen. Allerlei aspecten van het omgevingsrecht en nog andere delen van het recht doen zich tegelijkertijd voor. Je kunt natuurlijk niet alles wat zich kan voordoen altijd in dezelfde dienst behandelen. Maar je kunt wel op allerlei manieren, door samenwerking, coördinatie, integratie en allerlei varianten, proberen om de problemen als zodanig te benaderen en niet steeds te blijven opdelen in allerlei vakjes omdat wij de overheid toevallig zo georganiseerd hebben. Ik bedoel, dan moeten we de overheid maar anders organiseren. Hannes Descamps Ik voel mij aangesproken als verantwoordelijke voor de implementatie van de Europese Milieuschaderichtlijn. Ik denk dat het een pertinent punt is dat door Peter De Smedt wordt aangehaald. Maar milieuaansprakelijkheid en milieuhandhaving zijn twee verschillende instrumenten: milieuschade kent een feitelijk uitgangspunt, het is niet inbreuk-gerelateerd. Het is de aanwezigheid van milieuschade of de onmiddellijke dreiging die bepalend is. Er is een formele link gelegd, waardoor het milieuschadedecreet zal gehandhaafd worden door het toekomstige milieuhandhavingdecreet. Bij de concrete uitvoering zal het er echter op aan komen om te coördineren en de verschillende bevoegde bestuursorganen op elkaar te laten afstemmen bij het nemen van maatregelen. Pieter Verbeek Alle toekomstige titels van het milieuwetboek, het DABM, worden gehandhaafd door de in wording zijnde titel 16. Europa verplicht ons ertoe om te voorzien in doeltreffende, 36
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
afschrikwekkende en redelijke sancties. Ook op dat vlak kunnen we daar niet aan onderuit. Lex Michiels Ik ben er een beetje verbaasd over dat een regeling wordt gehandhaafd door een andere regeling. Want dat zegt u nu een paar keer: dat hier toch zoveel wordt gehandhaafd via iets anders. Maar het zijn mensen die het moeten doen. Hoe gaan die dat aanpakken? Hoe gaan die ervoor zorgen dat er echt iets gebeurt? Papier is geduldig; u kunt ook alles in de wet zetten. Maar gaat het dan ook echt gebeuren? Dat is, denk ik, de vraag. En hoe dan? Voor coördineren moet je kaders hebben. Als je gaat zitten wachten totdat iedereen spontaan iets afspreekt, gaat het niet zo goed. Marc Boes Een heel praktische vraag die in de praktijk voor problemen kan zorgen is de informatie bij de overdracht van een onroerend goed. Een deel van de milieuovertredingen, in zoverre die overgeschreven of gemeld worden op het hypotheekkantoor, komt tijdig ter kennis vooraleer de overdracht definitief wordt. Het monumentendecreet legt de notaris de verplichting op om eventuele processen-verbaal te melden in de akte van overdracht. De vraag is natuurlijk hoe we dat te weten komen. Het zou nuttig zijn als er een soort van centraal register zou bestaan waarin alle mogelijke processen-verbaal zouden worden opgenomen die betrekking hebben op overtredingen met betrekking tot onroerende goederen. Eventueel zou deze informatie van daaruit kunnen worden doorgespeeld naar de gemeente, zodat men tenminste ergens kan te weten komen dat een proces-verbaal is opgesteld, welk gevolg dat daarna ook mag hebben. Nu weet men het in vele gevallen niet. Carole Billiet De doorstroming van informatie over inbreuken binnen de administratie is een teer punt. In het milieurecht heeft men verschillende actoren en die doorstroming is niet geregeld. Dat is inderdaad een groot probleem, voor de particulier én voor de handhaver. Tijdens de vorige legislatuur bestond de idee om het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid in dit verband met een titel inzake een databestand aan te vullen. Hubert Bloemen Op het vlak van de ruimtelijke ordening voorziet het Decreet in vergunningenregisters. Ieder proces-verbaal moet worden opgenomen in het vergunningenregister. Een notaris moet bij iedere akte die hij verlijdt daar zijn mosterd gaan halen. Dus in principe is hij op dat punt op de hoogte. Indien een vordering is ingesteld en/of een herstelmaatregel is uitgesproken door 37
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
de rechter, moet dit overgeschreven en gemeld worden op het hypotheekkantoor. Wanneer de notaris een hypothecaire staat opvraagt, weet hij dus op zijn minst of een vordering is ingesteld en of een herstelmaatregel is bevolen. Wat de vergunningenregisters betreft, besef ik dat die nog voor een groot aantal gemeenten in opbouw zijn. Er zijn op dit ogenblik 14 gemeenten waar het vergunningenregister af is. Daar geldt een speciale informatieverplichting met betrekking tot ieder onroerend goed dat in die gemeente verkocht wordt, in die zin dat particulieren of notarissen die niet aan hun informatieverplichtingen voldoen daarvoor zelfs strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. Met het oog daarop hebben wij een aantal acties ondernomen onder meer in de geschreven pers, waar annonces verschenen zijn. We hebben samengewerkt met de geschreven pers om erop te wijzen dat niet alleen vastgoedmakelaars en notarissen, maar ook particulieren verplicht zijn die informatieverplichtingen na te leven. We hebben ook websites aangeschreven, om erop te wijzen dat zij verplicht velden moeten inbouwen om bij transacties van onroerende goederen de nodige informatie te laten meedelen door diegene die wenst te verkopen. Ik denk dus dat op het vlak van de ruimtelijke ordening reeds heel wat initiatieven zijn genomen. Marc Boes Ik heb daar twee kanttekeningen bij. U heeft zelf aangegeven dat van de 308 Vlaamse gemeenten er nu 14 gemeenten zijn die over een vergunningenregister beschikken. Er is nog een ander punt. In welke mate worden de gemeenten steeds door alle verbalisanten geïnformeerd over een proces-verbaal? Ik neem aan dat dit met de lokale politiezone wel geregeld kan worden, maar er zijn nog anderen die verbaliseringsbevoegdheid hebben, onder meer op het niveau van de federale politie. Die zijn misschien niet op de hoogte van het feit dat ze dat ook best aan de gemeente melden. Dus daar is misschien toch wel een punt van aandacht: in welke mate wordt de gemeente voldoende geïnformeerd door éénieder die verbaliseringsbevoegdheid heeft over processen-verbaal die zijn opgesteld? Hubert Bloemen In de Commissie Vervolgingsbeleid (een commissie die vroeger bestond in het oude ministerie en waar administratie en parketten samenkwamen) werd er duidelijk op gewezen dat parketten, wanneer zij een proces-verbaal toegestuurd krijgen in verband met ruimtelijke ordening, daarvan een afschrift/samenvatting moeten doorsturen naar de gemeenten. Dus ik denk dat daar de nodige afspraken zijn gemaakt. Jan Rullens Hoe zie je één en ander overigens in het licht van de openbaarheid van milieu-informatie? Moet 38
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
je zoiets niet sowieso als overheid kenbaar maken? Hubert Bloemen Naar mijn mening bevat het Decreet Ruimtelijke Ordening een heel aantal verplichtingen waarbij de processen-verbaal op basis van een decretale bepaling al meegedeeld kunnen worden aan particulieren en openbaar gemaakt kunnen worden. Je moet natuurlijk altijd opletten dat je niet in het strafonderzoek intervenieert en de geheimhouding daarvan schendt. Vandaar dat sommige parketten geen afschrift van een proces-verbaal doorzenden, maar ten titel van inlichting in een soort samenvatting melden dat een proces-verbaal is opgesteld, zonder al te veel bijkomende informatie vrij te geven die eigenlijk in het strafonderzoek thuishoort.
39
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Lijst van deelnemers Deelnemers 2de ledenvergadering op 8 februari 2007 ‘Geboeid door omgevingsrecht’, Tour & Taxis, Brussel.
40
Isabelle Larmuseau Carole Billiet Hubert Bloemen Pieter Verbeek Lex Michiels Tilburg
Advocate LDR milieuadvocaten Praktijkassistente Centrum voor Milieurecht Afdelingshoofd Bouwinspectie Adjunct van de directeur Minaraad Prof.mr.drs., hoogleraar handhavingsrecht Universiteit Van
Werner Annaert Laurent Balcaen Luc Beerden Karolien Beké Cathy Blervacq Jo Blockeel Marc Boes Geert Bogaerts Bart Bronders Christof Burm Advocaat Paul Caers Danny De Baere Colin De Beir Marnik Decock Jeroen De Coninck Liesbet De Kaey Jan De Mulder Mieke Derveaux Hannes Descamps Peter De Smedt Jochen De Smet Helmut De Vos
Directeur FEBEM Advocaat Adv.Kantoor Balcaen-Heymans Advocaat Beerden Praktijkassistente Centrum voor Milieurecht - Ugent Stafmedewerker SCR-Sibelco Advocaat Advocatenkantoor De Wolf Gewoon Hoogleraar K.U.Leuven Product manager risico en milieu Vinçotte Environment Advocaat bvba Crabeels - Bronders Advocatenkantoor Truyens Marketing & Sales Manager SGS Belgium NV FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Advocaat LDR Milieuadvocaten Juridisch beleidsmedewerker LNE - Vlaamse overheid Advocaat Baker&McKenzie Jurist Waterwegen en Zeekanaal NV, afdeling Zeeschelde Beleidsmedewerker jurist LNE - Int’l milieubeleid Verantwoordelijke milieu VGD Actief Management bvba Jurist Beleidsmedewerker Vlaamse overheid, Dept. LNE Advocaat LDR Milieuadvocaten Project Manager 2Mpact nv Attaché jurist FOD Volksgezondheid
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Eva De Witte Manu Dierickx Visschers Isabel Dobbelaere Steven Ghysens Jan Heyman Tom Huygens Erwin Janssens Pieter Jongbloet Frank Judo Leo Kerkstoel Marieke Kindt Luc Lavrysen Kaat Leus Dirk Lindemans Yves Loix Bert Luyten Tom Malfait Pascal Mallien Dirk Mattheeuws Remy Merckx Chris Nestor Katrien Ponnet Laurent Proot Bert Roelandts Ineke Ruttens Hendrik Schoukens Robin Slabbinck Peter Sourbron Jan Surmont Jan Tegenbos Anne Teughels Pieter Thomaes Veerle Tollenaere Stany Vaes Karel Van Alsenoy Pieter Van Assche
Advocaat LDR Milieuadvocaten Adviseur Dienst Wetsmatiging Afdelingshoofd Milieumanagement WES vzw Manager consultant Amelior Afdelingshoofd LNE - Comm., organisatie, jur. zaken Advocaat Truyens Advocaten Onderzoeker Vlaamse Ombudsdienst Advocaat JDDV Advocaten Advocaat L.W.W.K. Bestuurder Sertius Stedenbouwkundig Inspecteur O-Vl Prof Universiteit Gent Advocaat Eubelius Advocaat Liedekerke advocaten Advocaat-vennoot GSJ Advocaten Advocaat Laurius advocaten Advocaat LDR Milieuadvocaten Advocaat Baker & Mc Kenzie Milieucoördinator BDH Consultants Afdelingshoofd LNE - Internationaal milieubeleid Onderzoeker Vlaamse Ombudsdienst Milieucoördinator Vandelanotte Milieu-Advies BVBA Advocaat LDR Milieuadvocaten Advocaat-vennoot LDR Milieuadvocaten Gent Adj. vd dir.-juriste Milieudienst-Stad Gent Advocaat LDR Milieuadvocaten Advocaat LDR Milieuadvocaten Auditeur Raad van State Advocaat Schuermans & Schuermans KVM-coördinator N.V. Mathieu Gijbels Diensthoofd-jurist departement LNE Advocaat lexeco advocaten Advocaat Frans Baert & vennoten Advocaat Advocaat Van Alsenoy & partners Advocaat Frans Baert en Vennoten 41
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Bruno Van Cauwenbergh Jan Vandenberghe Truus Vandendurpel Caroline Van der Steen Peter Vanderstuyf Koenraad Van De Sijpe Stefaan Van Hecke Peter Van Humbeeck Hans Van Landeghem Mark Van Loon Dio Van Renne Philippe Van Wesemael Koen Van Wynsberge Ans Vearchtert Veerle Vekeman Anke Verbruggen Ludo Veuchelen Frederik Waûters
42
Advocaat LDR Milieuadvocaten Rechter Rechtbank eerste aanleg te Gent Advocaat LDR Milieuadvocaten Ingenieur-afdelingshoofd Milieudienst-Stad Gent Commandant Defensie/ DGJM Advocaat Truyens Advocaten Advocaat Wetgeving en regulering SERV Advocaat LDR Milieuadvocaten Milieucoördinator MVL milieuadvies Advocaat Advocatenkantoor Balcaen-Heymans Advocaat JDDV Advocaten Advocaat Agrius Advocaten Exploitatiedirecteur Shanks Vlaanderen, div. Milieuadvies Advocaat LDR Milieuadvocaten Jurist Waterwegen en Zeekanaal NV, afd. Zeeschelde Legal & Contracts Officer SCK•CEN Gedelegeerd Bestuurder Belconsulting N.V.
V.V.O.R. Verslagboek 2007/1 - Geboeid door omgevingsrecht
Over de Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht De Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht (V.V.O.R.) werd opgericht op 18 mei 2006. De vereniging wil het debat aanmoedigen over alle recht dat betrekking heeft op de ordening en bescherming van de menselijke leefomgeving. De vereniging is de opvolger van de vroegere Belgische Vereniging voor Milieurecht. Het is een Vlaamse vereniging, omdat milieu- en ruimtelijke ordeningsrecht hoofdzakelijk gewestelijk en niet federaal wordt bepaald. De vereniging koos voor de term omgevingsrecht, om de band tussen het milieu- en ruimtelijke ordeningsrecht nauwer aan te halen. De V.V.O.R. richt zich niet enkel tot juristen, maar tot al wie belangstelling heeft voor omgevingsrecht en -beleid. Zij kijkt bovendien over de landsgrenzen heen: als vertegenwoordiger van België is de V.V.O.R. lid van de European Environmental Law Association. Tevens bestaat een uitstekende samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Milieurecht. De vereniging wijdt elk werkingsjaar een congres aan één kernthema. Verder worden minstens drie ledenvergaderingen georganiseerd, waarin het debat en de uitwisseling van kennis en ideeën over nieuwe ontwikkelingen in omgevingsrecht en -beleid centraal staan. De vereniging geeft verslagboeken uit van zowel ledenvergaderingen als congres.
Meer info: vzw V.V.O.R. - Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht Kortrijksesteenweg 1007 - 9000 Gent E-mail
[email protected] Website www.omgevingsrecht.be
43