Postbus 1 3430 AA
Bezoekad res Stadsplein 1
www.nieuwegein.nl
Ruimtelijke Domein en Toezicht, Veiligheid & Leefbaarheid
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 -2018
Nummer colleg ebesluit
2015/
Datum colleg ebesluit
12 mei 2015
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
3 (75)
Inhoudsopgave
Inleiding ........................................................................................................... 4 1
2
Risicoanalyse, prioriteiten en doelen .......................................................... 5 1.1
Profiel van de Gemeente Nieuwegein ....................................... 5
1.2
Vergunningverlening en meldingen .......................................... 5
1.3
Toezicht en handhaving.......................................................... 7
1.4
Methodiek monitoring doelbereiking ........................................ 11
Strategieën ........................................................................................... 14 2.1
2.2
Strategieën vergunningverlening ............................................ 14 2.1.1
Strategie vergunningverlening............................................... 14
2.1.2
Beleid ruimtelijke ordening ................................................... 15
2.1.3
Objectieve criteria voor toetsen van aanvragen ....................... 16
Strategieën toezicht en handhaving ........................................ 23 2.2.1
Nalevingsstrategie ............................................................... 23
2.2.2
Toezichtstrategie ................................................................. 24
2.2.3
Sanctiestrategie .................................................................. 31
2.2.4
Gedoogstrategie .................................................................. 44
2.2.5
Afwijken van de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie ............ 47
Bijlage 1
Risicoanalyse vergunningverlening ......................................... 49
Bijlage 2
Risicoanalyse en prioritering toezicht en handhaving ................. 54 A. Nieuwbouw ................................................................................. 55 B. Bestaande bouw .......................................................................... 57 C. Monumenten............................................................................... 59 D. Slopen ....................................................................................... 60 E. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken.......................................... 61 F. Bodem ....................................................................................... 64 G. Ruimtelijke ordening.................................................................... 65 H. Verordeningsregels en ontheffing Flora & faunawet ......................... 66 I. Brandveilig gebruik....................................................................... 70
Bijlage 3
Overzicht bij deze Uitvoeringsnota horende documenten ........... 73
Bijlage 4
Specificatie met het oog op Verordening systematische
toezichtinformatie .................................................................................. 74
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 4 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Inleiding
Het omgevingsrecht
Het omgevingsrecht regelt kortweg de bouw-, inrichting- en gebruikseisen en -mogelijkheden van het gehele grondgebied. De kaders staan in landelijke wetten en besluiten (zoals Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet milieubeheer (Wm)), Algemene Maatregelen van Bestuur (zoals Bouwbesluit, Activiteitenbesluit), gemeentelijke beleidstukken (zoals bestemmingsplannen, parkeernota, detailhandelsbeleid) en verordeningen (zoals APV, bomenverordening, bouwverordening). Gemeenten hebben de wettelijke taak om toetsing en toezicht uit te voeren en zo nodig handhavend op te treden. Zodoende controleren we de naleving en beperken we binnen onze mogelijkheden de risico’s voor burgers, bezoekers en bedrijven tot een aanvaardbaar niveau. Waarom deze Uitvoeringsnota?
Deze Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015-2018 heeft een wettelijke grondslag. Het Besluit omgevingsrecht schrijft een handhavingsbeleid voor over de uitvoering van de Wabo-taken. Het bevoegde bestuursorgaan (voor de gemeente is dit het college van burgemeester en wethouders) dient deze vast te stellen en kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Op grond van landelijke kwaliteitscriteria1 dient ook vergunningverlening in beleid te worden vervat. Het huidige Beleidskader omgevingsrecht 2011-2014 (Deel I (raadsbesluit 2011-018) en Deel II (collegebesluit 2011-3008)) is aan het einde van de doorlooptijd belandt. Deze Uitvoeringsnota is de opvolger hiervan. Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018
Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad visie, uitgangspunten en ambities vastgesteld zoals opgenomen in de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018 (RIS 2015-140). In deze Uitvoeringsnota zijn de uitgangspunten geformuleerd in beslispunten 3b en 3c en de ambitie geformuleerd in beslispunt 4b van het raadsbesluit uitgewerkt, in respectievelijk hoofdstuk 1, paragraaf 2.2 en de hele nota. Leeswijzer
In Hoofdstuk 1 wordt teruggeblikt op de afgelopen beleidsperiode en vooruitgeblikt op toekomstige ontwikkelingen die van invloed zijn op de taakuitvoering. In Hoofdstuk 2 zijn de werkwijzen met betrekking tot vergunningverlening opgenomen. In Hoofdstuk 3 zijn de werkwijzen rond toezicht en handhaving opgenomen. Hieronder vallen onder andere de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. Daarnaast zijn toets- en toezichtmatrices onderdeel van het beleid. Deze documenten zijn niet in deze nota opgenomen, maar hiermee wel onlosmakelijk verbonden en naast deze Uitvoeringsnota door het college vastgesteld.
1 “Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de
Wabo”, Uitvoeringmetambitie.nl, 7 september 2012. De kwaliteitscriteria 2.1 zijn landelijk vastgesteld door Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen. Beoogd wordt de kwaliteitscriteria wettelijk vast te leggen.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
1
1.1
Datum colleg ebesluit
5 (75)
Risicoanalyse, prioriteiten en doelen
Profiel van de Gemeente Nieuwegein
Nieuwegein is een stedelijke gemeente en is ontstaan op 1 juli 1971 na samenvoeging van de vroegere gemeenten Jutphaas en Vreeswijk. Het overgrote deel van de gebouwenvoorraad in Nieuwegein is gebouwd vanaf 1970. We hebben zo’n 61.000 inwoners in circa 27.500 woningen. Dit is zo’n 900 woningen meer ten opzichte van 2011. In onze gemeente zijn bijna 5.000 bedrijven en instellingen gevestigd. De nadruk van de omvang van de bedrijvigheid ligt bij zakelijke dienstverlening (circa 45%) en transport & opslag. Het aantal bedrijven met meer dan 100 werknemers is beperkt tot zo’n 60 bedrijven. De grootste werkgever is het Sint Antonius ziekenhuis. Onze gemeente heeft een klein buitengebied en nauwelijks landbouwbedrijven. De bedrijvigheid is voornamelijk geconcentreerd op een aantal bedrijventerreinen (Laagraven, De Liesbosch, Plettenburg-de Wiers). Het bedrijventerrein Het Klooster aan de A27 is in ontwikkeling. Van de 5.000 bedrijven en instellingen vallen zo’n 1.360 onder de regels van de Wet milieubeheer. Daarnaast zijn er zo’n 550 objecten waar de regels rond brandveilig gebruik (meldingsplichtig of vergunningplichtig) van toepassing zijn.
1.2
Vergunningverlening en meldingen
(ter invulling van kwaliteitscriteria 2 en 4)
De uitvoering van deze taak is voor een groot deel marktgestuurd: daar worden de initiatieven voor bouwen, oprichtingen van een bedrijf en dergelijke geboren. Voor wat betreft bouwaanvragen is deze sterk conjunctuurgevoelig. Zo is er door de economische omstandigheden de laatste jaren minder gebouwd, waardoor ook minder aanvragen voor het bouwen zijn ingekomen met tevens gevolgen voor de legesinkomsten. De analyse voor vergunningverlening en meldingen bestaat uit het inschatten van de ontwikkelingen, die van invloed zijn op het aantal en typen te verwachten aanvragen. Voor zover het vergunningen/meldingen in de gebruiksfase betreft bepalen we met welke frequentie een actualisering daarvan nodig is. Uit deze analyse vloeit voort of er voldoende capaciteit en deskundigheid in huis is om deze stroom van aanvragen en meldingen te kunnen afhandelen. Bij onvoldoende capaciteit en/of deskundigheid ontstaan risico’s doordat een aanvraag niet of onvoldoende wordt getoetst en bijsturing ontbreekt in de aanvraagfase.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 6 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Elke aanvraag / melding wordt in enigermate getoetst. In die zin is er geen prioriteitstelling waaruit volgt dat bepaalde aanvragen geheel niet worden getoetst. Bij aanvragen voor bouwactiviteiten die qua aard/omvang vergelijkbaar zijn met vergunningsvrij bouwactiviteiten, is de toetsing zeer beperkt. De eerste toets betreft de volledigheid en juistheid van de ingediende stukken. Tekortkomingen kan de aanvrager herstellen. Doet men dat niet, dan blijft de aanvraag buiten behandeling (of is de melding geacht niet te zijn gedaan). De diepgang van het toetsen van de volledige aanvragen / meldingen verschilt per type aanvraag/melding. Zo zal het toetsen van een plan voor een woninguitbreiding van een andere orde zijn dan het toetsen van bijvoorbeeld de bouw van een verzorgingshuis. Dat komt omdat de risico’s sterk verschillend zijn. De diepgang van toetsing van aanvragen voor de activiteit bouwen is opgenomen in een toetsprotocol. Sommige taken zijn deels of geheel uitbesteed. Voor taken die door de VRU en RUD worden uitgevoerd geldt dat zij werken aan uniformering van werkprocessen om te voorkomen dat zij voor iedere gemeente een andere werkwijze moeten volgen. Dit zou inefficiënt zijn. De rol van de gemeente is hierin op afstand, waarbij in beginsel uit wordt gegaan van vertrouwen in de expertise die bij deze organisaties aanwezig is. Wel is het zo dat met het oog op de wettelijke kwaliteitseisen de geüniformeerde werkwijzen ter vaststelling aan de deelnemende gemeenten worden voorgelegd. In algemeenheid ligt de prioriteit bij toetsing van aanvragen op de veiligheid voor mensen. In geval van bouwen ligt dat in de constructieve veiligheid en bouwkundige brandveiligheid (ontvluchten). In geval van brandveilig gebruik op installatietechnische brandveiligheid. In geval van milieu ligt dat op alle aspecten die met bescherming van het milieu hebben te maken, van afvalstoffen tot veiligheid. In bijlage 1 is de analyse voor 2015 opgenomen. Ten behoeve van de Jaarprogramma’s wordt de raming van aantallen en de beschikbare capaciteit jaarlijks tegen het licht gehouden. In de Jaarprogramma’s worden alleen de ramingen opgenomen. De toets of een vergunning/melding nog actueel is wordt bij elke periodieke controle uitgevoerd. De bedrijven die nu nog vergunningplichtig zijn, zijn qua milieuaspecten doorgaans van de zwaardere categorieën. Redenen voor een actualisatie (aanpassing van een vergunning) kunnen zijn: •
wijzigingen binnen een bedrijf of
•
door wijzigingen in de milieuwetgeving dienen vergunningen worden aangepast.
Bij een actualisatie wordt o.a. beoordeeld of de vergunning c.q. melding: •
nog overeenkomt met de datum van de oprichtingsvergunning en/of revisievergunning met de gegevens van de gemeente;
•
de activiteiten nog overeen komen met de voorschriften waarvoor vergunning is verleend. Zo niet:
moet voor de wijziging een nieuwe vergunning worden aangevraagd of
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
7 (75)
moet een nieuwe, de gehele richting omvattende vergunning worden aangevraagd;
•
de activiteiten nog overeen komen met de ingediende melding. Zo niet:
moet voor de wijziging een nieuwe melding worden ingediend of
moet een nieuwe, de gehele richting omvattende melding worden gedaan. Hebben er geen wijzigingen plaats gevonden en de voorschriften zijn nog
steeds dekkend op grond van de huidige wetgeving, dan hoeft er nieuwe vergunning aangevraagd te worden dan wel een nieuwe melding te worden gedaan. 1.3
Toezicht en handhaving
(ter invulling van artikel 7.2, 1e t/m 3e lid Bor, artikel 10.3, 1e lid Mor, kwaliteitscriteria 2 en 4)
In de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018 (RIS 2015-140) is de methodiek van de risicoanalyse beschreven. Voor het bepalen van het risico wordt de volgende formule gehanteerd: Risico = negatief effect x kans op niet-naleving De analyse is voor de volgende beleidsvelden uitgevoerd:
Bouwen o
Nieuwbouw
o
Bestaande bouw
o
Slopen
o
Monument/beschermd dorpsgezicht
Milieu o
inrichtingsgebonden milieutaken
o
Bodemtaken (Besluit bodemkwaliteit)
o
Flora en fauna
Ruimtelijke ordening
verordeningsregels: kappen van bomen, uitweg, weg, opslag roerende zaken, plaatsen handelsreclame (niet zijnde bouwen) Voor het beleidsveld brandveilig gebruik heeft de VRU een eigen
Risicomodule. Die is gebaseerd op dezelfde benadering als hierboven beschreven: risicogericht, naleefgedrag gestuurd, kans- en effectbepaling per soort bouwwerk. De analyse is uitgevoerd door een deskundigenpanel van vergunningverleners en toezichthouders, die op effecten en kans op niet-naleving hebben gescoord. Voor het bepalen van de kans op niet-naleving zijn daarbij de gegevens over de afgelopen jaren betrokken in het scoren. Op basis van de scores is een prioritering in de beleidsvelden aangegeven (hoog, gemiddeld, laag). Deze prioritering dient als basis om de intensiteit van toezicht te bepalen. In de Beleidsnota is dat als volgt verwoord in onderstaande tabel.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 8 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Risico
Mate van toezicht
Hoog
Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen / sloopmeldingen vindt intensief toezicht plaats, gericht op de belangrijkste effecten van niet-naleving. De intensiteit van toezicht ligt vast in de toezichtmatrix. In de praktijk kan hiervan worden afgeweken, afhankelijk van de kwaliteit van de aannemer/saneerder. Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Het toezicht op naleving van de regels vindt proactief plaats op basis van een vaste controlefrequentie.
Gemiddeld
Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen / sloopmeldingen vindt toezicht plaats, gericht op de belangrijkste effecten van niet-naleving. De intensiteit van toezicht ligt vast in de toezichtmatrix. In de praktijk kan hiervan worden afgeweken, afhankelijk van de kwaliteit van de aannemer/saneerder. Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Het toezicht vindt minder intensief (lagere controlefrequentie), maar nog steeds planmatig plaats.
Laag
Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen / sloopmeldingen vindt niet altijd, maar steekproefsgewijs toezicht plaats. Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Er is sprake van passief toezicht. In principe wordt alleen naar aanleiding van klachten of handhavingsverzoeken toegezien op naleving van de regels. De resultaten van deze analyse en prioritering zijn opgenomen in Bijlage
2. Hieronder is per beleidsveld samengevat welke onderdelen de prioriteit hoog hebben en wat dit betekent voor de intensiteit van het toezicht. Beleidsveld
Prioriteit “Hoog”
Bouwen - Nieuwbouw
Bouwwerken met veel gebruikers, dan wel minder zelfredzame gebruikers. Hier is de fysieke veiligheid van groot belang om letsel en slachtoffers te voorkomen. Daarnaast is de gezondheid van een bouwwerk, waarbij een goede ventilatie een grote rol speelt, van belang voor jonge gebruikers. Daarom hebben kinderopvang en basisscholen de hoogste prioriteit. Het toezicht vindt intensief plaats op deze bouwwerken. Dat betekent dat intensief op constructieve en brandveiligheidseisen wordt gecontroleerd, en bij (vergunde) nieuw- en verbouw bij kinderopvang en basisscholen extra aandacht aan ventilatievoorzieningen wordt besteed.
Bouwen – Bestaande
Hier zijn duidelijke verschuivingen in prioriteiten ten opzichte van
bouw
nieuwbouw zichtbaar. Basisscholen blijven van belang. Deze zijn echter de afgelopen jaren reeds gecontroleerd. Een opvallende stijger is de industriefunctie, waarbij bij de oorspronkelijke vergunning een gelijkwaardige oplossing met gebruiksvoorwaarde
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
9 (75)
is afgegeven. Het risico zit in het niet naleven van de gebruiksvoorwaarde, waardoor de veiligheid wordt aangetast. In de vorige beleidsperiode is dit regelmatig gesignaleerd. Het toezicht op bestaande bouw wordt projectmatig gepland, waarbij naast de prioritering rekening wordt gehouden met het toezicht in het verleden bij deze prioriteiten en met signalen die we van de VRU krijgen dat er een brandveiligheidsrisico bij een bestaand bouwwerk bestaat. Monumenten/beschermd
Het belangrijkste negatieve effect van niet-naleving betreft de
dorpsgezicht
kwaliteit van de leefomgeving. In geval van niet-naleving kan namelijk het aanzien en de waarden van het monument of beschermd dorpsgezicht worden aangetast. Het hoogste risico wordt hier gezien bij bouwwerken die in de fase zitten om tot monument te worden aangewezen. In Nieuwegein doet zich deze situatie niet vaak voor. Daarnaast vindt verbouw/sloop vrijwel nooit ongezien plaats. Bij monumenten wordt toezicht gehouden op basis van verleende vergunningen, eigen waarnemingen en signalen van derden.
Slopen
De risico’s bij sloop doen zich voor bij verwijdering van asbesthoudende toepassingen (risico voor gezondheid) en bij grootschalige sloop (veiligheid voor de omgeving). In de risicoanalyse heeft verwijdering van asbest in de risicoklasse 2 en 3 (de meest risicovolle klassen) de hoogste prioriteit. Bij sloopmeldingen waarin deze risicoklassen zijn betrokken wordt intensief toezicht op de sloop van dit asbest gehouden, om risico’s voor de omgeving te voorkomen en maatschappelijke onrust zoveel mogelijk voor te zijn.
Brandveilig gebruik
Toezicht op brandveilig wordt geprioriteerd met een voor de VRU ontwikkelde Risicomodule, waarin kans- en effectbepaling per soort bouwwerk en naleefgedrag is opgenomen. Met andere woorden hoe risicovoller een bouwwerk des te intensiever zal het toezicht plaatsvinden. Ook wil de VRU toe naar bonus/malus systeem. Het toezicht vindt plaats op Bouwkundige, Installatietechnische en Organisatorische brandveiligheidsvoorzieningen, de BIO-controles. Daarnaast, niet in plaats van, kunnen ook themacontroles uitgevoerd worden. Dit zijn controles waarbij specifiek maar enkele aspecten van brandveiligheid getoetst worden. Bijvoorbeeld naar versieringen in december in winkels of in horeca bij grote sportactiviteiten (WK of EK voetbal).
Milieu
Zowel fysieke veiligheid als (aantasting van) natuur en milieu zijn belangrijk in het bepalen van de risico’s. Deze zijn bepaald per branche, omdat deze herkenbare activiteiten met bijbehorende milieu-impact uitvoeren. Door opslag van / activiteiten met gevaarlijke stoffen, gecombineerd met een matig naleefgedrag, vormen tankstations, laboratoria en autoschadeherstelbedrijven de top 3 in de prioritering. Ook bouwmarkten, waar de regels voor
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 10 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
opslag van gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte vaak worden overtreden, scoort hoog. Het toezicht zal met een vaste frequentie op de branches met prioriteit “hoog” en (in lagere frequentie) “gemiddeld” worden uitgevoerd. De frequentie voor prioriteit “hoog” bedraag 1x per jaar, die voor de prioriteit “gemiddeld” 1x per 2 jaar of 1x per 5 jaar. De branches met prioriteit “laag” worden niet periodiek gecontroleerd. Wel wordt bezien of een branche zich leent voor een (incidentele) projectmatige aanpak. In die afweging speelt het aanwezige potentieel voor energiebesparing een rol. Daarnaast kunnen klachten over individuele bedrijven leiden tot uitgebreid toezicht. Hierbij kan worden gedacht aan geluids- en geurhinder door horecabedrijven. Horecabedrijven blijven in die zin de aandacht houden, mede doordat hierop ook toezicht op de Dranken horecawet plaatsvindt. Bodem
Taakuitvoering op het gebied van grondverzet (toepassen van grond van elders op/in de bodem van Nieuwegein) vindt plaats door de RUD Utrecht. Het risico is gelegen in toepassen zonder voorafgaande melding. Deze toepassing is alleen zichtbaar door surveillance. De RUD Utrecht wordt gevraagd, naast het afhandelen van meldingen, hierop in te zetten.
Flora en fauna
Op dit moment wordt vrijwel nooit een ontheffing Flora & fauna bij een aanvraag om omgevingsvergunning aangevraagd. Dit hoeft ook niet in samenloop te worden aangevraagd, maar kan apart bij het ministerie worden aangevraagd. Dit gaat met de nieuwe Wet natuurbescherming wel veranderen, waarbij in geval van samenloop de ontheffing bij de aanvraag omgevingsvergunning bij de gemeente moet worden aangevraagd. Risico’s rond beschermde planten- en diersoorten spelen met name bij ruimtelijke projecten. De gemeentelijke projectleiders zien erop toe dat dit aspect is gedekt. Verder wordt in de komende beleidsperiode onderzocht of voor de toets- en toezichttaak inzake Wabo-aanvragen / sloopmeldingen bij de RUD Utrecht ondersteuning kan worden gezocht.
Ruimtelijke ordening
Het risico bij niet-naleving in het beleidsveld ruimtelijke ordening raakt zelden (fysieke) veiligheid. Het risico is gelegen in de kwaliteit van de leefomgeving. Verder valt op dat daar waar een groot risico wordt gezien (door de omvang van een project), de kans op niet-naleving juist klein is (omdat grote projecten gezien worden). De hoogste prioriteit ligt dan ook bij kleine strijdigheden op/direct nabij woonpercelen. Deze zijn van buitenaf ook het moeilijkst waar te nemen. Het toezicht op planologische strijdigheden is reactief. Met andere woorden, dit vindt plaats op basis van klachten en handhavingsverzoeken van derden.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Verordeningsregels
Datum colleg ebesluit
11 (75)
Vergunningen op grond van gemeentelijke verordeningen vallen onder het omgevingsrecht. Het betreft uitweg, weg (aanleggen/veranderen), opslag roerende zaken, handelsreclame (niet zijnde bouwen) en kappen van bomen. Risico’s liggen op het terrein van kwaliteit leefomgeving en natuur en milieu (voor bomen op gemeentelijk terrein is het risico laag). De totale risicoscores liggen lager dan die van de andere beleidsvelden. Er zijn twee onderwerpen met de prioriteit hoog, te weten aanleggen nieuwe uitweg en plaatsen handelsreclame, zichtbaar vanaf hoofdinfrastructuur. Het toezicht op gemeentelijke verordeningsregels is reactief. Met andere woorden, dit vindt plaats op basis van klachten en handhavingsverzoeken van derden. In de afgelopen beleidsperiode is dit niet voorgekomen.
Bovenstaande wordt jaarlijks uitgewerkt in aantallen in het Jaarprogramma omgevingsrecht. Deze wordt jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en kenbaar gemaakt aan de gemeenteraad. Met betrekking tot taakuitvoering door de RUD Utrecht wordt deze jaarlijks vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) tussen Nieuwegein en de RUD.
1.4
Methodiek monitoring doelbereiking
In de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018 is een aantal overkoepelende doelen genoemd. Met het oog op de kwaliteitseisen (artikel 7.2 Besluit omgevingsrecht) dient tevens inzicht te worden gegeven in de methodiek die wordt gehanteerd om te bepalen of de gestelde doelen worden bereikt. Hieronder wordt per doel, zoals genoemd in de Beleidsnota omgevingsrecht, aangegeven hoe doelbereiking wordt gemonitord. Doelen Vergunningverlening en meldingen 1. Vergunningaanvragen worden binnen de wettelijke termijn verleend. Het Wabo registratiesysteem voorziet in workflow management mogelijkheden voor het monitoren van het naleven van de wettelijke termijnen. We houden bij wanneer door termijnoverschrijdingen vergunning van rechtswege ontstaan. De wet biedt ook mogelijkheden om te verdagen of om met de aanvrager een andere termijn overeen te komen, als het project daar om vraagt. 2. De inhoudelijke toetsing gebeurt overeenkomstig opgestelde toetsprotocollen/criteria. De toetsprotocollen voor de bouwtechnische toetsing zijn de basis voor de inhoudelijke beoordeling van bouwaanvragen. Deze werkwijze is verankerd in de dagelijkse routine van de medewerkers. Monitoring voeren we steekproefsgewijs uit. 3. De focus van de bouwkundige toetsing ligt op veiligheid. Dit volgt uit 2. 4. Alle aanvragen worden per 2016 volledig digitaal afgehandeld (streven).
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 12 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
De monitoring op dit streven is onderdeel van de algemene managementcyclus waarin dit onderwerp aan de orde komt. Monitoring zit in momenten van besluitvorming en implementatie in werkprocessen. Meetbare resultaten zijn o.a. reductie in print- en scankosten. Doelen Toezicht en handhaving 1.
Gestreefd wordt naar 100% uitvoering van de geraamde controles in de gebruiksfase (brandveilig gebruik bouwwerken en inrichtingsgebonden milieutoezicht) uitgevoerd. Toelichting: Jaarlijks wordt het aantal uit te voeren controles van gebouwen / bedrijven in de gebruiksfase (brandveilig gebruik gebouwen en inrichtingsgebonden milieutaken) vooraf aan het uitvoeringsjaar geraamd, op basis van de risicoanalyse en prioritering. We benoemen dit doel bewust als een streven, omdat we geconfronteerd kunnen worden met actualiteiten in een uitvoeringsjaar die kunnen leiden tot een onder- of overschrijding van de raming. Monitoringsmethodiek
De externe uitvoeringsdiensten (VRU, RUD Utrecht) leveren het 1 e kwartaal na afloop van het uitvoeringsjaar de gerealiseerde aantallen aan. Zij doen dat via hun gestandaardiseerde rapportages.
De gemeente registreert het aantal controles in Squit XO. Middels een zoekopdracht worden gerealiseerde aantallen controles rond de inrichtingsgebonden milieutaken uit Squit XO gerapporteerd, en vergeleken met de geraamde cijfers uit het Jaarprogramma omgevingsrecht. Verschillen tussen raming en realisatie worden zo goed mogelijk verklaard.
2.
Bij overtredingen wordt de Landelijke Handhavingsstrategie gehanteerd. Er mag van worden afgeweken indien hiervan een beter effect wordt verwacht. Deze afwijkingen worden gemotiveerd door de toezichthouder. Monitoringsmethodiek
De VRU registreert controles op het gebied van brandveilig gebruik van bouwwerken in FirstWatch, het automatiseringssysteem van de VRU. Overtredingen op het terrein van het gebruik of organisatie kunnen vrijwel altijd opgelost worden met een interventie van de linker onderkant van de interventiematrix. Van bouwkundige of installatietechnische overtredingen wordt in overleg met de gemeente de juiste interventie vastgesteld. De VRU adviseert daarop op basis van richtlijnen van de gemeente. Interventie anders dan aanspreken/informeren vindt uitsluitend plaats door de gemeente. De komende jaren zal de VRU overschakelen op een ander automatiseringssysteem. Daarin wordt aandacht gegeven aan betere mogelijkheden voor het monitoren van overtredingen en het effect van de handhaving.
Voor wat betreft de inrichtingsgebonden milieutaken neemt Nieuwegein in het Toezichtprotocol Milieu per overtreding tevens een inschaling van de ernst van de gevolgen van de overtreding (niveau 1 t/m 4 van de interventiematrix) op. Dit is het uitgangspunt voor de toezichthouder (stap 1 uit de LHS), waarbij hij in de volgende stappen hiervan nog kan
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
13 (75)
afwijken vanwege verzachtende of verzwarende omstandigheden. De toezichthouder dient zelf te komen tot een inschaling van de houding van de overtreder (van onverschillig t/m opzet). Registratie van de gekozen interventie vindt plaats in Squit XO. Bovenstaande geldt ook voor de RUD Utrecht die vanaf 1 oktober 2015 met de LHS werkt. Deze beleidsperiode wordt beschouwd als een leerperiode, waarbij door evaluatie en intervisie wordt gestreefd naar een uniforme handelwijze door de toezichthouders werkzaam in de regio van de RUD Utrecht.
Voor wat betreft de controles op het gebied van bouwen, slopen en ruimtelijke ordening is vooraf geen inschaling gemaakt, omdat de ernst van de gevolgen van de overtreding, ook al is de overtreding “hetzelfde” (bv. niet voldoen van brandcompartimentering) te verschillend. De gekozen strategie (van A1 t/m D4) wordt geregistreerd in Squit, met als doel de ingezette interventies te kunnen evalueren en (uiteindelijk) te komen tot uniforme handelwijze onder toezichthouders.
3.
Er wordt gestreefd naar verbetering in het naleefgedrag bij inrichtingsgebonden milieutoezicht, die in de afgelopen beleidsperiode eerst steeg, maar daarna in het jaar 2014 is gezakt naar slechts 40% naleving bij de periodiek milieucontrole. Monitoringssystematiek Bij de uitgevoerde periodieke milieucontroles wordt elk jaar een overallpercentage van naleefgedrag bepaald, aan de hand van de geregistreerde gegevens in Squit XO.
4.
Bij milieutoezicht wordt selectief aandacht besteed aan energiebesparing, bij jaarlijks vooraf te selecteren bedrijven. Dit om met toezicht bij te dragen aan de klimaatdoelstelling van Nieuwegein en om invulling te geven aan het Energieakkoord voor Duurzame Groei (september 2013). Monitoringssystematiek: Er wordt handmatig gemonitord in een excel-lijst, op basis van een vooraf gemaakte selectie van bedrijven voor het uitvoeringsjaar.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 14 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
2
2.1
Strategieën
Strategieën vergunningverlening
De beschrijving van strategieën voor vergunningverlening komt voort uit de kwaliteitscriteria 2.1 (september 2012). 2.1.1
Strategie vergunningverlening
(ter invulling van kwaliteitscriterium 7.
De volgende vormen van vergunningverlening worden onderscheiden:
Reguliere procedure (8 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken)
Uitgebreide procedure (26 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken)
Gefaseerde aanvraag (eerste fase en tweede fase (verschillende termijncombinaties mogelijk)
Principeaanvragen. Het schriftelijk vooroverleg, ofwel de principeaanvraag, is een dienst die de gemeente kosteloos aanbiedt, met uitzondering van de legeskosten voor de welstandsbeoordeling en de ruimtelijke procedure. Het eindresultaat betreft een ambtelijke indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde maatgevende facetten zoals ruimtelijke inpassing, welstand, monumenten, floraen fauna. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken en loopt zodoende in het formele vergunningentraject niet meer tegen onverwachte obstakels aan. Tevens kan de gemeente in het voortraject adviseren over de wijze van vergunningaanvraag (gefaseerd, deelactiviteiten). Alleen bij ingrijpende of bestuursgevoelige plannen zal bij een principeaanvraag voorkoppeling met het bestuur plaatsvinden. Dat geldt bijvoorbeeld altijd bij grotere ruimtelijke ontwikkelingen die als “account” een voortraject doorlopen waarbij vrijwel altijd sprake is van kostenverhaal. De kwaliteit van de ingediende gegevens bepaald de toetsingsmogelijkheden. Daarnaast kan de aanvrager zelf aangeven op welke gronden hij de toetsing vooraf wenselijk acht. De aanvrager wordt ook vooraf in kennis gesteld van de betreffende legeskosten, zodat hij kan afwegen of hij die kosten wil maken voor zijn ontwerpplan. De ervaring leert dat meer dan 75% van de principeaanvragen leidt tot een formele aanvraag. In dat geval worden de legeskosten uit de principefase niet opnieuw in rekening gebracht tenzij het plan zo ingrijpend is gewijzigd dat de eerdere beoordeling opnieuw gedaan moet worden.
Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig gebruik). Dit gebeurt niet op basis van een aanvraag, maar op basis van constateringen van toezichthouders waarbij op algemeen geldende voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer of Bouwbesluit 2012 aanvullende of concretere uitwerking van voorschriften nodig zijn voor het voorkomen van risico’s
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
15 (75)
en/of voor een betere handhaafbaarheid. Procedureel wordt afdeling 3.2, 3.6, 3.7 en 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Grofweg betekent het dat eerst een concept voorgelegd aan degene die het betreft, zodat deze (meestal twee weken) in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen. Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van zienswijzen worden de maatwerkvoorschriften of nadere voorwaarden definitief. Hiertegen staat vervolgens bezwaar en beroep open. Maatwerkvoorschriften treden pas in werking nadat deze onherroepelijk zijn. Dit is pas het geval als de bezwaartermijn van zes weken is verstreken zonder dat bezwaar is ingediend. De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is in processtappen vastgelegd in het geautomatiseerde systeem (Squit XO). De gemeentespecifieke werkwijze en keuzes worden vastgelegd in aanvullende werkafspraken en handleidingen.
2.1.2
Beleid ruimtelijke ordening
(ter invulling van kwaliteitscriterium 8) Bestemmingsplanbeleid
Jaarlijks wordt een “Meerjarenplanning bestemmingsplannen” aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd. Deze meerjarenplanning bestrijkt telkens een periode van 10 jaar. Aan deze meerjarenplanning ligt een jaarlijkse evaluatie ten grondslag ten aanzien van de bestemmingsplannen en de gevoerde procedures (toestemmingen en weigeringen `afwijking planologisch gebruik´) over het voorgaande jaar. Doel daarbij is het verkrijgen en behouden van actuele bestemmingsplannen voor de burgers en bedrijven van Nieuwegein. Uitgangspunt voor deze meerjarenplanning bestemmingsplannen vormt de actualiteit van de bestemmingsplannen. Met de Wet ruimtelijke ordening moeten de bestemmingsplannen één keer in de 10 jaar herzien worden. Om te voorkomen dat bestemmingsplannen tegelijkertijd herzien moeten worden, wordt er in de meerjarenplanning voor gekozen om iedere twee jaar te starten met de herziening van de onherroepelijke bestemmingsplannen van het project ‘Actualisatie bestemmingsplannen’. Hierbij wordt de mogelijkheid opengehouden om indien wenselijk aansluitende en gemeenschappelijke bestemmingsplangebieden in de toekomst samen te voegen. Op grond van artikel 3.7 lid 1 Wro kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor een gebied (voorbereidingsbesluit). Een voorbereidingsbesluit is nodig om een bepaald gebied te beschermen tegen (bouw)activiteiten die een gewenste ontwikkeling in dat gebied onomkeerbaar in de weg staan. Daarnaast kan, op basis van een voorbereidingsbesluit, medewerking worden verleend aan (bouw)activiteiten die geen invloed hebben op de gewenste ontwikkeling van een gebied, of daar mee in overeenstemming zijn. Een voorbereidingsbesluit wordt in ieder geval alleen nodig geacht indien de verwachting is dat het ontwerp bestemmingsplan in de periode dat het voorbereidingsbesluit geldt
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 16 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
ook ter visie zal worden gelegd en wanneer in een plangebied veel nieuwe ontwikkelingen worden verwacht. Jaarlijks wordt indien noodzakelijk bij de meerjarenplanning aan de gemeenteraad voorgesteld om voorbereidingsbesluiten te nemen voor de in het raadsvoorstel opgenomen gebieden. De afgelopen jaren is door veranderde wet- en regelgeving het opstellen van een bestemmingsplan veel complexer geworden. In een bestemmingsplan moet nu ingegaan worden op diverse aspecten zoals luchtkwaliteit, de watertoets en archeologie. Mede vanwege deze complexiteit is een “Basis planproces – particuliere bouwinitiatieven in Nieuwegein” opgesteld. De integraliteit is verankerd door het benoemen van betrokken disciplines per planfase. Verder is een “Handboek accounthouders” van toepassing . Hierin is het basis planproces tekstueel toegelicht. Om te zorgen voor een handhaafbaar bestemmingsplan is de afdeling Toezicht, Veiligheid en Leefbaarheid (TVL) één van de disciplines die in het planproces worden betrokken. Voordat een bestemmingsplan in de voorontwerpfase of ontwerpfase wordt gebracht zal het bestemmingsplan aan de afdeling TVL voorgelegd, om deze op handhaafbaarheid te toetsen.
Afwijkingsbesluitvormingsproces
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn gevallen opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor planologisch strijdig gebruik (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°). Het gaat hier om de zogenoemde “kruimellijst” van bouwwerken van geringe omvang en invloed (zowel planologisch als stedenbouwkundig). Sinds 1 november 2014 vallen hieronder ook plannen, waarvan de planologische impact veel omvangrijker is. Belangrijke voorbeelden zijn transformaties van bestaande panden naar wonen. De “kruimellijst” is te vinden in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Nu er sinds november 2014 ook grotere plannen onder de “kruimelregeling” zijn geplaatst is het “Basis planproces – particulier bouwinitiatieven in Nieuwegein” ook hierop van toepassing. Naast het beschreven planproces kent de gemeente op alle ruimtelijke deeldiscipline aspecten specifiek beleid. Uit deze beleidsnota’s volgt na integrale afweging door het bestuur een besluit tot wel of niet medewerking.
2.1.3
Objectieve criteria voor toetsen van aanvragen
(ter invulling van kwaliteitscriterium 9) Objectieve criteria voor het bouwdeel van de vergunning Ontvankelijkheidstoets
De in te dienen gegevens om de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeven van toetsing aan het Bouwbesluit 2012 staan beschreven in artikel 2.2 van de Ministeriële Regeling omgevingsrecht (Mor). In artikel 2.3 tot en met 2.5 staan indieningsvereisten ten behoeve van toetsing aan planologische regels, de bouwverordening en de Welstandsnota. De aanvrager kan op grond van artikel 2.7 Mor
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
17 (75)
verzoeken (via het aanvraagformulier om omgevingsvergunning) om een aantal stukken later aan te mogen leveren. Dit is een verzoek aan het bevoegd gezag en dat hoeft niet te worden gehonoreerd. In artikel 2.8 t/m 2.12 zijn vereisten opgenomen waaraan tekeningen en berekeningen moeten voldoen. De eerste toets van een aanvraag betreft geen inhoudelijke toets maar een toets of de juiste stukken zijn ingediend en of deze van voldoende kwaliteit zijn. Op dit moment hebben we geen concrete beleidsrichtlijnen betreffende de nadere indiening van stukken en wordt per geval beoordeeld. Uitgangspunt hierbij is dat enkel die gegevens worden gevraagd die noodzakelijk zijn om de aanvraag inhoudelijk te kunnen toetsen op het in de toetsprotocollen vastgelegde minimale diepteniveau. Inhoudelijke toets
Alle aanvragen worden getoetst op de weigeringsgronden die zijn opgenomen in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand, Bouwbesluit, bouwverordening). De toets aan de bestemmingsplanvoorschriften en de welstandseisen wordt altijd en volledig uitgevoerd. De bouwtechnische regelgeving is nagenoeg geheel opgenomen in het Bouwbesluit. Bouwtechnische kwaliteitseisen kent de bouwverordening vrijwel niet meer. De inhoudelijke beoordeling aan het Bouwbesluit en alle normeringen en richtlijnen die daarvanuit aangestuurd worden, is te veel omvattend om met garantie alle voorgeschreven toetsingspunten in volledigheid te kunnen uitvoeren. Hierin moeten keuzes worden gemaakt, mede om de beschikbare capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten. De wijze van toetsen en de keuzes die hierbij worden gemaakt, dienen gerelateerd te zijn aan risico’s, in termen van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Te samen met welstand en strijdigheden bestemmingsplan, hebben deze risico’s in een risicoanalyse2 een onderling relatieve score. Wettelijk toetsingskader
Relatieve score
Bouwbesluit – constructief
89
Bouwbesluit – brandtechnisch
100
Bouwbesluit – veiligheid overige
24
Bouwbesluit – gezondheid
57
Bouwbesluit – bruikbaarheid
22
Bouwbesluit – energiezuinigheid
45
Redelijke eisen van welstand
20
Bestemmingsplan - bebouwingsvoorschriften 4 Bestemmingsplan - gebruiksvoorschriften
14
De bouwtechnische risico’s zijn vervolgens niet voor alle soorten bouwwerken en/of gebruiksfuncties gelijk. Zo zijn de constructieve eisen bij de realisatie van een dakkapel bijvoorbeeld aanmerkelijk minder relevant dan de constructieve eisen bij de realisatie van een bedrijfspand of een bijeenkomstfunctie. Vandaar dat in de
2 Vastgelegd in het Beleidskader Handhaving fysieke veiligheid (2005), en in 2008 verder
ingevuld voor de celfunctie en logiesfunctie. Deze relatieve score is nu niet gewijzigd.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 18 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
risicoanalyse een onderscheid is gemaakt in het soort bouwwerk en/of de gebruiksfunctie van een gebouw. Een andere reden om dit onderscheid te maken is dat de eisen die in het Bouwbesluit zijn gesteld verschillen per type bouwwerk. Het bouwwerk dat het meeste effect heeft op de algehele veiligheid en bestuurlijke gevolgen, krijgt een relatieve score van 100%. Dit gaat dus puur om de bouwinhoudelijke beoordeling. soort bouwwerk/gebruiksfunctie
relatieve score
Dakkapellen
16
Aan- en uitbouwen
33
Individuele woning
55
Woningbouwcomplex
92
Bijeenkomst functie
97
Celfunctie
93
Gezondheidsfunctie
93
Lichte industrie
38
Industrie
77
Kantoorfunctie
97
Logiesfunctie
93
Onderwijsfunctie
100
Sportfunctie
100
Winkelfunctie
78
Reclame
2
Bouwwerk geen gebouw zijnde
2
De bouwplantoetsers hebben gezamenlijk behandelwijzen gekoppeld aan de risicoanalyse en de weigeringgronden. De diepte van het minimale toetsingsniveau is afhankelijk gesteld van de resultaten van de risicoanalyse. Hoe risicovoller het betreffende toetsaspect, hoe dieper het startniveau / de insteek. Op deze wijze vormt de risicoanalyse de basis van de toetsprotocollen die zijn opgesteld voor Bouwbesluit. Toets bestemmingsplan
Elk bouwplan wordt getoetst aan het bestemmingsplan om te bekijken of er sprake is van strijdigheden met de planregels. Dit gebeurt op een grondige manier, waarbij specifieke kenmerken nauwkeurig worden nagemeten en bestemmingen per ruimte worden benoemd en gecontroleerd. Indien een bouwplan niet binnen het bestemmingsplan past, wordt beoordeeld of voor het bouwplan een omgevingsvergunning voor het strijdig planologisch gebruik of een nieuw bestemmingsplan mogelijk is. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door de discipline Bouwen en gecontroleerd door de discipline Ruimtelijke Ordening van het Ruimtelijk Domein Vervolgens wordt beoordeeld aan de hand het afwijkingsbesluitvormingsproces of het wenselijk is om aan het initiatief mee te werken door het volgen van een toepasbare ruimtelijke procedure. Alle betrokken belangen worden hierbij in beeld gebracht en afgewogen. Indien wordt besloten geen medewerking te verlenen wordt de aanvraag niet verder getoetst aan overige aspecten.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
19 (75)
Toets redelijke eisen van welstand
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan het bestemmingsplan voldoet, of duidelijk is dat de omgevingsvergunning voor het planologisch strijdig gebruik kan worden verleend, wordt het plan getoetst aan redelijke eisen van welstand. Welstand is ook een belang dat al wordt meegenomen in de ruimtelijke afweging. Alle aspecten die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit van een bouwplan (stedenbouw, welstand, cultuurhistorie) worden in samenhang beoordeeld met het doel een totaaladvies te geven. Qua welstand houdt dit in dat het bouwplan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota. In Nieuwegein zijn geen welstandsvrije gebieden aangewezen. De huidige welstandsnota stamt uit 2010. In de tweede helft van 2015 zal een nieuw welstandsbeleid worden vastgesteld en een daaraan gekoppelde wijze van welstandsbeoordeling die meer dan nu ruimte geeft voor de ambtelijke beoordeling van bepaalde categorieën bouwplannen. Bij grote/ingrijpende bouwplannen blijft een adviesrol weggelegd voor een externe commissie. Toets Bouwbesluit
Hoewel naar elk bouwwerk zorgvuldig wordt gekeken, is een onderscheid gemaakt in de wijze waarop deze zorgvuldigheid invulling krijgt. Het Bouwbesluit 2012 is onderverdeeld in diverse afdelingen met regelgeving en verschillende type gebruiksfuncties. Voor elke afdeling met bijhorende gebruiksfunctie is een minimum vastgesteld van de wijze waarop het plan wordt bekeken. Om de niveaus van toetsing inzichtelijk te maken is een toetsmatrix opgesteld waarin per afdeling van het Bouwbesluit en per type bouwwerk is bepaald op welke wijze dit onderdeel wordt getoetst. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vijf wijzen van toetsing: a: geen toetsing; b: beperkte toetsing: de tekening of berekening wordt niet op detailniveau of onderdelen bestudeerd. Beoordeeld wordt of de uitgangspunten correct zijn en de uitkomsten plausibel. Komen hierbij bijzonderheden of afwijkingen aan het licht dan wordt het niveau van toetsing verhoogd naar “c”.; c:
grondige toetsing: specifieke onderdelen of kritische details worden grondig bestudeerd. Onderdelen worden op tekeningen nagemeten en gedeeltes van berekeningen nauwkeurig gecontroleerd. Bij regelgeving betreffende materiaaleigenschappen worden certificaten opgevraagd. Komen hierbij bijzonderheden of afwijkingen aan het licht dan wordt het niveau van toetsing verhoogd naar “d”.;
d: volledige toetsing: tekeningen worden op de te toetsen regelgeving volledig nagemeten en berekeningen volledig doorgenomen; x: er is geen wettelijke toetsingsgrond: desbetreffende regelgeving is op de gebruiksfunctie niet van toepassing. Indien bij een specifiek bouwplan al doende blijkt dat het nodig is om gedetailleerder te toetsen dan het vastgestelde minimumniveau zal de bouwplantoetser op een hoger niveau toetsen. De toetsmatrix is een apart document. Het is wel een onlosmakelijk onderdeel van deze Uitvoeringsnota.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 20 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Deze systematiek is vergelijkbaar met het toetsprotocol CKB online3. Het verschil is dat in de toetsmatrix van Nieuwegein uitdrukkelijk gekozen wordt voor een uitgangsniveau van toetsing. Blijkt dat tijdens de toetsing twijfels ontstaan of fouten worden ontdekt, dan zal een dieper niveau van toetsing plaatsvinden. De niveaus van toetsing zijn anders beschreven. Daarnaast worden aanvragen waar brandveiligheid van belang is ook om advies gestuurd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Daarnaast worden aanvragen waar brandveiligheid van belang is ook om advies gestuurd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). De VRU gebruikt hiervoor BRIStoets en hanteert de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB2012) van de Vereniging BWT Nederland. De VRU hanteert daarbij ook de daarbij landelijk voorgestelde toetsniveaus. Deze wijze van toetsing representeert de huidige toetsing, waarbij de bouwkwaliteit voldoende wordt geborgd, met de daartoe beschikbare capaciteit. De vraag blijft natuurlijk welke risico’s overblijven. Over het algemeen kan gezegd worden dat door globaal naar een aantal zaken te kijken er altijd de kans bestaat dat bepaalde zaken over het hoofd worden gezien. Bij de regelgeving die direct betrekking heeft op de veiligheid van mensen wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten op zijn minst grondig getoetst. Zo zijn op basis van de ervaring van de medewerkers van de discipline bouwen bij het Ruimtelijk Domein de toetsingsniveaus zodanig bepaald dat veiligheidsrisico’s geminimaliseerd zijn. Diverse te toetsen onderdelen behoren niet tot het speerpunt veiligheid. Op deze onderdelen zijn risico’s aanwezig omdat de gemeente hier meer ruimte biedt aan de markt en de burger en daarbij een nadrukkelijk beroep doet op de verantwoordelijkheid van die partijen. Er vindt immers geen (diepgaande) toets plaats. Toch is deze ruimte – en dus ook het risico - relatief beperkt omdat vergunningsprocedures zelf bepaalde kwaliteitsdrempels bevatten: -
De indieningsvereisten zijn nadrukkelijk, limitatief, wettelijk vastgelegd. Het vereiste niveau van uitwerking en presentatie is hoog. De aanvrager moet laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft opgepakt. De wijze waarop de aanvraag is verzorgd en wordt ingediend geeft een indicatie over de wijze hoe de aanvrager zijn verantwoordelijkheid oppakt.
-
De ontvankelijkheidtoets is op basis van de indieningsvereisten voldoende scherp om die stukken te eisen waaruit voldoende aannemelijk blijkt dat de bouw zal voldoen aan de inhoudelijke kwaliteitseisen op het vastgelegde minimale toetsniveau.
-
De toetsprotocollen bieden een uniforme benadering van de aanvragen voor bouwactiviteiten.
-
De landelijke overheid brengt programmatisch diverse items nadrukkelijk onder de aandacht met de opdracht hier aandacht aan te besteden. De dynamiek in de bouwpraktijk kan ertoe leiden dat bepaalde risico’s, die door de gemaakte keuzes tot nu toe onderbelicht zijn geweest, op enig moment maatschappelijk een groter gewicht gaan krijgen. Bijvoorbeeld als gevolg van calamiteiten. Zo kan het noodzakelijk worden dat door acties van de landelijke overheid herprioritering van de gemaakte keuzes noodzakelijk wordt. 3 Een door Vereniging BWT Nederland ontwikkeld toetsprotocol voor bouwplannen.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
21 (75)
Toets bouwverordening
In de bouwverordening zijn geen direct bouwtechnische eisen meer opgenomen sinds die zijn geüniformeerd in het Bouwbesluit 2012. Enkele bepalingen waar altijd aan wordt getoetst wordt: -
Het verbod tot bouwen op verontreinigde grond.
-
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
-
Tot slot staan in de bouwverordening nog veel voorschriften van stedenbouwkundige aard. Dit is een soort van vangnet voor zaken die niet reeds in een bestemmingsplan of beheersverordening zijn geregeld. In de praktijk komt dit zelden tot nooit voor.
Objectieve criteria voor het gebruiksdeel van de vergunning
Deze criteria betreffen alleen het onderdeel milieu. De RUD Utrecht voert deze taak uit. Bij het opstellen van het milieudeel van de omgevingsvergunning wordt de aanvraag getoetst op de indieningsvereisten zoals deze zijn vermeld in hoofdstuk 4 van het Besluit omgevingsrecht. In hoofdstuk 5 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald welke inhoudelijke eisen aan een omgevingsvergunning worden gesteld. Dit omvat vele regelingen, zoals bijvoorbeeld het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021 PGS (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen)-richtlijnen. De toetsing van aanvragen bestaat eruit na te gaan welke regelingen van toepassing zijn op de aangevraagde activiteit, en zo ja, binnen welke randvoorwaarden deze activiteit mag worden uitgevoerd. Indien een regeling relevant is wordt deze opgenomen in de considerans van de omgevingsvergunning, waarbij of wordt verwezen naar de rechtstreeks van toepassing zijnde voorschriften uit de regeling of waarbij voorschriften in de vergunning worden opgenomen naar aanleiding van deze toetsing. Voor het onderdeel Brandveilig gebruik zijn geen toetscriteria opgenomen. Voor de volledigheid wordt hier aangegeven hoe met dergelijke aanvragen wordt omgegaan. Aanvragen voor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik worden met het oog op brandveiligheid door de VRU in principe al bij de aanvraag voor het bouwen getoetst. Daarom blijft de toetsing van de aanvraag voor brandveilig gebruik beperkt en kan de vergunning voor het brandveilig gebruik worden verleend, omdat een bouwwerk in principe conform de vergunning voor het bouwen is gebouwd. Dit laatste wordt bij de oplevering van een bouwwerk mede door de VRU gecontroleerd. Objectieve criteria voor strijdigheid bestemmingsplannen
De Gemeente Nieuwegein beschikt over een “Handboek accounthouders”. In hoofdstuk 3 van dit handboek is een checklist opgenomen van gemeentelijke kaders en mogelijke onderzoeken die bij een ruimtelijk bouwinitiatief aan de orde kunnen komen. Genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd in het kader van gemeentelijk beleid maar ook in het kader van provinciale en nationale kaders en regelgeving. Tevens is een checklist met wetgeving waar een initiatiefnemer mee te maken kan krijgen in het hoofdstuk opgenomen. Een nieuw initiatief wordt hieraan getoetst. Bij een project wordt daarnaast door de vakdisciplines maatwerk verricht. Op basis hiervan wordt een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Onderdeel hiervan vormt
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 22 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
de vraag of bij strijdigheden met het bestemmingsplan hiervoor een omgevingsvergunning voor afwijking planologisch gebruik zal worden verleend. Hierbij is het afwijkingsbesluitvormingsproces van toepassing (par. 2.1.2). De ruimtelijke onderbouwing wordt in het collegevoorstel opgenomen, en als bijlage bij het besluit gevoegd. Elke aanvraag wordt conform het basisplanproces afgehandeld. De afhandeling wordt niet anders door spoedeisendheid, complexiteit, schaalgrootte, et cetera. In een vroeg stadium wordt zo duidelijk of een potentiële aanvraag strijdig is met rijks- en provinciale verordeningen op ruimtelijk gebied. In deze vooroverlegfase kan bekeken of het Rijk en/of de Provincie willen/kunnen afwijken van hun verordeningen. In het formele traject van de omgevingsvergunning zal de verklaring van geen bedenking slechts een formaliteit worden.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
2.2
Strategieën toezicht en handhaving
2.2.1
Nalevingsstrategie
23 (75)
(ter invulling art. 7.2, 4e lid Bor, art. 10.3, 2e lid Mor en kwaliteitscriterium 7)
Om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen moeten de instrumenten afgestemd worden op de doelgroep. Soms kan voorlichting voldoende zijn, in andere gevallen zal er meer druk moeten worden gezet om naleving af te dwingen. Er zijn vele factoren bepalend op het nalevingsgedrag, zoals bijvoorbeeld bekendheid met de regel, sociale controle van derden en de afweging van de betrokkene hoe groot de pakkans is bij overtreding, en welke sanctie hem dan boven het hoofd zou hangen4. Zo weet iedereen dat het verboden is door rood verkeerslicht te rijden (bekendheid met de regel is hier groot), maar zullen mensen op basis van de pakkans en de sanctie toch overwegen door rood te rijden met inschatting van de risico’s voor ongevallen. Er is geen “Tafel van 11”-analyse gemaakt. Het voert ook te ver om per doelgroep en per regel binnen elk beleidsveld zo’n analyse te maken, met daarbij ook nog de wetenschap dat individuen binnen een doelgroep verschillen in motivatie tot spontane naleving. De inzet van instrumenten om naleving te bevorderen is vooral gestoeld op uitvoering van de reguliere wettelijke taken (vergunningverlening, toezicht en handhaving). De volgende instrumenten met als inzet verbetering van het naleefgedrag worden ingezet:
Vergunningverlening, ontheffingen en meldingen (inclusief vooroverleg);
Verordeningen (Algemene plaatselijke verordening, bouwverordening, bomenverordening);
Toezicht. Daarbij onderscheiden we verschillende vormen van toezicht. Deze worden besproken in § 2.2.2 Toezichtstrategie.
Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten (last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, intrekken vergunning, eventueel bestuurlijke strafbeschikking);
Strafrechtelijke instrumenten;
Gedogen (afzien van handhaving);
Voorlichting en communicatie, o.a. via de gemeentelijke website en de gemeentepagina’s in het Nieuwegeinse huis-aan-huisblad.
Financiële instrumenten (zoals bijvoorbeeld subsidies) worden niet ingezet. Specifiek voor personen die een inrichting drijven is informatie over de wetgeving te vinden op de gemeentelijke website www.nieuwegein.nl/wetmilieubeheer. Verder worden inrichtinghouders mondeling geïnformeerd in het vooroverleg voor het aanvragen van een milieuvergunning en tijdens controlebezoeken. Ze worden verder schriftelijk geïnformeerd via de handhavingscorrespondentie.
4 Deze factoren zijn verwoord in het analysemodel Tafel van Elf (T 11). De Tafel van 11 is opgebouwd uit wetenschappelijke gedrag/gevolg variabelen die het nalevinggedrag beïnvloeden. Ze is ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 24 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
2.2.2
Toezichtstrategie
(ter invulling van art. 7.2, 4e lid Bor, art. 10.3, 3e lid Mor en kwaliteitscriterium 8) Vormen van toezicht
De Gemeente Nieuwegein onderscheidt de volgende vormen van toezicht:
Periodiek toezicht (ook wel: ‘routinematige bezoeken’). Volgens een vaste frequentie controleren van het object. Dit type controle komt voor in de gebruiksfase. Zowel de controles op milieuregelgeving als op brandveilig gebruik gebeurt aan de hand van vaste frequenties. Daarbij worden dan alle aspecten van die regelgeving in de controle betrokken.
Opleveringscontrole. In Squit worden deze onder dit hoofdzaaktype de controles op bouw en sloop geregistreerd, gedurende de duur tot aan afronding bouw/sloop en ingebruikname van een nieuw of verbouwd pand. Daarmee zijn deze controles te onderscheiden van de periodieke controles. Hoe vaak tijdens een bouw/sloop wordt gecontroleerd is afhankelijk van de complexiteit en van de houding van de betrokken aannemer/aanvrager. Bij gebouwen waarin een brandmeldinstallatie moet zitten vinden opleveringscontroles plaats van toezichthouder bouw met brandweer. Hierbij wordt met name gecontroleerd op de brandveiligheid(installaties).
Aspectcontrole. Controle op één of meerdere aspecten. Dit type controle komt vooral voor bij controles op milieuregelgeving. Voorbeelden zijn controles naar aanleiding van klachten op het aspect geluid.
Integraal/gecoördineerd toezicht. Toezicht op meerdere typen regelgeving (bv. bouwen én milieu), hetzij door één persoon, hetzij door meerdere personen gelijktijdig
Signaaltoezicht. De ene toezichthouder signaleert een mogelijke overtreding buiten zijn eigen toezichtsveld en geeft dit door aan de andere toezichthouder. Een milieutoezichthouder signaleert bijvoorbeeld een verbouwing die mogelijk illegaal is, en geeft dit door aan bouwtoezicht.
Gevelcontrole: alleen controle van de buitengevels met als doel vast te stellen of sprake is van een bedrijfswisseling.
Gebiedscontrole: een controle van alle objecten in een gebied, op één of meerdere thema’s (bv. opsporen illegale bouw, strijdig gebruik)
Projectmatige controles: controles op één branche en/of op één thema. Bijvoorbeeld controle van alle horeca in Nieuwegein op uitsluitend vetlozing of controles van bestaande bouwwerken waarbij specifiek op brandveiligheid en vluchtveiligheid wordt gecontroleerd.
Administratieve controle. Controle van tekeningen, berekeningen, keurings- of onderhoudsrapporten.
Ketentoezicht. In samenwerking met andere partners toezicht op grondstromen en afvalstromen.
Zelftoezicht. Bedrijven motiveren zichzelf te controleren aan de hand van een door de gemeente verstrekte checklist. De gemeente controleert dan nog steekproefsgewijs de bedrijven die een ingevulde checklist retourneren, naast de bedrijven die de checklist niet retourneren. Doel daarbij is om meer bewustwording bij bedrijven te creëren rond de regels die nageleefd moeten worden, en ze te belonen door minder toezicht.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
25 (75)
Datum colleg ebesluit
Hercontrole. Bij hercontroles wordt alleen gecontroleerd of overtredingen ongedaan zijn gemaakt, die bij de initiële controle zijn geconstateerd. Indien alleen lichte overtredingen worden gecontroleerd kan mogelijk de hercontrolekaart worden ingezet. De ondernemer stuurt deze naar de gemeente zodra de overtreding ongedaan is gemaakt. De gemeente kan dan het aantal hercontroles mogelijk beperken tot steekproeven. Dit is een voorbeeld uit het landelijke programma “Minder regels, meer service”, waarvan we de komende beleidsperiode zullen onderzoeken of deze inzetbaar is.
Surveillances. Bij surveillances ligt de aandacht op illegale activiteiten met grond en illegaal bouwen of slopen.
In het jaarlijks Uitvoeringsprogramma omgevingsrecht wordt inzichtelijk welke vormen van toezicht waar worden ingezet.
Toezichtstrategie bouwfase
Net als bij het toetsen van bouwplannen het geval is, geldt ook hier dat tijdens de bouwfase keuzes moeten worden gemaakt wat wordt gecontroleerd, en hoe dit wordt gecontroleerd. Nieuwegein gebruikt voor de bouwfase het integraal toezichtprotocol (iTP). Het iTP© is landelijk ontwikkeld voor zowel bouw- gebruiks- als sloopfase, onder verantwoordelijkheid van Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland (VBWTN), de Brandweer Nederland en het Platform Milieuhandhaving Grote Gemeenten (PMGG). Het iTP bestaat uit:
Toezichtmatrix
Tabel toetsmomenten – aandachtspunten per niveau van diepgang
checklists
Nieuwegein heeft daar een eigen deel aan toegevoegd, zijnde werkinstructies ten behoeve van de bouwtoezichthouder. Hieronder worden de delen van het iTP nader toegelicht. Toezichtmatrix In de toezichtmatrix is per bouwfase (zoals bijvoorbeeld de bouwfase van fundering, bouwfase van bouwen wanden/kolommen, bouwfase van aanleg dakconstructies) de diepgang van het toezicht vastgelegd. Daarbij worden de volgende niveaus van diepgang onderscheiden: S: Steekproef. Bij enkele bouwwerken wordt dit onderdeel steekproefsgewijs gecontroleerd. 1: Visuele controle 2: Beoordeling van hoofdlijnen en hoofdaspecten 3: Beoordeling van hoofdlijnen en enkele kenmerkende details 4: Integrale controle van alle onderdelen De toezichtmatrix is opgesteld voor verschillende categorieën van bouwwerken. De volgende categorieën worden onderscheiden: Functie Wonen
bouwkosten
bouwkosten
bouwkosten
<€ 100.000
€ 100.000- € 1.000.000
>€ 1.000.000
Wonen – Dakkapel Wonen - Categorie I (eenvoudig)
Wonen - Categorie II
Wonen - Categorie III
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 26 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Wonen –Categorie I (complex) Publiek
Publiek - Categorie I
Publiek - Categorie II
Publiek – Categorie III
Bedrijf
Bedrijf - Categorie I
Bedrijf - Categorie II
Bedrijf – Categorie III
Overig (bv. brug)
Overig - Categorie I+II+III Wonen: woonfunctie, logiesfunctie Publiek: gezondheidszorg, onderwijs, sport, winkel, overig publiek (vb. horeca, etc.) Bedrijf: industrie, kantoor Overig: overige gebruiksfuncties, bouwwerk geen gebouw zijnde (vb. civiele kunstwerken, brug, etc. )
Wij wijken op een aantal punten af van het iTP. In het landelijk toezichtprotocol is het niveau van diepgang voor bouwwerken met bouwkosten lager dan € 100.000 bedragen over het algemeen lager gezet dan voor bouwwerken boven de € 100.000. De toezichthouders van de Gemeente Nieuwegein maken dit onderscheid niet: elk onderdeel wordt met dezelfde diepgang gecontroleerd ongeacht de hoogte van de bouwkosten. We hanteren daarin dus geen verschillend niveau, met uitzondering van het oriënteringsgesprek, waar we wel de lijn van het iTP volgen. Het hanteren van eenzelfde toezichtsniveau voor de overige bouwfasen heeft er mee te maken dat juist bij kleine bouwwerken de aannemers minder goed op de hoogte zijn van de bouweisen, en daar dus het risico op bouwfouten groter is. Daarom achten wij het nodig ook bij kleine bouwwerken op dit niveau toezicht te houden. Verder kost de mate van “extra” diepgang bij kleinere bouwwerken niet heel veel extra toezichtstijd. Zo wordt bijvoorbeeld de dekking op de wapening 5 op hoofdlijnen (visueel) en op enkele details (daadwerkelijk opgemeten) beoordeeld. Op het moment dat de wapening moet worden gekeurd bij een klein bouwwerk is het een kleine inspanning om op één representatieve plek de dekking daadwerkelijk op te meten, voordat het beton wordt gestort. Verder wijken wij op de volgende punten af van het landelijke toezichtprotocol:
Een niveau lager voor de bouwfasen: o
Uitzetten bouw. Dit omdat het uitzetten geschiedt door de eigen gemeentelijke vastgoedafdeling. Dit wordt door bouwtoezicht slechts visueel gecontroleerd op grote afwijkingen;
o
Fundering op staal en funderingsconstructie op staal. In Nieuwegein wordt nauwelijks op staal (dat wil zeggen: op de voldoende draagkrachtige laag, zonder palen) gebouwd. Daar waar het zich voordoet betreffen dit kleine bouwwerken. De effecten bij afwijkingen, en dus het risico, zijn gering;
o
Wanden/kolommen. De toezichthouders van de gemeente Nieuwegein maken onderscheid in wanden/kolommen van staal, en wanden/kolommen van beton. Het toezicht op stalen constructies is één niveau lager. Er is naar onze mening meer en nader toezicht nodig bij beton omdat er voor de betonnen bouwdelen op het werk constructieve zaken worden voorbereid. Daar bij moet
5 Dit is het aantal cm beton dat de stalen wapening van de omgeving afsluit. Voldoende
dekking is van belang om aantasting van de wapening te voorkomen en daarmee constructieve veiligheid te borgen.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
27 (75)
bijvoorbeeld in de gaten worden gehouden of de wapening is aangebracht volgens tekening (hoeveelheid, dekking enz.). Vervolgens kunnen er allerlei leidingen en kanalen doorheen gelegd worden die constructief van invloed zijn. De bekisting moet in orde zijn, etc. Dit in tegenstelling tot een stalen constructie waarbij je het staal alleen hoeft te controleren op maatvoering. o
Stempels/steigers. Dit is in feite een arbo-aangelegenheid. De toezichthouders van de gemeente Nieuwegein controleren hierop visueel. Tijdens het belopen van een steiger of op het oog is zichtbaar wanneer een steiger echt gevaarlijk is. Indien er een stempelplan is ingediend vindt toezicht wel plaats op niveau 2.
o
Ventilatie-/spuicapaciteit: wij toetsen een niveau lager, omdat kenmerkende details (in dit geval ventilatieberekeningen) niet buiten te toetsen zijn. Er kan alleen worden gecontroleerd of wat volgens opgaaf is geplaatst. Alleen in het geval van balansventilatie wordt een niveau hoger getoetst, omdat hiermee landelijk problemen zijn gerezen.
o
Afvoer verbrandingslucht/-rook. Kenmerkende details (niveau 3) zijn moeilijk te controleren, omdat deze onbekend zijn. Daarom controleren wij dit aspect op niveau 2.
Een hoger niveau voor de bouwfasen: o
Wering van vocht. In het landelijke protocol is het niveau op “S” gezet. Nieuwegein controleert hierop wel elk bouwwerk, zij het slechts visueel (niveau 1).
Toezicht op meer bouwfasen dan het iTP aangeeft: o
Bij dakkapel en Wonen categorie I (eenvoudig) houden wij op enkele bouwfasen toezicht op niveau “S”, waar volgens het iTP geen toezicht wordt gehouden. Tabel toetsmomenten – aandachtspunten per niveau van diepgang In deze tabel is voor alle toetsmomenten genoemd in de toezichtmatrix
(oftewel voor de te onderscheiden bouwfasen) omschreven welke punten worden gecontroleerd bij de niveaus S, 1, 2, 3 en 4, voor zover deze aan de orde zijn. De tabel geeft geen inzicht over de diepgang waarmee dat aandachtspunt wordt gecontroleerd. Checklists Aan de hand van de toezichtmatrix en de tabel zijn checklists voor alle categorieën opgesteld. De checklists voor publiek en bedrijf wijken niet van elkaar af. In totaal zijn er daarmee 9 checklists. De checklists zijn een hulpmiddel voor de toezichthouder. Werkinstructies In werkinstructies zijn de aandachtspunten uit de checklists verder uitgewerkt, zodat wordt verduidelijkt hoe dat onderwerp wordt gecontroleerd. Hiermee wordt het niveau van toezicht (S, 1, 2, 3 of 4) zoals vastgelegd in de toezichtmatrix kwalitatief uitgewerkt. De werkinstructies zijn als “naslagwerk” voor de bouwtoezichthouder bedoeld.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 28 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Borging en registratie: digitaal toezicht Het gebruik van het iTP, met name van de checklists, is geborgd in de vorm van gedigitaliseerde checklists, die op de iPad worden ingevuld. De toezichthouders van Nieuwegein maken sinds 2013 gebruik van dit digitale toezicht. Hiermee wordt de vastgelegde wijze van toezicht geborgd, waardoor mede uniformiteit in het toezicht wordt geborgd. Daarnaast worden bevindingen in de checklist vastgelegd, die na afloop van een controle in het VTH-systeem worden opgeslagen en daarmee terugvindbaar. Eén van de kwaliteitseisen is het vastleggen van de wijze waarop toezicht wordt gehouden. De toezichtmatrix en tabel geven hieraan invulling, en maken daarom onderdeel uit van het door het college vastgestelde beleid. De toezichtmatrix en tabel zijn in aparte documenten opgenomen. De in de toezichtmatrix opgenomen wijze van bouwtoezicht zorgt voor een voldoende bouwkwaliteit in de praktijk, waarbij de risico’s aanvaardbaar zijn.
Toezichtstrategie gebruiksfase a)
Diepgang van het toezicht
Inrichtingsgebonden m ilieutoezicht
Doel van de wetgeving is bescherming van het milieu in brede zin. Thema’s die bij het milieutoezicht van belang zijn, zijn:
Afval
–
afvoer naar erkende verwerkers
Afvalwater
–
beperken emissies in lozingen met het oog op kwaliteit oppervlaktewater en bescherming gemeentelijk rioolstelsel
Bodem
–
voorkomen/beperken bodemverontreiniging
Energiebesparing
–
bijdrage aan vermindering broeikaseffect
Geluid
–
beperken geluidoverlast
Lucht
–
beperken emissies naar de lucht, bescherming ozonlaag,
Veiligheid
–
beperken geuroverlast beperken risico’s voor de omgeving als gevolg van opslag gevaarlijke stoffen en gassen Net als bij het toetsen van aanvragen en het toezicht in de bouwfase geldt hier dat de milieuregelgeving omvangrijk is, waarbij het niet effectief en efficiënt is elk onderdeel op detail te controleren. Hierin dienen keuzes te worden gemaakt, en wel zodanig dat de milieurisico’s aanvaardbaar zijn. Daartoe dient het toezichtprotocol milieu. Per onderdeel van de wetgeving is beschreven op welke wijze het milieutoezicht wordt uitgevoerd bij de routinematige bezoeken. Net als bij het bouwtoezicht worden hier de toezichtsniveaus S, 1, 2, 3 en 4 onderscheiden. Het toezichtprotocol is in eigen beheer ontwikkeld en wordt periodiek geactualiseerd. Met dit toezichtprotocol wordt het milieutoezicht adequaat geborgd, met als gevolg een afdoende bescherming van het milieu.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
29 (75)
Toezicht brandveilig gebruik
De prioritering en intensiteit van het toezicht wordt door de VRU bepaald aan de hand van de uitkomsten uit de Risicomodule. Deze zijn niet verder gedetailleerd in een toezichtprotocol, zoals voor milieu in toezichtniveaus is uitgewerkt. b) Routinematige en incidentele bezoeken
Op basis van de risicoanalyse en naleefgedrag wordt jaarlijks het aantal periodieke controles geraamd in het Jaarprogramma omgevingsrecht op het gebied van milieutoezicht en toezicht op brandveilig gebruik. Voor bouwen en sloop zijn aannames gedaan over het aantal toezichtbezoeken per categorie uit het iTP. In de praktijk kan dit sterk afwijken, door de houding van de aannemer. De wijze waarop deze controles worden voorbereid en afgerond is opgenomen in een protocol6 ‘Uitvoeren van een controle’. De wijze waarop deze controles inhoudelijk worden uitgevoerd is opgenomen in de hierboven genoemde toezichtprotocollen. Incidentele bezoeken vinden plaats naar aanleiding van klachten, signalen van derden (bijvoorbeeld van de VRU met betrekking tot wijziging van een bestaand gebouw met negatieve gevolgen voor de brandveiligheid) of handhavingsverzoeken. Dat geldt voor met name milieu en bestaande bouw. Daarbij wordt gecontroleerd of de klacht/melding gegrond is. In voorkomende gevallen volgt dan een handhavingstraject. Toezichthouders bouw bezoeken dagelijks hun wijk voor het reguliere bouwtoezicht, waarmee de kans op het signaleren van illegale bouw en sloop hoog is. In het kader van (illegaal) toepassen van grond (Besluit bodemkwaliteit) wordt begonnen met wekelijks surveillances binnen de Gemeente Nieuwegein door de RUD Utrecht. Op basis van evaluatie van deze frequentie kan dit wijzigen.
c) Controle administratieve bescheiden en kwaliteitsnormen
Zowel in de milieuregelgeving als in de regelgeving voor brandveilig gebruik worden schriftelijke bewijzen gevraagd van keuringen van installaties7 en bodembeschermende voorzieningen. De controle van deze administratieve bescheiden richt zich op tijdige uitgevoerde keuringen en het verrichten van de keuringen door de daartoe erkende bedrijven. Tevens kan uit administratieve bescheiden gecontroleerd worden op eventueel van toepassing zijnde milieukwaliteitsnormen, zoals een VOSboekhouding. Voor zover emissienormen gerealiseerd kunnen worden met middelvoorschriften wordt alleen op dat middelvoorschrift gecontroleerd (bv. het aanwezig zijn van een doekfilter of oliewaterafscheider) en het onderhoud ervan. Voor milieu is een en ander vastgelegd in het toezichtprotocol milieu.
6 Dit protocol is bedoeld voor de werkvloer en maakt geen deel uit van deze Uitvoeringsnota. 7 Voorbeelden zijn koelinstallaties, stookinstallaties, tanks, brandmeld- en
ontruimingsinstallaties, sprinklerinstallaties.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 30 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
d) Eigen controlemaatregelen inrichtinghouder
In de milieu- en brandveiligheidsregelgeving wordt van de inrichtingenhouder op sommige aspecten eigen controlemaatregelen verwacht. Zo moet de inrichting zelf eenmaal per jaar een visuele controle uitvoeren van een vloer die gekeurd is als vloeistofdicht. Bij vloeren die niet vloeistofdicht zijn, maar vloeistofkerend, dient de inrichtinghouder een vorm van incidentenmanagement te voeren (aanwezigheid absorptiekorrels, instructies werknemers). Tijdens de routinematige bezoeken wordt hierop gecontroleerd. e) het geven van voorlichting aan de inrichtinghouder
Doel van voorlichting is het vergroten van kennis bij de inrichtinghouder over de na te leven voorschriften en de implicaties van niet-naleving. Algemene voorlichting vindt plaats via de website van de gemeente (www.nieuwegein.nl\wetmilieubeheer). Tijdens de routinematige bezoeken wordt de inrichtinghouder voorgelicht over de te controleren regels, en de bevindingen van de controle. Bij overtredingen worden deze in de handhavingsbrief toegelicht en uitgelegd welke maatregelen van de inrichtinghouder wordt verwacht om de overtredingen ongedaan te maken. De inrichtinghouder wordt daarin tevens voorgelicht over subsidies en investeringsaftrekregelingen rond energiebesparingsmaatregelen. f)
Rapportage van bevindingen
Elk controlebezoek, ook als er geen overtredingen zijn geconstateerd, wordt geregistreerd in het geautomatiseerde systeem. De strategie daarbij is dat minimaal:
datum van de controle,
de gecontroleerde onderdelen,
de constateringen (benoemen van overtredingen of dat er geen overtredingen waren),
gemaakte afspraken
worden vastgelegd. In geval van overtredingen tijdens de bouw- of sloopfase volgt alleen bij acute situaties een schriftelijke bevestiging in de vorm van een last onder (spoed)bestuursdwang. In alle overige gevallen wordt bij vervolgcontroles gevolgd of geconstateerde gebreken zijn opgelost. Dit is meestal het geval. Indien dit niet het geval is volgt bij dreigende onomkeerbaarheid een schriftelijke handhavingstraject conform de Landelijke Handhavingsstrategie. In geval van overtredingen in de gebruiksfase (milieu, brandveilig gebruik, ruimtelijke ordening) volgt een handhavingsbrief, waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Landelijke Handhavingsstrategie. Dit kan ook een situatie vlak na afronding van de bouwfase zijn, waarbij bij de opleveringscontrole nog enkele gebreken worden geconstateerd. g) Gecoördineerd toezicht
Met de Wabo is één bevoegd gezag ontstaan voor zowel het verlenen van de omgevingsvergunning als voor de bestuursrechtelijke handhaving. Dat vergt van het bevoegde gezag een gecoördineerde aanpak van het toezicht op de omgevingsvergunning en de aanhakers bij de omgevingsvergunning. We spreken ook
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
31 (75)
wel van “integraal toezicht”. De term integraal toezicht wekt wellicht de verwachting dat één persoon alles kan controleren. In de praktijk zal dat echter niet vaak voorkomen. De integraliteit heeft vooral betrekking op de afstemming, coördinatie en/of gezamenlijkheid van het toezicht en de handhaving door de verschillende handhavende disciplines, zowel binnen als buiten de gemeente. Doel van gecoördineerd toezicht is:
De toezichtslast bij de aanvragers zoveel mogelijk te beperken;
Het toezicht en de handhaving intern efficiënter te organiseren;
Tegenstrijdige interpretatie van regels en wijze van handhaven zoveel mogelijk te voorkomen. Toezichtstrategie sloopfase
De sloopregelgeving is minder uitgebreid dan die voor bouwen, milieu en brandveilig gebruik. Belangrijke thema’s die bij het slopen een rol spelen zijn bescherming van belendingen (sloopveiligheid), deskundige asbestverwijdering en juiste afvoer van al het sloopafval. De wijze van toezicht bij slopen is vastgelegd in het toezichtprotocol slopen, bestaande uit een toezichtmatrix, checklist en werkinstructie, op basis van het integraal toezichtprotocol (iTP). Net als bij het bouwtoezicht worden in de toezichtmatrix slopen de toezichtniveaus S, 1, 2, 3 en 4 onderscheiden, die vervolgens zijn vertaald naar te controleren aandachtspunten en een checklist. Net als bij bouwen is de checklist gedigitaliseerd en wordt het toezicht op sloop daarmee geborgd en geregistreerd. De toezichtmatrix slopen geeft de wijze van toezicht aan en is vastgesteld door het college van B&W. Het betreft een apart document. Met dit toezichtprotocol worden de risico’s rond slopen adequaat geborgd.
Overig toezicht
Op verleende omgevingsvergunningen planologische strijdigheid, afwijkingsbesluiten RO, monumentenvergunningen en omgevingsvergunningen op grond van gemeentelijke verordeningsregels vindt geen actief toezicht plaats. Toezicht vindt plaats aan de hand van klachten en handhavingsverzoeken van derden en toevallige eigen waarnemingen. Hiertoe is geen toezichtstrategie opgesteld.
2.2.3
Sanctiestrategie
(ter invulling van art. 7.2, 4e en 5e lid Bor, art. 10.3, 4e lid Mor en kwaliteitscriterium 9)
In 2014 is de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) opgesteld. Hierin is een samenspel van strafrecht en bestuursrecht zichtbaar. Deze LHS vormt onze sanctiestrategie. Deze wordt door alle partijen die taken namens Nieuwegein uitvoeren (naast de gemeente zelf zijn dat RUD Utrecht en VRU) gehanteerd. Voordat wordt opgetreden volgt eerst de beoordeling of een overtreding bijvoorbeeld kan worden gelegaliseerd.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 32 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Beoordeling overtreding: gelijkwaardige oplossing of l egalisatie?
Voorafgaand aan de vraag of de sanctiestrategie of gedoogstrategie wordt toegepast, wordt eerst onderzocht of sprake is van een overtreding, en zo ja, of deze te legaliseren is. Gelijkwaardige oplossing
Voordat een afwijking van de regels gekwalificeerd kan worden als een overtreding moet eerst worden bekeken of er sprake kan zijn van een gelijkwaardige oplossing. Onder gelijkwaardige oplossing wordt het volgende verstaan: “Er is sprake van een afwijking van (een of meerdere voorschriften van) een vergunning/ontheffing/algemeen voorschrift, maar het door de rechtsregel beschermde belang wordt in dezelfde mate of beter gewaarborgd.” Daarbij geldt in bijna alle gevallen dat wanneer men dit vooraf had geweten en als zodanig had aangevraagd, men in die gevallen ook de vergunning of ontheffing verleend had gekregen. Veelal gaat het ook om afwijkingen die minder cruciaal zijn of op zichzelf staand of vergunningsvrij zijn. In deze situaties worden belangen van derden niet geschaad en wordt, indien nodig, door middel van berekeningen en/of tekeningen aangetoond dat de gekozen/gerealiseerde oplossing een gelijkwaardige is. In de praktijk gaat het dan om ondergeschikte wijzigingen ten opzichte van de aanvraag/vergunning en ontstaat er geen situatie die is gelegen onder het wettelijke minimumniveau. Ook bij de taakvelden Milieu/APV/bijzondere wetten en brandweer blijkt de praktijk soms afwijkingen van ondergeschikte betekenis ten opzichte van de verleende vergunning/ontheffing wenselijk of noodzakelijk te maken. Deze afwijkingen van ondergeschikte betekenis worden door de toezichthouders dan ook niet als overtreding aangemerkt. De achterliggende gedachte daarbij is dan, dat handhaven een middel is en geen doel op zich. Bij bouwen in afwijking van een bouwvergunning kan daarbij aan het volgende worden gedacht:
een geringe afwijking in de indelingen van het bouwwerk (bijvoorbeeld een geringe afwijking van de plaats van wanden en/of deuren);
een geringe afwijking in het formaat of de locatie van ramen in de achtergevel;
het aanbrengen van roedes op de ramen;
geringe kleurafwijkingen in schilderwerk;
geringe afwijkingen in kozijnen (qua grootte, plaats of materiaal). Daarnaast komt het bij bouwen voor dat afgeweken wordt van
zogenaamde prestatie-eisen uit het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit biedt de mogelijkheid om van een prestatie-eis af te wijken, bijvoorbeeld om te gedetailleerde voorschriften te voorkomen of wanneer een op zich goede oplossing niet zou zijn toegestaan. Van gelijkwaardigheid is sprake als8:
het gaat om een concrete bouwwerk-gebonden oplossing
8 Uit “Gelijkwaardige oplossingen – beoordeeld door de Werkgroep gelijkwaardigheid”,
rapportnummer G2008-001, Dr. Ir. M. van Overveld, 31 januari 2008.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
33 (75)
die afwijkt van een op de concrete oplossing van toepassing zijnde voorschriften van het Bouwbesluit aangaande de grenswaarde, de bepalingsmethode of functionele eis, en
voldoet aan hetgeen de wetgever met dat voorschrift heeft beoogd (veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu).
Vragen van gemeenten met betrekking tot gelijkwaardigheid konden tot eind 2008 ter beoordeling voorgelegd worden aan de Werkgroep Gelijkwaardigheid van de Vereniging Stadswerk Nederland, in samenwerking met VROM en VNG. Sinds eind 2008 is hiervoor de Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften in de plaats gekomen, te bereiken via de Helpdesk bouwregelgeving en brandveilig gebruik van het voormalig ministerie van VROM. Het Activiteitenbesluit milieubeheer welke van toepassing is op een meerderheid van de inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer kent ook de toepassing van een gelijkwaardige oplossing. Artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid een andere maatregel toe te passen dan de bij of krachtens het Besluit genoemde verplichte maatregel wanneer het bevoegde gezag heeft beslist dat met die andere maatregel tenminste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt. Een verplichte maatregel kenmerkt zich door het expliciet noemen van een maatregel in het Besluit of de Regeling. In het Besluit of Regeling zijn verplichte maatregelen met name gekoppeld aan niet-kwantitatief geformuleerde eisen. Voor verplichte maatregelen dient eerst de Awb-procedure te worden gevolgd via een verzoek om toestemming aan het bevoegde gezag. Het bevoegd gezag moet binnen 8 weken op een dergelijk verzoek beslissen. De bewijslast voor de gelijkwaardigheid ligt bij het bedrijf. Naast verplichte maatregelen worden zogenaamde erkende maatregelen onderscheiden in het Activiteitenbesluit. Hierbij wordt een formulering gebruikt als “…..aan de eis van artikel XXX wordt in ieder geval voldaan indien……”. Meestal zijn erkende maatregelen gekoppeld aan een gekwantificeerde eis. Het benoemen van de maatregelen maakt het voor de ondernemer makkelijker om te weten hoe hij aan bijvoorbeeld een emissie-eis kan voldoen. Voor het toepassen van een erkende maatregel is geen toestemming vooraf van het bevoegde gezag nodig. Voor de beoordeling of een maatregel gelijkwaardig is kan (maar hoeft niet) een beroep gedaan worden op de landelijke Werkgroep “Beoordeling Gelijkwaardigheid” die in 2009 specifiek voor de milieuwetgeving in het leven is geroepen, te bereiken via www.infomil.nl. Legalisatieonderzoek
Na constateren van een overtreding wordt tevens nagegaan of legalisatie mogelijk is, door bijvoorbeeld een melding, vergunning of ontheffing. Dergelijke vorm van legalisatieonderzoek komt vooral voor bij het werkveld bouwen en ruimtelijke ordening. De uitkomst hiervan bepaalt niet zozeer of er gehandhaafd gaat worden maar wel tot welk resultaat de handhavingsinzet moet leiden. Dit kan zijn gericht op het zorgen dat de situatie alsnog wordt vergund of wel wordt beëindigd. Een legalisatieonderzoek kan enige tijd in beslag nemen. Als een legalisatie onderzoek snel kan worden uitgevoerd kan gewacht worden op de uitkomst daarvan, voordat een ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing uitgaat. Als een legalisatieonderzoek enige tijd gaat vergen, bijvoorbeeld omdat hiervoor extern advies
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 34 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
nodig is, kan het zijn dat direct na de controle een brief wordt gezonden waarin in ieder geval al wordt aangekondigd dat er een overtreding is geconstateerd. Indien legalisatie mogelijk is krijgt de overtreder hiertoe de gelegenheid. Indien de overtreder hieraan geen gehoor geeft volgt pas handhaving. Er wordt dan aangeschreven op het ongedaan maken van de overtreding. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat een bouwwerk moet worden teruggebracht in de staat van de laatst verleende bouwvergunning. Er kan geen sanctie worden opgelegd op het niet indienen van een aanvraag; het indienen van een aanvraag heft de overtreding namelijk (nog) niet op. Deze is pas opgeheven als de daadwerkelijk vergunning/ontheffing is verleend. Landelijke Handhavingstrategie
Onder handhaven wordt hier verstaan de handelingen vanaf het constateren van een overtreding tot en met het hersteld zijn van de overtreding, door inzetten van handhavingsinstrumenten. Dit kan uiteindelijk het opleggen van een sanctie betekenen, maar ook een eerste waarschuwingsbrief valt voor ons onder het begrip handhaven. De wettelijke bestuursrechtelijke sancties die het bestuur kan opleggen zijn beperkt tot de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang 9, de bestuurlijke boete10 of het intrekken van de vergunning. Daarnaast kan door een bevoegd opsporingsambtenaar de strafrechtelijke sancties bestuurlijke strafbeschikking11 of proces-verbaal worden ingezet. Bij de keuze voor een sanctie dient rekening te worden gehouden met het volgende:
Last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom mogen niet tegelijkertijd worden toegepast (artikel 5.6 Awb). Tenzij ze een verschillend doel hebben en/of het primair om een verschillend delict gaat.
Een last onder dwangsom mag niet worden opgelegd als het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet (artikel 5:32 Awb). Dit is het geval als bij voortduring van de overtreding gevaar bestaat of de gevolgen van de overtreding erger/groter worden. Met het verbeuren van dwangsommen kan de overtreding namelijk nog steeds voortduren, terwijl in sommige gevallen dit niet wenselijk is. In geval van bestuursdwang wordt daadwerkelijk de overtreding ongedaan gemaakt.
De keuze van de sanctie moet evenredig zijn. Dit houdt in dat daar waar mogelijk wordt gekozen voor een last onder dwangsom in plaats van een last onder bestuursdwang omdat de dwangsom minder belastend wordt gevonden dan bestuursdwang. Ook de gekozen wijze van bestuursdwang moet zo min mogelijk belastend zijn. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat door of namens de gemeente de benodigde maatregel wordt getroffen in plaats van het (veel belastender) sluiten van het pand/bedrijf.
9 Bestuursdwang is het door feitelijke handelen door of namens het bevoegd gezag de overtreding ongedaan maken. 10 De bestuurlijke boete kan niet op Wabo-regels worden toegepast. 11 De bestuurlijke strafbeschikking is alleen beschikbaar voor milieuovertredingen, en het
opleggen ervan is voorbehouden aan de Regionale uitvoeringsdiensten/omgevingsdiensten in Nederland.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
35 (75)
Indien de overtreding al is beëindigd en geen risico voor herhaling bestaat is bestuursrechtelijk optreden niet meer mogelijk. In die situatie kan voor strafrechtelijk optreden worden gekozen, mede afhankelijk van de ernst van de overtreding. Het bestuur heeft enige beleidsvrijheid welke en de wijze waarop het deze
instrumenten inzet. De aard van de overtreding en de houding van de overtreder spelen een grote rol bij de beslissing over de wijze van optreden. Zo is dit ook vastgelegd in de Landelijke Handhavingsstrategie. De toezichthouder doorloopt vier stappen om te bepalen welke (mix van) handhavingsinstrument(en) wordt ingezet: Stap 1 De kern van deze LHS wordt gevormd door een interventiematrix, waarbij de toezichthouder de ernst van de gevolgen van een overtreding in combinatie met de houding van de overtreder bepaalt in welk vak van de interventiematrix de overtreding wordt gepositioneerd:
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 36 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
37 (75)
Stap 2 Vervolgens bepaalt de toezichthouder of er verzachtende dan wel verzwarende factoren zijn (zoals bijvoorbeeld recidive), waardoor de overtreding een trede lager of hoger in de matrix terecht kan komen. Stap 3 Indien een overtreding in het midden- of zware segment is gepositioneerd stelt de LHS dat overleg met de strafrechtpartner plaatsvindt om te bepalen of alleen bestuursrecht, alleen strafrecht of bestuurs- én strafrechtelijke wordt opgetreden. Stap 4 Op basis daarvan wordt de overtreding definitief in de matrix geplaatst (zie volgende pagina). De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden door de toezichthouder geregistreerd in Squit. Doel hiervan is het achteraf kunnen verifiëren van de doorlopen stappen en tevens het evalueren van toepassing van de LHS in werkoverleggen. De Landelijke Handhavingstrategie bevat een verdere toelichting op de te nemen stappen. De LHS is samen met het in deze paragraaf beschrevene de te hanteren werkwijze door de toezichthouders. De LHS is te vinden op http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/handhaving/landelijke/introductie/. Toepassen bestuursrechtelijke sancties uit de LHS: een richtlijn
De kern van de LHS wordt dus gevormd door positionering van een overtreding in de matrix. Dit is aan de toezichthouder. Om de toezichthouder enige richting mee te geven voor zijn beslissing, en daarmee te voorkomen dat de verschillende toezichthouders tot verschillende beslissingen komen wordt hieronder een richtlijn gegeven. Ernst van de gevolgen van de overtreding (1 t/m 4)
De toezichthouder dient de ernst van de gevolgen van de overtreding in te schalen. Voor milieuovertredingen is hiertoe een richtlijn opgenomen in het Toezichtprotocol Milieu. Doel hiervan is een uniforme inschaling van een overtreding door verschillende toezichthouders. De LHS is door diverse omgevingsdiensten reeds uitgeprobeerd, waarbij is gebleken dat men tot verschillende inschaling komt. Het leerpunt dat hieruit is gevolgd is dat het van belang is dat in toezichthouders onderling in werkbesprekingen hierover met elkaar praten, om tot een steeds uniformere werkwijze te komen. Voor brandveilig gebruik, bouwen en sloop is een dergelijke inschaling vooraf nu niet gemaakt. Dit is bewust niet gedaan, omdat elke situatie hier anders is. Zo zal het ontbreken van constructieve gegevens bij een grote complexe bouw in ernst anders worden gewogen dan van een kleine uitbouw. Ook hier geldt dat door casusbesprekingen in werkoverleggen tot een meer eenduidige inschaling wordt gekomen. Gedrag van de overtreder (A t/m D)
De toezichthouder kan rechtstreeks aan de overtreder vragen waarom hij een voorschrift niet naleeft. Antwoorden kunnen zeer divers zijn. De toezichthouder zal hieruit het gedrag van de overtreder inschalen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 38 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Gebruikte afkortingen:
BSBm = bestuurlijke strafbeschikking milieu (alleen door RUD op te leggen);
PV = proces verbaal (op te stellen door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar, waarna het Openbaar Ministerie deze afhandelt (sepot, transactie, dagvaarding);
LOB = last onder bestuursdwang
LOD = last onder dwangsom
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
39 (75)
Inschaling in A:
Van de overtreder is uit het verleden bekend dat hij het naleven van regels serieus neemt en snel zaken herstelt.
geeft (geloofwaardig) aan dat hij niet bekend was met het overtreden voorschrift.
Geeft een geloofwaardige/verifieerbare reden waarom niet wordt nageleefd, terwijl hij eigenlijk anders zou willen (bijvoorbeeld economische redenen, richtlijnen van hoofdkantoor, etc.).
Inschaling in B:
Van de overtreder is uit het verleden bekend dat hij het naleven van regels niet belangrijk vindt en zich ook niet verdiept in de regels die hij dient na te leven.
Geeft geen duidelijke reden waarom niet wordt nageleefd.
Inschaling in C:
De betrokkene is in een eerder stadium op de hoogte gebracht van de voorschriften, dan wel er is sprake van herhaling. Dit is aan te merken als verzwarende omstandigheid, die kan leiden tot het opschuiven van de initiële inschaling naar een hoger niveau in de matrix.
Er worden algemeen bekende voorschriften overtreden.
De overtreder belemmert de controle, door bijvoorbeeld geen inzage in administratie te geven of deuren gesloten te houden.
Er sprake van berekenend of onbetrouwbaar gedrag, bijvoorbeeld gericht op bewuste kostenbesparing door investeringen uit te stellen, zonder dat (anders dan bij A) de overtreder financiële problemen kent.
Inschaling in D:
Er is sprake van doelbewust handelen, op het criminele af (fraude, oplichting, etc.). De LHS geeft aan welke interventiemix dient te worden toegepast. De
beslissing welke interventiemix toe te passen vindt plaats bij:
de periodiek controles in de gebruiksfase. Dan wordt bepaald per overtreding welke interventiemix wordt toegepast. Dit kan bij meerdere overtredingen inhouden dat er verschillende interventies volgen, omdat de ernst van de gevolgen per overtreding kunnen verschillen. Uit de interventiematrix zal in deze gevallen veelal alleen een bestuursrechtelijk traject volgen bestaande uit waarschuwen, of LOD/LOB.
hercontrole. Deze vloeit voort uit een hersteltermijn gegeven bij een waarschuwing of bij een bestuurlijke waarschuwing volgend op een periodiek controle. Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet is hersteld volgt de volgende stap van het reeds ingezette bestuursrechtelijke handhavingstraject: o
Na waarschuwing volgt bestuurlijke waarschuwing (voornemen tot opleggen LOD/LOB)
o
Na bestuurlijke waarschuwing volgt LOD/LOB.
Er vindt dus geen volledige nieuwe inschaling plaats. In principe is in dit geval sprake van “recidive” waardoor vanuit de 1e inschaling schuin omhoog wordt gegaan in de matrix.
Bij oplevercontroles (bouw/sloop) wordt de LHS steeds opnieuw doorlopen, vanwege het voortschrijdende karakter in een bouw of sloop en daarmee steeds wijzigende overtredingen. In geval van ontbreken vergunning of
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 40 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
constructiegegevens, of andere elementen met een onomkeerbaarheid, zal vaak de tijdelijke stillegging uit de interventiemix volgen. Waarschuwing
Indien uit de interventiematrix volgt dat een waarschuwing aan de orde is, dan wordt deze schriftelijk gegeven. In deze brief wordt aangegeven welke maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te beëindigen en binnen welke termijn (hersteltermijn) dit moet zijn uitgevoerd. In deze brief worden geen sancties aangekondigd. Wel wordt melding gemaakt van de vervolgcontrole. Indien ná de hersteltermijn bij de hercontrole blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt volgt opschaling naar LOD/LOB. In plaats van een waarschuwing kan ook worden gekozen voor het achterlaten van een bezoekrapport, waarbij aan de overtreder wordt gevraagd om aan het bevoegd gezag terug te melden als hij de overtredingen heeft hersteld. Deze optie kan worden ingezet indien alleen heel lichte overtredingen worden geconstateerd. LOD/LOB (Last onder dwangsom/last onder bestuursdwang)
Indien uit de (her)controle volgt dat LOD/LOB aan de orde is, dan wordt hierbij eerst een bestuurlijke voornemen geuit tot het opleggen van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. In deze bestuurlijke waarschuwing wordt voor wat betreft overtredingen in de gebruiksfase (milieu, brandveilig gebruik) een hersteltermijn opgenomen. Indien ná de hersteltermijn de overtreding nog steeds voortduurt volgt de sanctiebeschikking. In de meeste gevallen zal dat een last onder dwangsom zijn. Verder wordt een termijn genoemd waarbinnen de overtreder een zienswijze naar voren te brengen op de voorgenomen bestuursrechtelijke sanctie (art. 4:8 Awb). Meestal is deze termijn beperkt tot 2 weken. In het geval van bouwen en slopen is dit de enige termijn, en wordt geen hersteltermijn gegeven. De zienswijze wordt meegewogen of uiteindelijk de last al of niet, of gewijzigd wordt opgelegd. Tijdelijke stillegging
Bij een bouw of sloop kan direct worden stilgelegd. Hierbij zijn twee vormen te onderscheiden. Een stillegging beperkt tot een mondelinge aanwijzing wordt ingezet bij snel te herstellen overtredingen en/of overtredingen van lichte ernst. Deze interventie wordt niet achteraf op schrift in een beschikking vastgelegd. Het betreft hier een informele aanpak. De tweede vorm betreft een mondelinge aanwijzing tot stillegging, gevolgd door een schriftelijke bevestiging in een last onder bestuursdwang. Vaak is hier sprake van spoedeisendheid, waardoor in dit geval een bestuurlijke waarschuwing achterwege wordt gelaten. Uitvoeren van de sanctie
In de sanctiebeschikking zelf is eveneens een termijn gesteld gedurende welke de overtreder alsnog de overtreding ongedaan kan maken zonder dat een dwangsom wordt verbeurd of bestuursdwang wordt toegepast. Dit betekent dat na het opleggen van de sanctie gecontroleerd wordt of is voldaan aan de last. Indien dit niet het geval is, volgt de daadwerkelijke uitvoering van de sanctie, te weten het verbeuren en invorderen van dwangsombedragen of het feitelijk uitvoeren van de
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
41 (75)
bestuursdwang. In geval van bestuursdwang volgt dan nog het verhalen van de kosten van het toepassen van de bestuursdwangmaatregelen. Zwaarte van de sancties en termijnen
Het bestuur dient inzicht te geven in de zwaarte van de sancties en termijnen. Dit doen we voor veel voorkomende overtredingen. Doel hiervan is om:
willekeur tegen te gaan, en
het de handhavende organisatie gemakkelijker te maken om een referentiepunt te hebben. Hersteltermijn en begunstigingstermijn
De hersteltermijn (zo noemen we de termijn die in de ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing) en de begunstigingstermijn (dit is de termijn opgenomen in de sanctiebeschikking) moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de aangeschrevene ook daadwerkelijk in staat te stellen de last uit te voeren. Als een last gericht is op het voorkomen van een herhaling van een overtreding is een begunstigingstermijn soms niet nodig. Vaak gaat het dan om overtredingen van gedragsvoorschriften. Bij dergelijke overtredingen hoeven vaak geen voorzieningen of maatregelen te worden getroffen. De overtreder dient uitsluitend zijn gedrag te veranderen. De begunstigingstermijn kan gelijk zijn aan de eerder gestelde hersteltermijn. Indien echter de overtreder een te nemen maatregel al in gang heeft gezet12, maar nog niet heeft volbracht, kan de termijn in de volgende stap van het handhavingstraject korter worden gesteld. Voor veelkomende milieuovertredingen zijn termijnen vastgelegd in een protocol dwangsombedragen en termijnen. Modaliteit en hoogte van de dwangsom
Het bevoegde gezag kan de dwangsom vaststellen op een bedrag ineens of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of per overtreding van de last. Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. De hoogte van de bedragen moeten tot doel hebben de overtreding ongedaan te (laten) maken of te voorkomen. De dwangsom moet in ieder geval zo hoog zijn dat er een voldoende prikkel van uitgaat om de overtreder te bewegen de overtreding te beëindigen. Daarbij moet rekening gehouden worden met de omvang van de overtreding, de omvang van de schade en de vereiste investeringen. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de omvang van de investering en het eventueel behaalde financieel voordeel. Bij de hoogte van een dwangsom kan ook onderscheid gemaakt worden tussen particulieren en bedrijven. Een bestuursorgaan heeft bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. Om het bevoegde gezag enig houvast (een referentiepunt) te geven bij het bepalen van onder meer de hoogte van de dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag is een protocol dwangsombedragen en termijnen voor veel voorkomende milieuovertredingen opgesteld. Dit protocol bevat geen uitputtende lijst 12 De overtreder heeft bijvoorbeeld al offertes opgevraagd en ontvangen van een extern bedrijf dat de maatregel zal uitvoeren, maar heeft de opdracht nog niet verstrekt.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 42 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
van mogelijke overtredingen. Het betreffen richtlijnen waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden. Juist bij afwijkingen moet gelet worden op een deugdelijke motivering van de gekozen bedragen in de beschikking. Het bepalen van een dwangsom blijft maatwerk.
Samenwerking met andere bestuursorganen
In 2006 is provinciebreed de Intentieverklaring voor handhavingssamenwerking ondertekend door alle handhavingspartners. De looptijd is onlangs verlengd tot eind 2014. Deze is nog niet vernieuwd. De samenwerking verloopt nog steeds op de manier zoals in de betreffende Intentieverklaring is vastgelegd. De Provincie coördineert en faciliteert de afstemming en samenwerking. Op hoofdlijnen doet zij dit door zowel ambtelijk als bestuurlijk het Provinciaal Milieuoverleg (PMO) te organiseren (circa 8x per jaar ambtelijk, 1 à 2x per jaar bestuurlijk) en jaarlijks een Provinciebreed Samenwerkingsprogramma Handhaving op te stellen in overleg met de handhavingspartners. In dit Samenwerkingsprogramma zijn concrete projecten opgenomen, waaraan Nieuwegein de voor haar relevante projecten opneemt in het eigen Jaarprogramma omgevingsrecht. De Provincie faciliteert ook in de uitvoering bij deze projecten. Verder is naar aanleiding van de Wabo een samenwerkingsovereenkomst ondertekend (collegebesluit 2010/13589 d.d. 28 september 2010). Op grond van de Waterwet en Wabo zijn namelijk bevoegdheden verschoven tussen provincies, gemeenten en waterschappen. Zo is de provincie voor alle Wabo-beleidsvelden verantwoordelijk voor de inrichtingen waarvoor zij vanuit milieuregelgeving de vergunningverlener zijn. In Nieuwegein betreft dit Van Vliet Milieudienstverleners en de NUON warmtecentrale. Kern van de samenwerkingsovereenkomst is dat gebruik wordt gemaakt van elkaars expertise. Zo zal de gemeente en VRU adviserend optreden inzake bouw- en sloopaanvragen en toezicht bij deze inrichtingen. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden blijft op grond van de Waterwet naast de gemeente bevoegd tot toezicht op voormalige WVO-plichtige lozingen. Zij voert daarom het toezicht uit en adviseert de gemeente over vergunningverlening en handhaving met betrekking tot deze lozingen. Het betreft bedrijven waarbij het milieutoezicht wordt uitgevoerd door de RUD Utrecht en deze in mandaat van het college van B&W zo nodig sanctionerend optreedt op advies van HDSR. Afstemming bestuursrecht / strafrecht
De provinciebrede Intentieverklaring voor handhavingssamenwerking is in 2006 mede door het Openbaar Ministerie / Functioneel Parket ondertekend. In deze overeenkomst is de afstemming voor wat betreft de milieuhandhaving met het Regionaal Milieuteam van de politie en het Openbaar Ministerie opgenomen. Er is geen apart handhavingsarrangement tussen de Gemeente Nieuwegein en het Openbaar Ministerie over gezamenlijke bestuurlijke- en strafrechtelijke handhavingsprioriteiten. Het strafrechtelijke spoor is daarom in deze strategie minder diepgaand uitgewerkt.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
43 (75)
Relevante13 constateringen worden of zelf verbaliseert (de gemeente beschikt over een zogenaamd Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) in Domein 2 die hiertoe bevoegd is) of doorgegeven aan de strafrechtelijke partner(s) die, vanuit eigen autonome bevoegdheid, beoordelen wat er met de melding wordt gedaan. In geval van milieuovertredingen is met het Regionaal MilieuTeam Midden-Nederland afgestemd dat zij al onze vooraankondigingen van sanctiebeschikkingen en de sanctiebeschikkingen in afschrift ontvangen. De RUD Utrecht voert het toezicht uit bij de bedrijven die onder het zogenaamde basistakenpakket vallen. Voor Nieuwegein betreft dit zo’n 120 bedrijven. De RUD Utrecht beschikt over een eigen strafrechtbevoegdheid en mag door Boa’s naast het proces-verbaal ook de bestuurlijke strafbeschikking milieu (bsb-m) inzetten. Het in dienst hebben van Boa’s is nodig om alle interventies genoemd in de landelijke handhavingsstrategie te kunnen uitvoeren. De RUD Utrecht heeft een zogenaamde categoriale beschikking aangevraagd bij de dienst Justis van het ministerie van Veiligheid en Justitie, waarmee alle Boa’s in dienst van de RUD in één besluit worden aangewezen in plaats van individueel. Het Besluit aanwijzing Boa's RUD Utrecht is in de Staatscourant (stcrt-2015-6986) gepubliceerd. De algemene (landelijke) tendens in de ontwikkeling van de inzet van Boa’s door RUD’s en gemeenten is dat de gespecialiseerde milieupolitie door het OM steeds meer wordt ingezet voor de opsporing van middelzware milieucriminaliteit en daardoor minder beschikbaar wordt voor de inzet van strafrechtelijke sancties bij kleinere milieuovertredingen. Ongeveer 1x in de twee maanden is er een samenwerkingsoverleg tussen de RUD Utrecht, het Openbaar ministerie en de politie. Afstemming over toepassing van strafrecht tussen RUD Utrecht, politie en OM is vooralsnog niet nodig, gezien de verkregen opsporingsbevoegdheid. Uiteraard wordt in complexere zaken teruggevallen op de expertise van de politie en het OM.
Handhaving overtredingen door eigen organisatie of andere overheden
Handhaving van voorschriften bij een andere overheid is niet anders dan bij anderen: hierbij wordt de LHS toegepast. Op overtredingen door eigen diensten, instellingen of afdelingen14 volgt een ander proces, afwijkend van de LHS. Dit heeft er met name mee te maken dat:
de omgang met collega’s anders is dan die met externen, waardoor eerder zal worden gegrepen naar het instrument aanspreken / informeren uit de interventiemix, dan het schriftelijk waarschuwen.
Het opleggen van een last onder dwangsom aan onszelf geen reële herstelsanctie is, doordat de dwangsom door de eigen organisatie wordt verbeurd. 13 Daarbij spelen criteria als onomkeerbare milieuschade, overlast, recidive en veiligheid een
rol. 14 Denk daarbij aan overtredingen die geconstateerd zijn in het eigen kantoor, scholen, zwembad, theater, een werf voor inzameling van afval, niet inrichtinggebonden activiteiten zoals kappen, stoken, bouwen, etc.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 44 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Om deze redenen wordt afgeweken van de LHS, en geldt het volgende proces bij overtredingen door de eigen organisatie. Het proces is gericht op een snel en effectief herstel van overtredingen met het oog op de eigen voorbeeldfunctie van de gemeente. Bij stagnatie hierin worden alsnog sancties ingezet. 1. In geval van een overtreding maakt de toezichthouder mondeling afspraken met de betreffende contactpersoon van het organisatieonderdeel tot het herstellen van de overtreding(en). N.B. In sommige gevallen kan de ernst van de overtreding zodanig hoog zijn (dit is het geval bij aantoonbaar verwijtbaar handelen en/of mogelijk gevaar, bij overtredingen met acuut gevaar en/of overtredingen die onomkeerbaar zijn of directe veiligheidsgevolgen hebben) dat hierop direct strafrechtelijk wordt geacteerd, echter wel na overleg van de toezichthouder met diens leidinggevende. 2. De toezichthouder meldt de overtreding en gemaakte afspraak bij het afdelingshoofd van de handhavende afdeling. N.B. Dit afdelingshoofd is door het college van B&W tot handhaving gemandateerd. 3. Het afdelingshoofd informeert de ambtelijk verantwoordelijke van het overtredende organisatieonderdeel (afdelingshoofd of teamleider). 4. De toezichthouder volgt of de overtreding wordt hersteld binnen de gemaakte afspraak. Indien dit niet het geval is stelt hij een schriftelijke waarschuwing op en meldt hij dit bij het afdelingshoofd van de handhavende afdeling. 5. Het hoofd van de handhavende afdeling informeert de verantwoordelijke van het overtredende organisatieonderdeel en tevens de directie en de voor handhaving verantwoordelijke portefeuillehouder van het college van B&W over de schriftelijke waarschuwing en maakt melding van de stagnatie in het herstel van de overtreding. 6. De toezichthouder volgt opnieuw of de overtreding wordt hersteld. Zo nee, dan informeert hij het afdelingshoofd van de handhavende afdeling en stemt de vervolgstap af. Dit zal het opleggen van een sanctie inhouden. Dit kan betekenen dat tot een last onder bestuursdwang en/of een strafrechtelijk traject wordt gekomen. Vanwege de ervaringen met eigen bouwprojecten is een werkproces “omgaan met overtredingen bij eigen bouwprojecten” door de directie op 30 maart 2015 is vastgesteld. Het werkproces is ter kennis gebracht aan het college en heeft verder uitsluitend interne werking. De kern van dit werkproces bestaat uit een opschalingsmodel, waarbij bij vastlopende processen de lijn naar boven wordt gezocht, om te komen tot een effectieve oplossing van de overtreding.
2.2.4
Gedoogstrategie
(ter invulling van kwaliteitscriterium 10)
Handhaving is het opleggen van een sanctie tegen een overtreding. Als geen sanctie wordt opgelegd, gedoogt het bestuur. De definitie van gedogen is: “het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet willens en wetens (tijdelijk) af van optreden tegen een overtreding”.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
45 (75)
Het landelijke beleidskader inzake gedogen15 opgesteld door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Minister van Verkeer en Waterstaat en de jurisprudentie van de bestuursrechter stelt grenzen aan gedogen. Deze vormen ook het uitgangspunt voor onze gedoogstrategie.
Gedogen versus afzien van handhaving
Volgens vaste jurisprudentie geldt voor het bestuur een beginselplicht tot handhaving. Afzien van handhaving is slechts mogelijk onder bijzondere omstandigheden. Handhaven is de regel, gedogen is de uitzondering. Het is bekend dat de praktijk weerbarstig is en vol verrassingen. Bij vrijwel elke controle wordt wel een afwijking geconstateerd. Het kan zijn dat de afwijking een gelijkwaardige oplossing is en er dus geen sprake is van overtreding (zie § 2.3.1). Dit is vooral van belang bij de bouwregelgeving. Verder zijn er situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van het handhavingstraject niet in alle redelijkheid gevolgd kan worden. Er zij dan twee mogelijkheden, gedogen of afzien van handhaving.
Afzien van handhaving volgt als uit de belangenafweging is gebleken dat handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt in verhouding tot het te beschermen belang dat je niet meer mag handhaven. Indien wordt afgezien van handhaving wordt dit kenbaar gemaakt aan de overtreder middels een vrijwaringsbrief, die tevens in het digitale dossier wordt opgeslagen.
Gedogen is aan de orde als ook het te beschermen belang zwaar weegt en er uiteindelijk wel handhavend mag en moet worden opgetreden. In dat geval wordt (tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden. In dit geval wordt het gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking. In de volgende paragrafen wordt alleen deze vorm van gedogen besproken. De grenzen aan gedogen in Nieuwegein
Gedogen is slechts in de volgende mate aanvaardbaar (conform de nota “Grenzen aan gedogen”, 1996): a.
slechts in uitzonderingsgevallen;
b.
mits tevens beperkt in omvang en/of tijd;
Voorts dient gedogen: c.
expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden, alsmede
d.
aan controle te zijn onderworpen. a. Uitzonderingsgevallen
Gedogen is dus alleen aan de orde als zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat of als er sprake is van overmachtsituaties of overgangssituaties. Daarnaast spreekt het
15 Bestaande uit de ‘eerste gedoogbrief’ van de ministers VROM en Verkeer en Waterstaat van 28 mei 1990, TK 1989-1990, 21 137, nr. 269, de ‘tweede gedoogbrief’ van de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat van 10 oktober 1991, onder de titel ‘Gezamenlijk beleidskader in zake het terugdringen van het gedogen van milieu-overtredingen’, TK 1991-1992, 22 343, nr. 2 en de kabinetsnota ‘Grenzen aan gedogen’, TK 1996-1997, 25 085, nrs. 1-2.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 46 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
landelijk beleidskader ook van situaties waarbij het achterliggende belang van de regel evident beter gediend is met gedogen en van situaties waarbij zwaarder wegende belangen gedogen kunnen rechtvaardigen. Hieronder worden deze situaties kort toegelicht. Concreet zicht op legalisatie bestaat in de regel alleen als er een ontvankelijke vergunningaanvraag/melding/ontheffing ligt en er voldoende grond bestaat voor de verwachting dat de aanvraag wordt ingewilligd. Van belang daarbij is dat het niet aan de begunstigde te wijten mag zijn dat er nog geen vergunning is verleend. In de meeste gevallen uit zich dat in de vraag of de vergunningaanvraag tijdig is ingediend, rekening houdend met de wettelijke behandelingstermijn voor die aanvraag. Daarnaast is van belang of de aanvraag kwalitatief voldoende is om een vergunning op te kunnen baseren. Als die kwaliteit onvoldoende is, dan zal om aanvullende informatie moeten worden gevraagd. Het risico op vertraging in de behandeling van de aanvraag ligt in dat geval bij de begunstigde. In geval van overtreding van bestemmingsplannen bestaat in de regel concreet zicht op legalisatie indien het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Overmachtsituatie zijn situaties waarin bepaalde activiteiten onvermijdelijk zijn door bijzondere omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de betrokkene plaatsvinden. Voorbeelden van deze bijzondere omstandigheden zijn: een elektriciteitsstoring, of de gevolgen van een heftige storm, waardoor bijvoorbeeld een wettelijk vereiste afvoerpijp afbreekt. Bij Overgangssituaties gaat het om situaties, waarin vooruitlopend op legalisatie wordt gedoogd, bijvoorbeeld:
de situatie waarin nieuwe regelgeving in voorbereiding is en redelijkerwijs mag worden verwacht dat daarmee de overtreding spoedig wordt gelegaliseerd;
situaties waarbij een verleende vergunning door de bestuursrechter is vernietigd op formele gronden, terwijl de activiteit vergunbaar moet worden geacht;
situaties waarbij door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande schadelijke situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Gedogen kan aanvaardbaar zijn als het achterliggende belang dat een
norm primair beoogt te beschermen, in uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien, beter gediend is met (tijdelijk) al dan niet onder voorwaarden afzien van handhaving. Ook kan een zwaarder wegend belang gedogen soms rechtvaardigen. Bij deze categorie van situaties is er sprake van een rechtsbeginsel waar het bestuur meer gewicht aan moet toekennen dan aan bescherming van de overtreden rechtsnorm. Als voorbeeld wordt genoemd een situatie waarin een beroep op het vertrouwensbeginsel (in verband met inlichtingen of toezeggingen van het bestuursorgaan), of het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur zwaarder weegt dan het belang dat bij handhaving is gediend. b. Gedogen beperken in omvang en/of tijd
Gedogen is tijdelijk en mag uit een oogpunt van rechtszekerheid niet langer duren dan strikt noodzakelijk. De termijn waarvoor de gedoogbeschikking wordt
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
47 (75)
afgegeven, moet dan ook zo kort mogelijk zijn en eindigt ten hoogste op het moment dat een legaliserende vergunning in werking treedt. Voor overgangssituaties geldt als uitgangspunt dat de termijn niet langer is dan de termijn die nodig is om de vergunningprocedure te doorlopen. De gedoogtermijn moet bovendien worden vastgelegd in de beschikking. Indien mogelijk wordt in de beschikking een concrete einddatum gegeven. c. Kenbare belangenafweging
Gedogen vindt altijd plaats in de vorm van een gedoogbeschikking. Alle eisen die aan beschikkingen worden gesteld in de Algemene wet bestuursrecht en jurisprudentie zijn onverkort van toepassing. Hieronder valt onder meer de hoorplicht (art. 4:7 en 4:8 Awb), belangenafweging, deugdelijke en kenbare motivering, en de mogelijkheid voor bezwaar en beroep. Alleen als gedoogbeschikkingen expliciet en dus ook schriftelijk zijn genomen en tevens van een zorgvuldige en kenbare motivering zijn voorzien, zijn ze ook daadwerkelijk onderworpen aan de mogelijkheid van controle. Gedogen vindt plaats op aanvraag. Die aanvraag is afkomstig van de begunstigde. Dient de begunstigde geen aanvraag in, dan zal niet tot gedogen kunnen worden overgegaan. Dat is in lijn met de gedachte van het landelijke beleidskader. d. Controle van gedogen
Regelmatig moet worden gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot de beslissing af te zien van handhaving, nog actueel zijn. Indien aan de gedoogbeschikking voorwaarden zijn verbonden, wordt gecontroleerd of deze worden nageleefd. Dat gedoogbeschikkingen niet moeten worden verward met echte vergunningen blijkt vooral wanneer de handhaving van gedoogvoorwaarden aan de orde is. Gedoogvoorwaarden bevatten de condities waaronder het bestuur bereid is geen gebruik te maken van de handhavingsbevoegdheid. Omdat de overtreding van gedoogvoorwaarden niet kan worden gezien als de overtreding van een wettelijk voorschrift, kan de overtreding van de gedoogvoorwaarden geen grondslag vormen voor het nemen van een sanctiebeschikking. Er kan wel een sanctie volgen ten aanzien van de oorspronkelijke overtreding, onder intrekking van de gedoogbeschikking. Het feit dat het bestuur een bepaalde overtreding heeft gedoogd staat handhavend optreden niet in de weg. Wel is het eerdere gedogen een factor die meeweegt in de belangenafweging tot sanctioneren richting overtreder en derdebelanghebbenden.
2.2.5
Afwijken van de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie
De in dit hoofdstuk opgenomen Landelijke Handhavingsstrategie moet worden beschouwd als beleidsregel in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eist dat bestuursorganen handelen volgens de beleidsregels, tenzij de gevolgen van dat handelen voor één of meer belanghebbende vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn. Een afwijking van de strategie is dus mogelijk, maar dient beschreven en gemotiveerd te worden in het (digitale) dossier.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 48 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Bijlage 1
Risicoanalyse vergunningverlening
Vergunningen en
Raming aantal aanvragen /
meldingen Bouwen
49 (75)
Datum colleg ebesluit
Prioriteiten bij toetsen
Beschikbare capaciteit
Toelichting
Volgens het toetsprotocol
Beschikbaar voor afhandelen
De genoemde functies worden niet allemaal
Bouwbesluit.
Wabo aanvragen (inclusief
enkel en volledig ingezet op Wabo
4 vergunningen
casemanagement) zijn:
aanvragen. Ze verzorgen het
monument/beschermd
Senior Wabo adviseur (1,0 fte),
casemanagement van alle Wabo aanvragen
dorpsgezicht
Wabo adviseur Bouw (1,9 fte),
en doen daarnaast de bouwinhoudelijke
Wabo adviseur constructies (1,0
beoordeling.
fte)
Met de gewenste diepgang van toetsing van
Medewerker Wabo (0,8 fte)
aanvragen is er voldoende capaciteit en
meldingen 2015
200, w.v. 20 complex (bouwkosten >€225.000);
deskundigheid in huis om een geprognosticeerd gemiddeld werkaanbod af te handelen. Bij pieken in werkaanbod die ,
voortkomen uit grote bouwprojecten, is een deel van de hieruit voortvloeiende extra legesinkomsten noodzakelijk om extra capaciteit te bekostigen.
Slopen
ca. 130-150 stuks per
Sloopveiligheid (voor de
Deskundigheid en capaciteit op asbest
jaar
omgeving), asbest.
aanwezig, maar deze is kwetsbaar (één
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 50 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Vergunningen en
Raming aantal aanvragen /
meldingen
Prioriteiten bij toetsen
Beschikbare capaciteit
Toelichting
meldingen 2015 medewerker). In nood kan een toezichthouder bijspringen.
Planologische
45
strijdigheid
Alle spelende belangen worden in
Bij 75% van de aanvragen voor
beeld gebracht en in zijn totaliteit
planologische strijdigheid is tevens een
afgewogen. De prioritaire issues
aanvraag voor het bouwen. Daarnaast
kunnen per geval anders zijn.
betreft 25% van de aanvragen een enkelvoudige aanvragen met betrekking tot planologische strijdigheid.
Brandveilig gebruik van
1 vergunning
Eisen met betrekking tot
bouwwerken
20 meldingen
vluchtveiligheid en beheersbaar
vergunning/ De melding wordt geheel door
blijven van brand (goede werking
de VRU afgehandeld. De VRU behandelt
van brandmeld- en
inhoudelijk de aanvraag of melding, , die de
ontruimingsalarminstallatie,
VRU in concept opstelt. Door de
vluchtroutes, nooduitgangen,
schaalvergroting is voldoende capaciteit en
brandscheidingen en eventuele
deskundigheid bij de VRU in huis.
blusinstallaties).
VRU
De gemeente is casemanager en verleent de
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Vergunningen en
Raming aantal aanvragen /
meldingen Milieu
51 (75)
Datum colleg ebesluit
Prioriteiten bij toetsen
Beschikbare capaciteit
Toelichting
Vergunningen en meldingen
Bij beide diensten is door de
meldingen 2015
6 vergunningaanvragen
Toetsing aan alle wettelijke- en
5 maatwerkvoorschriften
beleidskaders die op
Besluit bodemkwaliteit: RUD
schaalvergroting voldoende capaciteit en
30 meldingen
aangevraagde activiteiten van
Utrecht en (voor Ecolab16)
deskundigheid in huis ter uitvoering van de
Activiteitenbesluit
toepassing zijn. Dit verschilt per
OD Noordzeekanaalgebied
basistaken. De financiering voor de RUD
40 meldingen Besluit
aanvraag voor een
Overig: deels RUD
Utrecht ligt t/m 2016 vast, de financiering
bodemkwaliteit
omgevingsvergunning of
(afhankelijk van bedrijf waar
voor de OD NZKG schommelt afhankelijk
ingediende melding op grond van
maatwerkvoorschrift/melding
van daadwerkelijk gemaakte uren.
het Activiteitenbesluit. De rode
van komt) en deels
Schommelingen zijn klein en worden in de
draad is bescherming van het
onderdeel van takenpakket
bestaande begroting opgevangen.
milieu in brede zin. Aan de orde
milieuadviseurs bedrijven
De capaciteit (er is hiermee circa 0,1 fte
kunnen o.a. zijn omgang met
Ruimtelijk Domein en
mee gemoeid) en deskundigheid bij de afd.
afvalstoffen, geluid, externe
Toezicht, Veiligheid &
Ruimtelijk Domein en Toezicht, Veiligheid &
veiligheid, emissies naar lucht,
Leefbaarheid
Leefbaarheid voor het afhandelen van
water en bodem, en
meldingen Activiteitenbesluit en
duurzaamheid/energiebesparing.
maatwerkvoorschriften is voldoende, maar
Aanvragen en meldingen worden
kwetsbaar: bij afd. TVL is weliswaar 1,7 fte
getoetst op volledigheid en
begroot, maar in de praktijk is 0,7 fte
juistheid van de opgegeven
beschikbaar voor o.m. afhandelen
activiteiten.
meldingen Activiteitenbesluit. Zowel in 2014 als in 2015 vindt hierom inhuur plaats.
Overige
70 kap
Toets op volledigheid en juistheid
verordeningsregels /
20 uitweg
aanhakers
55
voorwerpen
Valt onder afhandeling Waboaanvragen. Zie onder bouwen en
op
openbare plaats 16 Waarschijnlijk zal per 1-1-2016 de provincie bevoegd gezag worden voor Ecolab.
slopen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 52 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
53 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 54 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Bijlage 2
Risicoanalyse en prioritering toezicht en handhaving
Toelichting op de analyses en prioritering De effecten van niet-naleving zijn gescoord tussen 0 en 5. De betekenis van de score is als volgt: 0 = n.v.t. 1 = heel klein 2 = klein 3 = gemiddeld 4 = groot 5 = zeer groot De volgende effecten van niet-naleving zijn onderscheiden:
Fysieke veiligheid (bv. constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid)
Kwaliteit leefomgeving (bv. overlast, hinder, aantasting leefomgeving door extra verkeers-/parkeerdruk, visuele overlast (reclame-aanduidingen), overige overlast)
Financieel-economische schade (bv. kosten voor gemeente bij vervanging/onderhoud riolering bij vetafscheiders, reparatie weg bij zwaar vervoer, inzet hulpverlening bij ongewone voorvallen/rampen)kostenverhaal, planschade)
Natuur en milieu (bv. afgifte en opslag (gevaarlijke) afvalstoffen, afvalwater, bodem, energiebesparing)
Bestuurlijke afbreuk (bv. imagoschade)
Vooraf aan het scoren is voor elk beleidsveld afzonderlijk bepaald hoe zwaar het effect meeweegt. Daartoe is een weegfactor tussen 1 en 3 toegekend aan de onderscheiden effecten. De toegekende punten (0 t/m 5) worden met de weegfactor vermenigvuldigd. Hierna worden de scores van alle negatieven effecten van niet-naleving bij elkaar opgeteld. Tevens is een kans op niet-naleving gescoord, ook tusse0 en 5. Het risico volgt uit de formule “kans x totaalscore negatief effect”. Op de volgende pagina’s is per beleidsveld de risicoanalyse opgenomen, waarbij op basis van de puntenscore tevens de prioriteit (hoog, gemiddeld, laag) is aangegeven. Deze prioritering heeft alleen betrekking op dit specifieke beleidsveld. Er is geen prioritering tussen de beleidsvelden onderling mogelijk. Daarvoor zijn de verschillen in indeling en effecten van niet-naleving te groot. De volgende beleidsvelden zijn onderscheiden: a. Nieuwbouw b. Bestaande bouw c. Monumenten d. Slopen e. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken f. Bodem, toepassen grond op grond in Nieuwegein g. Ruimtelijke ordening h. Verordeningsregels (uitweg, weg, bomenkap, handelsreclame, opslag goederen in openbare ruimte) De risicoanalyse is uitgevoerd op een bepaalde categorie-indeling, waarbij naleving per individueel bedrijf binnen een branche, aanvrager of aannemer kan verschillen. De risicoanalyse en prioritering vormt daarom slechts een leidraad om te bepalen met welke intensiteit een bepaalde taak wordt uitgevoerd, waarbij op basis van praktijkervaringen tot een andere prioritering en intensiteit van taakuitvoering kan worden gekomen.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
55 (75)
A. Nieuwbouw
Als uitgangspunt voor deze analyse zijn de gebruiksfuncties genomen, zoals deze in het Bouwbesluit worden onderscheiden, met een nadere onderverdeling in categorieën.
Rangorde
1 1 1 1 3 1
5 5 5 4 4 3
5 4 5 5 3 3
47 44 50 44 42 41
5 5 4 4 4 4
235 220 200 176 168 164
1 2 3 4 5 6
5 5 4 4 4 5 3 4 3 4 4 3 3 3
4 4 4 4 4 4 3 4 1 3 4 3 3 4
4 4 4 4 1 2 4 3 4 5 4 3 0 4
1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 2 1
3 3 3 3 4 3 1 2 1 3 3 1 3 2
3 3 4 4 2 3 4 4 4 4 3 3 1 4
41 41 40 40 39 39 31 37 27 39 38 28 27 35
4 4 4 4 4 4 5 4 5 3 3 4 4 3
164 164 160 160 156 156 155 148 135 117 114 112 108 105
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2
2
Prioriteit (in woorden)
Risico (effect x kans)
2 4 5 5 2 4
1
Gezondheid
4 4 4 2 4 4
2
Natuur en milieu
5 4 5 5 4 5
3
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Kans op niet-naleving
Bijeenkomstfunctie Bijeenkomstfunctie Gezondheidszorgfunctie Logiesfunctie Woonfunctie Bijeenkomstfunctie Winkelfunctie Sportfunctie Industriefunctie Celfunctie Onderwijsfunctie Winkelfunctie Woonfunctie Sportfunctie
Categorie / weegfactor: # kinderopvang < 4 jaar # Basisscholen < 11 jaar # bed gebonden # Parkeergarages # Woonfunctie voor zorg # buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen # theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling # sport # niet bed gebonden # In logiesgebouw # Woongebouw # horeca # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking # Zwembaden (chloor) # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking Celfunctie # Overigen # Winkelverzamelgebouwen # Individuele woning # Overigen
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Gebruiksfunctie Bijeenkomstfunctie Onderwijsfunctie Gezondheidszorgfunctie Overige gebruiksfunctie Woonfunctie Bijeenkomstfunctie
Bestuurlijke afbreuk
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid) Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers/parkeerdruk, visuele overlast (reclameaanduidingen), overige overlast)
Effecten niet-naleving
2 Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Natuur en milieu
Gezondheid
Bestuurlijke afbreuk
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Kans op niet-naleving
Risico (effect x kans)
# Civiele bouwwerken # Bedrijfsverzamelgebouwen
3 3
3 1
3 3
0 1
0 1
4 3
26 24
4 4
104 96
# Reclame / kunstwerken Kantoorfunctie # Land- en tuinbouw, veeteelt # kleine praktijken (tandarts, fysio, huisarts e.d.) # Overigen (B&B) # Dakkapellen en gevelwijzigingen # Bijbehorend bouwwerk # Dakopbouwen # Kelders # Overige industrie # Overigen
2 3 1 3 3 1 2 2 3 1 2
4 2 2 3 3 2 2 3 0 1 2
1 1 1 2 2 0 0 0 0 2 2
0 3 1 1 1 1 1 1 0 1 1
0 3 1 3 3 1 1 2 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
17 28 14 27 27 13 16 20 13 13 18
5 3 4 2 2 4 3 2 3 3 2
85 84 56 54 54 52 48 40 39 39 36
Rangorde
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Bouwwerk, geen gebouw zijnde Industriefunctie Bouwwerk, geen gebouw zijnde Kantoorfunctie Industriefunctie Gezondheidszorgfunctie Logiesfunctie Woonfunctie Woonfunctie Woonfunctie Woonfunctie Industriefunctie Winkelfunctie
Prioriteit (in woorden)
Effecten niet-naleving Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid) Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers/parkeerdruk, visuele overlast (reclameaanduidingen), overige overlast)
56 (75)
21 Gemiddeld 22 Laag 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
57 (75)
B. Bestaande bouw
De analyse voor toezicht op bestaande bouw is vergelijkbaar met die van nieuwbouw. Ook hier is uitgegaan van de gebruiksfuncties benoemd in het Bouwbesluit. Scores die afwijken van nieuwbouw zijn in rood weergegeven. Daarbij valt op dat bij bestaande bouw de score op “Fysieke veiligheid” voor een aantal gebruiksfuncties is verhoogd naar het maximum van 5. Dit is gebaseerd op de ervaring dat vaak bouwkundige wijzigingen plaatsvinden (vergunningsvrij, dan wel zonder vergunning aan te vragen), die de brandveiligheid van een gebouw aantasten. Zaken die bij nieuwbouw middels een aanvraag vooraf worden getoetst, waardoor het effect op niet-naleving wordt verkleind.
Risico (effect x kans)
Rangorde
Prioriteit (in woorden)
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
4 4 1 4 4 4 3 1 3 4 3 4
4 4 5 4 4 2 4 4 4 2 3 4
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
5 3 1 3 3 3 2 1 1 5 1 3
4 4 4 3 3 3 4 3 4 5 3 3
47 43 34 41 41 39 39 31 37 47 34 41
4 4 5 4 4 4 4 5 4 3 4 3
188 172 170 164 164 156 156 155 148 141 136 123
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Gemiddeld
5 4 4
4 4 2
4 4 1
1 1 2
3 3 3
3 4 1
41 40 29
3 3 4
123 120 116
13 Gemiddeld 14 Gemiddeld 15 Gemiddeld
3
2
1
2
Gezondheid
Natuur en milieu
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Kans op niet-naleving
Bijeenkomstfunctie Gezondheidszorgfunctie Kantoorfunctie
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Gebruiksfunctie Onderwijsfunctie Logiesfunctie Industriefunctie Bijeenkomstfunctie Onderwijsfunctie Bijeenkomstfunctie Sportfunctie Industriefunctie Winkelfunctie Bijeenkomstfunctie Winkelfunctie Bijeenkomstfunctie
Categorie / weegfactor: # Basisscholen < 11 jaar # In logiesgebouw # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking # sport # Overigen # horeca # Zwembaden (chloor) # Bedrijfsverzamelgebouwen # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking # kinderopvang < 4 jaar # Winkelverzamelgebouwen # buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen # theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling # niet bed gebonden Kantoorfunctie
Bestuurlijke afbreuk
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid) Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers/parkeerdruk, visuele overlast (reclameaanduidingen), overige overlast)
Effecten niet-naleving
2
2
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Effecten niet-naleving
Natuur en milieu
Gezondheid
Bestuurlijke afbreuk
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Kans op niet-naleving
Risico (effect x kans)
Rangorde
Prioriteit (in woorden)
Industriefunctie Woonfunctie Gezondheidszorgfunctie Logiesfunctie Winkelfunctie Woonfunctie Gezondheidszorgfunctie Sportfunctie Woonfunctie Woonfunctie Overige gebruiksfunctie Bouwwerk, geen gebouw zijnde Celfunctie Woonfunctie Industriefunctie Woonfunctie Bouwwerk, geen gebouw zijnde Woonfunctie Woonfunctie Woonfunctie
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid) Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers/parkeerdruk, visuele overlast (reclameaanduidingen), overige overlast)
58 (75)
# Overige industrie # Individuele woning # kleine praktijken (tandarts, fysio, huisarts e.d.) # Overigen (B&B) # Overigen # splitsen # bed gebonden # Overigen # omzetten # Woongebouw # Parkeergarages
4 3 3 3 3 2 5 3 1 3 5
1 4 3 3 2 3 4 3 4 3 2
3 0 2 2 2 1 5 4 1 1 5
1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1
1 3 3 3 1 3 5 2 3 2 4
1 1 1 1 1 2 5 4 2 2 5
23 27 27 27 21 25 50 33 24 30 44
5 4 4 4 5 4 2 3 4 3 2
115 108 108 108 105 100 100 99 96 90 88
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Laag Laag Laag Laag
# Reclame / kunstwerken Celfunctie # Woonfunctie voor zorg # Land- en tuinbouw, veeteelt # Dakkapellen en gevelwijzigingen
2 4 4 1 1
4 3 3 2 2
1 5 1 1 0
0 1 2 1 1
0 3 4 1 1
1 4 3 1 1
17 39 37 14 13
5 2 2 5 4
85 78 74 70 52
27 28 29 30 31
Laag Laag Laag Laag Laag
# Civiele bouwwerken # Bijbehorend bouwwerk # Dakopbouwen # Kelders
3 2 2 4
3 2 3 0
3 0 0 0
0 1 1 0
0 1 2 2
4 1 1 1
26 16 20 18
2 3 2 1
52 48 40 18
32 33 34 35
Laag Laag Laag Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
59 (75)
C. Monumenten
Voor monumenten is onderscheid gemaakt in enerzijds gemeentelijk monument, rijksmonument en beschermd dorpsgezicht. Anderzijds is de situatie onderscheiden waarbij een bouwwerk in de fase zit om een status als monument te verkrijgen. Juist dan wordt de kans op niet-naleving (ook al is het nog geen monument), en dus aantasting van de waarden, het grootst geacht, en daarmee het risico.
1 2 2 1 2 3
1 2 2 1 3 1
1 0 0 0 0 0
Prioriteit (in woorden)
Rangorde
Risico (effect x kans)
Kans op niet-naleving
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Bestuurlijke afbreuk
2 3 4 2 5 3
Gezondheid
3
Natuur en milieu
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Categorie / weegfactor: Waardevolle objecten, in fase naar status monument Veranderen gemeentelijke monument Veranderen rijksmonument: reguliere aanpassingen Veranderen rijksmonument: uitgebreide aanpassingen Slopen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers-/parkeerdruk, visuele overlast (reclame-aandudiingen), overige overlast)
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, isntallatietechnische en bouwkundige veiligheid)
Effecten niet-naleving
3 0 0 0 0 0
2 4 3 5 3
21 30 18 38 23
3 2 3 1 1
63 60 54 38 23
1 2 3 4 5
Hoog Hoog Gemiddeld Laag Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
D. Slopen
Voor slopen zijn de categorieën gebaseerd op risico’s rond asbestsloop, en risico’s rond vrijkomende afvalstromen. Bij asbestsloop wordt onderscheid gemaakt in de drie (wettelijke) risicoklassen (“rk” in onderstaande tabel), waarbij risicoklasse 1 de lichtste en risicoklasse 3 de hoogste risico’s met zich meebrengt. Met betrekking tot de hoeveelheid vrijkomend (regulier) sloopafval is onderscheid gemaakt in de categorie 10-50 m3 en meer dan 50 m3. Bij het vrijkomen van minder dan 10 m3 is geen sloopmelding nodig (tenzij er asbest wordt verwijderd). Deze hoeveelheid komt overeen met ongeveer één bouwcontainer.
3
2
1 1 3 1 2
1 1 4 1 2
1 1 1 1 1
3 1 2 1 2
5 4 2 2 1
4 3 2 1 1
0 0 0 0 0
3 3 3 3 2
Prioriteit (in woorden)
3
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
1
Risico (effect x kans)
Gezondheid
1
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Categorie / weegfactor: Asbestsloop, bedrijfsmatig, rk 2 en 3 Asbestsloop, bedrijfsmatig, rk 1 >50 m3 sloopafval Asbestsloop, particulier 10-50 m3 sloopafval
Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers/parkeerdruk, visuele overlast (reclame-aandudiingen), overige overlast)
Effecten niet-naleving
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, isntallatietechnische en bouwkundige veiligheid)
60 (75)
0 0 0 0 0
1 2 3 4 5
Hoog Gemiddeld Gemiddeld Laag Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
61 (75)
E. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken
In deze risicoanalyse is een onderverdeling gemaakt naar bedrijfstakken. Elke bedrijfstak heeft herkenbare activiteiten, met ieder een eigen milieu-impact. Bij de score van de kans op niet-naleving zijn de ervaringen van de afgelopen jaren meegewogen, zoals deze in de Jaarverslagen omgevingsrecht 2011-2013 zichtbaar zijn gemaakt op brancheniveau. In de praktijk is naleving ook per individueel bedrijf verschillend, waardoor in de uitvoering kan worden afgeweken van de prioriteitstelling per branche. Voor zo’n 120 bedrijven wordt het toezicht uitgevoerd door de RUD Utrecht.
14 7 10 1 1 5 1 64 6 7 18 5 10 26 3 5 3 1 11
3
1
5 5 4 2 4 4 5 3 3 1 5 5 2 3 2 3 4 2 1
1 3 4 5 1 1 0 1 3 3 0 1 1 3 0 3 4 0 3
3 4 1 2 1 1 4 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1
5 5 3 2 3 3 3 3 3 3 1 1 3 3 4 3 1 3 3
1 2 2 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 3 1 1 3 1
3 3 1 1 1 1 2 1 1 1 1 4 1 1 1 1 1 1 1
41 49 37 28 28 28 36 25 32 23 23 30 22 29 29 29 28 26 23
5 4 5 4 4 4 3 4 3 4 4 3 4 3 3 3 3 3 3
205 196 185 112 112 112 108 100 96 92 92 90 88 87 87 87 84 78 69
Prioriteit (in woorden)
Bestuurlijke afbreuk (daar waar 4 of 5 is gescoord, eigen inrichtingen, economische belang (belangrijke werkgever)
3
Rangorde
Gezondheid (luchtemissies, geluid)
1
Risico (effect x kans)
Natuur en milieu (afgifte en opslag (gevaarlijke) afvalstoffen, afvalwater, bodem, energiebesparing)
2
Kans op niet-naleving
Financieel-economische schade (vervanging/onderhoud riolering bij vetafscheiders, reparatie weg bij zwaar vervoer, inzet hulpverlening bij ongewone voorvallen/rampen)
3
TOTAAL EFFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Kwaliteit leefomgeving (hinder/overlast)
Subbranche / weegfactor: # tankstations # Ecolab, laboratoria # autoschadeherstelbedrijven (spuiterij, plaatwerk) # composteerinrichting # Groothandel in gevaarlijke stoffen # bouwmarkten # ziekenhuis # handel, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen # kunststof en rubber # fokken en houden van dieren (incl. kinderboerderij, maneges) # propaantanks particulieren # vuurwerk # akkerbouw, fruitteelt, hoveniers # metaal # vrachtwagenvervoer: Brouwer # hout # detailhandel met opslag gevaarlijke stoffen (camping) # remise # overig (textiel, beton, natuursteen, scheepsbouw)
Fysieke veiligheid (externe veiligheid, opslag gevaarlijke stoffen, brandgevaarlijk)
Branche
Aantal bedrijven in Nieuwegein
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FKregelgeving)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 62 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
# waterdistributie: Corn. Biemond # olietanks particulieren # grondopslag (bv. Van Wijk, Scholman) # grafische sector # (kantoor)gebouwen >200.000kWh/>170.000 m3 gas # Groothandel overig (w.o. machines, metaal, hout) # café's/bars # restaurants, snackbars, catering # afvalopslag, incl. gevaarlijk afval (gemeentewerf, afvalscheidingsstation, Overeindseweg) # (kantoor)gebouwen <200.000kWh/<170.000 m3 gas # autowasserijen en poetsbedrijven # Groothandel in voedingsmiddelen # vrachtwagenvervoer # schietsportvereniging # natte koeltoren # zwembad # crematorium # detailhandel in voedingsmiddelen (bakkerijen, slagerijen, supermarkten) # volkstuin # opslag gevaarlijke stoffen # distributiecentra # verpleeghuizen # beroepsonderwijs # waterdistributie: Vitens
Prioriteit (in woorden)
Rangorde
Risico (effect x kans)
Kans op niet-naleving
TOTAAL EFFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Bestuurlijke afbreuk (daar waar 4 of 5 is gescoord, eigen inrichtingen, economische belang (belangrijke werkgever)
Gezondheid (luchtemissies, geluid)
Natuur en milieu (afgifte en opslag (gevaarlijke) afvalstoffen, afvalwater, bodem, energiebesparing)
Financieel-economische schade (vervanging/onderhoud riolering bij vetafscheiders, reparatie weg bij zwaar vervoer, inzet hulpverlening bij ongewone voorvallen/rampen)
Kwaliteit leefomgeving (hinder/overlast)
Branche
Fysieke veiligheid (externe veiligheid, opslag gevaarlijke stoffen, brandgevaarlijk)
Aantal bedrijven in Nieuwegein
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FKregelgeving)
1 2
2 1
0 0
1 1
4 3
1 1
1 1
23 17
3 4
69 68
20 Gemiddeld 21 Gemiddeld
18 50 115 8 112
0 3 1 2 0 0
1 3 1 1 5 5
2 1 1 1 1 2
3 3 3 2 1 1
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 2 1
17 29 19 19 19 19
4 2 3 3 3 3
68 58 57 57 57 57
27 22 23 24 25 26
Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld
3 200 3 30 6 1 1 1 1 23 1 1 2 3 10 1
2 1 1 1 1 5 0 2 1 0 3 2 0 0 1 2
1 1 1 1 0 0 0 0 1 4 1 0 0 0 1 0
3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 2 2 2 3 1 1 3 1 2 1 2 2 2 2 1
1 1 1 1 3 1 3 1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
24 16 16 16 23 23 14 20 13 19 19 17 17 11 16 14
2 3 3 3 2 2 3 2 3 2 2 2 2 3 2 2
48 48 48 48 46 46 42 40 39 38 38 34 34 33 32 28
28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Laag Laag Laag Laag Laag
4 (vallen onder bouwbedrijven)
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
63 (75)
# bouwbedrijven cat. 3 # voedingsmiddelen # schroot # (kantoor)gebouwen <50.000kWh/<25.000 m3 gas # hotel, congrescentra # reinigingsbedrijven (gebouwen, textiel) # overig # voortgezet onderwijs # tandartsen # theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling # overig (oa dienstverlening, parkeerterreinen en -garages, koerier, verhuurbedrijven) # buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen # veldsport # trafostation-Laagraven 1 # gasreduceerstations/overige warmtevoorziening # afvalopslag, excl. gevaarlijk afval (Kringloopcentrum, Schipperspad, IT disposal) # bouwbedrijven cat. 2 # reparatie goederen, niet zijnde auto's # overig (kermis, recreatieplas, hondendressuur) # basisonderwijs # rioolgemalen # watersport (roeien/zeilen) # binnensport # overige artsenpraktijken, klinieken, dagbehandeling, woonvoorziening # Dienstverlening gericht op consumenten (kapper, schoonheidssalon) # overig (steunpunt Noorderveld, Una - Symfonielaan 0)
15 6 5 3 17 169 4 17 6 27 26 13 1 46 3 29 11 4 22 146 3 15 9 15 2
2 1 0 1 0 1 1 1 0 0 0 0 0 1 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 5 2 1 1 1 4 1 0 2 0 3 3 0 0 1 0 1 1 1 0 0 0 0 0 0
1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 3 1 1 2 3 1 2 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
14 27 13 13 13 19 19 16 8 15 14 14 14 13 11 11 11 10 10 10 8 8 8 8 8 8
2 1 2 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Prioriteit (in woorden)
Rangorde
Risico (effect x kans)
Kans op niet-naleving
TOTAAL EFFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Bestuurlijke afbreuk (daar waar 4 of 5 is gescoord, eigen inrichtingen, economische belang (belangrijke werkgever)
Gezondheid (luchtemissies, geluid)
Natuur en milieu (afgifte en opslag (gevaarlijke) afvalstoffen, afvalwater, bodem, energiebesparing)
Financieel-economische schade (vervanging/onderhoud riolering bij vetafscheiders, reparatie weg bij zwaar vervoer, inzet hulpverlening bij ongewone voorvallen/rampen)
Kwaliteit leefomgeving (hinder/overlast)
Fysieke veiligheid (externe veiligheid, opslag gevaarlijke stoffen, brandgevaarlijk)
Branche
Aantal bedrijven in Nieuwegein
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FKregelgeving)
28 27 26 26 26 19 19 16 16 15 14 14 14 13 11 11 11 10 10 10 8 8 8 8 8 8
44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
F. Bodem
Over onze bodem zijn, en die van de regio Lekstroom, zijn de gegevens bekend. De grond is in Nieuwegein en in de regio veelal schoon. Om die reden is voor de risicoanalyse onderscheid gemaakt in grondverzet binnen de regio of grond van buiten de regio afkomstig. Daarnaast zijn de milieurisico’s kleiner als het toepassen van grond op onze bodem vooraf wordt gemeld. Juist het aanbrengen van grond op onze bodem,
3 4 1 3 3 2 2
3 3 1 2 2 2 1
2 1 3 2 1 0 1
27 18 23 21 13 15
3 4 3 2 2 1
Prioriteit (in woorden)
Bestuurlijke afbreuk
1 2 2 2 2 1 2
Rangorde
Gezondheid
1 1 2 1 1 0 1
Risico (effect x kans)
Natuur en milieu (bodem(ecologie), grondwater, aantasting flora/fauna)
1 1 2 1 1 0 1
Kans op niet-naleving
Financieel-economische schade
Categorie / weegfactor: Grondverzet zonder melding, buiten regio afkomstig Opslag grond/bagger grondverzet zonder melding, binnen regio afkomstig grondverzet met melding, buiten regio afkomstig Zorgplicht Wbb (niet Wm-inrichting) grondverzet met melding, binnen regio afkomstig
TOTAAL EFFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Categorie
Kwaliteit leefomgeving
waarbij niet vooraf is gemeld wordt een milieurisico gelopen.
Fysieke veiligheid
64 (75)
81 72 69 42 26 15
1 2 3 4 5 6
Hoog Hoog Hoog Gemiddeld Laag Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
65 (75)
G. Ruimtelijke ordening
1
2
2
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
3 4 4 2 5 3 2 3 3 4 2 2 1 1
1 1 1 0 5 1 0 1 1 3 1 1 0 0
1 0 0 1 4 0 2 2 1 3 2 2 0 1
2 3 3 0 4 3 0 2 2 3 0 0 0 0
2 3 2 2 4 2 2 1 1 3 2 2 1 1
18 22 21 10 40 18 12 19 17 30 13 13 4 6
4 2 2 4 1 2 3 2 2 1 2 2 4 2
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
1
Risico (effect x kans)
Gezondheid
2
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
3
TOTAAL EFFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade (kostenverhaal, planschade)
Categorie / weegfactor: ~ overigen ~ op of direct nabij woonpercelen ~ op of direct nabij woonpercelen ~ op of direct nabij woonpercelen * Met kostenverhaal (grotere projecten) ~ op of direct nabij woonpercelen ~ overigen ~ overigen ~ overigen * Zonder kostenverhaal (kleinere projecten) ~ op of direct nabij woonpercelen ~ overigen * bouw * gebruik
Kwaliteit leefomgeving (baseren op aantasting, bv. a.g.v. extra verkeers-/parkeerdruk, visuele overlast (reclame-aandudiingen), overige overlast)
Hoofdcategorie kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging gebouw kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging gebouw kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging gebouw (max. 10 jaar) kruimelgevallen-bouw projecten - met kostenverhaal kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging grond (max. 10 jaar) kruimelgevallen-bouw kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging grond (max. 10 jaar) kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging gebouw (max. 10 jaar) projecten - zonder kostenverhaal kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging openbaar gebied kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging openbaar gebied binnenplans binnenplans
Fysieke veiligheid (baseren op constructieve, isntallatietechnische en bouwkundige veiligheid)
Effecten niet-naleving
72 44 42 40 40 36 36 38 34 30 26 26 16 12
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
H. Verordeningsregels en ontheffing Flora & faunawet
Voor elk Wabo-gerelateerde verordeningsonderwerp is een aparte analyse opgesteld, omdat de onderwerpen niet met elkaar te vergelijken zijn, en waarbij de weegfactoren verschillen. Daarnaast is ook een risicoanalyse gemaakt rond de taak flora & faunawet. Vooralsnog een kleine taak, omdat een aanvrager er meestal voor kiest apart van de aanvraag omgevingsvergunning bij het ministerie een ontheffing te vragen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet natuurbescherming (hierin worden Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en Boswet samengevoegd) zal deze ontheffing gelijk met de aanvraag moeten geschieden, en de rol van de gemeente groter worden. Het betreft een gemêleerd beleidsveld, waarbij niet-naleving niet leidt tot onaanvaardbare risico’s.
1
2
0 0 0
4 2 1
3 1 2
2 2 0
0 0 0
3 1 1
26 12 9
2 3 3
Prioriteit (in woorden)
1
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
2
Risico (effect x kans)
Gezondheid
3
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade
Categorie / weegfactor: Aanleggen nieuwe uitweg Aanleggen/veranderen tuiningang Veranderen bestaande uitweg
Kwaliteit leefomgeving
Uitweg
Fysieke veiligheid
Effecten niet-naleving
52 36 27
1 Hoog 2 Gemiddeld 3 Laag
1
2
0 0
1 2
3 3
2 4
0 0
1 3
9 17
2 1
Prioriteit (in woorden)
1
Rangorde
1
Risico (effect x kans)
Bestuurlijke afbreuk
2
Kans op niet-naleving
Gezondheid
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Natuur en milieu
Categorie / weegfactor: Aanleggen of veranderen van een weg t.b.v. leidingen Aanleggen of veranderen van een weg overigen
Financieel-economische schade
Weg
Kwaliteit leefomgeving
Effecten niet-naleving
Fysieke veiligheid
66 (75)
18 17
1 Laag 2 Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
67 (75)
1
1
2 0
4 2
1 0
2 1
0 0
1 0
16 6
3 2
48 12
Prioriteit (in woorden)
2
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
1
Risico (effect x kans)
Gezondheid
2
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade
Categorie / weegfactor: Bouwplaatsinrichtingen (omvangrijk) Klein materieel t.b.v. kortdurende werkzaamheden (container e.d.)
Kwaliteit leefomgeving
Opslag roerende zaken op een openbare plaats
Fysieke veiligheid
Effecten niet-naleving
1 Gemiddeld 2 Laag
1
2
1 1
2 4
0 2
2 4
0 0
1 3
15 33
3 1
45 33
Prioriteit (in woorden)
3
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
1
Risico (effect x kans)
Gezondheid
3
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade
Categorie / weegfactor: Bomen op particulier terrein Bomen in de openbare ruimte
Kwaliteit leefomgeving
Vellen houtopstand
Fysieke veiligheid
Effecten niet-naleving
1 Gemiddeld 2 Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
1
2
0 0 0
4 4 2
3 0 1
0 0 0
0 0 0
3 2 1
17 12 7
4 3 2
68 36 14
Prioriteit (in woorden)
1
Rangorde
Bestuurlijke afbreuk
1
Risico (effect x kans)
Gezondheid
2
Kans op niet-naleving
Natuur en milieu
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Financieel-economische schade
Categorie / weegfactor: Zichtbaar vanaf hoofd infrastructuur Handelsreclame op/aan woning Zichtbaar vanaf openbare ruimte overig
Kwaliteit leefomgeving
Plaatsen handelsreclame (geen bouwen)
Fysieke veiligheid
Effecten niet-naleving
1 Hoog 2 Gemiddeld 3 Laag
1
1
0 0
2 1
0 0
4 3
0 0
2 1
12 7
4 3
48 21
Prioriteit (in woorden)
3
Rangorde
1
Risico (effect x kans)
Bestuurlijke afbreuk
1
Kans op niet-naleving
Gezondheid
1
TOTAAL EFECT (= SOM effecten * weegfactoren)
Natuur en milieu
Categorie / weegfactor: Onderdeel van andere omgevingsvergunningplichtige activiteiten Overigen
Financieel-economische schade
Ontheffing Flora en fauna
Kwaliteit leefomgeving
Effecten niet-naleving
Fysieke veiligheid
68 (75)
1 Gemiddeld 2 Laag
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
69 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 70 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
I. Brandveilig gebruik
Deze risicoanalyse is afwijkend van de voorgaande en gebaseerd op de Risicomodule die de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) hanteert.
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
71 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 72 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
Bijlage 3 Overzicht bij deze Uitvoeringsnota horende documenten
Onderstaande documenten zijn onlosmakelijk met deze uitvoeringsnota omgevingsrecht verbonden:
Toetsmatrix toets aanvragen voor de activiteit bouwen aan Bouwbesluit.
Toezichtmatrix bouwen + tabel toetsmomenten bouwen.
Toezichtmatrix slopen + tabel toetsmomenten sloop.
Toezichtprotocol milieu.
73 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 74 (75)
Nummer collegebesluit Datum collegebeslu it
Bijlage 4 Specificatie met het oog op Verordening systematische toezichtinformatie
In artikel 3 van de Verordening systematische toezichtinformatie Provincie Utrecht is opgenomen dat bij de informatieverstrekking in het bijzonder aandacht besteed moet worden aan de risicothema’s asbestregelgeving, brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen, constructieve veiligheid en brandveiligheid, verontreinigde grond en risicovolle inrichtingen. In deze Uitvoeringsnota is op de volgende wijze ingegaan op deze risicothema’s. Alle risicothema’s (algemeen) Hoofdstuk 1 (beschrijving risicoanalyse, prioritering en doelen) Asbestregelgeving
Risicoanalyse Toezicht & handhaving - Slopen (bijlage 2)
Toezichtstrategie slopen (par. 2.2.2, pag. 33)
Brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen Hiervoor geldt dezelfde werkwijze zoals hieronder aangegeven bij constructieve veiligheid en brandveiligheid. Voor wat betreft het bedrijf Ecolab (vallend onder Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO), tevens het enige bedrijf dat in één opslagvoorziening >10 ton aan stoffen opslaat) vindt de milieutaakuitvoering plaats door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Waarschijnlijk zal per 1-1-2016 de provincie voor dit bedrijf bevoegd gezag worden. Voor dit BRZO-bedrijf geldt de Landelijke Handhavingsstrategie BRZO 1999 d.d. 14 januari 2013, dat door het college van B&W op 15 oktober 2013 is vastgesteld (collegebesluit 2013/419). Constructieve veiligheid en brandveiligheid
Risicoanalyse vergunningverlening – bouwen (Bijlage 1)
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving (Bijlage 2): o
nieuwbouw
o
bestaande bouw
o
brandveiligheid
Objectieve criteria voor het bouwdeel van de vergunning (par. 2.1.3, pag. 17)
Toezichtstrategie bouwfase (par. 2.2.2, pag. 27)
Toezichtstrategie gebruiksfase (par. 2.2.2, pag. 30)
Uitvoeringsnota omgev ingsrecht 2015 - 2018 Nummer collegebesluit
Datum colleg ebesluit
75 (75)
Verontreinigde grond De Provincie Utrecht is bevoegd gezag inzake bodemsaneringen. De RUD Utrecht is de uitvoerende dienst. De gemeente is bevoegd gezag inzake toepassen van grond binnen de gemeentegrens (Besluit bodemkwaliteit).
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving – bodem (Bijlage 2)
Toezichtstrategie (par. 2.2.2, pag. 31, onder het kopje “b) Routinematige en incidentele bezoeken”)
Afspraken rond Besluit bodemkwaliteit zijn vastgelegd in de Dienstverleningsovereenkomst met de RUD Utrecht.
Risicovolle inrichtingen De Verordening legt niet uit wat hieronder wordt verstaan. Wij gaan ervan uit dat hieronder de bedrijven worden verstaan die onder Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO), Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) of Vuurwerkbesluit vallen. Voor Nieuwegein zijn dat:
Ecolab (BRZO, tevens vallend onder BEVI). Ecolab is hierboven behandeld onder “Brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen”.
Tankstations met LPG: 7 inrichtingen
Vuurwerkverkoopbedrijven: 5 inrichtingen
In de Uitvoeringsnota komen deze terug in:
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving – inrichtingsgebonden milieutaken
Objectieve criteria voor het gebruiksdeel van de vergunning (par. 2.1.3, pag.
Toezichtstrategie gebruiksfase (par. 2.2.2, pag. 30)
(Bijlage 2) 22)
Daarnaast worden aanvragen getoetst en wordt gecontroleerd zoals is opgenomen in de toets- en toezichtprotocollen voor de betreffende Wabo-beleidsvelden.