Financiering koplopers Nederland slecht speelveld voor duurzame innovatoren
Yoram Krozer CSTM van de Universiteit Twente/Sustainable Innovations Academy mmv Harry te Riele, Storrm CS, Rotterdam
2 | Financiering koplopers
Financiering koplopers Nederland slecht speelveld voor duurzame innovatoren
Dr. Yoram Krozer Senior onderzoeker CSTM, Universiteit Twente Directeur Sustainable Innovations Academy, Amsterdam Met medewerking van Harry te Riele, Storrm CS, Rotterdam 10 maart 2011
In opdracht van het Koploperloket, Ministerie van ELI, Den Haag, Bart Hellings
3 | Financiering koplopers
“A bank is a place that will lend you money, if you can prove that you don't need it” Rabbi Peter Tarlow
4 | Financiering koplopers
Dank De volgende personen - in alfabetische volgorde – wil ik hartelijk danken voor hun bijdrage aan dit onderzoek. De heer van de Arent, EECT,
[email protected] Mevrouw Bakker, Provincie Utrecht,
[email protected] Mevrouw Barten-Vossenaar, Koploperloket Ministerie van ELI,
[email protected] De heer Batelaan, Pharmafilter,
[email protected] De heer De Berg, 21C, adviseur institutionele beleggingen,
[email protected] De heer Van den Bosch, FOM/FMO,
[email protected] De heer Dillingh, Innovatieplatform Twente,
[email protected] De heer Goris, O-foils,
[email protected] De heer Heinen, E-Traction,
[email protected] De heer Hellings, Koploperloket Ministerie van ELI,
[email protected] De heer Hercules, Ovium,
[email protected] De heer Jansen, NOM,
[email protected] De heer Knook, Knook Energy Solutions,
[email protected] De heer Krijgsman, Energy Project Finance,
[email protected],
[email protected] De heer Mandigers, Claassen, Molenbeek & Partners,
[email protected] Mevrouw Van Maris, Van Maris Projects,
[email protected] De heer Van Moerdijk, BiJo,
[email protected] De heer Obbens, Biorights,
[email protected] De heer Povel, Triodos bank,
[email protected] Mevrouw Putman, ASN bank,
[email protected] De heer Te Riele, Storrm CS Rotterdam,
[email protected] Mevrouw Rooseboom, Start Green Venture Capital,
[email protected] De heer Rubinstein, TBLI,
[email protected] De heer Savelsberg, SET Venture Partners,
[email protected] De heer Schipper, Schipco,
[email protected] De heer Veendrick, Rabobank,
[email protected] De heer Van de Witteboer, RECEPS,
[email protected] Kloppenburg, Tuktuk Company,
[email protected] De heer Van de Wijngaart, Wijngaart Engineering Services,
[email protected] De heer Van Wingerde, GlobalEnergy,
[email protected]
5 | Financiering koplopers
Inhoudsopgave Dank Samenvatting & conclusies 1. Inleiding 2. Financiering van koplopers in Nederland 3. Financieringsinstrumenten voor koplopers 4. Geschikte instrumenten volgens financiers 5. Geschikte instrumenten volgens koplopers 6. Aanbevelingen Bijlagen
6 | Financiering koplopers
5 7 13 17 26 34 40 48
Samenvatting & conclusies Op verzoek van het Koploperloket van het Ministerie van ELI is nagegaan hoe de financiering van koplopers – ondernemers die voorlopen in innovatie en duurzaamheid - kan worden verbeterd, vooral de private financiering met overheidssteun. Koplopers zijn bedrijven die anticiperen op de maatschappelijke vraag naar duurzame energie, natuur- en milieutechnologie en –beheer. Ze doen dit door nieuwe productie, producten en diensten te ontwikkelen en die aan te bieden. De aandacht voor hun financiering komt voort uit het feit dat de maatschappelijke zoektocht naar duurzaamheid onvoldoende doorwerkt in een marktvraag naar duurzame innovaties, waardoor die laatste risicovol zijn. Deze risico’s tellen op bij risico’s die normaliter bij innovaties spelen. Dit onderzoek neemt een bekende fasering van innovatieprocessen als basis: research&development, start-up, demonstratie en groei van productie, en verkoop (roll-out of precommercialisatie). De diffusie blijft buiten beeld. Het onderzoek betreft zoals gezegd de financiering. Regulering komt slechts zijdelings aan bod. In het onderzoek is empirisch materiaal gebruikt: statistieken, internationale ervaringen, alsmede opinies van Nederlandse financiers en koplopers.
Publieke financiering in Nederland: speelveld nadelig voor koplopers Om de vraag te beantwoorden of er tekort is aan financiering van koplopers in Nederland is de financiering van algemene innovatoren (inclusief duurzame koplopers) vergeleken met die van innovatoren in milieu en duurzame energie. Koplopers maken producten in uiteenlopende sectoren, maar in dit onderzoek wordt aangenomen dat ze relatief vaak - statistisch - onder de categorie Milieu- & Energiesector worden geplaatst, daar ze energie- en milieugerichte verbeteringen realiseren. De gebruikte data bestrijken de jaren 2001 t/m 2009. Gebruikt zijn CBS-gegevens voor R&Dbedrijfsuitgaven en de aantallen innovator-bedrijven, alsmede de statistiek van investeringen in deelnemingen van de Vereniging van Participatiemaatschappijen (VPM). Daarnaast zijn data gebruikt over overheidssteun voor het concurrentiebeleid over 2008. Tabel 1 toont de private R&D-uitgaven en deelneming-investeringen in algemene innovatorbedrijven, versus in bedrijven die actief zijn in milieu en duurzame energie (met daarin zoals gezegd de koplopers). Uit de onderliggende cijfers blijkt dat de private financiering van algemene innovator-bedrijven gestaag groeit van 2001 tot 2009. Dit indiceert voldoende private financiering voor innovatie. Hiermee werd overigens slechts 3% van de algemene innovator-bedrijven gefinancierd.
7 | Financiering koplopers
De private financiering van duurzame innovatoren, waarin de koplopers zitten, is nihil tot 2005 maar ze neemt sterk toe tot 2009 (2009 toont een investeringsdip). Deze toename vormt de grootste sectorale investeringsgroei in deelnemingen van ons land. Tabel 1: Aantallen innovatoren, hun innovatie-uitgaven en private deelneming-investeringen in algemene innovator-bedrijven (inclusief koplopers), versus duurzame innovator-bedrijven Jaargemiddelden 2001 t/m 2009 (uitgaven/investeringen in miljoen euro) Innovator-bedrijven Duurzame innovatoren uitgaven
aantal*
uitgaven
aantal*
R&D-uitgaven door bedrijven (a)
5,084
6,811
79
106
Investeringen in deelnemingen (b), waarvan
1,886
400
49
35
- seed money
1%
2
1%
0
- start/early stage
8%
122
55%
19
- expansion/commercialisatie 23% Investeringen in innovatie door 597 bedrijven (c), waarbij - eigen investeringen in innovatie tov investeringen in innovatie via deelnemingen 32% (c/b) - eigen investeringen in innovatie ten 12% opzichte van in eigen R&D-uitgaven (c/a) * geschaald aan de hand van het aantal deelnemingen
86
6%
2
210
30
22
52%
62%
62%
3%
38%
20%
Tussen 2001 en 2009 geven 106 duurzame innovatoren gemiddeld 79 miljoen euro per jaar uit aan R&D. De deelneming-investering bedraagt gemiddeld 49 miljoen euro, waarvan dertig miljoen euro in 22 duurzame innovatoren. De verdeling over innovatiefasen valt als volgt uit: nihil voor bedrijfsstart-ups (seed money), negentien in demonstratiefasen (start/early stage) en twee in groeifasen (expansion). Slechts 20% van alle duurzame innovatoren is privaat gefinancierd. Er blijkt amper zaaigeld voor productontwerp en start-up en er is een tekort aan venture capital voor de commercialisatiefase. De verhouding overheidssteun/private-financiering ligt bij duurzame innovatoren lager dan bij de algemene innovator-bedrijven. In 2008 was de generieke overheidssteun voor kennis en innovatie zo’n 1.200 miljoen euro, tegenover 55 miljoen euro voor de duurzame innovatoren. Het aandeel duurzaam komt bij de overheid daarmee op 4.6% van de totale steun, wezenlijk lager dan de bovengenoemde 20% private deelnemingen en investeringen. Ook de ROM’s (Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen) nemen procentueel minder deel in duurzame innovaties dan in overige innovator-bedrijven en dit aantal neemt verder af. Op grond hiervan kan worden verwacht dat overheidssteun duurzame innovaties in Nederland afremt. De steun gaat vooral naar niet-duurzame innovaties, waardoor deze een
8 | Financiering koplopers
concurrentievoordeel genieten. Het risico bestaat dat duurzame innovatoren - die doch al hogere kosten maken om aan én private én maatschappelijke wensen te voldoen - ook nog eens een hoger financieel rendement moeten behalen dan de conventionele concurrent. Ze moeten immers marktconforme rente betalen maar krijgen minder renteloze overheidsteun. De voor de hand liggende hypothese dat de Nederlandse overheid een nadelig level playing field voor duurzame innovaties schept, rechtvaardigt nader onderzoek naar overheidsteun voor duurzame versus conventionele ondernemingen.
Gewenste instrumenten: méér startfase, vul hiaat private financiering aan & verbeter de kansbeoordeling Een tweede vraag is of er voldoende financiële instrumenten zijn voor duurzame innovaties. Een goed internationaal overzicht, Fundetec, laat zien dat er vele aanbodgerichte instrumenten bestaan voor de groeifase, maar dat er een tekort is voor de startfase van innovatieprocessen. Andere internationale studies naar financieringsinstrumenten voor duurzame innovaties geven aan dat er een tekort is aan instrumenten voor de demonstratie- en groeifasen. Deze onderzoeken pleiten voor instrumenten in alle fasen, maar definities van die fasen en daarmee de landenvergelijkingen zijn nog niet consistent. Een evaluatie van de Nederlandse overheidssteun voor innovaties maakt aannemelijk dat er hier geen instrument-tekort is, maar dat de afstemming van die instrumenten op de hiaten in private financiering onvoldoende is en dat de overheidsbeoordeling van de slaagkans van innovaties tekortschiet. De diversiteit aan aanbodgerichte instrumenten staat in contrast met het gebrek aan instrumenten om de marktvraag naar duurzame innovaties te bevorderen. Een voorbeeld vormt de stimulering van inkoop en gebruik van duurzame innovaties. Hier kan de overheid een lacune opvullen daar voor private partijen vraagstimulering een riskante projectfinanciering vormt.
Suggesties instrumenten volgens financiers Zijn er betere of nieuwe instrumenten voor koplopers nodig in de ogen van financiers? Hierop zijn vijftien financieringexperts bevraagd. De resultaten staan in Tabel 2a en b. Tabel 2a: Mening vijftien financieringsexperts over financieringondersteuning koplopers Ja Is de financiering bijzonder lastig? Is de opschaling bijzonder lastig? Zijn hiervoor subsidies nodig? Kunnen banken wel financieren? Is er genoeg risicokapitaal beschikbaar? Moet overheid reguleren i.p.v. subsidiëren?
9 | Financiering koplopers
5 3 7 2 7 11
Nuance/ Geen mening 5 12 5 6 6 4
Integendeel 5 0 3 7 2 0
Er bestaat consensus dat financiering van alle innovatieprocessen lastig is en dat banken hiervoor weinig geschikt zijn. De experts menen ook dat de private financiering van koplopers in Nederland bijzonder lastig is maar dit komt niet zozeer door het kapitaaltekort als wel door de zwakke overheidsregulering, wat de vraag naar duurzame innovaties remt en de financieringskosten verhoogt. Meer overheidssteun zonder marktvraagstimulans en overheidseisen werkt niet, aldus de meeste financiers. Subsidies zijn wél nodig voor de R&D- en startfasen, waarbij een deel van de subsidies revolving kan zijn bij winst. De meeste financiers stellen dat de bedrijfsvoering beter met garanties en fiscale instrumenten kan worden gesteund. Er is geen consensus over de noodzaak van nieuwe instrumenten maar een aantal experts stelt aanpassingen en nieuwe instrumenten voor: een privaat-publiek fonds voor de maatschappelijke prioriteiten, garanties voor energiebesparing in de industrie, kasstroomgarantie in de groeifase, een combinatie van subsidies en privékapitaal, en een langere kredietperiode voor technostarters. Tabel 2b: Mening vijftien financieringsexperts over andere ondersteunende instrumenten Zijn ondersteunende instrumenten nodig? Kwaliteitscertificaten & labels Garantiestellingen Kennisondersteuning- & uitwisseling
Ja 12 11 13
Anders of Weet niet 3 4 2
De wens om tot vraaggerichte instrumenten te komen, komt in verschillende vormen tot uiting. Er wordt gepleit om burgers als informal investor bij ondernemingen te betrekken - bijvoorbeeld via de Postcodeloterij gecombineerd met private fondsen, of via productie- en gebruikerscoöperaties -, en om starters en het kleinbedrijf via lokale en regionale fondsen te bedienen. Daarnaast wordt overheidinkoop met duurzaamheid- en innovatiecriteria als stimulans genoemd. Labels en certificaten zijn een hulp bij de criteria, die vergaand en transparant moeten zijn. Er is consensus om meer kennis en kennisnetwerken voor ondernemers en financiers op te zetten, om zo de risico’s van financiering van duurzame innovaties te beperken. Suggesties voor instrumenten volgens koplopers zelf Naast financieringsexperts zijn vijftien koplopers via het Koploperloket benaderd met een enquête. Elf werden ingevuld en één koploper is telefonisch bevraagd. Tabel 3 vat de resultaten samen. Tabel 3a: Mening vijftien koplopers over financieringondersteuning van koplopers (*: door één respondent niet ingevuld) Ja Is de financiering bijzonder lastig? Is de opschaling bijzonder lastig? Zijn hiervoor subsidies nodig? Kunnen banken wel financieren?* Is er genoeg risicokapitaal beschikbaar?* Moet overheid reguleren i.p.v. subsidieren?
10 | Financiering koplopers
8 7 5 1 1 6
Nuance/Geen mening 1 4 2 6 5
Integendeel 3 1 5 10 4 1
De meeste koplopers vinden de financiering bijzonder lastig, vooral tijdens de opschalingsfase. De meeste koplopers vragen financiering aan bij een bank op basis van eigen expertise maar ze ervaren banken als risicomijdend. Er is geen eensluidende mening over de hiaten in private financiering en subsidies. Veel koplopers dienen hun voorstellen meermalen in, bij verschillende financiers, maar vrijwel alle aanvragen worden afgewezen omdat deze te innovatief en riskant zouden zijn. Daarnaast geven ze als reden van afwijzing dat belangen conflicterend zijn, dat de schaal niet matcht, dat er te weinig eigen vermogen beschikbaar is en dat er een operationele misfit bestaat. Bijna de helft van de koplopers dient voorstellen bij overheden in. De slaagkans daarvan is flink hoger dan bij private financiers. Bijna alle koplopers hebben enkele voorstellen bij AgentschapNL ingediend. Ondanks een hoge slaagkans is AgentschapNl voor de meeste koplopers geen eerste aanspreekpunt voor financiering. Volgens de koplopers gaan bijna alle voorstellen wel door, desnoods getemporiseerd of in het buitenland. De koplopers wensen vooral meer subsidie voor R&D- en startfasen, en een borgstellingskrediet voor de groei, waarbij een integrale (interdepartementale) aanpak wordt bepleit. Ook worden combinaties van garanties en prestatiegerichte subsidies bepleit. Voor de uitvoering wenst men meer promotie van nieuwe regelingen en helderheid in de beoordeling van subsidies en garanties. Er word gepleit voor het wegwijs maken van ondernemers door ondersteunende ambtenaren (accounts) en groene innovatienetwerken van ondernemers, financiers en overheden. Hierin zien enkelen een rol voor het Koploperloket weggelegd. Tabel 3b: Mening vijftien financieringsexperts over andere ondersteunende instrumenten Maakt u gebruik van de ondersteunende instrumenten en acht u ze dringend nodig? Ja Nee Geen antwoord Kwaliteitscertificaten en labels 5 + 1 misschien 5 1 Garantiestellingen 5 + 1 misschien 4 2 Kennisondersteuning- en uitwisseling 9 + 1 misschien 2 1
11 | Financiering koplopers
Aanbevelingen Op grond van het onderzoek zijn zestien aanbevelingen geformuleerd. Alle hebben het karakter van weinig kostbare, no-regret-maatregelen. Ze zijn gedragen door meningen van ten minste enkele financiers en/of koplopers. De volgorde weerspiegelt niet de prioriteit. Aanbevelingen gericht op marktpartijen 1. Koplopers en financiers kunnen hun belangen rond duurzame innovaties behartigen door zelforganisatie. Het ligt voor de hand om bij al lopende initiatieven aan te sluiten als De Groene Zaak, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en VBDO (Vereniging van beleggers voor duurzame ontwikkeling). 2. Koplopers en financiers kunnen gezamenlijk investeringsprogramma’s in duurzame innovaties voorstellen (“green deals”) die voor institutionele beleggers of Europese financiers aantrekkelijk zijn. Denk aan programma’s rond duurzaam transport of duurzaam toerisme. 3. Koplopers en financiers kunnen procedure en criteria uitwerken om de innovatie-voorstellen op duurzaamheid en risicoprofiel te toetsen, waardoor transparatie van beoordelingen verbetert. 4. Er zijn kennisnetwerken en er is kennisuitwisseling nodig tussen groene financiers en koplopers. Deze kunnen aansluiten bij al lopende netwerkinitiatieven zoals TBLI en netwerken voor ondernemers en informal investors, zoals NEBIB. 5. Koplopers en financiers kunnen burgers (consumenten) en sociale organisaties bij financieringsvraagstukken betrekken. Denk aan co-financiering door de Postcodeloterij, ontwikkelingsorganisaties, maatschappelijke collectieven als de Urgenda en coöperaties. 6. Koplopers en financiers kunnen samen duurzamere vormen van risicodragende financiering “met een lange adem” ontwikkelen en monitoren, voor de vroege fasen van het innovatieproces. 7. Koplopers en financiers kunnen scholing ontwikkelen om duurzaamheid in de ondernemingsplannen en financiering mee te nemen. Aanbevelingen gericht op overheden 8. De Rijksoverheid kan instrumenten voor het concurrerend ondernemingsklimaat op hun bijdrage aan duurzame innovatie monitoren, het proces van continue verbetering versterken en meer nadruk leggen op subsidies voor beginfasen van het innovatieproces. 9. De Rijksoverheid kan voorts duurzame innovaties versterken met de volgende middelen: een langere kredietgarantie, een uitbreiding van en verhoogde helderheid bij het Borgstellingskrediet, en een risicodragend rekening-courant. 10. De Rijksoverheid kan een vraaggericht instrumentarium ontwikkelen om haar maatschappelijke rol en die van de dienstverlenende overheden als “launching customers” uit te breiden en zo duurzame innovaties te versterken, het risicoprofiel van duurzame innovaties te verbeteren en de kosten van financiering te verlagen. 11. De Rijksoverheid kan intensiever voorlichten over haar instrumenten, en ambtelijke ondersteuning bieden bij de puzzel in welke regelingen een aanvraag past. 12. De Rijksoverheid als aandeelhouder kan de Regionale OntwikkelingsMaatschappijen vragen hun bijdrage aan duurzame innovaties te vergroten en te benchmarken, zodat het speelveld voor duurzame innovatoren verbetert en de verbeteringen over tijdsreeksen toetsbaar worden.
12 | Financiering koplopers
13. Overheden kunnen gemonitorde pilots inrichten waarbij belemmerende kaders (tijdelijk) buiten werking worden gesteld. De kaders kunnen worden aangepast zodra er voldoende positieve maatschappelijke effecten optreden. 14. Overheden kunnen de private financiering van koplopers bevorderen door middel van een revolving en prestatie-gerichte subsidiëring, die zich over meerdere jaren uitstrekt. 15. Regionale en lokale overheden kunnen programma’s opzetten voor financiering van de vroege fasen van duurzame innovaties en toetsbare criteria afstemmen om hun steun transparanter te maken. 16. Regionale en lokale overheden kunnen in hun belastingen, in hun betaling voor de overheidsdiensten (retributies) en in hun inkoop prestatieëisen voor duurzaamheid opnemen waardoor duurzame innovaties worden bevorderd.
13 | Financiering koplopers
1. Inleiding doing things differently creëert financieringspanning Innovaties zijn nodig voor winstgevendheid van bedrijven én voor de maatschappelijke ontwikkeling die de huidige en toekomstige generaties zal dienen. Voor duurzame ontwikkeling dus. Innovatie betekent “doing things differently” [Schumpeter, 1989 (1939) p. 59] 1, een definitie gericht op het vernieuwen van producten en productie, diensten, beelden en imago en andere zaken door ondernemers. Innoveren is verre van eenvoudig. De innovator moet veel en langdurige inspanning leveren in de verwachting - maar zonder zekerheid - dat onderzoek en ontwikkeling (R&D) tot een werkend ontwerp (een prototype) leidt dat potentiële klanten enthousiasmeert, waarop weer productieontwikkeling volgt - nodig om in serie te produceren en om de vernieuwing met winst te verkopen (commercialisatie). Zo’n innovatieproces is kostbaar en moet worden gefinancierd voordat opbrengst op de markt wordt behaald. Een opbrengst die onzeker is. De technologie kán immers falen en klantenwensen kúnnen wijzigen. Adequate financiering is essentieel voor dit proces. Dit onderzoek gaat over die financiering van innovatie, in het bijzonder over de financiering van innovaties die aan duurzame ontwikkeling bijdragen. Dit laatste zijn de innovaties die per saldo van kosten en baten zowel privaat als maatschappelijk rendement opleveren, nu en in de toekomst. Duurzame innovaties. Om de kosten te dekken kan een innovator privémiddelen inzetten of een financier vragen in het bedrijf deel te nemen als partner (eigen vermogen). Hij kan ook een lening vragen waarbij de financier extern aan de bedrijfsvoering blijft (vreemd vermogen). De financier moet zijn uitgaven – investeringen - per saldo uit de opbrengst dekken. Die opbrengst is aflossing plus rente per periode. De financier is dus onzeker in hoeverre het innovatieproces slaagt, de investeringskosten worden gedekt en de winst gemaakt wordt. Daarnaast heeft hij minder kennis van de innovatie dan de ondernemer (de kennis-asymetrie). Naarmate een financier minder zeker is van het succes en de doorlooptijd van het innovatieproces (time-to-market) langer wordt, wordt de investering riskanter. In ruil daarvoor vraagt hij een hogere rente. Een hoge rente maakt het innovatieproces echter duur, waardoor de ondernemer meer opbrengst moet genereren om winst te halen. De slaagkans van de innovatie neemt daardoor af. Er zit dus een spanning tussen het financieringsrisico enerzijds en de slaagkans van innovaties anderzijds.
1
Schumpeter J.A., (1939, 1989), Business cycles, Porcupine Press, Philadelphia, p.59
14 | Financiering koplopers
In dit onderzoek wordt nagegaan hoe die spanning tussen financieringsrisico en slaagkans kan worden beperkt. De focus ligt daarbij nogmaals op duurzame innovaties. Voorbeeld? Schone technologie.2 De nadruk ligt op private financiering van koplopers, zo nodig met steun van overheden, waarbij overheidsregulering een middel kan zijn om financiering te ondersteunen.
1.1 Paar honderd koplopers: hogere kosten door private én maatschappelijke eisen Een kernvraag luidt hoe private financiering kan worden gebruikt om duurzame innovatoren te steunen. Een probleem daarbij is dat een duurzame innovatie vaak meer kost dan het meer gangbare alternatief, daar duurzaamheid beoogt aan private én aan maatschappelijke wensen te voldoen. De opbrengst wordt pas behaald als de maatschappelijke vraag naar de duurzame innovaties groot is en groeit. Het is onzeker in hoeverre maatschappelijke wensen ook werkelijke leiden tot verkoop van duurzame innnovaties. Veelal klinken duurzaamheidwensen maar in beperkte mate door in marktprijzen, beleids- en inkoopeisen. Ondernemers achter de duurzame innovaties hebben dus te maken met én hogere kosten, én slecht door de markt geprijsde voordelen, waardoor de slaagkans van hun innovaties laag blijkt.3 De slaagkans stijgt zodra de private en maatschappelijke wensen wél kunnen worden beprijsd. Denk aan de ecologische boer die gezonde voeding kan combineren met natuurbeheer. Of aan energiezuinige huisvesting die én kosten bespaart én schone lucht levert. Of aan waterdiensten die én schoon water én duurzaam toerisme mogelijk maken. Bij dit soort situaties kan de maatschappelijke vraag door overheidsinkoop- en regelgeving worden ondersteund.4 Tot zover de theorie over duurzame innovatie. Hoe is de Nederlandse praktijk? Een paar honderd ondernemers in Nederland anticipeert op de maatschappelijke vraag naar hernieuwbare energie- en milieutechnologie of naar leef-, woon-, cultuur,- en natuurbeheer. Ze worden koplopers genoemd. Een sluitende definitie is er niet, maar meestal worden hiermee innoverende, startende bedrijven bedoeld alsmede al langer bestaande kleine en middelgrote ondernemingen. Er zitten aanbieders en afnemers bij. Hun aantal is niet precies bekend. Het aantal ondernemers dat zich bij het Koploperloket van het ministerie van ELI meldde verviervoudigde bijna tussen 2006 en 2009 van een kleine zeventig tot 2705. Dit Koploperloket startte op initiatief van de ministeries van VROM en EZ in 2004 om deze ondernemingen met kennis en beleid te assisteren en kreeg al snel verbindingen met de ministeries van Landbouw (LNV) en Verkeer en Waterstaat. 2
Krozer Y., (2008), Innovations and the Environment, Springer Press, London, 2008 Jaffe A.B., R.G. Newell, R.N., Stavins, (2005), The tale of two market failures: Technology and environmental policy, Ecological Economics, Vol. 54, Issue 2–3: 164–174 4 Krozer, Y., (2004), Social Demands in Life Cycle Management, Greening Management International, 45, Spring, pp.95-106 5 Weterings R., (2006), Quick Scan Koplopersloket, Competentiecentrum Transities, Utrecht; respectievelijk mondelinge mededeling Bart Hellings, manager Koploperloket, ministerie van ELI, Den Haag 3
15 | Financiering koplopers
Recent onderzoek onder de koplopers laat zien dat financiering als belangrijk knelpunt wordt ervaren. In dat onderzoek worden vooral subsidies belicht, waarbij onzekerheden bij de beoordeling van subsidieaanvragen en hoge transactiekosten als probleem worden benoemd en vele verbeteringen worden aangedragen.6 De private financiering is óók van belang en dit belang groeit, daar subsidiëring door EU-regels voor marktwerking en het slinkend nationaal overheidsbudget scherper wordt begrensd.
1.2 Leeswijzer Hoofdstuk twee van dit rapport belicht de vraag in hoeverre er een tekort is aan financiering voor koplopers in ons land. Daarvoor wordt statistisch materiaal gebruikt over private financiering, over R&D-bedrijfsuitgaven en over private deelnemingen, alsmede over overheidssteun aan bedrijven. In hoofdstuk drie komt de vraag aan bod in hoeverre er voldoende financieringsinstrumenten zijn. Enkele internationale en Nederlandse studies worden bekeken. Het is geen evaluatie van die instrumenten op effectiviteit, efficientie, rechtvaardigheid, uitvoerbaarheid en andere criteria. Dat vereist apart onderzoek. Hoofdstuk vier betreft de vraag of er verbetering van de bestaande instrumenten nodig is danwel of er nieuwe instrumenten nodig zijn. Vijftien financiëe experts zijn hiervoor bevraagd. Hoofdstuk vijf betreft dezelfde vraag maar dan bezien door de bril van vijftien koplopers zelf. Dit hoofdrapport bevat vooral empirisch materiaal. Basisdata, theoretische achtergronden en verslagen van gesprekken met financiële experts zijn als bijlagen opgenomen. Tot slot: in het financiële verkeer worden vaak Engelse termen gebruikt. Dit rapport hanteert vooral de Nederlandse en zet Engelse equivalenten tussen haakjes.
6
Elburg van J.C. (2009), Het perspectief van de koploper, Rebel groep, Rotterdam
16 | Financiering koplopers
2. Financiering van koplopers in Nederland In hoeverre worden duurzame innovaties geremd door een tekort aan private en publieke financiering van bedrijven? Het antwoord hierop is onderbouwd met de statistieken voor deelnemingen (private equity) en een participatie-overzicht7, alsmede met CBS Statline-data voor R&D-uitgaven van bedrijven en voor het aantal innovatoren-bedrijven8, en met een analyse van de Rijksoverheid9. Bijlage één geeft de basisdata.
2.1 Private financiering Wie de financiers van deelnemingen zijn, staat in tabel 4. Per type financier staan er de jaargemiddelde investeringen van 2001 t/m 2009. Om het verloop te kunnen zien zijn deze ook geraamd voor 2002 tot 2005 en 2006 tot 2009. Het gaat om de financiering van álle ondernemingen, waaronder de koplopers. Tabel 4: Jaargemiddelden van nieuwe investeringen naar type financier (in miljoen euro) 2001 - 2009
2002 - 2005
2006 - 2009
Banken
823
754
891
Pensioenfondsen
307
377
236
Kapitaalmarkt
26
42
11
Verzekeringen
103
114
92
Niet-financiële instituties
70
82
59
Fondsen in een fonds
186
94
279
Publieke sector
31
21
42
Private personen
130
70
190
Academische instituties
1
0
1
Andere
70
42
98
Totaal van de nieuwe investeringen
1746
1595
Totale investeringen
1.886
1.658
1898 2.235
% banken & pensioenfondsen in totaal
60%
68%
50%
Aantal gefinancierde ondernemingen
400
427
334
Investering per bedrijf
7
4
6
7
PriceWaterhouseCoopers, Ondernemend Vermogen 2002 t/m 2009, Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen, Amsterdam, en een eigen lijst van participaties 8 CBS Statline voor: Research and Development, Speurwerk en Ontwikkeling; arbeids- en financiële gegevens en innovatie in bedrijven. Ontbrekende data zijn lineair geïnterpoleerd 9 Rijksbegroting, Ministerie van Economische Zaken; Concurrend Ondernemingsklimaat 2008. Grimbilas P. (2008), Duurzaamheid: De overheidsinstrumenten voor bedrijven, FME-CWM, Zoetermeer
17 | Financiering koplopers
De totale investeringen groeien van gemiddeld circa 1.7 miljard euro per jaar in de periode 20022005 tot ruim 2.2 miljard euro per jaar in de periode 2006-2009. In 2009 dalen ze echter. De verhouding tussen investeerders verandert. In 2009 zijn banken en pensioenfondsen nog altijd dominant maar hun aandeel daalt terwijl dat van private personen en fondsen groeit. De kapitaalmarkt en publieke investeringen in deelnemingen door universiteiten en ontwikkelingsmaatschappijen vormen slechts een klein aandeel in de totale investeringen. Het aantal bedrijven waarin wordt deelgenomen daalt over de perioden, de gemiddelde investering per bedrijf stijgt daarentegen. Deze indicatoren geven aan dat financiering voor deelnemingen beschikbaar is, al vormt 2009 een dip. De investeringen in de koplopers zijn onbekend. Voor een ruwe benadering zijn de investeringen in de energie- en milieusector gebruikt. De koplopers maken producten in uiteenlopende sectoren, maar in dit onderzoek wordt aangenomen dat ze relatief vaker - statistich - onder de categorie Milieu & Energiesector worden geplaatst daar ze energie- en milieugerichte verbetering realiseren. Bij Energie gaat het daarbij vrijwel alleen om investeringen in duurzame energie. De investeringen in Energie & Milieu zijn vergeleken met technologisch gezien verwante sectoren: Chemie & Landbouw en Gezondheid & Biotechnologie. Tabel 5: Jaargemiddelden van nieuwe investeringen in enkele sectoren (in miljoen euro) Financiering Energie- & milieusector
2001-2009
2002-2005
2006-2009
49
6
103
Aandeel in de totale financiering Gezondheid & biotechnologie
9%
8%
11%
Chemie & landbouw
5%
4%
6%
(duurzame) Energie & milieu
3%
0%
6%
De investeringen in de Energie- & milieusector nemen toe van gemiddeld zes miljoen euro per jaar in 2002 – 2005 tot gemiddeld 103 miljoen euro per jaar in 2006 - 2009. Dit is de grootste sectorale investeringsgroei in deelnemingen in Nederland. Daardoor stijgt het aandeel investeringen in Energie & milieu in de totale investeringen van nihil in 2002 naar 6% in 2009. Dit aandeel is hoger dan dat van Chemie & landbouw maar lager dan dat van Gezondheidszorg & biotechnologie. Qua groei van de financiering is er geen knelpunt voor duurzame innovaties waar te nemen, deze zijn de laatste jaren juist bijzonder aantrekkelijk voor financiers geworden.
2.2 Financiering van innovatieprocessen Financieringsknelpunten kunnen in specifieke fasen van innovatieprocessen optreden. Het innovatieproces, hoewel in werkelijkheid vaak iteratief, wordt lineair gefaseerd voorgesteld. Een gangbare fasering is: research&development (kennisinput) met een vinding als output, ontwikkeling (proof of concept) met een werkend ontwerp als output, demonstratie ontwerp bij potentiële
18 | Financiering koplopers
klanten met marktrijp product als output en tenslotte de groeifase van productie en verkoop die ook (pre-)commercialisatie of uitrol wordt genoemd. Soms worden fasen verder gesplitst. Het einde van een innovatieproces is arbitrair. In dit onderzoek blijft de verspreiding en verzadiging (diffusie) buiten beeld. Financiering sluit aan bij deze fasen. Een (pre-)starter kan een product ontwikkelen met zaaigeld (seed money) van informal investors, waaronder eigen spaargeld en het geld van relaties, werkgevers, universiteiten en subsidieverstrekkers. Om een werkend ontwerp (prototype) te bouwen, demonstreren en verbeteren is Vroege-fase-financiering nodig (start/early stage). Hiervoor bestaan investeringsfondsen (angels, venture finance). Voor de groeifase zijn grotere investeringen nodig waardoor ook banken en verzekeringen betrokken zijn. Naarmate een innovatie vordert neemt de financieringsrente af. Het risico van de investering daalt immers, maar de omvang ervan neemt sterk toe. Schema 1 toont de fasen, hun typische financiers en rente bovenop inflatie.
Marge
+
Buy-outs, refinancing (non-innovation)
Expansion (Banken; 5-10% rente)
Time-to-market 2 á 10 jaar
0
-
(Informal investors; 0-20% rente) Seed Money (Angels; 10-20%)
Idee
Ontwerp Demo
Vijf tot twintig jaar of meer Early stage (Venture capital; 10-20% rente)
Uitrol
Groei
Jaar
Verzadiging
Stagnatie
Grafiek 1: Fasering innovatieproces, typische financiers en de rente R&D staat doorgaans voor de ideefase. Meestal wordt een gerijpt idee privaat gefinancierd. De laatste jaren komt de hypothese op dat de vroege-fase-financiering het knelpunt zou zijn van innovatie. R&D wordt immers ruim gesubsideerd, maar bouw en demonstraties van prototypes zijn kostbaar en riskant, immers er zijn geen subsidies voor, maar ook nog geen opbrengsten. Innovatoren zouden als het ware tussen de wal van de R&D-subsidie en het schip van de rendabele groeifase vallen, waardoor ze vaak de eindstreep niet halen. Dit heet de “Valley of Death” in het innovatieproces.
19 | Financiering koplopers
Een andere hypothese is dat de startfase na de R&D te onzeker is voor financiers omdat er geen werkend product is en de ervaring met de ondernemer (track record) nog ontbreekt. Ook zou de financiering van de groeifase lastig zijn omdat grote uitgaven worden gedaan maar commerciële resultaten nog zeer onzeker zijn. Bezien vanuit de financier zou er een “Risico Dromedaris” zijn, een caravaan van risico-bulten in twee fasen van innovatieproces. Om te zien welke hypothese voor de duurzame innovatoren in Nederland de realiteit nadert, zijn de R&D-uitgaven in eigen activiteiten van bedrijven en de investeringen in participaties per fase berekend. Dit is gedaan voor alle innovator-bedrijven versus de (duurzame) Energie- & milieusector, die als cijfermatige benadering voor koplopers is gebruikt. Voor de (duurzame) Energie- & milieusector zijn alleen de totale R&D-uitgaven en de totale investeringen bekend. De verdeling van investeringen naar fase is niet gevonden. Het participatieoverzicht geeft wel het aantal participaties per fase. Onderstaande financiering per fase is daarop gebaseerd. Daarbij is het aantal participaties in het participatie-overzicht (gemiddeld 129 per jaar) opgeschaald naar totaal aantal participaties in de statistieken van de Vereniging voor Participatiemaatschappijen (gemiddeld 400 per jaar). Tabel 6 geeft de resultaten. Tabel 6: Uitgaven aan innovaties en aantal innovatoren bij koplopers versus alle bedrijven, jaargemiddelden 2001-2009 uitgaven en investeringen in miljoen euro Alle bedrijven
Koplopers
uitgave
aantal*
uitgave
aantal*
R&D-uitgaven van bedrijven
5.084
6.811
79
106
Investeringen in deelnemingen, w.v.
1.886
400
49
35
Seed
1%
2
1%
0
Start/early stage
8%
122
55%
19
Expansion
23%
86
6%
2
Investeringen in innovaties, waarbij
597
210
30
22
Procent van alle investering
32%
52%
62%
62%
Procent innovatie in R&D
12%
3%
38%
20%
* opgeschaald met aantal participaties t.o.v. deelnemingen
Gebruik makend van de CBS-data is berekend dat in de periode 2001 - 2009 in Nederland gemiddeld 8,9 miljard euro per jaar aan R&D voor eigen activiteiten uitgeeft, waarvan 5,1 miljard euro aan R&D door alle bedrijven (en 3,8 miljard euro door alle universiteiten en onderzoeksinstellingen; er is ook 3,2 miljard euro per jaar aan opbrengsten bij de kennisbedrijven). De R&D-bedrijfsuitgaven worden gedaan door 6.800 innovator-bedrijven, dat betekent gemiddeld 0,75 miljoen euro per innovatorbedrijf. Op basis van de participatie-statistieken is voor dezelfde periode de jaargemiddelde investering geraamd. Gemiddeld wordt per jaar voor 1.886 miljoen euro in 400 bedrijven geïnvesteerd. Daarvan is 1% zaaigeld, 8% demonstratie, 23% groei. 68% betreft non-innovatie. De investeringen in
20 | Financiering koplopers
innovaties bedragen gemiddeld 597 miljoen euro per jaar, voor 210 innovatoren. Hiervan zijn twee start-ups, 122 demonstraties en 86 groeifasen. Slechts 3% van alle door het CBS waargenomen innovatoren wordt in deze periode gefinancierd. De meeste deelnemingen betreffen de demonstratiefase. De investeringen groeien naarmate de fasen vorderen. Er is dus geen aanwijzing voor “Valley of Death”, maar wel voor een strenge selectie van innovatoren waarin fors wordt geïnvesteerd (gemiddeld vier keer meer dan de R&D-uitgave van de innovator-bedrijven zelf). De gemiddelde R&D-uitgaven per jaar bij bedrijven in de duurzame Energie- & milieusector, waaronder de koplopers, bedragen in dezelfde periode 79 miljoen (1,6% van de totale R&Duitgaven). Dit is uitgegeven door 106 innovator-bedrijven. Gemiddeld bedragen de investeringen jaarlijks 49 miljoen euro (2,6% van totaal), waarvan 30 miljoen euro voor 22 innovatoren. Dit is 20% van alle innovatoren. In de periode 2001-2009 worden vrijwel geen start-ups gefinancierd, wel gemiddeld per jaar negentien demonstraties, maar gemiddeld per jaar slechts twee groeifasen. De investeringen in de duurzame innovatoren zijn per bedrijf groter dan de investeringen in overige bedrijven, mogelijk omdat in de laatste tien jaar veel jonge bedrijven in deze sector zijn opgekomen. Het zaaigeld hiervoor ontbreekt echter en er zijn weinig investeringen in groeifasen. Ook bij de koplopers wordt de demonstratiefase relatief vaak gefinancierd. Ook hier dus geen aanwijzingen voor een “Valley of Death”. De bevindingen ondersteunen de “Risico-Dromedaris”-hypothese, ofwel dat koplopers moeilijk financiering kunnen vinden voor uitwerking van hun prototype en het opstarten van het bedrijf, alsmede voor de groeifase gericht op commercialisatie van hun producten.
2.3 Overheidsfinanciering Nu de overheidsfinanciering. Statistieken van overheidssteun aan bedrijven ontbreken. Die steun omvat onder andere uitgaven aan infrastructuur, kennisverwerving en bedrijfsinvesteringen. Enkele Europese analyses wijzen op veel meer steun aan de “vuile” bedrijven dan aan de “schone” bedrijven. Dit geldt vooral voor de energiesector10. Nederland vormt daarop geen uitzondering11,
10
European Environmental Agency, Energy (2004), Subsidies in the European Union: A brief overview, EEA, Copenhagen. Valsecchi,C., P ten Brink, S Bassi, S Withana, M Lewis (IEEP), A Best, H Rogers-Ganter, T Kaphengst (Ecologic), F. Oosterhuis (IVM) en C Dias Soares, (2009) Environmentally Harmful Subsidies (EHS): Identification and Assessment, Institute for European Environmental Policy, Brussel/London 11 Oosterhuis, F., (2010), Milieusschadelijke subsidie, hardnekkig onkruid, Niewsbrief Milieu en Economie, jrg. 24, nr. 2, pp. 6-7
21 | Financiering koplopers
terwijl de steun aan hernieuwbare energie (per energie-eenheid) juist in ons land laag is vergeleken met andere Europese landen.12 De vraag die zich aandient is of koplopers voldoende overheidssteun krijgen. Daarvoor zijn subsidies en kredieten voor alle bedrijven vergeleken met die voor bedrijven die zich op duurzaamheid richten. Gebruikt zijn de begroting van het Ministerie van Economische Zaken over 2008 betreffende het concurrend ondernemingsklimaat, en een studie naar instrumenten voor duurzaamheid door FME-CWM (Grimbilas, 2008), waarbij doublures zijn verwijderd. In navolging van de FME-CWM-studie is onderscheid gemaakt in push- en pull- instrumenten, ofwel in steun aan aanbiedende en afnemende bedrijven. De fiscale instrumenten (EIA, MIA, VAMIL, WBSO), de kredietregeling Scheepsnieuwbouw en de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) staan apart vermeld daar ze voor diffusie en niet voor innovatie bedoeld zijn. Eerder stelden we dat diffusie apart onderzocht zou moeten worden. (Zo is bij SDE een groot verschil tussen begroting en werkelijke uitgaven en is de kredietregeling tussentijds herschikt). Tabel 7 toont de resultaten voor steun door de overheid in 2008. Tabel 7: Steunverlening door het Ministerie van Economische Zaken in 2008, exclusief Subsidie Duurzame Energie (SDE), Fiscale maatregelen en Borgstellingsregeling scheepsnieuwbouw (in miljoen euro) generiek
duurzaam
totaal
duurzaam %
Push
1.104
35
1.140
3%
Pull
212
29
241
12%
Totaal
1.316
64
1.380
5%
w.v. kennis- en innovatiegericht
1.181
55
1.236
4%
Investeringen in innovatie 2008
532
163
696
23%
Subsidie Duurzame Energie (*)
1.344
Fiscaal (**)
425
Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw
1.000
263
(*) volgens Grimbilas 2008, maar het SenterNovem jaarverslag noemt hiervoor €448 mln (**) bij generiek alleen WBSO, geen andere vrijstellingen; bij duurzaam: EIA, MIA en VAMIL
De totale bedrijvensteun door het Ministerie van EZ in 2008 bedraagt zo’n 1.380 miljoen euro, waarvan circa 1.140 miljoen voor aanbieders (push) en 241 miljoen euro voor afnemers (pull). Hiervan krijgen koplopers 64 miljoen, 5% van het totaal. 35 miljoen euro hiervan gaat naar aanbieders en 29 miljoen euro naar afnemers. Een groot deel van alle uitgaven is voor kennis en innovatie: 1.236 miljoen euro (89% van het totaal), waarvan 55 miljoen euro voor duurzaamheid (4% van deze uitgaven).
12
Klein, A., B. Pfluger, A. Held, M. Ragwitz, G. Resch, Th. Faber, (2008), Evaluation of different feed-in tariff design options – Best practice paper for the International Feed-In Cooperation, Fraunhofer Institut, Institut for Systems and Innovation Research
22 | Financiering koplopers
De private investeringen in deelnemingen van andere sectoren dan (duurzame) Energie & milieu in 2008 bedragen 532 miljoen euro; in de sector (duurzame) Energie & milieu 163 miljoen (23% van het totaal). De overheidssteun aan innovaties van alle bedrijven is ruim twee maal zo hoog als de private investeringen, maar bij de duurzame innovaties is dat omgekeerd: private investeringen zijn daar drie maal hoger dan de overheidssteun. Een kanttekening is dat duurzame innovatoren ook gebruik kunnen maken van generieke overheidssteun waardoor de verhoudingen bij nader onderzoek in werkelijkheid anders kunnen blijken te zijn. ROM’s Het Ministerie van Economische Zaken is de belangrijkste aandeelhouder van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Nemen ROM’s in de periode 2001 – 2009 in een kwart van alle participaties deel (2% van de totale private investeringen), vergeleken met alle financiers participeren ze weinig in de (duurzame) Energie- & milieusector. Gemiddeld 4.9% van het totaal ten opzichte van 5,5%. Bovendien daalt het aantal ROM-participaties in deze sector, terwijl dat van de andere financiers sterk stijgt. Tabel 8 geeft de cijfers . Tabel 8: Aantal participaties van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen Jaargemiddelden Alle participaties waarvan in Energie & milieu Alle ROM-participaties waarvan in Energie & milieu
2001 – 2009
2002 - 2005
2006 – 2009
126
92
171
5.5%
2.7%
7.3%
32
27
37
4.9%
6.5%
4.1%
2.4 Conclusies De groei van de totale investeringen in participaties en de investering per bedrijf wijst erop dat er voldoende private financieringsmogelijkheden zijn voor alle ondernemingen. Er wordt scherp geselecteerd op kansrijke innovatoren maar die worden dan ook fors gefinancierd. Er zijn geen aanwijzing voor een tekort aan investeringen voor de demonstratieprojecten waardoor een Valley of Death voor innovatoren zou bestaan. Het aantal deelnemingen in demonstratiefasen is juist hoog. Het investeren in (duurzame) Energie & milieu, waaronder de koplopers, was tot 2006 bijzonder onaantrekkelijk voor financiers en werd hierna juist bijzonder aantrekkelijk bevonden. Ook hier is geen aanwijzing voor tekorten aan de private financiering van innovaties na 2006. Daarentegen zijn de R&D-uitgaven van bedrijven in duurzame Energie & milieu laag. Ook is er is amper zaaigeld voor startende koplopers, maar er zijn wel veel investeringen in demonstratieprojecten. Ook hier geen aanwijzing voor de “Valley of Death” bij de duurzame innovatoren, waaronder de koplopers.
23 | Financiering koplopers
Bezien vanuit de financiers is eerder de metafoor Risico Dromedaris van toepassing. Ze zien een stroom van duurzame innovatoren met hoge risicobulten voor ontwikkeling en commercialisatie (groei). Een aannemelijke verklaring hiervoor is dat de lage R&D-uitgaven bij koplopers tot gevolg hebben dat innovaties onvoldoende worden uitgewerkt. Zaaigeld voor starters wordt daardoor te riskant geacht. Pas als koplopers klanten vinden om de duurzame innovatie aan te demonstreren komt financiering beschikbaar. Willen de innovatoren echter doorgroeien als de demonstratie slaagt, dan ontstaat er een nieuwe financieringsdrempel, daar investeerders het marktrisico hoog inschatten. Knelpunt bij duurzame innovatoren, waaronder de koplopers, is de beperkte overheidssteun middels subsidies en kredieten. Ook zijn er weinig participaties van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). In 2008 was de steun aan duurzame innovaties slechts 4% van de totale steun aan innovaties. Kanttekening hierbij is dat koplopers ook generieke steun kunnen gebruiken en dat nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre ze dat werkelijk hebben gedaan. De overheidssteun aan duurzame innovaties was in 2008 fors lager dan de investeringen van participatiemaatschappijen in duurzame innovaties die circa 23% van alle investeringen zijn geweest. Het risico bestaat dat de overheidssteun een remmend effect heeft op duurzame innovatie omdat er relatief meer belastingsgeld naar niet-duurzame innovaties gaat, waardoor deze goedkoper worden. Het zou betekenen dat innoverende koplopers, die toch al meer kosten dan concurrenten maken omdat ze aan private én aan maatschappelijke wensen moeten voldoen, ook nog een hoger rendement dan concurrenten moeten halen daar ze marktconforme rente betalen maar minder renteloze overheidssteun krijgen. De hypothese zou moeten worden getoetst in hoeverre de overheid een “level playing field” ten nadele van de koplopers schept.
24 | Financiering koplopers
3. Financieringsinstrumenten voor koplopers Is er een tekort aan financieringinstrumenten voor koplopers? Dit hoofdstuk gaat hierop in op basis van eigen onderzoek en aanvullende internationale vergelijkingen. Bijlage twee vat de theorie over financieringsinstrumenten samen.
3.1 Diversiteit van instrumenten voor koplopers Er zijn weinig studies naar de financieringsinstrumenten voor duurzame innovaties omdat daarvoor pas recent aandacht bestaat. Er zijn al wel vele financieringsinstrumenten ingevoerd en opinies daarover geformuleerd. Het meest volledig is de Fundetec-studie13 die hieronder staat samengevat. Resultaten van de studie zijn vergeleken met andere studies en met de resultaten van het vorige hoofdstuk. De Fundetec-studie betreft financieringsinstrumenten voor cleantech. Ze combineert statistische analyses met interviews met experts, financiers en innovatoren. De studie toont vele private- en overheidsinstrumenten die ook nog eens zeer divers van aard zijn. Per land worden vaak meerdere instrumenten gebruikt - de meeste in de Verenigde Staten en West-Europa, waaronder Nederland. In Oost-Europa, Azië en Zuid-Amerika worden minder instrumenten per land gebruikt, terwijl Afrika amper instrumenten kent. De onderzoekers vonden 178 instrumenten maar dit aantal ligt in werkelijkheid hoger. Zo zijn voor Nederland 6 instrumenten gevonden, maar de FME-CWN noemt er al 23. Databanken als Subsidiedatabank.nl 14 bevatten er nog meer en er wordt over 1900 regelingen gesproken.15 Tabel 9 geeft 53 instrumenten uit West-Europa, verdeeld naar de fasen in het innovatieproces (verticaal) en naar het type instrument (horizontaal). De meeste instrumenten zijn gericht op de begin- en eindfasen van het innovatieproces, dat wil zeggen op R&D en op Groei/(pre)commercialisatie. Er zijn weinig instrumenten gevonden om productontwerpen uit te werken maar meer om de ontwerpen daarna te demonstreren en te commercialiseren. Innovatoren hebben meestal kennis van de instrumenten. Ze shoppen in de regelingen en stapelen instrumenten waar mogelijk. De 31 ondernemers waarmee werd gesproken gebruiken 163 instrumenten; gemiddeld vijf per ondernemer en in Noordwest Europa en de V.S. zelfs meer.
13
Ermen van R., 2007, Comparison and Assessment of Funding Schemes for Development of New Activities and Investments in Environmental Technologies, Fundetec, rapportnr 044370, Brussels 14 http://www.subsidiedatabank.nl/Subsidies_fondsen_sponsors_en_financieringen_voor_stichtingen_verenigi ngen_en_overheden/makkelijk_via_de_subsidiedatabank 15 Elburg van J.C., 2009
25 | Financiering koplopers
1 1
1 2 3
3 2 2 2
1 7 3
3 1 2
1 1
15 10 8 6 4 4 2 1 1
1
1
4 2
13
2
8
1 10
Total
All phases
1
Commercialisation
Demonstration
8
Precommercialisation
Eigen middelen (Own funds) Leningen (Debt-loan) Deelneming (Equity-private) Equity-venture capital Subsidies (Other support grants) Zaaigeld (Equity seed capital) Contracten (Contracts) Aandelen (Shares) Ontwikkelingskrediet (Debt-development finance) Andere publieke financiering (Other public private leveraged) Obligaties (Debt-bonds) Totaal (Grand total)
Proof of concept
R&D
Tabel 9: Financieringsinstrumenten voor koplopers in West-Europa (Van Ermen, 2007)
14
6
1 53
Het knelpunt is volgens de Fundetec-studie het verschil in risicoperceptie tussen ondernemers en financiers, en de kennis-asymmetrie. De ondernemer denkt vaak dat een financier zijn onderneming zal overnemen, terwijl de financier vaak te weinig oog heeft voor de technologische aspecten. Voorts is de aanwas van onderbouwde plannen laag en is het inzicht in de vraag naar duurzame innovaties bij ondernemer en financier zwak. Bij de starter knelt het dat de prestaties van de innovatie nog onvoldoende zijn, dat hij een te korte track record heeft om een eigenvermogenfinancier te interesseren en dat zijn privé-vermogen te laag is als onderpand voor het vreemd vermogen. Een hoge financieringsrente is het gevolg. Bovenop op inflatie is deze 25% en zelfs hoger voor starters en 8% tot 20% bij demonstraties, terwijl voor commercialisatie de rente slechts enkele procenten boven inflatie ligt. Het verkrijgen van financiering voor commercialisatie is evenwel lastig, omdat het onzeker is in hoeverre de markt voor de inmiddels bewezen technologie zich zal ontwikkelen. Een Nederlandse studie vergelijkt de financiering van duurzame energie in Nederland met enkele Europese landen en de V.S. De studie onderstreept het tekort aan instrumenten voor demonstratie. Volgens deze studie zijn de Nederlandse R&D-overheidsuitgaven voor de duurzame energie hoog in vergelijking met het buitenland, maar is de risicodragende financiering schaars (13% van de totale financiering in Nederland en circa 30% in de V.S.). Als hoofdreden hiervoor worden het bureaucratische en inconsisente overheidsbeleid genoemd, waardoor het investeringsklimaat voor
26 | Financiering koplopers
de duurzame energie weinig aantrekkelijk is. Strengere regelgeving, zoals de feed-in tarieven in Duitsland wordt bepleit.16 Een Amerikaanse studie naar het venture- en aandelenkapitaal voor hernieuwbare energie in de V.S. en Europa bevestigt de tekorten voor demonstratiefasen maar daaronder wordt ook de groeifase geschaard. Een meer risicomijdende overheidsfinanciering in de V.S. dan in Europa zou de reden zijn.17 Een tweede studie uit de V.S. naar venture- en aandelenkapitaal voor hernieuwbare energie in de V.S. versus Europa is juist sceptisch over de Europese overheidsfinanciering. Er wordt gewezen op de beperkte beschikbaarheid van eigen vermogen voor financiering in Europa ten opzichte van de V.S., ondanks een strenger Europees beleid waardoor de markt hier groter is. Het nadeel van Europa zou met cultuur samenhangen: een inflexibele faillissementswetgeving, minder ondernemingszin, een lage bevolkingsmobiliteit, een grote marktfragmentatie, alsmede weinig privé en universitair kapitaal.18 Instrumenten voor ondernemingen en projecten in alle fasen van het innovatieproces worden door de United Nations Environment Program (UNEP) bepleit.19 De aantrekkelijk geachte instrumenten zijn in dat rapport omkaderd en hieronder in Tabel 10 als illustratie van diversiteit aan financieringsinstrumentarium genoemd.
Tabel 10: Voorbeelden van financieringsinstrumenten (op basis van Makinson, 2005) Eigen vermogen voor bedrijven UK Carbon Trust Incubator Programme Massachusetts Sustainable Energy Economic Development Centre for Energy & Greenhouse Technologies, Victoria Australia California Clean Energy Fund
Contingent grant with repay after profit and Intellectual property Public loans with payback grace period rd th and low repay 3 /4 year Capitalized venture funding with leveraged energy taxes Shared state and private equity; lower profit for state
Vreemd vermogen voor bedrijven en projecten Canadian Green Municipal Fund
Soft loan until 15% total costs till CND 20 mln
Connecticut Clean Energy Pre-Development
Soft loan until USD 0.5 mln and 25% private share
16
Biermans, M., H. Grand le, M. Kerste, J. Weda, 2009, De Kapitaalmarkt voor Duurzame Projecten, SEO, Amsterdam 17 Zindler, E., K.Locklin, (2010), Crossing the Valley of Death, Bloomberg New Energy Finance. 18 Economist, Europe’s tech entrepreneurs, 10-6-2010 19 Makinson, S. (2005), Public Finance Mechanisme to Catalyze Sustainable Energy Sector Growth, United Nations Environmental Programme (UNEP) and Sustainable Energy Finance Initiative (SEFI),
27 | Financiering koplopers
Programme Massachusetts Pre-Development Finance Initiative FIDEME in France (Fonds d’Investissements de l’Environnement et de la Maîtrise de l’Energie) KfW (the German bank for reconstruction and development) Bulgarian Energy Efficiency and Renewable Energy Netherlands Green Fund IDEA Spain Cleaner Renewable Energy Bonds Pennsylvania Economic Development Authority PEDA
Feasibility study grant for public and loans for private until USD 50.000 Mezannine funding up to €15 mln for equity USD 5 mln with three years interest-free grace Credit line blended by private and international state lenders Green saving: 2.5% tax incentive and 1-1.5% on earned interest Identifies and lends to a project with return from sales, or energy savings US fund USD 800 mln for local clean energy that allows tax credit for issuer Loan with maximum 50% guaranteed interest rate
Fondsen voor Starters Sustainable Development Fund (SDF) in Pensylvania FOGIME
From grants, venture capital to loans for early stage Until 70% loan guarantees for start up Fondsen voor gebruiker
PreVair Bacque Populair de Alsace with ADEME
Energy saving products at 3% loan or softened to 1.7%
Berlin Energy Saving Partnership
Contractors/investors guarantee energy savings
De criteria voor landenvergelijking en definities van innovatiefasen verschillen tussen de studies. Ook de risicoperceptie en de kennis-asymmetrie die in de Fundetec-studie worden benadrukt komen maar zijdelings aan de orde in de landenvergelijkingen. Die kennisasymmetrie-nadruk staat onder druk omdat de onzekere maatschappelijke vraag naar duurzame innovaties de beoordeling van duurzame innovaties kan vertekenen.
3.2 Afstemming verhouding publiek/privaat in Nederland Het Ministerie van Economische zaken in Nederland geeft aan dat de instrumenten beogen het marktfalen te corrigeren en tekorten in de private financiering te ondervangen20. Toch is de evaluatie van Nederlandse overheidsfinanciering voor innovaties hierover weinig positief. Die evaluatie stelt dat privaat kapitaal voor de innovaties in Nederland ruim beschikbaar is. Imperfecties ontstaan vooral door de kennis-asymmetrie tussen innovatoren en financiers waardoor de slaagkans van innovaties anders wordt beoordeeld (waarbij gesteld wordt dat de financiers de kennisachterstand hebben). De imperfecties ontstaan ook doordat overheidsinstrumenten om die 20
Dexel, J., Impuls voor het vermogen tot innovatie, Ministerie Economische zaken, 16-10-2008, Den Haag. th Heiland, J., Improving the access to finance for early stage and innovative SME’s, presentatie op de EBAN 10 th Annual Congress 2010, 15 April, Istanbul
28 | Financiering koplopers
kennis-asymmetrie te ondervangen, tegenvallen. Daarbij wordt erop gewezen dat de huidige beoordelingsmethoden van de overheid onvoldoende werken. Teveel voorstellen worden positief beoordeeld maar leveren geen innovaties op. Te vaak blijken negatief beoordeelde subsidieaanvragen met private financiering toch rendabel te worden. Ook de hoge beoordelingskosten worden zorgwekkend genoemd. Er wordt geconcludeerd dat de risico’s van het innovatieproces beter met behulp van regelgeving kunnen worden afdekt, en dat dit effectief is als de private sector hierin meedeelt en de regelingen deels zelf uitvoert om de marktverstoring respectievelijk transactiekosten te beperken. Bezien vanuit die regelgeving en deelname van marktpartijen in de uitvoering daarvan, wordt het huidig instrumentarium te weinig effectief geacht, met een uitzondering van de Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf (BMKB).21 Tekorten in private financiering worden evenmin genoemd in de studie naar de maatschappelijke effecten van buy-outs in opdracht van de Vereniging van Participatiemaatschappijen (de evaluatie meldt overigens louter positieve effecten van buy-outs op rentabiliteit, werkgelegenheid, productontwikkeling en andere).22 Deze commentaren zijn ook van belang voor de ontwikkeling van nieuwe overheidsinstrumenten voor duurzame innovaties, zoals Develop, een fonds voor duurzame energie dat afstemming tussen de overheid en private instrumenten beoogt.23 Een evaluatie van de huidige financieringsinstrumenten voor duurzame innovaties is niet gevonden. Het risico bestaat dus dat nieuwe instrumenten minder geschikt blijken dan de al bestaande regelingen (SDE, Groenfondsen), waardoor het concurrerend vermogen van koplopers daalt, en dat de regionale instrumenten waarvan kleine en startende bedrijven profiteren in de verdrukking raken. Daardoor kan het maatschappelijk draagvlak voor duurzame innovaties afnemen, terwijl dit essentieel is voor winstgevendheid en maatschappelijke kosten-baten saldi.24
3.3 Vraaggerichte instrumenten De diversiteit van financieringsinstrumenten die de Fundetec studie noemt is geen toeval. De variatie is schier eindeloos. Ter illustratie: gegeven de kosten, opbrengsten, investering en belastingen wordt winstgevendheid bepaald door vraag, financieringsrente, doorlooptijd, eigen en vreemd vermogen, en het aantal vragers en aanbieders. Met deze vijf factoren kunnen 120 instrumenten worden ontwikkeld (5! = 5*4*3*2*1), maar per variant kunnen ook de hoogte en duur van financiering worden aangepast. 21
Boot, A.W.A., J. Schmeits, 2004, Imperfecties in de vermogensmarkt en overheidsbeleid, in B. Jacobs, J.J.M. Theeuwes, (eds), Innovatie in Nederland, Koninklijke Vereniging voor Staatshuishoudkunde, Amsterdam, p. 95130 22 Ernst&Young, (2008), Economische en sociale effecten van buyouts in Nederland, Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappjien, Amsterdam 23 Anonymous, Develop, verkenning naar ondersteuning van duurzame ondernemers, 19-1-2010, Ministerie van Economische Zaken 24 Ook de koplopers zelf organiseren co-operatieve financiering, zoals de “Windvaan” en “Zonvogel” en ruilhandel van producten voor schone energie, zoals “Boer zoekt buur”
29 | Financiering koplopers
Problemen ontstaan als instrumenten worden toegevoegd maar niet vervangen. Nieuwe instrumenten gaan dan schuil in een “oerwoud van regelingen”. De huidige situatie met de aanbodgerichte instrumenten lijkt hierop neer te komen. De diversiteit is groot zonder overtuigende effecten op koplopers, terwijl vraaggerichte instrumenten vrijwel ontbreken. Hoe belangrijk vraaggerichte instrumenten zijn toont een simulatie van de samenhang tussen de marge van een ondernemer, de investeringskosten van zijn financier en de maatschappelijk kosten en baten. De aannames in dit fictieve voorbeeld zijn realistisch. De rente bedraagt 5% en 25%. Bij de ondernemer is aangenomen dat een onverwachts langere groeiperiode van twee en vijf jaar bestaat voordat positieve marge (cash flow) wordt behaald. Voor de financier is een langer dan verwachte lead-to-market tijd van drie en zes jaar aangenomen. Bij de maatschappelijk kosten-baten is 2% en 20% vraagtoename naar de innovatie gesteld. De referentie is marge 100, 0% rente en vraagtoename. Tabel 11 toont de resultaten van deze simulatie. Tabel 11: Simulaties samenhang rente, doorlooptijden en maatschappelijke vraag (initieel 0% rente en marge 100) Marge bij groeiperiode 2 4 Kosten lead-to-market 3 6
Contante waarde van de marge van ondernemers 5% 25% 91
64
82 41 Investeringskosten van financiers 116 195 134
381
Wel voldoen aan groeiende vraag naar duurzame innovaties 2% 20% 94
92
89 85 Niet voldoen aan groeiende vraag naar duurzame innovaties 123 338 151
1,139
Bij de onverwachte lange groeiperiode neemt de contante waarde (present value) van de marge af en bij de onverwacht lange lead-to-market neemt de toekomstige waarde van de investering toe, daar rendement uitblijft. De maatschappelijk kosten stijgen nog veel sterker omdat er niet aan de vraag voldaan wordt. Bij hoge rente zoals bij duurzame innovaties, zijn deze effecten fors. Is er een maatschappelijke vraag dan moet deze dus in een marktvraag worden vertaald. Hiervoor zijn vraaggerichte instrumenten nodig die marktniches voor duurzame innovaties stimuleren die groei van innovaties mogelijk maken. De rente kan dalen als blijkt dat ondernemers goed aan die marktvraag kunnen voldoen. Bij vraaggerichte instrumenten gaat het om instrumenten die bedrijven, overheden en consumenten ondersteunen bij co-makership, ketenbeheer, toetsing, inkoop en gebruik van duurzame innovaties.25 Ze zijn in het verleden vaak met succes toegepast. In Nederland zijn heffingen op afvalwaterlozingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw door waterschappen gebruikt voor 25
Prof. J.C. Brezet (Technische Universiteit Delft) noemt dergelijke interacties de “reflective practices”
30 | Financiering koplopers
innovaties in afvalwaterzuivering, waarmee de Nederlandse watertechnologiebedrijven de wereldtop breikten. In Japan lokten gemeenten in de jaren tachtig van de vorige eeuw oplossingen uit voor luchtvervuiling in het verkeer, waarna de Japanse apparatenbouwers tot wereldexporteurs uitgroeiden. In Duitsland lokte de detailhandel de inzameling en teruggave van verpakkingen uit zodat geavanceerde afvalinzameling- en verwerking ontstond. Recent voerde Duitsland de feed-in regeling voor consumenten in, waarmee de Duitse hernieuwbare-energie-industrie wereldleider werd. Er zijn momenteel in Nederland vele aanbodgerichte instrumenten, maar vraaggerichte instrumenten worden maar incidenteel toegepast. Denk aan financiering van diensten van toeristische bedrijven om zonneënergie te beproeven of aan diensten van leasebedrijven om electrische mobiliteit te introduceren. Een meer systematische aanpak is nodig.
3.4 Conclusies Op één punt is er consensus tussen de studies naar financieringsinstrumenten voor duurzame innovatie. Investering in duurzame innovaties is bijzonder riskant en de instrumenten voor de startfase van het innovatieproces zijn schaars. Deze conclusie bevestigt in grote lijnen de bevindingen in het vorige hoofdstuk. De verschillen tussen studies zijn opmerkelijk. De meest volledige studie naar duurzame innovaties (Fundetec) toont aan dat er veel en uiteenlopende instrumenten zijn, vooral voor de R&D- en groeifase (commercialisatie) en dat koplopers shoppen in de regelingen. De Nederlandse situatie verschilt hierin weinig van die in andere West-Europese landen en de VS. Enkele andere studies melden tekorten in instrumenten voor de demonstratiefase. Weer andere vullen dit aan met de tekorten voor de groeifase, terwijl de UN pleit voor meer financieringsinstrumenten voor alle fasen van het innovatieproces. Vergelijkingen tussen landen geven evenwel een weinig consistent beeld. Soms is het gras elders groener. De opinie in onderzoeken en beleid dat Nederland te weinig private financiering voor duurzame innovaties kent, waardoor meer overheidsinstrumenten nodig zijn, moet worden genuanceerd in die zin dat de private financiering de laatste jaren sterk gegroeid is. Een evaluatie van overheidsfinanciering voor innovaties wijst erop dat de overheidsinstrumenten hiervoor tegenvallen daar de uitvoering tekortschiet, en vooral de beoordeling van slaagkansen van innovaties. Er zijn vele aanbodgerichte financieringsinstrumenten, en aanpassingen voor de duurzame innovaties kunnen nodig zijn, maar vooral de uitvoering zou moeten worden verbeterd. Bij duurzame innovaties speelt het tekort in vertaling van maatschappelijke vraag in marktvraag een rol daar duurzaamheid onvoldoende in marktprijzen tot uitdrukking komt. Hierdoor is het beoordelen van de slaagkans van duurzame innovaties lastig. Vraaggerichte instrumenten die deze vertaalslag ondersteunen zijn echter schaars. Vraaggerichte instrumenten zouden gericht moeten zijn op bevordering van diensten van bedrijven, en op uitvoerende overheden, consumenten en maatschappelijke organisaties. De spelers moeten in staat gesteld worden duurzame innovaties mee
31 | Financiering koplopers
te helpen ontwikkelen, te kopen en te gebruiken waardoor de slaagkans voor duurzame innovatoren stijgt. Het ontbreken van privéfinanciering hiervoor is verklaarbaar. Dergelijke diensten hebben namelijk veel kenmerken van bijzonder riskante projectfinanciering. Deze is onaantrekkelijk voor eigen-vermogenfinanciers omdat de eigendomsverhouding onhelder is. Ze is ook bijzonder riskant voor vreemd-vermogenfinanciers omdat het onderpand lastig te definiëren is. Hier kan de overheid een (zeer) belangrijke lacune opvullen.
32 | Financiering koplopers
4. Geschikte instrumenten volgens financiers In dit hoofdstuk de financiers aan het woord. Welke financieringsinstrumenten kunnen koplopers versterken, gegeven de beperkte financiën? Hierop zijn vijftien financieringsexperts bevraagd. Drie eigen-vermogen- en vier vreemd-vermogenfinanciers, vier consultants primair gericht op koplopers en vier consultants primair gericht op financiers. De experts opereren op de markt, enkelen hebben daarnaast een publieke taak. Allen hebben met koplopers te maken. Tabel 12 categoriseert de gesprekspartners. Vragenlijst en gespreksverslagen staan in bijlage drie. De gespreksresultaten in paragraaf 4.1. Tabel 12: Overzicht gesprekspartners naar specialisme Financiers Eigen-vermogen Financiers / Koplopergerichte consultants
Jansen (NOM), Rooseboom (Start Green Venture Capital), Savelsberg (SET Venture Partners)
Vreemd-vermogen Financiers / Financiergerichte consultants
Van den Bosch (FOM/FMO) Povel (Triodos bank), Putman (ASN bank), Veendrick (Rabo bank)
Aantal
7
Consultants Bakker (provincie Utrecht), Dillingh (Innovatieplatform Twente), Hercules (Ovium), Mandigers (Claassen, Molenbeek & Partners) De Berg (21c, adviseur institutionele beleggingen), Krijgsman (Energy Project Finance), Rubinstein (TBLI), Van Wingerde (GlobalEnergy) 8
Aantal
7
8
15
De gesprekken zijn gestructureerd met tien vragen. Zes hiervan zijn besproken aan de hand van stellingen. Eén betreft een vraag over overheidsinstrumenten en drie vragen gaan over tekorten en wensen. De vragen en het onderzoeksvoorstel zijn vooraf naar de gesprekspartners gestuurd. Na het gesprek zijn korte verslagen teruggestuurd. De commentaren zijn weer integraal verwerkt.
4.1 Resultaten interviews Hieronder komen per aandachtspunt de meningen en motivaties van de experts aan bod. Daarop volgen de belangrijkste aanbevelingen van de gesprekspartners. Vraag 1: Is financiering van de koplopers bijzonder lastig? Ja 5
Nuance/Geen mening 5
Integendeel 5
Over de uitzonderingspositie van koplopers bij financiering lopen de meningen uiteen. Enkele experts benadrukken dat koplopers hoge risico’s dragen omdat duurzaamheid onvoldoende in prijzen is verwerkt, waardoor de “vuile” producten een concurrentievoordeel hebben. Andere
33 | Financiering koplopers
experts onderkennen dit, maar wijzen op de groeiende maatschappelijk behoefte aan duurzaamheid waardoor dit nadeel afneemt. Enkele experts menen zelfs dat de koplopers qua financiering op dit moment een voordeel hebben daar er veel maatschappelijk draagvlak voor duurzaamheid is. Meerdere experts wijzen vooral op andere oorzaken voor het tekort aan financiering voor de koplopers: financieel onvoldoende onderbouwde of ontbrekende ondernemingsplannen, onvoldoende onderscheid tussen de rollen uitvinder, ondernemer en financier, en te weinig kennis van financieringsmogelijkheden. Vraag 2: Is opschaling voor de koplopers bijzonder lastig? Ja 3
Nuance/Geen mening 12
Integendeel 0
Consensus bestaat dat de opschaling van innovaties lastig te financieren is omdat dan risico’s hoog zijn en er forse bedragen worden gevraagd zonder dat er zekerheden over inkomsten en onderpand tegenover staan. Financiering met eigen vermogen heeft de voorkeur. Meningsverschillen betreffen de positie van de koplopers en definities. Enkele experts menen dat koplopers uitzonderlijke risico’s lopen omdat ze een trend zetten waarna de regelgeving pas op gang komt, maar de meesten achten de risico’s van de koplopers niet uitzonderlijk hoog ten opzichte van andere innovatoren. Daarnaast zijn er onduidelijkheden over definities. Volgens enkele experts is onduidelijk wat duurzaamheid is, welke producten duurzaam kunnen worden geacht en waarom ze als duurzaam zijn aangewezen. Ook is onduidelijk wat opschaling inhoudt. Er wordt onderkend dat onderzoek, ontwikkeling en realisatie van een werkend ontwerp de meest riskante fasen zijn, maar de opschaling daarvan wordt soms opgevat als een demonstratie. Door sommigen worden echter alle pre-commerciële stappen hieronder begrepen. Vraag 3: Zijn er subsidies voor de koplopers nodig? Ja 7
Nuance/Geen mening 5
Integendeel 3
Er is consensus over de noodzaak van subsidies voor onderzoek, ontwikkeling en realisatie van het werkend ontwerp, omdat de risico’s daarvan voor private financiers te hoog zijn. Meerdere experts menen dat de subsidies ook in latere fasen van het innovatieproces nodig zijn zolang duurzaamheid nog niet geprijsd is. Enkele experts menen dat subsidies nodig zijn om richting te geven aan de maatschappelijke behoeften aan innovaties. Meerdere experts beschouwen subsidies voor bedrijven als inferieur aan fiscale instrumenten. De laatste zouden ten eerste beter uitvoerbaar zijn. Borgstelling door de overheid lokt voorts private financiering uit. Hetzelfde geldt voor duurzame inkoop door de overheid en voor zachte of renteloze leningen (“revolving funding”) die pas bij winst worden terugbetaald. Enkele experts achten subsidies aan bedrijven onnodig omdat er risicodragende financiering beschikbaar is en het beprijzen van vervuiling de voorkeur verdient. Vraag 4: Kunnen banken de koplopers financieren?
34 | Financiering koplopers
Ja 2
Nuance/Geen mening 6
Integendeel 7
De mening overheerst dat banken de koplopers moeilijk kunnen financieren omdat risico’s van innovaties te hoog zijn en de garanties van koplopers te beperkt zijn. Bijvoorbeeld als er te weinig onderpand is voor een lening. De meeste experts menen dat banken niet geschikt zijn om duurzame innovaties te financieren daar beheer van spaargelden op gespannen voet staat met deze riskante financiering, banken weinig technologische kennis hebben en tenslotte waarderingsmodellen voor duurzaamheid ontbreken. Enkele experts menen dat de beoordeling van risico’s fors zou verbeteren als kennisnetwerken van financiers en ondernemers goed zouden functioneren. Dat wil zeggen als er gedegen en transparante kwaliteitscertificaten en labels beschikbaar zouden zijn evenals goede waarderingsmodellen voor duurzaamheid. Enkele experts denken dat vooral de institutionele beleggers hier voordeel van hebben omdat zíj maatschappelijke ontwikkelingen op lange termijn moeten beoordelen. Enkelen menen dat institutionele beleggers pas op kunnen treden zodra koplopers hun activiteiten tot omvangrijke programma’s clusteren. Vraag 5: Is er voldoende risicodragend (venture) kapitaal voor de koplopers? Ja 7
Nuance/Geen mening 6
Integendeel 2
De meeste experts menen dat er voldoende risicodragend kapitaal in Nederland beschikbaar is om koplopers te financieren. Wel worden vele belemmeringen genoemd, zoals een beperkt inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen waardoor de marktrisico’s hoog zijn. Groene investeringen zouden daarnaast riskant zijn vanwege onvoldoende vraag naar duurzaamheid. Ook is er onvoldoende marketing van het financieringsaanbod en weinig structuur in het aanbod van risicodragend kapitaal. Verder wordt gesteld dat kleine bedrijven te weinig financieringskennis hebben waardoor ze weinig toegang tot risicodragende financiering hebben. Tenslotte word de ondernemerscultuur in Nederland volgens enkele experts als te weinig groei-gericht gezien en worden teveel doelstellingen vermengd, zoals winst en werkgelegenheid. Slechts enkele experts menen dat er een tekort in de risicodragende financiering in Nederland is waardoor de innovatie wordt belemmerd. Vraag 6: Moet overheid strenger eisen in plaats van bedrijven subsidiëren? Ja 11
Nuance/Geen mening 4
Integendeel
Er bestaat overeenstemming tussen de experts dat de overheid vooral strengere duurzaamheidseisen moet stellen zodat marktmogelijkheden voor koplopers ontstaan. Hierbij wordt de Duitse regulering van hernieuwbare energie als voorbeeld genoemd. Ook de duurzame inkoop door overheden wordt bepleit daar die een groeimarkt schept. Fiscale instrumenten in plaats van subsidies worden wenselijk geacht. Meerdere experts wijzen subsidiëring van bedrijven af ten gunste van een streng beleid. Enkelen menen dat de overheid te weinig continuïteit in beleid kan bieden waardoor toch subsidies nodig zijn. Ook wordt gepleit voor een sterke koppeling tussen subsidies en prestaties. Wel wordt gewezen op het gebrek aan kennis van financieringsvraagstukken
35 | Financiering koplopers
bij de uitvoerders van regelingen. Enkele experts menen dat lokale en regionale subsidies te vaak riskante projecten financieren. Daartegenover menen enkele anderen dat de diversiteit van subsidies de slaagkans voor innovaties juist vergroot daar er meer keuze van financiering is, en dat regionale subsidies de koppeling tussen vraag en aanbod verbeteren. Vraag 7: Zijn ondersteunende overheidsinstrumenten nodig? Kwaliteitscertificaten en labels Garantiestellingen Kennisondersteuning- en uitwisseling
Ja 12 11 13
Anders of Weet niet 3 4 2
De behoefte aan ondersteunende overheidsinstrumenten is groot. Kwaliteitscertificaten en labels die duurzaamheid betrouwbaar en helder uitdrukken - denk aan belasten op basis van totale woonlasten in plaats op hypotheekhoogte, of denk aan het weergeven van CO2-voetafdruk van producten - worden door bijna alle experts bepleit. Meerdere experts betwijfelen of deze instrumenten door de overheid moeten worden opgesteld daar die doorgaans achterloopt. Ook overheidsgaranties acht men van belang, maar de uitwerking daarvan staat ter discussie. Enkele experts benadrukken het belang van garanties voor de lange-termijnrisico’s, bijvoorbeeld bij de achtergestelde lening zoals het borgstellingskrediet MKB (BMKB). Enkelen pleiten voor garanties op kasstroom voor de beginfasen van het innovatieproces, waaronder een verbetering van het Technostarterkrediet en voor garanties op kostenreductie bij energiebesparing, zoals in het voorstel van de Belgische werkgevers. Consensus bestaat er over de behoefte aan kennissteun. Gepleit wordt voor kennisuitwisseling en voor netwerken van koplopers en financiers om meer inzicht in financiering te krijgen en om ondernemingsplannen te verbeteren. Volgens enkele experts verlaagt dit de marketingkosten van koplopers én financiers. Hoe in meer kennis te voorzien is onderwerp van discussie. Enkelen wensen meer kennisvouchers, vooral voor verbetering van de ondernemingsplannen. Ook platforms voor kennisuitwisseling worden genoemd maar tevens bestaat de vrees dat de kennismakelaars de ondernemersrol gaan ondergraven. Het belang van universiteiten wordt onderkend maar er is scepsis over hun kwaliteit van dienstverlening.
4.2 Aanbevelingen financieringsexperts De volgende aanbevelingen zijn gedaan om de financiering van koplopers te verbeteren. 1. Breed gedragen wordt de mening dat private financiering voldoende groot en divers is, maar dat de overheid de groei van duurzame innovatie moet bevorderen via strenge eisen, via marktstimulering door regelgeving (zoals het Duitse feed-in tarief), en via duurzaam inkopen met transparante criteria. 2. Breed gedragen wordt ook de mening dat subsidies nodig zijn in de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen daar dan geen inkomsten worden gegenereerd, maar dat subsidies voor bedrijven revolving kunnen zijn, dat wil zeggen dat ze terugbetaald worden zodra een innovatie
36 | Financiering koplopers
3.
4.
5.
6.
7.
8.
winstgevend is. Hierdoor kunnen veel meer starters worden bediend. De financiering van al lopende bedrijven kan beter via fiscale instrumenten geschieden, deze zijn beter uitvoerbaar. De experts pleiten voor regionalisering van de overheidssteun voor startende koplopers om de afstemming van vraag en aanbod rond duurzame innovaties te bevorderen, en voor een koppeling tussen steun en prestaties. De uitvoering van regionale regelingen moet transparanter worden. Overheidsgaranties voor koplopers worden bepleit. Twee verbeteringen worden met name genoemd: meer dan zes jaar doorlooptijd voor het Technostarterskrediet daar innovatieprocessen lang duren. Kasstroomgaranties zijn belangrijk gedurende drie á vier jaar na de start, daar in die periode innovatierisico’s voor financiers het hoogst zijn. Er wordt gepleit voor garanties voor langlopende hypothecaire leningen rond energiebesparing in onroerend goed. Voorts voor garanties bij het gebruik van spaargeld voor private financiering, waarmee een grote hefboom (high leverage) wordt bereikt. Fiscale voordelen worden bepleit voor een privaat-publiek fonds duurzame innovaties met institutionele beleggers, om de financiering van opschaling en uitrol van innovaties te bevorderen. Hiervoor moeten koplopers samenwerken om projectvoorstellen tot grootschalige programma’s te clusteren. Brede steun krijgt het bevorderen van kennis en kennisnetwerken, waaronder: (a) het stimuleren van kennisuitwisseling tussen koplopers en financiers, (b) het bevorderen van kennis van financiers en koplopers over regelingen, (c) steun bij onderbouwing van ondernemingsplannen van koplopers, met name qua financiering, (d) definiering wat duurzaamheid en duurzame innovaties of schone technologie betekenen. Gepleit wordt om burgers bij de financiering van koplopers te betrekken. Dit kan via aandelen in coöperaties voor lokale energie, via medefinanciering door de Postcodeloterij in combinatie met private fondsen, via heldere labels via collectieve inkoop, en dergelijke. Ook wordt voorgesteld een Europese valuta voor duurzame projecten uit te geven (Duro) die inwiselbaar moet worden met de euro. Voorgesteld wordt een publiek-privaat, beursgenoteerd fonds voor maatschappelijke prioriteiten in het leven te roepen zoals voor water, voeding en energie, gevoed door institutionele beleggers en banken, waarbij de overheid garanties stelt in de vorm van een putoptie. Dit voorziet in de financieringssbehoefte bij opschaling maar biedt ook mogelijkheden voor bijsturing van financiering (daalt het aandeel in prijs dan stijgt de waarde van de put-optie, waarmee de overheid een signaal van fondsprestatie krijgt).
37 | Financiering koplopers
4.3 Conclusies De mening van financieringsexperts over geschikte instrumenten voor koplopers is niet eensluidend. De verschillen zijn niet zonder meer terug te voeren op belangen of posities, zoals overheid, ondernemer of financier, dan wel eigen- of vreemd-vermogenfinancier. Blijkbaar is het beeld nog diffuus en de materie nog moeilijk te onderbouwen. Een lijst geschikte instrumenten kan dan ook niet worden verwacht. Onderstaande conclusies betreffen de zaken waarover redelijke concensus bestaat met de nodige nuanceringen. Financieringsexperts menen dat private financiering van koplopers in Nederland lastig is, maar dat dit niet zozeer ligt aan een tekort aan financiering maar veeleer aan een zwakke regelgeving om overheidsdoelen rond duurzaamheid ook werkelijk te halen. Dit beperkt de vraag naar duurzame innovaties. De experts betwijfelen of meer steunverlening zonder een sterkere vraag vanuit markt en overheid de positie van koplopers bevordert. Er is redelijk consensus over de noodzaak van subsidies voor R&D- en startfasen van koplopers, al kan een deel van de subsidies revolving zijn - een deel van de winst vloeit dan terug in het fonds. De bedrijfsvoering kan beter worden ondersteund met overheidgaranties voor private financiering en met fiscale voordelen. De roep om vraaggerichte instrumenten komt in verschillende vormen naar voren. Er worden genoemd: het betrekken van burgers bij financiering via de Postcodeloterij in combinaties met private fondsen, productie- en gebruikerscooperaties en het financieren van starters en kleinbedrijf door middel van lokale en regionale fondsen, mits de regelingen transparant zijn. Voorts kan de overheid helpen door labels en certificaten uit te delen, koplopers kunnen door duurzame inkoop worden gestimuleerd mits deze ondersteunende instrumenten de innovatoren uitdagen door eisen en heldere beoordelingscriteris die op lange-termijnvisies zijn afgestemd. Alom wordt de noodzaak van betere kennis en kennisnetwerken onderstreept om de risico’s van financiering te beperken zowel bij ondernemers als financiers. Enkele nieuwe financieringsinstrumenten worden genoemd, zoals een privaat-publiek fonds voor maatschappelijke prioriteiten, maar er is geen consensus over de noodzaak van een geheel nieuw financieringsinstrument voor koplopers. Er worden aanbevelingen gedaan om bestaande regelingen te verbeteren en om de risico’s van private financiers bij vroege fasen van het innovatieproces te beperken, waaronder een langere periode voor het Technostarterkrediet en garanties voor kasstroomfinanciering gedurende een paar jaar na de bedrijfsstart omdat dan de risico’s hoog zijn.
38 | Financiering koplopers
5. Geschikte financiering volgens koplopers Nu de koplopers zelf en de vraag welk financieel instrumentarium zij wenselijk achten. Er zijn vijftien koplopers geënquêteerd. De enquête is door twaalf koplopers ingevuld - door elf schriftelijk terwijl één telefonisch antwoordde. In Tabel 13 staan de geënquêteerde koplopers. Ze zijn op uiteenlopende terreinen van duurzaamheid actief en in verschillende fasen van het innovatieproces. Alle koplopers werken aan een tastbare, op uitvoering gerichte, duurzame innovatie. De gespreksresultaten geven een beeld van de opinies zonder de pretentie van een representatieve steeproef. De enquête omvat drie delen: meningen over financiering, ervaringen met financiers en suggesties voor verbetering. Per deel zijn enkele vragen gesteld. De enquêteresultaten zijn geanonimiseerd. Ze zijn weergegeven in een andere volgorde dan die van tabel 13. Bijlage vier bevat de enquête zelf. Tabel 13: Overzicht van de geënqueteerde koplopers Bedrijfsnaam Van Moerdijk, BiJo Obbens, Biorights Van de Arent, EECT Heinen, E-Traction Knook, Knook Energy Solutions B. Goris, O-foils Batelaan, Pharmafilter Van de Witteboer, RECEPS Schipper, Schipco Kloppenburg, Tuktuk Company Van Maris, Van Maris Projects Van de Wijngaart, Wijgaart Engineering services
Hoofdactiviteit Biologische tuinbedrijf met demonstratie in energie e 2 generatie biogasproductie Energiesparende (Heron) gasturbines Elektrische mobiliteit Energiesparende en milieuvriendelijke kassen Voortstuwing technologie voor schepen Afval(water)behandeling in ziekenhuizen Duurzame recycling van verpakkingen Adviesbureau in logistiek Stadsvervoerbedrijf Afvalverwerking tot hoogwaardige producten Milieuvriendelijke en energiezuinige stallen
5.1 Meningen over financiering Hieronder staan meningen van de koplopers over de financiering en hun motivaties. 1. Financiering van innovaties vanuit MKB ten behoeve van energie of milieu is lastiger dan voor andere bedrijfsinnovaties Ja 8
Nuance/Geen mening 1
Integendeel 3
De meeste koplopers menen dat innoveren rond duurzame energie en milieu bijzonder lastig is. Dit hangt vooral samen met hun positie als midden- en kleinbedrijf, dat tekorten in R&D-budget en financieringsmogelijkheden ervaart, en dat moet omgaan met de risico’s die innovatie in het algemeen met zich meebrengt. Bijzondere risico’s vanwege duurzaamheid worden zelden aangegeven. Slechts twee koplopers menen dat de belemmeringen specifiek met de duurzame
39 | Financiering koplopers
energie en milieu te maken hebben. Enkele koplopers wijzen erop dat de rentabiliteit van de financiering van duurzame innovaties lastig te beoordelen is. Andere stellen dat financiering voor duurzame energie en milieu op dit moment juist ruim beschikbaar is. 2. De financiering van de start- en opschalingfase is het meest problematisch Ja 7
Nuance/Geen mening 4
Integendeel 1
De meeste koplopers menen dat financiering van start- en opschalingsfasen bijzonder lastig is, ofschoon enkele stellen dat de moeilijke financiering voor álle innovatiesfasen geldt. Volgens de koplopers is dit in Nederland bijzonder lastig en zonder staatsgaranties vrijwel onmogelijk, terwijl in het buitenland innovatieregelingen beter geëquipeerd zijn. Enkele benadrukken knelpunten in de opstartfase waar haalbaarheid van prototype en bedrijfsvoering nog moeten worden bewezen, terwijl er nog weinig kan worden getoond, waardoor veelbelovende projecten blijven liggen. Vaak eisen financiers grote projecten, waardoor de aanloopkosten van de koploper te hoog worden. Ook de financiering van demonstraties blijkt lastig. Maar de meeste koplopers noemen de opschaling als hét knelpunt daar dan hoge kosten worden gemaakt terwijl de markt nog onzeker is. Er worden dan uiteenlopende eisen aan producten gesteld waardoor risico’s groot zijn. Gevestigde marktbelangen kunnen bovendien flink tegenwerken. 3. Voor Innovaties zijn geen subsidies noodzakelijk maar kredietverlening Ja Nuance/Geen mening Integendeel 5 2 5 De koplopers zijn verdeeld in hun mening over subsidies ten opzichte van kredieten. Erkend wordt dat kredieten (meer) marktconform zijn. Argumenten voor subsidies zijn echter dat daarmee de belangen van de overheid - het algemeen belang - worden behartigd en dat ondernemers het ongesubsidieerde deel van de kosten zelf betalen. De voorkeur van meerdere koplopers gaat uit naar inzet van subsidies én kredieten. Ook worden combinaties genoemd van subsidies en kredieten of omzetting van een deel van de subsidies in kredieten. 4. Banken zijn voor financiering van innovaties goed toegankelijk Ja 1
Nuance/Geen mening
Integendeel 10
Er is een vrijwel eensluidende mening dat banken geen financiers van duurzame innovaties zijn daar ze risicomijdend zijn. Voorwaarde voor bancaire financiering is het bieden van voldoende zekerheid door koplopers (één genquêteerde vult deze vraag niet in).
40 | Financiering koplopers
5. Private financiering is de ideale methode om innovaties te financieren Ja 1
Nuance/Geen mening 6
Integendeel 4
Ook private financiering wordt verre van perfect beoordeeld. Een hoog rentepercentage en winstbejag op korte termijn worden de belangrijkste barrières genoemd voor innoveren. Ook wordt gewezen op een bij-effect van private financiering, namelijk wantrouwen bij de overheid dat deze innovatie vooral private winst oplevert. Meerdere koplopers pleiten voor bevordering van een financieringscultuur met private equity en venture capital, alsmede meer netwerken met financiers met een “groen hart” en “lange adem”. Hierbij wordt ook een taak voor het Koploperloket gezien (één genquêteerde vult deze vraag niet in). 6. De overheid moet koplopers niet financieel ondersteunen, maar moet innovaties afdwingen middels strengere milieu-eisen Vooral meer ondersteuning 6
Nuance/Geen mening 5
Vooral strengere eisen 1
Slechts één koploper pleit zonder meer voor strenger overheidsbeleid rond duurzaamheid. Drie wensen zowel ondersteuning als regulering. De meeste willen een meer ondersteunende dan regulerende overheid, daar regulering ten koste van internationale concurrentie kan gaan en de extra kosten weerstanden bij de financierende overheid veroorzaakt. Het argument voor meer ondersteuning is dat duurzame innovatie het publiek belang dient. Enkele koplopers stellen dat ondersteuning marktconform moet zijn en dat ze beleidsmatig onzeker is. Ook wordt er gewezen op de stimulerende regelgeving (zoals één koploper aangeeft: “dubbeltelling bijmengnorm tweede generatie biobrandstoffen, koppeling afvalwetgeving aan groene initiatieven, hogere belasting op bijvoorbeeld plastics, sterker toezien op mogelijke kartelafspraken of opwerpen van drempels door fossiele t.o.v. groene brandstofproducenten, meer stimulering vanuit een algehele keten aanpak”).
5.2 Ervaringen met financiers De koplopers is gevraagd naar de wijze waarop ze hun voorstellen de laatste drie jaar hebben getracht te financieren. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen private financiers, overheden en AgentschapNL. De laatste twee kunnen overlappen want AgentschapNL voert subsidies uit voor de Rijksoverheid (en soms lagere overheden). Overigens, koplopers maken onderscheid tussen die twee subsidiënten. Private financiers In totaal vroegen tien van de twaalf koplopers private financiering aan. Daarvan vroegen er vier financiering van de start-up- en ontwikkelingsfase, twee zochten ondersteuning voor demonstraties, drie voor opschaling en commercialisatie en twee voor alle fasen van hun innovatie. Eén koploper geeft geen antwoord. De financiering was vooral bedoeld voor producten (zeven maal). Enkele waren voor processen (twee maal) of alle facetten (twee maal). Eén koploper geeft geen antwoord. Er is geen financiering gevraagd voor marketing en management. De meeste koplopers (acht)
41 | Financiering koplopers
hebben een vaste financiële partner, enkele hebben dat niet (twee maal). Twee koplopers geven hier geen antwoord. De bank is financier van de meeste koplopers (vijf maal), voor andere is dit een ander bedrijf of een private financier. Slechts vier van de twaalf koplopers betrekken altijd een financiëel expert erbij, vier soms, drie zelden of nooit. Eén geeft hier geen antwoord. De meeste koplopers vragen dus financiering bij een bank voor de beginfasen van hun innovatieproces en op basis van eigen financiële- en marktexpertise, hoewel ze herkennen dat banken risicomijdend zijn (zie antwoorden op vraag vier). Tabel 14 geeft het overzicht van de aanvragen: aantal voorstellen dat de koplopers hebben ingediend en bij wie, alsmede het aantal afwijzingen en de reden daarvan. De meeste dienen enkele voorstellen in. Enkele doen vele voorstellen. Ze doen dit bij diverse financiers. Vrijwel alle aanvragen worden afgewezen. De redenen hiervoor lopen uiteen: te innovatief en riskant, conflicterende belangen, verschillen in de gewenste schaal, te weinig eigen vermogen en een operationele misfit. Tabel 14: Ingediende en afgewezen voorstellen in de laatste drie jaar bij private financiers Aantal pogingen/ voorstellen
Type financier
Aantal afwijzingen
2
Een boer
2
40
Overal geweest
Merendeel (38)
3
FMO, Rabobank, private financiers
In diverse stadia
13
Bij alle typen financiers
5 (alle private equity); banken positiever
0
n.v.t.
n.v.t.
3
Banken en fondsen
3
0
n.v.t. (nog geen) Triodos- en Rabobank Bij alle Bij potentiële partners Banken Investeringsfonden en banken
n.v.t.
1x technologie, 1x slechte fit, 2x te groot project, 1x operationele misfit n.v.t Onbekendheid met de markt of materie n.v.t.
2
Te weinig eigen vermogen
Op één na alle
Te onzeker
Geen antwoord
Verschillen in belangen
1
Te innovatief Geen bewezen technologie en geen markt track-record
2 Talloze Meerdere 3 25
Alle op één na
Reden van afwijzing Conflicten over patenten en management Lastig om financiering qua schaal te passen Te onzeker en risicovol
Overheid Er is gevraagd naar financiering door de overheid. Twee respondenten hebben die vraag alleen voor AgentschapNL ingevuld omdat ze daar voorstellen indienden. Hun antwoorden staan bij de bespreking van AgentschapNL. Eén koploper heeft dezelfde getallen voor beide ingevuld maar
42 | Financiering koplopers
AgentschapNL als eerste aanspreekpunt aangegeven zodat de gegevens daaronder zijn verwerkt (* in de tabel). Tabel 15 toont een overzicht van het aantal ingediende en afgewezen voorstellen, de reden van afwijzing, de actie na afwijzing en het aantal dat definitief niet doorgaat. Overheidsfinanciering werd door vijf van de twaalf koplopers aangevraagd. Zes deden dat niet. Eén koploper geeft geen antwoord. Redenen om geen overheidssteun aan te vragen zijn: de wens om aan het eigen voorstel vast te houden in plaats van het aan subsidieregels aan te passen en onbekendheid met overheidssubsidie buiten AgentschapNL. Redenen om wél bij de overheid aan te vragen: risicospreiding en het ontbreken van risicodragende bankfinanciering. In totaal dienden de koplopers elf voorstellen bij de overheid in; vijf zijn afgewezen. De slaagkans van co-financiering bij de overheid is flink hoger dan bij private financiers. De redenen voor afwijzing door de overheid zijn volgens koplopers: verschillen van mening over de bedrijfsformule, het niet passen in de subsidieregels en het voeren van een te klein bedrijf. Het is opvallend bij koplopers die meerdere voorstellen bij de overheid indienden dat ook meerdere voorstellen werden goedgekeurd. Het is dus niet zo dat de overheid slechts één voorstel per koploper zou gunnen om de financiering over meerdere bedrijven te spreiden. Van de afgewezen voorstellen zijn twee voorstellen bij een private financier ingediend, maar ook daar is geen financiering gevonden. Het betekent niet dat het hier slechte voorstellen betreft, want de één wordt met eigen middelen doorgezet - zij het maar in een lager tempo (temporiseren), terwijl een ander voorstel in het buitenland positief is beoordeeld. Volgens de koplopers gaan dus alle door de overheid afgewezen voorstellen wel door. Tabel 15: Ingediende en afgewezen voorstellen in de laatste 3 jaar bij de overheid Aantal voorstellen
Aantal afwijzingen
Bij private financier?
Anders aangepakt
Definitief niet doorgegaan
4
1
Zelf ingetrokken Verschillen van mening over bedrijfsformule
Ja
0
1
Bedrijf te klein
Neen
Eigen geld Temporiseren en buitenland Naar het buitenland
1
1
2
Geen antwoord
1
1
Geen antwoord
3 (*)zie tabel 16 Rest van de respondenten: 0
1 n.v.t. n.v.t.
43 | Financiering koplopers
Reden voor afwijzing
Ja
0
Nee
0
Past niet in de regels n.v.t.
Geen antwoord 2 n.v.t.
Temporiseren n.v.t.
0 n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
(*) in tabel 16 ondergebracht, daar deze koploper AgentschapNL als eerste aanspreekpunt ziet van de overheid
AgentschapNL Tabel 16 toont de gang van zaken rond aanvragen bij AgentschapNL: aantal voorstellen en afwijzingen, reden voor afwijzing en actie na afwijzing, alsmede het eindresultaat. Bij AgentschapNL dienden tien van de twaalf koplopers een voorstel in. Dit is opvallend veel in het licht van de enquêteresultaten, waarbij slechts drie koplopers deze organisatie als eerste aanspreekpunt voor financiering aanwijzen. Er zijn ook opvallend véél aanvragen ingediend en veel daarvan zijn goedgekeurd. Van de 33 aanvragen wijst AgentschapNL er achttien af. Er is dus ongeveer dezelfde slaagkans als bij de overheid en deze is flink hoger dan bij de private financiers. Redenen voor afwijzingen zijn: onbegrepen integrale benadering, niet passend binnen subsidieregels en ten onrechte onhaalbaar geacht voorstel. Meerdere voorstellen zijn hierna herformuleerd, de meeste gericht op private financiers. Daarnaast zijn voorstellen herformuleerd om financiering bij private bedrijven en in het buitenland te verwerven. Tabel 16: Ingediende en afgewezen voorstellen in de laatste drie jaar bij AgentschapNL Aantal voorstellen
Aantal afwijzingen
Reden voor afwijzing
Geherformuleerd ingediend?
4
3
Integrale benadering wordt niet begrepen
0
2
1
Zelf ingetrokken
Allemaal
7
5
Alternatief Samenwerken met grootbedrijf Banken en prive financiers
4
3
0 3
n.v.t. 0
In Nederland alle afgwezen, Twee in het buitenland gaan door Één past niet in subsidieregels, twee zouden onhaalbaar zijn maar onafhankelijke experts zijn positief n.v.t. n.v.t.
3
1
Geen antwoord
0
0
n.v.t.
n.v.t.
4
4
2
Rustig doorgaan
1 3 2
0 0 1
n.v.t. Passen niet in regelingen en dus inhoudelijk niet beoordeeld n.v.t. n.v.t. Onvoldoende innovatief
n.v.t. Bank Bank, partners, en prive financiers n.v.t.
n.v.t. n.v.t. 0
n.v.t. n.v.t. Bank
44 | Financiering koplopers
Geen antwoord
Privéfinanciers
2 maal bezwaar onzorgvuldige behandeling
Bezwaarprocedure winnen of naar buitenland
n.v.t. n.v.t.
5.3 Opinies koplopers over gewenste financieringsinstrumenten De koplopers zijn ook ondervraagd op het gebruik en de noodzaak van enkele al beschikbare instrumenten en eventuele wensen voor nieuwe instrumenten. De beschikbare instrumenten zijn: kwaliteitscertificaten en labels, garantiestellingen en kennisondersteuning en –uitwisseling. Over kwaliteitscertificaten zijn de meningen verdeeld. Vijf koplopers zijn hierover positief omdat ze meer zekerheden aan financiers bieden, meer duidelijkheid op de markt scheppen en valse beloftes tegengaan. Meerdere koplopers achten ze echter niet nodig of overbodig; vooral de objectiviteit ervan wordt in twijfel getrokken (“emotioneel” geladen zoals één koploper aangeeft). Een koploper geeft geen antwoord. De koplopers zijn eveneens verdeeld over garantiestellingen. Vijf zijn er positief over waarvan één alleen als de garantiestelling praktisch is. Vier koplopers zijn negatief omdat de toekenning en beoordeling achteraf tot discussie leidt. Drie geven geen antwoord. Over kennisondersteuning- en uitwisseling zijn de koplopers positiever. Negen vinden ze belangrijk om geloofwaardig te zijn en ze werken met kennisinstellingen samen, maar ook concurrentie met kennisinstellingen wordt gemeld. Twee achten deze instrumenten niet nuttig. Eén antwoordt niet. Maakt u gebruik van de ondersteunende instrumenten en acht u ze dringend nodig? Kwaliteitscertificaten en labels Garantiestellingen Kennisondersteuning- en uitwisseling
Ja 5 en 1 misschien 5 en 1 misschien 9 en 1 misschien
nee 5 4 2
Geen antwoord 1 2 1
Bij de vraag naar eigen ideeën over private financiering wordt twee zaken benadrukt: meer samenwerking tussen ondernemers en financiers “met een lange adem” en het bevorderen van een innovatiegerichte cultuur en venture capital. Hierbij wordt ook een organiserende rol voor het Koploperloket genoemd. Bij de vraag naar de gewenste overheidsrol komen meer wensen aan de orde. Enkele koplopers benadrukken een uitbreiding van en meer helderheid bij de garantiestellingen, vooral Borgstellingskrediet, en dat het risicodragend rekening-courant in aanvulling op subsidies kan worden verbeterd. Meerdere koplopers vragen om meer ondersteuning bij onderzoek & ontwikkeling en een meer integrale, interdepartamentale benadering van het MKB. Een suggestie is om kleinere, maar meer op prestatie gerichte ontwikkelingssubsidies te bieden, waarbij ambtelijke ondersteuning wordt geboden om de aanvraag in de regelingen te passen en om een loket in te stellen dat koplopers de weg wijst in regelingen van provincies en AgentschapNL. Ook hierbij wordt een rol voor het Koploperloket voorzien. Voorts wordt gepleit voor gemonitorde pilots waarbij belemmerende wettelijke en juridische kaders (tijdelijk) buiten werking worden gesteld. De kaders kunnen worden aangepast bij positieve maatschappelijke effecten. Bij de vraag naar nieuwe gewenste instrumenten worden enkele voorstellen gedaan. Meerdere koplopers vragen hogere en meer heldere staatsgaranties voor banken, één daarvan bepleit de garanties vooral voor de beginfase van het innovatieproces. Daarnaast wordt voor het combineren van garantiesstellingen met subsidies gepleit. Voorts wordt gepleit voor revolving subsidies. Ten
45 | Financiering koplopers
slotte wordt het idee van “groene” innovatienetwerken met financiers voor R&D en demonstraties geopperd. Op de vraag naar andere wezenlijke instrumenten en zaken bepleiten meerdere koplopers meer helderheid in regelgeving. Daarbij gaat het om bekendmaking van financieringsmogelijkheden met blogs, rapportages en dergelijke. Daarbij wordt ook toewijzing van “account-ambtentaren” genoemd, alsmede vereenvoudiging van de regelgeving in de uitvoering zoals eisen, vergunningen en controles. Voor de innovaties die de overheid zelf initieert pleit men om ambtelijke lagen weg te halen die achteraf projecten afkeuren of de rem zetten op voortgang. Eén koploper vraagt op korte termijn om discussie en besluitvorming over duurzaam ondernemen.
5.4 Conclusies De koplopers maken veelvuldig gebruik van private financiering, van instrumenten van AgentschapNL en in minder mate van financiering van andere overheden. De slaagkans voor een project is bij AgentschapNL en overheid aanmerkelijk hoger dan bij private financiers. Niettemin worden private financiers als de aangewezen partij gezien voor financiering en de meeste koplopers hebben een vaste private financier. Het beeld komt naar voren dat koplopers veelal allereerst private financiers benaderen en zich hierna of daarnaast tot overheidsinstellingen wenden, waar de slaagkans veel hoger blijkt. De mening van koplopers over de overheidsrol is ambivalent. Enerzijds vinden slechts enkele koplopers dat financiering van specifiek duurzame innovaties bijzonder lastig of riskant en pleit men voor meer marktconforme garantiestellingen bij kredietverlening in plaats van overheidssubsidies. Anderzijds wordt vooral meer overheidssteun bepleit, terwijl een strengere regulering weinig gewenst is. Er is consensus dat banken risicomijdend zijn en deelnemingen op te korte termijn op winstgevendheid zijn gericht, terwijl innoveren juist lange tijd in beslag neemt. Breed wordt gepleit voor zowel meer samenwerking tussen ondernemers en financiers als voor verruiming van de overheidssteun. Daarbij wordt gedacht aan combinaties van markt- en overheidsfinanciering - zoals combinaties van garanties bij kredietverlening met subsidies - en aan prestatiegerichte subsidies met een revolving karakter. Daarin komen financiers en koplopers elkaar tegemoet. De subsidieverlening zou volgens koplopers worden gestroomlijnd door accounts die aanvragen en uitvoering van pilots begeleiden, in aanvulling op alleen de kritische beoordeling van plannen die op dit moment domineert.
46 | Financiering koplopers
6. Aanbevelingen Onderstaande aanbevelingen hebben het karakter van weinig kostbare “no-regret” maatregelen. Ze zijn gebaseerd op de meningen van ten minste enkele financiers of koplopers. De volgorde is geen weerspiegeling van hun prioriteit. Aanbevelingen gericht op marktpartijen 1. Koplopers en financiers kunnen zelforganisatie versterken om de belangen van duurzame innovaties te behartigen. Het ligt voor de hand om bij al lopende initiatieven aan te sluiten zoals De Groene Zaak en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). 2. Koplopers en financiers kunnen gezamenlijke investeringsprogramma’s in duurzame innovaties voorstellen (“green deal”) die voor de institutionele beleggers of de Europese financiers aantrekkelijk zijn, zoals programma’s in duurzaam transport of duurzaam toerisme. 3. Koplopers en financiers kunnen procedure en criteria uitwerken om innovatie-voorstellen op duurzaamheid te toetsen, waardoor transparatie van beoordelingen wordt verbeterd. 4. Er zijn kennisnetwerken en kennisuitwisseling nodig tussen de “groene” financiers en koplopers. Dit kan aansluiten bij de al lopende initiatieven tot netwerken, zoals TBLI, en netwerken voor ondernemers en informal investors, zoals NEBIB. 5. Koplopers en financiers kunnen burgers (consumenten) en sociale organisaties bij financieringsvraagstukken betrekken, zoals cofinanciering door de Postcodeloterij en ontwikkelingsorganisaties. 6. Koplopers en financiers kunnen gezamenlijk nieuwe, duurzame(re), vormen van risicodragende financiering “met een lange adem” voor de vroege fasen van het innovatieproces ontwikkelen en monitoren. 7. Koplopers en financiers kunnen scholing ontwikkelen om duurzaamheid in de ondernemingsplannen en financiering mee te nemen. Aanbevelingen gericht op overheden 8. De Rijksoverheid kan instrumenten voor het concurrerend ondernemingsklimaat op hun bijdrage aan duurzame innovaties monitoren om het proces van continue verbetering te versterken. 9. De Rijksoverheid kan duurzame innovaties versterken met de volgende middelen: subsidies voor de beginfasen van het innovatieproces, een langere periode voor kredietgarantie, uitbreiding en meer helderheid bij het Borgstellingskrediet en risicodragend rekening-courant. 10. De Rijksoverheid kan een vraaggericht instrumentarium ontwikkelen om haar rol en die van de dienstverlenende overheden als “launching customers” uit te breiden, om de vraag naar duurzame innovaties te versterken, het risico voor financiers te verlagen en de kosten van het innovatieproces te reduceren. 11. De Rijksoverheid kan intensiever voorlichten over haar instrumenten en ambtelijke ondersteuning bieden hoe de aanvraag in regelingen valt in te passen. 12. De Rijksoverheid als aandeelhouder kan de ROM’s vragen hun bijdrage aan duurzame innovaties te vergroten en te benchmarken, waardoor verbeteringen in de tijd toetsbaar worden.
47 | Financiering koplopers
13. Overheden kunnen gemonitorde pilots inrichten waarbij de belemmerende kaders (tijdelijk) buiten werking worden gesteld. Die kaders kunnen worden aangepast zodra er positieve maatschappelijke effecten blijken op te treden. 14. Overheden kunnen de private financiering van koplopers bevorderen met revolving en prestatiegericht subsidies die zich over meerdere jaren strekken. 15. Regionale en lokale overheden kunnen programma’s opzetten voor financiering van de vroege fasen van duurzame innovaties en toetsbare criteria afstemmen om hun steun transparanter te maken. 16. De regionale en lokale overheden kunnen in hun belastingen, hun betaling voor overheidsdiensten (retributies) en hun inkoop, prestatie-eisen voor duurzaamheid opnemen waarmee duurzame innovaties worden bevorderd.
48 | Financiering koplopers
Bijlagen
49 | Financiering koplopers
Bijlage 1: Financiële data
50 | Financiering koplopers
Vereniging Nederlandse Participatiemaatschappijen, (VNP), The Dutch Private Equity Market 2009, April 2010 en Ondernemend vermogen 2003-2007 Invested sum p.20
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
€ mln investment
1400
1301
1061
1688
2582
2350
4020
1790
780
new investments
162
89
148
145
125
248
98
101
expansion investment
332
313
320
200
215
157
186
207
total number
494
402
468
345
340
405
284
308
€ mln/investment
2.6
2.6
3.6
7.5
6.9
9.9
6.3
2.5
number of companies
551
494
402
468
345
340
405
284
308
€ mln/company
2.5
2.6
2.6
3.6
7.5
6.9
9.9
6.3
2.5
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Energy and environment
7
0
3
0
19
92
87
180
54
Energie and mining
7
0
3
0
18
89
Chemicals and agriculture
71
10
23
25
251
59
793
37
7
Chemical+agriculture, bosbouw, visserij
87
12
29
30
323
56
Health care and biotechnology
70
189
95
88
74
160
365
158
145
Biotechnology
69
186
93
86
75
155
Energy and environment
1%
0%
0%
0%
1%
4%
2%
10%
7%
Chemicals and agriculture
5%
1%
2%
1%
10%
3%
20%
2%
1%
Health care and biotechnology
5%
15%
9%
5%
3%
7%
9%
9%
19%
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Banks
624
249
679
1465
818
2306
239
200
Pension funds
120
404
694
291
432
76
393
43
Capital market
0
154
13
0
22
20
0
0
Insurance companies
0
147
117
192
198
64
84
22
Non-financial institutions
38
92
17
180
113
2
81
40
Investment per corporate sector, p.28, Ondernemend vermogen 2006
Newly raised capital per sources p.22
2001
Funds in fund
40
55
272
9
455
44
525
90
Public sector
2
49
10
21
76
51
32
10
Private persons
35
24
36
184
130
149
388
94
Academic institutions
0
0
0
0
0
4
0
0
Others
19
83
33
32
30
188
134
38
Total newly raised capital
878
1257
1871
2374
2274
2904
1876
537
VV (banks & insurances)
71%
32%
43%
70%
45%
82%
17%
41%
EV (all others)
29%
68%
57%
30%
55%
18%
83%
59%
Total investments
1,301
1,061
1,688
2,582
2,350
4,020
1,790
780
551
494
402
468
345
340
405
284
308
3
3
3
4
7
7
10
6
3
Investments per phase
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Total
1401
1301
1060
1688
2582
2348
4023
1790
776
Seed
11
35
11
2
0
14
5
11
2
Start/Early stage
119
152
68
35
23
68
132
217
164
Expansion/Bridge financing (prior to bourse)
482
557
199
255
385
533
464
354
232
Buy-out
651
411
578
1205
1952
1659
2511
1061
214
Others (turnaround, refinancing)
139
146
204
191
222
73
911
147
164
Non-innovation
790
557
782
1396
2174
1732
3422
1208
378
number of companies €mln/company
Participaties aantal Totaal
551
494
402
468
345
340
405
284
308
7
11
-
-
-
4
2
2
-
w.v. Start/Early stage
251
221
121
118
66
86
127
83
129
w.v. Expansion
84
53
106
63
73
61
79
78
109
Koplopers in totaal
14
-
15
30
9
43
41
75
43
w.v. Seed
0
-
0
0
0
0
0
0
0
w.v. Seed
Koplopers, aantal participaties in totaal
52 | Financiering koplopers
w.v. Start/Early stage
-
-
-
12
4
22
26
47
31
w.v. Expansion
-
-
-
1
2
2
2
2
2
R&D financiering, uitgaven eigen personeel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
R&D totale uitgaven
7,662
8,019
8,376
8,754
8,842
9,256
10,343
9,686
9,029
R&D uitgaven van bedrijven
4,712
4543
4804
5071
5169
5480
5495
5,325
5,156
63
72
81
89
80
85
83
81
78
R&D publiek*
2,950
3,476
3,572
3,683
3,673
3,776
4,848
4,361
3,874
R&D bedrijfsopbrengst (2)
3,506
2,995
3,095
2,947
3,025
3,114
3,202
3,291
3,379
556
481-
477-
736-
648-
662-
1,646-
1,070-
494-
5,204
5,878
6,551
7,225
7,479
7,732
7,404
7,076
6,748
R&D voor duurzame energie (naar SEO, 2008)
62
54
50
49
30
37
39
41
43
Waarvan bedrijf*
38
31
29
28
18
22
21
23
25
Waarvan milieu
Saldo bedrijvenopbrengst-publieke uitgaven Totaal aantal innovatoren (3)
Aandeel bedrijfs-R&D op basis van R&D totaal
53 | Financiering koplopers
Steun Ministerie van Economische Zaken Overheidssteun 2008, Grimbilas, 2008 EU = Europese Unie regelingen voor Nederland I = Kennis en Innovatie
pull
Budget 2008 139000000
duurzaam
MIA
pull
86000000
duurzaam
VAMIL
pull
38000000
duurzaam
Duurzaam Inkopen
pull
UKR
pull
4500000
duurzaam
subsidie
SDE
pull
1344000000
duurzaam
FME
subsidie
EnergieTransitie (1)
pull
23000000
duurzaam
FME
ROB-koeling
pull
1250000
duurzaam
MJA-3
pull
EZ
subsidie niet financieel subsidie
Gebiedsgerichte economische programma (7)
pull
0
generiek
EZ
subsidie
BSRI
pull
23787000
generiek
EZ
subsidie
stadseconomie
pull
1824000
generiek
EZ
subsidie
Bedrijventerreinen
pull
14116000
generiek
FME
subsidie
IPC
pull
10500000
generiek
FME
subsidie
Innovatievouchers
pull
17000000
generiek
FME
subsidie
IEE-II
pull
45000000
generiek
FME
subsidie
EFRO - zuid (3)
pull
22308000
generiek
EU/I
FME
subsidie
EFRO - oost (3)
pull
19692000
generiek
EU/I
FME
subsidie
EFRO - west (3)
pull
37272000
generiek
EU/I
FME
subsidie
EFRO - noord (3)
pull
20328000
generiek
EU/I
FME
subsidie
EOS-NEO
push
700000
duurzaam
I
FME
subsidie
EOS-Lange termijn
push
10000000
duurzaam
EU/I
FME
subsidie
EOS-Korte termijn
push
7000000
duurzaam
I
FME
subsidie
EOS-Demo
push
5000000
duurzaam
I
Bron
Vorm
Instrument
Push/pull
FME
fiscaal
EIA
FME
fiscaal
FME
FME
fiscaal niet financieel subsidie
FME
FME
FME
54 | Financiering koplopers
Generiek
EU
duurzaam I I
generiek
EU I
FME
subsidie
Regeling Duurzame warmte
push
10000000
duurzaam
FME
subsidie
Milieu en techniek - TOEP
push
2500000
duurzaam
I
FME
subsidie
Milieu en techniek - TeMa
push
2500000
duurzaam
I
FME
fiscaal
WBSO
push
425000000
generiek
EZ
krediet
Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw
push
1000000000
generiek
EZ
krediet
BBMKB (6)
push
730000000
generiek
I
EZ
krediet
Groeifaciliteit
push
153000000
generiek
I
EZ
krediet
Microkredienten
push
5000000
generiek
I
FME
krediet
Technopartner Seed
push
20000000
generiek
I
FME
krediet
BBMKB (6)
push
FME
krediet
Uitdagerskrediet/Innovatiekrediet
push
FME
Groeifaciliteit
push
generiek
Kompas
push
generiek
Technopartner-Label
push
generiek
Syntens
push
generiek
EZ
krediet niet financieel niet financieel niet financieel subsidie
Actieplan Veilig Ondernemen
push
EZ
subsidie
Bijdrage aan instituten
EZ
subsidie
Bevorderen ondernemerschap
EZ
subsidie
EZ
FME FME FME
generiek 21000000
generiek
I
14044000
generiek
push
6981000
generiek
I
push
15364000
generiek
I
Onderwijs en Ondernemerschap
push
10500000
generiek
I
subsidie
Bijdrage ROM's
push
7542000
generiek
EZ
subsidie
Bijdrage NBTC
push
16734000
generiek
EZ
subsidie
Overig toerisme
push
1000000
generiek
EZ
subsidie
push
212000
generiek
EZ
subsidie
push
8528000
generiek
EZ
subsidie
Bidrage UNWTO Onderzoek Vernieuwinsprogramma Ondernemen Eerstelijn bedrijven
push
500000
generiek
FME
subsidie
Internationaal Innoveren
push
23000000
generiek
I
FME
subsidie
Technopartner exploitatie(2),(3)
push
10000000
generiek
I
55 | Financiering koplopers
I
FME
subsidie(4)
Totaal
KP7(4)
push
61000000
generiek
I
4415
w.v. EZ concurrerend Ondernemingsklimaat (italic) 2009 push: stimuleren technologische ontwikkeling en marktrijp maken van producten pull: wegnemen belemmeringen en stimuleren van de markt (1) eigen oordeel (2) eigen oordeel: Technopartnerbudget 2009 (3) eigen oordeel EFRO op basis VNG website, aanname gemiddeld 60% overheidsfinanciering http://www.vng.nl/eCache/DEF/65/777.html (4) eigen aanname 5% totale KP7 gemiddelde jaarbegroting (5) uit Nederlandse verwerving in 2009 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2009/08/12/49-6-miljoen-voor-nederland-uit-europese-zevende-kaderprogramma.html (6)3 Een concurrerend Ondernemingsklimaat, Rijksoverheid 2008 Jaarverslag http://rijksbegroting.minfin.nl/2008/verantwoording/jaarverslag,kst128510_8.html (7) bij EFRO opgenomen
56 | Financiering koplopers
Bijlage 2: Theoretische aangrijpingspunten voor financiering Wat zijn de belangrijkste aangrijpingspunten voor financiering van de koplopers? Om dit te duiden is een theoretische ondergrond behulpzaam. Bedrijfsfinanciering Vanuit financiers bezien is bedrijfsfinanciering een investering die rendabel moet zijn. Theoretisch gezien is ze rendabel als de contante waarde van de marge, cash flow, voortkomend uit die investering, in een periode hoger is dan de totale investeringskosten. Dit is formeel: ∑ <ܫୀଵ(ܸ − ܥ ) ݇ି௧ (1) waarbij ܸ − ܥ de marge is voor een product m; k is de rente in procenten + 100, en t is de tijd waarin marge wordt gegenereerd.
Om te investeren beoordeelt de financier in hoeverre de contante waarde van de marge over een aantal jaren genomen hoger dan de investering zal zijn. Deze beoordeling wordt sterk beïnvloed door aannames over rente (interest). Ter illustratie staat in Tabel 2 de beoordeling van een fictieve investering met 100 eenheden, waarmee de marge van 25 eenheden per jaar kan worden behaald. De winstberekening wordt in dit geval beoordeeld voor een periode van 5 en 20 jaar en onder een rente van 5% en 25%. Deze aannames zijn reëel want investeringen in infrastructuur worden meestal tegen lage rente gedaan en voor een lange periode, terwijl die in een geavanceerde technologie (high-tech) juist tegen een hoge rente en voor een korte periode worden gedaan. De lage rente is hier winstgevend, de hoge niet. Tabel 1: Illustratie winst bij investering van 100 eenheden Investering 100 Rente 0% 5% Som van contant waarde in de periodes 5 jaar 125 108 20 jaar 500 312 Winst, ofwel de som minus de investering 5 jaar 25 8 20 jaar 400 212
25% 67 99 -33 -1
Bij innovaties moet de financier erop vertrouwen dat de verkoop van het product na de realisatie voldoende marge oplevert om de financiering rendabel te maken. De beoordeling is in twee opzichten verschillend ten opzichte van andere bedrijfsactiviteiten. Het eerste verschil is dat de realisatie van innovatie jaren in beslag neemt, zonder dat daar opbrengst tegenover staat. Er is een doorlooptijd tussen de vinding en het op de markt brengen van het product(de lead-to-market).
De risicobeoordeling hangt nauw samen met de fase in het innovatieproces: hoe later de fase hoe lager het risico. Dit komt omdat onzekerheid afneemt naarmate resultaten van onderzoek geschikter voor verkoop worden gemaakt. Daarnaast moeten jaren van innovatieproces worden bekostigd waardoor de toekomstige waarde van de kosten toeneemt. Ter illustratie zijn de bovengenoemde getalaannamen gebruikt om de effecten van vijf jaar lead-to-market voor winst aan te geven. We kunnen hierbij zien dat bij hoge rente geen winst wordt behaald, maar bij lage rente wordt er alleen winst behaald als er zekerheid is over een hele lange levenscyclus van het product. Tabel 1: Illustratie winst bij investering van 100 eenheden maar tevens 5 jaar lead-to-market Rente 0% 5% 25% Som van contant waarde in de perioden 5 jaar 125 108 67 20 jaar 500 312 99 toekomstige waarde investering 100 128 305 Winst, ofwel de som minus de investering 5 jaar 25 -19 -238 20 jaar 400 184 -206 Aldus bepaalt de discontvoet de kosten van de private financiering van innovaties. De beoordelingsgrondslagen worden als volgt onderbouwd. De opbrengstperiode wordt doorgaans bepaald door de technische levensduur, omdat de afschrijvingsperiode van kapitaalgoederen in de vermogensbelasting is verankerd. Voor vele consumenten producten bestaan echter al ervaringscijfers over de levenscyclus op de markt. Over de rente beslist de financier; is kapitaal schaars dan kan die een hoge rente vragen, maar dit wordt beperkt door de vraag naar kapitaal en concurrentie tussen financiers. De rente moet tenminste drie hoofdcomponenten dekken: compensatie voor inflatie, dekking van de uitvoeringskosten en vergoeding voor risico’s. In een stabiele economie met concurrentie tussen financiers zijn de inflatiecompensatie en de uitvoeringskosten vergelijkbaar hoog. De risicobeoordeling bepaalt de verschillen in financiering. Om winst te maken bij weinig riskante financiering van de overheid en over spaargeld kan men genoegen nemen met een rente die iets hoger is dan inflatie plus vergoeding voor uitvoeringskosten. De rente moet hoger zijn voor bedrijfsfinanciering omdat hier het risico bestaat dat bedrijven verlies lijden of zelfs failliet gaan. De rente is nog hoger voor de nieuwe activiteiten en bedrijven omdat ze hun marktpositie nog moeten verwerven en veelal weinig onderpand kunnen bieden. Zo neemt de rente bovenop inflatie fors toe: 1-2% bij obligatie van overheid en spaargelden, 5-15% bij gevestigde bedrijven en 20% of meer voor de startende bedrijven. Het bovenstaande geldt ook voor de koplopers. Koploperfinanciering In theorie dragen koplopers bij aan vooruitgang in duurzaamheid. Deze vooruitgang, ݁, is het effect van de innovatie ten opzichte van de al beschikbare technologie op duurzaamheid, weergegeven in de formule (1). Om inkomsten te behalen moet die vooruitgang worden beloond. De beloning van
58 | Financiering koplopers
de koploper is de innovatierente voor bijdrage aan duurzaamheid, ݁௦, gegeven de maatschappelijke vraag ( ܦ ), naar duurzame innovatie (2). Is er maatschappelijke vraag naar duurzame innovaties dan is de koploper profijtelijk als de marge (inkomsten uit verkoop, ܸ , minus lopende kosten ܥ ), gecorrigeerd voor de innovatierente van duurzaamheid, gedisconteerd tegen de beoogde rentabiliteit, ݇, over een periode, ݐ, hoger is dan de investeringskosten ܫ. Dit staat in formule 3. Om te investeren is kapitaal nodig. Dit kapitaal wordt verdeeld over het eigen vermogen (waarde van spaar- en productiemiddelen en deelnemingen) en het vreemd vermogen (leningen en obligaties) waarvan de gemiddelde kosten, de kapitaalsrente ݎ, is geformaliseerd in (4). De kapitaalrente is het gevolg van verwachtingen van financiers over inflatie en bedrijfskosten, plus opslag voor de risico’s van financiering. De kapitaalrente moet lager zijn dan de beoogde rentabiliteit want anders draagt de koploper geld naar financiers en bouwt hij geen eigen vermogen op. ݁ = ∑ୀଵ(ܧ/ ܧ௧) < 1 (1) ݁௦ ≈ ݂ [∑ୀଵ ( ܦ ) > 1
(2)
݇ > (ߙ = ݎ1 − ܾ)ݎ௩ + (1 − ߙ)ݎ
(4)
∑ <ܫୀଵ(ܸ − ܥ )݁௦௧ ݇ି௧
(3)
met ߙ aandeel in vreemd vermogen, ܾ belasting, ݎ௩ rente op vreemd vermogen ݎ rente op eigen vermogen. Gegeven de inflatie en andere externe factoren waarbij duurzaamheid amper een rol speelt kunnen enkele aangrijpingspunten worden getoond. De innovatierente als gevolg van de vraag naar duurzaamheid kan door de volgende instrumenten worden vergroot: bevordering kennis van koplopers en betere kennisuitwisseling tussen koplopers en financiers, certificering en duurzame inkoop. De internalisering van schade moeten baten van duurzame innovaties uiteindelijk tastbaar maken. Gegeven de vraag naar duurzaamheid kan de rentabiliteit worden verhoogd door de kostenverlagende steunverlening met behulp van premies voor investeringen in duurzame innovaties. Inkoop van duurzame producten, kostenverlaging van innovatieprocessen goedkope huisvesting voor koplopers, promotie van duurzame innovaties (zoals labels), en tenslotte steun voor begeleiding en advisering zijn mogelijke manieren om de rentabiliteit verder te verhogen. Gegeven de vraag en de kostenverlagende steunverlening kunnen de kapitaalkosten van bedrijven worden beperkt door beïnvloeding van de verhouding tussen het eigen en vreemd vermogen, zoals subsidies om het eigen vermogen te vergroten en belastingvrijstellingen voor renteafdracht bij vreemd vermogen. Gegeven de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen kan de rente van financiers van eigen en vreemde vermogens worden beperkt door een lagere risicoperceptie bij die financiers als gevolg gunstige overheidskredieten, garantie- en borgstellingen van overheden en particulieren die zich baseren op onderbouwde ondernemingsplannen van koplopers.
59 | Financiering koplopers
Bijlage 3: Structuur gesprekken met financiële experts Vragen bij expertgesprekken financiering van koplopers Door Yoram Krozer, Universiteit Twente/Academy for Sustainable Innovations
[email protected], + 31 6 51 23 13 71 Doel is te verkennen wat aantrekkelijke financieringsmogelijkheden zijn voor bedrijven die innovatieve producten voor duurzaam energie en milieubeheer op de markt brengen, de zogenoemde koplopers. De verkenning wordt gedaan in opdracht van het Koplopersloket. Wat is Uw mening over de volgende argumenten? 1. Dat de financiering van de koplopers lastig is omdat de koplopers maatschappelijke doelen in aanvulling op reguliere bedrijfsdoelen hebben. 2. Dat de financiering van de opschaling van innovatieve projecten lastig is (“Valley of Death”) en de lange duur van de projecten met maatschappelijke doelen een extra barrière is. 3. Dat de koplopers subsidies nodig hebben om maatschappelijke doelen van projecten te bereiken maar de subsidies ontoereikend en te complex zijn. 4. Dat banken de risico’s van innovatieve projecten moeilijk kunnen beoordelen en dat bij de koplopers ook nog eens risico’s verbonden met maatschappelijke doelen zijn. 5. Dat private financiering van de koplopers in Nederland (Europa) lastig is omdat er te weinig ‘venture capital’ beschikbaar is. 6. Dat de overheid vooral markt-ontwikkeling moet financieren met behulp van regelgeving en terughoudend moet zijn bij financiering van bedrijven. 7. Dat de overheidsfinanciering voor koplopers nodig blijft bij het stellen van kwaliteitseisen (labels, certificaten, e.d.), kapitaal verwerving (zoals garantiestellingen, participaties) en allocatie (bemiddeling bij kredieten, kennis vouchers). Aanbevelingen 8. Welke private financieringsvormen van koplopers acht U dat er ontbreekt? 9. Hoe kan overheid de private financiering van de koplopers versterken? 10. Welke financieringsvormen voor de koplopers zou U aanbevelen?
60 | Financiering koplopers
Bijlage 4: Structuur enquête met koploper-ondernemers Enquête financiering koplopers
[email protected] 0 6 51 23 13 71
Doel van deze enquête is te verkennen hoe kunnen de koplopers met financiringsinstrumenten worden gefaciliteerd. De verkenning wordt gedaan in opdracht van het Koploperloket. De enquête bestaat uit drie delen: uw mening over een aantal stellingen, uw ervaringen met de financiering en uw aanbevelingen. In totaal 15 vragen met enkele sub-vragen die in ca. 10 min zijn te beantwoorden. Wilt u de informatie terugmailen naar Yoram Krozer:
[email protected]? De resultaten van de enquête worden anoniem gemaakt. Gaarne voor 14-10-2010. Als u de resultaten van de verkenning wilt ontvangen,is dat hieronder te vermelden. Bij voorbaat dank voor uw medewerking Bart Hellings, Koploperloket,
[email protected] Yoram Krozer, Universiteit Twente/Academy for Sustainable Innovations,
[email protected] Den Haag, 16-9-2010
61 | Financiering koplopers
I. Graag uw mening over de volgende stellingen, bij voorkeur met een korte motivering. 11. Financiering van innovaties vanuit MKB tbv energie of milieu is lastiger te realiserenin vergelijking met andere bedrijfsinnovaties.. Ja Nuance/Geen mening Integendeel ... ... ... Motivering In welke fase is de financiering bijzonder lastig: R&D (ontwerpen prototype) Starten (opzetten van bedrijf) Demonstratie (testen bij klanten) Opschaling (groei van commercialisatie) Commerciele activiteiten 12. De financiering van het starten en opschalingsfase is het meest problematisch Ja Nuance/Geen mening Integendeel ... ... ... Motivering
13. Voor Innovaties zijn geen subsidies noodzakelijk maar kredietverlening Ja Nuance/Geen mening Integendeel ... ... ... 14. Banken zijn voor financiering van innovaties goed toegankelijk Ja ...
Nuance/Geen mening ...
Integendeel ...
15. Private financiering is de ideale methode om innovaties te financieren Ja ...
Nuance/Geen mening ...
Integendeel ...
16. De overheid moet koplopers niet financieel ondersteunen maar moet innovaties afdwingen middels strengere milieu eisen Vooral meer ondersteuning Nuance/Geen mening Vooral strengere eisen ... ... ...
II. Hieronder staan enkele vragen betreffende uw ervaring met financiering
62 | Financiering koplopers
17. Heeft u de laatste 3 jaar private financiering gezocht? Hoeveel voorstellen hebt u gedaan?...
Op welke fase hadden deze betrekking? onderzoek, ontwikkeling, demonstratie, opschaling, commercieel, anders
En op welke facetten hadden deze betrekking? productverbetering, procesverbetering, marketing management, overig
Bij welke financiers? (zoals banken, fondsen, ontwikkelingsmaatschappijen, enzovoorts)
Hoeveel daarvan zijn afgewezen?... Wat zijn de belangrijkste redenen voor afwijzing?
Hebt u een vaste financieringspartner? Maakt u gebruik van financierings experts? Altijd / Soms / Zelden / Nooit
18. Hebt u in de laatste 3 jaar co-financiering van de overheid gevraagd? Wat zijn de belangrijkste redenen om co-financiering van de overheid niet aan te vragen?
Wat zijn de belangrijkste redenen om co-financiering van de overheid wel aan te vragen? Hoeveel voorstellen hebt u bij alle overheden in de laatste 3 jaar ingediend?... Hoeveel daarvan zijn afgewezen? ... Wat zijn de belangrijkste redenen hiervoor? Hebt u de afgewezen voorstellen bij de private financiers ingediend? Ja / Neen Hebt u de voorstellen anders aangepakt, zoals buitenland, eigen middelen, temporiseren?
Hoeveel voorstellen gaan definitief niet door?... 19. Heeft u in de laatste 3 jaar aanvragen bij de Agentschap.nl ( SenterNovem) ingediend?
63 | Financiering koplopers
Hoeveel aanvragen hebt u ingediend?... Hoeveel zijn afgewezen? ... Wat zijn de belangrijkste redenen voor afwijzing? Hoeveel aanvragen hebt u herformuleerd en ingediend?... Is de Agentschap.nl uw eerste aanspreekpunt voor financiering? Wat is uw belangrijkste alternatief voor de Agentschap.nl ?
20. Gebruikt u de ondersteunende instrumenten en acht u ze dringend nodig? Instrument Mening Motivatie Kwaliteitscertificaten Ja/neen en labels Garantiestellingen Ja/neen Kennisondersteuningen uitwisseling
64 | Financiering koplopers
Ja/neen
III. Hieronder verzoeken wij u om aanbevelingen
21. Hoe kunnen private financiers de positie van de koplopers versterken?
22. Hoe kan overheid de positie van de koplopers versterken?
23. Welke financieringsvormen voor de koplopers zou U aanbevelen?
24. Welke andere instrumenten/zaken acht u van wezenlijk belang? 25. Overige suggesties
Hartelijk dank!
65 | Financiering koplopers