Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008 – 09
De onderhoudsuitkering tussen ex-echtgenoten in België en Nederland
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door
Maud Van Heyghen (studentennr. 20033776) (major: Burgerlijk Recht en Strafrecht)
Promotor: Prof. Dr. Gerd Verschelden Commissaris: Ilse Martens
Inhoudstafel
Inhoudstafel......................................................................................................................... 1 Dankwoord.......................................................................................................................... 3 Inleiding .............................................................................................................................. 4 I.
Gronden tot echtscheiding .......................................................................................... 6 § 1. A.
Echtscheiding door onderlinge toestemming...................................................... 8
B.
Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.................................. 10
§ 2.
II.
Situatie in België, de wet van 27 april 2007 ....................................................... 6
Situatie in Nederland, wet van 6 mei 1971 ....................................................... 12
A.
Voor 1971 ......................................................................................................... 12
B.
Na 1971............................................................................................................. 13
Alimentatierecht in België en Nederland: algemeen overzicht ................................ 16 A.
De schuldvraag.................................................................................................. 16
B.
Grondslag van de uitkering............................................................................... 18
III.
Alimentatieovereenkomsten ................................................................................. 19
IV.
Onderhoudsplicht tussen ex-echtgenoten ............................................................. 23
§ 1.
Gerechtigdheid op een uitkering....................................................................... 23
A.
De behoefte ....................................................................................................... 23
B.
Uitzonderingen.................................................................................................. 26
§ 2.
Begroting........................................................................................................... 35
A.
Staat van behoefte en draagkracht .................................................................... 36
B.
De aanzienlijke economische terugval.............................................................. 41
§ 3.
Beperking in de tijd........................................................................................... 43
§ 4.
Einde van de onderhoudsuitkering.................................................................... 52
A.
Nieuw huwelijk en beide vormen van samenleven........................................... 52
B.
Overlijden van de onderhoudsplichtige ............................................................ 55
§ 5.
De wijzigbaarheid ............................................................................................. 57
§ 6.
Indexatie............................................................................................................ 63
§ 7.
Kapitalisatie ...................................................................................................... 64 1
§ 8.
Uitvoerbaarheid................................................................................................. 65
Besluit ............................................................................................................................... 68 Bibliografie ....................................................................................................................... 72 Belgisch recht................................................................................................................ 72 Wetgeving ................................................................................................................. 72 Rechtspraak............................................................................................................... 73 Rechtsleer.................................................................................................................. 73 Nederlands recht ........................................................................................................... 77 Wetgeving ................................................................................................................. 77 Rechtspraak............................................................................................................... 77 Rechtsleer.................................................................................................................. 78
2
Dankwoord Deze masterproef vormt het sluitstuk op een mooie studieloopbaan. Dit is dan ook het ideale moment om iedereen te bedanken die mij bij dit eindwerk en mijn studies gesteund hebben.
Allereerst wil ik mijn promotor Prof. Dr. Gerd Verschelden en mijn commissaris Ilse Martens oprecht bedanken voor het aanbrengen van het onderwerp, het geven van kritische inzichten en de uitzonderlijke begeleiding tijdens deze periode.
Daarnaast bedank ik ook mijn ouders, mijn zus en mijn broers die mij altijd de mogelijkheden, de vrijheid en de steun hebben geschonken om te doen wat ik wou doen, zowel op studiegebied als in het algemeen.
Verder richt ik een woord van dank tot al mijn vrienden. Hun hulp, aanmoedigingen en tips, alsook de leerrijke discussies en de ontspannende gesprekken hebben mij enorm veel geholpen.
Tot slot wens ik mijn vriend Thomas te bedanken voor zijn onvoorwaardelijke steun in de moeilijkere studie- en eindwerkmomenten en alle waardevolle momenten in de afgelopen jaren.
3
Inleiding Het Nederlandse echtscheidingsrecht, dat grondig wijzigde door de wet van 6 mei 1971. Titel 17 van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek1, wordt vaak aanzien als een van de meest vooruitstrevende van Europa. Het is dan ook niet te verwonderen dat België voor de hervorming van het echtscheidingsrecht haar inspiratie bij onze noorderburen heeft gehaald. Het vertrekpunt van het wetsontwerp was dat er een verruimd basisrecht op een uitkering zou ontstaan, zoveel mogelijk los van de schuldvraag, met een beperking in de tijd en de duur. Vanaf 1 september 2007 was deze hervorming een feit en veranderde het Belgische echtscheidingsrecht ingrijpend.
In dit schrijven zal het alimentatierecht tussen ex-echtgenoten vergeleken worden tussen België en Nederland. Om deze rechtsvergelijking aan te gaan, dient in eerste instantie nader inzicht te worden verworven over de gronden van echtscheiding. Zowel in België als in Nederland werd getracht tot een uniforme echtscheidingsgrond te komen. Nederland is daar grotendeels in geslaagd met de echtscheiding op grond van duurzame ontwrichting, waarbij de Belgische wetgever deze grond ook in grote mate heeft overgenomen met de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting. Daarenboven blijft in België ook de echtscheiding door onderlinge toestemming bestaan, maar die wordt versoepeld.
Als gevolg van de echtscheiding wordt verder in dit werk het onderhoudsrecht en de onderhoudsverplichting in België en Nederland meer gedetailleerd besproken. In een eerste overzicht wordt ingegaan op de invoering van de schuldloze echtscheiding en de grondslag van de onderhoudsuitkering. Ingevolge de nieuwe echtscheidingswet speelt de schuldvraag niet langer een rol. In principe kan iedereen veroordeeld worden tot het betalen van alimentatiegelden. De procedures worden versneld en zijn humaner. De wetgever wenst aan iedereen op gelijke wijze een recht op echtscheiding te waarborgen.
Volgend op dit algemeen overzicht zal men in de twee laatste hoofdstukken een vergelijkende analyse maken van de Belgische en Nederlandse alimentatieovereenkomsten, alsook van alle elementen die de voorwaarden van de onderhoudsuitkering bepalen.
1
Hierna kortweg N.B.W.
4
Zowel in België als in Nederland, worden de partijen gestimuleerd om onderling alimentatieovereenkomsten te sluiten, die achteraf door de echtscheidingsrechter gehomologeerd worden.
Voor de onderhoudsuitkering heeft men acht bepalende kenmerken geïdentificeerd, die in dit werk afzonderlijk worden besproken. Bij elk kenmerk zal worden stilgestaan bij de verschillen en gelijkenissen tussen het Belgisch en Nederlands recht.
Voor de gerechtigdheid en de begroting van de uitkering wordt de nadruk gelegd op de invulling van de woorden behoefte, zware fout, draagkracht en de aanzienlijke economische terugval. Ook de tremanormen die gebruikt worden door de Nederlandse rechters worden kort toegelicht.
De limitering in de tijd van de uitkering is in België een nieuw aspect. Met de nieuwe wetgeving heeft België dit element aan de regelgeving toegevoegd, waarbij enige inspiratie werd gezocht in Nederland.
De onderhoudsuitkering wordt in een aantal door de wet opgesomde gevallen beëindigd. De uitkering eindigt in geval van overlijden, het aangaan van een nieuw huwelijk of een nieuwe samenleving.
Een belangrijk onderdeel van de vergelijkende studie is zonder meer de wijzigbaarheid van de onderhoudsuitkering, waarbij wordt ingegaan op de verschillende regelingen die gelden in België en Nederland. Ook de indexatie komt hier aan bod aangezien dit aanzien kan worden als een bepaalde vorm van wijziging van de onderhoudsuitkering.
Tenslotte wordt de vergelijking gemaakt van de verschillende standpunten tussen het Belgische en Nederlands recht met betrekking tot de laatste twee kenmerkende elementen, de kapitalisatie en de uitvoerbaarheid van de onderhoudsuitkering.
5
I. Gronden tot echtscheiding
§ 1.
Situatie in België, de wet van 27 april 2007
1. Sedert 1 september 2007 treedt de nieuwe echtscheidingswet, goedgekeurd op 12 april 2007 door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en verschenen in het Belgisch Staatsblad op 7 juni 2007, in werking.2
2. De nieuwe echtscheidingswet streeft ernaar de schadelijke gevolgen van de echtscheidingsprocedure op de relaties tussen de partijen zoveel mogelijk te beperken. Het is niet langer de voor de breuk verantwoordelijke partij die in de procedure centraal staat.3 Dit principe weerspiegelt zich ook in de gronden tot echtscheiding. Voortaan gelden er slechts twee echtscheidingsgronden.
3. Onder de oude regeling kunnen drie echtscheidingsgronden onderscheiden worden: de echtscheiding op grond van bepaalde feiten, de echtscheiding op grond van twee jaar feitelijke scheiding en de echtscheiding door onderlinge toestemming. Met het oog op vereenvoudiging werd aanvankelijk voorgesteld deze drie procedures tot één enkele procedure samen te voegen.4 De echtscheiding door onderlinge toestemming werd evenwel niet opgegeven, maar werd geïntegreerd in de uniforme procedure.
2 3
Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007. Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding 12 april 2007; H. CASMAN, “Nieuw
echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277) 279; P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 124; G. VERSCHELDEN, “Echtscheidingswet fundamenteel gewijzigd”, Juristenkrant, Afl. 152, 27 juni 2007, 7. 4
Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001,
3; H. CASMAN, “Nieuw echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277) 279; F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007,1.
6
4. De oude artikelen 229, 231, 232 en 233 B.W. werden in het wetsontwerp samengevoegd tot artikel 229 B.W. Het wetsontwerp5 voorzag dat de echtscheiding kon aangevraagd worden omwille van de ‘duurzame ontwrichting’ tussen de echtgenoten. De vaststelling van deze ontwrichting kan blijken uit de innerlijke overtuiging van de rechter, of door het verstrijken van een bepaalde termijn6 of wegens ernstige fout.7
5. Van deze uniforme echtscheiding is uiteindelijk niets terechtgekomen. De wetgever opteerde voor twee vormen: de echtscheiding op grond van een onherstelbare ontwrichting en de echtscheiding door onderlinge toestemming. In plaats van één basisartikel zijn het er twee geworden: artikel 229 B.W. en 230 B.W. Het systeem van de ‘wachttermijnen’ is wel min of meer overeind gebleven, evenals de ernstige fout.8
6. De nieuwe wetgeving maakt het mogelijk over te stappen van de ene procedure, zij het in één richting, naar de andere indien de relaties tussen de echtgenoten in de loop van de procedure evolueren.9
Bekijken we nu deze nieuwe echtscheidingsgronden van naderbij.
5
Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51
2341/018,95.. 6
Op eenzijdig verzoek na een termijn van één jaar. Indien deze termijn niet volledig is verstreken op het
moment van de aanvraag, kan de rechter een wachttijd opleggen tijdens de procedure van maximaal zes maanden of minder derwijze dat de termijn wel verstreken is wanneer de rechterlijke uitspraak volgt en dit mits een bevestiging van de aanvraag. Op gezamenlijk verzoek na een termijn van feitelijke scheiding van zes maanden, respectievelijk maximaal drie maanden of minder tijdens de procedure mits bevestiging van de aanvraag. 7
In het aanvangsstadium moest de fout niet worden bewezen, aanwijzingen volstonden, vermits de
gevolgen beperkt waren. 8
Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007.
9
Van de echtscheiding door onderlinge toestemming naar de echtscheiding op grond van onherstelbare
ontwrichting; C. AUGHUET, “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”, Div.Act. 2007, (127) 128; F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008, (3) 15.
7
7. Sedert 1 september 2007 is in België de nieuwe echtscheidingswet10 van toepassing. We onderscheiden twee mogelijke echtscheidingsgronden: de echtscheiding door onderlinge toestemming11 en de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.12
A.
Echtscheiding door onderlinge toestemming
8. Wanneer twee echtgenoten gezamenlijk beslissen om hun huwelijk te beëindigen, is er sprake van de zogenaamde echtscheiding door onderlinge toestemming.13 De echtgenoten regelen in dat geval samen de aspecten en gevolgen van de echtscheiding zowel wat betreft hun persoonlijke situatie, als hun vermogen en, indien nodig, wordt ook een regeling uitgewerkt voor hun kinderen.14
9. De echtscheiding door onderlinge toestemming bestond reeds onder de oude wetgeving, maar er werden een aantal nieuwe wijzigingen doorgevoerd.
10. Vóór 1 september 2007 was een minimumleeftijd van minstens 20 jaar voorzien om in onderlinge toestemming uit de echt te kunnen scheiden. De minimumleeftijd werd afgeschaft door de nieuwe wet. Ook was het vereist dat de echtgenoten minstens 2 jaar gehuwd waren alvorens kon overgegaan worden tot echtscheiding door onderlinge toestemming; ook deze voorwaarde is weggevallen onder de nieuwe echtscheidingswet.15
11. Een echtscheiding door onderlinge toestemming zal slagen indien beide echtgenoten een volledig akkoord bereiken omtrent alle gevolgen van hun breuk. Deze overeenkomst moet opgesteld zijn wil men een verzoekschrift tot echtscheiding door onderlinge toestemming
10
Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007.
11
Kortweg EOT.
12
Kortweg EOO.
13
Artikel 230 BW; C. AUGHUET, “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”,
Div.Act. 2007, 127. 14
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008, (3)
4. 15
Artikel 230 BW; C. AUGHUET, “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”,
Div.Act. 2007, 127.
8
indienen bij de rechtbank. Door de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding door onderlinge toestemming wordt de procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. Nadat het verzoekschrift tot echtscheiding door onderlinge toestemming bij de rechtbank ingediend wordt16, moeten beide echtgenoten tweemaal verschijnen voor de rechtbank vooraleer het huwelijk effectief ontbonden is. De eerste verschijning gebeurt ongeveer een maand na de indiening van het verzoekschrift, de tweede verschijning drie maanden na de eerste verschijning, deze drie maanden worden aanzien als een reflectieperiode.17 Indien de echtgenoten kunnen bewijzen dat zij zes maanden voor de indiening van het verzoekschrift al feitelijk gescheiden leefden, dan is één verschijning voldoende.18
12. Als op de tweede verschijning één van de partijen niet komt opdagen, of zich niet akkoord verklaart met de overeenkomst, dan kan op eenvoudige vraag19 van de meest gerede partij de overgang worden gemaakt naar de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.20 De overeenkomst tot echtscheiding door onderlinge toestemming blijft dan van kracht als voorlopige maatregel.21
Indien de overeenkomst niet de vorm van een uitvoerbare titel heeft, wordt de zaak bepaald op de rechtsdag van kort geding.22
13. Bij een echtscheiding door onderlinge toestemming bepalen de partijen zelf in hun overeenkomst of er al dan niet een alimentatie betaald wordt. De alimentatie na echtscheiding wordt in principe wijzigbaar in geval van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen.23
16
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008,
(3) 11. 17
F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 6.
18
Artikel 1291bis Ger. W.; F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1)
6. 19
Artikel 229, § 3 BW; artikel 1255, § 2 Ger. W. juncto en artikel 1294 bis, §1 Ger.W.
20
Artikel 1294 bis, § 1 Ger.W.
21
Artikel 1280 - 1287 Ger. W.
22 23
Artikel 1256 Ger. W. Artikel 301, § 7, 1ste lid BW; F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van
27 april 2007”, NFM 2008, (3) 11.
9
Wanneer de ex-echtgenoten onderling geen overeenkomst sluiten met betrekking tot een alimentatie, kan de rechter in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of later, op vraag van de 'behoeftige' echtgenoot, een alimentatie opleggen.
B.
Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting
14. De echtscheiding op grond van bepaalde feiten en de scheiding op grond van meer dan twee jaar feitelijke scheiding worden onder de nieuwe wetgeving vervangen door de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.24
15. Het bewijs van de onherstelbare ontwrichting kan echter nog steeds worden aangetoond door de feitelijke scheiding of op basis van bepaalde feiten.25 De procedure wordt ingeleid bij verzoekschrift. De echtgenoten dienen te motiveren waarom er sprake is van onherstelbare ontwrichting en dienen de overeengekomen akkoorden op te nemen die tussen hen werden gemaakt. Indien slechts gedeeltelijke akkoorden werden bereikt door de echtgenoten, zal de kortgedingrechter voorlopige maatregelen treffen.
a.
Op grond van feitelijke scheiding
16. Bij een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting op grond van feitelijke scheiding kunnen beide echtgenoten samen, of kan één echtgenoot afzonderlijk het verzoekschrift bij de rechtbank indienen.
17. Indien de echtscheiding door beide echtgenoten is aangevraagd en de echtgenoten zes maanden feitelijk gescheiden zijn op het moment van de eerste verschijning, wordt de echtscheiding onmiddellijk uitgesproken.26 Indien niet, dan zal een tweede verschijning vastgelegd worden na het verstrijken van deze termijn van zes maanden.27 Indien de echtscheiding door één echtgenoot wordt aangevraagd, wordt de noodzakelijke periode van
24
Zie het nieuwe artikel 229 BW.
25
Feitelijke scheiding: artikel 229, § 2 en 3 BW en artikel 1255, §1 Ger. W.; feiten: artikel 229, § 1 BW;
K. VERSTRAETE, “De hervorming van het echtscheidingsrecht”, TVW 2007, 298. 26
Artikel 229, §2 BW; artikel 1255 §1 Ger. W.
27
H. CASMAN, “Nieuw echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277) 280.
10
feitelijke scheiding verlengd tot één jaar.28 Indien de echtgenoten minder dan één jaar feitelijk gescheiden zijn, zal de rechter ook hier een nieuwe zitting bepalen die maar plaatsheeft na het verstrijken van die periode van één jaar (of één jaar na de eerste zitting).
b.
Op grond van feiten
18. Een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan tevens uitgesproken worden op grond van feiten29 zoals overspel, grove beledigingen, slagen en verwondingen. De wet bepaalt dat onherstelbare ontwrichting bestaat wanneer de voortzetting van het samenleven en de hervatting ervan redelijkerwijze onmogelijk is geworden door die ontwrichting. 30
19. De onherstelbare ontwrichting kan worden vastgesteld door de rechter op basis van de stukken die door de partijen worden voorgelegd. Beide partijen kunnen de onherstelbare ontwrichting bewijzen met alle middelen van recht. De rechter beoordeelt deze bewijsstukken op basis van zijn innerlijke overtuiging.31
c.
Op grond van herhaald verzoek
20. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan tenslotte ook worden uitgesproken op grond van een herhaald verzoek. Het verzoek tot echtscheiding moet tweemaal worden gedaan waarbij tussen beide verzoeken een reflectieperiode van drie maanden32 respectievelijk een jaar33 in acht moet worden genomen, naargelang het verzoek al dan niet gezamenlijk wordt gedaan of wordt aanvaard door de verweerder.34
28
Artikel 229, §3 BW; F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 3.
29
Artikel 229, §1 BW; F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 2.
30
Artikel 229, §1 BW; F. SWENNEN en F. APS, “De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, (554) 558.
31
Artikel 1255, §4 Ger. W. (nieuw); G.VERSCHELDEN, “Echtscheidingswet fundamenteel gewijzigd”,
Juristenkrant, Afl. 152, 27 juni 2007, 7. 32
Artikel 229, §2 BW.
33
Artikel 229, §3 BW.
34
F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 3.
11
§ 2.
Situatie in Nederland, wet van 6 mei 1971
21. Het Nederlandse echtscheidingsrecht is een van de meest vooruitstrevende van Europa. Reeds sinds de invoering van de wet van 6 mei 197135 op 1 oktober 1971 hebben zich binnen het Nederlands echtscheidingsrecht belangrijke ontwikkelingen voorgedaan welke wij pas recentelijk in België terugvinden. Hierna volgt een kort overzicht.
A.
Voor 1971
22. De echtscheiding kan slechts ingeroepen worden op basis van schuldgronden zoals de ernstige misdragingen van de ene echtgenoot tegenover de andere. Het bewijs van deze misdragingen dient te worden geleverd door de echtgenoot die de echtscheiding heeft gevorderd of bij ontkenning ervan door de gedaagde.36
23. Indien de echtgenoten tot een scheiding wensen over te gaan zonder dat aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan of wanneer het voldaan zijn aan de voorwaarden moeilijk te bewijzen is, kan tussen hen de afspraak worden gemaakt dat de rechtsgrond, ook al deed deze zich in werkelijkheid niet voor, door de gedaagde partij niet zal worden tegengesproken. De gevorderde echtscheiding werd dan bij gebrek aan verweer tegen de echtscheidingsgrond toegewezen. Het rechtdoorzee erkennen van het wederzijds akkoord als zelfstandige echtscheidingsgrond, destijds bepleit vanuit liberale hoek, stuitte op verzet vanuit de andere kamp van het politieke spectrum, waar de toelating van consensuele echtscheiding werd beschouwd ‘als strijdig met het beginsel van de onontbindbaarheid van het huwelijk’.
35
Wet van 6 mei 1971 tot herziening van het echtscheidingsrecht, Stb.1971, 290.
36
Oud artikel 264 N.B.W.: overspel, kwaadwillig verlaten, veroordeling wegens misdrijf tot vrijheidsstraf
van vier jaren of langer, zware verwondingen of zodanige mishandeling door de ene echtgenoot jegens de andere gepleegd waardoor diens leven in gevaar wordt gebracht of waardoor hem gevaarlijke verwondingen zijn toegebracht.
12
24. Overeenkomstig het oude artikel 280 N.B.W. kon de alimentatie slechts toekomen aan degene op wiens verzoek de echtscheiding of scheiding van tafel en bed was uitgesproken. Met andere woorden enkel de onschuldige echtgenoot kon aanspraak maken op alimentatie.37 25. Na scheiding van tafel en bed, waarvoor minder zware gronden gelden38, kon de ontbinding worden gevorderd.39 Voorwaarde was evenwel dat de scheiding van tafel en bed minstens vijf jaren had geduurd en dat beide partijen de ontbinding wensten.40
B.
Na 1971
26. Sedert 1 oktober 1971 geldt overeenkomstig de Nederlandse wetgeving slechts één echtscheidingsgrond: namelijk de duurzame ontwrichting van het huwelijk.41 Ook hier merken we dat de schuldvereiste niet langer speelt om aanspraak te kunnen maken op een alimentatie.
27. Ook andere belangrijke ontwikkelingen dienen opgemerkt te worden. Het aantal samenlevingsvormen dat bij verbreking tot een wettelijke onderhoudsverplichting kan leiden werd uitgebreid tot het geregistreerd partnerschap. Ook personen die niet rechtstreeks bij de verbroken samenlevingsvorm betrokken zijn, zoals de stiefvader bij gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag of bij de gezamenlijke voogdij, kunnen een onderhoudsverplichting te vervullen hebben. Het aantal factoren dat van belang is bij de beoordeling van het bestaan van een onderhoudsverplichting en de omvang ervan, werd door de nieuwe wetgeving uitgebreid.
37
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 27. 38
Oud artikel 288 N.B.W.: buitensporigheden, mishandelingen, grove beledigingen door de ene echtgenoot
tegenover de andere begaan of eenparig verzoek van partijen zonder opgave van oorzaak 39
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 28. 40
Oud artikel 255 N.B.W.
41
Artikel 1: 151 N.B.W.
13
a.
Duurzame ontwrichting
28. De echtscheiding kan in Nederland sedert 1971 slechts worden uitgesproken op grond van de duurzame ontwrichting van het huwelijk. Dit geldt zowel voor het eenzijdig verzoek42 als voor het gemeenschappelijk verzoek43. Twee voorwaarden moeten vervuld zijn. Vooreerst dient de samenleving tussen de echtgenoten ondraaglijk geworden te zijn, wil het verzoek kans op slagen hebben. Ten tweede mag er geen kans op herstel bestaan van de echtelijke verhoudingen.44 In geval van een eenzijdig verzoek moet de verzoekende echtgenoot de duurzame ontwrichting aantonen en bij ontkenning door de andere echtgenoot bewijzen.45 29. Wanneer beide echtgenoten niet van mening zijn dat de ontwrichting duurzaam is, dan wordt over dit aspect een procedure gevoerd. Evenwel dient opgemerkt te worden dat door de bekentenis in rechte van de verwerende partij dat het huwelijk inderdaad duurzaam ontwricht is, de zaak onmiddellijk naar de raadkamer wordt verzonden voor verdere afhandeling.
30. De eis tot echtscheiding kan zowel op gemeenschappelijk verzoek als op éénzijdig verzoek worden ingesteld. Wanneer de eis op gemeenschappelijk verzoek wordt ingesteld is de rechter verplicht de mening van de echtgenoten te aanvaarden dat de ontwrichting duurzaam is. 46
b.
Scheiding van tafel en bed
31. De scheiding van tafel en bed wordt in stand gehouden voor de echtgenoten die getrouwd willen blijven, maar niet meer samen kunnen of willen wonen. 47 De scheiding van tafel en bed wordt ingeschreven in het huwelijksgoederenregister bij de Rechtbank. Scheiding van tafel en bed kan worden verzocht op dezelfde gronden en dezelfde wijze als welke gelden voor de
42
Artikel 1:151 en 1:153 N.B.W.
43
Artikel 1:154 N.B.W.
44
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, deventer, Kluwer, 2006, 468; S.F.M. WORTMANN,
“Artikel 151”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer, 1. 45
S.F.M. WORTMANN, “Artikel 151”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer, 2.
46
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, deventer, Kluwer, 2006, 477; J. TREMMERY, De
nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 16. 47
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, deventer, Kluwer, 2006, 535.
14
echtscheiding.48 Het is belangrijk te onderstrepen dat, in tegenstelling tot de soms gebruikte classificaties, het verschil tussen beide niet in de grondvoorwaarden is geregeld doch enkel in de gevolgen.
32. Echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, kunnen om een ontbinding van het huwelijk verzoeken. Wanneer het verzoek om ontbinding van het huwelijk eenzijdig is, moet de scheiding van tafel en bed drie jaar hebben geduurd voordat het huwelijk ontbonden kan worden.49 Op het verzoek van één van de echtgenoten kan de rechter deze termijn wel terugbrengen tot één jaar.50 Er dient dan wel sprake te zijn van wangedrag -vanwege de andere echtgenoot- in die mate dat van de echtgenoot die het verzoek indient niet kan verwacht worden het huwelijk voort te zetten. Dienen de echtgenoten het verzoek om ontbinding van het huwelijk gezamenlijk in, dan geldt geen termijn alvorens het verzoek tot ontbinding kan worden ingewilligd.
c.
Flitsscheiding
Volledigheidshalve staan we kort stil bij de zogenaamde ‘flitsscheiding’.51
33. Tot 1 maart 2009 was het in Nederland mogelijk het huwelijk te ontbinden door middel van de zogenaamde flitsscheiding waaraan de rechter niet te pas komt. Het huwelijk werd omgezet in een geregistreerd partnerschap, vervolgens werd dit geregistreerd partnerschap ontbonden.52
48
P. VLAARDINGERBROEK, K. BLANKMAN, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE en C.G.M. VAN
WAMELEN, Het hedendaagse personen- en familierecht (Behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 139. 49
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, deventer, Kluwer, 2006, 539; J. TREMMERY, De
nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 16. 50
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, deventer, Kluwer, 2006, 466.
51
I. VAN FRANKENHUYZEN en B. HIJSTEK, Scheiden voor beginners: de echtscheidingsgids van A tot Z,
Amsterdam, Vassallucci, 2001, 317; P. VLAARDINGERBROEK, K. BLANKMAN, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE en C.G.M. VAN WAMELEN, Het hedendaagse personen- en familierecht (Behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 468. 52
J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 18.
15
II. Alimentatierecht in België en Nederland: algemeen overzicht 34. Beide landen, België en Nederland, erkennen de duurzame ontwrichting als echtscheidingsgrond. De vraag rijst hoe binnen deze twee rechtssystemen de behoefte tot onderhoud kan worden ingevuld. We richten onze aandacht naar het recht op onderhoudsbijdrage tussen de ex-echtgenoten.
A.
De schuldvraag
35. Door de in 1971 ingevoerde Nederlandse echtscheidingswet oefent de schuldvraag zo goed als geen invloed meer uit op het recht op alimentatie. Het is niet langer alleen de echtgenoot op wiens verzoek de echtscheiding wordt uitgesproken die in aanmerking kan komen voor een uitkering tot levensonderhoud. Het alimentatierecht is losgekoppeld van de schuld en de processuele positie van de partijen, zodat de rechter in alle vrijheid naar billijkheid kan beslissen aan wie een uitkering toekomt.53
36. Tot 2007 werd naar Belgisch recht het toekennen van een onderhoudsuitkering na echtscheiding, behalve in onderlinge toestemming, op basis van schuld of onschuld toegekend.54 De onschuldige behoeftige echtgenoot kon onderhoudsuitkering krijgen ten laste van de vermoedelijke schuldige echtgenoot. De onderhoudsvordering had een schadevergoedende en levensonderhoudende karakter. Enerzijds beoogde men de behoeftige in staat te stellen in zijn behoeften te voorzien, anderzijds diende de schuldige echtgenoot de onschuldige echtgenoot in staat te stellen de levensstandaard van tijdens de huwelijkssamenleving te behouden.55
37. Onder de nieuwe Belgische regeling wordt de toekenning van het recht op levensonderhoud eveneens losgekoppeld van de schuldvraag evenals van de processuele positie van de echtgenoten. De schuld is niet langer een voorwaarde voor de toekenning van
53
C.A. TERWEE-VAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle , Tjeenk Willink, 1984, 78.
54
D. MORTELMANS, F. SWENNEN en E. ALOFS, “De echtscheiding en haar gevolgen: een vervlochten
evolutie van recht en samenleving”, in D. CUYPERS (eds.), Is echtscheiding werkelijk win for life?, Brugge, Die Keure, 2008, (1) 17-18. 55
I. MARTENS, “De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P.
SENAEVE, F. SWENNEN, G. VERSCHELDEN (eds), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 60.
16
alimentatie.56 Onder de nieuwe wet bestaat een aanspraak voor elke behoeftige echtgenoot. De toekenning van een alimentatie wordt afhankelijk gesteld van de behoefte aan een uitkering aan de ene zijde en de mogelijkheid aan de behoefte te voldoen aan de andere kant. Het gaat er in ieder geval niet meer om de uitkeringsgerechtigde in staat te stellen zijn bestaan verder te zetten op een gelijkwaardige wijze als tijdens het samenleven.57 De alimentatie heeft een louter alimentair karakter gekregen.58 De uitkering moet aanzien worden als een minimale tijdelijke hulp in afwachting van de financiële zelfredzaamheid van de ex-partner.59 38. Het erkennen van schuld zal tot gevolg hebben dat de procedure versneld wordt,60 gezien het bestaan van schuldig gedrag zonder meer het onherstelbare karakter aantoont van de ontwrichting van het huwelijk.61 Anderzijds speelt het bij de toekenning van een onderhoudsuitkering geen rol wie schuld heeft aan de onherstelbare ontwrichting, zodat ook de schuldige echtgenoot een uitkering na echtscheiding kan bekomen. Opmerkelijk is dat de schuldige echtgenoot niet alleen gemakkelijk de echtscheiding kan verkrijgen, maar bovendien ook financiële steun van de onschuldige echtgenoot kan verkrijgen.62 Hier sluipt het foutcriterium dus opnieuw binnen, waar art. 301, § 2, tweede lid BW bepaalt dat de rechtbank het verzoek om een uitkering kan weigeren indien de verweerder bewijst dat de verzoeker “een zware fout” heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt. In tegenstelling tot de geest van de nieuwe wetgeving, kan de gerechtigde dus zijn alimentatie verliezen in geval van fout. Het begrip fout werd dus behouden in de nieuwe wet, maar niet meer als echtscheidingsgrond.
56
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 9-16. 57
Oud artikel 301, §1 BW; Vred. Vorst 7 mei 2008, RTDF 2008, (1234) 1238; Rb. Brussel 4 maart 2009,
Act.dr.fam. 2009, 75; H. CASMAN, “Nieuw echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277) 284. 58
J.-C. BROUWERS, “Le nouvel article 301 du Code civil et le droit transitoire”, Div.Act. 2007, (110) 111.
59
Rb. Brussel 4 maart 2009, Act.dr.fam. 2009, (75) 77.
60
Bij ontwrichting waardoor de voortzetting en de hervatting van het samenleven redelijkerwijze
onmogelijk is geworden; artikel 229, §1 BW en artikel 1255, § 5 Ger. W. 61
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 8. 62
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1072.
17
B.
Grondslag van de uitkering
39. De vaststelling van de onderhoudsuitkering wordt door de Hoge Raad als een verplichting gezien welke berust op de levensverhouding zoals die door het huwelijk is geschapen en die haar werking behoudt, ook al wordt de huwelijksband beëindigd. De onderhoudsverplichting tussen echtgenoten werkt dus ook na de ontbinding van het huwelijk door.63
40. Het uitgangspunt in België is ook het huwelijk zelf en de daardoor aanwezige persoonlijke lotsverbondenheid van de echtgenoten. Het beëindigen van dit huwelijk maakt niet onmiddellijk een einde aan deze lotsverbondenheid. De economische gevolgen kunnen nog lange tijd doorwerken terwijl de persoonlijke gevolgen tussen de ex-echtgenoten ophouden te bestaan.64 Het is die verbondenheid die de grondslag vormt van de onderhoudsuitkering.65
41. De vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding wordt in Nederland deels wettelijk omschreven66, deels uit de rechtspraak afgeleid.67 De regeling is opgenomen in Titel 17 van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijke Wetboek. Deze titel is onderverdeeld in twee afdelingen. De eerste geeft algemene bepalingen over het levensonderhoud. De tweede afdeling is toegespitst op de onderhoudsverplichting van (stief)ouders
jegens
hun
minderjarige
(stief)kinderen.
De
onderhoudsplicht
tussen
(ex)echtgenoten is tevens op andere plaatsen in Boek 1 geregeld. In België daarentegen is alles bij wet bepaald.
63
HR 14 november 1997, NJ 1998, nr. 112, 601; HR 9 februari 2001, NJ 2001, nr. 216, 1451, noot S.
WORTMANN; P. VLAARDINGERBROEK, K. BLANKMAN, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE en C.G.M. VAN WAMELEN, Het hedendaagse personen- en familierecht (behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 129. 64
P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 568.
65
Amendement nr. 26 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2005-06, nr. 51-2341/002,22. 66
Titel 17, Boek 1, artikel 157 N.B.W.
67
HR 28 mei 1971, NJ 1971, nr. 371, 1085.
18
III. Alimentatieovereenkomsten 42. Zowel in België als in Nederland streeft de wetgever ernaar om binnen de echtscheidingsprocedure akkoorden tussen de ex-echtgenoten te stimuleren en de financiële afwikkeling zoveel mogelijk in onderling verband te laten plaatsvinden. In België is die doelstelling terug te vinden in artikel 301, §1 BW68, in Nederland is dit in het artikel 1:158 N.B.W. De echtgenoten worden ertoe aangezet de eventuele afspraken omtrent een onderhoudsuitkering na echtscheiding, het bedrag ervan, de duur en de eventuele herzieningmodaliteiten contractueel en schriftelijk vast te stellen.69
43. In Nederland spreekt men over een alimentatieovereenkomst. Die overeenkomst maakt onderdeel uit van andere afspraken die vastgelegd worden in een convenant.70 Een convenant is een overeenkomst waarbij de partijen in alle vrijheid contracteren over alle zaken die verband houden met echtscheiding. Een convenant wordt opgesteld door een advocaat of een notaris en is bindend voor beide partijen.71 De opgetekende afspraken mogen niet tegen de wettelijke regels indruisen.
Bij
een
gemeenschappelijk
verzoek
tot
scheiden,
zal
de
rechter
een
echtscheidingsconvenant eisen om de echtscheidingsprocedure te versnellen.
44. Het artikel 301, §1 BW stelt “onverminderd artikel 1257 Ger. W. kunnen de echtgenoten op elk ogenblik een overeenkomst treffen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien.”
68
Verslag namens subcommissie over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/007, 76. 69
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1066; I. MARTENS,
“De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 97; X, Memo echtscheiding en alimentatie, Deventer, Kluwer, 2008, 29-30. 70
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 151; M. KRIJNEN, Het
bijstandsverhaal, over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 27. 71
I. VAN FRANKENHUYZEN en B. HIJSTEK, Scheiden voor beginners: de echtscheidingsgids van A tot Z,
Amsterdam, Vassallucci, 2001, 84.
19
Dit artikel bepaalt aldus dat de uitkering bij overeenkomst kan worden uitgesloten of vastgelegd, ofwel tijdens de procedure72, door een overeenkomst die tot tweemaal toe moet gehomologeerd worden, ofwel na ontbinding van het huwelijk.
45. Overeenkomsten gesloten voor de ontbinding van het huwelijk, maar tijdens de echtscheidingsprocedure,
zijn
voorlopig
en
aan
een
bijzondere rechterlijke controle
onderworpen.73 De echtgenoten kunnen tijdens de echtscheidingsprocedure geen afstand doen van de rechten op een uitkering tot levensonderhoud.74 Vervolgens krijgt een tijdens de procedure gesloten overeenkomst slechts uitwerking na echtscheiding voor zover zij ten vroegste drie maanden na de homologatie bekrachtigd wordt door de echtscheidingsrechter. De overeenkomst wordt dan definitief gedurende de procedure en ook na de echtscheiding. Die overeenkomsten worden aan een bijzondere rechterlijke controle onderworpen.75
46. Na de echtscheiding zijn de echtgenoten vrij om op basis van artikel 301, §1 BW eventuele aanspraken op uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding en modaliteiten ervan contractueel vast te leggen. Enerzijds kan dat gebeuren in de vorm van een dading.76 Daarin kan de gerechtigde het bedrag van de uitkering bepalen, wijzigen, de wijzigbaarheid van de uitkering conventioneel uitschakelen of afstand doen van het recht op een onderhoudsuitkering.77 Anderzijds kan de gerechtigde een alimentatieovereenkomst sluiten. De overeenkomsten worden beheerst door de regels van het verbintenissenrecht en zijn rechtsgeldig zonder dat een rechterlijke goedkeuring vereist is78, met uitzondering van kapitalisatie.
47. Ook in Nederland kunnen echtgenoten zowel voor als na de beschikking tot echtscheiding een overeenkomst opstellen. 72
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018, 99. 73
Artikel 1257 BW.
74
Artikel 301, § 9, 1ste lid BW.
75
F. SWENNEN, “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 3.
76
F. SWENNEN en F. APS, “ De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, (554) 569.
77
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 111. 78
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1068.
20
48. Er moet opgemerkt worden dat in Nederland aanstaande echtgenoten reeds voor hun huwelijk geen regeling kunnen treffen aangaande hun alimentatiepositie voor het geval hun huwelijk zou stranden.79 Hetzelfde geldt in België zodat daar ook geen onderhoudsafspraken kunnen gemaakt worden bij de aanvang van het huwelijk.
49. Alimentatieovereenkomsten hebben een duurzamer karakter en zijn effectiever indien daarin is bepaald dat zij niet op grond van omstandigheden kunnen worden gewijzigd.80 Zowel in België als in Nederland is het mogelijk om bij overeenkomst een beding van niet-wijziging in te voeren waarbij uitdrukkelijk wordt bedongen dat de alimentatie niet bij rechterlijke uitspraak zal kunnen worden gewijzigd op grond van wijziging van omstandigheden.81 Vereist wordt dat het beding schriftelijk wordt vastgelegd. In Nederland is het geschrift een geldigheidsvereiste met de vernietigbaarheid tot sanctie.82 In België is er een ‘uitdrukkelijke’ bepaling vereist waarvan men kan uitgaan dat het om een geschrift gaat.83
50. In de alimentatieovereenkomst kan overeengekomen worden om af te zien van alimentatie, dit wordt in Nederland een nihil beding genoemd. Dit beding heeft tot gevolg dat er geen alimentatie zal betaald of verkregen worden84, dit wil niet zeggen dat de alimentatieplicht wordt beëindigd.85 Een nihil beding is enkel geldig ten aanzien van ex-echtgenoten, het kan niet vastgelegd worden voor het huwelijk.86 Eveneens is nietig wanneer een vrouw in een overeenkomst toezegt in het echtscheidingsgeding geen alimentatievordering te zullen instellen.87
79
E.A.A.L, noot onder HR 7 maart 1980, NJ 1980, nr. 363, 1196.
80
Artikel 1:159 N.B.W.
81
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007” NFM 2008, (3)
9; M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 28; C.A. TERWEEVAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle, Tjeenk Willink, 1984, 99. 82
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, Deventer, Kluwer, 2002, 516-517.
83
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007” NFM 2008, (3)
9. 84
I. VAN FRANKENHUYZEN en B. HIJSTEK, Scheiden voor beginners: de echtscheidingsgids van A tot Z,
Amsterdam, Vassallucci, 2001, 193. 85
HR 12 mei 2006, NJ 2006, nr. 292, (2797) 2801.
86
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 151.
87
C.A. TERWEE-VAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle, Tjeenk Willink, 1984, 98.
21
51. Als door één van de partijen wordt afgezien van alimentatie, dan staat dit los van de mogelijkheid van bijstandsverhaal door gemeenten.88 Indien ten onrechte bijstand wordt verstrekt, bijvoorbeeld omdat de alimentatieplichtige geen of te weinig alimentatie betaalt, dan zijn gemeenten wettelijk verplicht om het teveel uitgekeerde bedrag aan bijstand terug te eisen van degene die te weinig of niets betaalt. Natuurlijk kan de alimentatieplichtige dan de gemeente trachten te overtuigen dat geen alimentatie verschuldigd is of dat hij de alimentatie niet kan betalen. Maar welke afspraken ook zijn gemaakt, ook al is er een zogenaamd nihil beding overeengekomen waarbij afstand wordt gedaan van het recht op alimentatie, de gemeente zal altijd zelf nagaan of de draagkracht van de ex-echtgenoot ruimte biedt om aan de gemeente rechtstreeks te betalen. In de procedure is de verzoeker altijd de gemeente en de verweerder de verhaalsplichtige. De alimentatiegerechtigde is geen procespartij en ook geen belanghebbende. Wat ook de uitkomst van de procedure is, de alimentatiegerechtigde is daardoor niet gebonden. Na afloop van de bijstandverlening kan de alimentatiegerechtigde desgewenst zelf om een alimentatievaststelling verzoeken.89
52. Indien tussen de partijen geen overeenkomst werd bereikt, beslist zowel in Nederland als in België de rechter over de vraag tot uitkering.90 Deze kan tijdens de procedure of na de echtscheiding worden gevorderd. Het is echter ook mogelijk dat het één en ander in een latere beslissing van een rechter wordt vastgelegd.91
53. De rechtbank van
eerste
aanleg die
bevoegd
is in het kader van
een
echtscheidingsprocedure is eveneens bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot 88
M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van
bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 29. 89
M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van
bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 22 en 29. 90
A.-CH. VAN GYSEL, “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck en Larcier, 2007, (91) 102; J.H.M. TER HAAR en W.D. KOLKMAN, Personen- en familierecht en erfrecht in een notendop, Zutphen, Walburg pers, 2005, 76. 91
J. ROODHOOFT, W. SMETS en M. MOENS, Echtelijke moeilijkheden… en dan? Een praktische leidraad na
de nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2007, 74.
22
onderhoudsuitkering92 volgens het adagium ‘accessorium sequitur principale’. Na de echtscheiding is de vrederechter bevoegd93 zowel voor het toekennen, verhogen, verlagen, opheffen als voor het kapitaliseren van de uitkering.94
IV. Onderhoudsplicht tussen ex-echtgenoten
§ 1.
Gerechtigdheid op een uitkering
A.
De behoefte
54. De schuldvraag staat niet langer centraal bij de toekenning van een onderhoudsuitkering. Als uitgangspunt geldt dat elke ex-echtgenoot aanspraak maakt op een onderhoudsuitkering ten laste van de draagkrachtige ex-echtgenoot, indien er redelijkerwijs een behoefte bestaat.95 De behoefte van de ex-echtgenoot zal bepalend zijn om uit te maken wie recht heeft op een uitkering. 55. In België96, alsook in Nederland,97 kunnen de partijen een overeenkomst sluiten over de onderhoudsuitkering na echtscheiding. Regelen de partijen onderling niets dan kan de rechter bij het echtscheidingsvonnis of bij een latere uitspraak de partneralimentatie bepalen.
56. Wat er in België onder het begrip behoeftigheid moet verstaan worden, kan vastgesteld worden dat de term behoefte binnen de bedoelde context niet letterlijk overeenkomstig het gemeen onderhoudsrecht mag worden geïnterpreteerd. Er moet uitgegaan worden van een economisch onevenwicht tussen de echtgenoten.98 92
Artikel 301, §2, 1ste lid BW.
93
Artikel 591, 7° Ger. W.; F. SWENNEN, noot onder Cass. 15 september 2006, RW 2006-07, 1758.
94
K. VERSTRAETE, “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming
van de echtscheiding”, NJW, 2007, (626) 643. 95
Artikel 301, §2, 1ste lid BW.
96
Artikel 301, §2, 1ste lid BW.
97
Artikel 157, lid 1 N.B.W.
98
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 124; A.-CH VAN GYSEL, “La
23
Naar Belgisch recht is er sprake van behoefte wanneer er een wanverhouding bestaat in de globale economische situatie, met andere woorden de inkomsten of mogelijkheden om inkomsten te verwerven van beide echtgenoten.99 In de rechtspraak wordt een definitie gegeven aan de behoeftigheid. In de regel is de economisch zwakste ex-echtgenoot behoeftig in de zin van artikel 301, §2, eerste lid BW en dus onderhoudsgerechtigd. De economisch sterkste ex-echtgenoot is onderhoudsplichtig.100 Het is met andere woorden een relatief begrip. De economische situatie wordt begroot aan de hand van de inkomsten en de mogelijkheden om inkomsten te verwerven verminderd met de lasten. Aangezien de globale economische situatie niet noodzakelijk dezelfde blijft, is het best mogelijk dat gedurende de looptijd van de onderhoudsuitkering, het gerechtigd zijn op een onderhoudsuitkering wisselt van titularis: de initieel onderhoudsplichtige kan onderhoudsgerechtigd worden en vice versa.101 De vroegere notie levensstandaard wordt op het eerste gezicht verlaten.102 Hoe de uitkering zal worden begroot hangt af van de rechter.
57. Ook in Nederland kan alleen aanspraak gemaakt worden op alimentatie als aan de behoeftigheid voldaan is. Er moet een causaal verband bestaan tussen de behoefte en het huwelijk.103 Behoeftigheid moet in dit verband verstaan worden als de toestand waarin een persoon verkeert die redelijkerwijze niet in zijn eigen onderhoud kan voorzien en daarin dus door anderen moet geholpen worden.104 Om te voldoen aan ‘behoefte’ moet aan twee voorwaarden
pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, 93. 99
F. SWENNEN, Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 265.
100
Rb. Leuven 4 februari 2008, RABG 2008, (710) 714; Rb. Mechelen 14 februari 2008, RABG 2008, (719)
722. 101
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, 125; F. SWENNEN, Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 265; A.-CH VAN GYSEL, “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D.
PIRE,
La réforme du divorce.
Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, 93. 102 103
Vred. Vorst, 7 mei 2008, RTDF 2008, (1234) 1238. M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van
bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 20. 104
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 31.
24
voldaan zijn. Ten eerste zal het recht op een uitkering ontstaan wanneer de ex-echtgenoot zelf niet over voldoende inkomsten beschikt om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Ten tweede is het vereist dat hij redelijkerwijs niet in staat is voldoende inkomsten te verwerven. Het Nederlandse recht stelt aldus een bijkomende vereiste.105 Principieel ligt de vraag naar behoefte moeilijker als het gaat om het tweede element. ‘Redelijkerwijze inkomsten kunnen verwerven’ wil zeggen dat de ex-echtgenoot zoveel mogelijk door arbeid of op een andere wijze in zijn eigen levensonderhoud moet voorzien. De rechter zal moeten oordelen of de ex-echtgenoot redelijkerwijs zou kunnen gaan werken.106 Beide voorwaarden moeten beoordeeld worden aan de hand van de omstandigheden van het geval.107 Voor deze omstandigheden moeten ook de nietfinanciële elementen in aanmerking genomen worden. Wat betreft de niet-financiële elementen spelen zowel de subjectieve, zoals het gedrag en meer bepaald het wangedrag als de objectieve niet-financiële elementen zoals de duur van het huwelijk.108 Zij kunnen leiden tot afwijzing of verlaging als van de ex-echtgenoot redelijkerwijs niet of slechts in mindere mate kan worden verlangd bij te dragen. 58. In België is de rechter niet verplicht de onderhoudsuitkering toe te kennen.109 Ook in Nederland is de rechter niet verplicht om een uitkering toe te kennen wanneer zich de behoeftigheid voordoet; de wet geeft de rechter de vrijheid dit te doen.110 De rechter heeft een belangrijke discretionaire bevoegdheid bij de vaststelling van een onderhoudsuitkering. Door de ontkoppeling van schuld en alimentatie onder het echtscheidingsrecht van 1971 is deze bevoegdheid nog versterkt. Het loslaten van het schuldbeginsel betekent immers niet dat de rechter niet met bepaalde gedragingen van de echtgenoot bij vaststelling van de uitkering rekening zou moeten houden.
105
Artikel 1:157, lid 1 N. B.W.; W.C.E. HAMMERSTEIN-SCHOONDERWOERD, Echtscheiding en alimentatie
bij rechterlijke uitspraak, Arnhem, Gouda Quint bv, 1983, 17. 106 107
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003,108. M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van
bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 17-18. 108
M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van
bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 22. 109
Artikel 301, §2, eerste lid BW: de rechtbank ‘kan’ een uitkering tot levensonderhoud toestaan.
110
C.A. TERWEE-VAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle , Tjeenk Willink 1984, 84.
25
B.
Uitzonderingen
59. In België en Nederland zijn er uitzonderingen op het beginsel dat voor de grondslag van de onderhoudsuitkering geen rekening gehouden wordt met fouten van de echtgenoten.
a.
Uitzonderingen in Nederland
60. In Nederland worden deze uitzonderingen niet opgesomd in de wet maar worden deze gecreëerd door de rechtspraak. Zo zal de onderhoudsuitkering afgewezen worden wanneer de exechtgenoot zich in redelijkheid voldoende inkomsten tot het levensonderhoud kan verwerven of geacht wordt die te kunnen verwerven.111 Dit houdt in dat de ex-echtgenoot in beginsel verplicht zal worden om door arbeid of op een andere manier in het eigen levensonderhoud te voorzien. Een tweede mogelijke uitzondering bestaat erin dat wanneer de ex-echtgenoot zich misdraagt ten aanzien van de andere ex-echtgenoot, hij hierdoor zijn aanspraak op alimentatie kan verliezen.112 In Amsterdam oordeelde het Hof dat van de man in redelijkheid niet kon worden gevergd dat hij een bijdrage zou dienen te leveren in het levensonderhoud van de vrouw, omdat zij op uiterst afkeurenswaardige wijze het vermogen van haar ex-man afhandig had gemaakt met het doel haar financiële belangen veilig te stellen.113 Het is aan de rechter dit geval per geval te beoordelen.114
b.
Uitzonderingen in België
61. De Belgische wetgever van zijn kant heeft drie uitzonderingen voorzien. In die uitzonderingsgevallen bestaat er geen volwaardige gerechtigdheid op een onderhoudsuitkering. De wetgever gaat er immers vanuit dat het rechtvaardigheidsgevoel zou geschonden worden als een schuldige echtgenoot steeds op financiële steun zou kunnen rekenen.115 In twee gevallen, namelijk zware fout en strafrechterlijke veroordeling is een correctie mogelijk op de schuldloze aard van de alimentatie omwille van het rechtvaardigheidsgevoel. Daarnaast wordt tevens de
111
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003,109.
112
HR 2 december 1977, NJ 1978, nr. 346, 1194.
113
Hof Amsterdam 27 mei 1991, NJ 1992, nr. 309, 1224-1225.
114
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003,110.
115
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 17; F. SWENNEN, “ De echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 4.
26
alimentatie geweigerd of verminderd indien de behoeftigheid rechtstreeks voortspruit uit een eenzijdige niet rechtvaardige beslissing. Een volledige loskoppeling van de schuldnotie is er dus niet doorgekomen. De aangesproken echtgenoot moet een fout in hoofde van de onderhoudsschuldeiser bewijzen wil hij ontsnappen aan de onderhoudsuitkering.116 Laten we nu even dieper ingaan op deze drie uitzonderingen.
i.
De zware fout
62. Ten eerste is de zware fout een uitsluitingsgrond. De rechtbank kan het verzoek om een onderhoudsvordering (enkel) volledig uitsluiten indien de verweerder, die wordt aangesproken tot uitkering, bewijst dat de eiser een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt.117 De omkering van bewijslast verbetert de processuele positie van de eiser aanmerkelijk. De onderhoudsschuldenaar dient met het oog op ontslag van zijn verplichting de zware fout van de schuldeiser te bewijzen.118 De zware fout kan met alle wettelijke middelen bewezen worden.119
63. De bewoording van de wettekst bewijst dat een zware fout een facultatieve uitsluitingsgrond is. De rechter kan in geval van een bewezen zware fout een onderhoudsuitkering na echtscheiding weigeren maar is daartoe niet verplicht. De rechter doet hierbij uitspraak naar billijkheid en beschikt over een soevereine beoordelingsbevoegdheid.120 In de voorbereidende werken werd geopperd dat de rechter het verzoek om een uitkering moet weigeren, als de verweerder bewijst dat de verzoeker een zware fout begaan heeft, maar hierin werden ze niet
116
P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 570.
117
Artikel 301, §2, 2de lid BW.
118
J. DU MONGH, “De nieuwe echtscheidingswet: over begrippen fout, behoeftigheid en
huwelijksvoordelen” in P. SENAEVE (ed.), Themis nr. 43, personen- en familierecht, Brugge, die Keure, 2007-08, (79) 85. 119
F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten
van materiel recht en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 19. 120
P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 570.
27
gevolgd.121 Toch zou het evenwel vreemd zijn dat de rechter besluit dat er een zware fout is in hoofde van de onderhoudsschuldeiser en hem toch een uitkering zou toekennen. Het is belangrijk om reeds in het vonnis van echtscheiding vast te stellen dat er een zware fout is en deze de uitsluiting tot gevolg heeft van het recht op uitkering. Zo niet kunnen er bewijsproblemen optreden als er jaren later pas een uitkering gevraagd wordt.122
64. In de wettekst werd het begrip zware fout niet nader gedefinieerd. Volgens de rechtsleer moet het gaan om een fout die dermate ernstig is dat iedere uitkering tot levensonderhoud moet worden uitgesloten ongeacht de eventuele staat van behoeftigheid.123 De lichtste fout kan dus niet weerhouden worden om de aanspraak op een onderhoudsuitkering na echtscheiding uit te sluiten.124
Een
zware
fout
veronderstelt
een
zwaarwichtige
inbreuk
op
de
huwelijksverplichtingen. De rechtbank van Nijvel oordeelde dat een vrouw die het vaderschap betwistte van haar ex-man ten aanzien van hun gemeenschappelijk kind een zware fout uitmaakte.125 Technisch juridisch wordt het begrip fout aldus ruim geïnterpreteerd. De parlementaire voorbereidingen wijzen ter zake naar de catalogus van feiten die in het oude echtscheidingsrecht op grond van fout werden aanvaard als gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen van het bestaande artikel 231 BW.126 Ook in het oude echtscheidingsrecht werd steeds een ernstige tekortkoming vereist.
121
Amendement nr. 187 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/026, 11. 122
S. BROUWERS, “De “zware fout” als uitsluitingsgrond voor de uitkering na echtscheiding: is er een
“belang”?” (noot onder Antwerpen 19 januari 2009), RABG 2009, (856) 857. 123
J.-C. BROUWERS, “Le nouvel article 301 du Code Civil et le droit transitoire”, Div.Act. 2007, (110) 113;
F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten van materieel recht en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 17. 124
S. BROUWERS, “De “zware fout” als uitsluitingsgrond voor een uitkering na echtscheiding” (noot onder
Antwerpen 19 februari 2008), RABG 2008, 732; P. SENAEVE, Compendium van het Personen-en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 570. 125
Rb. Nijvel 4 november 2008, RTDF 2009, (165) 167.
126
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 17.
28
65. Overspel kan overeenkomstig de Memorie van Toelichting in aanmerking komen als zware fout en dus een reden zijn om een aanspraak op onderhoudsuitkering na echtscheiding uit te sluiten. Wel wordt overspel beschouwd als een fout zoals alle andere fouten waarbij niet langer het vermoeden iuris et de iure van zwaarwichtigheid geldt.127 Het overspel blijft van belang hetzij als bewijs van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk, hetzij als fout. In het eerste geval is het beledigende karakter niet meer van belang, in het tweede gavel wel.128 Het al dan niet beledigende karakter van overspel zal geen rechtstreekse invloed meer hebben, maar het niet beledigende karakter van het begane overspel zou eventueel toch onrechtstreeks een rol kunnen spelen als aanduiding dat het niet om een zware fout gaat.129 Betrapping van overspel bij proces verbaal bij gerechtsdeurwaarder blijft zijn belang behouden met het oog op het bewijs van overspel als mogelijke grond tot verval van het recht op een uitkering.130
66. In de rechtsleer heerst er een discussie over de vraag of ook een fout begaan na het ontstaan van de feitelijke scheiding van de echtgenoten aanleiding kan geven tot uitsluiting van de uitkering. Om hierop te kunnen antwoorden moet er nagegaan worden of de zware fout van artikel 301, §2, tweede lid BW enkel betrekking heeft op de voortzetting van de samenleving of ook op de hervatting ervan. Artikel 301, §2, tweede lid BW verwijst in verband met de zware fout enkel naar de voortzetting van de samenleving. Artikel 229, §1 BW bepaalt dat een huwelijk onherstelbaar ontwricht is wanneer de voortzetting en de hervatting van de samenleving redelijkerwijs onmogelijk zijn geworden. Op basis van een letterlijke interpretatie van het artikel is een deel van de rechtsleer van mening dat de zware fout aan de basis moet liggen van de
127
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 17. 128
S. BROUWERS, “De “zware fout” als uitsluitingsgrond voor een uitkering na echtscheiding” (noot onder
Antwerpen 19 februari 2008), RABG 2008, 732. 129
P. SENAEVE, “ De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsecht. Deel 1. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” T.Fam. 2007, (103) 125. 130
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 17; J. ROODHOOFT, W. SMETS, M. MOENS, Echtelijke moeilijkheden...en dan? Een praktische leidraad na de nieuwe echtscheidingsrecht, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2007, 76.
29
beëindiging van de samenleving en dat dus de fout voordien moet plaatsgevonden hebben.131 Die zienswijze is niet logisch wanneer men denkt aan een ex-echtgenoot die uitgesloten kan worden van zijn recht op uitkering indien hij een zware fout begaat vóór de feitelijke scheiding maar niet in het geval hij die begaat na de feitelijke scheiding.132 Nochtans was het niet de bedoeling van de wetgever om een temporeel verschil te scheppen tussen artikel 229, §1 BW en artikel 301, §2, tweede lid BW.133 Elke zware fout die aan de oorsprong ligt van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk moet in aanmerking genomen worden als uitsluitingsgrond, ongeacht of ze de voortzetting dan wel de hervatting van de samenleving onmogelijk maakt.134 Bijgevolg moet een zware fout, gemaakt na het ontstaan van de feitelijke scheiding tussen echtgenoten wier huwelijk nog niet onherstelbaar ontwricht was, ook in aanmerking genomen worden als een zware fout die ontwrichting tot gevolg heeft.135 De rechtbank van Luik heeft dit geoordeeld met betrekking tot een overspelige relatie.136 De zware fout die door de ex-echtgenoot begaan werd nadat het huwelijk al onherstelbaar ontwricht was, kan niet meer ingeroepen worden als grond van verval, vermits het vereist is dat de zware fout de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft
131
J.-C. BROUWERS, “La réforme du divorce (loi du 27 avril 2007)”, RNB 2007, (582) 603 ; J.-C.
BROUWERS, “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce”, Act.dr.fam 2008, (49) 50; N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1075;. 132
F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten
van materieel recht en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 18. 133
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 17. 134
J.-C. BROUWERS, “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce,
Act.dr.fam 2008, (49) 50; I. MARTENS, “De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 64. 135
N. DANDOY, “la réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1075.
136
Rb. Luik 24 april 2008, JLMB 2008, (1049) 1050.
30
gemaakt.137 Er dient een causaal verband tussen de onherstelbare ontwrichting en de fout aangetoond te worden.138
67. Het begrip ‘zware fout’ als uitsluitingsgrond, artikel 301, §2 BW, heeft niet dezelfde invulling als de fouten of tekortkomingen die ingeroepen kunnen worden als bewijs van de onherstelbare ontwrichting op grond waarvan de echtscheiding kan worden gevraagd, artikel 229, §1 BW.139
ii.
Partnergeweld
68. De tweede uitzondering leidt automatisch tot een uitsluiting. Een uitkering tot levensonderhoud kan niet toegekend worden aan de echtgenoot die schuldig wordt bevonden aan één van de in artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoelde feiten, gepleegd tegen de andere echtgenoot of aan een poging tot één in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoelde feiten tegen diezelfde persoon.140 Psychisch geweld wordt niet aanvaard maar kan in aanmerking worden genomen als een zware fout in de zin van artikel 301, §2, tweede lid BW.141
69. Wanneer het partnergeweld plaatsvond is irrelevant, dit kan op om het even welk ogenblik zijn, met andere woorden zowel voor of na de onherstelbare ontwrichting, of zelfs voor of na het huwelijk.142
137
I. MARTENS, “de onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” in P.
SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), de hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 63-64. 138
A.-CH. VAN GYSEL, “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 97. 139
N. DANDOY, “la réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1074-1075.
140
Artikel 301, § 2, 3de lid BW.
141
P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 572.
142
F. SWENNEN, Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 265; F. SWENNEN, S.
EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten van materieel recht en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 18.
31
70. In die gevallen heeft de rechtbank geen appreciatiebevoegdheid meer.143 Is de echtgenoot die een onderhoudsuitkering na echtscheiding vordert, schuldig bevonden aan één van die misdrijven, dan wordt een onderhoudsuitkering afgewezen. Het is evenwel wel mogelijk dat de partijen een overeenkomst sluiten waarbij de schuldige ex-echtgenoot toch nog een onderhoudsuitkering toegekend krijgt.144
71. Enkel een in kracht van gewijsde getreden strafvonnis of arrest dat de behoeftige exechtgenoot schuldig heeft bevonden aan één van de genoemde vormen van partnergeweld komt in aanmerking als grond tot verval van de onderhoudsaanspraak.145 Door de Belgische wet wordt niet vereist dat aan de schuldig bevonden ex-echtgenoot een effectieve straf werd opgelegd, zodat ook een veroordeling met uitstel of een opschorting van uitspraak tot gevolg heeft dat de veroordeelde echtgenoot zijn recht op een uitkering verliest.146 Nochtans hebben de voorbereidende werken bepaald dat het derde lid niet van toepassing is wanneer de potentiële schuldenaar de opschorting van de uitspraak van de veroordeling verkrijgt.147
72. De Belgische wetgever was er zich van bewust dat een beroep op het derde lid van artikel 301, §2 BW zou aangewend worden als vertragingsmanoeuvre. Indien de strafprocedure lang aansleept, zou de potentiële schuldenaar de betaling van enige uitkering geruime tijd kunnen doen uitstellen waardoor de onderhoudsschuldeiser in de problemen zou kunnen geraken. Daarom
143
Amendement nr. 92 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2006-07, nr. 51-2341/008, 3; J.-P. MASSON, “La loi du 27 avril 2007 réformant le divorce”, JT 2007, (537) 539. 144
J. DU MONGH, “De nieuwe echtscheidingswet: over begrippen fout, behoeftigheid en
huwelijksvoordelen” in P. SENAEVE (ed.), Themis nr. 43, personen- en familierecht, Brugge, die Keure, 2007-08, (79) 86. 145
Amendement nr. 92 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2006-07, nr. 51-2341/008, 3; J.-C. BROUWERS, J.-E. BEERNAERT en H. VANDERVELLEN, De nieuwe echtscheidingswet, Mechelen, Kluwer, 2007, 731. 146
A.-CH. VAN GYSEL, “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 100. 147
Amendement nr. 92 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2006-07, nr. 51-2341/008, 3.
32
bepaalt artikel 301, §2, vierde lid BW, in tegenstrijd met het adagium ‘Le criminel tient le civil en état’ dat de rechter, in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering kan toekennen.148 De rechter zal rekening houden met alle omstandigheden van de zaak, onder meer met de ernst van de strafklacht van het slachtoffer, het eventuele dilatoire karakter van de strafprocedure, de kans op slagen van de nog hangende strafvorderingen, de dringendheid van het verzoek om een uitkering tot levensonderhoud.149 De provisionele onderhoudsuitkering heeft slechts een voorlopig karakter zodat diegene die een provisionele uitkering heeft verkregen, tot volledige terugbetaling gehouden is indien hij naderhand door de strafrechter schuldig wordt bevonden. Om de terugvordering van de uitgekeerde bedragen te garanderen bepaalt de wet uitdrukkelijk dat de rechter de toekenning van de provisionele uitkering ondergeschikt kan maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt.150
iii.
Eenzijdige beslissing van de uitkeringsgerechtigde
73. Ten slotte kan de rechtbank weigeren de uitkering geheel of gedeeltelijk toe te kennen als de uitkeringsgerechtigde bewijst dat de staat van behoefte van de onderhoudsschuldeiser te wijten is aan een eenzijdige beslissing van de uitkeringsgerechtigde zonder dat de noden van de familie de gemaakte keuze rechtvaardigen.151
74. Volgens de Memorie van Toelichting heeft deze bepaling tot doel te vermijden dat de onderhoudsschuldenaar een uitkering zou moeten betalen wanneer de onderhoudsschuldeiser zich vrijwillig inkomsten heeft ontzegd en door zijn gedrag tijdens het samenleven zijn eigen
148
S. MOSSELMANS, “Provisionele onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 30 maart
2007), T.Fam. 2007, (211) 212; P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 572. 149
Amendement nr. 92 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2006-07, nr. 51-2341/008, 3; P. SENAEVE, “ De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsecht. Deel I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” T.Fam. 2007, (103) 127. 150
Artikel 301, § 2, 4de lid in fine BW; J.-P. MASSON, “La loi du 27 avril 2007 réformant le divorce”, JT
2007, (537) 539 ; F. SWENNEN en F. APS, “ De echtscheidingswet 2007” RW 2007-08, (554) 569. 151
Artikel 301, §5 BW.
33
berooidheid heeft veroorzaakt. Voorts wordt verklaard dat diegene die zich ten onrechte en wegens onrechtvaardige redenen terugtrok uit het beroepsleven niet mag bevoordeeld worden.152
75. De bewijslast rust op de verweerder in het geding. De ex-echtgenoot dient aan te tonen dat de onderhoudsschuldeiser wel degelijk in staat is ofwel door arbeid ofwel met zijn vermogen zichzelf van een inkomen te voorzien.153 Of deze noden al dan niet een voldoende rechtvaardiging vormen voor de door de onderhoudsgerechtigde genomen beslissing dient door de rechter naar billijkheid beoordeeld te worden.154 Het bewijs van eenzijdigheid van de beslissing ligt niet voor de hand.
76. Wat onder het begrip ‘de noden van de familie’ moet worden verstaan, wordt niet omschreven, zodat ruimere of striktere opvattingen mogelijk zijn naargelang de overtuiging van de rechter. Deze interpretatie zal bijgevolg erg afhankelijk zijn van de overtuiging van de rechter.155 Artikel 301, §5 BW voorziet geen enkele specifiëring aangaande het begrip familie. Zo kan worden aangenomen dat niet alleen de zorg voor gemeenschappelijke kinderen maar ook de zorg voor de kinderen uit een vorig huwelijk of vorige relatie en zelfs de zorg voor de (schoon)ouders, in aanmerking kan komen.156 Het begrip familie is volgens J. TREMMERY beperkter, hij stelt het gelijk met het ‘gezin’.157
152
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 19-20; P. SENAEVE, “ De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” T.Fam. 2007, (103) 129. 153
A.-CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 94. 154
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 19- 20. 155
F. SWENNEN, “De echtscheidingswet in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 4.
156
A.-CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 95. 157
Advies Raad van State over wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 59; J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 66.
34
77. Indien de rechter heeft vastgesteld dat de behoeftigheid rechtstreeks voortspruit uit de niet gerechtvaardigde beslissing van de onderhoudsgerechtigde, dan kan hij ofwel de vordering tot het bekomen van een onderhoudsuitkering afwijzen, ofwel een verminderde uitkering toekennen.158 Een verminderde uitkering is denkbaar indien de rechter vaststelt dat de beslissing van de uitkeringsgerechtigde ingegeven is door persoonlijke motieven die doch enigszins verband houden met de noden van de familie.159
78. De besproken uitzonderingen tonen aan dat het schuldbegrip terug verschenen is ook al was het de bedoeling een schuldloze echtscheiding in te voeren.
§ 2.
Begroting
79. Zowel in België als in Nederland moet er bij de bepaling van de hoogte van het bedrag van de
onderhoudsuitkering
rekening
gehouden
worden
met
de
behoefte
van
de
onderhoudsgerechtigde en met de draagkracht van de onderhoudsplichtige. Dit zijn de twee belangrijke uitgangspunten. De draagkracht is het vermogen van de onderhoudsplichtige om uit de middelen waarover hij kan beschikken iets af te staan ten behoeve van de onderhoudsgerechtigde.160 De Belgische wetgever heeft wel duidelijkere criteria voor de vaststelling van de hoogte dan de Nederlandse.
80. Het nieuwe Belgische echtscheidingsrecht heeft enorme wijzigingen gebracht aan het oud artikel 301 BW. Vroeger was men van oordeel dat de onderhoudsuitkering ertoe moest strekken om aan de onderhoudsgerechtigde een ‘gelijkwaardige levensstandaard te bieden als tijdens het samenleven’.161 Dit is veranderd met de wet van 27 april 2007, het criterium levensstandaard werd vervangen door het criterium ‘staat van behoefte’. Later werd bepaald dat met de uitkering ‘minstens’ de staat van behoefte moest kunnen gedekt worden. Artikel 301, §3 BW bevat de
158
K. VERSTRAETE, “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming
van de echtscheiding”, NJW 2007, (626) 640. 159
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 104-105. 160
JDB, noot onder HR 23 november 2001, NJ 2002, nr. 280, 2046.
161
Oud artikel 301, §1 BW; Vred. Vorst 7 mei 2008, RTDF 2008, (1234) 1238.
35
criteria waarop de rechtbank een beroep zal moeten doen om het bedrag van de uitkering tot levensonderhoud te bepalen. Het recht op een onderhoudsuitkering wordt beperkt in omvang. Het nieuwe uitgangspunt sinds de wet van 2007 is dat met de onderhoudsuitkering minstens de staat van behoefte moet kunnen worden gedekt162, dit is een absolute minimumgrens, en maximaal een derde van de inkomsten van de onderhoudsplichtige.163 De onderhoudsuitkering mag nooit minder bedragen dan wat nodig is om de staat van behoefte van de onderhoudsgerechtigde te dekken.164 Het kan echter wel meer zijn dan noodzakelijk om de staat van behoefte te dekken in geval
er
een
aanzienlijke 165
onderhoudsgerechtigde.
terugval
is
van
de
economische
situatie
van
de
Er is sprake van een aanzienlijke terugval van de economische situatie
wanneer de echtgenoot tijdens het huwelijk een achterstand heeft opgelopen in zijn verdienvermogen.166
A.
Staat van behoefte en draagkracht
81. De wetgever had een strikte interpretatie voor ogen voor de interpretatie van ‘staat van behoefte’, het begrip verwijst naar het gemeenrechtelijke onderhoudsrecht. De staat van behoefte moet dus geïnterpreteerd worden als datgene wat nodig is om aan de essentiële behoeften te voldoen.167 Het is een relatief begrip.168
82. Op het principe dat de uitkering minstens de staat van behoefte moet dekken, bestaan er twee uitzonderingen die voorzien zijn in de wet. In deze uitzonderingen zal de rechter een verminderde uitkering toekennen. Ten eerste kan de rechter in geval van buitengewone omstandigheden de termijn verlengen, in dat geval kan de rechter niet meer toekennen dan het
162
Artikel 301, §3, 1ste lid BW.
163
Artikel 301, §3, 3de lid BW.
164
Amendement nr. 128 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/013, 2. 165
Artikel 301, §3, 2de lid BW.
166
F. SWENNEN, Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 266.
167
A – CH. VAN
GYSEL,
“La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Unité de droit familial Université de Liège, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 104. 168
Rb. Nijvel, 13 mei 2008, RTDF 2008, 1221.
36
bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken.169 Ten tweede, indien de verweerder kan aantonen dat de staat van behoefte van de verzoeker het gevolg is van een eenzijdige beslissing die niet was ingegeven door de noden van de familie, dan kan hij worden ontheven van het betalen van de uitkering, of dan is hij slechts verplicht een verminderde uitkering te betalen.170
83. De Nederlandse rechter beschikt over een grote discretionaire bevoegdheid om te oordelen of iemand behoeftig is of niet. In Nederland houdt de behoefte niet op bij het bestaansminimum. Het bestaan van de behoefte hangt af van individuele omstandigheden en moet van geval tot geval bekeken worden. Naast deze minimumgrens is er ook een maximumgrens. De alimentatie mag niet groter zijn dan de behoefte en de draagkracht. De laagste van die twee vormt het maximum. De omstandigheden van de partijen kunnen aanleiding geven tot het vaststellen van een lagere alimentatie, lager dan dit maximum.171
84. Het bedrag van de alimentatie mag in België dus niet hoger liggen dan een derde van het netto-inkomen van de betalende ex-echtgenoot.172 Dit is een absolute maximumgrens, die onder geen beding overschreden mag worden.173 De Belgische wetgever is hierbij een stap verder gegaan dan zijn noorderbuur. De Nederlandse rechter past het principe van één derde soms toe binnen zijn rechtspraak maar is daar wettelijk niet toe gehouden.174
85. In functie van de draagkracht zal de rechtbank het bedrag van de uitkering tot levensonderhoud vastleggen en zal daarbij vooreerst rekening moeten houden met de (werkelijke en virtuele) inkomsten van welke aard ook en de mogelijkheden van de echtgenoten om bepaalde inkomsten te verwerven. Ziekte is een aanvaarde reden bij de verrekening van de mogelijkheden van de onderhoudsgerechtigde.175 Inkomsten zijn het resultaat van de waardering van arbeid of de 169
Artikel 301, §4, 2de lid BW.
170
Artikel 301, §5 BW.
171
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht; Alimentatieverplichtingen, Richtlijnen werkgroep
Alimentatienormen, Deel 4c, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 22-23. 172 173
Artikel 301, §3, 3de lid BW. P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel 1. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam 2007, (103) 129. 174
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser- serie 1, Deventer, Kluwer, 2006, .
175
Rb. Leuven 4 februari 2008, RABG 2008, (709) 714- 717.
37
waardering van kapitaal. Nadat de echtscheidingsuitspraak in kracht van gewijsde getreden is, kan de rechter een uitkering toekennen in functie van de inkomsten van de partijen op het ogenblik van de uitspraak. De rechter moet rekening houden met de ontwikkelingen in de financiële situatie van de partijen die zich tijdens de procedure voordoen. Zo kan het gebeuren dat de behoeftige ex-echtgenoot tijdens de procedure een bron van inkomsten verwerft waardoor hij niet langer behoeftig is, dan moet de rechter daar notie van nemen. In hoger beroep moet de rechter rekening houden met de wijzigingen in de draagkracht van de partijen sinds de uitspraak in eerste aanleg. In geval van verslechtering van de financiële toestand moet enkel rekening gehouden worden met omstandigheden die onafhankelijk van de wil van de betrokkene ontstaan zijn.176
86. Hulp die ouders in uitvoering van hun onderhoudsplicht uit artikel 205-207 BW bieden, mogen niet zomaar bij de inkomsten geteld worden. Dit geldt zowel voor hulp aan de onderhoudsgerechtigde als aan de onderhoudsplichtige.177
87. Bij de beoordeling van behoefte en draagkracht in Nederland zijn enerzijds de financiële middelen welke hem ter dienste staan van belang zoals diens inkomen, het inkomen dat hij geacht kan worden zich redelijkerwijs in de naaste toekomst te kunnen verwerven178 maar ook met de vermogenspositie179. Met andere woorden hetgeen nodig is om hemzelf en ten zijner laste komende personen, andere dan de uitkeringsgerechtigde te onderhouden.180 Het verschil tussen de financiële middelen en het voor zijn onderhoud benodigde bedrag is in beginsel beschikbaar voor alimentatie.181 Zowel bij de bepaling van de behoefte als bij de draagkracht moet er rekening gehouden worden met alle schulden, zowel van de onderhoudsgerechtigde als van de onderhoudsplichtige. De Hoge Raad oordeelt dat rekening moet gehouden worden met alle 176
I. MARTENS, “Tijdstip van evaluatie van de draagkracht van partijen bij de begroting van de
onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 26 mei 2006), T.Fam. 2008, (131) 133-134. 177
I. MARTENS, “Het verbod tot het in rekening brengen van de hulp van ouders van de uitkeringsplichtige
bij de vaststelling van de onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 30 oktober 2008), T.Fam. 2009, 69. 178
JDB, noot onder HR 23 november 2001, NJ 2002, nr. 280, (2046) 2047.
179
WH-S, noot onder HR 12 november 1993, NJ 1994, nr. 141, 590.
180
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 124.
181
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Richtlijnen werkgroep
Alimentatienormen, Deel 4c, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 32.
38
schulden, zelfs met de schulden aangegaan na de echtscheiding of schulden van een eigen vennootschap.182 De rechter kan oordelen om aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toe te kennen.183 In Nederland komen ook de niet-financiële factoren in aanmerking, dit zijn feiten of omstandigheden die zich voordoen en een invloed kunnen hebben op de omvang en de duur van de alimentatie. De vaststelling en waardering van deze omstandigheden worden overgelaten aan het inzicht van de rechter.184 Deze factoren zijn te vergelijken met de concrete omstandigheden waarmee de Belgische rechter rekening houdt om de aanzienlijke terugval van de economische situatie te beoordelen. De Commissie Alimentatienormen onderscheidt objectieve en subjectieve niet-financiële factoren. De Hoge Raad185 heeft geoordeeld dat onder objectieve factoren het volgende kan verstaan worden: de duur van het huwelijk186, de leeftijd van de partijen toen ze trouwden of uiteengingen en de tijdsduur waarover al alimentatie betaald is. Hier spelen temporele omstandigheden een rol. Bij subjectieve factoren kan gedacht worden aan allerlei persoonlijke gedragingen en omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs van de exechtgenoot niet kan worden verwacht een alimentatie te betalen, die werd bepaald volgens de maatstaven van behoefte en draagkracht.187 Het hoeft niet te gaan om een wangedrag. Een vrouw die de wens koestert dat haar man spoedig zal overlijden en dat de vrouw niet wil scheiden om de man financieel te belasten werd door de Hoge Raad als een subjectieve omstandigheid aanzien.188 Dit is het ook het geval wanneer de alimentatiegerechtigde zijn kansen om te voorzien in eigen levensonderhoud verzuimt of dwarsboomt.189
88. De vaststelling en waardering wordt overgelaten aan de rechter. Het gaat erom dat uit de beslissing voldoende duidelijk blijkt welke gegevens de rechter voor de berekening van de draagkracht en de behoefte heeft gebruikt en dat de rechter is ingegaan op de door de partijen
182
HR 11 juli 2008, NJ 2008, nr. 402, (3812) 3823.
183
HR 17 december 2004, NJ 2004, nr. 26, (201) 207.
184
E.A.A.L., noot onder HR 10 december 1976, NJ 1977, nr. 587, 1859.
185
HR 12 mei 2006, NJ 2006, nr. 292, (2797) 2805.
186
Men kan stellen dat de aanspraak op grond van een kort huwelijk minder sterk is dan die van een lang
huwelijk. 187
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie I, Deventer, Kluwer, 2006, 500-501; Th. M. DORN,
Monografieën (echt)scheidingsrecht, Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 53. 188
HR 2 december 1977, NJ 1978, nr. 346, (1194) 1196.
189
HR 12 mei 2006, NJ 2006, nr. 292, (2797) 2805.
39
aangevoerde relevante stellingen en verweren. De rechter is niet gehouden alle berekeningen in zijn beschikking op te nemen.190 89. De werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak stelt het rapport Alimentatienormen vast, ook wel het Tremarapport of de tremanormen genoemd. Er ontwikkelde zich het besef dat de vaak sterk van elkaar afwijkende wijzen waarop rechtbanken en hoven alimentaties vaststellen, vervangen moesten worden door een algemeen geldend landelijk systeem om te komen tot een uniformisering van de op te leggen alimentatiebedragen. 90. Dit rapport bevat de normen en richtlijnen die rechters kunnen hanteren bij het bepalen van de bedragen die horen bij de draagkracht en de behoefte, wanneer het gaat om het vaststellen van de alimentatie. De werkgroep beveelt de toepassing van deze richtlijnen aan.191 De rechter is echter niet gehouden deze normen toe te passen, hij heeft alle ruimte om daarvan af te wijken op grond van de omstandigheden van het geval.192 Andere factoren naast behoefte en draagkracht, met name op niet-financieel gebied die ook de alimentatie kunnen bepalen, worden in het rapport niet in de normen en richtlijnen opgenomen maar worden aan de rechter bij de vaststelling van de alimentatie overgelaten. Het voor alimentatie beschikbare bedrag wordt gevormd door het netto inkomen van de alimentatieplichtige. Vervolgens wordt berekend welke de noodzakelijke kosten en lasten zijn van de onderhoudsplichtige (draagkrachtloos inkomen) die uit dat netto dienen te worden voldaan. De schulden spelen ook een belangrijke rol bij de bepaling van dit draagkrachtloos inkomen.193 Daarna wordt bezien wat van dat netto inkomen resteert en dit is de draagkrachtruimte. Van de draagkrachtruimte behoudt de alimentatieplichtige een bepaald percentage voor zichzelf, niet de gehele draagkrachtruimte wordt benut voor de alimentatie. Hetgeen na aftrek van dat percentage resteert, is bestemd voor alimentatie, dit is de draagkracht.194 De alimentatieberekeningen geven een indicatie van de mogelijke alimentatie.
190
HR 17 maart 2000, NJ 2000, nr. 313, 2144.
191
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht; Alimentatieverplichtingen, Richtlijnen werkgroep
Alimentatienormen, Deel 4c, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 17-21. 192 193
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 136. W.C.E. HAMMERSTEIN-SCHOONDERWOERD, Echtscheiding en alimentatie bij rechterlijke uitspraak,
Arnhem, Gouda Quint bv, 1983, 22. 194
TH.
M.
DORN,
Monografieën
(echt)scheidingsrecht:
Alimentatieverplichtingen,
Berekeningsmethodieken, Deel 4b, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 25-26.
40
91. Het rapport dient om te komen tot meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, of met andere woorden om uniformiteit te scheppen op het gebied van de bepaling van de hoogte van de alimentatie. Wanneer er nieuwe wetten en nieuwe inzichten gevormd worden betreffende de alimentatie, dan wordt het rapport op basis hiervan aangepast. 92. Volgens de parlementaire voorbereiding in België beschikt de rechter over een belangrijke beoordelingsbevoegdheid wat de berekeningswijze van de alimentatie onzeker maakt.195 Dit brengt met zich mee dat België minder rechtszekerheid verschaft aan de alimentatiegerechtigden en de alimentatieplichtigen. België zou ook een regeling moeten vinden waarbij meer gelijkheid tot stand komt bij de berekening van de alimentatie.
B.
De aanzienlijke economische terugval
93. Er moet ook rekening gehouden worden met de gevallen waarin zelfs het criterium van behoefte onbillijk zou zijn en een te groot onevenwicht zou creëren tussen de situatie van de onderhoudsgerechtigde tijdens het huwelijk en daarna, daarom werd een appreciatiemarge ingelast voor de rechter zodat hij rekening kan houden in zijn beslissing met de aanzienlijke terugval van de economische situatie.196 94. De beoordeling van de aanzienlijke economische terugval houdt een vergelijking in van twee in de tijd te situeren toestanden. De economische situatie van de onderhoudsgerechtigde na de echtscheiding wordt vergeleken met de hypothese waarin er geen huwelijk was geweest. Zo kan er geoordeeld worden of de behoeftige ex-echtgenoot tijdens of wegens het huwelijk zijn mogelijkheden om inkomsten te verwerven niet of niet volledig heeft kunnen optimaliseren. Als het verdienvermogen tijdens het huwelijk volledig is geoptimaliseerd dan is er geen aanleiding om een hogere uitkering toe te kennen.197 Ingeval de inkomstenmogelijkheden aanzienlijk zijn verminderd, kent de rechter een hogere uitkering toe dan hetgeen nodig is om de staat van behoefte te dekken. De rechtbank moet dus toch nog rekening houden met de situatie van de ex195
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018, 36. 196
Amendement nr. 122 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/012,. 197
F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten
van materieel recht en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 24.
41
echtgenoten tijdens hun huwelijk. Een gewone terugval is niet voldoende, de wet vereist een aanzienlijke terugval.198 De wet verplicht niet de aanzienlijke terugval volledig te compenseren.
95. De rechter beoordeelt de aanzienlijke terugval op basis van concrete omstandigheden, met name in functie van de duur van het huwelijk, de leeftijd van de partijen en hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna.199 De gezondheidstoestand is eveneens een criterium waarmee rekening kan gehouden worden.200 De verwijzing naar het gedrag is innoverend. De uikering tot levensonderhoud moet hoger liggen wanneer de echtgenoten tijdens het samenleven samen keuzes hebben gemaakt die de professionele loopbaan van één van de echtgenoten belemmerde.201 Een hogere uitkering wordt toegekend wanneer de echtgenoot wegens haar leeftijd geen betrekking meer kan vinden.202 De rechter kent bijvoorbeeld een hogere uitkering toe dan nodig is om de staat van behoefte te dekken wanneer de ex-echtgenoot op jonge leeftijd is getrouwd en gestopt is met werken om haar tijd en energie in het huishouden te steken en zich bezig te houden met de opvoeding van de kinderen. Hierdoor vindt de ex-echtgenoot natuurlijk een economische weerslag omdat haar inkomstenmogelijkheden aanzienlijk zijn verminderd.203 De opsomming van de criteria is exemplatief, de rechter kan steeds rekening houden met andere
198
Vred. Luik 7 maart 2007, JLMB 2008, (1053) 1056.
199
Artikel 301, §3, 2de lid BW.
200
Vred. Vorst 7 mei 2008, RTDF 2008, (1234) 1240.
201
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 18; Rb. Leuven 4 februari 2008, RABG 2008, (709) 715-716; Vred. Waver 2 december 2008, RTDF 2009, (173) 178. 202
Rb. Luik 6 december 2007, JLMB 2008, (347) 350.
203
Vred. Fontaine-l’Evêque 22 mei 2008, JLMB 2008, (1385) 1389-1390.
42
factoren zoals ziekte204 om de economische terugval te beoordelen.205 De rechter doet hier naar billijkheid uitspraak.206
§ 3.
Beperking in de tijd
96. Het recht op alimentatie wordt van rechtswege beperkt in de tijd en eindigt indien één van de ex-partners overlijdt of degene die alimentatie ontvangt, trouwt of gaat samenwonen als waren zij gehuwd. Een ex-partner kan de rechter om verlenging van de afgesproken of vastgestelde periode vragen. Dit kan als blijkt dat de periode te kort is, waardoor een van beide ex-partners ernstig benadeeld wordt.207
97. Zowel in België als in Nederland worden in de wet maximum termijnen ingevoerd. In België is er maar één maximum termijn, en die is gelijk aan de duur van het huwelijk.208 In Nederland daarentegen moet een onderscheid gemaakt worden tussen de algemene regel dat de termijn van de uitkering eindigt na twaalf jaar209 en in geval van een kinderloos huwelijk dat niet langer duurt dan vijf jaar heeft men dezelfde regel als in België en wordt de termijn van de onderhoudsplicht gelijkgesteld met de duur van het huwelijk.210 Deze limitering is echter niet definitief.211 204
F. SWENNEN en F. APS, “De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, (554) 570.
205
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Unité de droit familial Université de Liège, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007,(91) 107; I. MARTENS, “ De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 77. 206
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018, 36. 207
Artikel 301, §4 BW e.v.; wet van 28 april 1994 tot limitering van de alimentatie ingevoerd 1 juli 1994,
Stb. 324 208
Artikel 301, §4, 1ste lid BW.
209
Artikel 1:157, lid 3 en 4 N.B.W.
210
Artikel 1:157, lid 6 N.B.W.
211
W.C.E. HAMMERSTEIN-SCHOONDERWOERD, Echtscheiding en alimentatie bij rechterlijke uitspraak,
Arnhem, Gouda Quint bv, 1983, 6.
43
98. Dat de duur van alimentatie niet langer mag zijn dan de duur van het huwelijk is een belangrijke nieuwigheid sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Belgische echtscheidingswet in september 2007 is.212 De economische gevolgen van het huwelijk die aan de grondslag liggen van een uitkering werken niet oneindig door.213 De onderhoudsverplichting voor de ex-echtgenoten stopt dus automatisch na een periode gelijk aan de periode tijdens dewelke de echtgenoten met elkaar gehuwd waren. Slechts in buitengewone omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de uitkeringsgerechtigde, kan de rechter na deze termijn nog een onderhoudsuitkering toekennen.214
99. De invoering van deze maximale termijn wordt omslachtig gemotiveerd in de Memorie van Toelichting vanuit de overweging dat ‘men de idee dat de uitkering moet worden aangepast in functie van de leeftijd van de partijen en van de duur van het huwelijk wat moet verplichten’.215
De
wetgever
poogt
door
middel
van
de
wettelijke
limitering
de
onderhoudsgerechtigde te stimuleren om na verloop van tijd actief economisch zelfredzaamheid te verwerven.216 Op die manier wil hij voorkomen dat de uitkering als een ’win for life’ zou worden beschouwd en dat de uitkeringsgerechtigde afhankelijk zou worden van de levenslange onderhoudsuitkering.217
100. De voorziening van een maximumduur bij een uitkering is het gevolg van de gewijzigde grondslag van de uitkering. Gezien in België niet langer volgens het schuldbeginsel wordt geoordeeld dient het recht op een uitkering te worden begrensd in de tijd om mogelijke misbruiken te voorkomen.218 De Belgische rechter dient steeds een maximumtermijn te bepalen
212 213
Artikel 301, §4, 1ste lid BW. J.-C. BROUWERS, “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce”,
Act.dr.fam 2008, (49) 51. 214
Artikel 301, §4, 2de lid BW.
215
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 18. 216
Amendement nr. 29 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2005-06, nr. 51-2341/002, 24. 217
H. CASMAN, “Nieuw echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM. 2007, (277) 284.
218
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 18, uitgangspunt wordt dat de duur niet langer kan zijn dan de duur van het huwelijk; artikel 301, §4, 1ste lid BW.
44
en deze termijn mag maximum gelijk zijn aan de duur van het huwelijk.219 Er mag ook een uitkering voor een kortere duur worden toegekend.220 Indien geen termijn wordt voorzien in de uitspraak dan zal de onderhoudsuitkering van rechtswege verstrijken na een termijn gelijk aan de duur van het huwelijk.221
101. Anderzijds had de wetgever zich kunnen laten inspireren door de in Nederland geboden oplossing. Sinds begin jaren negentig is de duur van de alimentatie in Nederland wettelijk geregeld.222 Deze regels zijn van toepassing op een alimentatieregeling die op of na 1 juli 1994 door de ex-partners is afgesproken of door de rechter is vastgesteld.
102. Deze regels zijn ook van toepassing als een geregistreerd partnerschap eindigt door middel van een rechterlijke uitspraak. Als het geregistreerd partnerschap buiten de rechter om eindigt, dan moet over de termijn dat er partneralimentatie betaald wordt een afspraak in de beëindigingsovereenkomst voorzien worden.
103. Indien de rechter een alimentatieregeling vastlegt, dan kan dit in Nederland voor maximaal twaalf jaar.223 Heeft de rechter geen termijn vastgesteld, dan eindigt de alimentatieplicht automatisch en definitief na het verstrijken van deze twaalfjarige periode.224 In Nederland is de termijn van twaalf jaar uit Artikel 1:157, lid 4 N.B.W. een vervaltermijn waarvan geen afstand gedaan kan worden. Dit betekent dat twaalf jaar na de echtscheiding geen eerste alimentatievaststelling meer mogelijk is.225 Gaat het om een huwelijk zonder kinderen of een geregistreerd partnerschap zonder kinderen dat niet langer dan vijf jaar heeft geduurd, dan kan de rechter de alimentatie vaststellen voor een periode die maximaal de lengte heeft van de periode
219
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel 1. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam 2007, (103) 130. 220
K. VERSTRAETE, “De hervorming van het echtscheidingsrecht” TVW 2007, (298) 301.
221
J.-C. BROUWERS, “Le nouvel article 301 du Code civil et le droit transitoire”, Div.Act. 2007, (110) 119;
J.-P. MASSON, “La loi du 27 avril 2007 réformant le divorce”, JT 2007, (537) 539. 222
wet van 28 april 1994 tot limitering van de alimentatie na echtscheiding ingevoerd 1 juli 1994, Stb. 324,
daarbij werd aan artikel 1:157 N.B.W. een regeling betreffende beperking in de duur van de onderhoudsuitkering na echtscheiding toegevoegd. 223
Artikel 1:157, lid 3 N.B.W.
224
Artikel 1:157, lid 4 N.B.W.
225
HR 8 mei 1998, NJ 1998, nr. 889, 5107, noot S.F.M. WORTMANN.
45
van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap.226 Deze regel werd ingevoerd omdat er slechts in geringere mate nadelige gevolgen zijn voor de verdiencapaciteit.227 Voor kinderloos gebleven huwelijken welke meer dan vijf jaar hebben geduurd geldt deze regel niet.228 Zowel de rechter als de
partijen
kunnen
een
kortere
termijn
overeenkomen,
in
dat
geval
eindigt
de
alimentatieverplichting eerder. Het voorzien van een langere termijn is echter niet mogelijk tenzij bij overeenkomst.229
104. Voor de berekening van de termijn is de regeling in beide landen gelijklopend. De duur van de voorhuwelijkse samenwoning wordt niet meegeteld230 en de duur van de feitelijke scheiding wordt er niet van afgetrokken.231 Nochtans werd in België in het oorspronkelijke wetsontwerp voorzien dat de rechter met de voorhuwelijkse samenwoning rekening kon houden232 maar deze mogelijkheid werd uiteindelijk geschrapt.233 De huwelijksduur wordt berekend vanaf de dag van de huwelijkssluiting tot aan de dag waarop het huwelijk in de persoonlijke verhouding tussen echtgenoten ontbonden is. Dit is de dag waarop het echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde treedt.234 De duur van de echtscheidingsperiode is
226 227
Artikel 1:157, lid 6 N.B.W. A. HEIDA, “Verlengingsverzoeken alimentatie bij nieuwe gevallen, de twaalfjarige termijn in de
rechtspraak”, Tijdschrift voor scheidingsrecht, 2008, 95. 228
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 68. 229
Th. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 67-68; J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 144. 230
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130; Hof ’s-Gravenhage 23 augustus 2006, FJR 2007, nr. 6, 21; J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 145. 231 232
F. SWENNEN, Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 268. Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer, 2005-06, nr. 51-
2341/001, 66. 233
Amendement nr. 124 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/012. 234
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130; F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding. Knelpunten van materieel recht
46
hierin begrepen.235 De economisch sterkere echtgenoot heeft er aldus baat bij de echtscheiding zo snel mogelijk te vorderen, en de economisch zwakkere echtgenoot daarentegen heeft er alle belang bij de procedure te vertragen. Wellicht zal het rekken van de periode ertoe leiden dat de rechter de duur van de uitkering inkort zodat deze handelswijze niet het beoogde gevolg heeft.236 In Nederland begint de duur bij de huwelijkssluiting en eindigt de duur op het moment van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de register van de burgerlijke stand.237 Het geregistreerd partnerschap begint op de dag dat het wordt gesloten en eindigt op de dag van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de beschikking tot beëindiging of van een verklaring dat een beëindigingsovereenkomst is gesloten.
105. De vraag rijst wanneer de maximale duur van de uitkering een aanvang neemt. Binnen de Belgische rechtsleer heerst hierover verdeeldheid.238 In Nederland daarentegen staat het vertrekpunt uitdrukkelijk in de wet, artikel 157, lid 4 N.B.W.
106. Sommigen stellen dat de maximumduur van de uitkering begint te lopen vanaf de datum dat de uitkering voor het eerst wordt toegekend zij het door de echtscheidingsrechter, dan wel door de vrederechter. Het vertrekpunt van de termijn is niet noodzakelijk de datum van de ontbinding van het huwelijk.239
en van procesrecht”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, (1) 32. 235 236
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1081. P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130. 237 238
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 145. J.-C. BROUWERS, “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce”,
Act.dr.fam 2008, (49) 51-52. 239
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1081; P. SENAEVE,
“De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130.
47
107. Anderen stellen dat de termijn steeds ingaat op de datum van de ontbinding van het huwelijk, ook wanneer maanden of jaren na de ontbinding van het huwelijk voor het eerst een uitkering na echtscheiding wordt gevorderd.240
108. Artikel 301, §4, eerste lid BW laat toe te argumenteren in het voordeel van de eerste stelling. De wettekst verwijst naar de duur van de uitkering en dus niet naar de duur van het recht op een uitkering. De ratio legis daarentegen leunt eerder aan bij de tweede stelling en stelt dat de onderhoudsuitkering na echtscheiding is bedoeld als overgangsregel waarna de behoeftige echtgenoot geacht wordt economische zelfredzaam te zijn.241
109. Teneinde de begunstigde tot economische zelfredzaamheid aan te zetten, wordt door de wetgever a priori een maximale overgangsperiode voorzien waarvoor economische nadelen aan de kant van de onderhoudsgerechtigde na de beëindiging van het huwelijk redelijkerwijs nog kunnen worden toegerekend aan de onderhoudsplichtige.242 De overgangsperiode mag niet langer duren dan de duur van het huwelijk. Daarom moet aangenomen worden dat de maximale duurtijd van het recht op alimentatie een aanvang neemt bij de ontbinding van het huwelijk.
110. In Nederland voorziet een uitdrukkelijke wetsbepaling dat de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als vertrekpunt geldt voor het bepalen van de maximumduur van de alimentatieplicht.243 Ook indien eerst enige jaren na de ontbinding van het huwelijk alimentatie wordt toegekend, eindigt de onderhoudsplicht in beginsel uiterlijk twaalf jaar na de inschrijving.244
240
J.-C. BROUWERS, “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce”,
Act.dr.fam 2008, (49) 51; F. SWENNEN en F. APS, “ De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, (554) 570; A– CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Unité de droit familial Université de Liège, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 118. 241
Verslag namens de subcommissie familierecht over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van
de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/007, 35 en 69. 242
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 18. 243 244
Artikel 1:157, lid 4 N.B.W. A. HEIDA, “Verlengingsverzoeken alimentatie bij nieuwe gevallen, de twaalfjarige termijn in de
rechtspraak”, Tijdschrift voor scheidingsrecht, 2008, 95.
48
Bij scheiding van tafel en bed neemt de twaalfjarige termijn een aanvang vanaf het tijdstip van de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het huwelijksgoederenregister.245 In geval van een geregistreerd partnerschap wordt de dag van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de beschikking tot beëindiging of van de verklaring dat een beëindigingsovereenkomst is gesloten als uitgangspunt genomen.
111. De tweede opvatting wordt tevens bevestigd door de Memorie van Toelichting waar bepaald wordt dat het recht op een uitkering in de tijd beperkt is.246 We dienen dus te besluiten dat in het algemeen de alimentatie van rechtswege een einde neemt bij het verstrijken van een termijn gelijk aan de duur van het huwelijk en dat deze maximumtermijn meteen begint te lopen op datum van de ontbinding van het huwelijk. Indien eerst enige maanden of jaren na de ontbinding van het huwelijk alimentatie wordt toegekend eindigt de alimentatieplicht bij het verstrijken van de nog resterende duur van de maximumtermijn. Behoudens buitengewone omstandigheden kan, na het verstrijken van de maximumtermijn, niet voor het eerst een uitkering na echtscheiding worden gevorderd.247
112. Vanuit de vaststelling dat het nieuwe uitgangspunt inzake duur van de uitkering in bepaalde gevallen tot onbillijke situaties kan leiden, heeft de Belgische wetgever ingegrepen. Hij voorziet dat de rechtbank ingeval van buitengewone omstandigheden de onderhoudsuitkering kan verlengen indien de gerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de oorspronkelijk bepaalde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert.248 In uitzonderlijke gevallen kan dus een langere duur gerechtvaardigd zijn. Dit is ook mogelijk in Nederland. De alimentatiegerechtigde kan telkens opnieuw verlenging vragen.
245
HR 29 oktober 1999, NJ 1999, nr. 822, (4843) 4850; J.A.M.P.
KEIJSER,
Handleiding bij scheiding,
Deventer, Kluwer, 2003, 144. 246
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 18. 247
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130; F. SWENNEN en F. APS, “ De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, (554) 570; A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Unité de droit familial Université de Liège, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 118. 248
Artikel 301, §4, 2de lid BW.
49
Verlenging is alleen toegelaten, als het voor de ex-partner die alimentatie ontvangt bijzonder onredelijk zou zijn, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de alimentatiebetaling te stoppen.249 Deze omstandigheden kunnen ook voortduren na de eerste termijn, zodat verdere verlenging ook dan nog mogelijk is.250 Indien de rechter verdere verlenging uitsluit, moet hij bij gemotiveerde beschikking aangeven waarom naar zijn oordeel verdere verlenging is uitgesloten.251 Zowel in België als in Nederland kunnen naast de huwelijksduur ook andere criteria
in
de
beoordeling
worden
opgenomen
zoals
bijvoorbeeld
de
kinderlast,
gezondheidstoestand, arbeidsverleden, concrete mogelijkheden om in eigen levensonderhoud te voorzien en de tijdens het huwelijk aangegane rolverdeling.252 We kunnen hierbij denken aan een vrouw die bij het verstrijken van de duurtijd nog steeds de zorg van jonge kinderen draagt.253 De verzorging van de kinderen kan eventueel in aanmerking worden genomen als buitengewone omstandigheid zoals bedoeld in artikel 301, §4, tweede lid B.W. Dit is slechts een magere troost gezien de omvang van de uitkering bij verlenging hoe dan ook beperkt moet blijven tot het noodzakelijke.
113. Wanneer om verlenging gevraagd wordt, gaat de rechter na of er wel degelijk ernstige financiële problemen ontstaan bij stopzetting van de uitkering. De schuldeiser zal het bewijs moeten leveren van de buitengewone omstandigheden. Hij zal moeten aantonen dat hij de nodige inspanningen leverde om op eigen kracht in zijn behoeften te voorzien.254
249
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 69. 250
HR 9 november 2001, NJ 2001, nr. 690, (5124) 5134.
251
Amendement nr. 29 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer 2005-06, nr. 51-2341/002, 24. 252
I. MARTENS, “ De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P.
SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 88; M. KRIJNEN, Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 27. 253
H. CASMAN, “Nieuwe echtscheidingsrecht. Toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277)
285. 254
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 19; A. HEIDA, “Verlengingsverzoeken alimentatie bij nieuwe gevallen, de twaalfjarige termijn in de rechtspraak”, Tijdschrift voor scheidingsrecht, 2008, (95) 101- 102.
50
114. De mogelijkheid tot verlenging van uitkering staat in België pas open bij het verstrijken van de oorspronkelijke bepaalde termijn. De onderhoudsbehoeftige schuldeiser zal zich opnieuw tot de rechter moeten wenden.255 In Nederland moet een verzoek om verlenging van de alimentatie uiterlijk binnen drie maanden nadat de periode van twaalf jaar of de periode van maximaal vijf jaar verstreken is, ingediend worden bij de rechtbank.256 In België daarentegen moet de aanvraag niet binnen een bepaalde termijn gebeuren. Dit is een spijtige zaak aangezien zonder de termijn van drie maanden de onderhoudsplichtige in het ongewisse verkeert over het wel of niet indienen van een verlengingsverzoek.
115. In België kan na een verlenging een tweede en volgende verlenging plaatsvinden, telkens voor zover aan alle voorwaarden daartoe is voldaan.257 De onderhoudsuitkering dient wel beperkt te blijven tot het bedrag noodzakelijk om de staat van behoefte van onderhoudsgerechtigde te dekken.258 Als de Nederlandse rechter beslist dat de alimentatiebetalingen voor een bepaalde periode moeten doorgaan, bepaalt de rechter ook of na die verlengde periode er al dan niet opnieuw om een verlenging kan worden gevraagd.259
116. De vraag rijst tevens hoelang een verlenging van onderhoudsvergoeding kan worden toegekend naar Belgisch recht. De wet bepaalt niets over die nieuwe termijn. Toekenning van de termijn wordt aldus geheel aan de soevereine beoordeling van de rechter overgelaten.260
255
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018, 40. 256
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 69. 257
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 130. 258
Art. 301, §4, 2de lid BW in fine.
259
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 69. 260
J.-P. MASSON, “La loi du 27 avril 2007 réformant le divorce”, JT 2007, (537) 539; A – CH. VAN GYSEL,
“La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Unité de droit familial Université de Liège, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 118 ; J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 144.
51
§ 4.
Einde van de onderhoudsuitkering
A.
Nieuw huwelijk en beide vormen van samenleven
117. Zowel in België als in Nederland eindigt de onderhoudsuitkering in de gevallen waarin de uitkeringsgerechtigde een nieuwe relatie aangaat.
118. De Belgische wetgever voorziet dat de uitkering van een ex-echtgenoot van rechtswege en definitief eindigt wanneer de uitkeringsgerechtigde hertrouwt, tenzij de partijen anders overeenkomen.261 De rechter heeft hier geen enkele beoordelingsmarge.262 De beëindiging van de verplichting tot uitkering naar aanleiding van een nieuw huwelijk lijkt logisch binnen de geest van de wet. Het voortbestaan van een uitkering bij ex-echtgenoten na echtscheiding is onverzoenbaar met een nieuw huwelijk.263 Het verval van de onderhoudsuitkering ten aanzien van de vroegere echtgenoot is het gevolg van het statuut dat de onderhoudsgerechtigde vrijwillig heeft aangenomen door een nieuw huwelijk te sluiten.264
119. De definitieve en automatische beëindiging van de onderhoudsuitkering ingeval van wettelijk samenwoning ligt minder voor de hand. De onderhoudsplicht eindigt ingeval de uitkeringsgerechtigde wettelijk gaat samenwonen, tenzij anders overeengekomen. Ook hier gaat het om een verval van rechtswege, zodat geen rechterlijke tussenkomst vereist is.265 Nochtans bestaat tussen wettelijk samenwonenden geen onderhoudsplicht, maar enkel een bijdrageplicht, namelijk de verplichting om bij te dragen in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van ieders mogelijkheden.266 Het wettelijk samenwonen staat niet alleen open voor seksueel-
261
Artikel 301, §10, 2de lid BW.
262
K. VERSTRAETE, “De hervorming van het echtscheidingsrecht”, TVW 2007, (298) 301.
263
Artikel 213 BW.
264
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018. 265
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 131. 266
Artikel 1477, §3 BW.
52
affectieve relaties maar ook voor vrienden, bloed- en aanverwanten.267 Het is onbillijk in deze situatie de uitkering af te schaffen.
120. De rechter kan de onderhoudsverplichting beëindigen ingeval van feitelijk samenleven met een ander persoon als waren zij gehuwd. In dit geval is geen beëindiging van rechtswege voorzien aangezien geen onderhoudsplicht bestaat ten aanzien van de feitelijk samenwonenden.268 De situatie ‘als waren zij gehuwd’ veronderstelt een seksueel-affectieve samenleving.
121. De wetgever had de wettelijke samenwoning veeleer met de feitelijke samenwoning moeten gelijkstellen dan met het huwelijk.269 Om hieraan te verhelpen wordt bepaald dat indien de uitkeringsgerechtigde samenwoont met een andere persoon ‘als waren zij gehuwd’ de rechtbank de uitkering zal beëindigen.270 De rechter beschikt hier aldus over een beoordelingsmarge.271
122. In Nederland is de regeling in artikel 160 N.B.W. bijna identiek met dit verschil dat in de drie gevallen de onderhoudsuitkering definitief en van rechtswege272 eindigt. Een uitspraak van de rechter is daarvoor niet nodig. De wet bepaalt dat de verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen eindigt wanneer deze laatste in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel gaat samenleven als waren zij gehuwd.273 Dit wetsartikel moet restrictief geïnterpreteerd worden. De reden daarvoor is het definitieve karakter van het rechtsgevolg van dit artikel, namelijk het einde van de
267
H. CASMAN, “Nieuwe echtscheidingsrecht. Toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277)
285. 268 269
Artikel 301, §10, 3de lid BW. Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de
echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018, 42; F. SWENNEN, “De echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, (1) 5. 270 271
Artikel 301, §10, 3de lid BW. Amendement nr.123 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/012. 272
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 98. 273
HR 27 maart 1998, NJ 1998, nr. 550, (3139) 3147; WORTMANN, S.F.M., “Artikel 160”, in X, pers- en
familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
53
onderhoudsplicht.274 Wel mogen de partijen in hun echtscheidingsconvenant afwijken van artikel 160 N.B.W. en bepalen dat de alimentatiegerechtigde alimentatierechten zal blijven behouden, ook al zou hij duurzaam met een ander gaan samenleven.275
123. In Nederland moeten de kenmerken van een huwelijksverhouding aanwezig zijn om te kunnen spreken over ‘samenleven als waren zij gehuwd’. Om daarvan te kunnen spreken moeten een aantal vereisten voldaan zijn. Vooreerst dient een affectieve relatie van duurzame aard te bestaan die met zich meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en de nieuwe partner elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenleven en een gemeenschappelijke huishouding voeren.276 Een tweede noodzakelijke vereiste, anders dan in België, is dat partijen de intentie moeten hebben hun relatie duurzaam te laten zijn.277 De feitelijke duur van de samenwoning kan daarvoor een indicatie zijn. Een zeer vluchtige relatie valt hier in ieder geval niet onder. Er is van dergelijk samenleven evenmin sprake indien man en vrouw na de echtscheiding blijven samenwonen.278 De rechter beschikt aldus over een beoordelingsmarge. Wanneer een ex-echtgenoot gaat samenleven met een ander als waren zij gehuwd, eindigt de verplichting tot betaling van een onderhoudsuitkering. De rechter heeft niet de vrijheid een andere datum vast te leggen als datum vanaf dewelke de uitkering niet meer verschuldigd is. Is de betaling van een onderhoudsuitkering niet beëindigd op het moment van samenleven met een ander als waren zij gehuwd, dan kan een terugbetaling geëist worden van al hetgeen de ex-echtgenoot heeft ontvangen met betrekking tot de periode waarin ze reeds samenwoonde met een ander.279
124. In beide landen is het onmogelijk dat de alimentatieplicht zou herleven bij het beëindigen van het tweede huwelijk of de wettelijke of feitelijke samenwoning.280
274
SW, noot onder HR 3 juni 2005, NJ 2005, nr. 381, (3421) 3437.
275
S.F.M WORTMANN, “Artikel 160”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer, 3.
276
HR 13 juli 2001, NJ 2001, nr. 586, (4285) 4294, noot S. WORTMANN.
277
S. WORTMANN, noot onder HR 13 juli 2001, NJ 2001, nr. 586, (4285) 4295.
278
HR 27 maart 1998, NJ 1998, nr. 550, (3139) 3147.
279
HR 28 maart 2008, NJ 2008, nr. 190, (1831) 1840.
280
Amendement nr. 30 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St.
Kamer
2005-06,
nr.
51-2341/002,
25;
TH.
M.
DORN,
Monografieën
(echt)scheidingsrecht:
Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 98.
54
B.
Overlijden van de onderhoudsplichtige
125. De uitkering tot levensonderhoud is niet langer verschuldigd bij het overlijden van de uitkeringsplichtige.281 De onderhoudsuitkering is met andere woorden niet passief overdraagbaar. De onderhoudsgerechtigde kan wel levensonderhoud vorderen ten laste van de nalatenschap volgens de voorwaarden voorzien in artikel 205 bis, § 2, 3, 4 en 5 BW.
126. Hoewel de wet hierover het stilzwijgen behoudt, moet omwille van het persoonlijk karakter van het recht op onderhoudsuitkering worden aangenomen dat de uitkering ook bij het overlijden van de onderhoudsgerechtigde eindigt. De uitkering is dus evenmin actief overdraagbaar.
127. Ingevolge het overlijden eindigt de verplichting tot uitkering daar dit een hoogst persoonlijk recht is.282 In principe komt aan de vrouw enkel een weduwenuitkering toe wanneer zij nog gehuwd was met hem. De gerechtigde kan behoefte hebben zich tegen het risico van vooroverlijden te beschermen. Dit is in Nederland mogelijk door de partneralimentatie af te kopen of een verzekering ter zake af te sluiten.
128. Bij afkoop van de partneralimentatie betaalt hij die de alimentatie verschuldigd is, eenmalig een bedrag. Op die wijze is hij of zij in de toekomst geen alimentatie meer verschuldigd. De alimentatieontvanger loopt op die manier geen risico meer de alimentatie niet te ontvangen. Alleen de partneralimentatie is afkoopbaar. 283
129. Door het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering wordt voorkomen dat de alimentatie stopt bij overlijden van de ex-partner.284
130. Er zijn uitzonderingen voorzien op de regel dat de alimentatieplicht eindigt bij het overlijden van de uitkeringsplichtige. De ex-echtgenoot kan tegen de eis tot echtscheiding het 281
Artikel 301, §10 BW.
282
C.A. TERWEE-VAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle, Tjeenk Willenk, 1984, 107.
283
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 154; P. VLAARDINGERBROEK, K.
BLANKMAN, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE en C.G.M. VAN WAMELEN, Het hedendaagse personen- en familierecht (behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 134. 284
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 134.
55
pensioenverweer voeren indien door de echtscheiding een bestaand vooruitzicht op uitkering teloor zou gaan of in ernstige mate zou verminderen.285 Vooraleer de echtscheiding kan uitgesproken worden, moet dan eerst een voorziening worden getroffen die als billijk wordt ervaren door beide partijen.286 Artikel 1:153 N.B.W. spreekt enkel over voorzieningen in verband met het overlijden. Het artikel bevat eveneens een reeks uitzonderingen waarbij geen verweer kan ingeroepen worden. Ten eerste indien redelijkerwijs kan verwacht worden dat de andere echtgenoot zelf voldoende inkomsten kan verwerven.287 Ten tweede indien de duurzame ontwrichting van het huwelijk te wijten is aan de andere echtgenoot.288 Hier wordt alweer het foutcriterium terug in het leven geroepen.
131. In de meeste pensioenregelingen is er ook een aanspraak op nabestaandenpensioen voorzien voor de partner die het ouderdomspensioen niet zelf opbouwt of heeft opgebouwd. In artikel 1:157, lid 2 N.B.W. kan de rechter bij vaststelling van de alimentatie rekening houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud voor het geval van overlijden van de uitkeringsplichtige. Dit betekent dat in de alimentatie een bedrag kan worden verwerkt, dit is het verschil met artikel 1:153 N.B.W.289 Dit heeft tot gevolg dat intrekking en wijziging mogelijk zijn en dat het vervalt ingevolge van een nieuw huwelijk of concubinaat. Anderzijds kan artikel 1:157 tweede lid N.B.W. ingeroepen worden ook al was geen verzoek tot alimentatie ingediend, dit in tegenstelling tot artikel 1:153 N.B.W.290 De partijen kunnen eveneens een overeenkomst opstellen waarbij er een andere regeling voorzien wordt. 132. Volledigheidshalve dienen we hier kort op te merken dat sinds 1 mei 1995291 in Nederland bij een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk door beide ex-partners is opgebouwd, redelijk wordt verdeeld. Ook bij de 285 286
Artikel 153 N.B.W. W.C.E. HAMMERSTEIN-SCHOONDERWOERD, Echtscheiding en alimentatie bij rechterlijke uitspraak,
Arnhem, Gouda Quint bv, 1983, 31. 287
Artikel 1:153, lid 2, a N.B.W.
288
Artikel 1:153, lid 2, b N.B.W.
289
S.F.M. WORTMANN, “Artikel 157”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer, 52-53.
290
C.A. TERWEE-VAN HILTEN, Alimentatie, Zwolle, Tjeenk Willenk, 1984, 114.
291
Wet 28 april 1994 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de verevening pensioenrechten bij
echtscheiding of scheiding van tafel en bed en daarmee verband houdende wijzigingen in andere wetten in werking getreden op 1 mei 1995, Stb 1994, 342
56
beëindiging van het geregistreerd partnerschap geldt dat het ouderdomspensioen wordt verdeeld dat tijdens het geregistreerd partnerschap is opgebouwd.292 Deze verdeling van het ouderdomspensioen staat echter los van de alimentatieverplichtingen. Alimentatie heeft te maken met de behoefte van de ene en de draagkracht van de andere ex-partner.
133. Naar Belgisch recht zullen voor de huwelijksjaren waarin de aanvrager zelf een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, een persoonlijk rustpensioen naast een pensioen als uit de echt gescheiden partner worden toegekend voor zover het loon van deze gewezen partner hoger lag dan dat van de aanvrager.
134. Het recht op pensioen als gescheidene vermindert op geen enkele wijze het pensioen van de ex-partner. Om het pensioen van de uit de echt gescheiden persoon te verwerven dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden. Ten eerste moet de pensioengerechtigde leeftijd bereikt zijn. Ten tweede mag je niet ontzet zijn uit de ouderlijke macht of niet veroordeeld zijn om uw huwelijkspartner naar het leven te hebben gestaan. Ten derde mag je niet hertrouwd zijn. Vervolgens kan het pensioen van de uit de echt gescheiden persoon slechts toegestaan worden voor zover de echtscheiding definitief is. Tenslotte moet het overgeschreven worden in de registers van de burgerlijke stand.
§ 5.
De wijzigbaarheid
135. De onderhoudsuitkering na echtscheiding is in principe veranderlijk. De rechter kan het oorspronkelijke bedrag van de alimentatie verhogen, verlagen of afschaffen.293 De principiële wijzigbaarheid is ingevoerd om te verhelpen aan de soms onrechtvaardige gevolgen van de toepassing van de principes bij deze materie.294 Het is aan de ex-echtgenoot, ongeacht of die de onderhoudsgerechtigde of uitkeringsplichtige is,295 die een verhoging, verlaging of afschaffing
292
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, Deventer, Kluwer, 2002, 479-480.
293
Artikel 301, §7 BW.
294
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 20- 21. 295
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 116.
57
van de uitkering wenst, te bewijzen dat er nieuwe omstandigheden zijn die zich onafhankelijk van zijn wil voordeden en waardoor het bedrag van de uitkering niet meer aangepast is.296 Er moet een wijziging ingetreden zijn in de inkomsten, de mogelijkheden of de lasten.297 Zowel een verbetering (bijvoorbeeld inkomstenverhoging of het verkrijgen van een nalatenschap) als een verslechtering (bijvoorbeeld ziekte of werkloosheid) van de toestand van de uitkeringsplichtige of uitkeringsgerechtigde komen in aanmerking.298 Omstandigheden die bewust in het leven zijn geroepen om de financiële positie te verslechteren komen niet in aanmerking aangezien er niet voldaan is aan de voorwaarde van onafhankelijkheid aan diens wil.
136. Artikel 301, §7 BW kan ingeroepen worden voor elke uitkering na echtscheiding, zowel vastgesteld door de rechter als vastgelegd in een onderlinge overeenkomst.299 De herzieningsmogelijkheden kunnen ingeroepen worden “zelfs in geval van onderlinge toestemming, uitgezonderd indien de partijen in dat geval uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen”. Uit de bewoordingen van de wettekst “in dat geval” zou kunnen afgeleid worden dat de conventionele uitzondering enkel geldt voor de echtscheiding door onderlinge toestemming zodat de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting uitgesloten wordt.300 De meerderheidsstrekking is van oordeel dat de wettekst letterlijk geïnterpreteerd moet worden. Die strekking meent dat “in dat geval” enkel verwijst naar echtscheiding door onderlinge toestemming en er niet conventioneel afgezien kan worden van het recht op wijziging van de uitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.301 Anderen vinden dat deze
296
Artikel 301, §7, 1ste lid BW; P. SENAEVE, Compendium van het personen- en familierecht, Leuven,
Acco, 2008, 582. 297
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 116. 298
P. SENAEVE, Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2008, 583.
299
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1087.
300
F. SWENNEN, “Over alimentatieovereenkomst en echtscheiding (en ook een beetje over Odysseus)”,
TPR 2008, (1287) 1326- 1328. 301
S. BROUWERS, “De echtscheiding door onderlinge toestemming”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G.
VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht: commentaar op de wet van 27 april 2007, Antwerpen, Intersentia, 2008, (155) 159; H. CASMAN, “Nieuwe echtscheidingsrecht. Toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, (277) 282; A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour
58
visie een ongelijke behandeling tussen echtgenoten teweegbrengt.302 Ik opteer voor de tweede visie waarbij zowel een uitkering na echtscheiding door onderlinge toestemming als na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting gewijzigd kan worden. Volgens artikel 301, §1 BW kunnen er contractuele afspraken gemaakt worden met betrekking tot de herzieningsmodaliteiten. Hieruit kan afgeleid worden dat ook over de wijzigbaarheid contractuele afspraken
mogelijk
zijn
waarbij
de
wijzigbaarheid
uitgesloten
wordt.303
De
herzieningsbevoegdheid van de uitkering tussen echtgenoten is een wettelijk principe. Het staat de echtgenoten vrij om deze wijzigbaarheid conventioneel uit te schakelen en te opteren voor een onveranderlijke uitkering. Hiervoor is een uitdrukkelijke, schriftelijke304 bepaling vereist. Dit kan in een initiële overeenkomst maar eveneens in een latere. Bepalen de partijen niets, dan kan de uitkering aangepast worden.305
137. Een rechter kan pas een uitkering verhogen, verlagen of afschaffen wanneer er een uitkering bestaat. De rechter kan geen uitkering in het leven roepen wanneer deze niet voorzien was. In artikel 301, §7 BW staat dat de rechter kan wijzigen wanneer het bedrag niet meer aangepast is. Daaruit kan afgeleid worden dat er reeds een bedrag moet vermeld zijn, ook al bedraagt die nul euro.306
cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 111. 302
N. DANDOY, “La pension alimentaire après divorce: limites conventionnelles”, RNB 2008, (423) 425; I.
MARTENS, “De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 91; G. VERSCHELDEN, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel II. De echtscheiding door onderlinge toestemming- De scheiding van tafel en bed- De huwelijksvoordelen” T.Fam. 2007, 138. 303
J.-C. BROUWERS, “Le nouvel article 301 du Code Civil et le droit transitoire”, Div.Act. 2007, (110) 121.
304
G. VERSCHELDEN, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel II. De
echtscheiding door onderlinge toestemming- De scheiding van tafel en bed- De huwelijksvoordelen” T.Fam. 2007, (138) 150. 305
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008,
(3) 9. 306
C. AUGHUET, “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”, Div.Act. 2007, (127)
132-133.
59
138. Artikel 301, §7, eerste lid BW bepaalt dat een uitkering kan worden gewijzigd in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of door een latere beslissing. Het is vreemd dat de uitkering gewijzigd kan worden in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt aangezien het ten vroegste op dat moment is dat de uitkering toegekend kan worden.307 De echtscheidingsrechter die voor het eerst een uitkering toekent, zou deze in hetzelfde vonnis alweer moeten wijzigen. Voor echtscheiding door onderlinge toestemming is een herziening van de overeengekomen uitkering niet mogelijk in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt, enkel erna. Dit heeft te maken met het feit dat er bij een echtscheiding door onderlinge toestemming een akkoord moet zijn over alle gevolgen.308 Een éénzijdig verzoek van een ex-echtgenoot tot wijziging, leidt tot de vaststelling dat er geen akkoord meer bestaat over alle gevolgen van de echtscheiding.309 Hieruit kan er afgeleid worden dat artikel 301, §7, eerste lid BW enkel betrekking heeft op wijziging van de uitkering na echtscheiding.
139. De afsluiting van de vereffening en de verdeling is ook een omstandigheid dat ingeroepen kan worden om een aanpassing te bekomen. Artikel 301, §7, tweede lid BW biedt de mogelijkheid de onderhoudsuitkering aan te passen als de ontbinding van het huwelijk, de vereffening en de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen of van de onverdeeldheid, de financiële situatie van de gewezen echtgenoot wijzigt. De uitkering kan worden herzien indien de omstandigheden veranderen, op voorwaarde dat er een nieuw element opduikt.310 Een nieuw element is een voldoende voorwaarde. Van een omstandigheid onafhankelijk van de wil van de partijen moet er geen sprake zijn.311 Dit artikel kan niet toegepast worden op een echtscheiding
307
Artikel 301, §2 BW; J.-C. BROUWERS, “Le nouvel article 301 du Code Civil et le droit transitoire”,
Div.Act. 2007, (110) 116-117. 308
C. AUGHUET, “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”, Div.Act. 2007, (127)
132; G. VERSCHELDEN, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel II. De echtscheiding door onderlinge toestemming- De scheiding van tafel en bed- De huwelijksvoordelen” T.Fam. 2007, (138) 149. 309
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008,
(3) 10. 310
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001, 21. 311
N. DANDOY, “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, (1065) 1087.
60
door onderling akkoord aangezien alle gevolgen in een globaal akkoord moeten vastliggen en dus ook omtrent de vereffening en verdeling.312
140. Ook in Nederland is, op basis van artikel 1:401 N.B.W., een wijziging of intrekking van een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud mogelijk. Dit artikel is van toepassing op een uitkering tot levensonderhoud tussen echtgenoten en gewezen echtgenoten.313 Al naargelang er sprake is van een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud, moeten er verschillende gronden onderscheiden worden. Een rechterlijke uitspraak kan gewijzigd of ingetrokken worden ten eerste wanneer het niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven door wijziging van omstandigheden.314 Ten tweede wanneer het van de aanvang af niet beantwoordt aan de wettelijke maatstaven doordat bij de uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.315 De vraag wie schuldig is dat de vastgestelde alimentatie vanaf de aanvang niet aan de wettelijke maatstaven voldoet door onjuiste of onvolledige gegevens, speelt geen rol bij het al dan niet ontvankelijk zijn van het wijzigingsverzoek. Het maakt niet uit wie zich heeft vergist in de feiten of in de berekening. De verwijtbaarheid kan niet enkel en alleen aan één iemand toegeschreven worden.316 Wanneer het een overeenkomst betreft kan het gewijzigd of ingetrokken worden wanneer het niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven door wijziging van omstandigheden.317 Vervolgens wanneer de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.318 De verandering van omstandigheden kan zowel opgetreden zijn bij de alimentatiegerechtigde als bij de alimentatieplichtige.319 De wijziging van omstandigheden moet voldoende gewicht hebben om de verandering te rechtvaardigen. Om dat te beoordelen moet de rechter rekening houden met alle relevante omstandigheden. Wanneer de rechter bij de vaststelling, wijziging of intrekking van een uitkering tot onderhoud rekening houdt met een toekomstige omstandigheid, die zich in redelijke 312
F. BUYSSENS, “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008,
(3) 11; K. VERSTRAETE, “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding”, NJW, 2007, (626) 642. 313
HR 28 mei 1971, NJ 1971, nr. 371, (1085) 1087.
314
Artikel 1:401, lid 1 N.B.W.
315
Artikel 1:401, lid 4 N.B.W.
316
IP, noot onder HR 21 april 2006, FJR 2006, nr. 94, 227.
317
Artikel 1:401, lid 1 N.B.W.
318
Artikel 1:401, lid 5 N.B.W.
319
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 142.
61
mate van zekerheid zal voordoen, staat het hem vrij daar reeds rekening mee te houden. Blijkt dat in de toekomst die omstandigheid zich niet voorgedaan heeft, dan kan er een beroep gedaan worden op artikel 401, lid 1 of lid 4 N.B.W. tot wijziging of intrekking van de uitspraak.320
141. Wel moet opgemerkt worden dat de termijn niet gewijzigd kan worden in geval van gewijzigde omstandigheden,321 behoudens de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid.322 Dit betekent dat een rechterlijke limitering altijd “praktisch een definitief karakter” heeft. In alle gevallen van rechterlijke limitering gelden hoge motiveringseisen.323 Er kan een beding van wel-wijziging gemaakt worden.324 Dit beding moet schriftelijk opgesteld worden. Het veranderlijkheidsbeginsel blijft wel geldig voor de andere elementen dan termijn. Ten aanzien van die andere elementen kan bedongen worden dat deze niet bij rechterlijke uitspraak zullen gewijzigd kunnen worden op basis van artikel 401, lid 1 N.B.W. In dat geval is er sprake van een beding van niet-wijziging.325 Dit beding moet eveneens schriftelijk opgesteld worden.326 Dit beding sluit de toepassing van artikel 401, lid 1 N.B.W. uit, wel tast het de wijzigingsmogelijkheden van artikel 159, lid 3 N.B.W. niet aan. Indien de omstandigheden zo ingrijpend zijn gewijzigd dat de echtgenoot naar redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden, dan mag de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere beschikking wel wijzigen.327 Van dit laatste is er slechts sprake indien er door een wijziging een wanverhouding ontstaat tussen wat de partijen bij het sluiten van dit beding voor ogen hadden en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan.328 De toepassing van artikel 159, lid 3 N.B.W. is slechts in uitzonderlijke gevallen toegelaten. Alle bijzonderheden van het concrete geval moeten
320
HR 30 januari 2004, NJ 2004, nr.294, 2464, noot SW; HR 12 mei 2006, NJ 2006, nr. 292, 2797.
321
Artikel 1:401, lid 1, tweede zin N.B.W.
322
Artikel 1:401, lid 2 N.B.W.; J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, Deventer, Kluwer,
2006, 512. 323
JDB, noot onder HR 3 juli 1995, NJ 1996, nr. 86, 408.
324
Artikel 1:401, lid 3 N.B.W.
325
Artikel 1: 159, lid 1 N.B.W.
326
J. DE BOER, Personen- en familierecht, Asser-serie 1, Deventer, Kluwer, 2002, 463; C.A. TERWEE-VAN
HILTEN, Alimentatie, Zwolle, Tjeenk Willink, 1984, 99. 327
Artikel 1:159, lid 3 N.B.W.; J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 153;
VAN FRANKENHUYZEN en B. HIJSTEK, Scheiden voor beginners: de echtscheidingsgids van A tot Z, Amsterdam, Vassallucci, 2001, 25. 328
HR 9 september 2005, FJR 2006, nr. 9, 31.
62
afgewogen worden. In een procedure waarin artikel 159, lid 3 N.B.W. van toepassing is, moeten zware eisen gesteld worden zowel aan de stelplicht van de partij die de wijziging verzoekt als aan de motivering door de rechter die de ingrijpende beslissing tot wijziging neemt.329
142. Er bestaat een mogelijkheid om de onderhoudsverplichting met terugwerkende kracht te verlagen. Een wijziging van omstandigheden kan leiden tot een terugbetaling van de uitkering. Op de rechter rust de plicht om die beslissing toereikend te motiveren.330
§ 6.
Indexatie
143. De indexatie is ook een vorm van wijziging. Zowel in België als in Nederland worden de onderhoudsuitkeringen jaarlijks en van rechtswege aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing wordt gedaan met de bedoeling het evenwicht te bewaren tussen de toegekende uitkering en de kosten van levensonderhoud.331 Deze regels gelden zowel voor de door de rechter als bij overeenkomst vastgestelde uitkeringen.332
144. In bepaalde omstandigheden kan de rechtbank een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toepassen. Zo kan de koppeling bijvoorbeeld ook gebeuren aan de schommelingen van de gezondheidsindex333 of aan de verhoging van de huur.334
145. In Nederland kan de wettelijke indexering geheel of gedeeltelijk uitgesloten worden bij overeenkomst, hiervoor is een afzonderlijk beding vereist. De indexering kan ook uitgesloten worden door de rechter. De rechter moet zich voor zijn beslissing baseren op de draagkracht en
329
E.A.A.L., noot onder HR 15 juli 1985, NJ 1986, nr.489, (1873) 1874; SW, noot onder HR 30 januari
2004, NJ 2004, nr. 294, (2470) 2471. 330
HR 21 december 2007, NJ 2008, nr. 27, (240) 244.
331
Artikel 301, §6 BW; artikel 1:402 a N.B.W.
332
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 138; P. SENAEVE, Compendium
van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2008, 579. 333
Artikel 301, §6, 4de lid BW; J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003,
141; J. ROODHOOFT, W. SMETS en M. MOENS, Echtelijke moeilijkheden...en dan? Een praktische leidraad na de nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2007, 81. 334
Hof Arnhem 20 november 2007, Tijdschrift voor echtscheidingsrecht 2008, nr. 47, (114) 115.
63
de behoefte. Gaat het om een alimentatieovereenkomst waarin indexatie uitgesloten is, dan kan dit beding door de rechter ongedaan gemaakt worden bij wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 401 N.B.W.335 De uitsluiting kan blijvend zijn of voor een bepaalde duur gelden.
§ 7.
Kapitalisatie
146. Door de invoering van de nieuwe Belgische echtscheidingswet worden geen wijzigingen gebracht in de mogelijkheid tot kapitalisatie van de onderhoudsuitkering336. Krachtens artikel 301, §8 B.W. kan op elk ogenblik de uitkering vervangen worden door een kapitaal. Dit betekent dat de kapitalisatie van de uitkering mogelijk is voor de echtscheidingsuitspraak.337
147. In België is kapitalisatie mogelijk zowel op vraag van beide echtgenoten als op vraag van de onderhoudsplichtige.338
148. De periodieke uitkering wordt in dat geval vervangen door een kapitaal na een akkoord tussen de partijen. Het akkoord kan op elk ogenblik worden gesloten en moet ter homologatie aan de rechter moet worden voorgelegd, dit ter bescherming van de onderhoudsplichtige en de onderhoudsgerechtigde.339 Het kapitaal wordt vastgesteld bij wijze van dading tussen de exechtgenoten. Wederzijdse toestemming is hier vereist tussen de partijen. De rechter zal nagaan of de toestemming vrij werd gegeven zonder de motieven noch de opportuniteiten te onderzoeken.
335
TH. M. DORN, Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu
Uitgevers, 2005, 89-90. 336
Artikel 301, §8 BW.
337
K. VERSTRAETE, “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming
van de echtscheiding”, NJW 2007, (626) 642. 338
Artikel 301, §8 BW.
339
Artikel 301, §8, 1ste lid BW.; J.-P. MASSON, “La loi du 27 avril 200è réformant le divorce”, JT 2007,
(537) 540.
64
149. De periodieke uitkering kan tevens vervangen worden door een kapitaal ingevolge een beslissing van de rechter op vraag van de onderhoudsplichtige.340 De onderhoudsgerechtigde heeft niet de mogelijkheid zelfstandig een verzoek in te dienen. Hij heeft steeds het akkoord nodig van de onderhoudsplichtige. Het betreft hier een omzetting van de werkelijke waarde van de uitkering in kapitaal, waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd van de uitkeringsgerechtigde, zijn overlevingskansen, de duur van het huwelijk of beperkte duurtijd van de uitkering.341
150. In het Nederlandse recht kent men de kapitalisatie van de onderhoudsuitkering niet. In Nederland wordt gesproken over een afkoop van alimentatie. In de alimentatieovereenkomst kan overeengekomen worden de periodieke uitkering te vervangen door een som die ineens betaald moet worden.342 In Nederland moet de afkoop van alimentatie in tegenstelling tot België door beide echtgenoten aangevraagd worden. Na betaling van dit bedrag is de alimentatieplichtige bevrijd van zijn alimentatieplicht.343
§ 8.
Uitvoerbaarheid
151. Artikel 301, §12 BW bepaalt dat de rechter de uitvoering bij voorraad van zijn beslissing inzake de onderhoudsuitkering na echtscheiding ambtshalve kan bevelen, zelfs als dit niet gevraagd wordt. Deze bepaling is van belang aangezien de onderhoudsuitkering het levensnoodzakelijke moet verschaffen.344 Zowel de echtscheidingsrechter als de vrederechter zijn 340
Artikel 301, §8, 2de lid BW.
341
A – CH. VAN GYSEL, “La pension après le divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture”, in Y.-H. LELEU en D. PIRE (eds.), La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 123-124 ; I. MARTENS, “ De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 97. 342
P. VLAARDINGERBROEK, K. BLANKMAN, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE en C.G.M. VAN
WAMELEN, Het hedendaagse personen- en familierecht (behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 134. 343
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 154.
344
A.- CH. VAN GYSEL, “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de
lecture” in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, (91) 124.
65
bevoegd om ambtshalve de voorlopige tenuitvoerlegging te bevelen en dit zowel voor wat betreft de initiële toekenning van de onderhoudsuitkering na echtscheiding als voor wat betreft de beslissing inzake verlenging, wijziging, opheffing en kapitalisatie van de uitkering.345
152. Op basis van artikel 301, §11 BW kan de rechtbank beslissen dat ingeval de alimentatieplichtige zijn verplichting tot betaling niet nakomt, het de alimentatiegerechtigde toegestaan
is
diens
inkomsten
of
goederen,
die
hij
overeenkomstig
hun
huwelijksvermogensstelsel beheert, maar ook de bedragen die hem door derden verschuldigd zijn, in ontvangst te nemen. 346 Dit wordt ook sommendelegatie of ontvangstmachtiging genoemd. In Nederland heeft de alimentatiegerechtigde de mogelijkheid om beslag te leggen op lonen, andere periodieke uitkeringen en op alle goederen van de alimentatieplichtige. Indien de alimentatieplichtige in gebreke blijft, is een gijzeling mogelijk.347
153. In België kan de alimentatiegerechtigde beroep doen op de sommendelegatie als de alimentatieplichtige effectief in gebreke gebleven is om de verschuldigde alimentatie-uitkering na echtscheiding te betalen.348 De delegatie kan ook ingeroepen worden in geval een gegronde vrees bestaat voor niet-betaling. De toegekende sommendelegatie kan echter slechts in werking gesteld worden wanneer het niet betalen van de alimentatie effectief is,349 deze regeling is dus subsidiair.350
154. In de nieuwe Belgische echtscheidingswet werd een versoepeling voorzien met betrekking tot de tegenwerpelijkheid van de sommendelegatie ten aanzien van derden. De griffie kan verzocht worden om aan die derden kennis te geven van het vonnis waarbij de
345
P. SENAEVE, “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, T.Fam. 2007, (103) 132. 346
Artikel 301, §11 B.W.; amendement nr. 155 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van
de echtscheiding, Parl. St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/016, 9. 347 348
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 164. Amendement nr. 130 over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding,
Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/013, 3. 349
I. MARTENS, “ De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting”, in P.
SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, (57) 98. 350
J. TREMMERY, de nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 78.
66
sommendelegatie wordt toegekend.351 Er is dus niet langer een betekening nodig per gerechtsdeurwaarderexploot. Artikel 1280 Ger. W. werd nog niet aangepast zodat wel een betekening van een gerechtsdeurwaarder nodig is in het kader van een procedure voor de kortgedingrechter. In Nederland daarentegen zijn ze een stap minder ver gegaan en is nog steeds een betekening van de beschikking en een bevel tot betaling nodig, dit kan wel in één deurwaardersexploot gecombineerd worden.352
351
Artikel 301, §11, 2de lid BW.
352
J.A.M.P. KEIJSER, Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 164-165.
67
Besluit De nieuwe Belgische echtscheidingswetgeving heeft naar Nederlands voorbeeld een viertal doelstellingen ondertekend. Vooreerst het recht op echtscheiden, vervolgens de schuldloze echtscheiding, ten derde de humanisering van de procedure en ten slotte de responsabilisering van de echtscheidende partners. Concreet heeft dit tot gevolg dat de oude echtscheidingsgronden, namelijk de echtscheiding op grond van feiten en de echtscheiding op grond van twee jaar feitelijke scheiding worden afgeschaft en dat een nieuwe echtscheidingsgrond wordt ingevoerd met name de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.
De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan door beide echtgenoten samen worden aangevraagd. Het verschil met de nog steeds bestaande echtscheiding door onderlinge toestemming bestaat erin dat bij echtscheiding door onderlinge toestemming de echtgenoten de gevolgen van echtscheiding bij overeenkomst moeten regelen, terwijl dit bij gezamenlijk aangevraagde echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting niet het geval is. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan ook door één echtgenoot alleen gevorderd worden.
Wanneer de ex-echtgenoten onderling geen overeenkomst sluiten met betrekking tot een alimentatie, kan de rechter in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of later, op vraag van de behoeftige echtgenoot, een alimentatie opleggen.
Alimentatie zal toegekend worden aan de behoeftige echtgenoot. Ook indien de echtscheiding op eenzijdig verzoek wordt uitgesproken, is er recht op uitkering tot levensonderhoud in hoofde van beide echtgenoten. Enkel diegene die zich schuldig maakte aan een zware fout waardoor het samenleven onmogelijk werd, zal naar Belgisch recht niet de mogelijkheid hebben om een uitkering te vorderen. Bij partnergeweld is er een formele uitsluiting.
Bij toekenning van de onderhoudsuitkering dient expliciet rekening te worden gehouden met de economische middelen van de partijen en in het bijzonder de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde.
De alimentatie wordt gehumaniseerd. De Belgische wetgever omschrijft de omvang van de uitkering. De bodemkoers van de uitkering is het dekken van de staat van behoefte van de
68
uitkeringsgerechtigde en de bovenkoers is de één derde grens van de netto- inkomsten van de uitkeringsplichtige. De uitkering verliest haar indemnitair karakter.
De Nederlandse rechter gaat niet uit van een absoluut behoeftebegrip. Behoefte houdt niet op bij het bestaansminimum. Naar Nederlandse opvatting wordt de alimentatie toegekend gezien dit een verplichting is welke berust op de levensverhouding, zoals die door het huwelijk is geschapen en die haar werking, zij het in beperkte omvang, behoudt, ook al wordt de huwelijksband geslaakt.
Niet in alle gevallen, waarin partijen gaan scheiden, is er een reden om alimentatie vast te stellen.
De
Nederlandse
wetgever
heeft
aangegeven
dat
de
rechter
bij
de
echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak op verzoek een uitkering ten behoeve van het levensonderhoud kan toekennen. De wet zegt niet dat de rechter desgevraagd een uitkering moet toekennen. De rechter kan een verzoek om alimentatie afwijzen, de uitkering toekennen onder vaststelling van een voorwaarde of een uitkering voor een beperkte termijn vaststellen. Of een verzoek om alimentatie zal worden toegekend, hangt af van diverse concrete omstandigheden. Daarbij dienen behoefte en draagkracht, mede gerelateerd aan de omstandigheden ten tijde van het huwelijk, tot maatstaf.
De
concrete
omstandigheden,
waarvan
draagkracht,
behoeftigheid,
behoefte
en
huwelijksgerelateerdheid van de behoefte ongetwijfeld de belangrijkste zijn, kunnen ertoe leiden dat de rechter het alimentatieverzoek afwijst dan wel voor bepaalde of onbepaalde tijd toewijst. De motivering van de rechter moet zodanig zijn, dat voldoende inzicht wordt gegeven in de aan de beschikking ten grondslag liggende gedachtegang.
De vraag rijst of bij het streven naar meer responsabilisering van de echtgenoten wel voldoende aandacht is gegaan naar de echtgenoot die minder sterk, minder onafhankelijk en minder zelfredzaam is. De wetgever is uitgegaan van de economische zelfredzaamheid van alle echtgenoten en heeft te weinig oog gehad voor de socio-economische functie die het huwelijk voor velen, in het bijzonder vrouwen met jonge kinderen, nog vervult. Daarom hadden eerst maatregelen kunnen worden genomen om de economische zelfredzaamheid van ex-echtgenoten te versterken en ware het misschien beter te hebben geopteerd voor het Nederlandse voorbeeld. De duur van het huwelijk wordt hier als maximumduur voor de uitkering erkend voor zover het huwelijk niet langer heeft geduurd dan 5 jaar en bovendien kinderloos is gebleven. Indien uit
69
het huwelijk wel kinderen zijn geboren dan eindigt de uitkering pas na een periode van twaalf jaar. De twaalfjarige termijn laat de onderhoudsgerechtigde toe de zorg voor de kinderen op zich te nemen en na verloop van tijd wanneer de kinderen naar zelfstandigheid toegroeien de nodige maatregelen te treffen om economisch zelfredzaam te worden.
Heeft de rechter geen termijn vastgesteld, dan eindigt die alimentatieverplichting van rechtswege na het verstrijken van een termijn van 12 jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De rechter kan bepalen dat de alimentatieverplichting korter duurt dan de in de wet vastgelegde termijn en de rechter kan een alimentatieplicht tussentijds beëindigen. Dergelijke beslissingen zijn soms wel en soms niet wijzigbaar.
De wetgever streeft ernaar om binnen de echtscheidingsprocedure de akkoorden tussen de exechtgenoten te stimuleren. De echtgenoten worden ertoe aangezet de eventuele afspraken op een onderhoudsuitkering na echtscheiding, het bedrag ervan en de eventuele herzieningmodaliteiten contractueel vast te stellen. Ex-echtgenoten moeten zich ervan bewust blijven dat zijzelf na de ontbinding van het huwelijk oplossingen kunnen aanbrengen m.b.t. de kinderen, de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogensrecht en de onderhoudsuitkering.
Na ontbinding van het huwelijk kunnen de ex-echtgenoten ook beslissen om wederzijds afstand te doen van recht op levensonderhoud. De Nederlandse bepalingen gaan nog een stap verder.
De Nederlandse convenant laat de partijen toe in alle vrijheid te contracteren. Afspraken over alimentatie, duurtijd voor het betalen van de alimentatie evenals uitsluiting van de toepassing van de
rechterlijke
uitspraak
kunnen
worden
bedongen.
Men
gaat
ervan
uit
dat
alimentatieovereenkomsten een duurzamer karakter hebben en effectiever zijn indien daarin is bepaald dat zij niet op grond van omstandigheden kunnen worden gewijzigd.
In de jurisprudentie wordt vaak gesproken over hoge eisen, die worden gesteld aan de stelplicht van de alimentatieplichtige en over hoge motiveringseisen voor de rechter. Daarvan is sprake in alle gevallen, waarin een definitief en derhalve niet-wijzigbaar einde wordt gemaakt aan het recht op levensonderhoud of wanneer de wetgever wijziging slechts in uitzonderingsgevallen heeft toegelaten.
70
De praktijk zal moeten uitwijzen of het doel van de wetgever bereikt zal worden met de nieuwe vorm van echtscheiding. Velen vrezen dat er nog steeds vechtscheidingen mogelijk zijn binnen de Belgische voorziene regelgeving, omdat de foutproblematiek nu verschoven wordt naar het onderdeel van de onderhoudsuitkering. Volgens hen is het aan te raden om steeds een fout in hoofde van de behoeftige echtgenoot aan te tonen.
Algemeen wordt verwacht dat de bedragen die in de toekomst zullen worden uitgekeerd als alimentatie lager zullen liggen dan vroeger. Het zal ervan afhangen hoe de rechtspraak de begrotingscriteria concreet zal invullen gelet op de ruimere beoordelingsbevoegdheid die inzake de vaststelling van een uitkering aan de rechter is toegekend. Wel valt te vrezen dat de eerder vage criteria door de verschillende rechtsinstanties op uiteenlopende wijzen zullen worden geïnterpreteerd waardoor de onvoorspelbaarheid van de uitkomst van alimentatiegeschillen tussen gewezen echtgenoten dreigt toe te nemen, hetgeen de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid niet ten goede komt.
71
Bibliografie Belgisch recht Wetgeving -
Burgerlijk Wetboek
-
Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007.
-
Memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001.
-
Voorontwerp van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001.
-
Advies Raad van State over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/001.
-
Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer, 2005-06, nr. 51-2341/001.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/002.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2341/007.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/008.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/012.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/013.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/016.
-
Verslag namens de commissie voor justitie over wetsvoorstel betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/018.
-
Amendementen over wetsvoorstel van wet betreffende de hervorming van de echtscheiding, Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2341/026.
72
Rechtspraak Hof van Cassatie -
Cass. 26 mei 2006, T.Fam. 2008, 129, noot I. MARTENS.
-
Cass. 15 september 2006, RW 2006-07, 1758, noot F. SWENNEN.
-
Cass. 30 maart 2007, T.Fam. 2007, 208, noot S. MOSSELMANS.
-
Cass. 30 oktober 2008, T.Fam. 2009, 67, noot I. MARTENS.
Rechtbanken van eerste aanleg
-
Rb. Luik 6 december 2007, JLMB 2008, 347.
-
Rb. Leuven 4 februari 2008, RABG 2008, 709.
-
Rb. Mechelen 14 februari 2008, RABG 2008, 719.
-
Rb. Antwerpen 19 februari 2008, RABG 2008, 730, noot S. BROUWERS.
-
Rb. Luik 24 april 2008, JLMB 2008, 1049.
-
Rb. Nijvel 13 mei 2008, RTDF 2008, 1221.
-
Rb. Nijvel 4 november 2008, RTDF 2009, 165.
-
Rb. Antwerpen 19 januari 2009, RABG 2009, 853, noot S. BROUWERS.
-
Rb. Brussel 4 maart 2009, Act.dr.fam. 2009, 75.
Vredegerechten
-
Vred. Luik 7 maart 2007, JLMB 2008, 1053.
-
Vred. Vorst 7 mei 2008, RTDF 2008, 1234.
-
Vred. Fontaine-l’Evêque 22 mei 2008, JLMB 2008, 1385.
-
Vred. Waver 2 december 2008, RTDF 2009, 173.
Rechtsleer Annotaties bij rechtspraak
-
BROUWERS, S., “De “zware fout” als uitsluitingsgrond voor een uitkering na echtscheiding” (noot onder Antwerpen 19 februari 2008), RABG 2008, 732-733.
73
-
BROUWERS, S., “De “zware fout” als uitsluitingsgrond voor de uitkering na echtscheiding: is er een “belang”?” (noot onder Antwerpen 19 januari 2009), RABG 2009, 856-858.
-
MARTENS, I., “Tijdstip van evaluatie van de draagkracht van partijen bij de begroting van de onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 26 mei 2006), T.Fam. 2008, 131-135.
-
MARTENS, I., “Het verbod tot het in rekening brengen van de hulp van ouders van de uitkeringsplichtige bij de vaststelling van de onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 30 oktober 2008), T.Fam. 2009, 69-70.
-
MOSSELMANS, S., “Provisionele onderhoudsuitkering na echtscheiding” (noot onder Cass. 30 maart 2007), T.Fam. 2007, 211- 214.
-
SWENNEN, F., noot onder Cass. 15 september 2006, RW 2006-07, 1758.
Boekwerken, tijdschriftartikelen, bijdrage in verzamelwerken 1. Boeken
-
BROUWERS,
J.-C.,
BEERNAERT,
J.-E.
en
VANDERVELLEN,
H.,
De
nieuwe
echtscheidingswet, Mechelen, Kluwer, 2007, 788 p. -
ROODHOOFT, J., SMETS, W. en MOENS, M., Echtelijke moeilijkheden... en dan? Een praktische leidraad na de nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2007, 176 p.
-
SENAEVE, P., Compendium van het Personen- en Familierecht, Leuven, Acco, 2008, 688 p.
-
SWENNEN, F., Familierecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 299 p.
-
TREMMERY, J., De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 169 p.
2. Bijdragen in tijdschriften
-
AUGHUET, C., “Les modifications en matière de divorce par consentement mutuel”, Div.Act. 2007, 127-134.
-
BROUWERS, J.-C., “Le nouvel article 301 du Code civil et le droit transitoire”, Div.Act. 2007, 110-126.
74
-
BROUWERS, J.-C., “La réforme du divorce (loi du 27 avril 2007)”, RNB 2007, 582-630.
-
BROUWERS, J.-C., “Dix questions controversées sur le terrain des effets alimentaires du divorce”, Act.dr.fam 2008, 49-56.
-
BUYSSENS, F., “Echtscheiding door onderlinge toestemming na de wet van 27 april 2007”, NFM 2008, 3-22.
-
CASMAN, H., “Nieuw echtscheidingsrecht, toelichting voor de notariële praktijk”, NFM 2007, 277-290.
-
DANDOY, N., “La réforme du divorce: les effets alimentaires”, RTDF 2007, 1065-1090.
-
DANDOY, N., “La pension alimentaire après divorce: limites conventionnelles”, RNB 2008, 423-435.
-
FIERENS, J., “ Le divorce pour cause de désunion irrémédiable”, Div.Act. 2007, 103-109.
-
MASSON, J.-P., “La loi du 27 avril 2007 réformant le divorce”, JT 2007, 537-543.
-
SENAEVE, P., “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” , T.Fam. 2007, 103137.
-
SWENNEN, F., “Echtscheidingswet 2007 in een notendop”, Notariaat 2007, 1-8.
-
SWENNEN, F., “De nieuwe (schuld)echtscheiding: nog even doorbijten”, T.Fam. 2007, 17-18.
-
SWENNEN, F. en APS, F., “De echtscheidingswet 2007”, RW 2007-08, 554-575.
-
SWENNEN, F., “Over alimentatieovereenkomst en echtscheiding (en ook een beetje over Odysseus)”, TPR 2008, 1287-1343.
-
VERSCHELDEN, G., “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van het echtscheidingsrecht. Deel II. De echtscheiding door onderlinge toestemming. De scheiding van tafel en bed. De huwelijksvoordelen”, T.Fam. 2007, 138-163.
-
VERSCHELDEN, G., “Echtscheidingswet fundamenteel gewijzigd”, Juristenkrant, Afl. 152, 27 juni 2007, 7.
-
VERSCHELDEN, G. en SWENNEN, F., “Nieuwe echtscheiding: vrijheid zonder verantwoordelijkheid”, Juristenkrant, Afl. 145, 14 maart 2007, 2-3.
-
VERSTRAETE, K., “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding”, NJW 2007, 626-646.
-
VERSTRAETE, K., “De hervorming van het echtscheidingsrecht”, TVW 2007, 298-302.
75
3. Bijdrage in verzamelwerken
-
D. MORTELMANS, F. SWENNEN en E. ALOFS, “De echtscheiding en haar gevolgen: een vervlochten evolutie van recht en samenleving”, in D. CUYPERS (EDS.), Is echtscheiding werkelijk win for life?, Brugge, Die Keure, 2008, 1-38.
-
PIRE, D., “La réforme du divorce: aspect de droit judicaire” in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, 31- 67.
-
VAN GYSEL, A.-CH., “La pension après divorce pour cause de désunion irrémédiable: un essai de lecture” in Y.-H. LELEU en D. PIRE, La réforme du divorce. Première analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, De Boeck & Larcier, 2007, 91-129.
-
DU MONGH, J., “De nieuwe echtscheidingswet: over de begrippen fout, behoeftigheid en huwelijksvoordelen” in P. SENAEVE (ed.), Themis nr. 43, personen- en familierecht, Brugge, die Keure, 2007-08, 79- 96.
-
MARTENS, I., “De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting” in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 57- 99.
-
S. BROUWERS, “De echtscheiding door onderlinge toestemming”, in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), De hervorming van het echtscheidingsrecht: commentaar op de wet van 27 april 2007, Antwerpen, Intersentia, 2008, 155-159.
-
F. SWENNEN, S. EGGERMONT en E. ALOFS, “De wet van 27 april 2007 inzake echtscheiding, knelpunten van materieel recht en van procesrecht” in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VeRSCHELDEN (eds.), Knelpunten echtscheiding, afstamming en verblijfsregelingen: evaluatie van de wetten van 27 april 2007, 1 juli en 27 december 2006 en 18 juli 2006 Antwerpen, Intersentia, 2009, 1-52.
76
Nederlands recht Wetgeving -
Nederlands Burgerlijk wetboek
Rechtspraak -
HR 28 mei 1971, NJ 1971, nr. 371, 1085.
-
HR 10 december 1976, NJ 1977, nr. 587, 1855, noot E.A.A.L.
-
HR 2 december 1977, NJ 1978, nr. 346, 1194.
-
HR 7 maart 1980, NJ 1980, nr. 363, 1193, noot E.A.A.L.
-
HR 15 juli 1985, NJ 1986, nr. 489, 1865, noot EAAL.
-
Hof Amsterdam 27 mei 1991, NJ 1992, nr. 309, 1224.
-
HR 12 november 1993, NJ 1994, nr. 141, 583, noot WH-S.
-
HR 3 juli 1995, NJ 1996, nr. 86, 402, noot JdB.
-
HR 14 november 1997, NJ 1998, nr. 112, 601.
-
HR 27 maart 1998, NJ 1998, nr. 550, 3139.
-
HR 8 mei 1998, NJ 1998, nr. 889, 5107, noot S.F.M. WORTMANN.
-
HR 29 oktober 1999, NJ 1999, nr. 882, 4843.
-
HR 17 maart 2000, NJ 2000, nr. 313, 2144.
-
HR 9 februari 2001, NJ 2001, nr. 216, 1451, noot S. WORTMANN.
-
HR 13 juli 2001, NJ 2001, nr. 586, 4285, noot S. WORTMANN.
-
HR 9 november 2001, NJ 2001, nr. 690, 5124.
-
HR 23 november 2001, NJ 2002, nr. 280, 2041, noot JDB.
-
HR 30 januari 2004, NJ 2004, nr. 294, 2464, noot SW.
-
HR 17 december 2004, NJ 2005, nr. 26, 201.
-
HR 3 juni 2005, NJ 2005, nr. 381, 3421, noot SW.
-
HR 9 september 2005, FJR 2006, nr. 9, 31.
-
HR 12 mei 2006, NJ 2006, nr. 292, 2797.
-
HR 21 april 2006, FJR 2006, nr. 94, 226, noot IP.
-
Hof ’s-Gravenhage 23 augustus 2006, FJR 2007, nr. 6, 21.
-
Hof Arnhem 20 november 2007, Tijdschrift voor echtscheidingsrecht 2008, nr. 48, 114.
-
HR 21 december 2007, NJ 2008, nr. 27, 240.
-
HR 28 maart 2008, NJ 2008, nr. 190, 1831.
77
-
HR 11 juli 2008, NJ 2008, nr. 402, 3812.
Rechtsleer Annotaties bij rechtspraak
-
E.A.A.L., noot onder HR 10 december 1976, NJ 1977, nr. 371, 1859.
-
E.A.A.L., noot onder HR 7 maart 1980, NJ 1980, nr. 363, 1196.
-
EAAL, noot onder HR 15 juli 1985, NJ 1986, nr. 489, 1873-1874.
-
IP, noot onder HR 21 april 2006, FJR 2006, nr. 94, 227.
-
JDB., noot onder HR 3 juli 1995, NJ 1996, nr. 86, 408- 409.
-
SW., noot onder HR 30 januari 2004, NJ 2004, nr. 294, 2470- 2471.
-
SW., noot onder HR 3 juni 2005, NJ 2005, nr. 381, 3437- 3438.
-
WH-S., noot onder HR 12 november 1993, NJ 1994, nr. 141, 590.
-
WORTMANN, S.F.M., noot onder HR 8 mei 1998, NJ 1998, nr. 889, 5116- 5117.
-
WORTMANN, S, noot onder HR 9 februari 2001, NJ 2001, nr. 216, 1467- 1468.
-
WORTMANN, S, noot onder HR 13 juli 2001, NJ 2001, nr. 586, 4295- 4296.
-
JDB, noot onder HR 23 november 2001, NJ 2002, nr. 280, 2046- 2047.
Boekwerken, tijdschriftartikelen, bijdrage in verzamelwerken 1. Boeken
-
DE BOER, J., Personen- en familierecht, Asser-serie 1, Deventer, Kluwer, 2002, 991 p.
-
DE BOER, J., Personen- en familierecht, Asser- serie 1, Deventer, Kluwer, 2006, 1096 p.
-
DORN, TH. M., Monografieën (echt)scheidingsrecht: Alimentatieverplichtingen, Deel 4a, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 134 p.
-
DORN,
TH.
M.,
Monografieën
(echt)scheidingsrecht:
Alimentatieverplichtingen,
Berekeningsmethodieken, Deel 4b, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 128 p. -
DORN,
TH.
M.,
Monografieën
(echt)scheidingsrecht;
Alimentatieverplichtingen,
Richtlijnen werkgroep Alimentatienormen, Deel 4c, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 146 p.
78
-
HAMMERSTEIN-SCHOONDERWOERD,
W.C.E.,
Echtscheiding
en
alimentatie
bij
rechterlijke uitspraak, Arnhem, Gouda Quint bv, 1983, 36 p. -
KEIJSER, J.A.M.P., Handleiding bij scheiding, Deventer, Kluwer, 2003, 236 p.
-
KRIJNEN, M., Het bijstandsverhaal: over de onderhoudsverplichting en het verhaal van kosten van bijstand na echtscheiding, Utrecht, Wetenschapswinkel Rechten Univ. Utrecht, 1994, 85 p.
-
SONNEVELDT, F. en ZUIDERWIJK, J.C.L., Monografieën (echt)scheidingsrecht: (Echt)scheiding en fiscale aspecten, Deel 7, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2008, 114 p.
-
TER HAAR, J.H.M. en KOLKMAN, W.D., Personen- en familierecht en erfrecht in een notendop, Zutphen, Walburg pers, 2005, 152 p.
-
TERWEE-VAN HILTEN, C.A., Alimentatie, Zwolle , Tjeenk Willink, 1984, 189 p.
-
VAN
FRANKENHUYZEN,
I.
en
HIJSTEK,
B.,
Scheiden
voor
beginners:
de
echtscheidingsgids van A tot Z, Amsterdam, Vassallucci, 2001, 317 p. -
VLAARDINGERBROEK, P., BLANKMAN, K., VAN DER LINDEN, A.P., PUNSELIE, E.C.C. en VAN WAMELEN, C.G.M., Het hedendaagse personen- en familierecht (Behoudens het huwelijksvermogensrecht), Deventer, Tjeenk Willink, 2002, 468 p.
-
X, Memo echtscheiding en alimentatie, Deventer, Kluwer, 2008, 357 p.
2. Bijdragen in tijdschriften
-
DE BRUIJN-LÜCKERS, M.L.C.C., “Alimentatie en schuldsanering”, Tijdschrift voor scheidingsrecht 2008, 23-26.
-
HEIDA, A., “Verlengingsverzoeken alimentatie bij nieuwe gevallen, de twaalfjarige termijn in de rechtspraak”, Tijdschrift voor scheidingsrecht 2008, 95-103. 3. Bijdragen in verzamelwerken
-
WORTMANN, S.F.M., “Artikel 151”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
-
WORTMANN, S.F.M., “Artikel 157”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
-
WORTMANN, S.F.M., “Artikel 158”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
-
WORTMANN, S.F.M., “Artikel 159”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
-
WORTMANN, S.F.M., “Artikel 160”, in X, pers- en familierecht 2006, Deventer, Kluwer.
79