Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie IPO: Brief Aanscherping overgangsrecht bij gevraagde niet verleende vergunningen. Wij vragen u dringend om op het moment dat een bodemprocedure is afgesloten, de betreffende aanvraag en inrichting ondanks dat de vergunning niet definitief en onherroepelijk is, over te laten gaan naar het nieuw bevoegd gezag.
Afschaffen overgangstermijn voor digitale indiening voor bedrijven. Graag zouden wij zien dat met ingang van de Wabo bedrijven gelijk verplicht worden om hun aanvragen digitaal in te dienen.
Reactie
Brief Dit voorstel wordt niet overgenomen. Het moment van afsluiting van een bodemprocedure is geen duidelijk moment om het nieuwe recht van toepassing te doen zijn. Bovendien is in de huidige situatie vaak sprake van beroep in één instantie, terwijl er straks altijd beroep in twee instanties zal zijn. Regel blijft daarom uitgestelde inwerkingtreding van het nieuwe recht totdat de betrokken beschikking onherroepelijk is. Voorlopig niet. Voor bedrijven wordt ernaar gestreefd dat de aanvraag binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de Wabo digitaal wordt ingediend (conform de belastingwetgeving). M.n. kleinere bedrijven beschikken nog niet over de nodige voorzieningen. Uiteraard vindt hierover nog wel verder overleg plaats met het bedrijfsleven.
Een dergelijke bepaling is in artikel 7.5 (nieuw) van de Wabo opgenomen. Verzoek om exclusief recht voor de waterschappen als toezichthouder Wij willen u vragen om ook een grondslag voor het vestigen van een exclusief recht voor waterschappen toe te voegen. ..... Waterschappen kunnen dan toezicht houden voor provincies en gemeenten. Een andere suggestie zou zijn om het exclusief recht...... algemener te formuleren en gemeenten en provincies te vervangen door alle overheden, zodat ook aan rijk en waterschappen inzet van expertise gevraagd kan worden. Bijlage bij brief IPO Algemeen Aanbestedingsrecht Het IPO vindt het nodig een grondslag in de Wabo op te nemen, zodat een exclusief recht door provincies kan worden gevestigd.
Bijlage bij brief IPO Algemeen Aanbestedingsrecht Is opgenomen.
Grondexploitatiewet, GREXwet In de invoeringswet is volgens ons geen bepaling opgenomen ten behoeve van de GREXwet. Op het moment dat de provincie echter een inpassingsplan vaststelt, terwijl de gemeente er uitvoering aangeeft, is niet gegarandeerd dat financiële afspraken door de gemeente in de bouwvergunning worden opgenomen en op de rekening van de provincie terecht komen.
Grondexploitatiewet, GREXwet Dat klopt. Als PS een inpassingsplan vaststellen, kunnen ze via de coördinatieregeling tevens de verdere uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot vergunningen naar zich toe trekken. Doet de provincie dat niet, dan blijft de gemeente bevoegd met betrekking tot de vergunningverlening. In feite treedt de gemeente dan als uitvoerder op van een provinciaal exploitatieplan. B&W zijn gehouden de wet uit te voeren en moeten zo nodig een een voorschrift tot betaling van een exploitatiebijdrage aan de bouwvergunning verbinden. Doen ze dat niet, dan handelen ze in strijd met de wet. Als het een provinciaal exploitatieplan betreft, zal
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 1 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
de gemeente geïnde exploitatiebijdragen overmaken aan de provincie. Invoeringswet Voorontwerp algemeen “aanvullingen van de Wabo (PM)”, zie blz. 28 MvT. Wat wordt hiermee bedoeld?
Invoeringswet Voorontwerp algemeen De wijzigingen/aanvullingen van de Wabo waren niet opgenomen in het voorontwerp, maar zijn nu inmiddels opgenomen.
Invoeringswet (Wm) Artikelen 13.12 en 13.13 Wm kunnen niet gewijzigd worden, die zijn namelijk reeds vervallen.
Invoeringswet (Wm) Sinds de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wm in verband met de implementatie van richtlijn 2006/21/EG bevat de Wm wederom de artikelen 13.12 en 13.13.
Art. 1.3b (8.46, oud) Wet milieubeheer - lid 3: hier staat 2x per abuis "bij de maatregel", dit moet waarschijnlijk zijn: bij de provinciale milieuverordening. - lid 4: is voluit "provinciale milieuverordening" niet logischer dan "provinciale verordening" Algemeen: is het mogelijk te bepalen dat het instructie-instrument van dit art. 1.3b ook geldt voor situaties als bedoeld in art. 1.3a, lid 1, dus wanneer een PMVontheffing wordt aangehaakt bij een omgevingsvergunning.
Art. 1.3b (8.46, oud) Wet milieubeheer Dat klopt, tekst is daarom aangepast. Gelijk aan de artikelen 1.2 en 1.4 Wm is in het eerste lid van artikel 1.3b provinciale milieuverordening voluit geschreven worden en in de overige leden volstaan met “verordening”.
Art. 15.20 en 15.22 Wet milieubeheer In art. 15.20, lid 1, vervalt onderdeel a. In art. 15.22,lid 2, Wm wordt echter nog verwezen naar dit art. 15.20, lid 1, onder a, zonder dat dit bij Invoeringswet wordt aangepast.
Art. 15.20 en 15.22 Wet milieubeheer Artikel 15.22, tweede lid, Wm is op dit punt aangepast.
Artikel 75 c: Het artikel 75 Flora- en faunawet heeft een ander criterium, namelijk:'' 5. Vrijstellingen en ontheffingen worden ................. slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.'
Toelichting Blz. 2 MvT Volgens de MvT staat het overgangsrecht in hoofdstuk 1, volgens het bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 2 van 14
Artikel 75 c: De minister van LNV moet een vvgb afgeven als er sprake is van samenloop met de Ffwet en de omgevingsvergunning. Er wordt dan geen Ffwet-ontheffing verleend. De bepalingen over ontheffingen, zoals verwoord in de Ffwet moeten echter ook op de vvgb van toepassing zijn. De eerst voorgestelde tekst was te beperkt en is daarom gewijzigd. De tekst luidt nu (thans artikel 75d, tweede lid): 2. Artikel 75, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid. (Met de verklaring, wordt de vvgb bedoeld ) Toelichting Blz. 2 MvT Het overgangsrecht staat thans in hoofdstuk 1 van de invoeringswet.
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
voorontwerp in hoofdstuk 9. Blz. 11 MvT Wat nu als een activiteit niet aanhaakt, is dan de aanwijzing toezichthouder wel goed geregeld voor de zelfstandig blijvende activiteit? Bijvoorbeeld de PMV, een verordening onder de Wm. Als de aanwijzing uit de Wm gehaald wordt, klopt de aanwijzing dan nog wel? Of moeten de toezichthouders dan weer apart hiervoor worden aangewezen?
Blz. 11 MvT Artikel 18.4 Wm, dat thans de basis biedt voor aanwijzing van toezichthouders voor de PMV, vervalt. Daarvoor in de plaats komt artikel 5.10 van de Wabo. Omdat dat artikel in artikel 18.1a Wm van toepassing wordt verklaard, zal dat artikel straks niet alleen de grondslag bieden voor aanwijzing van toezichthouders voor de naleving van de omgevingsvergunning, maar tevens voor de naleving van PMV-ontheffingen die niet aanhaken. In het hoofdstuk overgangsrecht is een bepaling opgenomen als gevolg waarvan de besluiten die thans zijn gebaseerd op artikel 18.4 van de Wm straks van rechtswege zullen berusten op artikel 5.10, eerste lid, van de Wabo. De huidige aanwijzingsbesluiten hoeven dus op dit punt niet te worden aangepast.
Blz. 16 MvT Op blz. 16 staat dat de van rechtswege verleende vergunning in werking treedt nadat de beroepstermijn is verstreken (tenzij…), op pagina 21 staat dat dat geschiedt na de bezwaartermijn. Deze laatste is correct.
Blz. 16 MvT Dat klopt, toelichting is aangepast.
Blz. 46 MvT (betreft art. 1.3a Wm) -In de derde alinea van pag 46 staat "Onderdeel c van het derde lid van artikel 1.3, eerste lid, bevat .....". Dit moet waarschijnlijk zijn: Onderdeel c van het derde lid van artikel 1.3a bevat ...
Blz. 46 MvT (betreft art. 1.3a Wm) Dat klopt, toelichting is aangepast.
Blz. 77 MvT Het vierde lid van artikel 9.1 wordt op blz. 77 van de MvT twee keer toegelicht. De eerste toelichting begint onjuist met “In het derde lid wordt ten slotte bepaald…” Dit moet het vierde lid zijn.
Blz. 77 MvT Toelichting is aangepast.
Blz. 80 MvT Volgens de bijlage bij de MvT (blz. 80) is paragraaf 14.1 van de Wm (coördinatieregeling) overbodig. Er is echter verzuimd om in het voorontwerp te bepalen dat deze paragraaf ook daadwerkelijk komt te vervallen.
Blz. 80 MvT Paragraaf 14.1 van de Wm blijft nodig voor de inhoudelijke en procedurele afstemming van/met besluiten op aanvraag die niet in de omgevingsvergunning worden geïntegreerd. Deze paragraaf kan daarom niet vervallen.
Overgangsrecht Overgangsrecht Overgangsrecht artikel 9.1 In de nieuwe tekst is verduidelijkt dat de gelijkstellingsbepaling betrekking heeft op Graag duidelijk maken in artikel èn toelichting dat het hier gaat over besluiten die besluiten die onherroepelijk zijn. De afbakening met de lopende procedures is eveneens verduidelijkt. onherroepelijk zijn. Maakt de afbakening met artikel 9.2, waar het gaat over lopende procedures, duidelijker. bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 3 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
Overgangsrecht artikel 9.3 en p.78 artikelsgewijze toelichting daarop: Artikel 9.3, eerste lid, moet worden aangepast, zodanig dat het op alle handhavingsbesluiten ziet.
Artikel 9.3, eerste lid, is in dat opzicht aangepast. Dit betekent concreet dat een verzoek tot intrekking van een vergunning op grond van artikel 5.19, eerste lid, is toegevoegd.
Errata Enkele kleine type foutjes in de artikelgewijze toelichting: - p. 47, 3e alinea: de wabo is niet ....(zijn weghalen) op inrichtingen enz. - p. 50, sub deze bepaling wordt zodanig aangepast dat thans verwezen (worden vervangen door wordt) enz. - p. 54, 6e regel van boven: na Woningwet (punt verwijderen).
- Verbetering is overgenomen. - Verbetering is overgenomen - Verbetering is overgenomen.
Wet ruimtelijke ordening: Een totaal overzicht van toestemmingen met de daarbij horende voorbereidingsprocedure zou handig zijn.
Wet ruimtelijke ordening: Zie de nieuwe bijlage bij de toelichting.
Voor projectbesluiten in de Wro, die o.g.v. Wabo 'omgevingsvergunning' worden, is verplicht overleg voorgeschreven met rijk, provincie of waterschap, indien daarin desbetreffende bovenlokale belangen aan de orde zijn. Geldt die overlegplicht dan ook voor de omgevingsvergunning en wordt het Bro ook nog aangepast?
Dit wordt geregeld in het BOR. De bepaling wordt geschrapt uit het Bro.
Op pag. 19 (2e alinea wordt gesproken over een 'kaderstellend besluit op grond van de Wro' dat 'kan' worden genomen in de vorm van een bestemmingsplan of wijziging van een bestemmingsplan. Dit suggereert naast het bestemmingsplan nog andere kaderstellende (Wro) besluiten. Ons is niet bekend welke dat zouden kunnen zijn (of wordt gedoeld op Wro-structuurvisies?).
De formulering is aangepast.
Op pag. 57 MvT Invoeringswet Wabo (laatste alinea) staat aangegeven dat voor binnenplanse afwijkingen (standaard) geen bijzondere zienswijzenprocedure meer geldt, maar dat de verantwoordelijkheid voor een adequate voorbereiding conform de strekking van de Awb feitelijk aan het bevoegde gezag wordt gelaten en dat belanghebbenden desgewenst in beroep kunnen gaan. Waarom is dit zo geregeld?
De binnenplanse ontheffingen betreffen kleine afwijkingen van het ruimtelijk plan. Deze aanvragen lopen vaak samen met aanvragen voor bouwvergunningen voor kleine aanbouwen, bijgebouwen en vergrotingen van een woning. Voor de binnenplanse ontheffingen biedt het bestemmingsplan een kader en bovendien kunnen in het bestemmingsplan specifiek de toetsingsgronden worden omschreven. Daarom is opname in de reguliere procedure verantwoord.
Op pag. 59 MvT Invoeringswet Wabo, alinea betreffende artikel 3.12 wordt melding gemaakt van de vereisten inzake ruimtelijke onderbouwing, waarbij o.a. de nodige onderzoeksgegevens moeten worden overlegd. Echter, als de omgevingsvergunning wordt geweigerd, is geen uitgebreide ruimtelijke
De ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van de (ontwerp)omgevingsvergunning tot medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan en het is de gemeente die daarvoor moet zorgen. Daarvoor kunnen gegevens van de aanvrager nodig zijn uit onderzoeken en andere gegevens die nodig zijn om de ruimtelijke onderbouwing
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 4 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
onderbouwing vereist. Wij nemen niet aan dat hier is bedoeld, dat een geweigerde omgevingsvergunning niet uitgebreid hoeft te worden onderbouwd. Kortom onduidelijk.
op te stellen. Bij een weigering van de omgevingsvergunning geldt wel een motiveringsplicht, maar geldt niet de eis van een ruimtelijke onderbouwing, die bij een positief besluit is vereist.
Gemeente Landerd, (ambtelijke reactie) Ingewikkelde operatie waar we als gemeente niet op zitten te wachten
V.k.a.
Gemeente Nijmegen Het geheel aan regelgeving wordt gecompliceerd. Geen duidelijk onderscheid tussen toetsingskaders terwijl deze wel blijven bestaan. Toetsingskaders zoveel mogelijk onderscheiden door hoofd- en paragraafindeling. Met in werking treding Wabo wordt alleen nog maar gesproken over omgevingsvergunning. Voorstel: afzonderlijke benamingen behouden (bijv. tijdelijke ontheffingen, projectbesluit e.d.) en deze als verschillende onderdelen binnen de omgevingsvergunning te zien.
Toetsingskader is opgenomen in Paragraaf 2.3 van de Wabo. Besluit moet worden gemotiveerd aan de hand van de relevante toetsingskaders. Zie artikel 2.22 van de Wabo; project en activiteiten moeten duidelijk in de vergunning worden beschreven.
Ten aanzien van de invoeringswet betreffende het onderdeel Wro het volgende: - Artikel 3.13 lid 2 Invoeringswet Wabo: in de memorie van toelichting bij de invoeringswet wordt gesteld dat de beslissing over verlenging van de termijn voor herziening van het bestemmingsplan dient te geschieden door de gemeenteraad omdat dit orgaan ook beslist over de vaststelling van het bestemmingsplan. De bevoegheid van het projectbesluit zal echter veelal gedelegeerd worden aan het college. Het is dan ook logisch dat ook de beslissing over wanneer het projectbesluit wordt vertaald in een bestemmingsplan te delegeren aan het college. In de praktijk bepaalt namelijk het college wanneer projecten opgestart worden en bestemmingsplannen worden opgesteld. De raad stelt alleen de bestemmingsplan vast.
Op dit punt is aangesloten bij de lijn dat de gemeenteraad beslist over het bestemmingsplan en over de keuze om een bestemmingsplan of beheersverordening op te stellen (vgl. het huidige artikel 3.13, derde lid, Wro).
-
De uitgebreide procedure is op hoofdlijnen hetzelfde als de 3.4-procedure. Er is dus geen wezenlijk verschil tussen de procedure voor tijdelijke vrijstellingen als bedoeld in artikel 3.22 van de Wro en een omgevingsvergunning voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening.
Artikel 3.10 lid 1 Wabo/ artikel 3.22 nieuwe Wro: tijdelijke ontheffing. Voor een tijdelijke ontheffing moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure worden doorlopen. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat dit onder de huidige wetgeving ook het geval is. Dit is onjuist. Onder de huidige WRO is artikel 3.4 Awb van toepassing. Het is niet gewenst om hier een uitgebreide voorbereidingsprocedure op van toepassing te verklaren aangezien het veelal gaat om situaties waarbij met spoed een tijdelijke oplossing gezocht moet worden (vergelijk met het vroegere urgentie criterium).
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 5 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie Arcadis Algemeen In de nieuwe Wro wordt artikel 3.6a geintroduceerd. Begrijp ik het goed kan een gemeente bij een bestemmingsplan bepalen dat er niet wordt afgeweken via een omgevingsvergunning. Betekent dit ook dat er geen afwijking mogelijk is via een omgevingsvergunning van de provincie als provinciale belangen daarom vragen? Maw: kan de gemeente de bevoegdheden van de provincie tijdelijk bevriezen?
Reactie
Algemeen Alleen de toepasselijkheid van een tijdelijke ontheffing kan in een bestemmingsplan worden uitgesloten, niet die van een projectbesluit. In de Invoeringswet Wabo is dit overgenomen. De bepaling verzet zich er niet tegen dat een omgevingsvergunning voor een permanente afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. Ook de provincie is er dus niet aan gebonden bij een omgevingsvergunning voor een permanente afwijking van het bestemmingsplan.
Arcadis ziet diverse malen de term project staan. Is handhaving van die term logisch als het projectbesluit komt te vervallen?
De term project heeft geen relatie met het projectbesluit als bedoeld in de Wro. De term heeft in de Wabo betrekking op het totaal aan samenhangende activiteiten waarvoor één omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
Art 3.40 Wro. In lid 2 staat er in laatste regel "besluit". Wellicht lees ik het te snel. Wat is er bedoeld te regelen? De gemeenteraad legt een ontwerpbestemmingsplan ter visie of besluit dat binnen 1 jaar te gaan doen? Hoe moet ik het binnen 1 jaar na onherroepelijk worden in lid 1 van artikel 3.40 lezen in relatie tot diezelfde zinsnede in lid 1 van artikel 3.13.
Dit verwijst naar de regels in de Wro over het projectbesluit. Die zijn ook van toepassing op het projectafwijkingsbesluit. De bepaling over 1 jaar in art. 3.40 heeft dezelfde betekenis als die in 3.13. De raad kan na een projectafwijkingsbesluit of binnen 1 jaar een beheersverordening vaststellen of binnen 1,3 of 5 jaar een bestemmingsplan vaststellen.
Opmerkingen wijzigingen Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet De tekst van de artikelleden over het facultatief aanhaken zijn op zichzelfstaand moeilijk leesbaar. Pas na het lezen van de MvT wordt duidelijk dat hiermee het facultatief aanhaken wordt bedoeld. (art. 75b lid 3 Ffw, art. 46, lid 3 Nb-wet en art. 47, lid 3 Nb-wet).
De artikelen zijn verduidelijkt. Het aanhaken is overigens niet facultatief indien vóór het moment waarop een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend niet tevens een Nb-wet/FF-wet-toestemming is aangevraagd of verleend voor de betrokken activiteiten.
Heeftmoeite met art. 75f Ffw. De verboden blijven gewoon bestaan, er is alleen ontheffing voor verleend. Ik zie de meerwaarde van dit artikel niet.
Bedoeld zal hier waarschijnlijk zijn artikel 75 e Ffw. De Ffw voorziet inderdaad niet in een bepaling dat een bij die wet gesteld verbod niet geldt indien ontheffing is verleend. Een dergelijke bepaling is ook overbodig, omdat de wet zelf al de bevoegdheid creëert om van de betrokken verboden ontheffing te verlenen. Voor de omgevingsvergunning ligt dit anders. Een dergelijke bepaling is hier wel nodig om de betrokken verboden uit de Ffw niet van toepassing te laten zijn als een omgevingsvergunning voor de betrokken handelingen is verleend.
Is art. 26, lid 2, sub c Ffw niet overbodig? Dat het niet van toepassing is, volgt immers ook al uit het vijfde lid van art. 16.
Waarschijnlijk is artikel 46, tweede lid, onderdeel c, van de Nbwet hier bedoeld. Op grond van de Nbwet is in principe voor het mogen uitoefenen van een schadelijke activiteit een vergunning nodig. Als er echter een beheerplan is, waarin deze activiteit wordt gereguleerd is geen vergunning nodig. Deze lijn zullen we ook voor
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 6 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
de omgevingsvergunning hanteren. Is art. 47a, lid 2 Nb-wet niet overbodig? Dit volgt immers ook al uit de artikelen 19e e.v. zelf.
De criteria in de artikelen 19e Nb-wet e.v. hebben slechts betrekking op de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 19d. Het is dus nodig expliciet te bepalen dat deze criteria eveneens gelden voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de activiteiten waarvoor anders een vergunning als bedoeld in art. 19d nodig zou zijn.
Opmerkingen wijzigingen Wm Koppeling Wm – Wro: bij het verlenen van een Wm-vergunning wordt momenteel geen rekening gehouden met planologische aspecten. Indien de inrichting planologisch niet past binnen het bestemmingsplan kan dit niet leiden tot een weigering van de vergunning. Dit op basis van vaste jurisprudentie van de Afdeling. Met de komst van de Wabo dreigt dit anders te worden. Indien voor een Wm activiteit tevens een vrijstelling in het kader van het bestemmingsplan nodig is, is het niet duidelijk hoe de Wabo hier mee omgaat. Kan/dient een aanvraag om Wm-vergunning geweigerd te worden indien de activiteit niet past binnen het bestemmingsplan?
Sinds 1 juli 2008 kan een milieuvergunning geweigerd worden bij strijd met een bestemmingsplan. Artikel 2.7 van de Wabo leidt ertoe dat wanneer milieuvergunningplichtige activiteiten in strijd met het bestemmingsplan verricht gaat worden beide toestemmingen (milieu- en r.o.-toestemming) nodig zijn. Als het bevoegd gezag niet kan of wil afwijken van het bestemmingsplan, zal dit leiden tot (gedeeltelijke) weigering van de omgevingsvergunning.
Indien er sprake is van een meldingsplichtige activiteit op grond van art. 8.40 van de Wm en tevens is voor de activiteit een omgevingsvergunning noodzakelijk dan dient de aanvraag en de melding ingediend te worden bij het bestuursorgaan die dient te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning. De melding wordt in zo’n geval doorgestuurd ter kennisgeving aan het bevoegd gezag van de melding. Dit bevoegd gezag kan naar aanleiding hiervan besluiten om nadere voorschriften te stellen. Naar mijn mening is dit, twee bevoegde gezagen, in strijd met de Wabo gedachte dat er sprake is van één bevoegd gezag en één besluit. Onduidelijk is waarom er, in dat geval, voor twee bevoegde gezagen gekozen is.
Het is juist dat dit theoretisch het geval kan zijn. Er zijn praktisch overigens geen inrichtingen waarvoor GS bevoegd zijn die volledig onder de werkingsfeer van het Activiteitenbesluit zouden vallen. Er zijn hoogstens provinciale inrichtingen met een/enkele installaties waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is. Voor die installaties binnen de inrichting geldt geen vergunningplicht. Maar er is daarnaast altijd sprake van andere installaties, die het tot een vergunningplichtige inrichting maken. Met andere woorden, er is dus altijd sprake van een omgevingsvergunning. Daarnaast kan sprake zijn van algemene regels uit het Activiteitenbesluit. Er is dus op dit moment hetzelfde bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning als voor de algemene regels. Zoals in de mvt is aangegeven, zal op het moment dat meer provinciale inrichtingen volledig onder algemene regels zullen worden gebracht nader bezien moeten worden, of de verschuiving naar meer algemene regels zal moeten leiden tot verdere decentralisatie.
In het voorontwerp komt op meerdere plaatsen ‘PM’ naar voren. Onduidelijk is wat hier nog ingevuld/beschreven gaat worden. Wordt de mogelijkheid geboden om op een later tijdstip hier nog een reactie op te geven?
Veel PM’s zijn in deze nieuwe versie ingevuld.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 7 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
Opmerkingen wijzigingen Wro Artikel 8.2 sub D (p. 27): Er staat dat na artikel 3.6 drie artikelen worden ingevoegd, dat zijn er slechts 2.
Klopt. Is verbeterd.
Artikel 3.6a vind ik niet helder geformuleerd. In het oude art. 3.22 zat een logische opbouw: in lid 1 wordt vastgesteld dat B&W voor een bepaalde termijn ontheffing kunnen verlenen, in lid 2 wordt de mogelijkheid geboden om bij het bestemmingsplan de toepasselijkheid van art. 3.22 uit te sluiten. Die logische opbouw mis ik in artikel 3.6a.
Het artikel heeft betrekking op de inhoud van een bestemmingsplan. Het artikel bepaalt dat daarin ook kan worden bepaald dat tijdelijke afwijking niet zijn toegestaan. Een dergelijke tijdelijke afwijking geschiedt door middel van een omgevingsvergunning.
Overige opmerkingen Is de termijn waarvoor een tijdelijke vergunning kan worden verleend (2.12 lid 2 Wabo) niet meer begrensd tot vijf jaar? Hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting gaat in op de Wabo en in voorbereiding zijnde wetgeving. Ook in de Waterwet komt een vergunning voor die wordt vervangen door de omgevingsvergunning: de aanlegvergunning in art. 5.8.
Voor deze vergunningen wordt in beginsel de huidige termijn van 5 jaar aangehouden. De termijn wordt in het Bor geregeld De Waterwet bevat een artikel over de aanlegvergunning. Die wordt inderdaad gewijzigd in een omgevingsvergunning. In de Invoeringswet Wabo is dit meegenomen.
Er is inmiddels een passage op dit punt opgenomen in de toelichting. Is het voor de volledigheid zinvol om in deze MvT te melden dat de watervergunning niet samen zal gaan met de omgevingsvergunning met verwijzing naar de MvT bij de Waterwet? In de MvT bij het wetsvoorstel voor de Waterwet staat daarover een heldere uitleg: Bewuste keuze om enerzijds inrichtingen integraal te benaderen (Wabo) en anderzijds handelingen in het watersysteem integraal te benaderen (Waterwet). Memorie van toelichting, artikel 8.2 sub H In de laatste alinea wordt gesteld dat het vierde lid van artikel 3.13 niet van toepassing is als het bevoegd gezag voor de betrokken omgevingsvergunning tot een ander openbaar lichaam behoort dan het orgaan dat zorg draagt voor de vaststelling van het plan. In het artikel zelf komt dat niet helder naar voren. Gemeente Ridderkerk (ambtelijke reactie): 1. Memorie van Toelichting punt 2.2. Aanhakende meldingen/kennisgevingen Moet in de memorie van toelichting niet worden aangegeven dat de AwB bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 8 van 14
De bepaling zal redactioneel nog tegen het licht worden gehouden.
In de toelichting is aangegeven dat het bevoegd gezag toepassing kan geven aan art. 4:5 Awb. Daarbij dient aan de aanvrager de mogelijkheid te worden geboden om
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie procedure over buitenbehandeling van toepassing is bij verplichte samenhang/verplichte aanhakende toestemmingen? Als je nu de memorie van toelichting leest lijkt het net alsof je direct buitenbehandeling kan stellen, zonder dat de aanvrager een termijn gegund wordt om de verplicht aanhakende vergunning in te dienen.
Reactie
de aanvraag aan te vullen.
2. Exploitatieplan van de grondexploitatiewet Er wordt wisselend gesproken over grondexploitatie en exploitatieplan. Moet de WRO niet zo gewijzigd worden dat het ook grondexploitatieplan wordt genoemd? Op internet wordt er wisselend gesproken over grondexploitatieplan en exploitatieplan. Dit schept toch alleen maar verwarring?
Exploitatieplan van de grondexploitatiewet De terminologie in de wetgeving is als volgt: Grondexploitatiewet; exploitatieplan. Nu de Grondexploitatiewet als onderdeel van de Wro in werking is getreden, zal de term Grondexploitatiewet langzamerhand uit het spraakgebruik verdwijnen.
3.
Met of zonder tussen “s” is op zichzelf toegestaan. Van belang is dat binnen teksten een consequente lijn hierin wordt gekozen In de regelgeving zal consequent gesproken worden over omgevingsvergunning en omgevingsrecht. Als aan deze regelgeving wordt gerefereerd, ligt het in de lijn dat bij hantering van die begrippen ook de tussen “s” wordt gebruikt.
Omgevingsvergunning Verder valt mij dat er op internet veel gesproken wordt over omgevingvergunning, omgevingrecht zonder “s”.
Gemeente De Wolden: 1. In de toelichting op artikel 58 Ww staat op blz 74 artikel 3.6 genoemd, dit moet volgens mij artikel 3.8 zijn. 2.
In het algemeen heb ik de volgende opmerking: Er wordt in de tekst gesproken over het feit dat er misschien gemeentelijke verordeningen (bijv. APV) aangepast moeten worden door de gemeenteraad, vanwege de komst van de Wabo. Mij is niet duidelijk wat precies aangepast moet worden door de komst van de Wabo. Misschien is dit een punt wat nader in de tekst toegelicht kan worden?
IBR, Arjan Bregman: zie artikel “Ontkoppel omgevingsvergunning en bestemmingsplanherziening – reactie op het voorontwerp Invoeringswet Wabo”.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 9 van 14
1. Dat klopt. Dit is aangepast.
2. In het algemeen komen de artikelen in de verordeningen over vergunningverlening en handhaving te vervallen, voor zover het activiteiten betreft, bedoeld in art. 2.2 van de Wabo (doelstelling Wabo is immers harmonisatie en stroomlijning van deze regels). Het betreft dan bepalingen over wie een aanvraag mag indienen, het aanvraagformulier, bevoegd gezag, beslistermijn, voorbereidingsprocedure, inwerkingtreding, strafbaarstelling etc. Een passage hierover is opgenomen in de mvt bij de invoeringswet. Bregman stelt dat de Wro uitgaat van een projectbesluit als facultatief gefaseerde besluitvorming. De Wabo verandert het projectbesluit in een omgevingsvergunning en daarmee wordt de besluitvorming inzake ruimtelijk projecten een verplichte vergunningsbesluitvorming. Bregman heeft gelijk op dit punt. Deze consequentie van inpassing in de Wabo is onder ogen gezien. Zowel materieel als procedureel doet deze transformatie geen afbreuk aan de RO-besluitvorming. Dezelfde weigeringsgronden zijn aan de orde, en dezelfde procedure en rechtsbescherming. Een punt wat in het licht van het artikel van Bregman nog nadere afweging vraagt, is of aan een gemeente de gelegenheid moet worden geboden een aanvraag om een
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
omgevingsvergunning voor een activiteit in strijd met een bestemmingsplan, te laten opgaan in een aanvraag tot herziening van het bestemmingsplan. Zowel beleidsmatig als praktisch kan dit voor een gemeente aantrekkelijk zijn. De mogelijkheid voor een dergelijke omzetting dient echter wel met waarborgen voor de aanvrager te worden omkleed, zodat een gemeente deze mogelijkheid niet kan benutten om de behandeling van de aanvraag te traineren. Een tweede punt van Bregman is dat de verplichting tot herziening van een bestemmingsplan overbodig wordt, naast de al bestaande verplichting een bestemmingsplan binnen 10 jaar te herzien. Hij wijst op de bestuurlijke lasten en de kans op vertraging. Het actueel en inzichtelijk houden van bestemmingsplannen is van belang. Vooralsnog is er niet voor gekozen om de verplichting te schrappen om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de verleende omgevingsvergunning. Het is wenselijk om eerst de praktijkervaringen met het projectbesluit af te wachten. Stadswerk Platform Omgevingsrecht: Schaart zich achter de opmerkingen van de Ver. Bouw- en Woningtoezicht Nederland Ver. Bouw- en Woningtoezicht Nederland: Samenvatting commentaar Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland d.d. 11 maart 2008 Uitgaande van de nu bekende planningen van Wro en Wabo pleiten wij ervoor de invoeringsdata van beide wetten gelijk te stellen vanwege de bestuurslast en de ingrijpende veranderingen voor slechts een half jaar.
Thans niet meer aan de orde.
Algemeen Wij pleiten ervoor dat gemeenten (en provincies) ook na inwerkingtreding van de Wabo de vrijheid hebben om bepaalde toestemmingen te kunnen aanhaken.
Algemeen Art. 2.2, tweede lid, van de Wabo geeft de mogelijkheid om bij provinciale, gemeentelijke of waterschapsverordening te bepalen dat het in daarbij aangewezen categorieën gevallen verboden is uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Er wordt op pagina 26 vermeld dat geen specifieke regeling in het overgangsrecht is opgenomen ten aanzien van gemeentelijke verordeningen, terwijl art. 9.1 lid 1 sub e dit wel lijkt te vermelden.
Inderdaad is er geen specifiek overgangsrecht op genomen met betrekking tot de gelding van verordeningen. Het overgangsrecht regelt echter wel in zijn algemeenheid dat onherroepelijk geworden toestemmingen op grond van verordeningen (voor activiteiten bedoeld in art. 2.2 van de Wabo) die onmiddelijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wabo van kracht waren, van
1
Ook hier blijkt de begripsverwarring, die op de loer ligt door de onder art. 11 lid 2 sub a voorgestelde wijziging! De terminologie die de minister van OCW gebruikt duidt overduidelijk op ‘echte’ sloop en niet op ‘verstoren’ of ‘in enig opzicht wijzigen’.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 10 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
rechtswege worden aangemerkt als een omgevingsvergunning voor de desbetreffende activiteit. Monumentenwet - Wij stellen voor art. 11 lid 2 sub a NIET te wijzigen.Opmerkelijk is, dat de Wabo onder art. 2.1 eerste lid onder f de huidige tekst van art. 11 lid 2 Mw wel heeft overgenomen.
- Wij stellen voor ongeacht de status van het monument het onderscheid dat in de brief van minOCW voor rijksmonumenten wordt gemaakt (gehele of gedeeltelijke afbraak1 , reconstructie naar een vroegere verschijningsvorm en herbestemming) ook voor gemeentelijke en provinciale monumenten te hanteren, waarbij alleen voor de hiervoor onderstreepte soorten ingreep de uitgebreide procedure geldt en voor overige ingrepen de reguliere procedure.
Hier moet sprake zijn van een misverstand. Voor gebouwde rijksmonumenten wordt hetgeen thans is geregeld in art. 11 lid 2 onder a van de Mw 1988 overgeheveld naar art. 2.1 lid 1 onder f van de Wabo. Dan moet de huidige redactie van artikel 11 lid 2 onder a Mw 1988 wel worden aangepast bij Invoeringswet, want dit artikel zal alleen nog betrekking hebben op beschermde archeologische monumenten. Het betreft dus een noodzakelijke technische wijziging. In navolging van de Wabo zal in de Mw 1988 voorts niet meer van 'afbraak' maar eveneens van 'sloop' worden gesproken.
Dit voorstel sluit aan bij het recentelijk verschenen rapport 'Wetten in de weg... Effecten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure bij rijksmonumenten' van de Erfgoedinspectie, waarin zij het probleem van de lange duur van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor minder ingrijpende werkzaamheden aan rijksmonumenten aan de orde stelt. Dit voorstel zal dan ook worden meegenomen in het kader van de discussie over de modernisering van de monumentenzorg (MoMo), die in 2009 in volle omvang met het parlement zal worden gevoerd.
Woningwet Art. 12 Ww Wij wijzen er op, dat in het vierde lid wordt terugverwezen naar “besluiten als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b”, maar dat in het tweede lid de aanduidingen a en b ontbreken.
Art. 12 Ww Klopt. Deze verwijzing is geschrapt.
Art. 12a Ww Wij stellen voor dit artikel uit te breiden met een 4e lid met de volgende strekking: 4. Uitsluitend in gevallen, waarin toepassing wordt gegeven aan art. 3.6, 3.6a, 3.6b, Wro of 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3º van de Wabo kan de gemeenteraad de in het 1e lid genoemde bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
Art. 12a Ww Wordt nader bezien in het kader van het wetgevingstraject volgend op evaluatie welstandstoezicht (wijziging Ww en Wro). Huidige aanpassingen zijn slechts beleidsneutraal.
Art. 12c Wij stellen voor de onder O genoemde wijzigingsvoorstellen in te trekken (echter wel de aanduiding “lichte bouwvergunning” te wijzigen in “omgevingsvergunning”) en geven in overweging art. 12a een bepaling op te
Art. 12c Ww Wetstechnisch is dit niet mogelijk, daar de categorie aanwijzing van de lichte bouwvergunning in het Bblb vervalt.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 11 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
nemen als volgt, die art.7 Bblb als het ware integreert: 5. Om gebruik te kunnen maken van het gestelde onder art. 12c lid b dienen de daarop toe te passen criteria als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet ten aanzien van het bouwen, bedoeld in artikel 4, de welstand uitputtend te beschrijven en uitsluitend betrekking te hebben op de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur. Art. 40a Omdat we de definitieve tekst van Bor en Mor nog niet kennen benadrukken we, dat het wenselijk is de formulering omtrent later in te dienen gegevens zodanig op te zetten, dat naast hetgeen in de vorm van voorwaarden bij de vergunningverlening wordt genoemd ook andere gegevens naderhand te kunnen opvragen, als dit in het belang van verantwoorde uitoefening van toetsing en toezicht nodig is.
Art. 40a Net als nu is dit straks ook mogelijk. Dit zal worden geregeld n art. 4.7 van het Bor (zie ook de toelichting bij dat artikel).
Art. 57 In veel gemeenten is de verspreiding van huis-aan-huis-bladen ontoereikend, wensen veel inwoners via Nee-Nee-stickers op hun brievenbus dergelijke papieren spam niet te ontvangen2 en is digitale informatievoorziening meer en meer in opmars. Het behouden van het register en het koppelen daarvan aan de website van de gemeente ligt ons inziens meer voor de hand dan het schrappen ervan.
Art. 57 Indien bewoners ervoor kiezen een Nee-Nee sticker op hun brievenbus te plakken, kiezen zij er bewust voor bepaalde informatie niet te willen ontvangen. De consequentie komen hiermee voor hun rekening. Overigens gaan steeds meer gemeenten over tot het “publiceren” van dergelijke informatie op de website van de gemeenten.
Art. 92 Art. 92 dat de handhaving van de Woningwet aan de Wabo koppelt, wekt verwondering door het uitzonderen van art.5.2 (taken bevoegd gezag) en 5.26 (kostenverhaal) zonder enige toelichting.
Art. 92 Deze twee artikelen zijn nu in de artikelsgewijze toelichting toegelicht: “Artikel 5.2 wordt buiten toepassing gelaten, omdat de definitie van bevoegd gezag waarvan in dat artikel wordt uitgegaan beperkter is dan de definitie van bevoegd gezag in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Ww. Daarom kan hierbij niet worden aangesloten en is in de aanwijzing van het tot handhaven bevoegd gezag afzonderlijk voorzien bij artikel 92, eerste lid. Artikel 5.26 wordt buiten toepassing gelaten, omdat dit artikel betrekking heeft op het kostenverhaal in verband met het beheer van afvalstoffen. Dit aspect speelt niet in het kader van de toepassing van de Ww”.
Art. 100 e.v. lijkt qua nummering in de toelichting onder GG niet te kloppen met de huidige wetstekst: 100aa, 100ab, 100ba komen in de huidige wet niet voor; wel 100, 100a, 100b, 100c, 100d en 100e.
Art. 100 e.v. De Woningwet is op 1 juli 2008 nog gewijzigd (via Invoeringswet Wro). Bij die wijziging is artikel 100 e.v. vernummerd.
e
In de algemene toelichting zijn onder Woningwet op p.20 in de 1 alinea ons inziens de hieronder vet weergegeven tekstuele correcties nodig: bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 12 van 14
De voorgestelde tekstuele correcties zijn overgenomen.
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
“Verder zal, maar dit valt buiten het bereik van de invoeringswet, de bouwverordening in verband met het slopen van een bouwwerk moeten worden aangepast en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken ten aanzien van het in gebruik nemen of houden van een bouwwerk met het oog op de brandveiligheid bij de in deze amvb aangegeven categorieën gevallen.” Art. 3.10 Vvgb/projectbesluit In alle gevallen waarin de omgevingsvergunning samenloopt met het projectbesluit is een vvgb van de raad nodig. Gezien de benodigde proceduretijd, adequate informatie-uitwisseling en vergaderfrequentie van de meeste gemeenteraden zal dit gemiddeld meer tijd kosten dan de in de Wro art. 3.10 aangegeven mogelijkheden, waarin de ‘lichtere’ gevallen immers aan b&w kunnen worden gedelegeerd. Dit effect strookt ons inziens niet met de bedoelingen van het wetsontwerp.
Art. 3.10 Vvgb/projectbesluit In het stelsel van de Wabo biedt het BOR de mogelijkheid voor de gemeenteraad om de bevoegdheid tot verlening van een verklaring van geen bedenkingen te delegeren aan B&W. Daarmee kan het doel worden bereikt. Overigens komt de krappe proceduretermijn in een ander daglicht te staan, wanneer daarbij het feit betrokken wordt dat bij ingrijpende projecten vooraf inspraak wordt verleend en bij beoordeling van die inspraak of het project veelal de gemeenteraad wordt betrokken. In zo’n situatie zal de vvgb niet tot vertraging hoeven te leiden. Ook bij eenvoudige aanvragen lijkt het niet waarschijnlijk dat de vvgb tot vertraging leidt.
Sloop en asbestverwijdering We concluderen dat wanneer een sloopactiviteit op grond van het Asbestverwijderingsbesluit vergunningplichtig is, ook deze vergunning via de bouwverordening integreert in de omgevingsvergunning. Dit leidt er toe, dat voor dergelijke vergunningen de behandeltijd wordt verdubbeld van 4 naar 8 weken, en dat vervolgens nog eens 6 weken wachttijd ingaat alvorens het besluit in werking treedt. Weliswaar hoeft het bevoegd gezag er geen 8 weken over te doen als het ook in 4 weken kan, maar uit een oogpunt van verwachtingenmanagement en ter voorkoming van misverstanden zien we het als zeer noodzakelijk om deze wijziging ook naar de asbestbranche toe zeer goed te communiceren. De toename van 4 naar 14 weken (!) sluit ons inziens niet goed aan bij de praktijk en past niet onder de noemer “regels die werken, lasten beperken”. Zo’n wijziging kan zelf illegaliteit uitlokken vrezen wij. Wij denken daarom, dat het verstandiger is om de vergunning voor asbestverwijdering alleen in de omgevingsvergunning te integreren als er zwaarwegende nadelen zitten aan een separate vergunning daarvoor.
Sloop en asbestverwijdering De wachttijd is geregeld in art. 6.1, tweede lid, onder a, onder 20, Wabo ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen. De verlenging van de termijn vloeit voort uit de integratie van deze toestemming in de omgevingsvergunning, waarbij er aangesloten moest worden op de reguliere procedure (teneinde de nagestreefde uniformering van de procedures in stand te laten).
De melding integreert of haakt volgens de Helpdesk niet in/aan bij de omgevingsvergunning, al spreekt VROM (DGWWI/BO/BK) dit weer tegen. Uitsluitsel hierover is dringend gewenst.
De melding integreert / haakt niet aan.
Het grensgebied tussen vergunning en melding is in de praktijk veel diffuser dan
Het is niet geheel duidelijk wat dan de problemen in de praktijk zijn.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 13 van 14
Externe reacties op Voorontwerp Invoeringswet Wabo Reagerende partij: inspraakreactie
Reactie
de wetgever veronderstelt. Wij denken dat het noodzakelijk is de Invoeringswet te gebruiken om op dit punt duidelijkheid te scheppen of op dergelijke handhaving het regime van de Wabo van toepassing is of niet. VNO-NCW, Stuurgroep JZ: - de Invoeringswet kent een zeer positieve insteek voor wat betreft de Wabo; - de koppeling – op straffe van niet-ontvankelijkheid – van de aanvraag om omgevingsvergunning in art. 1.3a en 8.41a Wm leidt onnodig tot inflexibiliteit. Het zou een bedrijf vrij moeten staan om bijvoorbeeld eerst een bouwvergunning aan te vragen en vervolgens te melden op basis van het Activiteitenbesluit, zeker als sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw;
V.k.a. Als bijvoorbeeld bij de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw nog niet precies duidelijk is welke milieurelevante activiteiten gaan plaatsvinden, dan hoeft nog niet gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen gemeld te worden (dan is ook huidige coördinatieregeling niet van toepassing). Wanneer al wel duidelijk is dat er sprake is van een meldingsplichtige milieu-activiteit is gelijktijdige melding wel vereist. Op wordt de naleving van de meldingsplicht bevorderd en kunnen eventuele maatwerkvoorschriften worden afgestemd op de betrokken omgevingsvergunning.
- EZ is nog steeds bevoegd gezag voor wat betreft de mijnbouwmilieuvergunning, Nota van genomen. maar het IPO wil graag dat provincies bevoegd gezag worden. Het bedrijfsleven wil dat niet; - Bouwend Nederland ziet veel gebeuren achter de gemeentelijke loketten. De bureaucratie zal naar verwachting nog verder verminderen;
V.k.a.
- Kan de rechter een vvgb afdwingen als er een fictieve weigering is ontstaan als gevolg van het ontbreken van een vvgb?
Van een fictieve weigering van een omgevingsvergunning zal nooit sprake zijn. Het bevoegd gezag kan tegen het niet-geven van een beschikking m.b.t. een vvgb beroep instellen. De rechter kan in beroep in dat geval afdwingen dat het betrokken bestuursorgaan alsnog een beslissing neemt omtrent de vvgb.
bijgewerkt: 5 december 2008 pagina 14 van 14