2
EXPO - WONEN OP WIELEN: GRAAG EEN PLAATS “Wonen op wielen: graag een plaats” is te bezoeken in Atlas vanaf woensdag 9 november 2011 tot en met dinsdag 31 januari 2012. De toegang is gratis. Wonen op wielen is een fotoproject van de stad Mortsel, in samenwerking met de bewoners van het terrein Gasthuishoeven. Samen met de fotografen Walter Busschots en Mark Pas gingen ze op zoek naar hun identiteit. Dit resulteerde in portretten van volwassenen en kinderen, sfeerbeelden van het dagelijkse leven en foto’s van bijzondere momenten. De beelden van de fotografen en de teksten van onder andere de woonwagenbewoners zelf tonen dat ieder mens hetzelfde wil: een plek om te spelen, te leven en gelukkig te zijn. Enerzijds brengt de expo een positief beeld van woonwagenbewoners. Anderzijds kaart ze ook het tekort aan standplaatsen aan. Atlas Publiekswerking voegde hier paneelteksten aan toe met extra duiding. Wij ontwikkelden in het kader van de expo een hele randprogrammatie met infosessie en debat, de matinee van de woonwagen, filmvoorstellingen en bezoeken aan een aantal woonwagenterreinen. Meer hierover op http://www.atlas-antwerpen.be/!
3
WONEN OP WIELEN – EDUCATIEF DOSSIER Van plan om met jouw leerlingen of groepen de tentoonstelling te bezoeken? Atlas biedt deze keer geen geleide bezoeken aan maar je kunt de tentoonstelling natuurlijk ook zonder Atlas-begeleiding bezoeken. Dit bescheiden dossiertje is in de eerste plaats bedoeld voor leerlingen van de tweede en derde graad als een bundeling van een aantal taakgerichte activiteiten die hen door de tentoonstelling leiden. Sommige activiteiten vormen het aanvullend lesmateriaal waarmee je in de klas verder ter voorbereiding of nabespreking kunt werken rond het thema van de tentoonstelling. Dit pakket werd bewust klein gehouden omdat er heel binnenkort een educatief pakket over woonwagenbewoners verschijnt, ontwikkeld door Kleur Bekennen (www.kleurbekennen.be) in samenwerking met RIMO Limburg (http://www.rimo.be/). Tot onze vreugde konden wij al een werkversie inkijken en mochten we als sneak preview 1 van de 20 methodieken opnemen in dit dossier, namelijk “Het loopt op wieltjes!... Of toch niet?” (blz 14) waarbij leerlingen reflecteren over verschillende woonvormen en leren bij over de woonwagen als woonvorm voor de Voyageurs. Meer hierover vindt u ongetwijfeld binnenkort op hun respectievelijke websites, alvast iets om naar uit te kijken! Aanvullend is er ook een selectielijst van literatuur en beeldmateriaal over Roma en Woonwagenbewoners. Al dit materiaal is te verkrijgen bij het Provinciaal Documentatiecentrum Atlas (docAtlas; www.docatlas.be), ook gevestigd in het Atlasgebouw (Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen). Ook Kleur Bekennen heeft hier zijn documentatiecentrum. Veel plezier met de expo, dit dossier en de randprogrammatie! Atlas Publiekswerking Carnotstraat 110 2060 Antwerpen http://www.atlas-antwerpen.be/
voor meer informatie:
[email protected] tel + 32 3 338 7113
4
INHOUDSTAFEL Bij bezoek aan de tentoonstelling: Werkbladen Werkblad 1: Beeld en reflectie………………………………….………. Werkblad 2: Expo Rally…………………………………………...……. Werkblad 2 Oplossing: Expo Rally……………………………..….…… Werkblad 3: Waar Wonen…...…...…………………………...…..…….
blz 5 blz 6 blz 8 blz 12
Voor of na het bezoek aan de tentoonstelling: Lesmateriaal Lesmateriaal 1: Waaraan denk je……………………………………… Lesmateriaal 2: Het loopt op wieltjes! Of toch niet?.......................... Lesmateriaal 3: Bargoens………………………………………………. Lesmateriaal 3 Oplossing: het Bargoens……………………………… Lesmateriaal 4: De krant………………………………………….…..…
blz 13 blz 14 blz 20 blz 21 blz 23
Bijlage de levenswijze van de voyageurs………………....…………………… blz 27 A. Wonen…………………………………………………….. blz 27 B. Huishouden…………………………………………….… blz 28 C. Onderwijs………………………………………………… blz 28 D. Arbeid……………………………………………………… blz 30 E. Godsdienst…………………………………………………blz 31 F. Gezondheid……………………………………………….. blz 32 G. Niet te tellen……………………………………………… blz 33
5
WERKBLAD 1: BEELD EN REFLECTIE Sta stil bij een aantal foto’s en teksten Kies 1 foto en schrijf hieronder waarom je deze in het bijzonder aansprak. Is deze herkenbaar, mooi, lelijk, exotisch, romantisch, stereotyperend, verrassend…? Waarom? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Welke naam hebben de fotografen aan deze foto gegeven? Verandert dit nu de manier waarop je naar deze foto kijkt? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Welke foto bevestigt jou in jouw vooroordelen of clichébeeld van een “zigeuner”? Waarom? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Welke foto spreekt net je ideeën en beelden over “zigeuners” tegen? Waarom? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Vul zelf aan: “Een woonwagen is... “ ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Ga hierna naar het voorlaatste paneel “Bewoners aan het woord” en lees wat woonwagenbewoners zelf invulden op de vraag “Een woonwagen is... “ Wat heb jij ook genoteerd? Wat niet? Wat verrast je in hun associaties? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Ga naar het allerlaatste paneel “Een mooi leven – Samenzijn” en lees wat enkele vrouwen schreven over wat ze willen doorgeven aan mensen die in huizen wonen. Wat vind jij mooi hierin? Verrassend? Leerrijk? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
6
WERKBLAD 2: EXPO RALLY Ga in de tentoonstellingspanelen op zoek naar volgende informatie: 1. Zijn alle zigeuners woonwagenbewoners? Waarom wel of niet? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. Zijn alle zigeuners allochtoon? Waarom wel of niet? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3. Wat is de officiële definitie van een woonwagenbewoner? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 4. Wonen alle woonwagenbewoners in een woonwagen? ………………………………………………………………………………………………….. 5. Welke woonvormen bestaan er allemaal bij de groep van woonwagenbewoners? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 6. Hoeveel Voyageurs-, Roms- en Manoesjen-gezinnen zijn er ongeveer in België? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 7. Welke groep is het langst aanwezig in België? Het minst lang? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 8. Wat is het verschil tussen Roms en Roma? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 9. Hoe noemen zigeuners zelf de holocaust of vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog? ………………………………………………………………………………………………….. 10. Bargoens is een geheimtaal die in de eerste helft van de twintigste eeuw werd gehanteerd door mensen aan de zelfkant van de samenleving, zoals daklozen en zogenoemde landlopers, rondtrekkende handelaren en (markt)kooplieden en kermisklanten, en onderwereldfiguren. Welke bevolkingsgroep gebruikt nog Bargoense woorden? …………………………………………………………………………………………………..
7 11. Welke groepen van mensen worden niet tot de woonwagenbewoners gerekend? Waarom niet? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 12. Welke rondreizende beroepen kennen we nog in België? ………………………………………………………………………………………………….. 13. Hoe noemt de rondtrekkende religieuze gemeenschap die in de zomer van 2010 voor zoveel heisa zorgde in Vlaanderen? ………………………………………………………………………………………………….. 14. Wat zijn de 4 culturele kenmerken die woonwagenbewoners delen? Plaats die bij volgende uitspraken: • “Met 1 achterste kan je niet op 2 paarden zitten”: …………………………………….…….. • “Geen baas, geen knecht”: ……………………………………………………………………. • “Als ze je wat geven, eet mee – als ze je slaan, vertrek”: ………………………………….. • “Onderweg is het altijd NU”: ……………………………………………………….………….. Welke culturele kenmerken spreken je wel aan of herken je misschien vanuit je eigen achtergrond? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 15. Welke 2 soorten woonwagenterreinen bestaan er? Wat is het verschil tussen beide? Wat is het verschil met een camping? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 16. Hoeveel plaatsen tellen de Antwerpse terreinen? ………………………………………………………………………………………………….. 17. Hoeveel woonwagenterreinen zijn er in Vlaanderen? ………………………………………………………………………………………………….. 18. Hoeveel % van de woonwagenbewoners heeft eigenlijk nood aan een vaste standplaats? ………………………………………………………………………………………………….. 19. Als je weet dat een terrein ideaal 15 standplaatsen groot is, hoeveel woonwagenterreinen zouden er in Vlaanderen dan moeten bijkomen? ………………………………………………………………………………………………….. 20. Wat is een dubbelstaander? ………………………………………………………………………………………………….. (oplossing op blz 8)
8
OPLOSSING WERKBLAD 2: EXPO RALLY Ga in de tentoonstellingspanelen op zoek naar volgende informatie: 1. Zijn alle zigeuners woonwagenbewoners? Waarom wel of niet? Nee, woonwagenbewoners zijn in België een kleine minderheidsgroep met toch een zeer specifieke eigenheid en culturele achtergrond. Ze worden vaak verward met ‘zigeuners’. En zowel burgers als beleidsinstanties hebben (ook nu nog) een verkeerd en veelal negatief beeld over deze bevolkingsgroep. Nochtans gaat het om autochtone Belgen die er gewoon, omwille van hun cultuur, voor kiezen om te wonen “op wielen”. Het woord “Zigeuner” wordt dan wel algemeen gebruikt als verzamelnaam voor de woonwagenbewoners die uit het buitenland naar hier zijn gekomen, de term heeft een te negatieve bijklank en is geen aanvaard verzamelbegrip waaronder deze mensen zelf wensen opgenomen te worden. Op internationaal niveau gebruikt men vaak de term Roma. Maar o.m. Manoesjen en Rom (ook wel in België en Nederland Sinti genoemd) wensen hier niet mee onder opgenomen te worden. 2. Zijn alle zigeuners allochtoon? Waarom wel of niet? Neen, de meeste woonwagenbewoners zijn etnische Belgen. Zie voorgaande antwoord. 3. Wat is de officiële definitie van een woonwagenbewoner? Woonwagenbewoners zijn personen die legaal in België verblijven, in een woonwagen wonen of woonden, of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. 4. Wonen alle woonwagenbewoners in een woonwagen? Neen, sommigen wonen ondertussen in een huis (tegen hun wil). veel woonwagenbewoners wonen dan wel tijdelijk of definitief in huizen, zij blijven onverminderd opgenomen in hun oorspronkelijk milieu! 5. Welke woonvormen bestaan er allemaal bij de groep van woonwagenbewoners? Alles van woonwagens, over chalets, grote stacaravans tot huizen. Van ambachtelijke pareltjes tot luxueuze bungalows op wielen. 6. Hoeveel Voyageurs-, Roms- en Manoesjen-gezinnen zijn er ongeveer in België? In Vlaanderen wonen ongeveer 1000 gezinnen in een woonwagen: ongeveer 680 Voyageurs-, 225 Roms- en 75 Manoesjen-gezinnen. 7. Welke groep (Voyageurs, Roms, Manoesjen, Roma) is het langst aanwezig in België? Het minst lang? Het langst zijn hier de Manoesjen, het minst lang de Roma. 8. Wat is het verschil tussen Roms en Roma? Roma zijn geen woonwagenbewoners en vaak veel later naar België gekomen. Roma worden wel tot de groep “zigeuners” gerekend. 9. Hoe noemen zigeuners zelf de holocaust of vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog? De Verslinding of Porajmos
9 10. Welke bevolkingsgroep spreekt nog soms Bargoens? De oudere Voyageurs. Het woord Bargoens is volgens Van Dale waarschijnlijk afkomstig van het Franse baragouin dat zoveel betekent als "onbegrijpelijke taal". De Fransen zouden het woord hebben gebaseerd op het voor hen onverstaanbare "Bara! Gwin!" dat men Bretonse soldaten in herbergen kon horen uitroepen. ("Bara! Gwin!" is Bretons voor "Brood! Wijn!"). Overigens vinden niet alleen Fransen dat onbegrijpelijk taalgebruik klinkt als "barabarabara": de Grieken uit de oudheid noemden vreemde volkeren barbaroi, een imitatie van de klanken die die volkeren volgens de Grieken voortbrachten; in het Nederlands kennen we het klanknabootsende woord brabbelen en een beproefde theatertruc om geroezemoes na te bootsen is de acteurs voortdurend het woord rabarber te laten herhalen. (uit http://nl.wikipedia.org/wiki/Bargoens). 11. Welke groepen van mensen worden niet tot de woonwagenbewoners gerekend? Waarom niet? Roma, campingbewoners, nieuwe woonwagenbewoners en rondreizende beroepen. Zij hebben allen een heel ander achtergrond, geschiedenis, soms ook cultuur en reken zichzelf ook niet tot de woonwagenbewoners. 12. Welke rondreizende beroepen kennen we nog in België? Foorreizigers, circusartiesten en binnensschippers. 13. Hoe noemt de rondtrekkende religieuze gemeenschap die in de zomer van 2010 voor zoveel heisa zorgde in Vlaanderen? Vie et Lumière (Leven en Licht), een protestantse pinkstergemeente. 14. Wat zijn de 4 culturele kenmerken die woonwagenbewoners delen? Welke spreken je wel aan of herken je misschien vanuit je eigen achtergrond? Bron: “Service-pakket Woonwagenbewoners in de kijker” door RIMO Limburg Belangrijke opmerking/waarschuwing: Deze kenmerken zeker niet voor iedereen in gelijke mate opgaan. De plaats van het individu en het gezelschap waarbinnen hij zich bevindt, oefenen immers een belangrijke invloed uit. Ook de tijd brengt verandering met zich mee. Eigenschappen die tien of vijftien jaar geleden nog opvallend aanwezig waren, zijn ondertussen in veel mindere mate of zelfs helemaal niet meer aanwezig. Net als de rest van de maatschappij, leven ook woonwagenbewoners in een steeds veranderende samenleving. Lees de onderstaande kenmerken daarom als achtergrond om woonwagenbewoners van vandaag beter te begrijpen en niet als zijnde kenmerken van woonwagenbewoners vandaag de dag. Het kan een beeld geven van waaruit bepaalde vooroordelen tegenover deze bevolkingsgroepen zouden kunnen zijn ontstaan. De 4 culturele kenmerken zijn: Met 1 achterste kan je niet op 2 paarden zitten”: Wij & Zij Een geschiedenis van uitsluiting en vervolging door de burgermaatschappij kan niet anders dan leiden tot een diepe kloof tussen burgers en woonwagenbewoners. Deze kloof werd voortdurend in stand gehouden zowel door de woonwagenbewoners als door de burgers. Op die manier zijn er haast twee verschillende werelden ontstaan. Woonwagenbewoners trokken zich terug in hun eigen groepen en cultiveerden hun eigenheden, dynamiek en interactievormen. De familie of groep vormt de basis van de nomadische maatschappij. Dit is een uitgebreid familie- of groepsverband waarin ook nietbloedverwanten opgenomen kunnen zijn. Deze groepen vormen een eenheid tegenover de burgermaatschappij. Ze maken dus een onderscheid tussen henzelf en de burgers. Zo ontstaat er een dubbele houding tegenover de maatschappij. Enerzijds hebben ze het gevoel uitgesloten te worden en anderzijds sluiten ze zichzelf van de buitenwereld af. Het is een voortdurend spel van wederzijds aantrekken en afstoten. Een diep wantrouwen is deel gaan uitmaken van hun identiteit. Het is een reactie op discriminatie en stigmatisering die ze al eeuwen ervaren en waarmee ze nu nog voortdurend
10 af te rekenen krijgen. Dit gaat tevens gepaard met een gevoel nog veel tegoed te hebben van de maatschappij, een legitimering voor hun manier van leven. - Burgerinstanties probeerden op hun beurt steeds weer om woonwagenbewoners te ‘verburgerlijken’ door hun identiteit te negeren en hen eisen op te leggen waaraan ze gezien hun achterstelling niet konden voldoen. Vandaag de dag zien we dat de woonwagenbewoners niet meer volledig in hun eigen wereldje leven. Er is een nieuwe dynamiek op gang gekomen waarbij de woonwagenbewoners een stuk opener staan tegenover de burgerwereld. “Onderweg is het altijd NU”: Hier & Nu Nomadisme betekent rondtrekken. Ongebondenheid aan tijd en ruimte zijn hiervan het gevolg. Woonwagenbewoners leven in een eeuwigdurend NU. Ze plannen weinig op lange termijn. Hun leven, werken en wonen vormen een eenheid. Daarom vindt de opdeling in levenssferen van de burgermaatschappij (school, werk, thuis, ontspanning, godsdienst) weinig aansluiting in hun denkwereld. Vandaag de dag trekken de meeste Voyageurs niet meer rond en zien we dat ze een lokaal leven gaan uitbouwen. “Als ze je wat geven, eet mee – als ze je slaan, vertrek”: overleven/plantrekken/flexibiliteit Onder alle omstandigheden uw plan trekken, is een leuze die er bij woonwagenbewoners van kindsaf ingelepeld wordt. Iedereen moet snel en accuraat kunnen reageren op de dingen die zich voordoen. Daarom dienen de jongeren meerdere beroepen te kennen, veel psychologisch doorzicht te verwerven en zich te kunnen handhaven in alle mogelijke situaties en sociale relaties. Hun fierheid moet hun allround vakmanschap worden. Als een beroep vandaag niet meer loont, schakelen ze morgen over op een ander (tweedehandsauto’s, schroot, ambulante handel, …). In loondienst werken, trekt hen niet aan. Zelfstandige arbeid wordt hoog in het vaandel gedragen. Momenteel levert dit een moeilijke overgang op naar lokale inbedding. “Geen baas, geen knecht”: iedereen gelijk Voyageurs en Zigeuners zijn niet op een hiërarchische wijze georganiseerd. De “Zigeunerkoningen” (uit vertelsels en operettes) behoren dan ook tot de vele mythen die rond deze bevolkingsgroepen hangen. In de meeste groepen woonwagenbewoners is iedereen voor elkaar “gelijk”, d.w.z. dat niemand gezag over een ander kan uitoefenen. Men spreekt daarom over een egalitaire structuur. Binnen de beperktere familiekring is er nog een zeker gezag van de grootouders tegenover hun kinderen en kleinkinderen. Hetzelfde soort respect bestaat er van kinderen tegenover de ouders en bij uitbreiding: van jongeren tegenover ouderen. Tegelijk stellen we ook vast dat in de opvoeding van de kinderen vrijheid en onderhandeling basiselementen zijn. Elke kleine woonwagenbewoner groeit als het ware op in zijn eigen koninkrijk. Vooral in de “mannenzaken” komt dit het meest tot uiting: De handel, het beheer van een woonwagenterrein, e.d. Alle afspraken gebeuren er tussen individuen. Dit brengt heel wat complicaties mee voor de instellingen uit de burgermaatschappij (een school die een programma wil opstarten rond spijbelen; een stadsbestuur dat afspraken met de bewoners wil rond het onderhoud van een woonwagenterrein; een ziekenhuis dat het bezoek wil regelen; een integratieraad die inspraak wil organiseren via zelforganisaties). In de “vrouwenzaken” als opvoeding, huishouden, gezondheidszorg is de oma / schoonmoeder de centrale figuur. De sterke sociale controle zorgt ervoor dat iedereen iedereen kent: wie te ver buiten de schreef loopt wordt via onderlinge commentaar tot de orde geroepen. Vandaar dat er soms kleine, soms grote verschillen bestaan tussen de vele groepen woonwagenbewoners. Maar binnen elke groep blijven de belangen van de groep primeren boven die van het individu.
15. Welke 2 soorten woonwagenterreinen bestaan er? Wat is het verschil tussen beide? Wat is het verschil met een camping? Residentiële en doortrekkersterreinen. Op een doortrekkersterrein kan je maximum 2 werken terecht. Een camping is bedoeld voor toeristen en voor veel arme mensen, vaak de laatste uitwijkplaats na een crisissituatie. Campingbewoners zijn gewone burgers die geen nomadische afkomst hebben. Een woonwagenterrein is voor woonwagenbewoners. 16. Hoeveel plaatsen tellen de Antwerpse terreinen? 24 in Deurne, 14 in Wilrijk (residentieel) en 18 aan de d’Herbouvillekaai (doortrekkers), samen dus 56 standplaatsen.
11 17. Hoeveel woonwagenterreinen zijn er in Vlaanderen? 30 residentiële en 4 doortrekkersterreinen, samen dus 34. 18. Hoeveel % van de woonwagenbewoners heeft eigenlijk nood aan een vaste standplaats? Van de 1000 gezinnen hebben er maar een 500-tal een vaste plaats. 50% dus. 19. Als je weet dat een terrein ideaal 15 standplaatsen groot is, hoeveel woonwagenterreinen zouden er in Vlaanderen dan moeten bijkomen? 500 gedeeld door 15 is dus ongeveer 33 terreinen tekort. 20. Wat is een dubbelstaander? Een gezin zonder een eigen plek die hun woonwagen bij op een standplaats zetten waar er al een staat. Vaak zijn dit kinderen van personen met een standplaats.
12
WERKBLAD 3: WAAR WONEN Laat de leerlingen volgende vragen beantwoorden na het bezoeken van de tentoonstelling: (zie lesmateriaal 2 voor een uitgebreidere klassikale oefening)
Waarom zou jijzelf graag in een woonwagen of op een woonwagenterrein wonen? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Wat lijken voor jou de voor- en nadelen hiervan te zijn? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Wat zijn de voor- en nadelen van het wonen in een huis? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Waarom is het vandaag de dag niet zo evident om te kiezen om te wonen “op wielen”. Waarom is dat denk je? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
13
LESMATERIAAL 1: WAARAAN DENK JE Voor een bezoek aan de tentoonstelling: Waaraan denk je als je het woord “woonwagenbewoners” hoort?
POSITIEF …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..…
NEGATIEF ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………
Waaraan denk je als je het woord “zigeuner” hoort? POSITIEF …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..…
NEGATIEF ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………
Na het bezoek: Bekijk de tentoonstelling en probeer zelf te achterhalen waar jouw associaties juist en fout waren. JUIST …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..… …………………………………..…
FOUT ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………
14
LESMATERIAAL 2: HET LOOPT OP WIELTJES!... OF TOCH NIET? “WOONWAGENBEWONERS IN DE KIJKER” LESPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS
een samenwerking van In Avant Première! De leerlingen reflecteren over verschillende woonvormen en leren bij over de woonwagen als woonvorm voor de Voyageurs Praktisch Leerlingen In kleine groepjes, nadien klassikaal Tijdsduur + 20 minuten per onderdeel, OF 1 lesuur Vak Nederlands, PAV en geschiedenis Materialen - Flip-over en stiften of bord en krijt - 8 Foto’s: evolutie woonwagen, in bijlage - Infoblad “evolutie van de woonwagen”, in bijlage - Tekenpapier / potloden voor het maken van een schets VOET Context 4, Omgeving en duurzame ontwikkeling 4, zoeken naar duurzame oplossingen om de lokale en globale leefomgeving te beïnvloeden en te verbeteren Context 5, Politiek-juridische samenleving 5, tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers, organisaties en overheid Context 7, Socioculturele samenleving 1, beschrijven de dynamiek in leef en omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale en culturele groepen 2, gaan constructief om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen 3, illustreren het belang van sociale samenhang en solidariteit De volgende kwaliteiten worden ontwikkeld vanuit de gemeenschappelijke stam: De leerlingen worden uitgedaagd om kritisch te denken, respect te hebben voor andere culturen, hun beeldvorming in vraag te stellen en een open en constructieve houding aan te nemen naar mensen die anders leven. Methodiek Vertrekkende vanuit de eigen “woon wensen” van de leerlingen, reflecteren de leerlingen over wonen als onderdeel van de identiteit. Er wordt een discussie op gang getrokken over de woonwagen als woonvorm, het verschil met een huis, de evolutie van beide woonvormen, en waarom Voyageurs toch vast houden aan die woonwagen. Het feit dat niet iedereen in een bakstenen huis woont, maar dat er tal van verschillende andere
15 woonvormen zijn, wordt onder de aandacht gebracht. Deze methodiek kan al van in het begin van het project gebruikt worden. Er is geen echte voorkennis verreist.
Korte inhoud Huisvesting is belangrijk. Je woonsituatie heeft invloed op je gezondheid en op je onderwijsprestaties, je deelname aan de samenleving, je latere werk. Omdat wonen in al deze domeinen een bepalende factor is, heeft de Vlaamse overheid in 1996 de Vlaamse Wooncode opgesteld. Daarin stelt de Vlaamse overheid: “Iedereen heeft recht op menswaardig wonen. Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.” Maar wat kunnen we hieronder verstaan? De leerlingen denken hier zelf over na. De bedoeling hiervan is dat de leerlingen ontdekken dat iedereen bepaalde verwachtingen heeft over de eigen leefomgeving en dat die van woonwagenbewoners of die van burgers daarom niet zo veel hoeven te verschillen. De leerlingen staan stil bij de vraag waarom beiden dan toch zo erg onderscheiden worden van elkaar. Evolutie van een woonvorm Laat de leerlingen in kleine groepjes nadenken over hoe een woonwagen er eigenlijk uitziet, hoe groot een woonwagen is (afmetingen), wat er typisch bij hoort, enz. en laat hen hier een tekening / schets van maken. Deze schetsen worden nadien in de klas aan de anderen getoond en kort toegelicht. Wedden dat de meeste leerlingen het beeld van de “kapkar” of “paard en kar” zullen schetsen? Enkelen zullen misschien voor een caravan of mobilhome gaan. Maar er zullen slechts weinigen zijn die denken aan de woonwagen zoals we die vandaag de dag op een woonwagenterrein aantreffen. Om hen hierover te laten nadenken kan je vragen of ze verschil zien tussen de gewone huizen van vroeger (denk aan Bokrijk) of de huizen van nu, en als ze verschil tussen de huizen zien, zou er dan ook verschil zijn tussen de woonwagens? Laat hen hierover discussiëren. Een top-5 / top-10 van eisen Deel 1: De ideale woning Laat de leerlingen individueel of per twee nadenken over “hun ideale huis”. Waaraan moet een huis voldoen volgens hen? Laat hen een top 10 opmaken van de eisen die ze stellen aan hun eigen woning. Geef de leerlingen kort de tijd om hun “eisen” op papier te zetten. Bespreek nadien in groep de resultaten en bundel de verschillende eisen op het bord of flip-over. Eventuele eisen die leerlingen zouden kunnen geven: o Huis met een grote tuin o Niet te duur (betaalbaar) o In een rustige buurt o Appartement in de stad o Er moet een lift zijn (hou niet zo van trappen) o Groot genoeg zodat oma en opa er ook kunnen wonen o Kort bij het centrum gelegen zodat ik kan shoppen o Huisdieren moeten toegelaten zijn
16 o energiezuinig / ecologisch verantwoord o Een garage o Veel ramen o 2 verdiepingen o … Deel 2: De ideale woonwagen Laat de leerlingen op dezelfde manier als hiervoor aan de slag gaan, maar ditmaal moeten ze nadenken over de eisen waaraan zij denken dat een woonwagen volgens woonwagenbewoners moet voldoen (een top-5 is hier al voldoende). Bundel ook hier weer in groep alle eisen die worden geopperd en bespreek de resultaten. Eventuele eisen die leerlingen zouden kunnen geven: o Naast een bos o Groot genoeg o Moet verplaatsbaar zijn o Goedkoop o Douche / wc in de wagen o Veilige buurt o … Deel 3: Nabespreking Leg nu de twee lijsten met eisen naast elkaar. In hoeverre stemmen ze overeen? Waar zit het verschil in verwachtingen tussen een woonwagen en een huis? Is dit een groot of een klein verschil? Waar verschillen beiden fundamenteel? Kennismaken met de woonwagen van de Voyageur Geef je leerlingen de opdracht om alle verschillende woonwagens in chronologische volgorde te plaatsen (zie hierna). Voor de leerkracht is er een extra infoblad voorzien waarop bijkomende uitleg staat bij de foto’s en dat de oplossingssleutel is (zie hierna). Alternatieve woonvormen Voor deze methodiek laat je de leerlingen nadenken over andere vormen van wonen. Het merendeel van de bevolking woont in een bakstenen huis of appartement, maar toch zijn er nog heel wat andere manieren van wonen. Kunnen de leerlingen verschillende alternatieve woonvormen bedenken? Enkele voorbeelden: Wonen in een weekendverblijf / chalet Wonen in een caravan op een camping Kangoeroewonen (twee huizen in één; om bv. de zorg voor hulpbehoevende ouders op zich te kunnen nemen) Wonen op een woonboot Wonen in een kraakpand Wonen in een loods (bv. van het familiebedrijf) … Als de leerlingen vele verschillende woonvormen hebben gevonden, volgt er een klasgesprek. Leerlingen kunnen uitwisselen hoe ze nu wonen en hoe ze zouden willen wonen: als je niet in een huis zou wonen, welke woonvorm spreekt jou dan het meeste aan? Waarom? Wat is het verschil met wonen in een huis? Zijn de meningsverschillen binnen de klas groot of klein? Wat vind je er van dat woonwagenbewoners in een woonwagen willen wonen? …
17 1
3
2
4
5
7
6
8
18
19
20
LESMATERIAAL 3: BARGOENS
Het Bargoens is een eigen subtaal van de Voyageurs die vandaag stilaan verdwijnt. Een bink is bijvoorbeeld een man, een giezeke een meisje of jonge vrouw, een gromeke een klein kindje en een klep een pintje bier. Wat zouden volgende Bargoense woorden/uitdrukkingen kunnen betekenen? - “Kom, we zijn tebie” – ………………………………………… - “Span eens naar dat gromeke” –…………..………………… - “een klep buizen” – ……………………………….…………… - “een kwant binkske” – ………………………………………… - “een kwant giezeke” –…………………….…………………… - Priemerik – …………………………………………..………… - Koters en krie – ………………………………...……………… - Lozeke – ………………………………………………..……… - Bikken –………………………………………………….……… - Talven – ………………………………………………………… - Wouten of granderikken – …………….……………………… - Jaltebrie –……………………………………………………… - Rolleman – …………………………………………..………… - Mokkel – ……………………………………………......……… (oplossing op blz 22)
21
OPLOSSING LESMATERIAAL 3: HET BARGOENS Bron: “Service-pakket Woonwagenbewoners in de kijker” door RIMO Limburg Een eigen taal: het Bargoens Het Bargoens is een eigen subtaal van de Voyageurs die vandaag stilaan verdwijnt. De vorige generatie sprak deze taal echter vrij vlot onder elkaar als er burgers in de omgeving waren. Bargoens was geen echte thuistaal. Er werd thuis een Nederlands dialect gesproken dat echter doorspekt was met Bargoense woorden en uitdrukkingen. Op die manier werden de kinderen in feite “tweetalig” opgevoed. Taal als historische bron Hun taal is nooit door henzelf neer geschreven. Ze is wel van ouders op kinderen mondeling doorgegeven, wat duidt op een zeer stevige culturele verankering van het Bargoens. Toch bestonden er al Bargoense woordenlijsten in de 16de eeuw. (Het oudste bewijs is ‘het boek van de zwervers’ (liber vagatorum) dat gedrukt werd in 1563). Hierin is een beperkte woordenlijst uit het Bargoens van toen opgenomen. Vergelijken we die met het hedendaagse Bargoens in Vlaanderen, dan vallen meteen de gelijkenissen op. Daaruit concluderen we dat autochtone rondtrekkenden een eigen ontwikkeling hebben gehad met cultuuroverdracht van de ene generatie op de andere. Het Bargoens in Vlaanderen bevat bijvoorbeeld bijna geen woorden die uit een Zigeunertaal ontleend zijn. Dit wijst toch wel op een sterke scheiding tussen deze twee groepen, zeker in het verleden. In het Bargoens van vandaag zitten Middel-Nederlandse woorden (dat is: tussen de 600 en de 1000 jaar oud), die in het Nederlands zelf uitgestorven zijn. Voyageurs trekken dus al meer dan 10 eeuwen rond op onze wegen. Tweetaligheid als interculturatietechniek Alle kinderen van Voyageurs leren in mindere of meerdere mate het Bargoens. Vroeger veel intenser dan nu, maar toch nog steeds. Belangrijk hierbij is dat ze tegelijk leerden tegen wie ze Nederlands en tegen wie ze Bargoens dienden te spreken. M.a.w. het onderscheid tussen Voyageurs en Burgers wordt met de pap mee ingelepeld. Voorbeelden van Bargoense woorden/uitdrukkingen: - “Kom, we zijn tebie” – kom, we zijn weg - “Span eens naar dat gromeke” – kijk eens naar dat kindje - “een klep buizen” – een pintje drinken - “een kwant binkske” – een knappe jongen - “een kwant giezeke” – een mooi meisje - Priemerik – pastoor - Koters en krie – een boterham met beleg - Lozeke – eitje - Bikken – eten - Talven – bedelen - Wouten of granderikken – rijkswachters - Jaltebrie – lopen! (waarschuwingskreet) - Klep – pintje bier - Rolleman – auto
22 - Mokkel – vrouw - Kwant – knap, mooi - Bink – man - Giezeke – meisje, jonge vrouw - Gromeke – klein kindje - Spannen – kijken
23
LESMATERIAAL 4: DE KRANT Opdracht: Lees de 2 krantenartikels over het thema woonwagenbewoners. Bespreek ze individueel of in groep op basis van volgende vragen: - Wat is de titel/het onderwerp van het artikel? - Welke personen/instanties komen aan bod in het artikel? Wat is hun verhaal? - Vanuit welke invalshoek is het geschreven? - Als je dit leest, wat zijn je eerste indrukken over woonwagenbewoners, en specifiek over Voyageurs? - Zou je zelf een Voyageur willen zijn? - Welke stereotypes worden hier tegengesproken of bevestigd? Welk woordgebruik wordt hier gehanteerd? - Wat heb je bijgeleerd? - Wat is je idee over de houding van de burgemeesters? - Welke mening kan voor jullie op sympathie rekenen? Welke zeker niet? Waarom? Wat is je eigen kijk? - Vergelijk de verschillende invalshoeken met elkaar. Welke houding past het best bij hoe jij zou reageren?
24
Bron: Het Laatste Nieuws
25
26
27
BIJLAGE: DE LEVENSWIJZE VAN DE VOYAGEURS Bron: “Service-pakket Woonwagenbewoners in de kijker” door RIMO Limburg “Bij een Voyageur ben je altijd welkom, ook als het niet past” gisteren en morgen…De levenswijze van de Voyageurs is in de loop van de jaren sterk veranderd, maar een aantal culturele eigenheden zijn nog springlevend, zelfs bij de jongere generatie. A. WONEN Het leven van de woonwagenbewoners speelt zich af in het hier en nu (overlevingscultuur). Ook in hun wooncultuur vinden we dit terug. Het wonen is iets tijdelijks en onderhevig aan de familiale en sociale veranderingen van het moment. • Centraal staat het samenwonen in familieverband Het begrip ‘wonen’ vullen Voyageurs anders in dan burgers. Centraal staat het samenwonen in groep. Omdat ze liever bij hun eigen familie dan met burgers verblijven, mijden ze vaak de officiële campings. Ze worden er trouwens meestal geweigerd. Het kerngezin dat in een huis verblijft, komt meer en meer voor. Maar ze binden zich minder aan een plaats. Veranderingen binnen de groep spelen dan weer wel een rol. In functie hiervan kiezen ze een verblijfplaats. De lokale context van de burgermaatschappij (buurtleven, verenigingsleven, sportinfrastructuur, …) is bij deze keuze niet bepalend. Een gezin koopt bijvoorbeeld een huis en doen een volledige verbouwing, maar verhuizen door moeilijkheden met de familie die in de buurt woont. Ook de drang om weer rond te trekken kan ervoor zorgen dat ze alles weer verkopen. Woonwagenbewoners verhuizen soms tienmaal per jaar. Voyageurs in woonwagens wonen vandaag de dag vast op een residentieel woonwagenterrein. Maar de behoefte om samen te staan in familieverband blijft ook nu nog een erg belangrijk aspect hierin. • De woonwagen als woonvorm In de loop van de geschiedenis veranderde de woonvorm van woonwagenbewoners sterk. Schuren, tenten en karren moesten plaatsruimen voor stacaravans, woonwagens en chalets. De woonwagen is een flexibele woonvorm. Hij is relatief goedkoop, vlot verplaatsbaar en snel verhandelbaar. Dit illustreert hun overlevingscultuur. Rusteloosheid en zich opgejaagd voelen, zijn hier nauw mee verbonden. Woonwagenbewoners verhuizen vaak omwille van de druk uit de maatschappij. Hun mobiele woonvorm vormt voor de Belgische Voyageurs hét symbool bij uitstek van de kloof tussen henzelf en de burgers. Het is immers nog één van de weinige uiterlijke tekenen van hun identiteit. • Ook in een huis blijf je woonwagenbewoner Toch verblijven steeds meer woonwagenbewoners noodgedwongen in een huis. Een structureel tekort aan standplaatsen en discriminatie vanuit de burgermaatschappij zijn hiervan de oorzaak. Psychosomatische klachten komen hierdoor zeer veel voor bij Voyageurs die in een huis zijn gaan wonen. Soms speelt ook de behoefte aan meer comfort mee. Gezinnen ruilen dan de stacaravan in voor een chalet en soms voor een huis. Maar zelfs een huis kopen is voor een Voyageur gewoonlijk niet iets definitiefs. Het bijbouwen bijvoorbeeld gebeurt dan ook praktisch nooit in duurzame materialen. Ook zien we vaak dat Voyageurs een huis huren/kopen en erachter gaan staan met de woonwagen. Ondanks alles blijven zij zich steeds als woonwagenbewoners bestempelen.
28 B. HUISHOUDEN Voyageurs hebben een eigen stijl van inrichten van hun woonwagen (al is deze stilaan aan het wijzigen). Ze gebruiken elementen uit de burgerwereld om hun typische levensstijl samen te stellen. Omdat velen onder hen nog nauwelijks rondtrekken, richten ze hun wagen of chalet rijkelijker in dan voordien. Die ‘eigen interieurmode’ kost geld. Wie over de nodige middelen beschikt, hoort erbij. Is dit niet het geval, dan verfraai je je interieur met van familie of vrienden gekregen of met kleinere, betaalbare voorwerpen. Het interieur, net zoals de wagen waar je mee rijdt, bepaald iemands status. Nieuwe trends past men jaarlijks in, meubels worden vernieuwd. • Franjes en porselein in een onberispelijk interieur Ze houden van meubelen met veel franjes, weelderige gordijnen, porseleinen beeldjes, spiegels en ander blinkend materiaal. Een huis of een wagen van een Voyageur is meteen herkenbaar! Plaasteren beeldjes, plastieken bloemen en afwasbare zetelovertrekken zijn erg in trek. Een woning waar dit ontbreekt, is een huis zonder stijl en ziel. Indruk maken op familie en vrienden speelt hierbij ook een rol. Net als in de rest van de maatschappij, zijn er ook bij de woonwagenbewoners veranderingen in interieurtrends te merken. Franjes en ‘prullaria’ maken hierdoor (zeker bij de jongere generatie) meer en meer plaats voor een sobere, moderne inrichting. Het interieur moet er steeds onberispelijk uitzien. Nieuw en blinkend zijn de sleutelwoorden. De woning krijgt dagelijks een grondige beurt. Is een voorwerp een beetje versleten of te lang in gebruik, vervang het dan door nieuwe dingen. In het huishouden bestaan er strenge regels inzake properheid. Hoe belangrijk is deze netheid op andere domeinen? De omgeving rond het woonwagenterrein is soms bezaaid met zwerfvuil. Die omgeving zien de woonwagenbewoners als eigendom van de burgers. Burgers moeten de nodige voorzieningen treffen (containers e.d.) wanneer woonwagenbewoners er zich komen vestigen. Een wekelijkse huisvuilophaling leidt al snel tot een proper woonwagenterrein! • Een warm onthaal met een kop koffie als teken van aanvaarding Graag geziene gasten wacht een zeer warm onthaal. Het aanbieden van een kop koffie of een gezamenlijke maaltijd, zijn tekens van aanvaarding. Weigeren staat gelijk aan het negeren van hun gastvrijheid. Woonwagenbewoners verwachten dat gasten zich aan de regels van het huishouden houden. Zwijgen over onderwerpen die ‘onrein’ zijn en schoenen uittrekken als je de wagen binnenstapt, zijn hier voorbeelden van. • Regels en taboes: niet altijd duidelijk voor buitenstaanders Gasten, vandaag goed ontvangen, kunnen morgen niet meer welkom zijn. Mogelijke reden: de gast heeft iets gezegd of gedaan dat woonwagenbewoners niet accepteren. Buitenstaanders maken snel fouten omdat ze niet ingelicht worden over de regels en taboes. Ze moeten het zelf te weten komen. Als woonwagenbewoners merken dat een burger zijn best doet om zich aan hun levensstijl aan te passen, dan wordt hij makkelijker aanvaard. C. ONDERWIJS De school is iets typisch voor de burgermaatschappij. Woonwagenbewoners bekeken het daarom met een grote dosis wantrouwen: op school konden kinderen burgermanieren leren en dat vormde een bedreiging voor de Voyageur-cultuur. Daarom kwamen conflicten tussen school en doelgroep veelvuldig voor. De school wekte weinig interesse op, ook omdat de leerstof voor de ouders te moeilijk was en ze niet begrepen waar hun
29 kinderen mee bezig waren. Die kinderen maakten vaak een identiteitscrisis door. Ze zwegen over hun afkomst op school en de leerstof werd vaak thuis niet gewaardeerd. • School stond in het verleden haaks op het Voyageursleven Vandaag de dag wint het onderwijs meer en meer aan belang bij de Voyageurs en staan ze niet meer zo negatief tegenover de school. In het verleden stond de school echter haaks op het Voyageursleven: Een stabiel stenen gebouw waar je moet luisteren naar een burger, waar vooraf alles bepaald is en op gezette tijden gebeurt, kwam in conflict met hun flexibiliteit die ze met de moedermelk meekregen. Thuis was het leven in alle opzichten flexibel. Men vertrok, al dan niet met de woonwagen, wanneer en waarheen men maar wilde (bijvoorbeeld bij ziekte van een familielid, een begrafenis, …) Vaak merken we dat Voyageurs zich achtergesteld voelen – soms zonder objectieve redenen –, waarbij ze hun gevoel bevestigd zien dat “men hen niet moet hebben”. Leven, werken en wonen vormen thuis een eenheid. Activiteiten gebeuren als ze nodig zijn, onafhankelijk van tijd of plaats. Je eet als je honger hebt. Ben je moe, dan ga je slapen. Voyageurs ambiëren geen centrale plaatsen in de burgermaatschappij. “Wij moeten geen advocaat of minister worden”, is een vaak gehoorde uitspraak. Het onderwijs daarentegen is precies gestoeld op zulke carrièreplanning. Doordat woonwagenbewoners zich niet gauw verbonden voelen met een instituut zoals een school, wisselen kinderen van woonwagenbewoners vaak van school, meestal naar aanleiding van een conflict. • Lezen, schrijven en rekenen… de rest is ballast Het onderwijs heeft, zoals zoveel voorzieningen, voor woonwagenbewoners een louter instrumentele betekenis: het dient om te leren lezen, schrijven en rekenen. Algemene vorming is ballast. Het nut ervan wordt niet (h)erkend en weegt steeds meer op de onderwijsmotivatie. Het resultaat van schoollopen is pas zichtbaar op zo’n lange termijn dat het in de ogen van woonwagenbewoners onmogelijk haalbaar lijkt. Dit gegeven remt hun motivatie af. Het deeltijds onderwijs oefent een sterke aantrekkingskracht uit op de jonge Voyageurs. Ook al hebben ze vaak de capaciteiten om meer beloftevolle richtingen te volgen, de vrijheid binnen het deeltijds onderwijs krijgt snel voorrang op de mogelijke carrièrekansen die andere richtingen bieden. • Het belang aan onderwijs en opleiding wint terrein De meeste (Limburgse) woonwagenbewoners hebben geen enkel diploma. Maar vandaag de dag kan men in Limburg zeggen dat de scholarisatie van de huidige lagere school-jeugd van de woonwagenbevolking zo goed als honderd procent is. Dit was 15 jaar terug niet zo. Sinds enkele jaren zijn er enkele jongvolwassenen in het bezit van een vakdiploma of houder van één of meerdere attesten van een deeltijdse opleiding. Het secundair niveau blijft echter een aandachtspunt omdat de meeste jongeren bij de Voyageurs kiezen voor een deeltijdse opleiding. Voyageursjongeren verlaten de school tegenwoordig meer en meer wel met een diploma of getuigschrift. Al moet er bij gezegd worden dat Voyageurs toch nog een achterstand in te halen hebben. Dankzij een goede toeleiding de voorbije jaren, krijgen opleidingen voor volwassenen steeds meer aantrek binnen de doelgroep. Vooral de opleiding “bedrijfsbeheer” trekt de aandacht van de Voyageurs.
30 D. ARBEID Het sociale netwerk vormt de basis van de woonwagen-economie. Je moet over enorm veel en veelzijdige mondelinge informatie beschikken om steeds tijdig de juiste transactie te sluiten. Een sociaal netwerk dat verder reikt dan de familie blijft een noodzaak voor hun inkomsten. De rijkdom van de woonwagenbewoner groeit of daalt naarmate hij meer burgers kan overtuigen om handel met hem te drijven. Goed onderhandelen betekent het correct inschatten van gevoeligheden en daarop alert en assertief reageren. De hele opvoeding is gericht op het verwerven van deze vaardigheid. Ondanks hun grote flexibiliteit hebben de Voyageurs het niet gemakkelijk op de arbeidsmarkt. Werken aan hoogtechnologische producten (bv. moderne auto’s) vraagt een dito opleiding en goed uitgeruste werkplaatsen. ‘arbeid’ heeft immers een band met ‘onderwijs’ voor wat de opleiding betreft en met ‘huisvesting’ als we over werkplaatsen spreken. Ook stellen we vast dat de (over)- reglementering rond milieu, vestigingsvoorschriften en BTW voor hen een belemmering vormt omdat het scholing en administratieve opvolging vraagt. • Typische ambulante beroepen Nomadisme had zo zijn typische ambulante beroepen die niet plaatsgebonden zijn en geen investeringen of opleiding vragen. Vandaar activiteiten zoals: leuren, seizoensarbeid (in de landbouw, kermissen), kleine ambachten (herstellen van huisgerief, slijpen van scharen en boren) en schroothandel. Deze kleinschalige traditionele activiteiten (ambulante handel en recyclage) verdwijnen omdat ze weinig rendabel zijn. Voyageurs kunnen er niets meer mee verdienen. • Liefst als zelfstandige met een opleiding bedrijfsbeheer Bij woonwagenbewoners behoort het tot de levenstaak van de man om onder alle omstandigheden in te staan voor de overleving van zijn gezin. Hij moet meerdere vakken beheersen om op diverse vragen in te kunnen gaan. Dit uit zich in hun voorkeur voor zelfstandige activiteiten. Voyageurs werken ook het liefst als zelfstandige omdat ze zo hun tijdsbesteding en sociale verplichtingen het best kunnen combineren met hun inkomensverwerving. Sommige woonwagenbewoners hebben in het verleden een zaakje opgebouwd als glazenwasser, winkelier, automonteur, schoorsteenveger, muzikant, paardenfokker of stoffeerder. En ook nu nog verdienen veel woonwagenbewoners hun brood als automechanieker of door het verkopen van tweedehandsauto’s. Anno 2010 is het zelfstandigenstatuut echter niet meer zo attractief. Heel wat oudere Voyageurs gingen op pensioen. Anderen gaven het zelfstandigenstatuut op. De administratieve rompslomp, de hoge sociale zekerheidsbijdragen, de BTW aflossingen en allerhande controles doen een aantal Voyageurs terugkrabbelen. De concurrentie van bepaalde andere bevolkingsgroepen in de handel tweedehands voertuigen is ook een belangrijke factor. De nieuwe concurrenten zijn immers handiger met de administratieve rompslomp en krijgen een betere prijs achteraf door export naar ontwikkelingslanden. De steeds complexere reglementeringen rond recyclage van materialen speelt zeker ook een rol. • Arbeid in loondienst spreekt minder aan Bij de traditionele activiteiten is de relatie arbeid-product-betaling nog aanwezig. In de grote bedrijven heeft ieder zijn deeltaak en ontvangt men zijn (vast) loon per veertien dagen of per maand. De woonwagenbewoners hebben het er moeilijk mee dat die directe relatie verdwenen is. Daarom spreekt arbeid in loondienst hen dan ook weinig aan. Een fundamenteel kenmerk van de woonwagen-economie is immers het verrichten van arbeid of het aanbieden van diensten aan de meest en de snelst biedende. Het werken onder gezag van een burger is ook erg ongewenst.
31 Loondienst is daarom hoogstens iets tijdelijks. Toch neemt de interesse voor loonarbeid toe naarmate woonwagenbewoners verburgerlijken (zo zien we het beroep van vrachtwagenchauffeur voor de mannen en poetshulp voor de vrouwen meer en meer opkomen). Tewerkstelling als (ongebonden) interim of in de sector van de sociale tewerkstelling vormt zo een opstap naar een vaste tewerkstelling. Het aantal leefloontrekkers is zo goed als nihil. E. GODSDIENST Religie, het bestaan van een God en het Kwaad, maken een wezenlijk deel uit van de leefwereld van de woonwagenbewoners. Ze hanteren rituelen om het Kwade te bezweren en om God aan hun kant te krijgen. Deze gebruiken zijn terug te vinden in verschillende godsdienstige belevingen of binnen overtuigingen die niet onder de noemer ‘godsdienst’ vallen. De relatie met God en het Kwaad wordt bepaald door het nut dat eruit voortvloeit. Religie is vooral nuttig om voordelen te bekomen en nadelen te bezweren. Geluk en ongeluk zijn vaak het resultaat van het nakomen van beloften, het offeren van kaarsen, de deelname aan bedevaarten, … Het magische wereldbeeld vormt het fundament voor de relatie met het bovennatuurlijke. Dit komt telkens weer op de voorgrond: het onbegrijpelijke inzichtelijk, “grijpbaar” maken. De bekering van een individu tot de nieuwe christelijke beweging gaat vaak gepaard met een spectaculaire morele ommekeer zoals stoppen met drinken en afzweren van geweld. Dit wordt vaak als een rechtstreekse ingreep van God ervaren, vergelijkbaar met een genezing of een roeping. Zowel tegenover de burgerwereld als tegenover de verschillende groepen onderling. Elke groep bestempelt zijn eigen geloof als het Ware en put hieruit een groepsidentiteit. • Het Katholieke geloof Katholieken leggen sterk de nadruk op de ethiek als integrerend deel van de godsdienst. Concreet bevat de boodschap van de katholieke priesters tal van richtlijnen voor het dagelijkse samenleven. Toch stellen we vast dat er een losse band bestaat tussen godsdienst en moraal. Het belijden van naastenliefde in de kerk betekent niet dat er achteraf geen slaande ruzie met de buurman kan ontstaan. Hierin is geen verschil met de burgerwereld. Voyageurs bekennen zich meestal tot het katholieke geloof. Zij vereren Onze Lieve Vrouw. Dat merk je aan de Mariabeeldjes in de wagens. Roms daarentegen behoren meestal tot een (protestantse) pinksterbeweging van hun eigen groep. Het geloof van de Manoesjen leunde dicht aan bij het katholieke geloof van de Voyageurs, maar tegenwoordig volgen meerdere groepen de interne pinksterbeweging. Godsdienst bezorgt hen dus een eigenheid, zowel tegenover de burgerwereld als tegenover de verschillende groepen onderling. Elke groep bestempelt zijn eigen geloof als het Ware en put hieruit een groepsidentiteit. • Aalmoezeniers organiseren bedevaarten Voyageurs zijn gelovige mensen, maar geen kerklopers. Belangrijke gebeurtenissen voor Voyageurs, zijn de jaarlijks terugkerende bedevaarten. Hun eigen aalmoezeniers organiseren, vooral in het trekseizoen, deze bedevaarten (naar bv. Niel-bij-As, Banneux, Scherpenheuvel, Averbode, Lommel- Werkplaatsen) waar de Voyageurs onder elkaar hun geloof beleven. Voor dopen doen ze ook beroep op hun eigen aalmoezeniers of wachten op een bedevaart om dit ritueel te voltrekken. Ook de eerste communie vieren ze onder elkaar. Het groepsgevoel bindt de deelnemers. Dat verklaart waarom Voyageurs zich weinig in het parochieleven in hun buurt begeven. • Het groepsgevoel met eigen rituelen
32 Toch voelen woonwagenbewoners zich niet verbonden met een gevestigde structuur of Kerk. Rituelen (zoals een bedevaart, doop, begrafenis of vormsel) vinden plaats binnen de eigen groep. Het instituut ‘kerk’ behoort immers tot de burgerwereld. Binnen eenzelfde familie kunnen verschillende godsdienstige stromingen harmonieus naast elkaar bestaan: de grootouders kunnen katholiek zijn, de ouders protestant en de kinderen ongelovig. Familiale banden zijn belangrijker dan rituelen voor de eigenheid van de woonwagenbewoners. Ook op godsdienstig vlak zijn woonwagenbewoners dus flexibel. Toch geniet het idee van ‘met zijn allen tot dezelfde ritus behoren’ de voorkeur bij velen onder hen. Zoals in alle bevolkingsgroepen is ook bij de woonwagenbewoners een ontkerstening aan de gang. Bij de Voyageurs is deze wellicht sterker omdat godsdienst bij hen weinig etnische meerwaarde heeft. Dit neemt niet weg dat tal van volksgelovige elementen het leven blijven bepalen, ook bij Voyageurs die nooit deelnemen aan religieuze bijeenkomsten. F. GEZONDHEID • Handelingen volgen een hygiënische code Bij woonwagenbewoners nam (tot enkele jaren geleden) het begrip ‘reinheid of onreinheid’ een belangrijke plaats in hun leven in. Veel van hun handelingen volgden een hygiënische code. Bij het koken bijvoorbeeld belandden de aardappelen nooit in een kom bestemd voor de afwas. Vlees diende eerst grondig afgespoeld te worden alvorens het bereid werd. Een koffiekop waaruit een burger dronk, werd apart in bleekwater afgewassen. Dit begrip ‘reinheid’ speelde ook bij de lichamelijke kant van het leven. Op spreken over de geslachtsdelen wanneer het over gezondheid gaat, ruste een taboe. Ook wanneer de vrouw menstrueerde, dienden bepaalde regels in acht genomen te worden. Hierin is vandaag de dag veel verandering gekomen. Van die typische hygiënische handelingen is tegenwoordig geen sprake meer. Al blijft hygiëne erg belangrijk in de ogen van een woonwagenbewoner. • Dokters en medicatie,enkel als het echt nodig is Gezondheid is een belangrijk onderwerp bij woonwagenbewoners. God of het lot bepalen of je al dan niet ziek bent. Bid je veel en val je in de gratie van God, dan zul je genezen. Dokters en medicatie worden dan terzijde geschoven. Een doktersafspraak, enkele dagen op voorhand gemaakt, wordt niet meer nagekomen. Het correct innemen van medicatie vormt in dit licht een probleem. Voel je je vandaag beter dan ben je genezen en behoef je geen pilletjes of poedertjes meer. Dit stuit op onbegrip bij de behandelende artsen. Omdat woonwagenbewoners veel voorgeschreven medicatie niet innemen, hebben ze een grote huisapotheek. Ze geven pillen niet zelden aan elkaar door, stellen zelf een diagnose en dienen dan de bijhorende medicatie toe. • Lagere levensverwachting In dit kader behaalt preventieve gezondheidszorg weinig succes. Problemen in de toekomst bestaan niet. Gezondheid wordt op korte termijn geëvalueerd. Aandringen om te stoppen met roken of om de voeding aan te passen, heeft geen zin als je vandaag gezond bent. Wat er in de toekomst gebeurt, zijn zorgen voor later. Op dit vlak verschillen woonwagenbewoners vandaag de dag weinig van andere groepen die zich in de (kans)armoede bevinden. De woonwagenbewoners komen van ver maar moeten nu kansen krijgen om uit hun isolement te geraken. Momenteel krijgen ze die kansen nog onvoldoende. Tussen 1999 en 2004 bedroeg de gemid-
33 delde leeftijd van overleden woonwagenbewoners 62 jaar. De gemiddelde leeftijd van de rest van de bevolking ligt ruim tien jaar hoger. Verschillende oorzaken liggen aan de basis van dit verschil: - groot tabak gebruik - zwaar en ongezond werk bij de recuperatie van oude metalen - het buiten werken in slechte weersomstandigheden - slechte opvolging van medische adviezen - slechte huisvesting (in veel mindere mate dan vroeger) G. NIET TE TELLEN… Exacte cijfers verzamelen over woonwagenbewoners is niet eenvoudig. Er is immers geen objectieve basis waarop woonwagenbewoners identificeerbaar zijn. Juridisch-administratief staan ze niet als woonwagenbewoners geregistreerd, maar als inwoners van België. Hun identiteit staat niet op hun paspoort (vroeger stond het nog op de identiteitskaart vermeld als WW, maar dat is gelukkig al lang verleden tijd) maar is sociaal bepaald: woonwagenbewoner is al wie zichzelf als woonwagenbewoner benoemt en door andere woonwagenbewoners als dusdanig (h)erkend wordt. Je vindt ze dus niet zomaar in de statistieken terug. Bovendien zijn woonwagenbewoners door hun nomadische levenswijze en cultuur moeilijk te benaderen voor wetenschappelijk onderzoek. Voyageurs en andere woonwagenbewoners willen immers niet geregistreerd worden. De Tweede Wereldoorlog ligt namelijk nog vers in het collectief geheugen. We dienen dus op basis van persoonlijke contacten met de doelgroep schattingen te maken. Hierbij moeten we dan nog rekening houden met de vage grenzen tussen de Belgische Roms, Mànoesjen, Voyageurs en burgers. In elke stamboom kom je immers meerdere van deze Belgische deelgroepen tegen. Dit alles maakt het moeilijk om de exacte omvang van deze doelgroep weer te geven, zoals dat bijvoorbeeld wel kan voor migranten, vluchtelingen of pakweg langdurig werklozen. Uit ervaring blijkt overigens dat een goede basiswerking steeds meer doelgroepleden aantrekt die tot dan toe onbekend waren.