Toespraak van Bondsminister dr. Barbara Hendricks ter gelegenheid van de bijeenkomst op de Nederlandse nationale dag van de Dodenherdenking op 4 mei 2015 in de Gedenkstätte Sachsenhausen
Excellentie, geachte heer Snep, burgemeester Laesicke, professor Morsch, beste Nederlandse vrienden, geachte dames en heren, Het is voor mij een grote eer, vandaag op deze plaats het woord tot u te mogen richten. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Wij allen zijn kinderen van onze geschiedenis. Ons leven is verbonden met wat er voor onze tijd is gebeurd. Dat betekent dat we onze geschiedenis moeten accepteren. Omdat ik deel uitmaak van de Duitse naoorlogse generaties draag ook ik de gevolgen van een schuld die de menselijke moraal op haar grondvesten heeft doen schudden. De afgrond die zich op deze plaats opent, is zo onvoorstelbaar diep, dat men er het liefste het zwijgen toe zou doen - maar toch moet spreken. Hij staat voor een mensvijandige ideologie, voor een regime dat verachting van de mens institutionaliseerde.
1
We mogen onszelf – zoals Gustav Heinemann het eens zei – niet aan de vraag onttrekken, hoe het tot dit afgrijselijke hoofdstuk van het nationaalsocialisme heeft kunnen komen en we mogen niet degenen vergeten die hier en op veel andere plaatsen het slachtoffer daarvan zijn geworden. Mensen die op grond van hun etnische afkomst, hun politieke of religieuze overtuiging, hun seksuele geaardheid, op grond van een handicap, of gewoon omdat men hen wilde uitbuiten, gevangen gezet of vaak ook vermoord werden. Achter elke persoon verbergen zich een unieke levensbeschrijving, talenten, dromen en verwachtingen. Elke afzonderlijke moord liet in hun omgeving een leegte, droefheid en pijn achter. Voor iedere overlevende betekent deze plaats een drastisch keerpunt in zijn leven. Beste meneer Snep, wat mensen als u hier op deze plaats is aangedaan, doet me veel verdriet. Ik ben blij dat u vandaag hierheen bent gekomen. Ik dank u daarvoor. En ik wil mijn diepe respect uitspreken voor uw werk om de herinnering aan deze plaats levend te houden. Dames en heren, we zijn hier om de Nederlandse doden uit die tijd te herdenken. Ikzelf ben nog geen 20 kilometer van de Nederlands-Duitse grens opgegroeid. Eeuwenlang was dat geen grens, of ze speelde in het dagelijks leven nauwelijks een rol. Ook nu verbindt ze meer dan ze scheidt. Ik ging de korte weg naar de andere kant van de grens altijd graag, meestal op mijn fiets. Zeker in mijn jeugd waaide er in Nederland een 2
vrijere, liberalere wind dan bij ons. Voor de Tweede Wereldoorlog was Nederland lange tijd een land van vrede, waaraan tientallen jaren met oorlogen voorbij waren gegaan. De bezetting in mei 1940 door nazi-Duitsland bracht niet alleen vreemde overheersing en onderdrukking met zich mee. Ze bracht in Nederland een systeem van geweld waaraan niemand zich kon onttrekken. Veel datums en plaatsen zijn sindsdien met deze tijd verbonden. Bijvoorbeeld het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940, dat aan 814 burgers het leven heeft gekost en het misdadige karakter van deze oorlog toonde. Of het beroemde theater de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, waarvan de bezetters een verzamelpunt maakten om joden te deporteren, zodat van een plaats van cultuur een plaats van misdaad werd gemaakt. Plaatsen zoals Kamp Vught, Westerbork of Amersfoort, die onderdeel werden van het nationaalsocialistische vernietigingssysteem. De hongerwinter van 1944-1945, de verwoesting van het dorp Putten en de deportatie van 661 inwoners. Het bezettingsregime liet zijn ware gezicht zien in kleine dingen, zoals in het verbod van oranje bloemen op de verjaardag van de koningin. En het toonde dat in grote zaken, zoals bij de moord op meer dan 100.000 Nederlandse joden. Ik denk ook aan de Sinti en Roma, wier lot Zoni Weisz in 2011 in de Bondsdag heeft beschreven. Ik denk aan de deportatie van honderdduizenden Nederlanders om gedwongen in Duitsland te werken en ik denk aan de vele andere vervolgden. Ook in de streek waar ik woonde waren de misdaden tegenover de Nederlandse bevolking merkbaar. In Rees, een plaats bij ons in de buurt, 3
werden 5.500 mensen, waarvan 3.500 Nederlanders, van het najaar van 1944 tot het voorjaar van 1945 in een steenfabriek samengepropt. Een paar maanden voor het einde van de oorlog werden Nederlanders van de straat geplukt en gedeporteerd om als dwangarbeider voor de uitzichtloze strijd aan de Neder-Rijn tankgrachten te graven. Kamp ReesGroin ontwikkelde zich in die paar maanden tot een verschrikkelijk werkkamp, waarin mishandelingen, epidemieën en honger tot de dood van alleen al 350 Nederlanders leidden. En voor de overlevenden was het leven voor altijd veranderd. Bij een hele generatie heeft de tijd van de Duitse bezetting zware littekens achtergelaten. Dames en heren, juist hier, op deze plaats waar zoveel moorden zijn gepleegd, herdenken we ook de vele vormen van verzet en de vele kleine verzetsdaden tegen een onmenselijk regime. Verzet dat de hoogste prijs, het leven, kon kosten. Er waren dus heel begrijpelijke redenen om zich niet tegen de structuur van de terreur te verzetten. Des te meer respect, des te meer achting verdienen de mensen die het toch hebben gedaan. Dat respect, die achting delen alle mensen die pal staan voor vrijheid en menselijkheid. In een tijd van diepe duisternis hebben deze mensen lichten van menselijkheid opgestoken. Er waren mensen die in februari 1941 hebben gestaakt, toen de eerste joden werden gedeporteerd. Er waren mensen zoals Ab Nicolaas uit Leiden, die anti-Duitse leuzen op huismuren aanbracht en van 1941 tot 1945 op deze plaats gevangen werd gehouden. 4
Er waren mensen als Josef Snep, die jarenlang samen met zijn vader joden hielp om te vluchten. En er waren mensen zoals de 71 leden van de Ordedienst, die slechts enkele meters hier vandaan op de ochtend van 2 mei 1942 werden geëxecuteerd. Dames en heren, een kind van zijn geschiedenis zijn, betekent dat we ons verleden onder ogen moeten zien. Het betekent echter ook dat de toekomst open is en we nieuwe wegen kunnen inslaan. Dat geldt des te meer voor de vele jonge mensen die hier nu bijeen zijn en die het met elkaar samenleven van onze landen nog vele jaren na ons zullen bepalen. De plechtigheden op 4 mei en de viering van de bevrijding op 5 mei vormen – vind ik – een zeer wijze traditie. Op indrukwekkende wijze bent u, lieve Nederlandse vrienden, op 4 mei stil om de oorlogsslachtoffers te herdenken. Na deze herdenking viert u de dag van de bevrijding als een dag van vrijheid en opent u zo de blik op de toekomst. De bevrijding van het nazi-juk vieren ook wij Duitsers – aldus Bondspresident Gauck in 2012 in Breda – met al degenen die bevrijd zijn en die destijds hun onafhankelijkheid en vrijheid hebben herkregen. In het begin zei ik: het is niet vanzelfsprekend, dat ik als Duitse vandaag het woord tot u mag richten. De wil tot verzoening is geen vanzelfsprekendheid. Die was en is moeizaam. Ik kan me nog goed het bezoek van Gustav Heinemann in 1969 aan Nederland herinneren. Samen met koningin Juliana bezocht hij de Hollandsche Schouwburg. 5
Dit bezoek - het was het eerste staatsbezoek na de oorlog - aan deze bijzondere plaats, toonde destijds de erkenning van de Duitse schuld, maar ook de bereidheid van uw koningin om de weg naar verzoening te volgen. Wat daar, op het grote podium van de politiek een aanvang nam, heeft zich sindsdien op veel niveaus uitgebreid. Ook juist hier. In mijn geboortestad Kleef was het onze pastoor Friedrich Leinung, die in 1996 op Bevrijdingsdag in de Stevenskerk in Nijmegen mocht preken. Sinds enkele jaren gaan Duitsers en Nederlanders van Rees naar Megchelen om het lot van de dwangarbeiders te herdenken. Uw uitgestoken hand is – ook 70 jaar na het einde van deze verschrikkelijke oorlog – een groot geschenk. Laten we samen de slachtoffers herdenken, laten we samen vragen aan het verleden stellen. Vandaag gaat het erom terug te kijken. Maar laten we ook vooruit kijken, naar onze gemeenschappelijke toekomst, waaraan we in de geest van vriendschap en gemeenschappelijke vrijheid vorm geven. Hartelijk dank.
6