Ministerie van Onderwijs en Cultuur Nederlandse Antillen
Examenprogramma Nederlandse taal en Literatuur
h.a.v.o.
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
INHOUD
Examenprogramma Nederlandse taal h.a.v.o. 1. 1.1 1.2
Het eindexamen Het centraal examen Het schoolexamen
2. 2.1
De examenstof Eindtermen
3 3 3 4 7 7
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
Examenprogramma Nederlandse taal h.a.v.o. 1
Het eindexamen
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het eindexamenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: • Domein A Algemene taal- en leervaardigheden • Domein B Leesvaardigheid • Domein C (Kijk- en) luistervaardigheid; • Domein D Spreekvaardigheid; • Domein E Schrijfvaardigheid; • Domein F Literatuur • Domein G Oriëntatie op studie en beroep 1.1 Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op Leesvaardigheid (domein B). De toetsing vindt plaats aan de hand van vragen en opdrachten bij een aantal teksten, waaronder een geleide samenvattingsopdracht. Het centraal examen wordt afgenomen in één zitting van 3 uur. Het centraal examen wordt beoordeeld aan de hand van een correctievoorschrift en/of beoordelingsmodel. Voor het niet correct hanteren van de regels voor spelling, interpunctie en zinsbouw bij de beantwoording van de vragen en opdrachten, inclusief de samenvattingsopdracht, worden geen punten in mindering gebracht. Toegestaan is een eendelig woordenboek Nederlands-Engels of Nederlands-Papiamentu; een eentalig woordenboek Nederlands; een woordenlijst Nederlands-Engels of Nederlands-Papiamentu. De aanwezigheid van een afdeling Engels-Nederlands of Papiamentu-Nederlands, een opzoekgrammatica of soortgelijke bijlage in datzelfde deel is geen belemmering. Niet toegestaan is een elektronisch woordenboek. Het toestaan van het woordenboek zal niet van invloed zijn op de annotaties bij de examenteksten. 1.2 Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op de eindtermen van domein A, C, D, E, F en G. Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met de volgende onderdelen. a toetsen (Kijk- en) luistervaardigheid wordt getoetst door middel van een gevarieerde selectie van teksten met vragen en opdrachten aan de hand waarvan de eindtermen van domein C worden geëxamineerd. Spreek- en gespreksvaardigheid wordt getoetst door middel van een voordracht met vragen na of door middel van een discussie. De voordracht met vragen na kan door meer kandidaten (maximaal 3) in samenwerking worden voorbereid en gehouden; de discussie wordt gevoerd door maximaal 6 kandidaten.
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
3
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
Schrijfvaardigheid wordt getoetst door middel van een gedocumenteerde tekst. De opdracht voor deze gedocumenteerde tekst, waarvan tekstsoort, doel en publiek gegeven zijn, sluit aan op het schrijfdossier van het handelingsdeel; voorwaarde is dat het handelingsdeel -het samenstellen van het schrijfdossier- naar behoren is afgerond. Bij het afleggen van het examen Schrijfvaardigheid is het de kandidaat toegestaan gebruik te maken van woordenboeken naar keuze en opzoekgrammatica’s. Voor de beoordeling wordt bij de toetsen gebruik gemaakt van een beoordelingsmodel waarin de beoordelingscriteria zijn opgenomen. De beoordelingscriteria die worden gehanteerd, zijn vooraf aan de kandidaat bekend gemaakt. b handelingsdeel • De kandidaat heeft ervaring opgedaan met het inzetten van compenserende strategieën, zoals vermeld in eindterm 1. • De kandidaat heeft ervaring opgedaan met leesstrategieën, zoals oriënterend, globaal, intensief / studerend en selectief/gericht lezen. • De kandidaat heeft ervaring opgedaan met (kijk- en) luisterstrategieën, zoals globaal, selectief / gericht en intensief luisteren. • De kandidaat heeft ervaring opgedaan met spreekstrategieën, zoals zich voorbereiden op een spreektaak, informatie verwerven, verwerken en verstrekken en reflecteren op de eigen deelname. • De kandidaat heeft ervaring opgedaan met schrijfstrategieën, zoals een bij het schrijfdoel passende tekstsoort kiezen, een schrijfplan maken, informatie verwerven, verwerken en verstrekken en op basis van reacties en suggesties van anderen een tekst herschrijven. De kandidaat heeft een schrijfdossier samengesteld waarin alle strategieën en handelingen genoemd in de eindtermen van domein E bij herhaling zijn uitgevoerd. Het schrijfdossier omvat ten minste de in het kader van de eindtermen geschreven teksten, in concept en gereviseerd, alsmede telkens vermelding van de opdracht, verzamelde informatie en schrijfplan. 1 • De kandidaat heeft een leesdossier samengesteld waarin hij zijn ervaringen met en beschouwingen over literatuur heeft gedocumenteerd. Het leesdossier bevat ten minste de verwerkingsopdrachten uit eindterm 33 en een bibliografie van de gelezen en geraadpleegde literatuur of andersoortige bronnen. Variatie in de verwerkingsopdrachten is noodzakelijk. Daarnaast kan, indien de school daarvoor kiest, het leesdossier een leesautobiografie en/of een of meer balansverslagen bevatten. - In een leesautobiografie beschrijft de kandidaat zijn ontwikkeling als lezer van het verleden tot aan het moment van schrijven van de leesautobiografie. -
In een balansverslag evalueert de kandidaat zijn lees- en leerproces over een bepaalde periode.
Het leesdossier heeft betrekking op de literatuur van álle talen waarin de kandidaat examen aflegt en kan worden opgesteld in één van de talen die op school worden aangeboden. De realisering van de keuze van de kandidaat wordt mede bepaald door de schoolsituatie. Oriëntatie op studie en beroep Het betreft hier een oriëntatie op een vervolgopleiding en/of mogelijk beroepsperspectief van het profiel cultuur en maatschappij. Wanneer de kandidaat het vak Nederlandse taal als uitgangspunt voor dit onderdeel van het handelingsdeel kiest, kan één van onderstaande opdrachten gekozen worden. • Deelname aan excursies waaraan cultuur-maatschappelijke aspecten zijn verbonden. • Informeren naar toekomstperspectieven over vervolgopleidingen en beroepen waarvoor Nederlands relevant is en/of een specifieke rol speelt. 1
Overal waar hij/hem/ zijn staat, wordt ook zij/haar bedoeld
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
4
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
• • •
Deelnemen aan een studie- en beroepsoriëntatieproject binnen de school waarbij het vak Nederlandse taal betrokken is. Bezoek aan decaan met verslaglegging van het resultaat ten aanzien van studie- en beroepskeuze in relatie tot het profiel en het vak Nederlandse taal. Eigen opdracht.
De uitvoering van dit onderdeel van het handelingsdeel blijkt uit een notitie van de kandidaat waarin aandacht besteed is aan de voorbereiding op en de ervaring met de opdracht en waarin op de uitvoering van de opdracht gereflecteerd wordt. De notitie maakt deel uit van het examendossier. Voor de activiteiten in het handelingsdeel worden geen cijfers toegekend. De examinator stelt aan de hand van de documentatie vast of een opdracht naar behoren is uitgevoerd. De hierbij gehanteerde beoordelingscriteria zijn vooraf bekendgemaakt. c profielwerkstuk (alleen voor kandidaten met het profiel Cultuur en Maatschappij) Het profielwerkstuk heeft een studielast van 40 uur. Het heeft betrekking op ten minste twee (deel) vakken van het profieldeel (voor het profiel cultuur en maatschappij worden daartoe ook gerekend: Nederlandse taal, Engelse taal en Papiamentu). Wanneer het vak Nederlandse taal bij het profielwerkstuk betrokken is, omvat het profielwerkstuk: • een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht. Wat de bijdrage van Nederlandse taal betreft, is dit: • het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp. Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt, is op zich niet voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft het vak Nederlandse taal te voldoen. Indien wordt gekozen voor presentatie van het verrichte werk, kan dat op één van de volgende wijzen plaatsvinden: • een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een enquête of weergave van een interview); • een artikel (uiteenzetting of betoog); • een mondelinge voordracht (uiteenzetting, betoog, groepsdiscussie); • een reeks stellingen met onderbouwing; • een posterpresentatie met toelichting; • een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT). Het profielwerkstuk (en eventuele presentatie ervan) kan worden opgesteld in één van de talen die op school worden aangeboden. De realisering van de keuze van de kandidaat wordt mede bepaald door de schoolsituatie Bij het profielwerkstuk wordt het doorlopen proces door de kandidaat gedocumenteerd (onderwerpskeuze, vraagstelling, verrichte werkzaamheden, geraadpleegde hulpbronnen en dergelijke). Dit wordt in de beoordeling betrokken. Voor de beoordeling van het profielwerkstuk wordt gebruik gemaakt van beoordelingscriteria die vooraf aan de kandidaat bekend gemaakt zijn. De beoordeling vindt plaats door de examinatoren van de vakken die bij het profielwerkstuk zijn betrokken. Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
5
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
Het profielwerkstuk moet voldoende afgerond zijn. Naast de waardering "voldoende" kan ook de waardering "goed" toegekend worden. Informatie en communicatietechnologie (ICT) De kandidaat kan bij de examinering gebruik maken van de volgende toepassingen van ICT. • raadplegen van (hyper)teksten, gegevens, beeld en geluid in (multimediale) bestanden, gegevensbanken en informatiesystemen met behulp van een computer(netwerk); • geautomatiseerde zoeksystemen in bibliotheek en mediatheek; • telecommunicatie, zoals e-mail, discussie- en nieuwsgroepen; • tekstverwerking; • rekenmachine of grafische rekenmachine; • wiskundige bewerkingen; • spreadsheets, modellen en simulaties; • verwerking en beheer van gegevens in gegevensbanken en informatiesystemen; • maken van (multimediale) presentaties. Het gebruik van ICT-toepassingen bij de toetsing is optioneel op die onderdelen waar de school (nog) niet beschikt over voldoende en adequate apparatuur en programmatuur.
weging (Kijk- en ) luistervaardigheid, spreek- en gespreksvaardigheid en schrijfvaardigheid bepalen elk voor eenderde deel het cijfer van het schoolexamen. Onderdeel b, het handelingsdeel, draagt niet bij aan het cijfer van het schoolexamen. Voor literatuur wordt geen cijfer gegeven. Wel moet het leesdossier –als onderdeel van het handelingsdeel- naar behoren zijn afgerond. De waardering voor onderdeel c wordt afzonderlijk op de cijferlijst vermeld.
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
6
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
1 2.1
Examenstof Eindtermen
Domein A: Algemene taal- en leervaardigheden De kandidaat kan: 1 compenserende strategieën kiezen en hanteren, wanneer de kennis van de taal of van het gebruik ervan tekortschiet: • informatie afleiden uit de context en de woordvorm; • een (elektronisch) woordenboek en grammaticaoverzicht gebruiken; • vragen om een aangepast spreektempo, om herhaling of nadere uitleg; • omschrijvingen en parafraseringen gebruiken; • mobiliseren van voorkennis met betrekking tot tekstsoort en onderwerp; • gebruik maken van de redundantie van een tekst; • gebruikmaken van visuele ondersteuning; • non-verbale middelen inzetten. 2 leesstrategieën hanteren die zijn afgestemd op het leesdoel: • oriënterend lezen • globaal lezen; • intensief/studerend lezen; • selectief/gericht lezen. 3 (kijk- en) luisterstrategieën hanteren die zijn afgestemd op het luisterdoel: • globaal (kijken en) luisteren; • selectief/gericht (kijken en) luisteren; • intensief (kijken en)luisteren; • schriftelijke aantekeningen maken. 4 strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en gespreksvaardigheid: • zich voorbereiden; • informatie verwerven, verwerken en verstrekken; • reflecteren op de eigen deelname 5 schrijfstrategieën hanteren: • een bij het schrijfdoel passende tekstsoort kiezen; • een schrijfplan maken; • informatie verwerven, verwerken en verstrekken; • een tekst herschrijven, onder andere op basis van reacties en suggesties van anderen. Domein B: Leesvaardigheid Subdomein: Analyseren en interpreteren De kandidaat kan: 6 tekstsoorten vaststellen op grond van het belangrijkste schrijfdoel. De teksten behoren tot de tekstsoorten uiteenzetting en betoog. Een uiteenzetting houdt in dat objectief uitleg gegeven wordt, indelingen worden aangeduid en samenhangen en processen worden verduidelijkt. Een betoog houdt in dat een duidelijk standpunt wordt bepaald dat met voldoende steekhoudende argumentatie wordt gerechtvaardigd. Bij schrijfdoelen kan gedacht worden aan informeren, uiteenzetten, overtuigen en tot actie aanzetten. 7 8
onderwerpen en hoofdgedachten van gehele teksten en tekstgedeelten aanwijzen of parafraseren voor zover expliciet aanwezig. inhoudelijke en functionele relaties benoemen die ex- of impliciet tussen tekstonderdelen aanwezig zijn. Inhoudelijke en functionele relaties zijn bijvoorbeeld: - verwijzingsrelaties; - de relatie van oorzaak-gevolg; - de relatie doel-middel; - de relatie van stelling-argument-subargument; Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
7
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen - de relatie van algemene uitspraak-toelichting. 9 in een betoog standpunten en argumenten identificeren en interpreteren. 10 in een betoog verschillende argumenten onderscheiden, zoals argumenten op basis van feiten en
geloof. 11 in een betoog typen redeneringen onderkennen op basis van:
- oorzaak en gevolg; - voor- en nadelen; - overeenkomst of vergelijking. Subdomein: Samenvatten 12 De kandidaat is in staat een uiteenzetting en tekstgedeelten daaruit beknopt samen te vatten, d.w.z. te reduceren tot de hoofduitspraak (hoofduitspraken) met bijbehorende ondersteuning of (belang-rijke) ondergeschikte uitspraken. Ten aanzien van eindterm 12 is het volgende van toepassing: - De oorspronkelijke tekst bestaat uit 1000 à 1200 woorden. - De oorspronkelijke tekst kan een zekere mate van abstractie vertonen en kent een vrij gemarkeerde opbouw, d.w.z. dat de structuur door middel van signaalwoorden expliciet is gemaakt. - De maximale omvang van de samenvatting is ongeveer 10% van de oorspronkelijke tekst. - De samenvatting moet een goed geformuleerde tekst zijn die los van de uitgangstekst te begrijpen valt. Het is toegestaan woorden, zinswendingen en zinnen uit de uitgangstekst op te nemen. Voorts zijn ten aanzien van de teksten bedoeld in Domein B de volgende bepalingen van toepassing. De teksten: - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - beslaan een breed scala aan onderwerpen die buiten de belevingswereld van de kandidaten kunnen vallen - kunnen relevant zijn in het kader van andere vakken; - hebben een transparante opbouw; - kunnen impliciete informatie bevatten, maar zijn in zekere mate redundant en concreet; - beogen de lezer te informeren of te overtuigen; - kunnen elementaire kennis met betrekking tot het Caraïbische gebied en Nederland veronderstellen. Met de formulering "De teksten kunnen elementaire kennis met betrekking tot het Caraïbische gebied en Nederland veronderstellen " wordt bedoeld kennis met betrekking tot: - zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; - belangrijke geografische gegevens; - hoofdzaken van het onderwijssysteem (voor wat betreft de eigen maatschappij en de Nederlandse); - opvallende verschillen met de eigen cultuur. Naast geschreven teksten kunnen ook niet-lineaire tekstsoorten, zoals ‘hypertekst’ en met audio of video verrijkte teksten voorkomen.
Domein C (Kijk- en) luistervaardigheid De kandidaat kan: 13 aangeven of een tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en, zo ja, welke. 14 het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van (delen van) een tekst aangeven. 15 de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven. 16 op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker. 17 op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van een tekst. Bij de eindtermen (kijk- en) luistervaardigheid is het volgende van toepassing. De teksten: - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - beslaan een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de kandidaat kunnen vallen; - kunnen relevant zijn in het kader van andere vakken; Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
8
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen -
hebben een transparante opbouw; kunnen impliciete informatie bevatten, maar zijn doorgaans redundant en vrij concreet; beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen; ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; zijn representatief voor authentiek mondeling taalgebruik, dus inclusief redundantie, haperingen, versprekingen en dergelijke, eventuele interrupties en achtergrondgeluiden; hebben een normaal spreektempo, qua accent kan zich enige regionale variatie ten opzichte van de standaardtaal voordoen; kunnen via audio, audiovisuele en multimediale geluidsdragers worden overgedragen; kunnen elementaire kennis met betrekking tot het Caraïbische gebied en Nederland veronderstellen.
Met de formulering "De teksten kunnen elementaire kennis met betrekking tot het Caraïbische gebied en Nederland veronderstellen" wordt bedoeld kennis met betrekking tot: - zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; - belangrijke geografische gegevens; - hoofdzaken van het onderwijssysteem (voor wat betreft de eigen maatschappij en de Nederlandse); - opvallende verschillen met de eigen cultuur.
Domein D: Spreek- en gespreksvaardigheid Subdomein: Een voordracht met vragen na De kandidaat kan: 18 relevante inhoudselementen verzamelen, ordenen en formuleren en daarbij gebruik maken van schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen, mede met behulp van ICT. 19 de inhoud op een voor de doelgroep adequate wijze presenteren en daarbij zo nodig gebruik maken van audiovisuele hulpmiddelen. Het gaat bij de voordracht om een uiteenzetting of betoog. Een uiteenzetting houdt in dat objectief uitleg gegeven wordt, indelingen worden aangeduid en samenhangen en processen worden verduidelijkt. Een betoog houdt in dat een duidelijk standpunt wordt bepaald dat met voldoende steekhoudende argumentatie wordt gerechtvaardigd. 20 inhoudelijk en vormelijk adequaat reageren op vragen en kritiek die door luisterende mede-
kandidaten naar voren worden gebracht. Subdomein: Een discussie De kandidaat kan: 21 relevante inhoudselementen verzamelen, ordenen en formuleren en daarbij gebruik maken van schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen, mede met behulp van ICT. 22 inhoudelijke bijdragen leveren, zoals (voorlopige) meningen en standpunten, argumenten pro en contra, oplossingen. De discussie kan betrekking hebben op: - beeldvorming; - oordeelsvorming. De discussie heeft het karakter van een groepsdiscussie waarbij de nadruk ligt op coöperatie. 23 de gespreksbijdragen presenteren op een adequate wijze. 24 inhoudelijk en vormelijk adequaat reageren op bijdragen van andere deelnemers. Het betreft hier: - het adequaat volgen en beoordelen van bijdragen van anderen; - het nemen van initiatief; - het geven van informatie; - het stellen van problemen; - het samenvatten, het verhelderen van bijdragen; - het vragen om verheldering; - het zodanig deelnemen aan de gedachtewisseling dat aan alle deelnemers mogelijkheden geboden worden om aan de gedachteontwikkeling bij te dragen.
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
9
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
Domein E: Schrijfvaardigheid Subdomein: Informatie verzamelen en verwerken De kandidaat kan: 25 vanuit verstrekte en/of verzamelde informatie relevante inhoudselementen ontwikkelen, kiezen en ordenen voor een te schrijven tekst. 26 hierbij gebruik maken van schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen, mede met behulp van ICT. Subdomein: Informatie verstrekken De kandidaat kan: 27 de verkregen informatie verwoorden in overeenstemming met het gegeven doel en in een voor het aangeduide publiek adequate stijl, met de juiste woordkeus en met een correct gebruik van inhouds- en vormconventies en van de regels van de spelling, interpunctie en zinsbouw. Het gaat bij het schrijven op basis van verzamelde informatie om de tekstsoorten: - uiteenzetting; - betoog. Een uiteenzetting houdt in dat objectief uitleg gegeven wordt, indelingen worden aangeduid, en samenhangen en processen worden verduidelijkt. Een betoog houdt in dat een duidelijk standpunt wordt bepaald dat met voldoende steekhoudende argumentatie wordt gerechtvaardigd. De twee tekstsoorten kunnen in allerlei vormen worden gegoten, bijvoorbeeld: - brief; - ingezonden stuk; - notitie (= paragraafsgewijs kort werkstuk); - artikel. Bij een werkstuk kan gedacht worden aan vakoverstijgende opdrachten. De inhoudsconventies zijn afhankelijk van de gegeven tekstsoort, doel en publiek. Bij vormconventies gaat het in ieder geval om: - correcte verwijzingen naar bronnen; - een adequate typografische verzorging. Overige vormconventies zijn afhankelijk van de gekozen tekstsoort. Bij schrijfdoelen betreft het: - informeren; - uiteenzetten; - overtuigen; - tot actie aanzetten. Bij publiek moet gedacht worden aan een lezerspubliek dat breder is dan de leraar: - medekandidaten (bijvoorbeeld klasgenoten of lezers van de schoolkrant); - een buitenschools publiek (bijvoorbeeld ouders, wijkbewoners, natuurbeschermers of lezers van een bepaalde krant). 28 de tekst reviseren, mede op basis van geleverd commentaar. Het commentaar betreft steeds een deelaspect van de tekst en leidt tot meer dan één revisie van de tekst. 29 bij het formuleren, reviseren en presenteren gebruik maken van de mogelijkheden van ICT,
waaronder tekstverwerking en telecommunicatie. Domein F: Literatuur De kandidaat is in staat: 30 leerervaringen op te doen door het lezen van een gevarieerd aanbod aan teksten, zodat hij in aan-
sluiting op zijn persoonlijke voorkeuren zijn leessmaak kan ontwikkelen. 31 aan de hand van literaire teksten een aantal leerervaringen op te doen ten aanzien van aspecten
van de eigen maatschappij, op grond waarvan hij zijn visie op de werkelijkheid en zijn plaats daarin kan ontwikkelen. Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
10
Ministerie van Onderwijs Cultuur Nederlandse Antillen
32 op grond van de leerervaringen, genoemd in eindterm 30 en 31, van zijn persoonlijke
leeservaringen beargumenteerd verslag uit te brengen aan de hand een persoonlijke selectie van 3 werken uit de werken die hij uit het betrokken taalgebied gelezen heeft. Daarvan moet minimaal één en kunnen maximaal twee tot de Caraïbische literatuur gerekend worden. -
De werken moeten oorspronkelijk in de Nederlandse taal geschreven zijn en een erkende literaire kwaliteit hebben. De selectie van werken kan naast proza of toneel ook poëzie bevatten.
33 zijn persoonlijke leeservaring te beschrijven, verdiepen en evalueren. In de beschrijving geeft de kandidaat een persoonlijke reactie op het werk, motiveert zijn boekkeuze en geeft de inhoud kort weer. De verdieping is gekoppeld aan een specifieke verwerkingsopdracht. De opdracht kan gericht zijn op: - het bespreken van de belangrijkste passages; - de bespreking van lezersactiviteiten, zoals het opbouwen van verwachtingen en het zich identificeren met bepaalde verhaalpersonen; - de analyse van de eigen respons in relatie tot de tekst of ter beschikking gestelde achtergrondinformatie; - de karakterisering van de personages; - de behandeling vanuit cultuur-historische of maatschappelijke context. De evaluatie houdt een eindoordeel in over het boek en een evaluatie van de eigen leeservaring en verdieping, waarbij de kandidaat onder meer aandacht besteedt aan wat hij moeilijk, verwarrend of onduidelijk vond. De beschrijving, verdieping en evaluatie van (fragmenten uit) literaire werken kan plaatsvinden rond een bepaald thema of aspect van de maatschappij. 34 relevante achtergrondinformatie te verzamelen en selecteren en daarbij gebruik te maken van
schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen, mede met behulp van ICT. Onder relevante achtergrondinformatie wordt verstaan: - bekende naslagwerken voor literatuur; - voor de kandidaat toegankelijke letterkundige publicaties; - voor de kandidaat toegankelijke recensies en besprekingen in dag- en weekbladen en audiovisuele bronnen (boekenprogramma's, interviews met auteurs, enzovoorts).
Domein G: Oriëntatie op studie en beroep De kandidaat: 35 heeft informatie ingewonnen over vervolgopleidingen waarin het Nederlands een rol speelt. 36 is nagegaan in hoeverre hij een studiehouding, belangstelling en vaardigheden bezit die wenselijk dan wel noodzakelijk worden geacht voor vervolgopleiding.
Directie Onderwijs, Cultuur en Sport Schouwburgweg 24-26 Curacao
11