Erkend april 2008
Vak blad voor E r kend H y po t heek ad v iseur s van S t ich t ing Er kenning sr egeling H y po t heek ad v iseur s
In dit nummer o.a.: - Nationaal regime: zegen of bedreiging? - Zevenstappenplan helpt bij integratie van een Wft-proof beleggingsadvies - Klantprofiel versus beleggersrisicoprofiel
Thema:
Beleggen Interview met Rob Schotsman, senior-adviseur NIBE-SVV
INHOUD
Rob Schotsman
Interview
Rob Schotsman over het nationaal regime Artikel
Veilig sparen en beleggen via het deposito- en beleggersgarantiestelsel
COLOFON
Artikel
Wft-proof beleggingsadvies binnen een hypotheekadvies
Erkend is een uitgave van Stichting
Artikel
Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs en wordt verspreid onder Erkenden en andere relaties van de SEH. De inhoud van deze uitgave is met de grootst
Hypotheekadvies: klantprofiel versus beleggersrisicoprofiel
mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. De artikelen
Artikel
zijn op persoonlijke titel geschreven. De redactie en SEH zijn niet aansprakelijk voor eventuele
KEW en de dertigjaarstermijn
onjuistheden en/of zetfouten.
Artikel Uitgave
Coördinatie en
Stichting
realisatie:
Erkenningsregeling
Kluwer Deventer
Hypotheekadviseurs
Eric Verheijen
Postbus 1321
T 0570 64 76 31
1000 BH Amsterdam
E
[email protected]
T 020 - 428 95 73
Eindredactie:
F 020 - 428 95 74
Jannie Benedictus
E
[email protected]
T 0570 64 71 62
W www.seh.nl
E janniebenedictus@ kluwer.nl
Redactieleden:
Universal life verzekeringen
4 7 8 10 14 16
AGENDA
Raymond Bakker
Basisontwerp:
Jelle van den Berg
BCR-YCD B.V.
22 april 2008
3 juli 2008
Antwan Janssen
Olaf Wiggers
Congres MiFID en Nationaal Regime in Apeldoorn
Verschijning Erkend, nummer 2
Harrie-Jan van Nunen Bart de Nie
Vormgeving:
Elke Snijder
Artnic, Deventer
29 en 30 oktober 2008 17 juni 2008 Congres De Hypotheekadviseur met verkiezing Hypotheekadviseur 2008 in Nieuwegein
2
april 2008 -
Erkend - Beleggen
Het Nationaal Hypothekencongres in Amsterdam
REDACTIONEEL
Begin dit jaar verliet Bart Seegers na
gepubliceerd. Dat betekent dat u als
Themabijeenkomsten
twee jaar de SEH, om zich elders te gaan
hypotheekadviseur weer met nieuwe
In de eerste drie maanden van dit jaar
bekwamen in het uitgeversvak. Inmiddels
regels te maken krijgt. De MiFID geeft
hield de SEH veertien themabijeenkomsten
heeft ondergetekende, ook al betrokken bij
regels voor (onder andere) aanbieders en
door het hele land. Met bijna duizend
de oprichting van de SEH, zijn taken als
bemiddelaars in effecten. In de advisering
bezoekers droegen deze bijeenkomsten
directeur overgenomen.
over hypotheken komen beleggingen zeer
sterk bij aan de bewustwording rondom
veel aan de orde. De MiFID zou daarmee
het hypothekenrapport van de AFM.
SEH tien jaar
een belangrijke invloed krijgen op de
Deskundige inleiders namen in interactieve
In februari van dit jaar bestond de
bedrijfsvoering van de hypotheekadviseur
sessies de constateringen van de AFM
erkenningsregeling voor hypotheekadviseurs
en zelfs verstrekkende gevolgen kunnen
met de deelnemers door. Veel van wat de
tien jaar. De SEH werd in 1998 opgericht
hebben. Daarom ontwikkelt Nederland een
AFM in haar rapport schrijft, werd door de
omdat de complexiteit rond de advisering
MiFID nationaal regime. Het is zaak dat
aanwezigen herkend. Toch had men ook het
van hypotheken in die tijd sterk toenam.
de hypotheekadviseur zich verdiept in de
gevoel dat de benadering wat theoretisch
Niet alleen de beleggingsaspecten namen
consequenties van het nationaal regime voor
was. In de praktijk kan het nu eenmaal niet
een grote vlucht, ook de fiscaliteit en de
zijn bedrijfsvoering, vooral bij de advisering
altijd ideaal verlopen. Wel was men het
juridische aspecten vroegen steeds meer
over effectenhypotheken. Zo moeten er
eens over de noodzaak om de handen uit de
van de adviseur. Aanleiding om een gewenst
duidelijke afspraken gemaakt worden met de
mouwen te steken. De adviseur is voor de
basisniveau van vakbekwaamheid voor
aanbieder wie de zogenoemde doorlopende
consument immers dé vertrouwenspersoon
de hypotheekadviseur te formuleren en
zorgplicht op zich neemt. Maar ook worden
waarop hij moet kunnen bouwen.
in de branche te promoten. Niet zonder
er beperkingen opgelegd aan het type
resultaat: inmiddels is de 13.000e erkend
beleggingen waarover hij in het nationaal
Verkiezing
hypotheekadviseur ingeschreven.
regime mag adviseren.
Het Congres De HypotheekAdviseur 2008
Het doel van de SEH is en blijft het
nadert met rasse schreden. Op 17 juni
waarborgen van een hoog niveau van
Om de hypotheekadviseur hierover goed
2008 is het zover. Thema: Uw klant
vakbekwaamheid van de hypotheekadviseur.
te informeren houden de SEH en de
op de middenstip. SEH-leden hebben
Dat betekent dat het SEH-examen zwaardere
SKFD op dinsdag 22 april 2008 een
gratis toegang tot dit congres waar ook
eisen stelt aan de kandidaat dan andere
voorlichtingsbijeenkomst in Orpheus in
de Hypotheekadviseur van het jaar wordt
examens. Ook gaat de permanente educatie
Apeldoorn. Tijdens deze bijeenkomst wordt u
verkozen. Deze verkiezing bevindt zich nu
verder dan de wettelijke eisen. Bovendien
geïnformeerd over:
in de derde fase. Dat wil zeggen dat mystery
worden erkend hypotheekadviseurs continu
■
de wetgeving MiFID nationaal regime;
shoppers de overgebleven kandidaten
op de hoogte gehouden van nieuwe
■
de gevolgen voor het vergunningentraject;
bezoeken. Op 17 juni 2008 volgt in
ontwikkelingen. Daarmee is de SEH
■
de gevolgen voor het toezicht van de AFM;
Nieuwegein de spannende ontknoping.
een belangrijke partner voor de erkend
■
de gevolgen voor het adviestraject/de zorg-
Ik hoop u daar te zien!
hypotheekadviseur.
plicht; ■
De MiFID: een nieuwe uitdaging
en de gevolgen voor de bedrijfsvoering/
processen.
Bart de Nie Directeur
Op 1 april 2007 is de definitieve wijziging van de Wet op het financieel toezicht
Informatie en inschrijving op
vanwege de MiFID in de Staatscourant
www.nationaalregime.nl april 2008 -
Erkend - Beleggen
3
‘WE MOETEN DE ZAAK NIET ONDERSCHATTEN’
NATIONAAL REGIME: ZEGEN OF BEDREIGING? Het nationaal regime komt eraan. Wanneer precies, is nog niet bekend. Minister Bos hoopt op 1 april 2008 – zo liet hij weten tijdens het overleg met de vaste commissie voor Financiën van 31 januari jl. Het nationaal regime is, zoals bekend, gebaseerd op de MiFID. De MiFID stelt uitvoerige regels voor het verlenen van beleggingsdiensten, maar is met name op organisatorische punten buitenproportioneel wanneer het gaat om hypotheekbemiddelaars en bemiddelaars in levensverzekeringen. Het nationaal regime kent ten opzichte van de MiFID lichtere organisatorische eisen – afgaande op het beleidsdocument van augustus 2007 (te vinden op de website van AFM) en de brief aan de Tweede Kamer van het ministerie van 19 december 2007. Is het dan al goud wat er blinkt? Zeer zeker niet. In een gesprek met Rob Schotsman blijkt dat het nationaal regime allesbehalve lichtvaardig moet worden opgevat.
D
r. R.J. (Rob) Schotsman is werkzaam voor NIBE-SVV als senior-adviseur en heeft jarenlange ervaring met Wft-vraagstukken. Hij adviseert over de Wft voor banken, beleggingsondernemingen, verzekeraars, tussenpersonen en brancheorganisaties en keurmerkinstituten zoals de Stichting Financiële Dienstverlening (StFD), de Stichting Keurmerk Financiële Dienstverlening (SKFD) en Dutch Securities Institute (DSI). Daarnaast verzorgt hij regelmatig presentaties over de Wft. Risico van onderschatting Schotsman: ‘Het probleem met een begrip als ‘minder zwaar’, is dat men het risico loopt om de zaak te onderschatten. Een valkuil voor zowel hypotheekbemiddelaars als brancheorganisaties. In vergelijking met de huidige Wft-gedragsregels is het nationaal regime zwaar, ook omdat het
4
april 2008 -
Erkend - Beleggen
explicieter, gedetailleerder en anders is dan men nu gezien de gedragsregels voor kredieten en verzekeringen gewend is. Veel nieuwe eisen, allerlei vastleggingsplichten, en een nieuw ‘ken uw klant’-regime. Er zullen wellicht heel wat tussenpersonen zijn die niet aan het nationaal regime kunnen voldoen, maar ik denk niet dat dat de eerste vraag zou moeten zijn. Niet: ‘kan ik hieraan voldoen?’ maar: ‘wil ik hieraan voldoen?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal men niet alleen inzichtelijk moeten hebben wat deelname aan het nationaal regime inhoudt, maar ook wat de gevolgen zijn als men er voor kiest níet mee te doen. Helaas bestaat over dit laatstgenoemde nog behoorlijk wat onduidelijkheid. Grijs gebied Schotsman: ‘Ik kan mij voorstellen dat veel hypotheekbemiddelaars afgeschrikt
worden door de zware eisen die het nationaal regime aan ze stelt. Zij zouden dan tot de conclusie kunnen komen dat zij de effectenhypotheek willen afstoten en zich verder onthouden van het verstrekken van beleggingsadviezen. In het huidige concept valt het uitbrengen van advies onder de MiFID-nationaal regime, maar het slechts aanbrengen van klanten, niet. De vraag is alleen: wanneer ben je bezig met alleen het aanbrengen van een klant, en wanneer ben je bezig met adviseren? Iemand die naar huis wordt gestuurd met het risicoinventariesatieformulier van de bank krijgt geen beleggingsadvies, dat moge duidelijk zijn. Maar in de praktijk zal dit niet vaak voorkomen. De klant zal naar alle waarschijnlijkheid wegwijs worden gemaakt bij het invullen van het formulier. Als dit betekent dat de klant dit alsnog zelfstandig invult, al dan niet op het kantoor van
Rob Schotsman: ‘Het probleem met een begrip als ‘minder zwaar’ is dat men het risico loopt om de zaak te onderschatten.’
de hypotheekbemiddelaar, wordt er juridisch gezien niet geadviseerd: de hypotheekbemiddelaar brengt slechts een klant aan. Maar als de klant hierbij om hulp vraagt, kom je in een grijs gebied waarbij je toch half en half een adviserende rol vervult. Dat weet het Ministerie van Financiën vermoedelijk
‘Maak de keuze, adviseren of afstoten’
ook, dus die zal met reden al gauw kunnen zeggen dat er sprake is van een beleggingsadvies, dat dus onder het nationaal regime valt. Eigenlijk zou men hierin duidelijk stelling moeten nemen, en de hypotheekbemiddelaars voor de keuze stellen: adviseren of afstoten, geen tussenweg mogelijk.’
Mocht die stelling ‘adviseren of afstoten’ inderdaad worden ingenomen, dan heeft niet meegaan met het nationaal regime tot gevolg dat de hypotheekbemiddelaar in kwestie niet langer effectenhypotheken zal kunnen verkopen. Schotsman: ‘Of de bemiddelaar moet opteren voor de positie van verbonden agent, maar ik vraag me af of aanbieders daarop zitten te wachten.’ Beleggings(verzekerings)hypotheken daarentegen kan de bemiddelaar wel aan de man brengen, omdat deze juridisch gezien niet onder MiFIDnationaal regime vallen. Bij de verkoop van een beleggingshypotheek is de hypotheekbemiddelaar dan ook niet gehouden aan de eisen die het nationaal regime stelt. De verschillen zijn best groot. Eisen van het nationaal regime Schotsman schetst in het kort welke eisen straks naar verwachting zullen
gelden onder het nationaal regime. Hij doet dat naar aanleiding van de officiële documenten die daarover door het ministerie van Financiën zijn gepubliceerd, maar tekent wel aan dat het over voorstellen gaat. ‘Om te beginnen moet de hypotheekbemiddelaar een aanvullende BAV afsluiten’, zegt Schotsman. ‘Ook krijgt hij te maken met extra toetstermen, die wellicht ook gaan gelden voor beleggingshypotheken als het advies van de CDFD wordt overgenomen. Vervolgens komt hij te staan voor vastleggingsplichten: kopieën van de identiteit van de cliënt, de cliëntovereenkomst, het klantprofiel bij adviseren, ontvangen, doorgeven of uitvoeren van orders, voorbeelden van reclame-uitingen, van klachtgegevens, van aan cliënt verstrekte informatie omtrent vergoedingen, beleggingsadvies aan niet-professionele cliënten. Tel daarbij op de zwaardere eisen op het terrein van informatieverstrekking en transparantie. april 2008 -
Erkend - Beleggen
5
En niet te vergeten: de gedetailleerde en explicietere ‘ken uw klant’ -verplichtingen, de specifiekere eisen die zullen worden gesteld aan de cliëntovereenkomst, een mogelijke aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst tussen hypotheekbemiddelaar en aanbieder, het vraagstuk van de voortdurende zorgplicht, de plicht om te voldoen aan de MiFID-provisieregels, én de verplichte overhandiging van het voor de klant gemaakte beleggersrisicoprofiel aan de bank.’ Allerlei nieuwe regelgeving – zwaardere, of andere explicietere en gedetailleerder regels - die straks wel geldt voor de effectenhypotheek, maar niet voor de beleggershypotheek. Gaan deze verschillen nog geharmoniseerd worden? Schotsman: ‘Ten aanzien van de provisies wil men zeker harmoniseren, maar ten aanzien van de zorgplicht zijn er
‘Wees praktisch: redeneer vanuit MiFID-nationaal regime’
naar mijn weten nog geen stappen gezet. Wel schrijft minister Bos in zijn brief van 19 december 2007, dat na inwerkingtreding van het nationaal regime, voorstellen zullen worden gedaan als vanuit het oogpunt van gelijke consumentenbescherming en een gelijk speelveld voor gelijksoortige producten,
verschillen niet gerechtvaardigd zijn. Ik verwacht dat het bouwwerk rondom de beleggingshypotheek in de praktijk zal opschuiven richting dat van de effectenhypotheek. Mijn tip aan de hypotheekbemiddelaars is dan ook: Wees praktisch, redeneer vanuit MiFIDnationaal regime.’ Hulp bij keuze Met deze laatste opmerking bedoelt Schotsman overigens niet, dat hij iedere hypotheekbemiddelaar zonder meer adviseert om toch mee te gaan in het nationaal regime. ‘Bedenk van te voren of je deze diensten wil blijven verlenen. Als je wil blijven adviseren, geef dan goede adviezen, en geen halve om maar in dat grijze gebied te blijven. Maak de keuze: adviseren of afstoten. Als de keuze ‘adviseren’ is, bereid je dan alvast voor op de nieuwe eisen. Als het nationaal regime ingaat, hoef je vermoedelijk niets te doen omdat dit van rechtswege zal zijn. Als je dat niet wilt, zal je zelf actie moeten ondernemen. Wellicht komt er een overgangsperiode waarbinnen je moet gaan voldoen aan de nieuwe eisen. Onderschat deze niet, want deze zijn heel anders dan je gewend bent. De keuze ‘nationaal regime of niet’ is er een waar nogal wat consequenties aan verbonden zijn. Ongetwijfeld zullen brancheorganisaties, de Stichting Financiële Dienstverlening en erkenningsregelingen als SEH hier een ondersteunende rol spelen.’
Doorlopende zorgplicht Ook op het gebied van de daadwerkelijke uitvoering van het nationaal regime ziet Schotsman een taak weggelegd voor de brancheorganisaties. ‘Onder het nationaal regime kan een bemiddelaar te maken krijgen met een voortdurende zorgplicht. De vraag is bij wie de plicht om de klant tijdens de looptijd te informeren over de waardeontwikkeling, komt te rusten en of de klant hierover een advies wil en zo ja van wie – van de bank of van de bemiddelaar? Het Ministerie van Financiën wil terecht dat dit geregeld wordt en dat hierover geen
‘Wacht niet af tot het zover is’
onduidelijkheden bestaan. Daar moeten dus afspraken over worden gemaakt tussen de hypotheekbemiddelaar en de bank. Vragen over de daadwerkelijke aard en reikwijdte van de dienstverlening moeten beantwoord worden. Wat mag de klant verwachten van de tussenpersoon, en wat van de bank?’ Schotsman raadt kortom de hypotheekbemiddelaar aan om niet af te wachten totdat het zover is, maar zich alvast te verdiepen in de aankomende regelgeving. Linda Groesbeek
WIE MAG ZICH NA 17 JUNI 2008 HYPOTHEEKADVISEUR VAN HET JAAR NOEMEN? Noteer in uw agenda:
Congres De Hypotheekadviseur 2008 Uw klant op de middenstip 17 juni 2008 - NBC Nieuwegein
Voor alle SEH leden gratis toegang.
Meld u zich dus tijdig aan op: www.congresdehypotheekadviseur.nl In samenwerking met de Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs
6
april 2008 -
Erkend - Beleggen
VEILIG SPAREN EN BELEGGEN VIA HET DEPOSITO- EN BELEGGERSGARANTIESTELSEL De concurrentie op de spaarmarkt en beleggingsmarkt is heviger dan ooit. Met name kleinere banken bieden hogere rentes en lagere kosten dan de grote handelsbanken. Wat zijn de risico’s voor de spaarder wanneer geld wordt weggezet via deze kleinere banken ?
P
er 1 januari 2007 is de Wet toezicht kredietwezen 1992 ingetrokken en daarmee verviel ook de Collectieve Garantieregeling. Per 1 januari 2007 is de Wet op het financieel toezicht (Wft) van kracht geworden. Onderdeel hiervan is het depositogarantiestelsel, de opvolger van de Collectieve Garantieregeling. Tegelijkertijd heeft het beleggerscompensatiestelsel de plaats ingenomen van de vroegere beleggerscompensatieregeling. Het nieuwe depositogarantiestelsel houdt in dat, mocht een bank niet meer aan haar verplichtingen kunnen voldoen (bijvoorbeeld in het geval van een faillissement), dat de rekeninghouders er zeker van zijn dat de eerste € 20.000 van hun tegoeden op betaal- of spaarrekeningen gegarandeerd zijn. Voor de volgende € 20.000 geldt dat zij hiervan 90% terugkrijgen. Voor het deel van de betaal- of spaarrekening tussen de € 20.000 en € 40.000 geldt een eigen risico van 10%. Het nieuwe beleggerscompensatiestel sel voorziet in een vergoeding tot een maximum van € 20.000 per persoon voor beleggingen. Op dit punt is er met de Wft niets gewijzigd. De voorwaarden voor de stelsels Geld dat op lopende rekeningen, spaarrekeningen of bijzondere spaarrekeningen zoals termijn-
deposito’s staat, valt onder het depositogarantiestelsel. Of achtergestelde deposito’s onder het depositogarantiestelsel vallen, wordt per geval beoordeeld. Zowel particulieren, als kleine ondernemingen (zij die een verkorte balans mogen publiceren) kunnen een beroep doen op het garantiestelsel. De regeling geldt per persoon, per bankinstelling. In geval van een en/of rekening geldt het maximum per persoon. Nederlandse banken die een vergunning hebben van DNB vallen onder het depositogarantiestelsel. Wilt u weten of een bank in deze categorie valt, kijkt u dan in het Wft-register. Een Nederlandse bank valt onder het depositogarantiestelsel als in de linkerkolom staat ‘Uitoefenen van het bedrijf van bank met beleggingsdiensten (2:13 lid 1)’ of ‘Uitoefenen van het bedrijf van bank of elektronisch geldinstelling (2:12 lid 1)’ en ‘Kredietinstelling aangesloten bij centrale kredietinstelling (3:111)’. Voor buitenlandse beleggingen geldt dat alle Nederlandse banken en beleggingsondernemingen die een vergunning hebben van De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten (AFM) vallen onder het Nederlandse beleggerscompensatiestelsel.
voor de gehele financiële marktsector, zodat alle financiële instellingen onder het gedragstoezicht van de AFM vallen. Dit gedragstoezicht is gericht op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten. In de Wft is ook geregeld aan welke voorwaarden een beleggingsinstelling moet voldoen wanneer ze verhandelbare effecten aan het publiek wil aanbieden. Het is niet toegestaan om zonder een door de AFM goedgekeurd prospectus verhandelbare effecten aan het publiek aan te bieden. Daarnaast is elke toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt afhankelijk gesteld van de publicatie van een door de AFM goedgekeurde prospectus. Voor sommige effecten geeft de wet echter een vrijstelling. Deze vrijstelling is gegeven aan die beleggingsinstellingen die beleggingsobjecten aanbieden voor een nominaal bedrag per beleggingsobject van ten minste € 50.000. In deze situaties ontbreekt dan ook het gedragstoezicht van de AFM, zodat er geen volledig beeld ontstaat over de betrouwbaarheid van de aanbieder. Herman Onvlee Opleider StudieCentrum Financiële Branche
Vrijstellingsregeling Wft De AFM is de gedragstoezichthouder april 2008 -
Erkend - Beleggen
7
WFT-PROOF BELEGGINGSADVIES BINNEN EEN HYPOTHEEKADVIES Met de introductie van de Wft en de invoering van MiFID heeft de adviseur meer verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van beleggingsadvies. Had de adviseur hiervoor voornamelijk te maken met de regels voortvloeiend uit het cliëntenremisierschap, met de huidige regelgeving is zijn verantwoordelijkheid fors uitgebreid.
D
at deze nieuwe tak van advisering door veel adviseurs nog als ‘eng’ en ‘onduidelijk’ wordt bestempeld, blijkt uit de vele reacties tijdens het inhaalprogramma Beleggen A. Uiteraard probeert u uw klanten zo goed en zo eerlijk mogelijk te informeren over de risico’s en karaktereigenschappen van beleggingen, maakt u een volledige inventarisatie, kundige berekeningen over inkomensstromen, de besteedbare inkomens, etcetera, maar dan blijkt het in de praktijk toch lastig om het
beleggingsverhaal Wft-proof te integreren in het financiële advies. Onderstaand zevenstappenplan is een handig hulpmiddel om uw beleggingsadvies te integreren in uw totale hypotheekadvies. Stap 1: Wat is het beleggingsdoel ? Belangrijk om te weten is waarvoor uw klant spaart, het beleggingsdoel. Nóg belangrijker om te weten is het financiële effect voor uw klant wanneer hij zijn doelstelling niet behaalt. Is het behalen van het beleggingsdoel zeer belangrijk,
dan spreekt men over een objectief doel. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer uw klant een laag pensioeninkomen heeft, de wens koestert om na pensionering in de eigen woning te blijven wonen, maar dit financieel alleen kan opbrengen als de hypotheek voor minimaal 75 % is afgelost op pensioendatum. Het minimale beleggingsdoel is voor deze klant een objectief doel, want zou hij het niet halen, dan komt hij in de financiële problemen. Een heel andere situatie is die van de klant die liever niets wil aflossen, maar
ZEVENSTAPPENPLAN
7 Portefeuilleen profielbewaking
1 Beleggingsdoel 2 Beleggingshorizon
6 Assetallocatie 5deDoelstelling van aanbieder 8
april 2008 -
Erkend - Beleggen
3 Risicoprofiel 4 Risicotolerantie
een minimale storting van € 7.500 op een beleggingsrekening doet, enkel om aan de minimale aflossingseis van de geldverstrekker te voldoen. Het wel of niet behalen van het einddoel heeft geen directe financiële consequenties voor de klant, anders dan dat hij het ‘wel jammer’ zou vinden. In dat geval spreekt men van een subjectief beleggingsdoel. Bij een subjectief doel past een risicovollere beleggingsmix dan bij een objectief doel. Stap 2: Hoe lang is de beleggingshorizon ? De beleggingshorizon wordt bepaald door het eerste moment waarop uw klant over (een deel van) het beleggingsvermogen dient te beschikken. Bij een aflossingsplan wordt de horizon vaak op 30 jaar gesteld, maar wanneer uw klant aangeeft dat hij wellicht over 10 jaar gaat verhuizen en dan over het vermogen moet kunnen beschikken, dan is de horizon 10 in plaats van 30 jaar. Ook als uw klant een beleggingsrekening aangaat om daaraan gedurende de gehele looptijd van de hypotheek iedere maand vermogen of inkomen te onttrekken, is er geen sprake van een horizon van 30 jaar. De horizon wordt immers bepaald door het eerste opnamemoment. Naarmate de horizon langer is, kan meer risicovol worden belegd omdat er meer tijd is voor herstel. De prioriteit van het beleggingsdoel beïnvloedt vervolgens deze keuze weer. Stap 3: Wat is het mentale risicoprofiel van uw klant ? Zijn de voorgaande twee stappen objectief te bepalen, bij deze derde stap gaat het om de mentale beleving van de klant. Zijn uw klanten risicomijdend of juist risicozoekend? Wat is de perceptie van uw klant als u spreekt over beleggen? Houd er rekening mee dat de perceptie van uw klant dynamisch en beinvloedbaar is. Niet alleen de informatie die hij van u krijgt beinvloedt zijn beleving, ook ervaringen uit het verleden en berichten in de media doen dat. Als de kranten vol met waarschuwingen over beleggen staan, dan zal uw klant ook sneller kopschuw worden. Een combinatie van de voorgaande drie stappen levert het beleggersprofiel op. In de praktijk wordt vaak gebruikt
gemaakt van een standaard profiel. Op zich is dit een handig hulpmiddel, maar sommige profielen zijn zo beperkt dat de uitkomst van één van de drie stappen, zoals de beleggingshorizon, een (te) zware invloed heeft op het eindresultaat en leidt tot een verkeerde, meestal te risicovolle, beleggingsmix. Het gebruiken van een standaard beleggersprofiel van de aanbieder, vrijwaart u overigens niet van de verantwoordelijkheid voor de juiste vaststelling van de risicobereidheid!1 Stap 4: Hoe groot is de risicotolerantie van uw klant ? Als u het doel van uw klant kent, weet wanneer hij zijn geld nodig heeft en hoe hij over de risico’s van beleggen denkt, dan zult u moeten testen of de hierbij passende beleggingsmix ook daadwerkelijk bij uw klant past. Dit is één van de moeilijkste processen van het beleggingsadvies. U zult moeten inschatten of de aanbevolen mix, met het verwachte rendement en het berekende risico, acceptabel en gewenst is voor uw individuele klant. U kunt dit testen door uw klant inzicht te geven in de kans op een negatief of afwijkend rendement. Als blijkt dat uw klant zich niet kan vinden in de standaard beleggingsmix, dan zult u de beleggingsmix moeten aanpassen. Voor uw dossier is het van belang dat u de aanpassing goed motiveert. Kiest uw klant voor een meer risicovolle portefeuille, dan zult u gemotiveerd moeten vastleggen waarom uw klant hiervoor kiest en dat u hem heeft gewezen op de extra risico’s van een hoger profiel. Kiest de klant daarentegen voor minder risico, dan moet u in uw dossier de financiële gevolgen van een lager rendement vastleggen. Bij een lager risicoprofiel hoort immers lager verwacht rendement en dus een lagere verwachte uitkomst (beleggingsdoel). Stap 5: Wat is de doelstelling van de aanbieder ? Bij deze stap gaat het er niet zozeer om bij welke aanbieder uw klant moet gaan beleggen, maar om de beleggingsfilosofie van het beleggingsfonds. Wat is de basisdoelstelling van het fonds? Is het de bedoeling om een hoger rendement te behalen dan de benchmark (waar overigens maar 15% van de aanbieders in slaagt en dus jaarlijks 85% faalt), of kiest
u voor een indexvolgend fonds vanwege de lage kostenstructuur? Zo kunt u ook kiezen uit fondsen die als doelstelling hebben om (tussentijdse) garanties af te geven, of fondsbeheerders die juist alleen maar beleggen in blue chips. Tot slot zou u nog kunnen kiezen voor een themabelegging (zoals bijvoorbeeld IT of energie) of gaan voor een hedgefonds. Iedere aanbieder volgt een basisprincipe. Het is belangrijk om dit principe te weten, omdat dit voor een groot deel de tevredenheid over het rendement van uw klant zal bepalen. Stap 6: Portefeuille invulling U bent toe aan de daadwerkelijke invulling van de portefeuille van uw klant, de assetallocatie. Als beleggen A adviseur is het niet toegestaan dat u zelfstandig de beleggingsmix voor uw klanten invult. U moet gebruik maken van de modelportefeuilles van de aanbieder of, indien van toepassing, de portefeuille invullen middels de aangegeven fondsopties binnen de modelverdeling. Wilt u zelfstandig de fondskeuzes voor uw klant bepalen, dan heeft u aanvullende kwalificaties nodig. Stap 7: Portefeuille- en profielbewaking Wijken de eerste zes stappen niet zo veel af van de taken die we kennen als cliëntenremisier, onder de huidige regelgeving krijgt u te maken met een stukje zorgplicht. U moet er voor zorgen dat de portefeuille van uw klant in overeenstemming is en blijft met zijn beleggingsprofiel. Afwijkingen van het profiel kunnen op een aantal manieren ontstaan. Als uw klant gaat beleggen in meer dan één fonds ontstaat er automatisch scheefgroei in de portefeuille. Ieder fonds zal namelijk op haar eigen wijze renderen, zodat er periodiek overen ondervertegenwoordiging ontstaat binnen de beleggingsmix. De adviseur moet de klant informeren over deze scheefgroei en de portefeuille weer in overeenstemming brengen met het profiel (rebalancing). Ook kan de portefeuille gaan afwijken van het profiel doordat de klant anders in het leven is komen te staan. Het vermogensdoel van de klant kan wijzigen, bijvoorbeeld doordat deze een erfenis heeft ontvangen en het objectieve doel april 2008 -
Erkend - Beleggen
9
ineens subjectief is geworden. Ook zal de horizon gedurende de looptijd steeds korter worden, waardoor de portefeuille naarmate de einddatum in zicht komt, steeds defensiever moet worden. Voorts kan de klant van visie veranderen, omdat hij anders gaat denken over beleggingen, door bijvoorbeeld positieve of juist negatieve ervaringen. Ook zult u actief moeten reageren naar uw klant als deze voortijdig zijn beleggingsdoel bereikt om zo het vermogen veilig te stellen. Krijgt u te maken met een wijziging in het beleggingsprofiel, dan moet u opnieuw alle stappen doorlopen om zo tot een passende allocatie te komen. Adviesfunctie of execution only ? Voor een financieel adviseur die adviseert in beleggingsproducten (of dat nu gaat
via een beleggingsrekening, of via een beleggingsverzekering) is het belangrijk dat u periodiek contact houdt met uw klant over (wijzigingen in) zijn portefeuilleopbouw, zijn persoonlijke beleving alsmede zijn doelstelling. Vindt u het lastig om deze rol te vervullen, of laat uw klant uw bemoeienissen niet toe, kies dan voor een dienstverlening op basis van execution only. Uw rol blijft dan ongeveer beperkt tot die van cliëntremisier, met dien verstande dat u uw klant hierover wel expliciet dient te informeren! Harrie-Jan van Nunen MFP 1 Wij verwijzen u naar het AFM rapport ‘ Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken’ blz. 59
HYPOTHEEKADVIES: KLANTPROFIEL VERSUS BELEGGERSRISICOPROFIEL Het hypotheekadvies heeft een wettelijke basis gekregen in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het afsluiten van een hypotheek is voor klanten een belangrijke financiële beslissing; de (netto-)woonlasten hebben immers een grote en langjarige impact op het netto besteedbaar inkomen. Goede en juiste advisering van hypotheken kenmerkt zich door passend en goed advies. Maar wat betekenen deze begrippen in de praktijk?
V
oorafgaand aan het hypotheekadvies moet eerst informatie worden ingewonnen over het klantprofiel en moet - in geval van een beleggingshypotheek en/of een effectenhypotheek - het beleggersrisicoprofiel worden opgesteld. Onlangs is de MiFID in werking getreden. Deze richtlijn bevat onder andere nieuwe regels voor beleggingsadvies door tussenpersonen. Er is echter uitstel verleend, omdat speciaal voor deze
10
april 2008 -
Erkend - Beleggen
categorie adviseurs een ‘verlicht’ nationaal regime wordt geschreven. De geplande ingangsdatum is medio 2008. Onder het nieuwe regime gelden nieuwe eisen met betrekking tot het klantprofiel en het beleggersrisicoprofiel. Hoe beide profielen zich tot elkaar verhouden, leest u in bijgaand artikel. Dit artikel beschrijft de situatie van advies door de hypotheekadviseur.
Execution only – waarbij de klant zonder advies van een tussenpersoon financiële producten afsluit - valt buiten het bereik van dit artikel. Tevens is in dit artikel het advies beperkt tot de producten beleggingshypotheek en effectenhypotheek. Wft-eisen van het hypotheekadviesproces De Wft eist van de hypotheekadviseur
dat hij bij klantadvisering het klantprofiel vaststelt en op basis hiervan een passend en gemotiveerd hypotheekadvies. Bij dit advies hoort het verstrekken van volledige, juiste, duidelijke en niet-misleidende informatie over de dienstverlening en de productgegevens. Het betreffende klantdossier moet ten behoeve van de AFM tenminste een jaar bewaard blijven. Het digitale en/of fysieke dossier moet zodanig opgebouwd zijn, dat het hypotheekadvies volledig kan worden gereconstrueerd op dossierniveau. Zonder extra toelichting van de betreffende adviseur. De bewaarplicht van een jaar is publiekrechtelijk van aard (wettelijke regels tussen overheid en burgers). De termijn van een jaar geldt uitsluitend voor de AFM in het kader van de toezichtstaak. De civielrechtelijke bewaartermijn is veel langer, omdat het regels tussen burgers onderling betreft, bijvoorbeeld in het kader van de aansprakelijkheid. De begrippen ‘passend’ en ‘goed’ advies Een advies is volgens de AFM passend als het hypotheekadvies rekening houdt voor zover mogelijk - met de ingewonnen informatie uit het klantprofiel. Een advies is goed volgens de toezichthouder, als er sprake is van een passend advies, aangevuld met een volledige adviesmotivatie en juiste, duidelijke, niet misleidende en relevante informatievoorziening. De Wft eist een goed advies, als het advies van een bemiddelaar/tussenpersoon heeft geleid tot het sluiten van een hypotheek door de klant. In het in november 2007 verschenen rapport van de AFM ‘Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken’ wordt ook gesproken over voorbeelden van ‘excellente’ adviespraktijken. Dit zijn voorbeelden van klantadviezen die de klant nog meer centraal stellen dan vereist is in een goed adviesproces. Het woord ‘excellent’ geeft aan dat de adviseur met zijn adviesproces meer inspanningen verricht dan op basis van de wet is vereist. Bijvoorbeeld door het verstrekken van een
algehele financiële planning, waardoor er een financieel plan ontstaat, waarin het hypotheekadvies is geïntegreerd. Wat is een beleggingshypotheek en een effectenhypotheek? Aangaande de werking van het klantprofiel en het beleggersprofiel beperken wij ons tot de vermogensopbouwende producten met een beleggingskarakter in combinatie met een hypotheek. De effectenhypotheek is een hypotheek met een, al dan niet, verpande beleggingsrekening (bijvoorbeeld BEW). De beleggingshypotheek is een hypotheek met een, al dan niet, verpande beleggingsverzekering (bijvoorbeeld KEW). De effectenhypotheek valt wel onder de MiFID, de beleggingshypotheek niet! De beleggingshypotheek valt onder de huidige Wft. Dit betekent dat er voor beide adviesproducten verschillende adviesregels zijn. Het verschil wordt juridisch verklaard door het feit dat bij beleggingsrekeningen voor rekening en risico van de klant wordt belegd. Dat geldt niet voor beleggingsverzekeringen, want daar wordt voor rekening van de verzekeraar belegd. Een vreemd onderscheid, want de uitkering van de poliswaarde op de expiratiedatum creëert voor de begunstigde geen verhaalsrecht bij de verzekeraar op grond van bijvoorbeeld teleurstellende beleggingsresultaten, wanneer het geld voor rekening en risico van de verzekeraar is belegd. Het klantprofiel bij een hypotheekadviesvraag Bij hypotheken moet een klantprofiel worden opgesteld. Op basis van een klantprofiel geeft de adviseur een adequaat hypotheekadvies. Het klantprofiel geeft de adviseur inzicht in: ■ feitelijke gegevens over het leven, wonen en werken van de klant(en); ■ kennis en ervaring van bepaalde financiële producten; ■ risicobereidheid in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van de producten;
doelstellingen: wat is het doel van de klant(en) met het product?
■
Doelstellingen en risicobereidheid zijn toekomstgerichte zaken. Het risicobegrip kan betrekking hebben op de betaalbaarheid van de woonlasten bij het intreden van bepaalde risico’s, zoals: ■ overlijdensrisico; ■ arbeidsongeschiktheidsrisico; ■ werkloosheidsrisico; ■ opbouwrisico vermogensproducten; ■ wijziging in andere persoonlijke omstandigheden (bijv. pensioen of echtscheiding); ■ renterisico bij een rentevastperiode korter dan de looptijd van de hypotheek; ■ restschuldrisico bij tussentijdse verkoop woning en/of op de einddatum van de hypotheek. Het beleggersrisicoprofiel bij een hypotheekadviesvraag Het klantprofiel moet duidelijk onderscheiden worden van het beleggersrisicoprofiel. Bij het opmaken van het klantprofiel is vastgesteld: ■ de omvang van het doelvermogen ter bepaling van het restschuldrisico (bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk aflossen); ■ op welke wijze de klant het doelvermogen wil opbouwen: – door te beleggen (met bewustwording van het beleggingsrisico); – of te sparen (bij geen risicobereidheid op basis van het klantprofiel); – of geen van beide (aflossingsvrij al dan niet in combinatie met een overlijdens risicoverzekering, beide aansluitend op de financiële positie). Is op basis van het klantprofiel gekozen voor een opbouwproduct met een beleggingselement, dan moet met behulp van het beleggersrisicoprofiel vervolgens worden bepaald welke beleggingsklasse binnen het beleggingsproduct voor de klant geschikt is. Het beleggersrisicoprofiel vormt dus een onderdeel van het klantprofiel als geadviseerd wordt over hypotheken en opbouwproducten met een beleggingselement.
april 2008 -
Erkend - Beleggen
11
Als de uitkomst van het beleggersrisicoprofiel bijvoorbeeld defensief is, en het historisch fondsrendement van het betreffende fonds een percentage aangeeft gelijk of minder dan de op dat moment geldende spaarrente, dan moet in de adviesmotivatie een afweging plaatsvinden tussen aflossen met een beleggingsproduct of een spaarproduct. Eventueel in combinatie met een overlijdensdekking. Enkelvoudige of voortdurende zorgplicht Van belang is de voortdurende zorgplicht tijdens de looptijd van het product. Bij beleggingshypotheken en effectenhypotheken moet volgens de AFM in het kader van de zorgplicht periodiek worden gecontroleerd of de opbouw van het vermogen conform prognose verloopt en of de (levens)omstandigheden van klanten niet gewijzigd zijn. Dit wordt wel het revisieproces genoemd. Het is de bedoeling om in het kader van het nationaal regime de verantwoordelijkheden van klant, tussenpersoon en bank duidelijker vast te leggen en deze verantwoordelijkheidsverdeling vooraf kenbaar te maken aan de klant.
Voorbeeld Klanten hebben een effectenhypotheek. Bij het naderen van de aflossingsdatum blijkt dat onvoldoende vermogen is
Wft klantprofiel
Adequaat hypotheekadvies
Adequaat beleggingsadvies
Wft beleggersrisicoprofiel
het restschuldrisico groter wordt dan bij aanvang van de hypotheek is berekend. De klant moet hierover zodanig geïnformeerd worden, dat hij zich voor het sluiten van dit type opbouwproduct bewust wordt van het risico. Een klant met een beleggersrisicoprofiel met als uitkomst beleggingsklasse neutraal en bijvoorbeeld een mix fonds kan de volgende beleggingsrisico’s lopen: ■ Koopkrachtrisico Inflatie tast ongemerkt het rendement aan. Doordat de prijzen zijn gestegen, is de consumptieve waarde van het eindbedrag, de koopkracht, gedaald. ■ Renterisico Het renterisico is het risico dat klanten lopen doordat ze de kans missen om meer geld te verdienen. Gedurende een lange periode is een vaste rentevergoeding bedongen; stijgt de rente op de kapitaalmarkt in die periode, dan profiteert de klant daar niet van. De tegenhanger is een rentedaling zonder nadeel voor de klant. Renterisico bestaat dus gedeeltelijk uit
een herbeleggingsrisico. Renterisico heeft ook nog een andere component in zich: het koersrisico. Koersrisico’s ontstaan door fluctuaties in de prijs van obligaties op de effectenbeurs ten gevolge van veranderingen in de rentestand. Bij een stijgende rente dalen de koersen en bij dalende rente stijgen de koersen van obligaties. Bij verkoop is er dan een nadeel, respectievelijk een voordeel. Dat wordt ook wel apart benoemd als beursrisico. ■ Debiteurenrisico en politiek risico Dit is het risico dat de aanbieder van het product, de debiteur, niet in staat zal zijn om de gemaakte afspraken na te komen. Bijvoorbeeld: het niet betalen van de afgesproken rente of zelfs niet in staat zijn om de hoofdsom terug te betalen. Het politieke risico heeft betrekking op de invloed van het politieke klimaat. Een obligatiebelegger zal een land met een politiek stabiele reputatie verkiezen boven landen met grote politieke onrust of een grote kans daarop. ■ Valutarisico Dit risico doet zich alleen voor wanneer
opgebouwd om te kunnen aflossen. Het echtpaar moet noodgedwongen het huis verkopen. Als de aanbieder met de
Klantprofiel versus het beleggersrisicoprofiel
adviseur de vermogensopbouw continu zou hebben gemonitord en tijdig zou hebben
Klantprofiel
aangedrongen op bijstorten, zou deze
■
doelstellingen
situatie zich niet hebben voorgedaan.
■
kennis
■
ervaring
■
financiële positie
■
risicobereidheid
Meer informatie hierover is te vinden op de internetsite van de AFM.
– restschuldrisico
Verliesrisico binnen het beleggingsrisico Het beleggingsrisico omvat veel varianten met een gemeenschappelijk kenmerk: het verliesrisico. Dat wil zeggen: de kans dat het product niet de geprognosticeerde rendementen tijdens de looptijd van de hypotheek behaalt, zoals geoffreerd bij aanvang van overeenkomst. Een gevolg hiervan kan zijn dat door het verliesrisico
12
april 2008 -
Erkend - Beleggen
– renterisico, maandlasten, risico van overlijden, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, andere wijzigingen in persoonlijke omstandigheden, etc. ■
beleggingsrisico: beleggersrisicoprofiel – koopkrachtrisico – renterisico en herbeleggingsrisico – debiteurenrisico en politiek risico – valutarisico – beursrisico
een klant belegt in een andere munt dan de euro. Met de huidige schommelingen in valutakoersen van bijvoorbeeld euro’s versus dollars kan dat een behoorlijk verschil uitmaken, zowel positief als negatief. ■ Beursrisico Dit risico is bij aandelen groter dan bij obligaties, omdat verkoop de enige manier is om het bezit weer in geld om te wisselen tegen de dan geldende koersen. De impact van de MiFID op de klantprofielen en beleggersrisicoprofielen Hiervoor is de huidige werking van het klantprofiel in combinatie met het beleggersrisicoprofiel weergegeven. Voor hypotheken met een vermogensopbouwend product met een beleggingselement moet in het kader van de nieuwe MiFID-regelgeving onderscheid gemaakt worden tussen: ■ effectenhypotheken; ■ beleggingshypotheken.
Welke extra informatie moet een hypotheekadviseur vragen om een effectenhypotheek van een passend advies te kunnen voorzien? De antwoorden zijn te vinden in artikel 80a en 80c van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo) Financiële positie (artikel 80a, lid 3 Bgfo) a. Bron en omvang van de periodieke inkomsten. Bijvoorbeeld: ontvangen lijfrentetermijnen. b. Het vermogen. Bijvoorbeeld liquide middelen, beleggingen en onroerend goed in Box 3. c. De financiële verplichtingen van de klant. Bijvoorbeeld alimentatieverplichtingen. Kennis en ervaring (artikel 80c, lid 1 Bgfo) a. Het soort beleggingsdiensten en financiële instrumenten waarmee de klant vertrouwd is. Bijvoorbeeld: beleggen in aandelen, opties, garantieproducten. b. De aard, het volume en de frequentie van de transacties in beleggingsproducten (financiële instrumenten) van de klant en de periode waarin deze zijn verricht. Bijvoorbeeld: hoeveel aandelentransacties heeft de klant het afgelopen jaar verricht? c. De opleiding en het beroep of, wanneer relevant, het vroegere beroep van de klant. Bijvoorbeeld: opleidingsniveau: middelbaar onderwijs, hoger beroep onderwijs en eventuele gevolgde beleggingsopleidingen. Doelstellingen en risicobereidheid (artikel 80a, lid 2 Bgfo) a. De duur van de periode waarin de klant de belegging wenst aan te houden. Bijvoorbeeld: looptijd hypotheek. b. De risicobereidheid van de klant.
Voor beleggingshypotheken geldt onverkort alles wat eerder is aangehaald in dit artikel.
c. De beleggingsdoelstelling van de klant. Bijvoorbeeld: aflossen hypotheek. De geschiktheidstoets
Voor effectenhypotheken moet in het kader van de MiFID, voor wat betreft het klantprofiel, door de hypotheekadviseur aanvullende gegevens worden opgevraagd, geanalyseerd en vastgelegd (zie schema). De vermoedelijke ingangsdatum van de MiFID-regelgeving voor tussenpersonen is medio 2008. Naar verwachting zal een gefaseerde invoer plaatsvinden, net als destijds bij de Wfd.
Op basis van extra verkregen informatie uit het klantprofiel moet worden beoordeeld of het aanbevolen financieel instrument geschikt is voor de klant, de geschiktheidstoets. De drie criteria volgens de geschiktheidstoets luiden als volgt (artikel 80a, lid 1 Bgfo). Het aanbevolen product: ■
voldoet aan de beleggingsdoelstellingen (= doelstellingen en risicobereidheid) van de
klant; ■
is van dien aard dat de klant in overeenstemming met zijn beleggingsdoelstellingen alle
daarmee samenhangende beleggingsrisico’s financieel kan dragen; en ■
is van dien aard dat de klant, gelet op zijn ervaring en kennis, kan begrijpen welke risico’s
aan de transactie of aan het beheer van zijn portefeuille zijn verbonden.
Tot slot Met de inwerkingtreding van de MiFID ontstaan voor de beleggingshypotheek en de effectenhypotheek op onderdelen verschillende wettelijke adviesregels (zorgplichtregimes). Zo is het zorgplichtregime voor effectenhypotheken explicieter en gedetailleerder dan voor beleggingshypotheken gezien de nieuwe artikelen 80a – 80c Bgfo. Op termijn zal vermoedelijk de wetgever deze verschillen opheffen naar het niveau van de effectenhypotheek, zodat er met betrekking tot de informatie uit het
De beoordeling van de geschiktheidstoets is een verantwoordelijkheid van de aanbieder. De adviseur is echter verantwoordelijk voor het passende advies, aansluitend op het klantprofiel.
klantprofiel en de vertaling daarvan naar het passende advies dezelfde adviesregels zullen gelden.
basis van het verruimde klantprofiel dient de hypotheekadviseur een passend advies te verstrekken.
De hypotheekadviseur doet er verstandig aan de adviesregels voor de effectenhypotheek zoveel mogelijk direct op de klantadvisering inzake de beleggingshypotheek over te nemen. Op
Raymond Bakker FB De Hypothekers Associatie B.V. Dr. Rob Schotsman NIBE-SVV april 2008 -
Erkend - Beleggen
13
KEW EN DE DERTIGJAARSTERMIJN Met de Wet IB 2001 is het begrip ‘kapitaalverzekering eigen woning’ (KEW) ingevoerd. Een voordeel uit een dergelijke verzekering valt met ingang van 1 januari 2001 in box 1 onder het ‘belastbaar inkomen uit eigen woning’. Het voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning bestaat uit de rente die is begrepen in een kapitaaluitkering uit levensverzekering. Het voordeel wordt gesteld op het bedrag waarmee de uitkering de gestorte premies overtreft. Om aan de voorwaarden van een KEW (of een BEW of SEW) te voldoen, moet onder andere aan de dertigjaarstermijn zijn voldaan. In dit artikel wordt ingegaan op de inhoud van deze termijn en het effect hiervan in een aantal specifieke situaties.
Historie Een periode van maximaal 30 jaar biedt voldoende tijd om een waarde in de polis op te bouwen waarmee de gehele schuld kan worden afgelost. Deze gedachte ligt ten grondslag aan de voorwaarden die wettelijk worden gesteld. Bovendien heeft het merendeel van de eigenwoningschulden een looptijd van maximaal 30 jaar. Door de eis van een maximale looptijd van de kapitaalverzekering wordt een extra beperking aangebracht in de looptijd van eigenwoningschulden. Als de kapitaalverzekering na dertig jaar tot uitkering komt, moet deze uitkering aangewend worden voor de aflossing van de eigenwoningschuld omdat anders de vrijstelling niet meer van toepassing is. Dit ongeacht de vraag of de schuld al dertig jaar loopt. Bij het afsluiten van de kapitaalverzekering hoeft er geen eigenwoningschuld aanwezig te zijn. Wel is het van belang dat op het moment van expiratie een eigenwoningschuld aanwezig is, omdat de hoogte van de vrijstelling nooit hoger kan zijn dan het nog niet afgeloste bedrag van de eigenwoningschuld.
14
april 2008 -
Erkend - Beleggen
Voorbeeld Lening A is aangegaan voor de eigen
aantal jaren dat de oude polis al liep, meekrijgt.
woning in 2003. In 2033 gaat deze lening naar box 3. Als er bijvoorbeeld een kapitaalverzekering eigen woning is afgesloten in 2006, kan in 2036 bij expiratie de vrijstelling niet meer benut worden bij aflossing van lening A. Stel dat er een lening B aangegaan is voor de eigen woning (bijvoorbeeld een verbouwing) in 2010. Deze mag dus lopen tot 2040. In verband met de expiratie van de kapitaalverzekering eigen woning moet lening B in 2036 afgelost worden om de vrijstelling te benutten. Feitelijk wordt de
Verhuizen Bij verhuizing komt het wel eens voor dat de lopende kapitaalverzekering wordt omgezet in een nieuwe kapitaalverzekering. Het is toegestaan om een KEW bij de ene verzekeraar om te zetten in een KEW bij een andere verzekeraar. Veelal worden de premies door de ene naar de andere verzekeraar overgemaakt. In het kader van de omzetting van een KEW bij een levensverzekeraar in een
duur van lening B beperkt door de maximale looptijd van de kapitaalverzekering eigen woning.
Echtscheiding Bij echtscheiding is het mogelijk om een polis geruisloos te splitsen in twee polissen. Op de oude polis gestorte premies worden naar rato toegerekend aan de nieuwe polissen. Tevens kan bij echtscheiding of beëindiging van een duurzaam gevoerde gezamenlijke huishouding het verzekerde lijf voor de kapitaalverzekering eigen woning worden gewijzigd. Voor de dertigjaarstermijn betekent dit dat elk van de partners het
Doorstorting KEW alleen mogelijk via notaris
KEW bij een andere levensverzekeraar is het toegestaan dat de waarde van de eerste verzekering, met het oog op doorstorting naar de tweede verzekeringsmaatschap pij, wordt geboekt op een bankrekening van een door de belastingplichtige aangewezen notaris. De notaris moet vervolgens de waarde overmaken aan de nieuwe verzekeraar. In de nieuwe polis is opgenomen dat deze een voortzetting
is van de polis bij de eerste verzekeraar waarbij de gehele waarde van de beëindigde verzekering is ingebracht in de nieuwe kapitaalverzekering. De looptijd van de oude polis telt voor de vaststelling van de dertigjaarstermijn, bij de nieuwe polis, mee. Eigenwoningschuld vereist op expiratiedatum
Tijdelijk stopzetting van de premie Er zijn bijzondere omstandigheden denkbaar dat de premie tijdelijk wordt stopgezet. Bijvoorbeeld bij tijdelijke terugval in inkomen door ontslag of ziekte. Daardoor diskwalificeert de polis direct en verhuist naar box 3. Als de polis nog een lage waarde heeft hoeft dit niet tot een belaste bate (in box 1) te leiden. Mocht na enkele jaren opnieuw premie worden betaald, dan begint de dertigjaarsperiode opnieuw te lopen. Expiratie na dertig jaar Om gebruik te maken van de vrijstelling van de kapitaalverzekering eigen woning moet er bij uitkering van deze verzekering een eigenwoningschuld zijn. Als er geen geldlening is, kan er ook geen vrijstelling
worden genoten. Het is dus zaak om te zorgen voor een eigenwoningschuld op het moment dat de polis expireert. Mocht er door aflossing geen schuld meer zijn, dan kan het helpen om vlak voor de expiratie een verbouwing te doen. Bij een verbouwing kan een geldlening afgesloten worden die kan worden verbonden aan de kapitaalverzekering eigen woning. Polis met looptijd langer dan 30 jaar Op grond van een polis kan de looptijd langer zijn dan dertig jaar. Dit kan zich voordoen bij polissen die voor 2001 zijn gesloten en zijn omgezet in een KEW. Een dergelijk lange looptijd staat de faciliteit van een kapitaalverzekering eigen woning niet in de weg. In artikel 3.116, tweede lid, van de Wet IB 2001, is immers niet de eis opgenomen dat de kapitaalverzekering een looptijd van maximaal 30 jaren moet hebben. Zodra de looptijd van 30 jaren wordt overschreden, waarbij de looptijd vóór 1 januari 2001 meetelt, wordt op grond van artikel 3.116, derde lid, onderdeel g, van de Wet IB 2001, een fictieve uitkering in aanmerking genomen ter grootte van de waarde in het economische verkeer van de verzekering. Om van de vrijstellingen van artikel 3.118 van de Wet IB 2001 gebruik te
kunnen maken moet uiterlijk op het tijdstip waarop de looptijd van 30 jaren wordt bereikt, de verzekering worden afgekocht en moet de afkoopsom worden aangewend voor aflossing van de eigenwoningschuld (zie artikel 3.118, eerste lid, Wet IB 2001). Een andere mogelijkheid is vanzelfsprekend de looptijd van de verzekering in te korten tot maximaal 30 jaren en met de reguliere kapitaalsuitkering op einddatum de eigenwoningschuld af te lossen. Tenslotte In dit artikel is voor een aantal situaties nagegaan wat het effect is van de dertigjaarstermijn. Realiseer u dat de uiteindelijke termijn van aftrek veel korter kan zijn dan 30 jaar. Deze situatie doet zich voor als de KEW (of SEW en BEW) eerder uitkeert. Als laatste aandachtspunt geldt de politiek. Niemand kan met zekerheid zeggen of en wanneer de hypotheekrenteaftrek (en daarmee de KEW, SEW en BEW) wordt afgeschaft. Mij lijkt echter wel zeker dat er ruim voor 2031 (het jaar dat de eerste klanten met de inperking door de 30-jaarstermijn te maken hebben) nog iets staat te gebeuren. Jelle van den Berg april 2008 -
Erkend - Beleggen
15
HET EFFECT VAN HET BELEGGINGSRENDEMENT OP DE RISICOPREMIE VAN DE BELEGGINGSVERZEKERING De laatste tijd is er veel (negatieve) berichtgeving over beleggingsverzekeringen. Vooral over de kostenstructuur en het interen op de spaarrekening binnen deze beleggingsverzekering wordt veel geschreven en gezegd. Veelal gaat het dan om de zogenoemde universal life verzekeringen. Maar hoe werken deze verzekeringen eigenlijk?
E
De overlijdensrisicopremie binnen de
spaartegoeden kan het zo zijn dat door
kent meestal een combinatie van twee
en beleggingsverzekering
universal life verzekering is sterk afhankelijk
een daling van het beleggingstegoed
elementen, een beoogd eindkapitaal op
van het beleggingsresultaat. In beginsel
er meer dan verwacht wordt onttrokken
basis van beleggingen en/of sparen, en
zal een berekening worden gemaakt
aan de aanwezige spaartegoeden. Het
een verzekeringsuitkering bij voortijdig
op basis van een gemiddeld jaarlijks
spaartegoed komt hierdoor lager uit dan
overlijden. Hiervoor wordt één premie per
rendement. De opbouw en de hoogte van
verwacht. Slechte beleggingsresultaten
maand of jaar betaald. De kosten voor de
het verzekerd bedrag zal er dan uitzien
hebben dus ook invloed op het vermogen
overlijdensdekking worden maandelijks aan
zoals in de grafiek. In werkelijkheid zal het
op de spaarrekening. Valt het rendement
het beleggings- en/of spaartegoed van de
rendement nooit precies zo verlopen zoals
op de beleggingen juist mee dan zal de
verzekering onttrokken. De hoogte hiervan
geprognosticeerd en de werkelijke waarde
risicopremie lager worden dan vooraf was
wordt maandelijks bepaald en is afhankelijk
van de beleggingen zal altijd afwijken.
ingecalculeerd en wordt er minder aan de
van de waarde van de beleggingen en
Vallen de beleggingsresultaten tegen dan
beleggings- en/of spaartegoeden onttrokken,
spaargelden op dat moment, de leeftijd
zal de vermogensopbouw achterblijven
waardoor het verwachte eindkapitaal juist
van de klant en de gewenste uitkering
op de prognose. Hierdoor zal een groter
hoger uitvalt.
bij overlijden. Stel dat de waarde in de
bedrag verzekerd moeten worden waardoor
verzekering € 10.000 is en het verzekerd
de premie van de overlijdensrisicopremie
Zolang u als adviseur de klant duidelijk
bedrag bij overlijden is € 150.000 dan
ook hoger wordt. Het gevolg hiervan is dat
kunt uitleggen hoe bovengenoemde
moet er die maand € 140.000 verzekerd
er maandelijks meer uit het belegging-
producten werken, zal de klant zich bewust
worden. De premie van deze verzekering is
en/of spaartegoed onttrokken wordt
zijn van de risico’s van tegenvallende
vervolgens afhankelijk van de leeftijd van de
dan vooraf was ingecalculeerd. Omdat
beleggingsrendementen en de invloed
klant. Deze manier van berekenen en betalen
de premie voor de overlijdensrisicover
hiervan op de overlijdensrisicopremie.
van de overlijdenspremie wordt ook wel het
zekering naar rato wordt betaald uit de
Misschien zal dan de discussie over de
universal life principe genoemd.
verschillende beleggingsfondsen en/of
kostenstructuur van beleggingsverzekeringen een keer stoppen en kunnen we ons weer met ons vak bezighouden: een goed advies
Uitkering in geval van overlijden
Theoretische uitkering
de keuze maken tussen wat het beste bij zijn wensen aansluit, een universal life verzekering of een bancair spaar- of beleggingsproduct met een losse overlijdens risicoverzekering. Antwan Janssen FFP Accountmanager Private Banking bij de Rabobank
Looptijd in jaren Waardeopbouw
16
april 2008 -
geven. Alleen dan kan de klant voor zichzelf
Erkend - Beleggen
Verzekeringsdekking